vrijdag 22 november 2013

Weblogbrief 9.05, 22 november 2013

Weblogbrief 9.05, vrijdag 22 november 2013

¡Hola! mis impresentables, mi panda de vagos, mijn zootje ongeregeld, hier ben ik weer, met een nieuwe brief voor het thuisfront, nummertje 9.05. Ik heb maar vier dagen gehad om hem te componeren, maar hij is toch nog aardig lang geworden. En op de kwaliteit heb ik extra gelet deze keer. Daar gaan we.

Als entree meld ik jullie dat de vrachtwagens zand voor de “belén de arena”, de kerststal van zand, aan het strand gestort zijn. Weer gestort zijn, moet ik zeggen, want we zitten aan de zoveelste keer. De jongens en meisjes van de zandsculpturen kunnen de komende weken weer aan de slag. Ik neem aan dat hun kerstcreaties klaar zullen zijn zo ongeveer als in Nederland sinterklaas op zijn schimmel over de daken gaat rijden.
Ik heb ook een minpunt “zum Anfang”. Dat begint met El Molinet, het restaurant vlakbij het toeristenbureau, dat geen gluten in zijn eten wenst te doen. “Men” heeft nu al een grote opgetuigde kerstboom, “árbol de Navidád”, bij de ingang van de zaak staan, met opzij een immense kerststal en een plastic pop van “papa Noel”. En nu ik erop let, zie ik op legio andere plaatsen al sparren van plastic en in het echt in mijn gezichtsveld opduiken. Lieve mensen, het kan nog gekker. Daarvoor neem ik jullie mee naar Le Praliné, een taartenzaak aan de boulevard ter hoogte van de José Franchy Roca. Die beveelt nu al zijn “Roscón de Reyes” aan, de grote, ronde cake, liefst met boon, die kleine en grote mensen hier plegen te eten, nadat ze naar de Driekoningenoptocht zijn gaan kijken. We hebben het dan over 5 januari 2014, 6½ week van nu. Hoe diep kan een mens zinken, dat is toch echt aan de al te vroege kant.

Hoe ga ik deze keer mijn muziek aan jullie verkopen? Noe vertelde mij vorige week vrijdag over allerlei Cubaanse voorgangers van de nu al klassieker “Buena Vista Social Club”. De “panda de vagos” (zie boven) van de BVSC kennen jullie toch nog wel? Ze is in de negentiger jaren door Ry Cooder uit de vergetelheid gehaald met een cd en een mooie film uit 1996, denk ik; ik zie nog de live beelden uit het Amsterdamse Concertgebouw voor me. Voor wie het kwijt is, zijn hier nog eens de namen van de vijf kopstukken van de BVSC: Compay Segundo, Elíades Ochoa, Ibrahim Ferrer, Omara Portuondo en Rubén González. Van de groep heb ik intussen een heel rijtje albums. En de verschillende participanten afzonderlijk zijn goed voor het nodige extra’s. Helaas, wel zijn er al drie van het vijftal gaan hemelen; alleen Elíades en Omara zijn nog over.>BR> Houdt het daarop wel op, mijn Cubaanse muziek? Natuurlijk niet, wie kent niet Celia Cruz, Machito’s orkest of dat van Perez Prado (Mambo #8) en Tito “Oye como va” Puente? Of, minder bekend, Bebo Valdés, Elsa Torres, Luis Frank, Manuel Galbán, Manuel “Puntilla” Licea, Pio Leira dan wel de Vieja Trova Santiaguera? Ik ben voornemens om de komende zomer met Trudie naar Cuba te gaan en in afwachting heb ik deze week mijn Cubaanse muziek maar eens in een aparte file gezet. Het is bij elkaar al een alleszins respectable collectie.
. Zitten de oudjes van Noe er ook tussen? Hij, al jaren een Spotify-adept, trakteerde mij op vier voor hem onvergetelijke andere namen: het trio Matamoros, Guillermo Portabales, Beny Moré en de Sonora Matancera. Die Sonora Matancera had mij bekend moeten voorkomen van een cd met Celia Cruz. Van de SM heb ik ook nog twee losse nummers: “Mala mujer” en “Eso se hincha”. Het trio Matamoros en Guillermo Portabales zijn mij helaas onbekend. Gelukkig, van Beny Moré heb ik wel weer vier nummers: “Soy del mote”, “Francisco Guayabal”, “Maracaido Oriental” en “Que bueno baila usted”.
. Vooruit, laat ik als hommage aan mijn Cubaanse vrienden de dubbel-cd “Music that inspired Buena Vista Social Club” eens opzetten, 2 keer 25 nummers, met een nummer van de Sonora Matancera en vier keer Beny Moré. Zo krijg ik in ieder geval een heel aardig beeld van allerlei Cubaanse muziek uit vroegere tijden, bewonderenswaardig.

Wie twee keer probeert, heeft meer kans om te scoren (Johan Cruyff waarheid). Dus heb ik nog een tweede muzikant voor jullie, Toumani Diabaté. Daarvoor ga ik, van hieruit is het niet zo heel ver, ten oosten van Mauretanië, naar Mali. In de hoofdstad van dat land, Bamako, is de man geboren in 1965. Het is dus, bij mij vergeleken, best nog een jonge gast, die zijn eerste cd-tje maakte, toen hij 22 was, “Kaira”. Het instrument, waarmee hij intussen furore heeft gemaakt, is de kora. Dat is een soort van verticale sitar, niet zo eenvoudig te omschrijven; kijk zelf eventueel maar eens in een boek of internet hoe het tokkelen in zijn werk gaat. Toumani maakt er m.i. fantastische muziek mee, steeds samen met andere artiesten. Via Centre Ceramique en de cd-bibliotheek in Rotterdam heb ik afgelopen zomer al zijn cd’s opgespoord en braaf gekopieerd. Hier zijn de studioalbums alle elf op een rijtje:
(1987) Kaira
(1989) Songhai
(1994) Songhai 2
(1995) Djelika
(1997) New Ancient Strings
(1999) Kulanjan
(2005) In The Heart Of The Moon
(2006) Boulevard De L’Indépendence
e (2008) The Mande Variations
(2010) Ali And Toumani
i (2012) A Curva Da Cintura
Daarnaast heb ik ook nog twee verzamel-cds van de man. Ze zijn naar mijn bescheiden mening allemaal even mooi, de deuntjes van Toumani Diabaté en bovendien weer eens iets heel anders dan bijv. muziek uit Cuba. Eerder heb ik de cd “Ali And Toumani”, die hij samen met Ali Farka Touré maakte, al eens zo maar in mijn top 20 aller tijden gezet. Maar misschien vind ik de andere die ze samen maakten, “In The Heart Of The Moon”, nog indrukwekkender. Luister eens met mij naar de twaalf nummers:
01. Debe
02. Kala
03. Mamadou Boutiquier
04. Monsieur Le Maire De Niafunké
05. Kaira
06. Simbo
07. Al Ga Bani
08. Soumbou Ya Ya
09. Naweye Toro
10. Kadi Kadi
11. Gomni
12. Hawa Dolo
Het heeft me enige moeite gekost om de titels zonder fouten over te schrijven. maar het is me gelukt. Nou nog de muziek erbij, maar die moeten julllie zelf maar ergens vandaan zien te halen. Ik vind de plaat – geloof het of niet – een echte beauty. Haast onovertroffen, een meesterwerkje. Nou jullie nog,

Terug naar de werkelijkheid van alledag. Dinsdagavond liep ik keurig mijn rondje over Las Canteras. Ik zat net tevreden op mijn bank bij calle Ferreras, de mensen uit te kijken en ineens begon het uit het niets te regenen. Wij Palmezen weten dan niet, hoe snel we ons onder een afdak moeten begeven om daar gezamenlijk te wachten tot het droog is. Zo kom je nog eens onder de mensen die je net hebt uitgekeken. Het was een buitje van niks, maar daarna was mijn bank wel een beetje nat. Een kwartier later begon het gedoe opnieuw en dus togen we met zijn allen naar een van de intussen overdekte terrassen of gingen, zoals ik, huiswaarts. Op de terugweg kwam ik langs een winkel van AXA, op de hoek van de Alfredo Jones naast de Spar. Die deed nu eens niet in fietssloten, maar in verzekeringen. Het groot uitgevallen motto was/is “reinventando los seguros”, wij vinden ze opnieuw voor je uit”. “Lo hacemos juntos”, dat doen we samen. Daar kunnen we dus terecht voor om bijv. onze gezondheidszorgverzekering te laten ijken, “¿Tienes dudas sobre tu seguro de salud? Aquí te respondemos.” Vooralsnog zie ik persoonlijk geen reden om me in de winkel te gaan informeren.>BR>
Thuis gekomen nam ik monter plaats op mijn balkon, waar je altijd droog zit. Echter, bij een volgende plensbui een half uur later kreeg ik zo waar enkele druppels op mijn linker arm en dat was reden genoeg om eens te kijken of ik binnen nog iets te doen had. Afgelopen zomer heeft Harry me een aantal films op mijn harde schijf gezet, maar voor de eerste die ik wilde bekijken, had ik internet nodig en dat heb ik hier thuis niet. Dus nam ik mijn toevlucht tot de film “Help”, die ik wel zonder mankeren kon afspelen.
“Help” van regisseur Richard Lester is van 1965. Ik heb hem destijds in een Amsterdamse bioscoop gezien en daarna nooit weer. Dus vond ik het best aardig om de jonge Beatles weer eens mee te maken. Ringo heeft een grote, donkerrode ring aan een vinger die een religieus clubje uit India wil bemachtigen. Van alles probeert men, en ook enkele Engelse wetenschappers, om de ring te pakken te krijgen, en het duurt anderhalf uur voordat het lukt. Tussendoor brengen de Beatles met verve de nodige liedjes en die ga ik hier maar eens opsommen:
- Help
- You’re gonna lose that girl
- You got to hide your love away
- Ticket to ride
- I need you
- The night before
- Another girl
- Help (voor de tweede keer)
Ik noem enkele andere nummers, die zeer onvolledig aan bod komen, maar niet, zelfs niet “A hard day’s night”, dat ik destijds wel aardig vond evenals bijv. het wel gememoreerde “(Treat me like you did) the night before”. De film houdt niet over, zeker niet anno nu, maar hij is onderhoudend genoeg om nog eens gezien te hebben. Ik heb hem dinsdagavond wel voor het slapen gaan gedeleet (schrijf je dat zo?).

En of het zo moest zijn, ik lag in de nacht van dinsdag op woensdag in bed, toen ik voor het eerst deze winter een mug bij mijn oor hoorde zoemen. Zoeken de muggen de huiselijke kring op, als het buiten begint te spetteren? Je legt dan je arm boven de dekens en klaar is kees. Binnen een mum van tijd zit zo’n mug, als het tenminste een zwanger vrouwtje is, vol bloed gezogen op de muur en dan is het uitbuiken voor het beestje. Je kunt haar er ’s ochtends, als je daar zin in hebt, op je dooie gemak pletten.

En dan wil ik het nu, naar de woensdagmiddag. Ik wou het vanmiddag eens met jullie hebben over het boek “Cosa Nostra” van Engelsman John Dickie uit 2004, best nog een jong iemand trouwens. Ter introductie: ik was afgelopen oktober een week op rondreis door Sicilië met KRAS, nadat mijn reisorganisatie SRC het had laten afweten. Het geld dat SRC van mij had, heb ik intussen wel al weer teruggekregen via de verzekering. Mijn KRAS-reis ging vooral langs allerlei oude tempels en middeleeuwse kerken en liet mij, vind ik, iets te weinig zien van het hedendaagse Sicilië. Gelukkig was reisleidster Dita niet te beroerd om daar wel in de bus uitgebreid over te vertellen, ook over de Siciliaans maffia. Wie meer wou lezen, raadde ze John Dickie’s boek aan om te lezen, ruim 400 bladzijden. Dat heb ik, in stukjes, de afgelopen week en vooral die ervoor gedaan.
Het boek geeft een (niet “de”) geschiedenis van de Siciliaanse maffia van haar ontstaan tot aan de dag van vandaag, van de citrusgaarden en zwavelmijnen van Sicilië tot de straten van Manhattan. Talloze verhalen en legenden doen de ronde over wat de maffia eigenlijk is. Sinds zij 140 jaar geleden werd opgericht, heeft de maffia vele namen gehad: de Sekte, de Broederschap, het Genootschap van Eer, en ten slotte de Cosa Nostra. Maar achter al deze namen en verhalen zijn de geraffineerde en bloedige methoden steeds dezelfde gebleven. Dickie vertelt hoe de maffia, die ontstond in de dorpen van Sicilië, gaandeweg heel Italië in zijn greep kreeg en vervolgens de oversteek naar Amerika waagde. En hij laat zien hoe vanaf het begin getracht is de maffia te controleren en te bestrijden, eerst door moedige Siciliaanse dorpsagenten en uiteindelijk door de professionele anti-maffiarechters van de jaren tachtig en negentig. Aan het einde van de twintigste eeuw werden de maffia zware slagen toegebracht, en dankzij de spijtoptanten weten we nu meer over de innerlijke werking van de maffia dan ooit tevoren.
. Is dat niet een mooie samenvatting? Jullie vinden hem op de achterkant van het boek. Wat zal ik nog toevoegen aan het verhaal, met terzijde een pracht van een foto op de voorkant van drie oudere heren aan een cafétafeltje? Centraal staat in het boek van historicus Dickie m.i. de getuigenis van ex-maffialeider en daarna pentito (verrader) Tomasso Buscetta, die vanuit de eerste hand vertelt over de piramide, eentje, niet een hoop losse elementen, met aan de top de Commissie en de capo dei capi. In de jaren 80 en 90 van de twintigste eeuw was dat Toto “De Korte” Riina, die ook de baas was ten tijde van de moord op o.a. Falcone en daarna Borsellino in 1992. De leider nu, van vlak na Riina’s detentie, is bij mijn weten Bernardo Provenzano, oom Bennie, maar er kan intussen best alweer een of meer wisselingen van de macht geweest zijn. De maffia is vanaf zijn oprichting en nu nog steeds met name op het geld uit. En de structuur is nog even uiterst hiërarchisch en wee je gebeente als je als man van eer je geheimhouding, omerta, schendt. Overigens, dames spelen in de maffia geen enkele rol van betekenis.
Voor de volledigheid geef ik hier de indeling in de verschillende delen om aan te geven dat het echt een geschiedenisboek is. Daar gaan we:
00. Proloog/Inleiding/Mannen van eer
01. Ontstaan van de maffia 1860-1876
02. Bedreiging van de Italiaanse overheid 1876-1890
03. Corruptie op hoge plaatsen 1890-1904
04. Socialisme, fascisme, maffia 1893-1943
05. De maffia vestigt zich in Amerika 1900-1941
06. Oorlog en wedergeboorte 1943-1950
07. God, beton, heroïne en Cosa Nostra 1950-1963
08. De “eerste” maffiaoorlog en zijn gevolgen 1962-1969
09. De oorzaken van de tweede maffiaoorlog 1970-1982
10. Terra infidelium 1983-1992
11. Bommen en “onderdompeling” 1992-2003
De werkelijkheid is dat de maffia al anderhalve eeuw bol staat van de zogenaamde “protectie”, misdaden en moorden, als het niet tegen handelaren en wetsdienaren is dan toch wel onderling. Het boek is een “huiveringwekkend verslag van de sinistere, gruwelijke realiteit van de maffia, volgens The Sunday Times. En in de woorden van Times Literary Supplement: “Dickie’s boek heeft vele potentiële films in zich.” Met de al dan niet valse romantiek van films als “The Godfather 1, 2 en 3” heeft het geschiedenisboek helaas weinig uitstaande. Eigenlijk is “Cosa Nostra” een boek dat jullie ook behoren te lezen. Daar laat ik het bij; het is niet het soort boek waar ik een recensiecijfer voor gereed heb.

Bij tijd en wijlen (wijlen?) praat ik jullie graag bij over wat er in mijn stukje van de Luis Morote gebeurt. Deze week is het koffiehuis van Carlos bij mij beneden aan de beurt. Voor de zoveelste keer is het aan een opknapbeurt toe. Intussen is het ’s ochtends wel weer gewoon open. Onlangs heeft een kunstzinnig type op de zijmuur bij mij een sprekende tekening gemaakt van een persoon (man, vrouw) met kuifje die een dampende kop koffie in de hand heeft. En vandaag, donderdagmorgen, staan twee kennelijke vaklui hun best aan de gevel te doen, zie ik vanaf mijn balkonnetje. Carlos zelf staat het met zijn bovenop kale kop vrolijk lachend aan te kijken.
Op de achterkant van de truien van de twee staat met hoofdletters: LUMINOSOS, LETRAS, CORPOREAS, ROTULACIÓN. “Luminosos”, dat weet ik, het staat voor verlichting. “letras” zal wel belettering zijn en “rotulación” gaat over het aanbrengen van opschriften. Het woord “corporeas” is mij echter onbekend, tref ik ook niet in mijn woordenboeken aan. “Corporación kennen jullie wel en “corpulencia” zal ook geen geheim zijn. In mijn grote van Dale vind ik wel nog “corporeo” met een O op het einde en met de klemtoon op de eerste O; dat is stoffelijk, lichamelijk, maar “corporeas”? Dit is er weer een om aan Noe, Lorena, Lluis of Cristina voor te leggen.
En dan nu de uitkomst van de “interventie”. Staat “CARLOS” sinds nu in neonletters op de voorgevel, boven de ingang van de zaak? Nee, het nieuwe opschrift, niet in neon, is “Cafetería Nuevo Murias”, iets nieuws. Ik ga Carlos zeker eens vragen waar dat “murias” voor staat. Is het misschien zijn achternaam, Carlos Murias?
Cristina zag ik trouwens, eindelijk, op de faculteit afgelopen maandag. Zij en Mexicaanse studente Itanoei of hoe ze heet (die mij eens echt alles over Mexicaans bier heeft verteld) waren druk in gesprek, toen ik op de kamer arriveerde om kwart 0ver 2. Er moest zelfs door beide dames gezoend worden, twee keer doe je dat hier. Op beide wangen kreeg ik, van twee dames, dus twee keer twee is vier bescheiden kusjes geplaatst.

Nou ik toch bezig ben als buurtbewoner, kan ik de bank bij mij op de hoek, La Caja De Canarias, die tegenwoordig als Bankía door het leven gaat, wel even meepakken.
In Nederland zijn alle vier de grote banken intussen besmet. De ABN-AMRO en de SNS zijn genationaliseerd, de ING kreeg van de overheid een lening van weet ik hoeveel miljard euro en onlangs is gebleken dat de RABO de zaak geflest heeft rond de rentes, wat haar van de EU een boete van een miljard dollar opleverde. Hier is het van hetzelfde laken een pak. Ik begrijp dat de Banco Santander, de BBVA en de Bankia hier de grootste zijn en alle drie min of meer in de lappenmand.
Dat weerhoudt ze er niet van om ons te bestoken met zeer opwekkende reclame. Bij mij naast, beneden, naast mijn gebruikelijke pinautomaten, wil men ons “Planes de pensiones” aanpraten. Er hangen voor dit doel drie affiches achter de ramen, met daarop drie getekende kindjes en steeds eindigend met “porque el tiempo pasa sin que te de cuenta”, omdat de tijd voorbijgaat zonder dat je je er rekenschap van geeft. De zinnetjes ervoor gaan als volgt:
- Si te emotionaste cuando encontró a su madre...
- Si sus ideas te parecían geniales, necesitas un plan…
- Si tu sabes su canción, necesitas un plan…
Ik ga ze nou eens niet voor jullie vertalen, maar de laatste van de drie stripheldjes is Maya De Bij. Dat die zich daarvoor leent!
Intussen wordt het, vind ik, tijd om de grote banken de rug toe te keren en gewoon het spaargeld naar een kleinere bank te brengen, en dat zonder allerlei internationaal gedoe van aandelen en beleggingen. Mijn bank, TRIODOS, waarop ik mijn geld iedere maand binnenkrijg en waar ik een spaarrekening heb, begint helaas ook al met mij met allerlei onzin te bestoken, nog even los ervan dat ik ze enigszins aan de te alternatieve kant vindt. Mijn tweede, andere bank is de ASN, waar ik voor Lux en Dalí een spaarrekening heb, maar de ASN is wel een dochter van de failliete en nu genationaliseerde SNS. Is het niet tijd voor een nieuwe collectieve bank van milieuvriendelijke signatuur? Waar je alleen terecht kan voor het gewone geldschuiven, ook aan het loket, en daarnaast sparen en vooruit, ook hypotheken voor huizen? Ik geef jullie het idee zo maar cadeau; wellicht kan iemand van jullie die min of meer slapende rijk wil worden, er zijn voordeel mee doen.

Ik kan het niet laten om het hondenprobleem hier voor de zoveelste keer onder jullie aandacht te brengen. Natuurlijk, als baas van een rottweiler of een koppel pinchertjes ga je niet de straat op zonder afvalzak, desnoods een oude krant, om je mormels uit te laten en de troep op te ruimen, als er stront aan de knikker is. Maar toch, zoals die beesten, klein en groot, aan anderhonds pies gaan ruiken, die zelfs opslurpen en continu aan elkaars kont zitten te snuffelen. daar word een mens, ik dus, bepaald niet vrolijk van. En dan heb je nog het probleem dat nogal wat honden het te pas en te onpas op een blaffen zetten. Ook daarvan ben ik in het geheel niet gediend. “Blaffende honden bijten niet”, wordt wel gezegd, maar dat moest er nog bijkomen, dat zo’n strontbak zich ook nog aan mijn kuiten vastgrijpt. Het zal misschien wel het ecologische evenwicht in gevaar brengen, maar wat mij betreft schieten we de hele hondenhandel af.

Kerstmis is het nog lang niet, maar “men” maakt zich al op om t.z.t. met het werk, de familie dan wel de vriendenkring iets kerstachtigs te gaan doen. Noe en Lorena nodigden me vorig weekend uit voor een gezamenlijke maaltijd van een mannetje of vijftien in restaurant Don Quixote in de calle Diderot achter de plaza de España, op vrijdagavond 13 december a.s. Het is wel “Dutch treat”, iedereen moet zelf zijn deel betalen, maar daar maal ik niet om. Volgens een foldertje van de zaak zitten daar de “especialistas en carnes a la piedra”, de experts in het steengrillen. Als het klopt dat onze vriendenkring voor menu 1 gaat, is dit wat mij over drie weken te wachten staat (in het Spaans, dus maak ik er tevens mijn Spaans lesje van):
ENTRANTES:
Surdido de Ibéricos
Tostadas de champiñones frescos
Gambas de ajillo
Croquetas de jamón ibérico
Pan con ajo

PRINCIPAL:
Carne a la piedra
(variada: solomillo, cerdo, pollo)
Papas fritas y seis salsas
Bol de ensalada

VINO, AGUA, REFRESCOS
POSTRES Y COPA DE CAVA
Ziet dat er niet prima de luxe uit? Het water loopt me al in (en uit?) mijn mond. Graag kom ik op een en ander terug in mijn brief na 13 december.

Het komt me voor dat ik nu maar eens een einde aan deze brief moet breien. Kunnen jullie me uitleggen waarom aansporingen en dergelijke doorgaans in het enkelvoud zijn. Ik wou nu schrijven: houden jullie je haaks, maar kan dat wel in het meervoud? Hoe dan ook, bedenk de komende dagen alvast eens wat je met goed fatsoen aan de Goedheiligman kunt vragen, zodat hij op 5 of 6 december niet met het verkeerde cadeau komt aankakken. En doe voor het paard eens een taaitaai in de schoen die je bij de open haard zet komend weekeinde. Daar knapt zo’n beest van op, meer dan van een emmer water en een bosje stro.
En daarmee geef ik de pijp aan Maarten. Mijn volgende brief verschijnt over een aantal dagen, wanneer precies weet ik eerlijk gezegd nog niet. Tot ziens, hasta luego, PaulK.

BOEKHOEK

Ik heb deze korte week zegge en schrijve maar één boek uitgelezen, wel een dik boek van bijna 500 bladzijden en dat nog wel in het echt, niet op mijn e-reader. In september vorig jaar terug kocht ik Jan Willem voor zijn verjaardag “De begraafplaats van Praag”. Ik heb later een paar keer gevraagd of hij het al in had gekeken, er zelfs in begonnen was, maar ik kreeg steeds enigszins ontwijkende antwoorden. Dus ben ik afgelopen september, toen hij weer een jaartje ouder werd, maar weer overgegaan op non-fictie, een biografie van ik geloof Bill Clinton of George Bush jr. “De begraafplaats van Praag” is geschreven door de intussen hoogbejaarde (81) Italiaan Umberto Eco. Hij is vooral bekend van zijn dertig jaar terug gepubliceerde bestseller “De naam van de roos”, dat trouwens ook mooi verfilmd is met Sean Connery in een glansrol. En nou zullen jullie natuurlijk denken dat zijn nieuwste boek in Praag speelt, maar dat is in het geheel niet het geval. Plaatsen van handeling in het boek zijn Turijn, Palermo en vooral Parijs. Wel gaan we weer terug in de tijd, deze keer naar de periode 1830- 1898.
Mede voor Jan Willem wijd ik eerst een aantal zinnen aan de inhoud. Al als kind leert Simone Simonini, vooral door zijn opa, dat we een hekel aan Joden dienen te hebben. Die zouden graag de wereld willen veroveren en andere rassen hun wil opleggen. Om hun plan te trekken zouden de leiders van de twaalf stammen van Israel, de Rosj-Bet-Avot, met hun hoofdrabbijn daartoe bij elkaar zijn gekomen, eens in de honderd jaar en ook nu, op de Joodse begraafplaats in Praag. Ik weet hoe klein en bezaaid met grafstenen die is; ik ben er zelf geweest. Voor details verwijs ik naar bijv. blz. 226 en 231 en volgende. Simonini houdt er een min of meer levenslange hekel aan Joden aan over; in ieder geval treedt hij geregeld op als antisemitische spion voor de katholieke kerk en de bijbehorende monarchie.
Het is 1897, als kapitein Simonini, dan al 67 jaar, besluit om zijn levensgeschiedenis op te schrijven in een chronologisch dagboek. (Sommige stukken uit de Parijse tijd worden door zijn alterego abt Dalla Piccola ingevuld, nadat hij de echte abt die naast hem woonde, in 1869 heeft vermoord.) Zijn jeugd brengt Simonini door in Turijn, waar hij o.a. kennis maakt met jezuïet Bergamaschi. Als hij voor notaris Rebaudengo komt te werken, later als diens opvolger, gaat hij spioneren en in die rol komt hij, zogenaamd als journalist, terecht op Sicilië, in Palermo, om zich bij Garibaldi, Bixio, Mazzini en accountant Nievo en hun roodhemden aan te sluiten. Zijn bevindingen brieft hij intussen wel door aan zijn echte superieuren. De koningstroepen blijken ondanks hun veel groter aantal geen partij te zijn voor Garibaldi en zijn roodhemden. Ze stomen zonder probleem door naar Napels en even daarna is de Italiaanse republiek geboren.
Het is intussen 1865 en tijd voor Simonini om naar Parijs af te reizen, waar de rest van het boek gesitueerd is. Daar krijgt hij zijn instructies van ene Lagrange van de geheime overheidsdienst, later van Hebuterne, om alweer de Joden zwart te maken en ook de nodige roddel over de satanisten, vrijmetselaars en paladisten te delibereren. Het schotschrift over de begraafplaats van Praag vent hij als eigen werk in allerlei versies (protocollen) uit, daarbij echte auteurs ervan zoals Sue en Joly buiten spel zettend. Ook in de republiek, na het Franse keizerrijk, zetten Simonini en Dalla Piccola hun beste beentje voor. In de jaren 70 keert overigens pater Bergamaschi weer terug op het toneel en krijgen we tevens van doen met mensen zoals meestercharlatan Leo Taxil, die vooral in geschrift tegen de vrijmetselaars ageert, in een serie van 240 deeltjes, en diens helpster Diana Vaughan. Belangrijk is ook journalist Edouard Drumont van de antisemitische loge, zijn boek La France Juive en het blad La Libre Parole. Tussendoor speelt de Dreyfus-affaire, waarbij ene Esterhazy de onschuld uithangt. Op het einde, in de jaren 1890, komen de Russen steeds meer in beeld en wil Simonini samen met vuurmaker Gaviani best een stuk van de in aanbouw zijnde metro opblazen.
Wie niet zo in allerlei gedoe uit de 19de eeuw geïnteresserd is, vindt in “De begraafplaats”, niet kerkhof, want dat hoort naast een kerk te liggen, ook allerlei smakelijke dranken en nog meer gerechten, uit Turijn en Palermo, bijv. “bicerin” op blz. 83, en vooral uit Parijs. Op blz. 307 bijv. kunnen jullie voor de “fricassée de poulet Marengo” en “les mayonaises devolaille” in de Grand Véfour” terecht. En terzijde: een “mouchard” is een verklikker (“pentito” in het Italiaans, zie boven), maar wat is een “gaffeur”? Dat is volgens de schrijver een stoethaspel, iemand die op het verkeerde moment de verkeerde vraag stelt.
Wat vind ik van het boek? Uit alles blijkt dat Umberto Eco zich voor “De begraafplaats van Praag” heel goed gedocumenteerd heeft, maar leest het boek ook lekker weg? Nou, nee, dat kan ik er niet van maken. Ik heb het af en toe best taai gevonden en moet dat nou, echt de ene dode na de andere, terwijl de hoofdpersoon er steeds mee wegkomt? De thrillergids van Vrij Nederland gaf het boek vijf sterren, maar voor mij is het bepaald geen thriller. Los daarvan vind ik het met een 6½ goed betaald. En Jan Willem, je mag je exemplaar vanaf nu aan iemand cadeau doen die er hopelijk meer in ziet dan ik.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten