dinsdag 29 april 2014

Weblogbrief 9.30, 29 april 2014

Weblogbrief 9.30, 29 april 2014

¡Hela! ¡Hola! ¡Holanda! ¡Buenas y santas! Zei ik het niet in november? Ik zou jullie deze winter vergasten op alweer dertig brieven en vandaag neem ik jullie aan de hand $voor mijn dertigste.
Nog een luttel aantal dagen en ik ben weer in het land van Maas en Waal. Nou zijn Nederlandersvaak mensen die niet schromen om er, wat het weer betreft, een schepje bovenop te doen, maar jullie hebben deze keer inderdaad weinig winter gehad. (Hoewel, echt voorjaar was het bijv. met carnaval niet, toen ik voor twee weken kwam afzakken.) En nu maar hopen dat de komende maanden zomers zijn. Hoe dan ook, j’arrive, ik kom eraan.

Zelfs deze laatste brief zou maar een slap aftreksel zijn,als er nu niet een pront muziekje gaat verschijnen. In mijn tweede boek van de week, zie verder down under, wordt enkele keren een Cd van Bert Jansch op de pick-up gelegd door rechercheur in ruste John Rebus. Daarmee lijkt me dit het moment om die artiest eens naar voren roepen. Voor de leken en ongelovigen onder jullie, BertJansch is een volkszanger, hier is het Engelse woord “folksinger” op zijn plaats, uit Glasgow, geboren in 1943. Ik ben hem onlangs in leeftijd gepasseerd, hoewel ik van 1946 ben, omdat hij in 2011, op 67-jarige leeftijd,werd geveld door longkanker. Het doet mij deugd, dat ik met Bert Jansch voor de zoveelste keer iemand uit Schotland voor het voetlicht kan brengen, in de slipstream van de enige echteGerryRafferty.
Van Bert Jansch heb ik, vooral via Henk, een hele schoenendoos platen bijeengesprokkeld. Als ik aan het optellen sla, alleen al wat betreft de diverse studio-albums, kom ik tot 22 (van de in totaal ongeveer 30). Op sommige worden ook andere artiesten erbij gehaald zoals Johnny Mar, Bernard Butler en Rory Gallagher, de laatste met “She moved thro’ the fair”. Bert Jansch maakte daarnaast samen met gitarist John Renbourn verscheidene complete platen, waarvan ik er hier eentje laat horen: “Stepping stones” uit 1969. Het is werkelijk een prachtplaat, als ik zo vrij mag zijn. Hier zijn de veertien nummers:
01.East wind
02.Piano tune
03.Goodbye porkpie hat
04.Soho
05.Tic-tocative
06.Orlando
07.My lover
08.Stepping stones
09.Red favourite
10.It don’t bother me
11.No exit
12.Along the way
13.The time has come
14.After the dance
. Voor allerlei details over de muziek van Bert Jansch verwijs ik naar allmusic.com, de wikipedia en zo. Zowaar vind ik in zijn discografie ook een verzamelplaat uit 2002, genaamd “Acoustic routes” en die doe ik er vandaag gratis en voor niks bij. Hier zijn de twintig nummers van dat album, alweer best mooi allemaal:
01.Chasing love &JacquiMcShee
02.Running from home Solo
03.Don’t pity me &BrownieMcGhee
04.Needle of death Solo
05.Go your way, my love & Anne Briggs
06.40 Ton parachute (Davey Graham)
07.Star ram (Davey Graham)
08.The first girl I loved Jones, Wizz
09.Happiness for free Jones, Wizz
10.The Elfin knight & Martin Carthy
11.The blood of the lamb (Duck Baker)
12.Blues run the game & Al Stewart
13.Let me sing Solo
14.That’ll do, babe (Ralph McTell)
15.High emotion Solo
16.Heartbreak hotel & Albert Lee
17.If I were a carpenter & Albert Lee
18.Parcel post blues &BrownieMcGhee
19.Walk on &BrownieMcGhee
20.Country blues & Billy Connolly
Ander onderwerp: ook de Spanjolen zitten opgezadeld met diverse koolsoorten, “coles”. Ik noem hier “col rizada”, boerenkool, “col roja”, rodekool, “col de Milán”, savooiekool, en “coliflor”, bloemkool. En hoe heten spruitjes in het Spaans, die kleine groenwitte bolletjes die de meeste kinderen niet lusten en waarvan ik donderdag maar liefst – met smaak - een halve kilo soldaat maakte? Ook dat zijn kolen, “coles de Bruselas”. (Terzijde, steenkool is “carbón”; daar weten de stoute kinderen met Driekoningen hier alles van.)

Hoe het precies komt, weet ik niet, maar vele aanprijzingen in de etalages van apotheken hier bevallen mij voor geen meter. Eentje, waar ik mijn neusvoor optrek, is die van Supradyn. Met enige goede wil kan ik mij nog net voorstellen dat mensen voor alle zekerheid dagelijks een combinatiepreparaat van allerlei vitamines en mineralen nemen. Echter, als je voor ruim een tientje een heel jaar lang pillen kunt kopen bij de supermarkt, waarom zou je dan je toevlucht nemen tot een duur merk als Supradyn? Ik heb het over “vitaminas en caramelos de goma para adultos”. Ook al geven die je volgens de folder “energía para cada día”, het blijft voor mij niet meer dan een gezond kauwgumpje. In de aanbeveling van de firma staat ook iets over “sentirse bien”, wat smaken ze goed, en “nunca ha sido tan delicioso”, er is niks lekkerders. De apotheker verdient er mee aan, dus die doet er met plezier aan mee.
Als ik de baas van de wereld was, zou ik verbieden dat apothekers andere medicamenten verkopen dan die bewezen effectief zijn. Watmoet een gestudeerd iemand zoals een “farmacéutico”, die vandaag de dag weinig meer omhanden heeft, nu alles al door de industrie voorverpakt is, met de verkoop van homeopathische flauwekul, kruidendrankjes van koninginnengeleidan wel Fisherman’s friend. Ik reken Supradyn met zijn overdreven advertenties tot dezelfde categorie “liever niet”.

Vrijdagavond was mijn laatste kans deze winter om nog eens naar het bejaarden dansen te gaan kijken, “met levende muziek”. Die vind ik niet verkeerd, om mijn vader eens na te praten. Er was een “en directo” optreden van de grupo musical Buena Onda, goede golf. En toen dacht ik: hoe noem je die mensen op het podium ook al weer? Muzikanten zijn “músicos” en liedjesschrijvers escritores, autores de canciones, of korter gezegd: melodistas. Op het podiumpje stond een man zich uit te sloven op een apparaat dat op commando probleemloos elk soort muziek kan uitbraken. Naast hem was een goed geproportioneerde vrouw doende met zingen, onmiskenbaar een “cantante”.
Voor hen in de danszaal waren zoals gebruikelijk royaal meer dan honderd oudere mensen hun rondjes aan het draaien. En ik dacht: maar wat is een danseres in het Spaans, is dat een “bailante”? Een balletdanseres, ballerina, is in het Spaans “bailarina”, maar zo’n dame (Sjanet, kom dans nog ‘ns ballet!) is anders dan een vrouw, die al dan niet als een tierelier door een danszaal gaat, terwijl de bijbehorende man haar nauwelijks hoeft bij te sturen. Hoe noem je zo iemand? Dan biedt mijn Nederlands-Spaanse van Dale uitkomst; het is een “bailadora”.

Vrijdagmiddag laat wist ik nog steeds niet wanneer precies en waar ik dinsdag mijn “charla” voor de afdeling van Lluis moet geven. Ik heb hem dus maar eens gesmst en om 9 uur had ik mijn antwoord binnen. Hij was vergeten de e-mail daarover aan mij door te sturen, helaas. Wel had hij zo’n duizend andere mensen erop gewezen dat “het” aanstaande dinsdag om ½6 ging gebeuren. Een strenge selectie daaruit zit straks met de mensen van de vakgroep gereed om eerst zijn introductie aan te horen, over zijn bemoeienis met het publiceren van de trial over Aloe Vera en dyspepsie. Daarna geeft hij “de vloer” aan mij.
Mijn praatje is uiteraard kant-en-klaar en verluchtigd met twee dozijnen lichtbeelden. Het zal bestaan uit twee delen. Eerst ga ik in op de literatuur over publicatiebias & outcome reporting bias, bijeengesprokkeld uit recente literatuur en met sprekende voorbeelden. Een schande vind ik het dat heel veel klinisch wetenschappelijk onderzoek, de uitkomsten van allerlei trials, nooit openbaar zijn gemaakt. En dan druk ik me nog voorzichtig uit! Ik heb daarna nog een lange uitsmijter. Ik ga proberen te vertellen, doodleuk, dat een clinical trial zonder methodisch deskundige in de onderzoeksgroep is als een vanillepudding zonder rumbonen. DE meeste onderzoekers hebben nauwelijks enig idee van random allocatie en wie weet ook nog het nodige van blindering? En dan heb ik het nog niet over allerlei andere zaken waar onderzoekers hun hoofd over moeten breken. Men verspilt, als mensen zoals ik buiten spel worden gehouden,vele miljarden aan allerlei, vaak verre van zorgvuldig uitgevoerd onderzoek.
Gemakkelijk zal het voor de aanwezigen niet worden om bij de les te blijven, maar voor de show kom ik niet naar de Sala de Grados in het nieuwe faculteitsgebouw. Lluis, die wel van een controversieel uurtje gediend lijkt te zijn, heeft hij mij laten weten, zal na afloop een tevreden mens zijn. (Of niet natuurlijk, maar hij heeft mij wel al toegezegd dat ik de komende winter weer welkom ben op de afdeling, ook in zijn flat op de Luis Morote.)

Gaan we terug naar de vrijdagavond. Toen ik in het buurthuis voor ouderen was uit gedanst, of liever gezegd uitgekeken op de dansers, heb ik eerst nog een uurtje met mijn boek in het park bij het “Castillo de la Luz” gezeten en daarna was het tijd voor mijn hernieuwde ontmoeting met Noé op het terras van Tasquita Cambullonera. Op de achtergrond in dat café speelde trouwens een mooi jazzduo, met gitaar en piano. Onder het bijpraten liet Noé mij een foto zien van zijn allernieuwste liefde, een Marokkaanse schone uit Barcelona, die met hem en een aantal vrienden met de paasdagen op Fuerteventura was geweest. Ik zal hem er straks nog eens naar vragen, als hij bij mijn praatje komt opdraven.
Natuurlijk had Noé voor Trudie een “dedal”, een vingerhoedje, ingeslagen,na overleg met Lorena, maar helaas, pindakaas,dat was niet van Fuerteventura. Even later kwam Lorena (Lolly) aanzetten met een tweede “dedal”, maar ook die, hoe “sjiek” ook, was niet van dat eiland, maar van Gran Canaria. Gelukkig had Cucu, toen die er een uur later bij kwam zitten na zijn zoveelste les om massagist te worden, geen “dedal” meegenomen, zelfs geen naald en draad (“hilo y aguja”), wel zijn guitige kop.Cucu, voor wie het nog niet weet, spreekt geen woord Engels, zelfs maar beperkt Spaans; hij vindt zijn weg met louter streektaal en het paaien van Lorena. We hebben gevieren een hoop lol gehad, laat ik het daarbij houden.

Zaterdag en zondag heb ik eigenlijk maar weinig gedaan. Ik had een uitgebreide terugblik op de afgelopen winter in gedachte, zelfs ook een vooruitblik op mijn half jaar Maastricht dat eraan komt plus een hele serie futuristische bespiegelingen. Echter, echter, daar is het niet zo erg van gekomen en dus heb ik daarover niets te melden. Ik heb vooral zitten lezen. Eerst heb ik me definitief door mijn tweede boek heen gewerkt en op het niks kost, ben ik daarna gewoon aan nummertje 3 begonnen. Dat is 629 bladzijden dik, dus uitkrijgen is er niet meer bij. Wel ben ik nu, dinsdagmorgen, op 2/3 en ik moet zeggen: het boek bevalt me prima. Het speelt in Londen in 1543, ten tijde van Hendrik VIII. Toen woonden in die stad zo’n 60.000 mensen; dat was nog eens een boel, als ik de schrijver van het boek mag geloven. Voor verdere details verwijs ik naar mijn allereerste brief van de komende winter.

Maandagmorgen bracht ik mijn doos boeken en kleren naar het postkantoor in de Bernardo de la Torre. Ik had genoeg aan een 10 kilo doos, omdat ik veel andere boeken op mijn e-reader heb gelezen en ik met carnaval al wat kleren mee naar huis heb genomen.
Het is best druk op het hoofdpostkantoor. Als je binnenkomt, ga je eerst een nummertje trekken: verzenden (A), ophalen (B) of iets anders (C), en daarna is het wachten geblazen tot je aan de beurt bent. Ik had nummertje A 074 en alleen al voor de A waren er achttien mensen voor me. En nou komt het: die wachten allemaal niet keurig op hun beurt, maar velen proberen op zijn minst ietsje voor te dringen, omdat hun handeling maar weinig zou voorstellen. Ik zag een oudere dame, die aan de balie uitlegde dat ze te oud en ziek was om nog langer te wachten. En twee keer kwam een jonger iemand, wiens nummertje intussen verlopen was, met grote haast binnen stappen om als eerste met voorrang geholpen te worden. De dames en heren achter de balies moest geregeld iemand terecht wijzen en pas dan kende die zijn plaats. Na drie kwartier was ik aan de beurt. En ik moet zeggen: de postmevrouw die mij hielp, deed er echt alles aan om mij terwille te zijn. Ik mocht mijn formulier van de post ter plekke invullen en mijn pakket werd gewogen en niet te zwaar bevonden. Toen ik haar ook nog 46 euro had overhandigd, vroeg ze mij nog eens of alles naar wens was geweest en met mijn “gracias” in haar oren drukte op een knop om een volgende klant te helpen. Ik krijg er op deze manier nog plezier in om een pakketje naar de “correos” te brengen.

Maandagmiddag zat ik weer eens aan deze brief te schrijven, o.a. het stukje hiervóór, en daarna was het tijd voor de opschoning van mijn dia’s voor de dinsdagmiddag.En tenslotte, op dinsdagmorgen deed ik een spelling- en grammaticacontrole van deze brief. Ik blijf het raar vinden dat bij die controle steeds de woorden “zo’n” en “niks” opduiken als woorden die ik zou moeten veranderen in “een dergelijk” en “niets”. Ik blijf de woorden “zo’n” en “niks” gewoon gebruiken.

En dan is het nu tijd voor mijn Spaans lesje of liever: het ontbreken ervan. Ik begrijp dat jullie dat steevast overslaan en dus doe ik dat ook maar eens.Daarmee kom ik wel ietsje aan de vroege kant aan mijn eind. Dit is de laatste alinea van mijn laatste brief van deze winter. Volgend jaar in november begin ik aan mijn tiende serie. In Nederland, vooral Maastricht, Amsterdam en Leiden, hoop ik ieder van jullie, lezers, de komende tijd in den lijve tegen te komen; we zijn nog niet van elkaar af. Voor nu, effen mijn pad alvast en tot in de pruimentijd, hasta el día de juiciofinal, vooruit, om het af te leren, hasta el valle de Josafat, met de compleminte van jullie toegenegen vriend op de terugweg, PaulKx, met een handkusje.

BOEKENBIJLAGE

In mijn laatste brief dien ik weer eens met een nieuwe thrillerschrijver aan te komen zetten. Heb ik al eens een boek van MichaelKortaf hier besproken. Nee? Dan wordt het tijd. De Amerikaan situeert zijn verhalen in Cleveland, Ohio. Ik las van hem, op mijn e-reader, “A welcome grave” , in het Nederlands een beetje raar vertaald met B.E.G.R.A.V.E.N. De puntjes tussen de letters zijn niet van mij.
Omdat ik het boek pas in het weekend invoer in deze brief, maar het woensdagavond al uit had, moet ik even nadenken hoe het ook al weer gaat. Hoofdpersoon, de ik-figuur, is sportschoolhouder en privédetective Lincoln Perry. De sportschool doet hij samen met Grace en als private Eyewerkt hij samen met de oudere Joe Pritchard. Lincoln Perry wordt ingehuurd door zijn ex-vriendin Karen Grayson om de moordenaar van haar man Alex Jefferson en diens zoon Matthew op te sporen. Gaandeweg in het boek valt hij zelf voor Amy Ambrose, journaliste, die later ook in zijn detectivewerk mee mag doen. De huidige moordzaak gaat terug op een voorval vijf jaar eerder, de moord op Monica Heath, waarvoor toen ene Andy Doran opdraaide. Uiteindelijk komt het nu tot een confrontatie met Lincoln, Joe en een Russische klerenkast genaamd Thor aan de ene kant en genoemde Andy, J.D. Reed, Dainius Belov en Tommy Gaglionci aan de andere kant. Op de achtergrond blijkt een andere persoon de echte boef te zijn, maar diens naam verklap ik hier niet. Van de politie, in de persoon van Hal Targent en Kevin Daly, moet je het in dit boek niet hebben.
Ik vind dat Michael Koryta een acceptabel boek heeft afgeleverd. Ik heb het zonder moeite uitgelezen, maar om nou te zeggen dat het een topper was: nee. Daarvoor verzandde mij het verhaal iets te veel. Op het einde had ik zelfs enige moeite om de goeden en de slechten uit elkaar te houden, mijn schuld, maar het kost wel punten. Als recensiecijfer kom ik daarom niet verder dan een 7. Koryta met zijn “A welcome grave” is aardig op dreef, maar tot het walhalla dringt hij met dit boek niet door. Daar is net iets meer voor nodig.

Mijn tweede boek in mijn laatste week hier is er eentje van kopstuk Ian Rankin. Deze thrillerschrijver presteert het steeds weer opnieuw om mij met zijn John Rebus boeken te verrassen, maar onderschat vooral het aandeel van Siobhan Clarke niet. Wat is dat mijn type, als het op het achterna zitten van boeven aankomt en minstens ook, als het tijd is voor de zoveelste “wisecrack”. Deze keer las ik van Ian Rankin “Standing in another man’s grave” uit 2012. Dat speelt vanzelfsprekend in Edinburgh, maar ook de rest van Schotland krijgt deze keer een beurt. Zowaar heb ik een kaartje van het gebied voor mezelf zitten tekenen met daarop niet alleen Edinburgh, maar ook Glasgow, Dundee, Aberdeen en niet te vergeten Inverness. In de buurt van de A9 naar het noorden, in de richting van Inverness, gebeuren dingen die het daglicht niet kunnen velen.
Mijn intermezzo is een Engelse variant van “Het leven is een pijp kaneel”: Life’s rich tapresty”.
John Rebus is met (pre-)pensioen, maar werkt nog steeds. Nu neemt bij de Serious Crime Review Unit“cold cases” onder de loep, samen met Peter Bliss en Elaine Robinson en hun akelige baas Daniël Cowan. Overigens staat die SCRU op opheffen, om vervangen te worden door de elders gevestigde Crown Office Cold Unit. Min of meer bij toeval hoort hij over een twaalf jaar oude vermissing, van Sally Hazlitt, die haar moeder Nina koppelt aan andere gevallen van ene Brigid in 2002, Zoe in 2008. Als daar dan een recente vermissing bovenop komt, van Zelda McKie, en er ook nog wazige foto’s per mobieltje verstuurd worden, kan John aan het werk en zijn geluk haast niet op.
Hij gaat samenwerken met de al genoemde Siobhan Clarke, die nu rechercheur is bij “MisPer”. (Wanneer duiken ze eindelijk eens met elkaar de koffer in?) In de recherchegroep van Siobhan zitten verder Christine Esson, Ronnie Ogilvie en Dave Ormiston, onder de bezielende leiding van James Page. In het kamp van Zelda, de recente vermissing, treffen we o.a. moeder Gail, vriend Frank Hammell en niet te vergeten de 18-jarige broer Darryll. Een andere boef, die het hele boek door meedoet, is Big Ger Cafferty.
In de zijlijn opereert een team van Interne Zaken, “Complaints”, dat er alles aan doet om John Rebus aan het kruis te nagelen. Ik he het dan over Joe Maysmith, Tony Kaye en bovenal Malcolm Fox. Om achter zijn slinkse werkmethode te komen, lees bijv. de bladzijden 225, 226 en 227, ongeëvenaard. Maar ik ben er nog niet. Dichter bij Inverness opereren politiemensen als Gillian Dempsey en darter Gavin Arnold. Ietsje verderop zit de oprichter van de SCRU van Edinburgh Gregor Magrath en diens jongere broer en electriciën Kenny met zijn Maggie. Daar in de buurt duiken bovendien nieuwe lijken op. Wie o wie is voor wat verantwoordelijk? Kan de politie aan Nina Hazlitt eindelijk vertellen dat haar dochter Sally al heel lang dood is? En is dit boek echt de zwanenzang van John Rebus?
Ik kan het niet helpen: dit is het zoveelste boek van Ian Rankin dat ver boven het maaiveld uitsteekt. Wat houdt hij de spanning erin en wat is het duo John & Siobhan weer ijzersterk bezig. Het kan niet op, “Standing in another man’s grave” gaat terug de kruiwagen in met een 8½. Voor de zoveelste keer nestelt Ian Rankin zich in het nest van de beste thrillerschrijvers.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten