Weblogbrief
8.19, 26 februari 2013
¡Queridos amigos y nietas (admiradas en silencio)! Het
is al bijna maart en de hoogste tijd voor een nieuwe brief. Mijn eerste volle
week terug in Las Palmas was er een die uit twee delen bestond. Over het eerste
deel zal ik het maar kort hebben; toen liep ik vooral hoestend en met een
loopneus door mijn flat en op straat, eigenlijk al vanaf Aswoensdag. Zo hoort
dat, als je met carnaval zes dagen op stap bent geweest. Zelfs enkele zakjes
Fisherman’s Friend Extra Fuerte en Vicks Doble Acción boden vooral tegen mijn
hoestaanvallen maar zeer beperkt uitkomst, ondanks dat ze “suavizan la
garganta”. Het was vooral uitzitten. En het duurde maar. Is het mogelijk dat ik
bovenop een verkoudheid in Maastricht een tweede in Las Palmas heb opgelopen? Ik
ben in de weer geweest vanaf al carnavalsdinsdag tot in afgelopen weekend.
Intussen verklaart je omgeving dat er weinig tot niets aan de hand is, terwijl
je toch duidelijk zit af te zien.
En
wat gebeurt er met een mens nadat hij (of zij) zich helemaal heeft leeggehoest?
Hij krabbelt gewoon weer op. Misschien ben ik er zelfs wel een kilootje of zo door
kwijtgeraakt, who knows? Ik zal me eens wegen. Net geen 100 kilo, aan een griepje
zitten best ook positieve kanten. (Daarnaast was ik natuurlijk al bezig om af
te vallen en daar ga ik braaf mee door totdat Trudie en Marij hier hun
opwachting komen maken.)
Tijdens
de carnavalsdagen bevond ik mij geregeld in café de Poort, apart versierd dit
jaar trouwens. De nieuwe cafébaas Jeroen en zijn vrouw zijn sinds een maand
gezegend met een baby en de klantenkring is niet drastisch veranderd. Tijdens het
schooljaar is er de nodige inloop van volk van de culturele faculteit, maar in
essentie draait de zaak draait, net als bij Rocky & Magda vroeger, vooral
op een kleine, maar muurvaste klantenkring van een twintigtal of zo ouderen die
bijna dagelijks hun glaasjes nemen en langzaam bejaarden worden, als ze het al
niet zijn.
Tot
het geestelijke meubilair van de zaak reken ik sinds een paar jaar ook een echte
guanche. Het is een bescheiden man van in de vijftig, denk ik, uit een
Algerijnse berberfamilie, die zijn vaderland nou eens niet verlaten heeft voor
Las Islas Canarias, maar voor het Parijs van het Noorden, ook wel Maastricht
geheten. Hij heet Ibrahim, in de vijftig, is leraar computerkunde op de
hogeschool Zuid, maar zoals Juulke zit hij “na het werk” voor een praatje graag
in de Poort, op loopafstand van zijn woning op Hoog Frankrijk. Van de zomer
attendeerde hij me op het terras op de nodige Malinese muziek, die ik nog niet
kende en sindsdien “houden we contact”. Op de onverklede dagen van carnaval
bleek hij een onverholen fan te zijn van Hervé Vilard, geboren in 1946, en
diens hit “Capri, c’est fini” uit 1965. Hij had het nummer als disk jockey eind
jaren 70 de hemel in had geprezen.
Voor
de moeilijke keuze gesteld wat ik als mijn muziek van deze week zou kiezen kwam
ook ik uit op die Hervé Vilard, maar wonderwel blijk ik behalve “Capri, c’est
fini” geen enkel ander nummer van de man in mijn bezit te hebben. Zelfs niet
“Mourir ou vivre”, “Fais la rire” of (veel later) “Nous”. En je kunt niet de
hele week hetzelfde nummer opzetten, dat gaat vervelen. Om Ibrahim toch enig
krediet te verstrekken kom ik hier dan maar tevens aanzetten met “Les Plus
Grands Succès” van Michel Sardou, ook zo’n chansonnier uit mijn verleden. Hier
zijn alle zestien nummers van de verzamel-cd die ik op mijn Verbatim heb staan:
01. Attention
les enfants... danger
02. La
France
03. La
maladie d’amour
04. Vladimir
Ilitch
05. Tous
les bateaux s’envolent
06. La
marche en avant
07. Chanteur
de jazz
08. Comme
d’habitude
09. Musica
10. Les
années 30
11. Afrique
adieu
12. Musulmanes
13. La même eau qui coule
14. Les vieux mariés
15. Une fille aux yeux clairs
16. Les
lacs au Connemara.
Michel
Sardou is, als ik het wel heb, vooral bekend geworden met “La maladie d’amour”
uit 1973 en wie weet, kent een van jullie ook nog “Les lacs au Connemara”. Het
meeste geld heeft hij echter verdiend aan de melodie van “Comme d’habitude”,
dat met een Amerikaanse tekst “My way” heet en een wereldhit is van niemand
minder dan Frank Sinatra. Maar om nou te zeggen dat ik wegzwijmel bij Michel
Sardou, dat vind ik zwaar overdreven. (Net zo min als ik “Let it be me” wil
ophangen aan Gilbert Bécaud, hoewel hij er een goed belegde boterham aan
overgehouden zal hebben, nog vele jaren nadat hij samen met Pierre Delanoe “Je
T’Appartiens” schreef.
Vooruit,
ik doe er een andere Franse CD bij, Les
Grands Succès De Jacques Dutronc”, nog iets ouder, uit 1943. Jullie weten toch
wel dat hij met Françoise Hardy getrouwd is, voor haar ook liedjes heeft
geschreven. En hij is uiteraard de man van het prachtnummer “Il est cinq heures,
Paris s’eveille”. Wie weet, klinkt er ook nog een belletje bij jullie bij bijv.
“Et moi, et moi, et moi” en het erop lijkende “Mini, mini, mini”. Hier is zijn
volledige bijdrage aan de feestvreugde:
01. Et
moi, et moi, et moi
02. J’aime
les filles
03. Mini,
mini, mini
04. A la vie à l’amour
05. Le
plus difficile
06. L’Arsène
07. Les
cactus
08. Le
petit jardin
09. L’hôtesse
de l’air
10. Fais
pas çi, fais pas ça
11. Les
playboys
12. Gentleman
cambrioleur
13. On nous cache tout, on nous dit rien
14. L’aventurier
15. Le
dragueur des supermarchés
16. Il est cinq heures, Paris s’eveille
Een mens heft zo
zijn voorkeuren. Jacques Dutronc is mij de afgelopen week, zelfs tijdens mijn
waterigste overdagen en hoesterigste nachten, een uitkomst geweest. Luister ook
eens naar “J’aime les filles”,“Le plus difficile” of “Les playboys”. Aan die Jacques
Dutronc is m.i. helemaal niks mis, amigos y conocidos.
Afgelopen
donderdagmorgen moest ik op tijd de deur uit voor een afspraak met Lluis en
Marta in het zuiden van de stad. Eerst zat ik, met een zakdoek voor mijn
snufferd, op een van de drie banken te wachten op mijn bus naar het
faculteitsgebouw. Dat vind ik nou echt een van de geneugten van Las Palmas. In
Maastricht zijn in het centrum zo ongeveer alle banken weggehaald om de horeca
te plezieren, maar hier is en blijft er alle ruimte voor de moede ledematen. Mijn
noodhalte links van Santa Cataina is op een smalle stoep en het zal dan nog een
paar dagen duren, voordat ik weer op het plein terecht kan. Dus zet de gemeente
er tijdelijk, pal tegen de muur, een drietal banken neer, om het de mensen gemakkelijk
te maken. Chapeau!
Al
na twee minuten of zo kwam mijn bus voorrijden, met achter het stuur een
buschauffeur die de carnaval nog steeds in zijn botten had zitten. Hier vinden
sommige bestuurders het leuk om naar de radio of een eigen bandje te luisteren
en de passagiers worden verondersteld om daar dan maar in “mee te gaan”. Deze,
een veertiger met een volle bos haar, had, toen ik instapte, net het nummer “O
Susanna” opstaan in een Spaanse versie. Volgens mij is het nog door de
Amerikaanse muzikant Leadbelly aan de vergetelheid ontrukt, zo oud is het (net
als bijv. Sloop John B). De man schroomde niet om het refrein mee te zingen. “O
Susanna” deed het erg goed bij de mensen die voor me en na me instapten; het
verwees ook voor hen duidelijk naar de dagen van carnaval. Het was een en al glimlach
om mij heen en wie ben ik dat ik dan kan achterblijven.
Op
de faculteit ging vervolgens wel een en ander mis. Lluis kon niet bij de afspraak
zijn “wegens andere verplichtingen”. In zijn plaats zat Adriana er met Marta.
Onze bijeenkomst ging over het zo goed mogelijk rekening houden met het
commentaar van het tijdschrift Food And Function, inclusief van twee
referenten, op een artikel van Marta en Lluis over hun experiment naar het nut
van aloe vera melk bij patiënten met de symptomatologie van een (maag)reflux.
Het zo populaire spul van het eiland lijkt daarop geen invloed te hebben, maar
een van de twee beoordelaars was daar bepaald niet van overtuigd. Mijn gesprek
met Marta en Adriana werd nogal een eenrichtingverkeer. Alles wat ik te berde
(?) bracht, werd braaf genoteerd en op het einde was Marta heel blij dat ik een
latere versie van het artikel evenals de brief aan de uitgever en referenten ook
nog vooraf wilde lezen. Zo maak je vrienden!
Lluis
is een aardige man. Dat was hij altijd al en is hij nog steeds. Dezelfde
donderdag, enkele uren nadat hij verstek had laten gaan bij de bespreking van het
aloe vera artikel, ik was alweer met mijn e-mail in de weer, kwam hij op de
kamer langs om zich te verexcuseren en mij bij te praten over zijn carnaval,
helaas nogal beperkt vergeleken met de mijne. Hij was geeneens verkouden! Als
ik de mensheid moet indelen in personen met een direct en indirect karakter,
hoort hij zonder meer bij de indirecten (en dan niet op zijn Maastrichts, waar
het woord indirect ook heel erg direct betekent). Lluis houdt graag een slag om
de arm en als hij je uitnodigt voor een etentje, is dat zelden zonder omhaal op
de man af. In mijn geboortestad is dat trouwens ook usance, lijkt het wel, en
het heeft me aardig wat Amsterdamse tijd gekost om eraan te wennen dat men daar
veel meer is van “als je iets wilt, zeg het dan gewoon”.
Nu
is Lluis zich al druk aan het voorbereiden op zijn rol met de pers als medeauteur
van het Predimed artikel, dat de komende week dan eindelijk in het New England
Journal of Medicine verschijnt, meer dan een jaar na de acceptatie. Hij is
zeker niet de eerste auteur, dat is een collega uit Barcelona, maar als leider
van het Gran Canarische deel, een van de zes deelnemende centra, was hij wel
geestelijk en in levende lijve present bij de presentatie gisteren in Madrid.
De “openbaring” dat er niks boven het mediterrane dieet gaat, zal, verwacht ik,
zelfs de Nederlandse tv en bladen gehaald hebben of nog halen. In Spanje is het
uiteraard voorpaginanieuws en goed voor het Tv-journaal. Daar moet toch ook een
aantal interviews met mij in zitten, zeker in Gran Canaria, zie en hoor ik hem
denken, terwijl hij op de afdeling rondschuifelt. En m.i. heeft hij daar gelijk
in.
De
film “Django desencadenado” heb ik nog steeds niet gezien. Niettemin, ik ga
hier een fout (in mijn hoofd) herstellen. Het woord “desencadenado” heeft niks
van doen met “cabeza”, hoofd, en “descabezado”, onthoofd. Een “cadena” is een
keten en “desencadenado” is “uit je ketenen bevrijd”. Ik denk dat de toevoeging
bij de naam Django zowel letterlijk genomen kan worden (“ontsnapt uit de
gevangenis”) als figuurlijk (nou zijn de beren los”). Voor details verwijs ik
wederom naar de Quentin Tarantino’s rolprent.
Een
liter loodvrije benzine (95) kost nu op de Canarische eilanden ongeveer 1.14
euro. Dat blijft een stuk goedkoper dan op het Spaanse schiereiland en in
Nederland, maar is tevens behoorlijk meer dan zeg 10 jaar geleden, toen
dezelfde liter hier voor 70 cent of zo de deur uit ging.
Daarbij
ga ik hier twee opmerkingen maken. De eerste is dat in de afgelopen tien jaren
en daarvoor het geld minder waard is geworden. “Inflatie” noemt de overheid
dat: je krijgt voor hetzelfde werk steeds meer geld, maar je pils en broodje
gezond wordt wel ieder jaar iets duurder. Mijn tweede punt heeft betrekking op
de zuinigheid van de doorsnee auto (niet SUV). Vroeger reed het apparaat een op
zeven, daarna een op twaalf en nu is het misschien wel een op vijftien of
twintig. Misschien willen de industrie en de overheid dat meeverdisconteren in
de benzineprijs. Hier is mijn vraag: kan iemand mij de literprijs van benzine
door de jaren heen in een grafiek zetten, apart voor de Canarische Eilanden en
Holanda, rekening houdend met deze twee correctiefactoren? Hoeveel scheelt dan
de prijs tussen vroeger en nu?
Ik
had het vage plan om afgelopen zaterdag de bus naar Maspalomas te nemen. Daar
zou vanaf een uur of 5 de carnavalsoptocht door de straten trekken, vanaf
parque Tropical via de avenida de Italia en de avenida de Gran Canaria naar de
avenida Tirajana en dan richting winkelcentrum Yumbo. Vrijdagavond was ik
weliswaar al een stuk opgeknapt van mijn verkoudheid, maar te weinig nog om in
het zuiden de bloemetjes buiten te zetten.
Dus
deed ik het ook zaterdag nog kalmpjes aan en wentelde mij voor de zoveelste
keer op mijn balkonnetje. Overdag ging ik er alleen even uit voor een pak toast
en een “barra gallega” van de Spar, mijn favoriete stokbrood. Pas om even voor
6 ging ik eruit voor de muziek van La Guarida, ditmaal een blonde zangeres met
drums en orgeltje. Ik heb wel eens minder gehoord, ze zong af en toe werkelijk de
longen uit haar lijfje. Even later passeerde ik een drietal oudere muzikanten,
die bij het kinderspeeltuintje vroege Beatles-nummers aan het herhalen waren.
En weer verderop, bij de flat van Noé, een stel jongeren dat zeer eigentijdse
muziek aan de man bracht. Mijn bestemming was echter winkelcentrum Las Arenas
en speciaal de Carrefour, want was het niet tijd voor een nieuwe camembert en
enkele bakken salades, Russische en krabsalade? Omdat ik in mijn overmoed zoals
steeds te veel inkocht, moest ik - ik weet dat het eigenlijk niet mag - een bak
krabsalade in de diepvries doen. Daarover ga ik jullie misschien volgende week
berichten. Om 10 uur was ik weer thuis voor mijn drankje met boek op het
balkon.
Terzijde,
het klaar maken van een krabsalade moet toch niet zo moeilijk zijn. Je hebt
krab nodig, eventueel wat ananas (zoals in die van Carrefour) en de nodige
mayonaise. Om het niet te gek te maken doe ik er voor de vulling wat aardappel
bij en om het af te maken een ei en een ui. Een kilo krabsalade heb ik zo in
elkaar geflanst en twee keer een verpakking van 450 gram, zoals bij Carrefour,
net zo gemakkelijk. Wat schetst mijn verbazing als ik dan lees wat er allemaal aan
ingrediënten in zo’n bakje kant en klare krabsalade zit:
1. surimi 30% (pescado blanco 41%, almidón de trigo, almidón de
patata, sal, extracto de cangrejo, aroma de cangrejo, corrector de la acidez,
carbonatos de calcio, proteina de soja, aceite vegetal, agua, azúcar,
colorantes, cochinilla, extracto de pimentón).
2. piña
21%
3. aceite vegetal, agua, clara de huevo, azúcar, puré de tomate,
vinagre de brandy, zumo de limón a base de concentrado, yema de huevo, almidón
de maiz, jarabe de glucosa de maiz.
4. cangrejo
0.5%, brandy
5. acidulante (aceite de sodio, ácido citrico)
6. jarabe de de glucosa-fructosa de maiz y trigo, sal
7. semillas
de mostaza
8. espesantes (goma guar, goma xantana, goma garrofin)
9. conservadores (benzoato sódico, sorbato potásico)
10. especias (apio, pimienta de Cayena, cúrcuma,
pimienta, cebolla en polvo).
Voor de mensen die het aankunnen, al
die flauwekul eromheen, maak ik er maar mijn Spaanse lesje van. En voor alle
duidelijkheid, de vertaling van het woord “surimi” ben ik nog steeds niet gewaar. In mijn
woordenboek staat van alles aan woorden en uitdrukkingen, maar niet “surimi”. Misschien moet Carrefour het “Ensalada de surimi
sabor cangrejo con piña” noemen. Zo staat mijn krabsalade
op de onderkant van de verpakking in kleine lettertjes aangeduid. Maar lekker
blijft het spul, op een toastje of bij een stukje stokbrood.
Intussen
ben ik wel door mijn onderwerpen voor deze brief heen. Wil het een beetje, dat
vasten? Of is dat in Maastricht net als hier iets van vroeger? Hoe dan ook, ik
kan jullie alleen maar aanraden om het eens een tijdje zuinigjes aan te doen,
sla eens een copieuze lunch over, drink eens een glas “plat” water voor de
variatie in plaats van naar de Coca Colafles te grijpen. Aan mij zal het niet
liggen, als jullie je aan het opblazen zijn voor het voorjaar. Ieder kilootje
te veel moet er binnenkort wel weer af, zei de dominee. Het duurt nog bijna een
maand voordat Jezus uit den dode herrijst, dus gedraag je intussen een beetje,
is mijn welgemeend advies. Ik verlaat jullie deze keer of het me niet of nauwelijks
moeite kost. Tot ziens maar weer, hasta luego, van arrendatario PaulK.
BOEKENBIJLAGE
Mijn
eerste boek is er een dat me niet door de een of andere deskundige is voorgehouden,
is er ook geen waarop ik via een schrijver op attent gemaakt ben. Tijdens mijn
carnavalsreces kwam Trudie aanzetten met heet boek “Verborgen gebreken” van de
Engelse schrijfster Sophie Hannah. Ze is van 1971, uit Manchester, maar woont
sinds jaar en dag in Cambridge. Trudie had het onlangs gekregen en gelezen en
vond het best goed, met een spannende plot naar haar zeggen. Nou ben ik in het
algemeen geen fan van dames die thrillers schrijven, met de bekende
uitzonderingen, maar vooruit, met proberen zijn al hel wat kindjes geboren.
“Verborgen gebreken” is een vertaling van een Engels boek uit 2011, “Lasting
damage”. Ik zou de Engelse titel vertaald hebben met “Blijvende schade”.
De
ikpersoon van het boek is Connie Bowskill, geboren Monk, 34 jaar, wonend in
Melrose cottage en getrouwd met Kit. Die Kit heeft een computerbedrijfje, Nulli
Secundus, en Connie helpt hem, als ze niet met de administratie voor het
bedrijfje van haar ouders bezig is. Die heten Val en Geoff en zijn wat je noemt
echt van de oude stempel, in de verkeerde zin van het woord. Sinds een half
jaar verdenkt Connie haar man ervan dat hij in Cambridge een andere vrouw heeft
zitten. Haar gezoek in die stad, iedere vrijdag als hij in Londen zit, heeft echter
tot dusver niks opgeleverd. Dan ziet ze op een nachtelijke computerrondleiding
door Bentley Grove 12 (het huis in Cambridge van de vermeende vriendin van Kit)
een lijk in de woonkamer liggen, dat er overigens even later niet meer is. Het
wordt nu tijd om de politie in te schakelen en die begint haar zo waar te
geloven, als een andere vrouw, makelaar Jack Napier, met hetzelfde “even een
lijk” verhaal aan komt zetten.
Gaan we naar andere personen in het
boek, te beginnen met het politiecorps. Voor Cambridge is alleen Ian Grint van
belang. De meeste tijd hebben we van doen met rechercheurs uit de buurt van Connie’s
woonplaats Little Holling en omgeving. Jullie willen namen? Dan kom ik uit op
o.a. Sam Kombotheka, Chris Gibbs, Colin Sellers, Simon Waterhouse en anderen. En
uiteraard de zussen Charlie en Olivia Zailer, evenals in Cambridge ex-bewoners
van huizen in Pardoner Lane (de Gilpatricks) en Bentley Grove (Selina Gane). En
voor wie in homeopathie en ouderwetse psychiatrie gelooft, breng ik tevens
Alice Bean onder jullie aandacht. Al deze mensen blijken iets met elkaar te
hebben en inderdaad, het duurt wel 400 bladzijden, voordat de plot van Trudie
ook aan mij volledig uit de doeken is gedaan.
Wat
vind ik ervan? Allereerst beken ik in het openbaar dat schrijfster Sophie
Hannah, goed geconserveerd als ik op de foto op de achterpagina mag afgaan, er
best wel wat van kan. Als thrillerschrijfster kan ze er mee door, maar een
beetje te uitgesponnen is haar “Lasting Damage” volgens mij wel. Kort gezegd, vind
ik dat mij iets te weinig nieuwe informatie wordt geboden voor de vele
bladzijden die ik te lezen krijg. Waarom het boek in vertaling “Verborgen
gebreken heet, is mij een raadsel. Enne...in tegenstelling tot Trudie kan mij
de plot helaas iets minder bekoren; ze is mij net iets te gekunsteld. Dus kom
ik met mijn recensiecijfer lager dan Trudie uit, op een 7. Daarvoor moet Sophie
Hannah het voor doen.
Gaan
we naar boek 2. Dat is een debuutroman van S.J. Watson, Steven voor de
ingewijden, “Before I Go To Sleep” uit 2011. Echt een gigolo kan ik van de in
1971 geboren schrijver, niet maken, hij is zo kaal als een biljartbal en zijn
pak zit hem bepaald niet gegoten. Bij een sollicitatie zou ik hem
waarschijnlijk niet voor een gesprek uitnodigen, op basis van zijn foto. En
toch! Hij heeft natuurkunde gestudeerd in het Engelse Birmingham, werkte als
audioloog enkele jaren bij de Nationale Gezondheidsdienst en werd in 2008
toegelaten tot de eerste cursus romanschrijven van de Faber Academy. Zijn
proeve van bekwaamheid, in het Nederlands “Voor ik ga slapen”, heeft vorig jaar
vijf sterren gekregen in de VN Detective & Thrillergids en het boek gaat de
hele wereld over. De man heeft wat!
Hoofdpersoon
van het boek Chris(tine) Lucas, nu 47 jaar, is achttien jaar geleden haar
geheugen volledig kwijtgeraakt. Dat zou gekomen zijn door een auto-ongeluk of
was het een aanranding in kustplaats Brighton? Vele, vele jaren heeft ze daarna
in het ziekenhuis en verpleeghuis doorgebracht, maar sinds vier maanden is ze
weer thuis in Londen, verzorgd door haar man, een scheikundeleraar. Daar wordt
ze iedere ochtend wakker als jonge vrouw en heeft geen flauw idee wie naast
haar in bed ligt. Als ze in de spiegel kijkt, blijkt steeds dat ze veel ouder
is dan ze dacht en verder is alles even blanco.
Christine
blijkt meer dan twintig jaar geleden getrouwd te zijn met Ben Wheeler, en er is
een zoon, Adam, die een paar jaar terug in Afghanistan door een bernbom zou
zijn geveld. Maar daar heeft ze, iedere ochtend opnieuw, geen enkele weet van. Bij
een brand een aantal jaren terug zou o.a. het grootste deel van haar foto’s
zijn vernietigd. Sinds heel recent, een aantal weken pas, ziet Christine een
neuropsycholoog, Ed Nash, die haar aanraadt om voortdurend op te schrijven wat
ze aan nieuwe feiten te horen krijgt en haar dagboek ook geregeld door te nemen,
zodat ze niet steeds blanco aan de dag begint en alles wat ze overdag
meekrijgt, weer kwijtraakt als ze ’s nachts slaapt. Van de overige personen in
haar leven is vooral Claire interessant, een kunstenares en vriendin al sinds
haar studietijd. En (haast onbesproken) in het jaar voor haar geheugenverlies
is een aardig boek van haar verschenen: “Vogels In De Ochtend”; ze was daarna bezig
met een tweede boek. Hoe loopt het af?
Ik
weet niet of ik “Before I Go To Sleep” een thriller mag noemen, maar wat is het een bijzonder boek. Die Watson
moet het al helemaal in zich gehad hebben, toen hij het boek schreef; zo iets
kun je niet op een cursus leren, hoe apart de cursus ook zijn mag. De wereld
van de neuropsychologie is niet helemaal “mijn ding”, maar wat goed is, laat
zich niet verloochenen. Debuutschrijver S.J. Watson gaat voor mij met dit boek over
de 8 heen, hij zit ergens tussen de 8+ en 8½. Ik kijk met interesse uit naar
zijn volgende werk. Terzijde: waarom zouden dieren geen geheugen hebben?
In
een van mijn meest recente brieven had ik het over de meesterwerkjes van
Raymond Chandler, eindigend met zijn door een collega voltooide
detectiveverhaal “Poodle Springs”, waarvan ik de film zag. De man, geboren in
1888 en gestorven in 1959, wordt wel gezien als een van de pioniers van de moderne
thriller. Kennen jullie zijn detectiveromans nog allemaal? Ik zal ze op het
eind van dit stukje nog eens opsommen.
Naast
zijn romans schreef Chandler het nodige kleinere spul, o.a. in het pulptijdschrift
The Black Mask. Dat heeft later tot een aantal verhalenbundeltjes van Penguin
geleid. Een daarvan is “The Simple Art of Murder” met vier verhalen uit de
periode 1935-1944 en een essay uit 1950. De verhalen zijn later in het
Nederlands vertaald bij Bruna. Achtereenvolgens gaat het om:
1. Praat
me niet van parels!
2. Spaans
bloed
3. Een
koning in het geel
4. Ik
wacht op je.
Het
vierde, slechts 18 bladzijden, vind ik het minste. Van de drie andere, alle
drie met een omvang van ongeveer vijftig bladzijden, bevalt me het verhaal over
rechercheur Steve Grayce en bandleider, trombonist King Leopardi met zijn
streepsnorretje misschien nog het meeste, “Een koning in het geel”. En toch,
voor de andere twee Private Eyes Sam Delaguerra en Walter Gage wil ik ook best
een uurtje uittrekken. En dan is er het essay, waarin Raymond Chandler o.a.
A.A. Milne met zijn “The Red House Mystery” uit 1922 genadeloos neersabelt en de
boeken van Dashiell Hammett de hemel in prijst. Het is niet voor niks dat ik
van Dashiell Hammett ook het nodige in huis heb.
Hoort
er nog een recensiecijfer bij mijn stukje over “Moord is een koud kunstje”?
Eigenlijk niet, ik vind het wel goed zo.
Wel
som ik hier de zeven “grote” boeken van Raymond Chandler nog eens op. Als ik
Playback uit 1958 niet meetel, kom ik op:
1. The big sleep 1939
2. Farewell, my lovely 1940
3. The high window 1942
4. The lady in the lake 1943
5. The little sister 1949
6. The long goodbye 1953
7. Poodle Springs 1959, 1989.