dinsdag 27 november 2012

Weblogbrief 8.04, 27 november 2012

    Hola, amigos, ¿ké tal? (voor dat  “ké”, zie mijn stukje in deze brief over Kalise). We gaan langzaam, maar zeker op december aan, de donkere dagen voor kerstmis. Echter, ik heb een indrukwekkende brief in elkaar gestoken om de pijn te verzachten. En ik neem maar aan dat jullie mijn nummertje 8.04 niet hebben geopend om hem ongelezen te deleten, niks Engels is mij vreemd, te verwijderen. Dus: ga er maar voor zitten achter je laptopje of iPad en tast toe. En avant!

    Ik begin deze week met mijn neef Marc uitgebreid te complimenteren. Het gaat om mijn thermometer op het balkon. Vele jaren terug kreeg ik van hem een buitenthermometertje, waar ik - zeker hier in Las Palmas - alle winters mijn dagelijkse plezier aan heb beleefd. Echter, vorig jaar begaf hij het, kan gebeuren. Trudie en Marij kochten vervolgens een nieuwe voor me op de zondagmarkt hier, maar die heeft het helaas maar een jaartje uitgehouden. Mocht ik nog eens op de goedmoedigheid van Marc rekenen? Toen hij onlangs had gelezen over mijn “klein leed”, stapte hij op zijn werk, RS in Haarlem,  linea recta naar het magazijn en diepte voor mij een gloednieuwe op. (RS, voor wie daar meer over wil weten, staat voor Radio Spares. De BeNeLux-afdeling is van 1998, het oorspronkelijke internationale bedrijf van 1937. En net zoals Philips niet alleen meer in gloeilampen doet. gaat RS tegenwoordig niet alleen meer over radio-onderdelen, maar allerlei computer-, kabeltjes en aanverwante waren.)
    Afgelopen dinsdagmiddag, toen ik op de faculteit was om o.a. mijn vorige weblogbrief aan jullie te versturen, stond Marc op de Luis Morote op de stoep, met in zijn kielzog Rik en aanhang, om mij persoonlijk een nieuwe thermometer te komen overhandigen. Ik was er niet en dus werd hij mij afgelopen donderdag aangereikt, toen ik bij de Knipschildjes in Playa del Inglés op bezoek was. Het apparaatje was al helemaal ingesteld, het klokje, het alarm, de aftelfunctie, de datum en uiteraard ontbrak de temperatuur niet, in Celsius en Fahrenheit. En hij past keurig op de richel van mijn balkonraam. ¡Muchas gracias, Marc! 

    Terug naar de dinsdag, want daar begint deze briefweek. Na mijn bezoek aan het oude gebouw van de medische faculteit hier ging ik, voordat ik thuis weer op mijn balkon mocht plaatsnemen, eerst langs “El Muelle”. Dat is een winkelcentrum vlakbij Santa Catalina van zo’n etage of drie. Mijn favoriete gebouw is het niet; ik vind de eetzaak “100 montaditos”, “honderd kleine sandwiches”, opzij van het gebouw alsmede de bioscoop op de derde etage nog wel gaan, maar daar houdt het wel zo’n beetje mee op. Iedere van de drie etages is een grote cirkel met winkels aan de binnen- en buitenkant. De royale tussenruimtes tussen binnen en buiten bestaat uit looppaden met banken plus een flink aantal reclameborden. In al zijn eenvoud zijn er op dit moment maar drie verschillende boodschappen zichtbaar op de reclameborden, wel in veelvoud. Eentje is van de Engelse drankfirma Beafeater en een andere vertelt me dat ik met vliegtuigmaatschappij Iberia vanaf 975 euro naar “Nueva York” kan, inclusief drie overnachtingen.
     In dit stukje gaat het me om de derde reclame, een ideële. Een behoorlijk aantal keren krijg ik in El Muelle een van een vijftal cartoons voorgeschoteld. Daarin is de vrouw steeds opnieuw de underdog, met de laagste status, terwijl de man het ervan neemt, thuis in de woonkamer, in de keuken, op het werk. Op de m.i. leukste cartoon is Sneeuwwitje een gigantische afwas aan het wegwerken, terwijl de Zeven Dwergen aan het uitbuiken zijn.  
    De onderste helft van de affiches heeft steeds dezelfde aansprekende tekst: “Esto no es un chispe. Representa una larga historia de desigualidad en el hogar, de dicriminación laboral y salarial. Esta es la verdad. De ti depende que podamos dibujar otra.” De laatste zin in vertaling: “Van jou hangt het af of we eens een andere cartoon kunnen tekenen”. En zo is het maar net. Getrouwde en samenlevende mannen, jullie kunnen en mogen best eens wat meer doen in het huishouden dan heel af en toe een vuilniszak buiten zetten. (Als je alleen woont, zoals ik, moet dat haast vanzelf.) En discriminatie op het werk zou bestraft moeten worden en wie hetzelfde werk doet, dient hetzelfde salaris te krijgen. Vind ik oprecht.

    En dan ga ik nu, enigszins verlaat, naar mijn muziek. Als inleiding moet ik eerst een verhaaltje vertellen. Ik heb het afgelopen jaar de nodige muziek gekopieerd van bibliotheek Centre Ceramique in Maastricht. Toen ik in de nazomer geïnteresseerd raakte in traditionele muziek uit Mali, bleek tot mijn verrassing dat de bibliotheek daar best wel wat van in huis heeft. Dus zocht en vond ik diverse cd’s van Malinezen zoals van gitarist en zanger Ali Farka Touré, koraspeler Toumani Diabaté, diva Oumou Sangaré, Mory Konté en Habib Koité & Bamada. (Er eindigen nogal wat Malinese achternamen op een é, het zij zo.) (En terzijde, Ry Cooder heeft zowel met Taj Mahal als met Ali Farka Touré een mooie cd gemaakt. Wisten jullie ook dat er ook een album is van Taj Mahal en Ali Farka Touré samen?)
    Een vriend van Jean Dols van café (alweer een é) de Poort, een Algerijn van geboorte, van wie ik de naam even kwijt ben, maakte mij attent op nog een bekende Malinese zanger, Salif Keita. En vlak voordat ik terug (of weer) naar Las Palmas ging, kopieerde ik vijf cd’s van die man, wiens platen niet in de Derde-Wereldbak zaten, maar tussen de popmuziek. Ze staan uiteraard allemaal op mijn Lacie, die nog steeds in de reparatie is (Fran, waar blijf je?). Echter, de cd’s van Salif Keita waren gelukkig ook nog te vinden, in WMA voor de kenners, in mijn prullenbak. Dus hoefde ik ze maar even terug te halen naar mijn D-schijf en om te zetten in MP3 om ze aan de vergetelheid te ontrukken. Hier zijn ze, de vijf cd’s van Kalif Keita die ik heb:
    Folon...The Past    (1995)
    Papa            (1999)
    Sosie            (2001)
    M’Bemba        (2005)
    La Différence    (2009)
    Potverdriedubbeltjes, het is alweer muziek die zeer de moeite waard is. En ik weet het, Malinees Salif Keita heeft nog veel meer albums gemaakt. De Engelse Wikipedia komt op 19 cd’s over de periode 1982-2009. Ik mis o.a. de  klassieker Moffou uit 2002 en achter die en ander werk van Salif Keita ga ik zeker nog aan. Niettemin, het begin is er. Met enige schroom en ook wel enthousiasme laat ik jullie, althans in mijn gedachten, meegenieten van de muziek op de cd’s die ik al heb. Ik ga geen keuze maken welke cd ik de beste vind en jullie krijgen deze keer ook geen top 10 van beste nummers. Luister en geniet!
    (Voor wie iets meer van de man wil weten: Salif Keita is albino, een witte neger, geboren in 1949. Sundiata Keita, de stichter van het Mali-rijk, is familie van hem. Als jongeman van 18 jaar vertrok hij naar hoofdstad Bamako en werd lid van de Super Rail Band; vanaf 1973 zat hij bij de Ambassadors. Bekend geworden verhuisde Salif Keita in 1984 naar Parijs, waar hij tot 2000 woonde. Toen keerde hij terug naar Bamako om daar nog de nodige nieuwe cd’s op te nemen. Bij een van zijn albums in Centre Ceramique zit een dvd, waarop je hem ook kunt zien zingen, wit en wel en met Afrikaanse schonen om zich heen.
    En om jullie echt eens te overbluffen, ik heb ook nog een cd van het Seckou Keita Quartet. Ze heet: “Afro-Mandinka Soul - Tama Silo” en ik weet niet zeker of het er een van Salif Keita en vrienden is of van iemand anders met Keita als achternaam. Als iemand dat voor mij kan nakijken, graag.)

    Als ik de bus neem, zie ik gaandeweg het een en ander aan me voorbij trekken. Best leuk, in zo’n bus zitten, zowel de streekbus als de stadsbus. Ik heb iets met aardige en onaardige reclame langs de weg en reclames zie je volop, als je uit het raampje kijkt. Hier is er een die ik vlakbij El Corte Inglés tegenkwam. Het betreft een groot plakkaat van een boeddha boven een snuisterijenwinkel. De zaak blijkt “Parada de la fortuna” te heten, “stopplaats van het geluk”. Of staat het woord “parada” hier voor “defilé”? Ik houd het maar op het eerste, zoals ook in de bus: “parada solicitada”, “halteplaats op verzoek”.
    De stadsbus kost vandaag de dag hier 7½ euro per tienrittenkaartje, een “bono”. Zo’n kaart stop je in de automaat, die vervolgens “toet toet toet” doet en je aantal geldige ritjes met één verlaagt. Een enkeltje bij de chauffeur kost 1 euro 30. Als zuinige Nederlander begrijp ik er niks van dat diverse Palmezen steeds weer met los geld komen aanzetten voor een enkeltje. En ze mogen ook nog maar eens met maximaal een tientje betalen, “cambio máximo autorizado 10 €”. Dus is het van: “procure cambio”, “zorg dat je kleingeld hebt” of nog liever: ga nooit de deur uit zonder “bono”.

    Gaan we naar de woensdagavond. Om 5 uur deed ik nog een paar boodschappen in de buurt en daarna was het tijd voor mijn dagelijkse promenade, met een eventuele stop om in mijn boek (van ene Roger Jon, zie beneden) verder te lezen. Ik herinner me nog dat ik een hele tijd mensen heb zitten kijken, een van mijn favoriete bezigheden, bij de halfronde bank aan het eind van Las Canteras rechts. Daarna liep ik nog een stukje door tot aan visrestaurant La Marinera en toen weer terug. En opeens begon het me toch te gieten! Echt een plensbui en het ging maar door. Ik wist niet hoe gauw ik terug moest naar mijn flatje. Even voor 8 uur zat ik op mijn balkon en dacht: zelfs hier is een ongenadige herfstbui mogelijk.
    En toen kwam ik op het idee om mezelf eens op het kijken van een film te trakteren, op mijn laptopje. Vorige week had ik bij Daily Price in de calle Tomas Miller voor een zeer zacht prijsje The Rose bemachtigd, van regisseur Mark Rydell uit 1979. De show wordt gestolen door Bette Midler, (Mary-)Rose Foster, kortweg The Rose, onmiskenbaar “Pearl is a singer” Janice Joplin. In de belangrijkste tegenrollen spelen Alan Bates als manager Rudge Campbell en Frederic Forrest als het vriendje van Rose, Houston Dyer. Het begin van de film zie ik nog helemaal voor me, een opening die er zijn mag. Rose komt op in New York City, nadat ze nog eens te horen heeft gekregen dat ze zich wel moet gedragen. Zijgt (?) ze op haar knieën en schreeuwt naar het stadion: “Hi, motherfuckers!”
    Het pad van een diva gaat niet over rozen (woordgrapje). Rose is meer dan toe aan een lange onderbreking, maar haar manager Rudge wil daar niets van weten. Haar nieuwe vriendje Houston wel; die probeert haar een beetje uit het “drank en drugs”-circuit te halen, vermaakt zich wel kostelijk met haar in een travestie nachtclub. Niettemin, de geplande tour van The Rose gaat gewoon door. Ze treedt eerst op in St. Louis, dan in Memphis, waar Houston en Rose hun eerste ruzie krijgen. Dan verplaatst het circus zich naar N.B. de geboortestad van Rose voor het volgende optreden. WELCOME HOME ROSE, staat op een groot billboard daar, en dan gaat het definitief mis. Rudge ontslaat Rose, als ze voor de zoveelste keer begint over een tijd ermee stoppen, Houston krijgt opnieuw ruzie met haar in een locaal café en vertrekt met de horizon. Rose belt vervolgens met haar ouders, neemt drugs en te zelfder tijd wordt Rudge overgehaald om haar weer in genade aan te nemen. Voor een vol huis gaat Rose die avond dus toch weer de bühne op, begint met een fonkelend “Stay with me, baby” en zakt dan in elkaar. The End.
    Wat een mooie film!      

    Ik ben geen fan van Barcelona middenvelder Andrés Iniesta. Hij is m.i. een nogal egoïst op het voetbalveld, laat zich ook al te gemakkelijk vallen en dan maar kermen van de pijn. Daarbij geeft niet zo maar een medespeler die er beter voor staat, een kans om een doelpunt te maken, als hij zelf op doel kan schieten. Intussen, zo is het ook weer, heeft hij wel de nodige briljantjes op zijn naam staan. Mede vanwege zijn doelpunt tegen Nederland in de laatste WK-finale, denk ik, zie je zijn tronie al een aantal jaren in zo ongeveer alle straten als vlaggenschip voor Kalise.
    En Kalise, jongens en meisjes, is een ijsjesfirma die niet te stoppen is, zo veel verschillende ijsjes hebben ze in de aanbieding. En tegenwoordig prijzen ze die aan met “helados ke ilusionan”, “ijsjes die verwachtingen wekken”. Bijzonder aan deze reclame vind ik het woordje “ke”. In het Spaans komen woorden die met een K beginnen,  haast niet voor behalve in rariteiten zoals “kilo”, “kiosko” en “karaoke”. Kalise, met een K, introduceert bij ons met zijn schrijfwijze “ke” kennelijk een nieuwe schrijfwijze van “que”, best aardig. “Ke” komt daarmee in het aparte lijstje terecht van “kefir, Kenia, keniano, kepis, kermesse, kerosén, ketchup, keynesiano”. Dat zijn alle KE-woorden zonder uitzondering die in mijn Spaans-Nederlandse woordenboek staan.

    Mijn donderdag stond in het teken van een bezoek aan Ton & Marion plus Marc (zonder Floortje) plus Rik & Paulien plus vrienden van Rik, Hidde & Noortje. Als ik 1250 en 630 zeg, weten mijn trouwe bezoekers van het eiland intussen hopelijk wat ik bedoel. Dat is de lengte van de twee tunnelstukken direct onder Las Palmas op weg naar het zuiden. Jarenlange bombarie rond de aanleg van de A2 in Maastricht is hier onbekend; de een-richting tunnels zijn destijds gewoon aangelegd en dat was het dan. In de streekbus op weg naar het zuiden hing trouwens een aansprekende affiche met een kind en daaronder: “pensamos en todos, primero en ti”.
    Bij de Yumbo stond een Maastrichtse delegatie mij al op te wachten en even daarna zaten we aan de belegde stokbroodjes. Vervolgens mocht er gewandeld worden, deze keer naar San Fernando (het plaatsje staat ook op de CD Arrival van ABBA), Ton voorop en Marion, Marc en ik er achter aan. Ter plaatse werd door Ton de nodige aardappelsalade ingeslagen bij een mega De Spar en daarna nog “quatro pollos asados” bij een speciaalzaak. Tussendoor en erna zaten we gevieren op een terras, waar best wel leuke grappen door kwamen; zie hieronder. Om ongeveer 4 uur waren we weer bij hun huisje en kon ik met Rik aan het zwembad de stand van de jeugdpsychiatrie in Enschedé doornemen. Marion werd er nog op uit gestuurd voor de ingrediënten van een gemengde groentesalade en Rik en Hidde moesten en zouden ook een pittige pasta op tafel zetten. Dat was smullen geblazen om half 6. Pikant detail: Rik kan in Nederland zijn favoriete Calvé-saus met groene pepers niet meer krijgen; volgens de importeur is ze uit de handel zijn genomen bij gebrek aan belangstelling. Blijkt de saus hier wel (nog) gewoon in de winkel te liggen. Om ongeveer 8 uur vertrok in welgedaan naar bus 30 om terug te keren naar mijn flat.

    Ton vertelde me over een drama in Maastricht, tijdens de glorieuze intocht van Sinterklaas. Toen die onder de “Aw Maobrögk” door gevaren was, waar het vergeven was van oppassende kinderen, ging de brug direct weer omlaag. Bleef een van de kleuters met een beentje tussen de brugdelen zitten: grote paniek. Zegt Ton: “En de ouders krijgen de kosten niet vergoed van de ziektekostenverzekeraar. Bruggen en kronen zitten in het aanvullende pakket.”

    Ander aardigheidje, om Trudie te stangen. Hidde en Noortje waren met prijsvechter Ryan Air naar Gran Canaria gevlogen, via Weeze. Had me die Hidde op zijn geprinte E-ticket niet Hidde Egbers geschreven, maar H. Egbers. Dat gaf wat je noemt een heleboel gezever bij Ryan Air. Zijn naam als kleine crimineel staat bij Ryan Air genoteerd. Als hij het waagt om nog eens zijn voornaam niet voluit te schrijven, kost hem dat de volgende keer 168 euro.

    Een laatste vraag, in de stijl van de Michelinsterren bij restaurants: wat is het beste café van Nederland?  Ik had hem ineens goed: café Hoppe op het Spui in Amsterdam (met Amstelbier op de tap en de man van Reineke als eigenaar). Nummer twee in het rijtje is De Bonte Koe in Purmerend, op drie staat De Stee in Leeuwarden en vierde is Van Ruysdael in Heemskerk. En dan zijn we nu bij nummertje vijf, uit Maastricht: café De Kargol vooraan in de Stokstraat, schuin tegenover het voormalige logement, waar mijn opa Knipschild, tevens “peter”, opgroeide. Een kargol, is dat niet een slak? “Wie daan ouch, mèt de karneval gaon iech miech daor zeker eine drinke (of twie of drei)”. Marc, die met het verhaal over de top 100 beste Nederlandse “kaffees” op de proppen kwam, zei er met enige bravoure bij dat de favoriete uitspanning van zijn werkadres RS vanzelfsprekend ook op de lijst stond, café In den Uiver in Haarlem stond dertiende.

    Met werksters heb ik geen geluk. Komt het misschien omdat ik tegenover Maastrichtse vrienden graag het woord “potsvrow” gebruik, terwijl termen zoals hygiënisch medewerkster de verhouding tussen werkster en mij beter weergeeft? Hoe dan ook, mijn “potsvrow” Elly in Maastricht is mij ontvallen. De afspraak is al jaren dat ze eens in de twee weken mijn huis doet, maar zker in de maanden voor mijn vertrek naar Las Palmas kwam ze niet altijd opdagen, zonder tijdig af te bellen. Bij mij krijg je dan een gele kaart en als je daarna weer niet verschijnt, volgt een gesprek, eventueel ontslag. Dat gesprek heb ik met Elly niet meer hoeven voeren. Ze komt ook bij Trudie en Arno schoonmaken, maar ook daar komt ze tegenwoordig bij herhaling niet opdagen. En per telefoon aan Trudie, een voicemail midden in de nacht, liet ze vorige week weten o.a. bij mij niet meer te willen komen poetsen. En ik was nog wel zo aardig voor haar, zo behulpzaam ook. Ik vrees dat Elly al veel langer onder een psychisch probleem gebukt gaat, maar vooruit, dat is mijn zorg niet (meer).
    Afgelopen vrijdagavond zag ik Noé eindelijk weer eens, nadat hij mij eerder met mijn butagasflessen geholpen had. Hij was net die middag teruggekeerd van zijn werk, waarvoor hij op de Kaapverdische eilanden had gezeten, (las islas de) Cabo Verde, ten zuiden van “las Canarias”. Daar helpt hij met het opzetten van een nationaal alarmnummer, 112. Toen ik Noé zag, in café Tasquita Cambullonera, vroeg ik hem stante dede naar mijn “potsvrow” hier, de Argentijnse Bety; die moest hoog nodig weer eens mijn flat komen “oetstöbbe’ en dweilen. Blijkt die onlangs met haar net gepensioneerde man teruggekeerd te zijn naar haar geboorteland. Alweer zit ik er naast, buiten mijn schuld, maar Noé, die haar eveneens als werkster had, zou binnenkort voor een Argentijnse vervangster zorgen. Ik wacht het af...
    Trouwens, met Noé, Lorena en haar vrijer en nog eens twee vrienden en een vriendin belandde ik na het café in een eethuisje vlakbij Las Canteras, dat ik jullie allemaal met klem moet aanraden. In Las Palmas kan dat zo maar, eten om 11 uur ’s avonds, zeker in het weekend. De aangeefster, Lorena, zelf een keukenprinses, vertelde ons dat de prijs van een menu in Cafetería Restaurante Nuevo Gran Playa aan de calle Gran Canaria zo laag is en het eten zo goed dat zelf koken iets wordt dat je alleen nog maar voor de lol doet. (De calle Gran Canaria ligt dwars op Las Canteras met op de hoek een Libanese eetzaak die nu Avenida de Paris heet, met op het menu o.a. shawarma, kebab en kafta. Kafta?) Op tafel in Nuevo Gran Canaria, buiten uiteraard, kwam achtereenvolgens een grote schotel gebakken pulpo in de uienringen langs, toen een bak warme inktvisringen en dan nog een schaal met kleine stukjes kip in een sausje. De baas/eigenaar serveerde ons er knapperige broodjes en bier bij. Met name de pulpo (stukjes inktvisarm, van een andere inktvis dan die van de ringen) kon mij zeer bekoren. Eten in Nuevo Gran Playa is daarmee zeer vatbaar geworden voor herhaling. Om 1 uur lag ik in mijn bed nog na te genieten (terwijl de meute voor verder vertier naar plaza Farray toog).

    Vorig jaar kreeg ik een zeer lezenswaardig boek over Overdiagnostiek van Susanne en Peter. Ik vind dat de (eigenlijk iedere) rechtgeaarde klinisch epdemioloog het moet lezen. In een weblogbrief heb het een jaar geleden lovend besproken en daarna uitgeleend aan collega’s. Nu ligt het op het nachtkastje van Patty, die er ongetwijfeld van zal smullen.
    En het kan niet op, op 18 september of daaromtrent kwamen ze wederom met zo’n boek mijn kant op, deze keer “Placebo. Reflecties over een vreemde eend in de geneeskunde”. Het boek, uit 2012,  geeft de lezingen van een Nijmeegs congres van de Vereniging voor Filosofie en Geneeskunde in 2010. Als ik destijds van het congres geweten had, was ik er waarschijnlijk heengegaan. Daarbij vind ik dat ik als uitvoerder van een mooie placebotrial (samen met Arnoud Arnzt) best als spreker daar had kunnen worden uitgenodigd. (Voor de liefhebbers, de publicatie van onze studie heeft als titel: “Pain patients in a randomized trial did not show a significant effect of a positive consultation” en staat in J Clin Epidemiol 2005; 58: 708-713. Hoe zo placebo-effect van de dokter?) Aan de andere kant, als ik deskundig wil blijven, is het best goed om het eens van een ander te horen. Hier is mijn recensie van het boek.
    In het boek staan negen echte stukken, eentje van twee personen, Bensing en Verheul en acht van anderen. Dat van Bensing en Verheul is wel aardig, maar brengt mij weinig nieuws; ik lees het zoveelste pleidooi van twee gelovers om er eens serieus werk van te maken. Vijf andere bijdragen stellen m.i. weinig tot niks voor. Hier zijn de drie uitzonderingen, te beginnen met die van ouderengeneeskundige in opleiding Susanne de Kort, tevens een van de twee eindredacteuren van het boekje. Zij behandelt het onderwerp vanuit de klinische praktijk. En helemaal hopeloos bevooroordeeld kan ik haar niet vinden, als ik mag noteren: “De kritisch academicus wordt eindelijk in mij wakker. Wat vindt u van de onconventionele gedachte dat de placebowerking misschien wel helemaal niet bestaat, dat placebowerking in feite berust op het vanzelf overgaan van allerlei klachten, dat wij gewoon niet weten waarom klachten vanzelf overgaan?”
    Huisarts en ethicus Dick Willems heeft het in zijn bijdrage over het placebo in de wetenschap. Ook nu spreken enkele citaten voor zichzelf. “In de spreekkamer gaat het om de rol van vertrouwen als element van behandeling en zorg. (...) In het wetenschappelijk onderzoek (...) gebruik je placebo om het effect van vertrouwen uit te schakelen. (...) Bij wetenschappelijk onderzoek is het gebruik van placebo dus in zekere zin gebaseerd op wantrouwen van de kant van de onderzoeker”.
    En dan is er een artikel van voormalig oncologisch chirurg Theo Wobbes, ook mede-eindredacteur van het boekje. Dat artikel is m.i. echte leesstof, als  jullie het naadje van de kous willen. Hij kent zijn literatuur (maar helaas niet ook mijn artikel) en ik ga hem hier gewoon alleen maar een aantal keren citeren. Daar gaan we. “Het is niet uitgesloten dat het effect van een aantal van deze chirurgische ingrepen op een placebowerking berustte en dat ook nu nog technieken bestaan met een placebo-effect. (...) Bij snijdende specialisten gaat de verandering in het denken ten aanzien van de toepassing van nieuwe technieken relatief langzaam. (...) Het beginnen van een nieuwe techniek is in de praktijk een (te, PK) sterk argument er vooral mee door te gaan. (...) Het effect van een nieuwe chirurgische techniek hoeft niet per se beter te zijn dan een oude, zolang beide niet op een wetenschappelijke wijze zijn vergeleken. (...) De uiterste consequentie van deze opstelling is dat men het ook aandurft een placebogecontroleerde studie te doen. (...) Over de invoering van placebochirurgie in het wetenschappelijke onderzoek is er geen eensluidende mening en evenmin over de toelaatbaarheid ervan. (...) Een operatie kan een placebo-effect hebben, vooral als het om ingrepen gaat die pijn behandelen of trachten het subjectief welbevinden te verbeteren. (...) Het is duidelijk genoeg dat het moderne prospectieve door het lt bepaalde onderzoek de basis moet zijn van het klinisch handelen.”
    A.s. zomer ga ik die Theo Wobbes graag eens gaan opzoeken. Hij is van 1946, een goed jaar, en inmiddels emeritus. Het zal niet moeilijk zijn om zijn e-mailadres en/of telefoonnummer te achterhalen. Misschien heeft Susanne zin om dan met mij mee te gaan?
    En ten slotte, het woord placebo is fout gekozen, maar ik vermoed dat ik, en jullie nu ook, de enige ben die dat weet. Het woord komt uit de eerste zin uit de dodenvespers, psalm 116, in de vertaling van Hiëronymus: Placebo Domino in regione vivorum. Ik heb begrepen dat er bij de vertaling van het Hebreeuws naar het Grieks iets is misgegaan. De vertaling daarna naar het Latijn klopt weer wel, maar dan is het al te laat.
    Placebo’s in de praktijk, volgens mij zijn ze klein, als ze überhaupt al bestaan.

    En dan eindig ik mijn weblogbrief uiteraard weer met een Spaans lesje. Mijn shampoo (rare schrijfwijze overigens, met die dubbele o) was op en dus kocht ik in de kelder van El Corte Inglés waar ook mijn Schweppes-blikjes staan (cero azúcares añadidos), een nieuwe fles FLEX van de firma Revlon, “formato ahorro”, “lujo asequible”, “con keratina”, “cabellos normales”. Thuis gekomen, eigenlijk pas nadat ik er mijn haar al een keer mee gewassen had, blijkt dat het geen shampoo in engere zin is, maar een “crema suavizante”. En toch, mijn haar zag er zaterdagmorgen een stuk minder vet uit dan voor de wasbeurt.
    We gaan naar de achterkant van de grote fles, 650 ml, royaal meer dan een halve liter. “Nuevo Revlon Flex con keratina, para conseguir un toque de glamour y un cuidado más cosmético de tu cabello. ¿Sabías que? La keratina aporta multitud de beneficios al cabello: suavidad, protección, nutrición, vitalidad, textura, cuerpo. Revlon Flex, un lujo asequible.”
    Uiteraard staan de nodige letters, zelfs hele woorden in de tekst in hoofdletters, maar ik zal het hier niet te gek maken. “La crema suavizante para cabellos normales contiene PCA sódica, agente hidratante que forma parte del factor natural de hidración, cuya función es aumentar la suavidad y elasticidad de tu cabello. Su fórmula equilibrada, suaviza y desenreda instantáneamente tu cabello actuando dónde más lo necesita”. Zijn jullie inmiddels veel wijzer geworden? Ik niet, maar de “modo de empleo” laat ik niet schieten: “aplica la crema suavizante de la raíz a las puntas, une vez te hayas aclarado el champú. Espera 1 minuto y aclárala con abundante agua”.
    Het woord shampoo valt dus toch, gelukkig maar. De precieze ingrediënten zal ik jullie besparen, maar behalve natrium PCA zit er nog veel meer spul in mijn “crema suavizante”.  Voor verdere details verwijs ik naar www.thecolomergroup.com  in Zwitserland; de Spaanse hoofdvestiging is in Barcelona.

    En daar laat ik het bij. Ik complimenteer alleen degenen onder jullie die mijn brief tot hier hebben gelezen, helemaal tot het gaatje. Die mensen mogen ook kennisnemen van mijn weer overtuigende boekenbijlage. Zal ik die eens moordboekenbijlage gaan noemen, omdat ik mijn recensie van het placeboboek tussen de gewone tekst heb gestopt? Vooruit, in ieder geval deze week.
    Ik hoop oprecht dat jullie de komende dagen veel bezigheden binnenshuis hebben, met dat gure herfstweer. Hier is het onverminderd zomer en van achter mijn bureau zwaai ik jullie uit. Geef niet op, het kan nog goed komen, en tot ziens maar weer, hasta luego, van jullie Don Pablito.    

MOORDBOEKENBIJLAGE

    Beste leesbroeders en –zusters, hoe zal ik eens een mooie eerste zwiep geven aan boek 1 van deze week, “The anniversary man”, in Nederlandse vertaling “Een mooie dag om te sterven” van R.J. Ellory (in zijn paspoort is het Roger Jon)? Het boek is oorspronkelijk van 2009, speelt een bladzijde of 40 in Jersey City in 1989 en daarna zo’n 400 in New York in 2006. Overigens, in tegenstelling tot wat bijv. Het Parool en De Standaard op de achterflap van het boek beweren, gaat het verhaal in het geheel niet over de maffia. Wel is het een haast eeuwig, in ieder geval maandenlang gevecht van een politierechercheur met een seriemoordenaar. Bijzondere toevoeging: de laatste is een imitator, een nabootser van eerdere bekende moorden. Die doet hij na op de verjaardagen (The anniversary man) van die moorden.
    De bedoelde politierechercheur van het verhaal heet Ray Irving, 44 jaar. Hij krijgt te maken met de ene moord na de andere, te beginnen met die op Mia Grant, dan Ashley & Lisa, daarna James en vervolgens vallen er nog 13 slachtoffers en dan staat New York echt op zijn kop. Al vanaf de eerste moord krijgt hij van John Costello, nu 38, overlevende van een eerdere moordpartij in 1989, te horen dat iemand eerdere moordpartijen van bekende seriemoordenaars aan het kopiëren is. Maar daarmee heb je de dader(s) nog niet. Ray Irving krijgt ook misdaadjournaliste Karen Langley op zijn dak, zijn type, terwijl de politie hem moed inspreekt in de persoon van o.a. commissaris Bill Farraday, Jeff Turner, het duo Grifford en Hudson en natuurlijk vergeet ik dan een heel rijtje collega’s. Via John Costello komt Ray Irving bovendien in contact met echte freaks zoals Leonard Beck, Timothy Leycross en niet te vergeten met het groepje bijna vermoorden dat eens in de maand bij elkaar komt om er eens over te praten. Wat duurt het lang voordat er schot in de zaak komt.
    R.J. Ellory, roodharig met baardje, in de veertig, is uit het Engelse Birmingham. Je zou dan een in Engeland gesitueerd boek verwachten, maar er is kennelijk maar één Big Apple. Zijn boek “The anniversary man” is, beken ik hier, een van de moorddadigste moordboeken die ik in de laatste jaren gelezen heb. De Vrij Nederland Detective en Thrillergids geeft er vijf sterren voor en zes had voor mij ook gekund. “Dit boek verdient een plekje in de boekenkast van iedere thrillerfan”, schrijft Crimezone en ook dat is helemaal waar. Ik geef er als recensiecijfer een 9- voor, bijna een “zeer goed”. De min heeft te maken met de uiteindelijke identiteit van de dader, meer zeg ik daar hier niet over. De komende zomer in Nederland ga ik zeker op zoek naar nog meer boeken van R.J. Ellory. Zeker zijn volgende boek uit 2010, “De helden van New York”, dat bij VN ook vijf sterren krijgt, zal eraan moeten geloven. En wie weet, ook zijn trilogie daarna over een kindermoord uit 1956.
    (En dan lees ik op het internet nog over een akkefietje met hem. Zijn eerste boek kreeg niet al te beste kritieken en toen kwam de man zelf met een reactie in Amazon.com. Als pseudoniem gebruikte hij de naam Nicodemus Jones en hij noemde het boek een meesterwerk. Het slappe bedrog kwam uit en toen kon R.J. Ellory niet anders dan zich publiekelijk verontschuldigen.)

    En dan nu een tussenstukje. Wanneer wordt een moordenaar een seriemoordenaar? Is een tweede moord voldoende of moeten het er minstens drie zijn. En wat doe ik met iemand die eerst een persoon en later een tweetal om het leven brengt? Tellen kinderen zwaarder mee dan bejaarden? Het zal allemaal wel ergens opgeschreven zijn, maar ik weet het niet precies.
    Gaan we naar de volgende seriemoordenaar, in de debuutroman van Jess Walter, “Over tumbled graves” uit 2001. Ook dat boek heb ik voor jullie in het Nederlands; het heet dan “Riviermoorden”. Het speelt in Spokane, spreek uit Spoken, een middelgrote stad (450.000 inwoners) met een rivier van dezelfde naam in de staat Washington. Voor de mensen die enige aardrijkskunde willen meepakken: de staat Washington heeft met de stad Washington niks van doen. Ze ligt in het uiterste noordwesten van de Verenigde Staten, direct onder het Canadese British Columbia ten noorden van Oregon en dan Californië in het zuiden. Behalve Spokane zijn in de staat Washington vooral Seattle en Tacoma grote steden.
    Maar jullie zitten te wachten op een samenvatting. Eigenlijk gaat het boek over de liefde tussen twee politiemensen, brigadier Alan Dupree, 48, en zijn voormalige politieleerlinge Caroline Mabry, nu 36. Ze zijn al twaalf jaar verkikkerd op elkaar en hij heeft haar zes jaar terug geholpen bij het goedpraten van een slachtoffer dat zij min of meer op haar conto had. Nu is hij gescheiden en zij net van haar vriendje af en draaien ze nog steeds om elkaar heen. Echter, dit is een moordboekenbijlage; laat ik me daarom toch maar op diverse lijken concentreren. Aan de ene kant zijn dat dealer Burn, oom Albert en een pandjesbaas en aan de andere kant diverse hoertjes, uiteindelijk vijf in getal, steeds met twee 20 dollarbriefjes in hun hand/mond. De onmiskenbare dader is ene Lenny Ryan, met kakibroek, de Southbank Strangler. Mede op advies van maar liefst twee psychologische profielschetsers, McDaniel en Brandon, gaat eerst Dupree en later zijn vervanger Spivey achter die Lenny aan. Het duo Dupree en Caroline Mabry komen gaandeweg, zoals dat zo mooi heet, “tot andere inzichten”. Het boek eindigt in een min of meer shoot out, die ik hier niet zal verklappen.
    (Alan Dupree is een man van diverse theorieën. Een daarvan is dat je een crimineel herkent aan het voortuintje van zijn huis. Als dat onverzorgd is, wijst dat op een criminele inborst. Rijkere criminelen laten hun tuintje verzorgen door een tuinman. Gewone mensen houden hun voortuin zelf netjes bij.)
    Vind ik “Riviermoorden” alweer een mooi moordboek? Dat is dan maar zo, ik heb het haast in een ruk uitgelezen, dit debuut van Jess Walter. Heel interessant is het om te lezen over de liefde tussen Caroline en Alan tussen al het gemoord door. En ook de wending van een 100% dader naar (tevens) een andere dader met heel andere motieven mag er zijn. In notendop, dit boek dingt net als het vorige naar een prima recensiecijfer. Ik kom na ampel overwegen uit op een volle 9.
    Trudie en Marij hebben, als ze hier zijn over enkele weken, allebei een leesboek dat ze zullen waarderen. Met carnaval neem ik een en ander netjes mee terug naar Maastricht voor verdere liefhebbers.     

dinsdag 20 november 2012

Weblogbrief 8.03, 20 november 2012

    Hoe is-t-ie, ¿camaradas? Hoe staat de vlag erbij? Is een ieder “listo para tomar” mijn derde brief? Dan ga ik maar weer eens mijn best doen, uiteraard met de muziek voorop.

    Vorige week vertelde ik jullie over de nadagen van R&B zanger Solomon Burke. Ik noemde zijn zes CDs van na 2000 en beval toen de CD Nashville aan als een “must”, een album dat op een prominente plaats in de woonkamer hoort te staan. En toen al dacht ik: is het niet tijd om eens mijn favoriete CD top 10 te presenteren, eventueel mijn top 20, als ik onvoldoende kan kiezen. Nu Jorge en Fran het nog steeds laten afweten, wat mijn Lacie betreft, heb ik alle tijd om – met enige hulp van mijn iPod – een keuze te maken. Weet dat het mensenwerk blijft; ik kan volgende week zo maar allerlei veranderingen willen aanbrengen. Niettemin, hier is ze dan, mijn CD (LP) top 20 aller tijden. Als restrictie heb ik mezelf opgelegd dat ik per artiest of groep maar één CD mag vermelden. Bovendien mag ik nietmet een CD aan komen zetten met “The best of” of iets van dien aard; het is me hier te doen om originele albums en niks anders. Zuchten, zuchten, wat is het moeilijk, daar komt-ie, alfabetisch op voornaam:

01    ABBA                Arrival
02    Ali Farka Touré & Toumani Diabaté        Idem.
03    Beatles                Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band
04    Billie Holiday            The Complete BH On Verve 1956-58
05    Bob Dylan                The Times They Are A-changing
06    B.Benton & D.Washington    True Love And Other Famous Duets
07    Buena Vista Social Club & Ry Cooder    Idem
08    Chavela Vargas            La Llorona
09    Dire Straits                Brothers In Arms
10    Everly Brothers            Roots
11    Frank Sinatra            Only The Lonely
12    Gerry Rafferty            Early Collection
13    Joaquin Sabina            Nos Sobran Los Motivos
14    Maria Dolores Pradera        Homenaje A José Alfredo Jimenez
15    Michael Jackson            Dangerous
16    Mick Jagger                Wandering Spirit
17    Pink Floyd                The Division Bell
18    Rolling Stones            Sticky Fingers
19    Ryan Adams            Heartbreaker
20    Solomon Burke            Nashville
    Wat zal ik er verder van zeggen? Het is een echt uitgelezen verzameling geworden, het topje van een ijsberg, die deels boven water staat. Trouwens, op dit moment ontbreken bijv. Edith Piaf, iets Portugees/Braziliaans, de jonge Elvis, manneke Prince, (Ike &) Tina Turner en ga zo maar door. Aan de andere kant, bij Joaquin Sabina kom ik met een live dubbelCD; heeft die niet iets van een “The Best Of”? En Mick Jagger zit er zo maar twee keer in, zowel met een soloplaat als met een Rolling Stones plaat.
    En toch, mijn momentane compilatie mag er zijn, al zeg ik het zelf. Het merendeel van de CDs komt uit het Engelstalige gebied: de Verenigde Staten (acht) en het Verenigd Koninkrijk (zes); het is niet anders. Er zitten er vier bij uit Spaanstalige landen, eentje uit Zweden, geen een uit Nederland, maar wel een enkele CD uit Mali. Terzijde, wat let jullie om jullie eigen CD top 10, 20 of zo aan mij toe te sturen. Die zal ik dan met plezier in een latere weblogbrief memoreren.

    Aflopen dinsdagavond had ik mijn wel verdiende rust, zo niet woensdagavond; dan zou ik met Noé een terrasje gaan pakken. Een paar halve liters bier in Tasquita Cambullonera, eventueel gevolgd door een Argentijnse steak in Casa Carmelo erboven, ik wel eens met minder genoegen moeten nemen. Kreeg ik om half 4 ’s middags een SMSje dat hij die avond niet kon komen en trouwens vanaf donderdagmorgen weer in Tenerife zat. Schade (op zijn Duits)! De hoofdreden voor zijn afwezigheid was zijn deelname aan een demonstratieve tocht die avond, zoals overal in Spanje, tegen de door Brussel opgelegde onbarmhartige bezuinigingen. Daar moest Noé zonder dralen acte de présence geven. Ik weet het, ik heb vorig jaar ook al eens zo’n massale bijeenkomst verslagen, maar toch: ik kon het niet laten om nogmaals een kijkje te gaan nemen bij het begin, op (Avenida José) Mesa y López bij Plaza España.
    De demonstrant spelen is iets dat de linkse Spanjaard met veel vuur kan doen, zeker als het water hem in de schoenen staat zoals nu. De werkloosheid hier is schrikbarend, de ene na de andere sociale verworvenheid wordt ineens in de ijskast gezet, zelfs het openbaar onderwijs gaat nu naar de filistijnen.
    Toen ik om even over 6 ter plekke arriveerde, was het er eivol, om eens een goed ouderwets Nederlands woord te gebruiken. Aan de vlaggen af te lezen waren in ieder geval de volgende afkortingen royaal vertegenwoordigd: (alfabetisch) ANC, CCOO, CNT, CO.BAS, FSM, FSOC, IU, PCPC, SCE, SEPCA, SITCA, STEC, UGT en USO. Was de regerende PP (Partida Popular, de rechtsen) dan niet ook van de partij? Op een spandoek ontwaarde ik: PP = mentiras, recortes, sufrimientos.
    Als ik zo’n optocht van voorbij marcherende demonstranten aanzie, krijg ik het er best wel warm van. In ijltempo ging het bepaald niet, maar er was wel ruim een uur voorbij voordat het laatste protesterende volk mij zijn hielen had laten zien. Tienduizenden demonstranten, ik geloof het graag. Daar horen leuzen bij en die kreeg ik met vrachten voorgeschoteld, over “el govierno ladrón” (de dieven van de overheid), de “hijos de la gran puta” (dat laat ik maar onvertaald) en nog veel meer moois. Op een spandoek moest de voltallige Europese commissie het ontgelden (“jinetes del apocalipso” (ruiters van de apocalyps), “chupasangres” (bloedzuigers)). Staan jullie toch weer open voor een korte bloemlezing van mij op de spandoeken, hier komt-ie, ook nu maar in zeer alfabetische volgorde:
    Adelante compañeros
    Ante la politica de miedo
    Basta ya
    Canarias no aguanta más, hay que pararnos
    En Canarias decimos: no al paro y la povresa
    En defensa de los servicios publicos
    Estamos más que harto
    No a la guerra OTAN
    No más gobierno neoliberalis
    Que lo paguen los capitalistas
    Recortes si, pero por arriba
    Rescate financiero? No con mi dinero
    Het spreekt vanzelf dat bij al deze goedbedoelde kreten de nodige uitroeptekens horen (¡¡¡El futuro en lucha!!!). Wat een toestand! En zoals bij een Maastrichtse processie, op het einde sloten legio toeschouwers zich aan bij de marcheerders. De tocht ging vanaf Mesa Y López de hele stad door tot in Triana en Vegueta. Het was in één woord: indrukwekkend.

    Wie hier een maand of langer verblijft, zou fatsoenshalve ook enige Spaanse les moeten nemen. Intussen zit ondergetekende hier al zo lang dat ik alles wat mijn Spaanse schooltje voor buitenlanders te bieden heeft, al een aantal keren gedaan heb. De laatste winters doe ik het zelfs zonder school; om voor de zoveelste keer te leren wat ik eigenlijk al behoor te weten, tegen betaling van een goeie 400 euro per maand, is mij misschien wat veel. Bovendien – heb ik me laten vertellen – is het hoogste niveau C, dat ik al twee keer gedaan heb, weer geschrapt van het lesprogramma van de school, omdat daar te weinig belangstelling voor is. Vooral de A1- en A2-klasjes zijn druk bezocht. En daarnaast, mijn voornaamste makke is niet de grammatica of woordenschat, daarvan heb ik intussen genoeg opgestoken. De meeste moeite heb ik nog steeds met de dagelijkse conversatie, in een ijltempo als je pech hebt. (Ik heb om die reden Trudie wel eens voorgesteld om er hier een wintervriendin bij te nemen. Dat idee is me niet in dank afgenomen.)
    Ik houd mijn Spaans, zo goed en zo kwaad als dat gaat, tegenwoordig vooral bij door op zijn tijd iets Spaans te lezen (en dat soms ook aan jullie door te brieven). Voor de vuist weg Spaans praten doe ik helaas haast niet, of het zou in een levensmiddelenwinkel moeten zijn en op een bank aan de boulevard. En toch, ik vind het wel nog steeds leuk om andere (ex-)studenten van het schooltje, vooral die met een beetje schling in Spaans, eens tegen te komen. Twee jaar terug liep ik bijv. op de WOMAD, een derde-wereld muziekfestival hier, Günther tegen het lijf, homo en Münchenaar, die ik al vele jaren van school kende. Het was wat je noemt een aangenaam weerzien. En afgelopen voorjaar trof ik op Plaza Farray Adèle of hoe heet ze, een Weense oud-onderwijzeres gezegend met een gezonde dosis humor, en ook dat was een leuk rendez-vous.
    Wie kwam ik donderdagavond tegen op Las Canteras tegen, bij la Puntilla? Petra. Zij is een ongeveer 45 à 50-jarige, schat ik aan haar beginnende grijze haren, huisarts uit de buurt van Keulen. Ze was, zo bleek, al drie jaar niet meer hier geweest, maar nu toch weer voor twee weken present. Ik ken haar van mijn tweede C klasje van toen. Ze zat - zij wel - nu toch weer op het schooltje om haar Spaans te oefenen en bij te spijkeren, maar moest afgelopen zaterdag al weer terug naar Duitsland. En dan komt nu mijn vraag aan jullie: moet ik dat dan niet ook weer eens doen, een maandje Spaanse les aan mijn curriculum vitae toevoegen?   

    Bij mijn e-mail uit Nederland zit er af en toe eentje die ik graag met jullie deel, om het eens op zijn Californisch te zeggen. Marij krijgt van vrienden en familie geregeld opbeurende praat in haar mailbox en soms geeft ze die aan mensen zoals ik door. Een enkele keer wordt er ook wel eens gekankerd. Jullie kennen toch nog wel de kaskraker destijds van Ramses Shaffy, genaamd “Zing, vecht, huil, bid, lach, werk en bewonder”. Onlangs stond het complete nieuwe kabinet op het bordes bij Bea te poseren voor naar de camera. De mij door Marij toegestuurde foto daarvan had als onderschrift gekregen: “Snij, kort. lieg, draai, lach, steel en bedonder”. Dat komt me op zijn zachtst gezegd een beetje overdreven voor, maar een glimlach kon er best van af.

    Laat ik het deze week ook maar weer eens hebben over de man van het kledingzaakje, bij mij tegenover in de straat hier. Zijn winkeletalage trekt best wel aandacht, maar veel verkopen, dat niet. De naam van de zaak is, mooi gekozen, NEGONZA. De oudere baas van de zaak is helaas vorig jaar van ons henen gegaan en zijn gespierde, maar nogal mager uitgevallen zoon van zeg 40 jaar, met nauwelijks een haar boven op zijn hoofd, runt vandaag de dag de tent. Af en toe zie ik ook een wat dikkere uitvoering voor de kledingzaak staan, vooral om een praatje te maken met interessante voorbijgangers. Ik houd echter staande dat het de magere is die de zaak runt. Ik weet (nog steeds) niet hoe hij heet; vooralsnog lijkt Negonzo met een o me een passende naam, afgekort tot Gonzo. Hij (onder-)houdt in zijn vrije tijd de twee honden van de zaak, de halve herdershond die hij van zijn vader geërfd heeft en een zwart gevaarte van hemzelf.
    Wonen doet Gonzo boven de zaak, op een hoog. Vanuit het raam daar mag hij graag eens de straat afkijken, zo maar voor de lol of omdat beneden iemand op zijn bel staat te drukken. In de schemerte ontwaar ik daar ook al een kerstboom, half november, met een heleboel lampjes die hij op zijn tijd ook laat aan- en uitflikkeren. Dat doet maar.
    Echter, ik wou het eens met jullie hebben over het plat, het veldje daar weer boven. Hoog is het huis van het kledingzaakje niet, tussen de flatgebouwen links en rechts van zo’n zeven etages. Je hebt begane grond, een hoog en dan volgt al het dakterras. Gonzo heeft daar tot mijn verbazing vorige winter al een grote, vierkante tent opgezet, met een puntdak en open tentflappen, zonder dat mij duidelijk is wat hij ermee van zins was en is.
    Nu zie ik pas goed wat zijn echte passie is: er staan allerlei plantjes. “Chacun son goût, of  in goed Nederlands “Ieder zijn smaak”. Tot de hobbies van mijn overbuurman behoort overduidelijk zijn bovenmatige liefde en zorg voor al wat groeit en bloeit en telkens weer boeit. Als ik me ’s ochtends op mijn balkon begeef, is hij al in de weer om een en ander te bewateren. Ik tellen: alleen al op de uitsparing voor zijn dakterras staan zo’n kleine 20 stukjes groen. Er is variatie van haast niks tot manshoogte, er zijn er met en zonder bloemetjes en het gaat van bolvorm tot rechtop staande cactus. Mooie wietplanten, zoals bij mijn buren in de Waldeck Pyrmontstraat, staan er niet tussen, maar wat niet is, kan nog komen en verder is het echt van alles wat. Zelfs heeft hij er twee knalrode kerststerren tussen staan, in al even rode potten. En maar water geven en maar koesteren.

    Vrijdagmiddag laat verplaatste ik me van mijn balkon naar het mooie parkje bij het Castillo de la Luz. Het kasteel uit de middeleeuwen ziet er nu piekfijn verzorgd uit, maar de ruimte erom heen is wel nog steeds een dooie boel. Dus staat er om het geheel nog steeds een manshoog hek. We worden nog steeds verondersteld om het kasteel vooral niet te betreden.
    Hoe kan het anders; naast het bouwwerk is - ik citeer een aanwezig plakkaat van Coca Cola – Kiosco Terraza Castillo Luz, een caféruimte met een openbaar toilet en ernaast een min of meer overdekt groot terras, waar wij van Las Palmas graag eens zitten. Iets opzij is een goed bezette speeltuin voor de kleintjes. Op een van de banken daar weer voor zat ik die vrijdag met mijn iPod. Ik heb er Time Out Of Mind van Bob Dylan helemaal afgeluisterd, wunderschön. Daarna was The Times They Are A-Changing aan de beurt. Wat een mooie platen! Midden in het nummer Spanish Boots Of Spanish Leather gaf het apparaat opeens de geest; de stroom was op  Dat leek me een uitstekende gelegenheid om te vertrekken en de boulevard weer eens op te zoeken.

    Ik heb nog zo’n klein verhaaltje, nu van zaterdagmiddag, toen ik aan mijn lunch zat: vissticks met tuinbonen en olijven. Ik at er brood bij, barra gallega, althans de helft die ik van de avond ervoor over had. Ineens zag ik van onooglijk kleine miertjes over de tafel lopen, eerst een paar en daarna al wat meer. Ik brak even later nog een stuk brood af en toen kropen ze met zijn tientallen over de tafel, op zoek naar een veilige haven. Wat doe je dan als hygiënist van het zuiverste water? Ik heb het brood maar weggekiept en ben overgestapt op mijn “WASA oryginalne szwedzkie pieczywo chrrupnie”. En tegelijkertijd heb ik wel een serieuze poging gedaan om ze te killen, al die microbeestjes op mijn tafel. In hoeverre me dat gelukt is, weet ik niet. Misschien heb ik er een aantal met het eerste stukken brood opgegeten, laat ik maar zeggen: het schuurt de maag.

    En dan nu even naar Holanda: afgelopen zaterdag zijn de diverse ouders en grootouders van jonge kinderen onder jullie toch wel met de kroost naar de aankomst van de stoomboot gaan kijken, die in de middag wonderwel op meer Nederlandse plaatsen tegelijk aanlegde, met Sinterklaas op de steven en een heel rijtje Pieten om hem heen. Ik ga maar vanuit aan dat Lux, Renske en de andere peuters en kleuters een glimp van de heilige en zijn gevolg hebben mogen opvangen, op de boot en tijdens de ongetwijfelde rondrit door de stad, zo hoort het. Misschien dat zelfs Anoek en Dalí al het een en ander hebben meegekregen, hoewel, zijn ze daar niet nog te jong voor? Maar je kunt er immers niet vroeg genoeg bij zijn.

    En dan heb ik nog iets over festivals hier. De WOMAD, het jaarlijkse muziekfestival hier in november, is niet meer. De organisatoren vinden het te duur, nu zowel overheid als bedrijfsleven de broekriem aanhalen. Dus ontbeer ik allerlei smakelijke uitheemse muziekgroepen, gelardeerd met kraampjes waar je bijv. Afrikaanse lekkernijen kunt kopen. Lekker pech!
    Aan de andere kant, het gedoe met allerlei honden vond afgelopen zatedag en zondag wel weer plaats. “Un día de perros” heet het, maar het duurt twee dagen. In de praktijk is het vooral een show van een hele rij neringdoenden, die in gebouw Elder een stand hebben, hondenkappers, diverse beschermers van de kaniene gezondheid, verkopers van hondenkleding en dito voeding, de goedzakken van het dierenasiel enz. En stikte het in de buurt van de viervoeters met hun baasjes, soms in de raarste outfit, want er was een prijs te winnen.
    Enne, het kon niet op, we hadden zondagmiddag hier ook weer een fietsmanifestatie. Vorig jaar deden daar duizenden “ciclistas” aan mee, een tocht door de stad van noord naar zuid en terug. Die begon deze keer echter niet op Santa Catalina, dus heb ik hem compleet gemist, alleen het affiche gezien. Zonder WOMAD blijft het toch maar behelpen met die novemberse festivals hier...

    Bij de demonstratie afgelopen woensdagavond werd me een pamflet in mijn hand gedrukt dat verdere lezing verdient. “Protege tu educación” heet het en aangezien het in het Spaans is, maak er maar mijn Spaans lesje van. Ik begin met een stukje over te slaan – jullie hoeven je voor mij niet door een heel boek te worstelen – en dan volgt:
    “En los últimas meses hemos vivido la destrucción de los derechos sociales conquistados por nuestros ancestros: reforma laboral, recortes/privatización de la sanidad y la educación, represión, hemos llegado al 62% de lxs jóvenes canarixs en paro y un 38% de población infantil por debajo del umbral de la pobreza.”
    Daar is geen woord Frans bij. We vervolgen: “Mientras los empresarios y los banqueros se forran a costa de nuestra sudor, a nosotros, los estudiantes canarios nos hacen todo tipo de recortes en la educación publica.”
    En ik eindig met: “No nos dormiremos, seguiremos adelante luchando por la educación y por destruir este sistema capitalista, que nos está condenando a la esclavitud y a un futuro incierto en el que no existe un lugar para nosotros y nosotras. Nunca se ha perdido permiso para cambiar la historia, y luchando unidxs lo conseguiremos, recuperemos el lugar que por derecho nos pertenece.
    Es muy importante que te organices en tu centro, haz asambleas, propón acciones y coordinate (…), juntxs no sólo echaremos abajo la contrarreforma (…), sino que conseguiremos una educación publica, realmente gratuita y de calidad para todos los niveles educativos, en la que se fomente el pensamiento crítico, la cooperación y lla solidaridad.
    ¡Lucha hasta vencer!”
    Horen jullie het ook eens van een ander. Wie hier om zich heen kijkt, ziet het voor zich: rijke mensen die niks van de crisis voelen, gewoon doen of hun neus bloedt en als tegenhamger een immense massa werklozen en minder bedeelden die er het beste van proberen te maken. Heb ik een keuze? Dan sta ik met al de vezels in mijn lijf aan de kant van de arme medemens. (En wij Nederlanders met een goed gevulde portemonnee maar kuchen en mopperen, als we een paar centen, vooruit briefjes meer ziektekostenpremie moeten gaan betalen. We wijden er zelfs een spotprent van onze ministers aan, zie boven.)

    En daarmee beëindig ik mijn derde brief van jaar 8. Wat zullen jullie hem mij in dank afnemen. Zijn de donkere dagen voor kerstmis al begonnen? Of beginnen die pas na sinterklaas? In ieder geval zitten jullie - in mijn perceptie dan - in de minst vrolijke periode van het jaar, maar wie ben ik? Als ik de mij toegestuurde nieuwste foto van Dalí en Lux bekijk, gloort er op zijn minst hoop aan de horizon. Trek eens een warme jas aan, zou ik zeggen, en eet niet teveel, anders pas je direct niet meer in je wintertrui. Tot ziens maar weer, hasta luego, met de “compleminte” van don Pablo.

BOEKENBIJLAGE

    Ik lees me hier wat af. En voor de mensen die dat leuk vinden, vertel ik er ook nog wat over in deze altijd weer aangename bijlage.
    Deze week begin ik met een prequel, een voorloper, op een beroemd boek, “Shibumi” van Trevanian, pseudoniem voor Rodney Whitaker. Dat boek heb ik zo’n tien jaar terug met veel plezier gelezen en met mij miljoenen andere fans van de auteur (die ook bekend is van o.a. “The Eiger sanction”.) Helemaal voor de geest kan ik me “Shibumi” niet meer halen, maar voor de kenners: er komt het nodige, onleesbare Baskisch in voor.
    Mijn boek 1 is er een van Don Winslow, een van mijn favoriete thrillerschrijvers. Zijn boeken zijn onveranderlijk gesitueerd in Zuid-Californië, maar zo niet “Sartori”. Op aangeven van zijn literaire agenten en met uitdrukkelijke toestemming van de erven Trevanian schreef Winslow een boek over killer Nicholai Hel dat voor de “Shibumi”-tijd speelt. Voor de niet-Japanners onder jullie: “shibumi” is Japans voor “understated elegance” en “sartori” staat voor “sudden awakening”. Het nieuwe boek, uit 2011, heeft niks met Baskenland, laat staan de ETA. Dit verhaal verplaatst zich van Tokio naar Peking en vandaar naar Saigon, in het jaar des heren 1951. (Ik was toen 5, zat nog op de kleuterschool.)
    Willen jullie een uitgebreide samenvatting van de inhoud? Die geef ik voor de variatie eens niet. Ik volsta ermee dat het boek ongemeen spannend is, met uiteraard Nicolai Hel in de hoofdrol en diverse voor- en tegenstanders erom heen, zoals Haverford, Diamond en Singleton van de CIA, Solange voor de Franse les, de russen Yuri Voroshenin en Leotov, de chinezen kolonel Yu en zijn baas Liu, Bay Vien van de groep Binh Xuyen, de Corsicaanse maffia in Saigon, de mensen van de Viet Minh (=cong) enz.
    Don Winslow maakt er echt een feest van. En daarbij valt er op zijn tijd ook nog het een en ander te genieten, bijv. over de Franse, de (Pekingse) (Pekinese?) en Saigonse keuken. Bijna is het boek volmaakt, maar vooruit, enkele minpunten zie ik na ampel overwegen. Nicolai Hel slaat zijn diverse aanvallers wel al te gemakkelijk van zich af. En ik vind het maar raar hoe Don Winslow Xue Xin later in Ai Quoc transformeert, de leider van de Viet Minh. En nog fouter vind ik het dat Hel’s geliefde Solange verderop in het boek tevens huurmoordenaar de Cobra blijkt te zijn. Een 9 als recensiecijfer zit er daarom voor “Sartori” van Don Winslow niet in, wel een 8, vooruit een 8+.
    Laat ik deze recensie afsluiten met een grapje. Op blz. 432 lees ik: behalve in Shanghai is er in iedere stad in de wereld wel een Chinese wijk te vinden. Waarvan acte!

    Zijn jullie rijp voor mijn recensie van boek 2? Dat is er een van John Twelve Hawks; van die schrijver had ik eerder nog nooit gehoord. Hij publiceerde in 2005 een opmerkelijk boek, deel 1 van een trilogie, met de naam “The traveller”. Het verhaal speelt in Londen en Praag en nog meer op verscheidene plekken in de Verenigde Staten. In een nawoord vertelt de auteur hoe erg hij de steeds verder toenemende bemoeienis van de staat met ons doen en laten verafschuwt. Computers zijn langzaam aan in staat om ons compleet door te lichten en wee je gebeente, als je een beetje afwijkt van de norm, als je politiek en/of sociaal minder controleerbaar bent. Privacy, laat me niet lachen, zegt Hawks. En om Trudie een plezier te doen, op allerlei apparaten (mobieltjes, autobanden) in het boek zit een GPS, een Global Positionng System, zodat je goed traceerbaar blijft.
    En dan nu een stukje inhoud. Een groep genaamd de Tabula beslist steeds meer wat wel en niet goed is. Persoonlijke vrijheid is volgens de groep en ook de Vast Machine (overheid) iets van vroeger aan het worden. De Tabula maakt daarbij gebruik van een zeer geavanceerde kwantumcomputer. Hun belangrijkste tegenstanders zijn de enkele nog overgebleven Travellers, reizigers, die in andere werelden kunnen kijken en hun ontevredenheid met het heden niet onder stoelen of banken steken. Zij moeten dus vernietigd worden, maar dan zijn er de Harlequins, harlekijnen, ook maar een handje mensen, om de Travellers te beschermen (plus nog een enkele Pathfinder, verkenner, om een Traveller te helpen om zichzelf te ontdekken).
    Dat gezegd hebbend gaan we naar het concrete verhaal. Maya, dochter van Harlequin Thorn, zelf ook Harlequin, moet twee waarschijnlijke Travellers beschermen, de broers Michael en Gabriël Corrigan, als het moet met haar eigen leven. Gelukkig krijgt ze hulp, o.a. van Vicki Fraser, karateka Hollis en Lawrence Taroaka. Die Lawrence is tevens spion voor de Harlequins binnen de Tabula-organisatie. Belangrijke andere mensen binnen Tabula zijn o.a. generaal Nash, Nathan Boone, Dennis Prichett, overgelopen Harlequin Shepherd en misschien ook neuroloog Dr. Philip Richardson. Het gaat maar door en gaandeweg verdwijnen de nodige mensen van de radar. De apotheose, met nog een glibberige rol voor de splicers, letterlijk lasapparaten maar het zijn hyena-achtige monsters, vindt plaats in het Evergreen Foundation Research Center in het plaatsje Purchase vlakbij New York City. Pas na bijna 600 bladzijden tekst is het boek uit en kan de lezer eventueel naar de winkel of bibliotheek snellen om de delen 2 en 3 te bemachtigen.  
    (Terzijde, wat is het verschil tussen “buy” en “purchase”? Volgens mijn woordenboek is “purchase” breder. Het betekent eveneens “kopen”, maar ook “zich aanschaffen”, “in handen krijgen”.)
    Nergens in het boek kan ik iets vinden over de auteur, geen tekstje en zeker geen foto. Echter, spannend vind ik het boek wel, soms heel spannend. Bij een zo spannend boek, ook al speelt het in de (zeer nabije) toekomst, hoort vanzelfsprekend een mooi recensiecijfer. “The Traveller” van John Twelve Hawks mag zich voor mij koesteren in een 8½.

    Het vorige boek telde 61 hoofdstukken, die steeds begonnen met een getekende luit en een nummer. Bij boek 3 ligt dat anders. Daar begint elk van de in totaal 23 hoofdstukken met een paar trefwoorden van wat er komen gaat. Als ik te kiezen heb, gaat mijn voorkeur uit naar de luiten.
    Dat gezegd hebbend kom ik nu aanzetten met het eerste boek van Jo Nesbø, een Noorse schrijver. Zijn boek “De vleermuisman” zal oorspronkelijk in het Noors geschreven zijn, maar omdat het in Australië speelt, vooral Sydney, had ik het net zo goed in de Engelse vertaling kunnen lezen. Het “sure, mate” is niet van de lucht. Hoe het ook zij, de Noorse versie van “De vleermuisman”, “Flaggermusmannen”,  is uit 1997. En in het Aboriginals staat de vleermuis voor de dood, dat jullie dat alvast maar weten. (Overigens, ik had het boek nooit die titel meegegeven; in het hele boek komt geen vleermuis voor, laat staan een man met een vleermuispak aan.)
    Harry Hole (in het Australisch steevast Holy genoemd) komt in Sydney assisteren bij het oplossen van een moord op een Noors meisje, Inger Holter. Hij gaat samenwerken met een plaatselijke politie-eenheid, Andrew Kensington, Sergej Lebie, Yong Sue  en anderen. En wat vinden jullie van o.a. barjuffrouw Birgitta Enquist en haar misselijke baas Alex Tomaros, drugsdealer Evans White en zijn moeder, clown en varietéman Otto Rechtnagel, profbokser Robin “The Murri” Toomoomba en dronkenlap Joseph Roderihue. Op mijn papiertje houd ik bij het lezen zo’n beetje bij wie er meedoet en natuurlijk staan daar nog meer namen op, maar worden jullie daarmee veel wijzer? Nee toch! Het onderzoek naar de moord schiet niet echt op en dan vallen er nieuwe slachtoffers, zelfs onder de bovengenoemde mensen. En, ik kan het niet helpen, het eindigt met een nogal wazig slot in een vissenmuseum.
    “De vleermuisman” vertelt niet alleen iets over het hedendaagse Sydney,  vlak voor de Olympische Spelen daar, maar bijv. ook over de ondergeschoven rol van de Aboriginals (Andrew, Toomoomba, Joseph) en de bloeiende homocultuur in de stad. Echter, gaandeweg verzandt het boek en niet een beetje ook, vind ik. En dus kom ik deze keer eens met een maar matig recensiecijfer op de proppen, een 6½. Helaas, Jo Nesbø, meer kan ik er voor je boek niet van maken.

dinsdag 13 november 2012

Weblogbrief 8.02, 13 november 2012

    ¿Cómo estamos, hermanos? Wat was het hier warm de vorige week! Wie overdag tegen royaal meer dan 30 graden aankijkt en ’s avonds laat nog steeds tegen 25+, met enige vochtigheid, gaat zo waar verlangen naar ietsje minder. Vanaf afgelopen woensdag is het hier beter uit te houden, met een temperatuur overdag van zo’n 41-42 graden. Grapje, dat is het nu in de volle zon, in de schaduw wees mijn thermometer zo’n 25-26 graden aan, ’s avonds laat 21 graden, voordat hij het onlangs begaf. Nu kijk ik op allerlei borden, o.a. bij apothekers, of de temperatuur mij aanstaat. En natuurlijk, voor de gevoelstemperatuur ga ik bij mezelf te rade.  

    Zoals ik vorige week voorspelde, heeft Barack Obama het toch weer “geschaft”. Laat ik het niet meer over de vele zuidelijke staten hebben die voor Romney waren, het eindresultaat is wat telt. Obama won in het kiesmannendrukke noordoosten en aan de westkust, inclusief Californië, in totaal in 25 staten plus Washington DC, terwijl Romney 24 staten achter zijn naam kreeg. In de V.S. gaat het om de kiesmannen; wie in een staat wint, krijgt ze van die staat allemaal op zijn conto. Toen Obama op 303 zat, boven de helft, kon hij de overwinning claimen. Hij kwam vervolgens met een nieuwe one-liner: het beste voor Amerika moet nog komen (the best is yet to come?). Dat weinig zeggende zinnetje ging de hele wereld over! Half Afro-American Obama, hij mag er nog eens vier jaar aan vastplakken en mijn zegen heeft hij.

    Hoe zit het met de drie euvels die ik vorige week meldde. De deur van de koelkast gaat nog steeds pas dicht, nadat ik er eens stevig op “geboenkt” heb. Het probleem is iets minder, maar opgelost is anders. Als Lluis terug is uit Havana (zie beneden), ga ik hem er zeker mee confronteren.
    `Noé was meer dan bereidwillig om mij te helpen met nieuwe butagasflessen in huis halen. Hij was en is een man naar mijn hart, zelfs nu hij de epidemiologie helemaal verlaten heeft. Sinds zaterdagmorgen kan ik weer eitjes bakken, met spek, dan wel een royale portie “callos” (de Spaanse variant van tribes provençales) op temperatuur brengen.
    Mijn extra harde schijven zijn wel nog steeds een zorg van jewelste. Bij Jorge op kantoor afgelopen dinsdagmiddag deden ze het uiteraard evenmin. Het is of een stroomprobleem in het kabeltje naar de computer, in beide kabeltjes wel te verstaan, of het zit hem in de schijven zelf. Dat mijn memory stick het wel doet en mij Lacie’s niet, zei Jorge trouwnes maar weinig. Er is een groot verschil tussen 8 en 1000 Gigabyte, wist hij mij te vertellen.
     (Kennen jullie een van mijn stellingen van vroeger nog, een gezegde uit Friesland? “Acht is meer dan duizend”, daarmee aangevend dat een adequate gegevensverzameling beter is dan zo maar heel veel mensen in een onderzoek stoppen. Ik heb hem geleend van een collega, een Nederlandse hoogleraar genetische epidemiologie in Amsterdam, van wie ik de achternaam even kwijt ben, Leo en nog wat.)
    Terug naar mijn externe schijven. De belangrijkste, die van 1000 Gigabyte met al mijn muziek erop, ligt nu met mijn kabeltjes bij Fran, de computerman van Jorge. Die gaat zich erover buigen of heeft dat net al gedaan. Ik kom erop terug.

    Bij gebrek aan een extra harde schijf met zo’n 600 Gigabyte val ik voor mijn muziek noodzakelijkerwijs terug op de iPod, die ik ruim zeven jaar terug gekocht heb en die het nog steeds doet. Ik heb jullie eerder al eens deelgenoot gemaakt van de recente CDs van blueslegende Solomon Burke. Ik heb het over de zes die de dikke Amerikaan maakte, voordat hij in oktober 2010 overleed op Schiphol, op weg naar een concert samen met de Hollandse groep - Hollandser kan het haast niet - De Dijk. Ik vraag hier graag jullie aandacht voor:
2002 Don’t give up on me
2005 Make do with what you got
2006 Nashville
2008 Like a fire
2010 Nothing’s impossible
2011 Hold on tight
    Aan deze simpele opsomming heb ik niets toe te voegen. De teksten van de diverse nummers mogen matig zijn, de melodieën niet meer dan aardig, Solomon Burke heeft nog nooit zo mooi gezongen als op zijn oude dag, in de laatste jaren voor zijn dood. Zo’n CD als “Nashville”, daar kan maar weinig of niks tegen op.

    In deze brief ga ik het eens lekker lang over Lluis hebben, met dubbele l, want zo schrijf je de naam in Catalonië, waar hij zijn “roots” heeft. Zijn vader was wethouder in Barcelona en Lluis heeft er nog steeds een flat, naast zijn huis in Vegueta hier, een stolpje bij San Mateo en niet te vergeten mijn appartement. Zijn vorige vrouw en zoon Victor wonen tegenwoordig in Barcelona, Lluis is een prominente socio van Barça en zelfs is hij er ook nog een beetje professor sociale geneeskunde in de stad, voor een paar uur per week.
    Lluis zit intussen voor zijn dagelijkse werk vooral en al heel lang hier in Las Palmas, maar bijv. zijn bemoeienis met Predimed komt van zijn connectie met Barcelona. Predimed is de grote preventietrial naar het nut van mediterraan eten (met o.a. olijfolie, noten) bij het voorkómen van hart- en vaatziekten, uitgevoerd in de jaren 2003-2010. De afdeling hier in Las Palmas was een van de belangrijke centra van waaruit Predimed opereerde. (Het verbaast me zeer dat het belangrijkste eindartikel over Predimed, bij mijn weten rond de jaarwisseling opgestuurd naar een bekend tijdschrift, nog steeds niet gepubliceerd is.)
    En wat is er afgelopen augustus gebeurd? Lluis – hij doet het niet voor minder - was toen aan het paardrijden, met andere mensen onder wie zijn zoon Victor, in de buurt van San Mateo. Plotseling ging er iets heel erg mis en Lluis en zijn paard stortten in een 15 à 20 meter diepe ravijn, “una barranca”. Gelukkig viel het paard niet op Lluis, maar de val overleven was er voor het beest niet bij. Mazzelaar Lluis kon zwaar gewond met een helikopter uit de spleet getrokken worden en worden afgevoerd naar de intensive care van het ziekenhuis. Daar heeft hij twee weken gelegen, voordat hij naar de afdeling mocht en veel later naar huis. Volgens de werkster die bij mij schoonmaakte vorige week vrijdag, loopt hij met een kruk alweer te flaneren door calle de Triana en zo.
    Aan werken is Lluis nog niet toe. Toen ik de afgelopen week op de (oude) faculteit was en hem wilde opzoeken op zijn werkkamer op de benedenverdieping, was die kamer donker met de luxaflex voor de ramen. Ik heb hem toen maar eens SMSt waar ik mijn huur voor het appartement moest laten. Het antwoord kwam vrij snel erna: even wachten, ik zit nu in Cadiz en van daaruit ga ik nog een weekje in het Cubaanse Havana doorbrengen. Eerder hoorde ik al van Jorge dat hij op donderdag 1 november, de dag voordat ik weer hier was, getrouwd is met zijn ex-studente Vanessa. Met die woont hij alweer ik weet niet hoeveel jaren samen, ze hebben twee kinderen en dan heeft getrouwd zijn toch wel wat. Wie weet, heeft zijn ongeluk hem ook een handje geholpen om weer eens in het huwelijksbootje te stappen.. Het was die donderdag een bruiloft die er zijn mocht, met alles erop en eraan, volgens Jorge. 

    Net terug in Las Palmas vond ik in mijn brievenbus een heleboel brieven voor Lluis, over electra, gas en water. Los daarvan lagen er twee andere briefjes in mijn bus, niet voor mij, maar eentje voor Marij en een voor Trudie. Het betreft verzoeken, “avisos de llegada”, van het postbedrijf, “Correos” heet dat hier, om met spoed een brief op het postkantoor te komen afhalen. De afzender is in beide gevallen onduidelijk, iets van JUZG N-S. De  verzoeken zijn gedateerd: 21-5-12, dus van een paar weken nadat ik in mei terug naar Nederland vertrok. Misschien kunnen de dames half december, als ze hier zijn, hun post alsnog gaan ophalen, met een legitimatie neem ik aan. Het zal wel iets van doen hebben met diefstal van enkele jaren terug op een terras in het zuiden van Gran Canaria. 

    “¡Finalmente!” Eindelek, met ook een E in de laatste lettergreep. De winnaars van het nieuwe carnavalsliedje van Groot Maastricht zijn bekend: Bert & Ursula Garnier, tegenwoordig van het Maastrichts snuisterijenwinkeltje “Achter ‘t Vleishoes bij ’t Amorsplein”. Ze triomfeerden op 4 november met het nummer “EINDELEK” en deze keer was daar meer voor nodig dan een zaal supporters meenemen. Bij dezen complimenteer ik Eddy en Ilse alsmede Marij en Marcel voor het mij toesturen van het nummer, tekst en muziek. Heel leuk dat jullie aan mij gedacht hebben!
    “EINDELEK!” Is het geen alleszins aardig nummer, gezongen door het trio HIELEMAOL LOS (2x Eric, 1x Ludy)? Voor wie het echt al mee wil zingen of in alle glorie aanhoren, verwijs ik graag naar YouTube. Terzijde, Maastrichtenaren zijn bepaald geen zangers, behalve als ze in hun eentje zijn en uiteraard met carnaval. Dus familie en vrienden, begin toch al maar onderstaande tekst van buiten te leren. Hier is eerst het couplet en dan het refrein. Ik heb wel eens slechtere liedteksten onder ogen gehad.

Och, wat zouw iech toch gere ’n ster wèlle zien en bekènd vaan d’n teevee
D’n trompettis bij ’t Mooswief um 12 oor ’s nachs, of de spits vaan MVV
En ouch dit jaor höb iech miech weer get bedach
Jao, op dee karneval höb iech zoe lang gewach

Eindelek bin iech wat altied höb wèlle zien
Prins vaan Mestreech, of tant Ketrien met häör wasmesjien
Eindelek bin iech de Romein dee Mestreech heet gestiech
Beppie, Sint Servaos, Rieu of Sinterklaos
’t Maak niks oet wat iech verzin
Minckelers mèt vlam, Lang Lies of kakmedam
’t Is Vastelaovend, alles kin

    Afgelopen zondag was het de 11de van de 11de. Het moet “oppe Vriethof” een drukte van jewelste zijn geweest met vele duizenden Limburgse carnavalisten die eindelijk (!) weer eens uit hun dak konden gaan. Was ik in “de stad” geweest, dan was ik zeker een kijkje gaan nemen.
    Hier staat de 11de van de 11de een beetje in het teken van ONCE, de bekendste loterij van Spanje, oorspronkelijk bedoeld om de blinde medemens een beetje bij de les te houden. ONCE kwam dit jaar op de 11de van de 11de met een “extraordinario sorteo”. Die stond op affiches groots aangekondigd met: “Porque todos lo estabamos esperando.” (Omdat wij er allemaal op gewacht hadden.) De hoofdprijs was 11 miljoen euro en daarnaast waren er 11 prijzen van een miljoen euro. Ik heb geen lot gekocht, loterijen zijn aan mij niet besteed. 
   
    Nu moest ik het doen met Ton en Marion die afgelopen zondag om even over 11 over 11 bij mij op de stoep stonden. Het werd als vanouds een aangenaam middagje volgens een bekend ritueel, dat begon met een ouderwetse broodmaaltijd. Ton vond mijn stokbrood een beetje aan de te knapperige kant, maar verder had hij op de lunch niks aan te merken. Marion was heel tevreden dat er echte “gooi boter’ op de tafel stond.
    Op de boulevard aangekomen gingen we eerst naar rechts om te eindigen bij de Italiaan op La Puntilla, “O Sole Mio”. De weg terug kende een paar hindernissen - Ton wil graag tussendoor op een bankje effe bijkomen -  maar toen was het eveneens prima zitten geblazen onder de luifel van Costa Canaria op Playa Chica. Daar deed Ton zijn zoveelste verwoede poging om mij op zijn internettelefoon zonder telefoon het stampvolle Vrijthof live te laten zien, maar het lukte hem niet. Marion zat er voldaan bij met haar zoveelste ijsthee.
    Aangezien T&M op de terugweg naar Maastricht begin december nog twee nachten hier in Las Palmas verblijven, liep ik maar eens met ze langs plaza Farray over de Guarteneme naar hun hotel Astoria. Vandaar uit ging het echter weer linea recta terug naar de boulevard en dan op naar restaurant El Gallo Feliz voor een “Ensalada de la casa” en “Pollo asado” met frites. Toen het “warm eten” op was, keerden ze me tevreden de rug toe, op weg naar het comfort van de streekbus met nog een staartje “Studio sport” in hun huisje in Playa del Inglés. Over negen dagen volgt de reprise akdaar.

    Ik vertelde jullie in mijn eerste brief over twee nieuwerwetsigheden van Las Canteras aan de rechterkant. Vooruit, dan kan ik de twee aan de linkerkant niet onvermeld laten. Aan de Playa Chica stond vele jaren een groot pand leeg, waarvan de gevel afgelopen mei wel helemaal was opgeknapt. Dat pand is nu een mooi café rijk, genaamd Oleiros, met ook nog eens een terras ervoor. In mijn woordenboeken vind ik de naam Oleiros niet; ik neem dus maar aan dat de baas van de zaak zo heet, maar ik zal het navragen. Het café ziet er ronduit “sjiek” uit, in de Maastrichtse betekenis van dat woord.
    Even verder, om de hoek, is een nieuwe grote bakkerszaak, una panadería, met als naam Granier. Het is niet het zoveelste probeersel van Bert en Ursula, want die heten van achteren Garnier. Is Granier de opvolger van de broodzaak die daar eerder aan de boulevard gesitueerd was? Je kunt er in elk geval traditioneel gebakken brood kopen, daarnaast taartjes, koekjes en wat dies meer zij. Er is zelfs een zithoek, dus wie weet, ga ik me daar ook nog eens te goed doen. (en wie te goed doet, te goed ontmoet.)

    Al weer een hele tijd terug deed ik jullie kond van een nering bij mij in de straat waar je de oude trouwring van je overleden opa te gelde kon maken. Later bleek dat er veel meer van die zaken in Las Palmas het licht gingen zien. En zo waar, in het Nederlandse heb ik ze intussen op legio plekken eveneens ontwaard, ook in het Maastrichtse, zelfs bij een juwelier bij mij om de hoek aan het begin van de Scharnerweg.
    Toch blijft het iets aparts hebben, zo’n zaak. Die van de Luis Morote hier adverteert met enige bravoure op de roltrap van en naar de streekbus. Afgelopen zondagmorgen was ik in de 24-uurswinkel in mijn straat om vers brood te kopen voor mijn lunch met Ton & Marion en wat stond uitgebreid op de verpakking van het brood? Een lokroep om je overbodige (?) goud tegen betaling te komen afleveren bij een soortgelijke winkel achter (“trasera de”) El Corte Inglés. Hij is kennelijk gespecialiseerd in – daar gaan we in het Spaans – “compra-venta de oro, joyas usadas, cadenas, sortijas, monedas, etc... Tambien hacemos empeños de joyas y compramos papeletas del monte de piedad.” Om jullie een beetje te helpen: “joyas” zijn sieraden, “cadenas” kettingen en “sortijas” ringen. En wat bijv. een “monte de piedad” is, vinden jullie best wel in een beetje Spaans woordenboek.
    Laat ik nog een alinea toevoegen aan dit Spaanse goudlesje. “¿Necesita dinero? Convierta en efectivo oro que usted disponga. Compramos el oro que disponga ya bien sea en lingotes, monedas, joyas usadas, joyas rotas, (anillos, cadenas, relojes, gargantillas, pulseras, etc…) También compramos papeletas del monte de piedad. Los criterios de valoración se basan en el peso en gramos y la calidad del metal. El valor de tasación será la resultante del peso, la calidad y el precio comercial en el mismo día que se hace la operación de compra del material.”
    Enige herhaling is de makers van de advertentie kennelijk niet vreemd. De aankondiging is verluchtigd met een aanblik op een rijtje goudstaven, “lingotes” in het ABS.  

    En daarmee ben ik aan het eind van mijn tweede brief. Gaat het nog een beetje, het tegenovergestelde van genieten van de Nederlandse herfst? Helaas, die zal nog wel even aanhouden, vrees ik. Aan de andere kant, a.s. zaterdag kunnen jullie Sinterklaas verwelkomen, op zijn paard en met zijn Pieten en dat hebben wij weer niet. Ik heb hier wel al een paar voorzichtige pogingen gezien om met zijn allen kerstmis te gaan vieren, maar dat was het dan, Is Sinterklaas misschien met de stoomboot naar Nederland vertrokken?. Kleuter Lux en Dalí, mijn tweede kleinkind en oogappel, gedraag je alletwee de komende maand, want als de in de zak moet… Ik wens hun en de rest van jullie een regenvrije en waaiarme komende week toe en tot ziens maar weer, hasta luegito, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

    Afgelopen dinsdag zag ik in dat ik nog maar eerst een Nederlandstalig boek moest doornemen, voordat ik mij op een Engels mocht storten. Mijn eerste boek van deze week is een vertaling van Scott Turow’s “Pleading Guilty” uit 1993. Jullie kennen de auteur wellicht van andere advocatenthrillers, waarvan de bekendste “Presumed innocent”, is, in het Algemeen Beschaafd Huilands losjes vertaald met “De aanklager”. Ook de titel van het voorliggende boek vind ik slecht vertaald met “De beschuldiging”. Ik zou zelf voor “Schuld bekennen” gekozen hebben, maar wie ben ik? Het verhaal speelt zich af in het denkbeeldige Amerikaanse Kindle County.
    De ikpersoon van het boek is ene Mack Malloy, 49 jaar, gescheiden en ex-alcoholist. Hij zit op advocatenkantoor G&G met aan de top Martin, Carl en Wash, een kantoor dat staat en valt met het verdedigen van de belangen van TransNational, TN, een van de grootste luchtvaartmaatschappijen van de V.S. De top van TN zijn ene Tad en Jake. En nou komt het: advocaat Bert van G&G is zoek en er waarschijnlijk met 5,6 miljoen dollar vandoor, dat TN aan slachtoffers van een vliegramp wil uitkeren. Of is het geld in handen van Jake, ik noem maar een naam. Voor de bijrollen kunnen we o.a. terecht bij (alfabetisch) Brushy, Elaine, Glyndora, Lyle, Nora, Orleans, Peter en niet te vergeten politieman Pigeyes.
    Vraag 1: aan jullie: als je iemand koud maakt en hem stante pede in de ijskast stopt, hoe lang blijft hij dan “goed”?  Vraag 2: Waar ligt het dwergstaatje Pico Luan met zijn Zwitsers aandoende belastingklimaat?
    Volgens de NRC gaat Turow met dit boek nog altijd aan top. Dat kan ik na lezing alleen maar bevestigen. “Pleading guilty” reken ik met plezier tot de betere advocatendetectives. Ik beloon Scott Turow er met een 8 voor, niet meer en niet minder..

    Gaan we naar boek 2. Ik wou nog zo aan een Engelstalig boek beginnen, maar zag toen een zo oerhollands boek dat ik op mijn schreden terugkeerde. Met voorrang moest en zou ik eerst “De vlucht van de 4de oktober” lezen, een boek van Tomas Ross met op de kaft het gat in de Bijlmer na de vliegramp op 4 oktober 1992 om even over half 7 ‘s avonds. Ross publiceerde het boek in 1997.
    In de namiddag van die dag is de Surinaamse jongen Percy Goedschalk met zijn vrienden aan het voetballen vlakbij de Amsterdamse Bijlmerflat waar hij woont. Een paar uur later overleeft hij als enige van zijn gezin de bekende vliegtuigramp en vertrekt hij naar zijn oom Stanley in Paramaribo. En toch, vijf jaar later overlijdt dezelfde Percy alsnog, aan stralingsziekte, in het  ziekenhuis in Paramaribo, wat men daar dan heel vreemd vindt. Dokters die zich met hem bemoeien, zijn Jaap van Leeuwen en “Satchmo“ Kenton. Er is ook grote belangstelling van o.a. zijn oom Stanley, van Henck Graanoogst, van Glenn Renfurm en anderen die allemaal dichtbij Desi Bouterse staan.
    Tegelijkertijd wordt in het Nederlandse Margriet Bradey geconfronteerd met nieuwe berichten over de dood van haar man Jimmy, tweede secretaris op de Amerikaanse ambassade. Hoe hij op precies dezelfde avond van 4 oktober 1992 aan zijn einde is gekomen, is niet zeker meer, als ze een anonieme brief ontvangt; was het wel een auto-ongeluk? In de Randstad blijken eveneens allerlei Surinamers actief te zijn, zoals Shanti Radakishun en Iwan Behr, Jimmy’s collega Frank Belusian van de Amerikaanse ambassade en daarnaast diverse mensen van de Nederlandse BVD, vooral Lucas Hansen. De apotheose bij Margriet Gradey thuis ga ik hier niet verklappen.
    Jullie kennen waarschijnlijk wel de Kwatta chocoladerepen van vroeger. Weten jullie dat daar iets Surinaams aan zit? En wat is een “kkalaka”? En bijv. “brada” en “mi gado”? Je steekt wel wat op van zo’n bijlesje Surinaams.
    Tomas Ross heeft met “De vlucht van de 4de oktober” zijn zoveelste aardige boek afgeleverd, vind ik. Hij is en blijft met zijn halfechte thrillers een van de betere schrijvers van Nederland, zelfs als het me op het einde iets te gekunsteld wordt. Voor deze vliegramp met Surinaamse verwikkeling krijgt hij van mij een 7½, de zoveelste zeer ruime voldoende.
    Maar vooruit, op de valreep heb ik de afgelopen week ook een Engels boek helemaal uitgelezen. Ik heb zelfs nog even gedacht om boek 2 en boek 3 om te wisselen om jullie toch vooral te laten zien dat ik net zo lief het Engels als het Nederlands ter hand neem, maar dat vond ik bij nader inzien toch wat flauw. Hier is mijn derde en laatste boek van de afgelopen week, “Sleepyhead”, de debuutthriller van Mark Billingham. Het kwam uit in 2001 en het speelt in Londen.
    Eerst maar weer een minisamenvatting. De hoofdpersoon is ene Tom Thorne, The Weeble, detective inspector (DI) bij de politie, met DC David Holland als zijn rechterhand. Getweeën gaan ze achter een seriemoordenaar aan, eentje die op het einde van het boek vijf dames heeft gewurgd (onder het mompelen van “Night, night, sleepyhead”) en eentje een locked-in syndroom heeft bezorgd. En daar is het de killer eigenlijk om te doen, dat locked-in syndroom: slachtoffers maken die wel nog alles kunnen zien en horen, ook nog geestelijk helemaal bij is, maar echt geen vin meer kunnen verroeren. De patiënte in dit boek heet Allison Willetts en haar cursieve bijdragen tussendoor, hoe ze zich voelt in haar ziekenhuisbed, mogen er zijn.
    Ik ga nog heel even door met de samenvatting. De chef van Tom is ene Frank Keable, DCI, en een foute collega is genaamd Nick Tugham. En dan zijn er de verschillende bijfiguren, die gaande het verhaal steeds meer body krijgen: ziekenhuisdokter Anne Coburn, met tienerdochter Rachel, haar collega Jeremy Bishop met zijn twee volwassen kinderen James en Rebecca, Francis Calvert uit een ver verleden, patholoog en homo Phil Hendricks en nog een aantal anderen. En nou komt het: Tom Thorne raakt er steeds meer van overtuigd dat Jeremy Bishop de “culprit”, de boosdoener is.
    Is dat ook werkelijk zo?  Daarvoor moeten jullie het boek maar lezen. Ik vind het alleszins de moeite waard en – ik herhaal het nog maar eens – de tussendoortjes van Allison zijn mij erg lief. Volgens George P. Pelecanos, een van mijn favoriete thrillerauteurs, gaat het om ”an exceptional debut”, terwijl tijdschrift Time Out het boek “disturbingly original” vindt. En ja hoor, ik vind het ook een mooie thriller. Mark Billingham scoort met “Sleepyhead” bij mij een volle 8.

dinsdag 6 november 2012

Weblogbrief  8.01,  6 november 2012

   ¡Buenos dias, amigos! Het is al november, volop herfst, waar blijft de tijd? Ik ga jullie vanuit Las Palmas de Gran Canaria graag weer bestoken met mijn blog. Dit is de eerste brief van mijn achtste winter hier, brief 8.01.

    Laat ik bij het begin beginnen. Vrijdag in de nogal vroege ochtend bracht Trudie me met het autootje naar vliegveld Düsseldorf (International Airport). Daar kon ik nagenoeg direct inchecken en me opmaken voor mijn Condorvlucht van vijf over 12. Het vliegtuig vertrok een uurtje te laat, maar dat nam ik voor lief.  (Het is hier een uur vroeger, zei de grapjas.). Om half 7 stond ik in mijn appartement. (Met dubbele p, net als in bijv. het Frans; in het Engels en Spaans is het apartment en apartamiento, met één p.)
     Er lag een welkomstbriefje van Lluis met de toevoeging dat om 7 uur die vrijdagavond een werkster haar opwachting zou maken. En inderdaad, even later stond een kwieke jongedame voor mijn deur om te komen “stöbbe”. Ze zette met mij nog mijn keukentafel terug op zijn (keuken-)plaats, voordat ze na anderhalf uur noeste arbeid weer vertrok.      Daarna kon ik de balans opmaken en geloof het of niet, een paar missers moet ik toch melden. Allereerst gaat de deur van mijn ijskast niet goed meer dicht; ik moet er met een volle vuist op meppen, voordat ze netjes sluit. Ik zal het aan Lluis doorgeven. Punt 2: mijn gasfornuis zit zonder butagas. De reservefles is helemaal leeg en de fles die nu onder mijn aanrecht staat, geeft evenmin enige sjoege. Dat lijkt me iets om met Noé te bespreken. Die wil hopelijk met zijn auto en met mij twee nieuwe flessen gaan kopen bij Disa.
     Gaan we naar onderwerp 3: mijn Lacie extra harde schijven horend bij mijn laptop. Ik heb er twee bij me, eentje van 1 terabyte met daarop een voorraad muziek waar je u tegen zegt en eentje die ik meegenomen heb om hier in alle rust eens mijn muziekbestand op te kopiëren. Beide schijven doen tot mijn verbazing niks meer en met name die met mijn muziek erop (600 gigabyte) wil ik van zijn leven niet kwijt raken . Zit het in de draden naar de computer, in de stroomvoorziening of in de schijven zelf? De USB-poorten reageren wel op mijn memory-stick, dus daar ligt het niet aan. Jorge, bij wie ik zondag nog een doos boeken en kleren heb opgehaald, gaat er later deze middag naar kijken.

    Dan is het nu tijd voor mijn muziek, alleen, die heb ik niet. Ik had jullie willen verrassen met een hele doos MP3 uit Mali, maar die staat op mijn Lacie. Een paar maanden terug was ik opeens helemaal gecharmeerd van een CD die Ry Cooder samen met Ali Farka Touré had gemaakt. Ik naar Centre Ceramique en daar bleken nog tientallen andere CDs uit Mali in de rekken te staan, van dezelfde Ali Farka Touré, maar ook van zijn zoon Vieux Farka Touré, Salif Keita, ene (?) Diabaté, Oumou Sangaré en diverse andere zangers en (aparte) instrumentalisten, inclusief zelfs een band uit het noorden: Tinariwen. Er zal in  de bibliotheek een medewerker zijn die iets met het land heeft, zo veel muziek vond ik “in no time”.
(Terzijde, Mali is een groot land in West-Afrika, ten oosten van Mauretanië en Senegal, met ruim 10 miljoen inwoners, en als belangrijkste steden Bamako en, voor de liefhebbers, Timbuktu. Enne, jullie weten het wel of niet, in het land is een burgeroorlog gaande en het noorden vertoont steeds radicalere islamitische trekjes, daar zijn de moslimfundamentalisten nu de baas. Mijn Limburger heeft het zelfs over het nieuwe Afghanistan.)

    Als extraatje had ik voor vandaag ook het nieuwe carnavalslied van Maastricht willen zingen, of toch op zijn minst hier de volledige tekst willen afdrukken die ik ongetwijfeld in de Limburger zou aantreffen . Echter, dat is er nog niet van gekomen. Afgelopen zondag heeft het volk van Maastricht weer eens gekozen en volgende week pas krijgen jullie de details van mij (voor zo ver je ze niet al hebt).

     Afgelopen half jaar was ik vooral in Maastricht en omgeving. Veel boeken gelezen heb ik er niet, maar laat ik hier één uitzondering maken: “Aan de kant” uit 2003 van Johan van de Beek. Deze journalist presteert het steeds weer opnieuw om mij te verrassen met zijn columns op blz. 2 van De Limburger, iedere maandag en donderdag. Hij heeft mij eens geïnterviewd en zo waar vroeg ik hem afgelopen zomer (per e-mail) of er iets van zijn stukjes als boek gepubliceerd was. Hij bleek me nog te kennen en gratis en voor niks kwam ik aan zijn aardigste overpeinzingen van ruim tien jaar terug. Er is volgens zijn zeggen een nieuw boekje in de maak, dat ik mij t.z.t. zeker ga aanschaffen.

Met Trudie en Marij ben ik eind mei naar Dublin geweest en met name de cafégangers onder jullie kan ik de stad aanbevelen. Café’s zoals in Maastricht De Poort vind je er bij de vleet. Vergeet niet om de Guinness brouwerij met een bezoek te vereren, vind ik; dat kan overdag, zodat je als kroegtijger weinig hoeft te missen. Wij drieën waren eveneens erg gecharmeerd van de stadsrondleiding door een jongen met een wel zeer Ierse kop, van Molly Mallone, de groentevrouw van het gelijknamige lied en ik persoonlijk ook van de zaak waar de Dubliners destijds hun roem hebben vergaard. Als voorbode op Dublin heb ik in mei enkele boeken over Ierland en Dublin gelezen, heel aardig allemaal, en extra geluisterd naar mijn Ierse muziek.
     Afgelopen juli ging Trudie met haar ex-man Math naar IJsland. Dat was voor mij een reden om eens een 10-daagse singles groepsreis met Kras te maken naar Oostenrijk (“Veer zien met de bös naor Oostenriek gewees”, Beppie Kraft). Op de stad Wenen valt weinig tot niks aan te merken, ik vind het een aangename plek met zijn terrassen en koffiehuizen, zijn markten en een overmaat aan musea. Heel “sjiek” vond ik een tentoonstelling gewijd aan Gustav Klimt; van die man heb ik zelfs een poster thuis in de gang heb hangen, in Maastricht dan. Het diverse gedoe rond het koningshuis, inclusief “Sissi, die junge Kaiserin”, kon mij minder bekoren. En dan was er nog het Wienerwald, dat ik jullie bepaald kan afbevelen (dus niet aanbevelen).

     Aangevuld met Rim, Désirée en Tristan waren Trudie , Marij en ik in september goed voor een weekendje Parijs. Helaas wilde Raphael, de ex van Marleen, liever niet met ons gaan eten of wat gaan drinken. Maar leuk blijft het, een weekendje Parijs, zelfs als het aan de erg korte kant is. Ik zie me nog met een ijsje bij de Eiffeltoren zitten. En de groepsfoto van een fout etentje op zaterdagavond hangt thuis in Maastricht in een lijstje.

    Last but not least was er nog de groepsreis van Fox waaraan Trudie en ik eind september meededen, samen met 20 andere kaaskoppen. In 12 dagen tijd bezochten we achter elkaar Moskou, dan de Gouden Cirkel tot 200 km ten noordoosten van die stad, daarna ging het met de bus een kleine 1000 km naar het noordwesten, via o.a. Novgorod, om ten slotte in Sint Petersburg te eindigen. Ook die reis was een hele belevenis, die voor mij begon met het lezen van een gids over dit deel van het grote Russische rijk. Moskou vond ik iets hebben van een grote blokkendoos (12 miljoen mensen) met zijn zeer minuscuul centrum bij het Rode Plein, wel ook met een museum met heel mooi Russische schilderkunst. Wat een berg files en verkeersoverlast was Moskou, hoewel, het metronet was wel weer alleszins acceptabel. De Gouden Cirkel was voor mij vooral een aaneenschakeling van plekken waar Rusland begonnen is, met overigens als hoogtepunt Novgorod verderop. Sint Petersburg was een stad naar mijn aard, met zijn immens lange (en brede) straten, zijn grachten en uiteraard de Hermitage.
Niet te vergeten, op de Ruslandreis werden we gebombardeerd onder Grieks-orthodoxe kerken en kloosters. Zelfs de gids vond het af en toe wat veel! Na een paar dagen al kon ik geen fresco’s en iconostases meer zien. En dan te bedenken dat de patriarch en zijn mensen de macht weer terug lijken te veroveren, met de hulp van Vladimir Poetin.      Zaterdagavond maakte ik hier mijn eerste ommetje op Las Canteras, althans het stukje vanaf het pleintje bij calle Tomas Miller naar rechts. Veel nieuws kon ik niet ontdekken, Cosechas de Altura is nog steeds dicht en het terras van La Oliva is nog even mega. Ik ontwaarde op het stukje boulevard twee veranderingen. Op het pleintje bij het toeristenhuisje staat sinds kort een buste van een tenor, Suso Mariategui, 1941-2010. Die is dus nog niet zo lang dood. De tenor staat er mooi bij met zijn lang achterover gekamd haar en zijn brede kin. En hoort zo’n kin niet bij een zanger van naam en faam?
    Ik wijs jullie daarnaast op een nieuw etablissement naast El Kimono (met een k), genaamd Smöoy, gespecialiseerd in “authentic frozen yogurt”. (“Yogurt” is in het Engels met een h, mensen, het is “yoghurt” net als in het Nederlands. Waarom is de aankondiging trouwens niet in het Spaans opgesteld, “autentico yogur helado”, voor mijn part “congelado”?) Ik denk dat men iets te veel op het scandinavisch heeft geleund bij de naamkeuze. Voor wie het naadje van de kous wil, à 3.50 euro per stuk zijn er vijf verschillende smoothies te koop: “tropic pasión”, “congo-bongo”, “delirium”, “ambrosía” en “fashion”. Op een muur worden de smoothies aangeprezen als “100% ingredientes naturales”, “light”, “bajo en grasas”, “rico en calcio” en voor wie daarmee nog niet tevreden is, ook nos als “probiótico” en “prebiótico”. Naast smoothies verkopen de dames van de zaak frezzies, twisters en enkele andere eetwaren.

    De locale overheid hier is nogal actief in de weer om ons, Palmezen, tot straathygiëne aan te zetten en ons daar ook aan te houden.  In dit Spaanse lesje (van  niks) wou ik het eens over hondenpoep hebben. Jullie weten het, konijnen en katten komen hier alleen in het wild voor dan wel als stukje vlees bij de piepers of zo. Thuis een Poemel of Bölke houden, dat is hier “not done”. Aan de andere kant, het is hier – conform de naam (Gran) Canaria – vergeven van de honden in alle maten en soorten. En die moeten geregeld uitgelaten worden, voor de lichaamsbeweging en “een kleine en grote boodschap”. In Nederland willen we nog wel eens in een hoop stront trappen, maar hier zie je haast “geen poep op de stoep”. Nagenoeg iedereen die zijn hond uitlaat, staat paraat om een “mal recuerdo” (fout aandenken) van zijn viervoeter subiet te verwijderen. Het baasje doet de ontlasting in een plastic zakje, dat vervolgens in een afvalbak wordt gedeponeerd.
     Uiteraard wijst de stad er voor de zoveelste keer op, met grote affiches “en español”. Op zo’n affiche staat een hond van onbestemd formaat getekend, met de slogan: “Que tu perro no deje un mal recuerdo”. Daaronder signaleer ik vier ballonnetjes (“globos”):
  1.“Lleva contigo una bolsa de plastico para recoger los excrementos de tu perro”
2.“Depositolas (-las?) cerradas en las papeleras o contenadores de basura”
3.“Áreas por perros: utiliza el Pipi Can” (wat dat ook zijn mag)
4.“En área de juegos infantiles y zonas ajardinadas: prohibido el tránsito de perros”
     Ook op de boulevard hier, waar ik mijn affichekennis vandaan haal, zijn honden niet toegestaan. “No dogs allowed”, volgens José Feliciano.

En met deze Spaanse uitlui moeten jullie het maar doen. Vannacht wint Obama de Amerikaanse presidentverkiezing van Romney. Het blijft een beetje een mooiprater, die Obama, meer dan een doener, maar vooruit. Over een week ben ik er weer, met een wat langere brief. Voor nu, de ballen, laat ze maar vallen, citeer ik alvast Paulien Cornelisse. Met de uitsmijter dat MVV eindelijk eens verloren heeft, verlaat ik jullie. maar toch ga het jullie goed, tot ziens, “hasta luego”, van verre vriend Pablo.
     BOEKENBIJLAGE.
     Mijn eerste boek van deze winter is er een van Paulien Cornelisse, zie boven. Eerder, in 2009, kwam ze met “Taal is zeg maar echt mijn ding”. Ik vond dat een pracht van een boek vol amusante taaldiagnostiek en mijn recensie ervan was navenant opbeurend. Vorig jaar was dezelfde cabaretière en columniste zomergast bij de VPRO en toen viel ze me tegen, helaas. Voor mij was en is ze meer een schrijfster dan een spreekster. Haar tweede boek “En dan nog iets”, dat afgelopen winter uitkwam, moest en zou ik natuurlijk wel lezen. Vrijdag en zaterdag jongstleden was het zo ver.     “En dan nog iets” telt ruim 200 bladzijden, waarbij net als in haar eerste boek de legio korte stukjes worden afgewisseld met leuke dierenplaatjes met “globos”.  Een hoofdstukindeling of zelfs maar volgorde kan ik in het boek niet ontdekken, maar wat word ik wederom aangenaam verrast. Zijn het bovenal woordgrapjes? Ik ga naar bladzijde 114 en daar staat uit Pauliens mond opgetekend: “Woordgrapjes. Als ik érgens een hekel aan heb, dan is het wel aan woordgrapjes.” De dooddoener “Sorry, mijn naam is Corry” staat er dus niet in, maar wel zo veel andere taalnieuwigheden dat ik er een beetje duizelig van word. Prima de luxe, Paulien, op naar je volgende werkje. Ik geef er zonder aarzeling een 8½ voor.

        Gaan we naar boek 2, want stilgezeten heb ik niet de afgelopen dagen, tenminste niet stilgezeten zonder boek. Ik vang mijn serie thrillers, detectives e.d. deze winter aan met een boek van Peter Lovesey uit 1982, “The false inspector Dew”. De (destijds) goed ogende auteur won er zo maar een Golden Dagger voor. Ik las het in het Nederlands: “De pseudo-inspecteur Dew”.
     Het verhaal speelt zich bijna helemaal af op de Mauretania, een grote passagiersboot (2000 passagiers, 800 bemanningsleden), in 1921 op weg van Southampton via Cherbourg naar New York, een reis van zes dagen. Op de boot zitten tandarts Walter Baranov, zijn vrouw en actrice Lydia en zijn nieuwe vriendin Anna. Ook aanwezig zijn Marjorie en haar derde man Livy, alsmede Marjorie’s dochter uit een eerder huwelijk Barbara. En dan zie ik nog rijkaard Paul II, dievegge Poppy, kaartspeler Jack, Jacks vrouw Kate en, niet te versmaden, ene Johnnie, autohandelaar. En nou komt het: Lydia wordt door Walter vermoord en uit de patrijspoort geknikkerd, Walter noemt zich nu niet meer Baranov, maar Dew, naar de beroemde Scotland Yard medewerker Dew, nu met pensioen. Door kapitein Rostron van de Mauretania wordt deze pseudo-inspecteur Walter Dew gevraagd om de moord (op Lydia?) te onderzoeken. Waarna het verhaal steeds ingewikkelder en knapper uitgedacht wordt. Collega Ruth Rendell van Peter Lovesey van het een meesterwerk en daagt op de achterflap een ieder uit om de ontknoping te raden.
    Wat kan ik daar nog aan toevoegen? “De pseudo-inspecteur Dew” is een zeer goed geschreven boek en op zijn tijd mag ik mijn adem inhouden, zo spannend vind ik het dan. Peter Lovesay krijgt er van mij een 8+ voor.