donderdag 28 april 2016

Weblogbrief 11.30, 28 april 2016

Weblogbrief 11.30, 28 april 2016

¿Cómo estamos, queridos holandeses? Op de allereerste verjaardag van Knipschildtelg Luno (van Paulien en Rik) heb ik de eer om jullie nog een laatste keer te mogen toespreken, voordat ik vanaf a.s. zondagnacht weer met jullie in de mixer ga. Ik kijk er best naar uit! En toch, het leven hier is aangenaam, het zonnetje schijnt en de mensen zijn “okay”. (“Okay” is tegenwoordig ook Spaans, de vervanger van “vale” en “de acuerdo”.) Wat is hier een beetje mis, is de bijna voortdurende aanwezigheid van de soort mensen waar ik iets mee heb, jullie dus. Dus: als je me binnenkort ziet, wuif maar eens naar me.

Afgelopen week was ik op de woensdagmiddag op de nieuwe faculteit, met de door Trudie hierheen gesleepte paardenhaam, het halsjuk, paardentuig, in het Spaans “collera”, maar een blije Lluis, ho maar. Terwijl ik me om 2 uur moeizaam vanaf de bushalte in zuid naar zijn kamer sleepte en vervolgens hoopte op enige roem of in ieder geval een doos medeleven, was hij in Londen voor het werk. Om Math te citeren: als hij de haam maar niet wil ruilen. “Collera”, het lijkt verdomme wel “kolere”.
Wel zag ik iets later Tomas, die mijn onkostenvergoeding van het afgelopen jaar en wie weet, ook van dit jaar, zou gaan regelen. Eerst wilde hij mijn nieuwe ID-kaart nog kopiëren, vervolgens toonde hij mij een niet helemaal kloppende C.V. Daarna zag ik hem niet meer. Als ik nog een brief of dergelijke moet ondertekenen, zal dat nu, op 28 april moeten gebeuren. Ik zie mezelf niet morgen nog weer eens terugkomen voor een handtekening, “firma”. (Een firma als bedrijf heet hier “empresa” of “sociedad”.)
Meer thuis dan bij Tomas voelde ik me bij enkele andere mensen van de groep van Lluis, te weten Cristina, Almudena en Patricia, met wie ik een praatje maakte. Ik was blij dat ook Adriana weer eens van de partij was; zij blijft me dierbaar. Na twee uur computeren op het apparaat van Mariela stak ik om 4 uur over naar het andere gebouw om de recentste clips van Harry af te luisteren met mijn oortjes. Een aansluiting daarvoor zit helaas niet op haar computer. Toen was het terugrijden met bus 12 naar “mi casa”. Om half 6 zat ik met Marij eerst op het balkon en daarna bij café Costa Canaria aan de playa Chica.

Er is maar één Caterina Valente, mijn favoriete zangeres uit mijn lagere schooltijd. Ze is in 1931 (14 januari) in Parijs geboren en houdt het leven er nog steeds in. De intussen 85-jarige heeft over de periode 1956-2000 25 studio-albums op haar naam staan, plus 6 Cd’s van live optredens (het laatste in 2007) en is volgens de wikipedia ook nog eens de zangeres van 38 compilaties. Ik heb van alles van Caterina Valente, hoe kan het anders, maar de noodzakelijke chronologische ordening moet ik nog eens aanbrengen. Laat ik de bovenste van een lange rij albums maar eens nemen: “A star in any language”. Het is een driedubbelcd van de polyglotte dame; driebubbelcd, wat een raar woord, laat ik maar gewoon zeggen dat het om drie Cd’s gaat. De eerste zit vol met Engelstalige nummers, de derde met Franse plus een enkel Zweeds nummer. Ik kies vandaag voor de middelste van de drie. Die Cd bevat zestien nummers die ik jullie hieronder ga opsommen:
01.Bambino
02.Ganz Paris träumt von der Liebe
03.Wenn es Nacht wird in Paris
04.Casanova
05.Bonjour Kathrin
06.Steig in das Traumboot der Liebe
07.Andalucia
08.Mackie Messer
09.Das hab ich gleich gewusst
10.Ich war so gern bei dir
11.Chanson d’amour
12.Oho aha
13.Malagueña
14.El mosquito
15.Granada
16.Piel canela
Van de eerste tien nummers op deze Cd 2, allemaal in het Duits, gaat mijn voorkeur uiteraard uit naar “Casanova”, maar ook “Andalucia” (hoewel ik dat in het Engels beter vind: “The breeze and I”) en “Das hab Ich gleich gewusst”. Vervolgens komen er twee Italiaanse en dan vier Spaanstalige nummers. Die laatste vier: “Malagueña”, “El mosquito”, “Granada” en “Piel canela”, vind ik allemaal zeer te pruimen, maar voor mij blijft Caterina Valente bovenal een zangeres uit het Duitse taalgebied.

Donderdagmorgen op de late morgen is het zo ver: ik maak weer eens mijn opwachting bij mijn Arabische “barbeer”. In minder dan vijftien minuten verandert hij mijn Beatle-kop in een gemillimeterd, gesoigneerd geval. Daarna is mijn veredelde afhaalspanjaard Caprichos aan de beurt met zijn “salpicón de mariscos, pan, pollo y papas con ajo”, zeevruchtensalade, brood, (een grote) gegrilde kip en gebakken aardappeltjes in de knoflook. Marij en ik zitten niet veel later echt te smullen in de keuken. Pas als ze daarna een sigaretje op mijn balkon heeft gerookt, mag ze naar het café beneden om wat te “appen” en daarna het goudgele strand (maar niet van Ameland). Ik ga een paar uurtjes voor me uit suffen.
Om even voor 6 ploffen Marij en ik neer op het terras van La Oliva. Daar leest ze op haar telefoon met internetverbinding dat Prince dood is. De onderdeur uit Minneapolis, nu 57 jaar, is kennelijk die ochtend van ons heengegaan. Marij en ik vinden het best erg. Details over zijn dood kunnen we niet vinden, ook niet in de “obituaries”, in het Spaans “necrologias”, die op vrijdag in de kranten verschijnen.
Prince, het was en is een muzikaal fenomeen. Om hem te eren, een veer in zijn kont te steken, draai ik, met de balkondeur wagenwijd open, zodat het tot op de straat te horen is, nog eens zijn fameuze nummer “Nothing compares 2 U”, dat hij zingt met als tegenspeelster de zwarte zangeres Rosie Gaynes. Gezeten op mijn bed, is ook Marij onder de indruk. De latere versie van “Nothing compares 2 U” van Sinead O’Connor is er een flauw aftreksel bij. Om het af te leren doe ik er nog “Little red Corvette” bij, ook een van mijn favoriete nummers.

Of het klopt, weet ik nog maar half. Mij is verteld (door Trudie?) dat hotel Reina Isabel binnenkort voor drie maanden (juni, juli, augustus) zijn deuren gaat sluiten. De zaak zou een uitgebreide opknapbeurt ondergaan. Een bord waarop de aanstaande renovatie wordt aangekondigd, zie ik niet. Of de verbouwing echt nodig is, betwijfel ik een beetje, maar hoort niet een hotel net als de mens geregeld met zijn tijd mee te gaan? Zeker nu ik er geen last van zal hebben – op 1 mei kom ik naar Maastricht - heeft de operatie mijn zegen.

In Nederland gooit een boek van de hoogbejaarde Hendrik Groen – is het een pseudoniem? – hoge ogen. Het heet: “83¼ jaar. Pogingen om nog iets van het leven te maken”. Marij’s dochter Marleen woont in Californië en probeert vandaaruit de rechten van een aantal boeken aan de uitgeverswereld te verkopen. Zij heeft het Nederlandse boek van Hendrik Groen intussen aan uitgevers van bijna dertig landen weten te slijten. Ook in Spaanse vertaling ligt het hier in de boekwinkel.
Als ik vrijdagmorgen met Marij op de boekenafdeling van El Corte Inglés ben, zien we het in zesvoud liggen en Marij maakt er een foto van voor op haar facebook-pagina en als appje aan Marleen. “Intentas de sacarle algo a la vida” heet het dagboek hier en de gerimpelde tronie van Hendrik Groen straalt ons vanaf de kaft tegemoet.

Vrijdagavond, als Marij bruin gebakken van het strand is teruggekomen, gaat ze eerst douchen en daarna word ik uitgenodigd om haar te verblijden met de “Hound dog” clip van Elvis Presley uit 1956. Van het een komt het ander en we zitten wel een uur naar allerlei You Tubefilmpjes te kijken die ik de afgelopen jaren van Harry heb mogen kopiëren. Heel leuk en best leerzaam!
Daarna doen we niet moeilijk en gaan ons bier op het terras van Carlos en Tóbalo drinken. Vanaf de grond ziet de straat er anders uit dan vanaf twee hoog, maar nogal wat mensen herken ik wel. Het is vrijdagsmiddags gezellig. Als we net aan onze tweede glas toe zijn, begint UD Las Palmas aan zijn wedstrijd tegen Deportiva. De club uit La Coruña heeft afgelopen woensdag flink op zijn lazer gehad in de thuiswedstrijd tegen Barcelona en ook nu in Las Palmas trekt Deportiva royaal aan het kortste eind: 4-0. UD Las Palmas, begin maart nog een degradatiekandidaat, staat nu in het linker rijtje. Pas om bijna 9 uur maken we de klim naar boven en laat Marij mij even met rust om haar zalm en mijn tonijn in de roomboter te gaan bakken, met rijst en sperzieboontjes. Daarna wacht ons het balkon nog even, maar het bed lonkt snel.

Op de zaterdagmorgen komt mijn tweede muziek van deze laatste brief in zicht: The rough guide to Tex-Mex uit 1999. Het is een verzamelcd met daarop negentien nummers van – verklap ik alvast – onbesproken kwaliteit. Hier zijn ze:
01.Mentiste cuando dijiste
Flaco Jimenez
02.Atononilco
Tony de la Rosa
03.Flor de dalia
Los Pinkys
04.El gato negro
Santiago Jimenez Jr.
05.Ruedo de fuego
Mingo Salvidar y los tremendos cuatro Espadas
06.Cundo te debo?
Riberto Pullido y los Clasicos
07.Ramona
Valerio Longoria
08.Mis pensimientos
Los hermanas Mendoza
09.Muchachos alegres
Narciso Martinez
10.Voy perdiendo
Conjunto Bernal
11.Juarez
Flaco Jimenez
12.Paloma sin nido
Tony de la Rosa
13.Arriba San Antonio
Eddie “Lalo” Torres y su conjunto
14.El parrandero
Los Pinkys
15.Quiereme, quiereme
Eva Ybarra y su conjunto
16.Hey baby, qué pasó
Jimmy Sturr
17.Dios quieria que nunca
Los dos Gilbertos
18.Alma de tejas
Santiago Jimenez Jr.
19.Delgadina
Lydia Mendoza
Tex-Mex, het is “sleipmeziek” naar mijn hart, ook op deze cd. En dan heb ik het niet alleen over “Ruedo de fuego” (Ring of fire) of “Ramona” (in Nederland van het duo Riem & Ruud, The Blue Diamonds) en ook niet over alleen coryfee Flaco Jimenez met zijn “Mentiste cuando dijiste” en het instrumentale “Juarez”. Ik ben net zo gecharmeerd van de andere instrumentale nummers: “Atononilco”, “Muchachos alegredes”, “Arriba San Antonio” en “Alma de tejas”. Voeg daar nog eens bij de overige nummers wat stemmigheid aan toe en het kan niet op.>BR>
Marij praat me op zaterdagavond bij over wat er zo al in Maastricht gaande is. Weten jullie wel dat de muziekschool (Cumulus) aan de St. Maartenspoort in Wieck dicht gaat. Komen daar nu alweer van die peperdure appartementen, van die woningen die wij gewone mensen niet kunnen bekostigen?
Interessant vind ik ook een iPad-artikel in de Limburger over de nieuwe rector magnificus van de Universiteit Maastricht. Per 1 september is Rianne Letschert in die topfunctie benoemd. Ze is 39 jaar jong, komt uit Doetinchem, woont (nog) in Brabant met haar man en kinderen van 9 en 4. Arno kent haar wellicht van de slachtofferhulp en Eva als collega op het terrein van internationaal recht. Waarom de U.M. voor Rianne Letschert gekozen heeft, blijft in het krantenartikel vaag. Ze heeft het over de dynamiek van de UM met meer dan de helft buitenlandse studenten. Hoe zo, denk ik dan. Stel dat meer dan de helft van de studenten in bijv. Aken uit Nederland zou komen; zou men dat daar dynamisch vinden? Vooralsnog heb ik mijn scepsis en zie ik in haar vooral een weinig wetenschappelijke bobo. Mijn profiel van een rector magnificus - het woord rector magnificus moeten we trouwens maar eens afschaffen – is meer een ouder iemand met een universitaire staat van dienst, die nu iets coördinerends in de instelling gaat doen en boven de partijen staat. Vooruit, in een vrolijke bui geef ik Rianne Letschert een jaartje het voordeel van de twijfel; maar dan maak ik graag de balans op.

Geloof het of niet, maar op zondagmorgen komt Marij al om kwart voor 9 uit haar slaapkamer en zet even later een beker koffie op mijn deel van de balkonrand. Om 11 uur doen we de rommelmarkt – ze koopt nog een beertje - en daarna is het kletsen en mensen uitkijken bij La Alemana. Om 2 uur staat een copieuze goulashmaaltijd op de keukentafel met opgebakken aardappeltjes voor mij en rijst voor haar. Als groente gaat er een hele komkommer doorheen.
Later op de middag, om kwart voor 5, staat streekbus bus 30 op de intercambiador van Santa Catalina gereed om haar naar de vuurtoren in Maspalomas te brengen. Ik zwaai haar uit en daar verdwijnt ze, richting Trudie en Math.

Zondagavond is het hier weer business as usual, met de toevoeging dat ik over een week ook vertrokken ben. Op de boulevard zit ik met mijn oortjes in de MP-speler. Die verrast mij eerst met “The Foundling” van Mary Gauthier - het nummer “Blood is blood” van Mary en ene Tania heb ik ook als You Tube clip, heel mooi - en dan de complete “Tracker” van Mark Knopfler, met o.a. “Broken bones” en “Hot dog”. Vreemd vind ik dat de nummers op beide platen alfabetisch geordend zijn en niet in de volgorde waarop ze horen te staan volgens de platenmaatschappij. Vanaf 9 uur zit ik met chips en Cola Zero op het balkon en lees de rest van mijn tweede boek in één ruk uit.

Maandagmorgen mag ik naar mijn derde en laatste cd van de week en deze winter. Ik kom uit op Amalia Rodrigues, van wie ik vooral een bakje verzamelaars heb, soms dubbelcd’s. Vandaag vraag ik jullie aandacht voor relatief oud materiaal van haar op de cd “Portugal!”. De muziek is uit de periode 1952-63. Amalia, voor wie het niet meer weet, is van 1920 en ze overleed in 1999. Hier komen ze, de 24 nummers van “Portugal!” :
01.Fado Eugenia Camara
02.Nao digas mal dele
03.La Zarzamova
04.Grao de arroz
05.Lisboa nao sejas francesa
06.Uma casa Portuguesa
07.Amantes separados
08.Interior triste
09.Solidao
10.Nao e desgrace ser pobre
11.Confesso
12.Marcha da Mouraria
13.Vamos os dois para a fara
14.Sem razao
15.Triste sina
16.Cansaco
17.Abandono
18.Estranha forma de vida
19.Acho inuteis palabras
20.Algemas
21.Espelho quebrado
22.Rasga o passado
23.Vida enganada
24.Assim nasceu este fado
Ik moet toch eens een beginnerscursus Portugees gaan volgen. Bij het optekenen van de dubbel-lp (mijn idee) moet ik voortdurend terug naar het origineel op mijn iTunes om te kijken of een en ander wel klopt. Intussen vind ik dit echt een album dat over de breedte dik in orde is, zonder dat ik er nummers tussenuit hoef te peuteren die boven het maaiveld uitsteken. Wie over fado-muziek praat, heeft Amalia al snel voor op de tong liggen. En zo hoort het misschien ook; ze zingt echt de sterren van de hemel.

Als ik op maandagavond naar mijn bibliotheekje ga bij het basketbalveld, kan ik verscheidene routes nemen. Deze keer ga ik heen over de Guanarteme en terug langs Las Canteras. In het gebouwtje zelf zit ik eerst een eind weg te internetten. Vooral mijn e-mail werk ik bij. Daarna doe ik de voetbalbladen van Barcelona en Real Madrid. Barcelona ligt er uit in de Europa cup. In de nationale competitie heeft Barcelona eveneens een flinke steek laten vallen, maart de laatste twee wedstrijden eindigden wel weer zeer positief: 0-8 en 6-0. Luis Suarez is nu topscoorder in de Spaanse competitie met 34 doelpunten, drie meer dan Cristiano Ronaldo. De stand: Barcelona en Atletico 82 punten, Real 81, met nog drie wedstrijden te gaan.
Vervolgens is de krantenbak aan de beurt. Eerlijk kan ik niets ontdekken dat ik de moeite waard vind om hier speciaal te gaan vermelden. Terzijde, over Nederland staat er – zoals steeds - helemaal niks in, niks in de regionale pers en “tampoco” in El Pais en El Mundo. (Of het zou vandaag het artikel moeten zijn dat “onze” Wout Poels Luik-Bastenaken-Luik heeft gewonnen. Hij staat best mooi op de foto.)

Op de dinsdagmorgen vraag ik me serieus af of ik de twee resterende bloedworstjes uit Asturië, “morcillas asturianas”, nog op ga eten. Ze zijn betaald, maar met Marij ben ik van mening dat het net donkere keutels zijn (excusez le mot) en ietsje te veel naar zeemleer smaken. Dan besluit ik om ze toch maar te proberen; wat kan het schelen. Met drie spiegeleieren met kaas en het nodige WASA knäckebröd met extra vezels begint het al ergens op te lijken. Ik heb ook nog steeds Philadelphia smeerkaas van Marij hier in de ijskast; dat kan eventueel de smaak verbloemen. Morgen is mijn bak zuurvlees aan de beurt, daar kan geen misverstand over zijn.

Dinsdagmiddag maak ik mijn eerste aanstalten voor mijn thuisreis naar Maastricht. Ik pak een doos in met vooral boeken, bijna zeven kilo, en breng die naar het postkantoor. Meestal moet je in de Bernardo de la Torre een half uurtje of zo wachten voordat het je beurt is, maar deze keer kan ik vanaf de ingang direct door naar een balie. Wel eerst een nummertje trekken, wordt mij in drievoud toegeroepen. Ik kies voor de middelste balie, waar een dame mij met ouderwetse service behandelt. Daarna neem ik bij de Burger King op de Tomas Miller een smoothie; die heb ik wel verdiend. In het zuidgebouw van El Corte Inglés zet ik een tientje op mijn Spaanse telefoon en daarna is het lezen geblazen op een bank daar. Later loop ik naar plaza Farray en vandaar naar het parkje om de hoek voor een hernieuwde kennismaking met fadomuziek op mijn koptelefoon, nu een verzamel-cd met van alles wat. Met smartlapperij heeft de muziek m.i. niets uitstaande; “sjoen is miech dat!”

Precies voor mijn deur zijn twee mannen in het geelblauw al vanaf 8 uur woensdagmorgen in de weer om de stenen een voor een te verpulveren en de riolering bloot te leggen. Het is een vervolg op al enkele weken boren, kloppen, stuccen, schilderen, timmeren en zo meer bij mij beneden. Ik heb her raam van de keuken en de badkamer de laatste tijd meer dicht dan open. De winkel werd eerder uitgebaat door een aardige, wat suffe India(m)an, maar die zit nu met zijn nering: telefoons, zonnebrillen e.d., in een ruimer pand verderop in de straat. Dan staat de zaak een hele tijd leeg, maar we mogen inmiddels weten dat er een nieuwe winkel in de maak is. Wat er in de verkoop komt, weet ik niet. Misschien zijn Carlos en/of Tóbalo op de hoogte. Ik ga het eens vragen…
Een paar dagen terug stond er ineens “Disculpen las molestías” op mijn deur en nu blijkt daar inderdaad sprake van te zijn. Wat een pokkenherrie! Ik zal blij zijn, als de rommel eindelijk wordt opgeruimd en rust is weergekeerd. En met mij meer mensen hier in huis en bij de buren. En wel weer opruimen, jullie troep. Ik had graag diverse nieuwe tegels en stenen voor mijn deur, als in de oude staat.

Tot overmaat van ramp staat donderdagmorgen, vanmorgen dus, ook nog een graafmachine voor de deur. Het gat vóór mijn deur wordt uitgediept en daarna kruipt één van de geelblauwen met een helm op er in. Afgelopen is het daarmee nog niet. Als ik deze weblog sluit, zijn ze aan het roken en boterhammen aan het eten. Ze hebben nog een halve dag te gaan, als ik de “disculpen las molestías” mag geloven.

Daarmee kom ik wel aan het einde van deze elfde jaargang van mijn weblog. De volgende wordt er een van jaargang 12 en die verschijnt niet eerder dan begin november. Nog een paar dagen mag ik van mijn rust hier genieten en dan kom ik op jullie af. A.s. zondagavond 1 mei zit ik in het vliegtuig naar Düsseldorf, waar Trudie mij om even voor middernacht in haar armen gaat sluiten en meetronen naar Maastricht-Oost. Tegen die tijd moet het daar wel wat beter weer zijn. Tot spoedig ziens, hasta pronto, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Laat ik deze laatste week eens beginnen met een echt boek, geen e-reader namaak, maar de herkomst van het boek is mij onduidelijk. Het krijgt in 2005 in de Verenigde Staten de Edgar Allan Poe Award en dan heeft het vanzelf wel mijn onverdeelde belangstelling. Het is uit 2004, het twaalfde boek van thrillerschrijver Jefferson Parker, telt 516 Amerikaanse bladzijden en heeft als titel “California girl”. De plaats van handeling is vooral Orange county.
Terzijde wordt de moord op homo Adrian Stalling onderzocht, maar het hoofdverhaal is voor mij de onthoofding van Janelle Vonn. Als kind komt Janelle uit een arme en schofterige familie; ze wordt thuis zelfs geregeld verkracht door haar oudere broers. Later als tiener is ze een schoonheid en wordt uitgeroepen tot Miss Tustin (Tustin is het plaatsje waar ze woont, vlakbij Ventura in Californië.). Als Janelle iets later op de kaft van Playboy terecht komt, dient ze haar Miss-titel helaas weer in te leveren. Ze lijkt als jonge vrouw in haar leven erg op de dame die op posters reclame maakte voor de sinaasappelen uit de streek. Janelle overlijdt op 1 oktober 1968, wordt in een pakhuis gevonden met haar hoofd afgesneden met een handzaag. Wie krijgt de moord op zijn conto?
Het verhaal is geschreven vanuit de broers Becker uit hetzelfde plaatsje. Al als kinderen hebben ze ruzie met de Vonns. Nick Becker wordt rechercheur – zijn collega heette Lucky Lobdell - en de moord op Janelle is zijn eerste zaak. David wordt predikant met een bloeiende “gemeente” gelovigen, Clay gaat bij de CIA, maar wordt dan in Vietnam gedood en de jonge Andy tenslotte is sterreporter van de plaatselijke krant. Er zijn diverse gegadigden voor de moord: zwerver Terry Meemal, eigenaar van de krant Jonas Dessinger, sportcoach Howard Langton dan wel politicus Robert Stoltz, zanger Jesse Black of Cory Bonnett van de leerzaak? Voor wie dat wil, heb ik nog een handje andere verdachten bij de hand.
Voor een ongeloofwaardig stukje in het verhaal verwijs ik naar bladzijde 427. Ook raad ik jullie aan om deze keer vooral niet te beginnen met de achterflap va het boek te lezen; die geeft nogal wat informatie weg. Een interessante zin die een aantal keren in het verhaal terugkomt, is er een over het plat bombarderen van een dorp in Vietnam: “Destroy the village in order to save it”. Is er iemand van jullie die daar iets van begrijpt?
Wat zal ik eens vinden van Jefferson Parker’s boek “California girl”? Het verhaal is echt vlot geschreven, het is ook best spannend en gelukkig worden de komische noten niet vergeten, bijv. als Lucky Lodwell tegen Nick weer eens een foute opmerking maakt, David aan het woord is in zijn drive-in kerk of Andy het zoveelste stuk uit zijn typemachine ramt. Echter, ik blijf wel volhouden dat er iets raars aan het verhaal zit, dat ik hier overigens niet uit de doeken ga doen. Alles bij elkaar genomen krijgt dit prijswinnende “California girl” van mij wel een 8 als recensiecijfer. Ik ga zeker nog eens een ander boek van Jefferson Parker proberen.

Mijn tweede boek heb ik me op een wel heel bijzondere manier toegeëigend. Marij koopt het in Maastricht bij het Kruitvat, leest het hier en geeft het dan aan me door. “Schijnbeweging” (in het Engels “One false move”) heet het en het is van Harlan Coben, uit 1998.
Het gaat om een New Yorkse ster in de Amerikaanse basketbalcompetitie voor vrouwen. Ze heet Brenda Slaughter, is zwart, knap en 25 en roept de hulp in van sportmakelaar Myron Bolitar om haar beide gescheiden ouders op te sporen. Eerder heb ik al eens een Bolitarverhaal van Coben gelezen en dat beviel me wel. Niet veel later in dit boek blijkt de vader van Brenda, ex-basketbalster Horace, vermoord te zijn, maar haar moeder Anita leeft waarschijnlijk wel nog, als we Horace’s zus Mabel Edwards mogen geloven. Anita heeft haar dochter en man twintig jaar eerder verlaten, zes maanden nadat haar werkgeefster, Elizabeth Bradford van haar balkon thuis geduwd werd, viel of sprong. De man van Elizabeth, Arthur, is nu in de race om gouverneur te worden, met hulp van zijn broer Chance, neef Terence en de boeven Sam en Mario.
Terug naar Myron Bolitar: diens partner en helpers zijn zoals in de andere basketbalboeken: Win, Esperanza, Big Cyndi plus vriendin Jessica. Voor de bijrollen in het verhaal komen diverse politiemensen in aanmerking, o.a. de nu bejaarde Eli Wickner en Roy Pomeranz en in het heden Francine Neagly. Krijgen de slechten hun verdiende loon of gaan deze keer de goeden naar de bliksem?
“Schijnbeweging” van Harlan Coben vind ik best een aardig boek. Het is spannend zat en mij ligt het wel, een krimi in de “NBA” basketbalwereld voor dames. Alleen vind ik de plot niet goed; daar kan een doorsnee lezer zoals ik maar moeilijk opkomen. Dat kost een punt en dus kom ik in plaats van een 8 uit op een 7 voor “Schijnbeweging”. Tegelijk kijk ik wel uit naar de andere boeken van Harlan Coben die ik nog op mijn verlanglijstje heb staan.

Het is op het kantje, maar mijn derde boek is ook uit. Ik ben een fan van Ian Rankin en hier is mijn relaas over “The naming of the dead” uit 2006. Uiteraard speelt het verhaal zich af in Edinburgh en omstreken, met het politiekoppel John Rebus & Siobhan Clarke in de zoveelste glansrol.
Deze keer is de G8 op de achtergrond te bewonderen, o.a. met George Bush op een mountainbike. Een uitsmijter in een nachtclub van Big Ger Cafferty wordt vermoord, Cyril Colliar, en eerder blijken er nog minstens twee slachtoffers te zijn geweest: Fast Eddie Isley en Trevor Guest (opgespoord via aanwijzingen in gehucht Auchterarder). Het zijn alle drie onderwereldfiguren van het zuiverste water. Daarmee is het verhaal nog verre van af. De moord op Vicky Jensen leidt tot een website van haar moeder over verkrachters, met interessante bezoekers. Rebus en Clarke hebben het er druk mee, nog even los van de val (of is het een duw) van parlementslid Ben Webster uit het kasteel bij Princes street bij een diner daar in het kader van de G8. Tot de verdachten dan wel bijna verdachten reken ik o.a. Richard Pennen, undercover Santal, boefje Keith Carberry en gemeenteraadslid Gareth Tench, maar de laatste wordt ook vermoord. Voor de bijrollen komen politievrouw Ellen Wylie en haar zus Denise, de vrouw van Tench, in aanmerking plus nog enkele anderen zoals journaliste Mairie Henderson, speciaal-agent David Steelforth en schootdanseres Molly Clark. Komen Siobhan en John er nog wijs uit? Ik ben blij dat ik wat namen heb opgeschreven gaande het verhaal.
Op Ian Rankin als thrillerschrijver is weinig tot niks aan te merken. Zijn verhalen, ook “The naming of the dead”, zitten goed in elkaar en je moet echt tot het einde doorlezen om de good guys van de bad guys te onderscheiden. Het boek is best spannend en wat zijn de dialogen tussen John en Siobhan weer prima voor elkaar. Ik geef dit boek als recensiecijfer een 8+, ongeveer zoals jullie wel gedacht zullen hebben. Ian Rankin, ik heb zijn boeken nu bijna compleet.

woensdag 20 april 2016

Weblogbrief 11.29, 20 april 2016

Weblogbrief 11.29, 20 april 2016

Muy buenas tardes, amigazos y familiares, een heel goedemiddag, makkers en familieleden, een “península” is net nog geen “ínsula”, eiland, dus een schiereiland. Een bekende “península” is het Iberisch schiereiland ofwel het vasteland van Spanje en Portugal samen. Idem dito gebruikt men hier voor het woord laatste het Spaanse “último” en wat is dus voorlaatste? “Penúltimo”. Dit is mijn “penúltima carta”, voorlaatste brief van deze winter. Hierna hebben jullie er nog maar ééntje te gaan, voordat ik me ga opmaken voor mijn thuisreis naar het hoge noorden.
Geloof het of niet, maar afgelopen woensdag heb ik uitgebreid met Lluis gesproken. Ons onderonsje vond grotendeels plaats in een eetcafé direct achter de faculteit, dat zo ongeveer tegen de Carrefour daar aan ligt. Het was – ga ik jullie bekennen – wat je noemt een zeer volkse zaak, op het ordinaire af, die naar de naam Los Serranos luistert. Is dat de zaak van de broertjes Serra - Lluis heet van achteren Serra - of van de bergbewoners? Los serrallos met twee ll-en zijn de harems, dat zal hier wel niet aan de orde zijn. Ik volsta in de uitspanning met een Cola Light, die mij onder ons gezegd te lauw is, maar Lluis pakt ter plekke flink uit - hij vindt het eten daar uit de kunst - met een groot bord pijlinktvis-ringen, “calamares”, met daarbij een salade plus brood en met een cortado met gecondenseerde melk als “postre”, toetje.
Waar ging ons gesprek over? Uiteraard allereerst over het voetbal van Barcelona en UD Las Palmas, maar daarna ook over zijn glorieuze rol als ad interim directeur van het grote, nieuwe gebouw met zijn aanloopgebreken, over de keuken van het nieuwe faculteitsgebouw die hij te gewoontjes vindt, en niet in de laatste plaats over het leven zelf.
Ik heb hem onomwonden uitgelegd dat het nu te laat voor mij is om nog een nieuwe lezing over een door hem gekozen of maar geaccepteerd onderwerp te gaan geven. Daar gaat hij gelukkig niet tegen in en de voorbereiding daarop blijft me dus gespaard. Mijn “charla” om te vertellen dat de uitkomsten van klinisch epidemiologisch onderzoek veel belangrijker zijn dan van pathofysiologisch onderzoek, zeker als het niet humaan is, lijkt me meer iets voor het volgende jaar hier. De overdreven aandacht in de eerste drie jaar in het medische onderwijs hier voor “basisvakken” is m.i. volkomen gedateerd, maar maar dat hoef ik jullie Nederlanders niet meer uit te leggen.
Op 29 en 30 april, de dagen voordat ik het vliegtuig neem, is er nog nationale bijeenkomst over voedingsonderzoek hier in Las Palmas, waarbij mijn aanwezigheid door hem op prijs wordt gesteld. Daarna mag ik voor hem “de wei in”, als ik maar beloof dat ik in november weer terug naar Las Palmas ga komen. Dat is bij dezen afgesproken.

Bij mijn bushalte van lijn 12 op weg naar het zuiden gebeurt mij die woensdag iets bijzonders. Alle bankplaatsen zijn bezet en als ik kom aanlopen, vraagt een jongeman die daar zit, of ik soms zijn plaats wil hebben. Dat is me in een volle bus in Maastricht ook een keer gebeurd een aantal jaren terug; toen wilde een meisje best voor me opstaan. Jongelui, willen jullie dat echt nooit meer doen? Ik ben nog lang niet toe aan een permanent verblijf in Klevarie, er mankeert mij helemaal niks. (Hoewel, dat kan zo maar van moment op moment veranderen, als ik bijv. na ruim twintig jaar opnieuw een beroerte zou krijgen. En dan maar hopen dat ik dan snel dood ga en niet voor lange tijd in een verpleegbed terecht kom.) Fatsoenshalve heb ik mijn “weldoener” bij bus 12 op Santa Catalina wel nog een “no, gracias” toegeknikt.

Ik zie er trouwens een advertentie die mij irriteert. Een van de melkfabrikanten hier heet Pascual en die verkoopt nu een zeer vetarme melk met als slagzin: “beber para creer”, je moet het drinken om het te geloven. Ik vraag me dan af of het nog wel melk is. Willen jullie van Pascual dat soort onzin voor eens en altijd uit je hoofd laten? Als wij melk willen drinken - ik trouwens maar mondjesmaat, en ben meer van de yoghurt en de pudding - doen we dat wel zonder dat we ergens in hoeven te geloven. Het werkwoord “creer”, het heeft iets van “scheppen”, maar doe mij dan maar schepijs, zoals vroeger van La Venezia in de Wijckerbrugstraat of bij Boileau aan het spoor.
Het kan niet op; ik zie onderweg naar de universiteit ook nog een advertentie van “lentes de sol”. Dat is, vind deze jongen, andere koek: lenzen met een kleurtje. Als ik niet al bijna 70 was, zou ik daar misschien nog eens aan beginnen. Nu moet ik het doen met een bril met glazen die donker bijkleuren in de zon, prima, maar ik denk (al jaren) dat de zijkanten niet echt goed mijn myopie afdekken.

Op de uni (mag ik ook eens?) kijk ik, na gedane arbeid, voor de variatie eens naar een paar stukjes van Toon Hermans. Hij moge een mispunt geweest zijn voor veel mensen in zijn omgeving, maar op de bühne blijft hij zelfs nu nog bijna onovertroffen. Wie kent zijn verhaaltje niet over “De ornitholoog” met een tropenhelm op; zijn “poelifinario” is en blijft hilarisch. In zijn allerlaatste show voor zijn dood zingt Toon het liedje “Lenteme”, als ode aan zijn overleden vrouw. “Blijf bij me asjeblieft”. Dat reken ik tot het beste dat ooit in het Nederlandse zangrepertoire gemaakt is.

Op de woensdagavond zit ik net als ontzettend veel andere mannen (en een paar vrouwen) op het plein hier te kijken naar de voetbalwedstrijd Atletico Madrid tegen Barcelona. De heenwedstrijd is in 2-1 voor Barcelona geëindigd. De “azulgranos”, roodblauwen, deze keer helemaal in het geel met een paar rode strepen, zijn in de eerste helft veel meer aan de bal, maar het gaat om de doelpunten, toch? Atletico maakt 1-0 door een mooie kopbal van Grieszmann. In de tweede helft is er sprake van een compleet overwicht van Barcelona, maar zoals het dan gaat, als je geen doelpunt maakt, valt er uiteindelijk een aan de andere kant. Einduitslag 2-0 voor Atletico, Barcelona is voor dit seizoen uitgeschakeld voor de Champions League. (Net zoals PSV eerder ten onder ging tegen Atletico, na strafschoppen.) Het werd me deze keer al correct voorspeld op een groot spandoek, waar mijn oog op voel vóór de wedstrijd: JUNTOS HACIA LA VICTORIA, samen naar de overwinning.

Zit ik alweer op de donderdag. Vorig jaar beloofde ik jullie dat ik een Cd zou gaan opsporen van Etta Baker. Deze dame is denk ik iets bijzonders op haar (jazz)gitaar. Destijds was ik heel gecharmeerd van “One-dime blues”. Via de Cd-bibliotheek in Rotterdam vond ik een verzamelplaat met dezelfde titel, uit 1991, die ik bij dezen bij jullie aanbeveel, als introotje voor de komst van Trudie en Marij. Twintig nummers staan er op; hier zijn ze:
01.One-dime blues
02.Never let your deal go down
03.Knoxville rag
04.Broken hearted blues
05.Lost John
06.Dew drop
07.Going down the road feeling bad
08.Near the cross I watch and pray
09.Spanish fandango
10.Round my back door selling coal
11.But on the other hand, baby
12.Crow Jane
13.John Henry
14.Alabama wagonwheel
15.Bully of the town
16.Goning to the racetrack
17.Police dog blue
18.Marching jaybird
19.Railroad Bill
20.Carolina breakdown
Uiteraard blijft “One-dime blues” een mooi nummer. Op de Cd staat één enkel nummer waarop Etta Baker ook haar stem laat horen, “Broken hearted blues”, en dat vind ik niet echt een vondst (het lijkt wel Bob Dylan op zijn oude dag). Jo met de banjo komt op de plaat twee keer voorbij, met “Going down the road feeling bad” en “marching jaybird”, bepaald niet verkeerd. Voor de betere gitaarnummers verwijs ik op de Cd naar “Dew drop”, “Near the cross I watch and pray”, “John Henry” en “Railroad Bill”. Het beste nummer vind ik deze keer “Spanish fandango”. Een fandango, is dat een dans?

Dan is het tijd om de dames van het busstation te halen. Ik ben aan de vroege kant, dus loop ik eerst nog eens een stukje naar de Muelle. “La marquesina” blijft een aardig gebouwtje, vroeger met een trap (is die nu weg?) en aanlegplaats voor reizigers die destijds Las Palmas met een bezoek vereerden. Het gebouwtje was in gebruik van 1916 tot 1965 en ik herinner me dat ik ter plekke nog eens een kleine fototentoonstelling er over gezien heb.
Vlakbij is het 3175 km naar Amsterdam. Voor wie van ver weg houdt, heb ik ook de Bahama’s en Shanghai in de aanbieding: 5877 resp. 11584 km, hemelsbreed.
Om half 7 begeef ik me definitief naar de streekbussen in de kelder bij Santa Catalina, met de oordopjes van de MP3-speler aan mijn oren. Mark Knopfler met “Broken bones”, het is en blijft een meedeiner van de beste soort. Om kwart voor 7 zie ik Marij en Trudie uit bus 60 komen. Om mijn goede wil te tonen laat ik me opzadelen met het dragen van de paardenhaam, die Trudie bij zich heeft. Voor wie dat woord niet kent (zoals ik): het is een leren geval in omgekeerde U-vorm dat om de hals van het paard pleegt te hangen. Sommige mensen vinden het interessant om met zo’n haam thuis een muur te versieren, zoals Trudie’s ouders vroeger en binnenkort Lluis.
Vijf minuten later zijn we in de Luis Morote. Beneden bij Carlos en Tóbalo - Victor werkt er kennelijk niet meer – is het goed toeven, met onze “jarras de cerveza”. Later volgt in mijn flat een werkelijk verrukkelijk groentesoepje met ballen en brood. Pas daarop mag het tweetal naar dromenland vertrekken.

Bij mij in de straat hangt een aankondiging van de “FERIA DEL LIBRO”, de boekenbeurs die alweer voor de XXVIIIste keer op San Telmo gehouden wordt, van 28 april t/m 1 mei. Waarschijnlijk zal ik er ook dit jaar weer eens overheen slenteren, ik denk op de donderdag of de vrijdag. Blijkens een andere aankondiging is dat weekend op de zaterdag- en zondagavond in het Guiniguada theater in Triana een bijpassende voorstelling; ze heet “El libro de la selva”, het boek van het oerwoud. Dat wordt niks meer voor mij, vlak voor mijn vertrek naar Holanda.
Even later is het bij mij thuis behelpen. Trudie en daarna ook Marij posteren zich frank en vrij op mijn balkon om hun toast met jam te eten en te vervolgen met thee en koffie. Gelukkig, als de inwendige mens voldoende versterkt is, volgt een mini-wasbeurt onder de kraan, waarna ze met grote handdoeken en hun schepjes en emmertjes (grapje) naar het strand afzakken. Om half 2 zijn ze terug om mijn ijskast te plunderen, wel met vers brood, maar dan staat deel 2 van hun stranduitstapje op het programma. Met een lichtbruin kleurtje op hun huid komen ze om half 6 terug. Trudie’s rechtervoet blijkt zelfs een beetje roodverbrand te zijn.
Er wordt omstandig gedoucht, waarna ook voor mij het terras van La Oliva aan de orde is, helemaal op het eind van Las Canteras rechts. Als het wachtwoord van de zaak bekend is, slaan beide dames op hun telefoon verwoest aan het appen, spreek uit eppen (app = application), terwijl ik voor Jan met de korte achternaam mag toekijken. Wat later wordt de toestand in de wereld, en die van Maastricht in het bijzonder, met mij doorgesproken. Om 8 uur ondernemen we gedrieën de weg terug om halt te houden bij het Chinese wokrestaurant Hong Kong, aan het begin van mijn straat. Daar wordt echt fors ingenomen, ook van het wokbuffet met o.a. zalm en tonijn, voordat we op huis aan gaan.

Op Harry’s website (www.harryknipschild.nl) las ik twee mooie verhalen over Arthur Conley, de man van de hit “Sweet soul music”. Hij was homosexueel en vond zijn uiteindelijke liefde in tapijtenknoper Jos in Nederland. De jaren voor zijn dood in 2003 woonde hij in Ruurlo, waar hij ook begraven is. Greetje heeft een mooie foto van het graf gemaakt, met een gedenkplaatje waarop diens “Sweet soul music” vereeuwigd is.
In zijn leven werd Arthur Conley steeds vreemder, alternatiever, naarmate hij ouder werd, maar zijn stem bleef lang goed. Als muzikant zag hij zichzelf graag in één driehoek met Marvin Gaye en Otis Redding als de drie grote geesten van de Rhythm & Blues. Daar kan ik helaas niet mee eens zijn, integendeel. Er is maar één Marvin Gaye en misschien ook maar één Otis Redding en wie is Arthur Conley dat hij zich met die twee denkt te kunnen meten. Hij is voor mij een van de vele one-hit persons, die na “Sweet soul music”, met Otis Redding als producer, niet veel meer klaar speelde. Zijn latere nummer “Funky music” vind ik overigens nog wel te pruimen.
Dus stap ik hier over van Arthur Conley op Otis Redding. Die overleed door een vliegtuigongeluk in 1968, nog geen vijf jaar na zijn glorieuze entree in het theater- en grammofoonplatenwereldje. Een doosje met een drietal Cd’s uit 2013, zijn singles collectie, geeft denk ik een aardig beeld van zijn muziek in zijn jaren bij Stax/Volt (in Nederland Atlantic). Het gaat om 24, 24 resp.22 nummers. Laat ik de derde van het drietal eens voor jullie opzetten, met vooral nummers van het jaar vóór zijn dood, de zwanenzang van Otis Redding:
01.White Christmas
02.Merry Christmas, baby
03.Papa’s got a brand new bag (live)
04.Direct me
05.A lover’s question
06.You make a man out of me
07.When something is wrong with my baby (& Carla Thomas)
08.Ooh Carla, ooh Otis (& Carla Thomas)
09.Love man
10.Can’t turn you loose (live)
11.Free me
12.(Your love has lifted me) higher and higher
13.Look at the girl
14.That’s a good idea
15.Demonstration
16.Johnny’s heartbreak
17.Give away none of my love
18.Snatch a little piece
19.I’ve been loving you too long (live)
20.Try a little tenderness (live)
21.My girl
22.Good to me
Ik begin met de vier nummers met “live” muziek weg te laten, omdat ik daar zeker in zijn geval niet veel aan vind. “We all love each other, don’t we? Am I right? Yeah! Let me hear you say yeah? Yeah! Alright!”
Blijven er achttien over, met eerlijk gezegd volgens mij best enige pulp ertussen. Otis Redding vind ik op zijn best in “Merry Christmas, baby”, “When something is wrong with me, baby” (een mooi duet met Carla Thomas), “Love man”, “Free me”, “Give away none of my love” en vanzelfsprekend “My girl”. Ik heb het eerlijk gezegd niet zo erg op het steeds weer terugkerende Stax-trompetgeschal op de meeste nummers van Otis Redding, maar dat smaak subjectief is, weet ik wel. Niettemin, ik ben de baas van mijn weblog en als ik de vergelijking mag maken, geef ik aan de muziek van Marvin Gaye duidelijk de voorkeur.

Op de zaterdag liggen de dames opnieuw te bakken in het aprilzonnetje. Als ze laat in de middag thuiskomen, gaan ze douchen, waarna we met bus 1 naar Triana tuffen. Daar aangekomen, bij het kunstwerk aan het begin van calle Triana al, mag ik ze hun gang laten gaan. Vooral Desigual en H&M staan op hun kledingprogramma. Ik loop direct door naar McCarthy’s om op een van mijn favoriete banken hier mensen te gaan uitkijken. De zaak adverteert op een groot Guinness-bord met: “Pruebe nuestro toque Mexicano”! Wat is een “toque”? Ik weet het weer eens niet en zoek het woord thuis op, nu dus. Een “toque” is van alles: aanraking, penseelstreek, laatste hand, kneep, (muziek) aanslag, toets, ogenblik. Kennelijk - maar zeker weten doe ik het niet – is McCarthy’s toe aan een Mexicaande touch, om het eens op zijn Engels te zeggen. Wordt de Guinness deze week aangelengd met margarita, bonen of scherpe peper?
Als de dames een uur later aankomen, controleer ik het, maar met mijn Guinness is nog steeds niets vreemds aan de hand. Na ons drankje gaan we naar het busstation daar en om half 9 zitten we in casa Carmelo in mijn deel van de stad. Alle drie zien we wel iets in het menu: eerst een lekker soepje, dan een grote “entrocot” met een gegrilde paprika en aardappel en tot besluit een ijsje. Dan ben je “de man” voor vijftien euro, los van de drank. Om kwart over 10 zijn we weer thuis en vlak er na lig ik op één oor.

In de nacht van zaterdag op zondag was er nogal wat rumoer bij El Escudo aan de overkant. Eerder op de avond was het daar op het nieuwe terrasje, met twee tafeltjes, al behoorlijk druk. Mede vanwege de “herrie en keet” werd ik later twee keer wakker om naar de WC te gaan. Of kwam dat vooral, doordat ik de avond er voor het nodige bier door mijn keel had zien gaan? In ieder geval hebben we ’s ochtends op mijn balkon een hele discussie over de toch wel foute zaak bij mij tegenover.
Met name in het weekend is enige overlast van de bezoekers van de zaak haast vanzelfsprekend. Wij zijn overigens bepaald niet de enigen die er last van hebben. Vannacht om half 4, toen ik er voor het eerst uit moest, stond een politieauto voor de zaak. Ik neem hier maar aan dat de dienstdoende hermandad dat niet deed, omdat het tijd was voor een “ron-cola” of een “vino tinto”. Toen ik om 7 uur voor de tweede keer moest plassen, was dat mede omdat er vóór El Escudo druk vergaderd werd door een stelletje nachtbrakers. Ik neem tenminste niet aan dat jonge mensen in alle vroegte opstaan om daar dan “een bakje te doen”.
Pas in de loop van de zondagochtend wordt het stil in en bij het café en komen de laatste gasten naar buiten. Trudie en Marij staan dan al op het punt om naar het strand te gaan. Daarvóór heeft Trudie al een kilo zuurvlees voor me gemaakt en ook nog een bonte was aangezet.

Zondagmiddag geef ik mezelf toe dat het nu al tijd is voor een nieuwe artiest. Na ampel overwegen kies ik voor Tom Russell, die ik al eens samen met Gretchen Peters de intro van een nieuwe wintergang van mijn weblog heb laten zingen. Dat was met “Billy 4”, een kraker van Bob Dylan over outlaw Billy the Kid. Voor mij is Tom Russell een nieuwe Johnny Cash, als ik zo vrij mag zijn. Van hem heb ik intussen een hele serie Cd’s bij elkaar gefietst. Hier is mijn voorraadje:
(1999) The man from God knows when
(2001) Borderland
(2003) Modern art
(2004) Indians, cowboys, horses, dogs
(2005) Hotwalker
(2005) Raw vison (TRB)
(2006) Love & fear
(2007) The wounded heart of America
(2009) Blood and candle smoke
(2009) One to the heart, one to the head (& GP)
(2011) Mesabi
(C2009) Veteran’s day. The TR anthology, 2 Cd’s
(L2005) Live in Holland
(L2005) Live in Holland
(L2006) Live in Holland
Ik kan jullie toch nog zonder probleem een handje Cd’s van Tom Russell noemen dat ik nog niet heb, maar goed, een mens kan niet alles. Het leven heeft zijn beperkingen. Uit mijn tiental originelen kies ik “Borderland” om jullie mee lastig te vallen. Terzijde, “Borderland” is het grensgebied tussen de V.S. en Mexico, met o.a. de stad Ciudad Juárez in Mexico en Santa Fe iets verder af in de V.S. Vraag: welke Amerikaanse staten grenzen aan Mexico? Het antwoord komt er op het einde van dit muziekstukje aan. Hier zijn de elf nummers:
01.Touch of evil
02.Down the Rio Grande
03.When Sinatra played Juarez
04.When the dream begins
05.Hills of old Juarez
06.The Santa Fe at midnight
07.The next thing smokin’
08.California snow
09.Let it go
10.What work is
11.The road it gives, the road it takes away
Met de muziek van Tom Russell is volgens mij niks mis, ook niet op deze plaat. Het lijkt trouwens wel een soundtrack van een film. Hij komt op mij over als een prima vertegenwoordiger van Americana muziek. Als ik jullie vervolgens vertel dat ik een voorkeur heb voor de oneven nummers op de plaat, geloven jullie me waarschijnlijk niet. Laat ik mijn voorkeur dan maar concretiseren. Mijn extra punten gaan op dit album naar “Touch of evil”, “When Sinatra played Juarez”, “Hills of old Juarez”, “The next thing smokin’”, “Let it go” en “The road it gives, the road it takes away”.
(Voor mezelf – en een beetje Marij – ligt later ook een live optreden, in Utrecht in 2006, op mijn draaitafel. Die Cd op MP3 heb ik ongetwijfeld van Peter gekregen, die net als ik fan is van Tom Russell met zijn rechterhand Michael Martin. Echter, jullie moeten die Cd van mij maar tegoed houden. Voor mijn keuze voor jullie is enige kieskeurigheid geboden.)
De volgende vier staten van de V.S. liggen tegen Mexico aan, met bgrotendeels de Rio Grande als grensrivier: van west naar oost Californië, Arizona, New Mexico en Texas. Juárez ligt in Mexico ongeveer op de grens met New Mexico en Texas, met aan de Amerikaanse kant El Paso. Santa Fe is de hoofdstad van New Mexico. En dan nu een moeilijker vraag die ik zelf ook nog niet goed kan beantwoorden. Wanner palmden de Verenigde Staten zich een fors stuk van Mexico in en welk stuk was dat?

Op het einde van de middag willen Trudie en Marij opnieuw naar La Oliva, want daar kunnen ze opnieuw spelen met hun telefoons. Als we om half 8 op de Luis Morote terugkomen, wordt door de dames een fles rode wijn van “El Cubano” (uit Tenerife) uit de ijskast gevist en behoorlijk royale glazen ingeschonken. Er komt een salade op tafel met paprika, tomaat en sla, met rijst er bij en – daar knapt Trudie van op – grote moten zalm, in de correcte richting gesneden. Een nagerecht zit er deze keer niet in, want op is op, maar met mijn wijn weet het duo best raad.
Bij El Escudo voor de deur zitten een mannetje of vijftien à twintig aan de drank, eigenlijk al vanaf een uur of 5. Ze zijn niet te beroerd om hun gulle lach door de straat te laten schalmen en met luider stem hun meningen over allerlei zaken te verkondigen. Ik mag dat wel, in ieder geval voor een paar uurtjes, maar de dames vinden het iets ordinairs hebben. Om half 10 breekt het gezelschap bij El Escudo op en kunnen we ons op het balkon opmaken voor een goed gesprek, o.a. over de vraag of je in Nederland na je veertigste nog wel een baan kunt krijgen. Volgens Marij is dat moeilijk zat.

Op de maandagmorgen is een kilo zuurvlees helemaal klaar en staat Trudie opnieuw achter het gasstel, nu om de kilo goulash die ze gisteravond al had opgezet, nog een uurtje warmte te gunnen. Vanavond, als Trudie met Math in Puerto Rico zit, gaan Marij en ik de eerste halve kilo goulash wegwerken. Trudie gaat ook nog even naar de Spar om voor mij een groot blik tonijn te halen en voor zichzelf en Marij opnieuw Hollandse kaas en ham van de firma Zwan (uit Zwanenburg). Kunnen we nog even vooruit, als we aan de lunch moeten. Daarna gaat het tweetal nog eens naar het strand om hun beginnende bruine kleurtje te koesteren.
Om kwart voor 3 brengen Marij en ik Trudie naar het streekbusstation, waar ze met bus 60 naar het vliegveld gaat. Daar stapt ze met Math in de auto voor een weekje geocachen vanuit Puerto Rico. Maandagavond al krijgen wij in Las Palmas een berichtje dat alles in orde is. Marij en ik zitten intussen bij La Alemana op het terras in een geanimeerd gesprek. Tot de hoogtepunten van onze avond behoort het aanstaren van het Matje die voorbijsloft; hij blijft een bezienswaardigheid. De dagelijkse zeezwemmer kan overigens na gedane arbeid weer terecht bij Rosales IV, dat zijn deuren ’s avonds hernieuwd geopend heeft.
De goulash als avondeten smaakt als vanouds, zeker als ik er nog wat “ajo y perejil”, knoflook en peterselie, uit een flesje bij doe. Marij is meer van de extra peper. Ere wie ere toekomt: ze serveert er rijst met een voortreffelijke salade bij. Daarna zitten we op het balkon, terwijl aan de overkant – ook op maandag – bij El Escudo een ik denk vooral Cubaanse club de moed er in houdt. Om half 11 mogen Marij en ik met goed fatsoen bedwaarts, wel in verschillende bedden.

Dinsdagmorgen schrijf ik alvast mijn brief aan Lluis over mijn uitgaven van de afgelopen winter. Ik kom deze keer uit op een totaal van 663 euro, maar of ik dat bedrag ook krijg, net als mijn 766 euro van mijn vorige winter, staat te bezien. In ieder geval zal ik Lluis morgen verrassen met de paardenhaam, die Trudie met enige pijn en moeite vanuit Lopik hierheen gekregen heeft. Ze heeft nog 35 euro van hem tegoed, even los van alle immaterieel schadegeld, waarover ze zich maar eens met Arno over moet gaan buigen.
Diezelfde avond zit ik met Marij op het terras bij het Castillo de la Luz. Zoals het hoort, worden we bediend door de magere ober met het homokontje. Als we grote glazen bier bestellen, vraagt hij voor de zekerheid nog even of we halve liters bedoelen. Terwijl de kinderen voorbij struinen, o.a. van en naar de speeltuin, is het goed toeven daar. Ik kom er in mijn eentje ongeveer een keer per week, maar dan neem ik meestal op een bank plaats. Alleen op een terras zitten of in een restaurant, is mij niet echt gegeven. De horeca is meer iets om met twee of meer mensen te doen.
Om half 8 aanvaarden we de terugtocht. Tussendoor doen we wel de Spar nog aan om ons enige nieuwe eetmunitie aan te schaffen. Thuis gekomen mag ik op het balkon plaatsnemen, terwijl Marij Trudie’s zuurvlees gaat opwarmen. Ze doet er aardappeltjes en erwten bij, plus (ongekookt) komkommer. Je kunt van Trudie veel zeggen, maar haar zuurvlees mag er zijn. We eten ons helemaal rond; er blijft helemaal niks over deze keer. Daarna wordt er nog wat gelezen en gekletst op het balkon, maar om half 11 liggen we onder onze dekentjes.

Woensdagmorgen is het voor mij aftellen totdat ik jullie deze brief kan versturen. Ik zit al 10 voor 8 op het balkon met mijn boek en of ik het nou leuk vind of niet: Marij komt pas om 9 uur uit haar kamer. Even later zitten we samen aan de koffie en worden het verleden, heden en de toekomst besproken. Dan gaat ze zich wassen en daarop naar “La Playa De Las Canteras”. Ik ben vervolgens aan de beurt om mij te douchen en aan te kleden. Daarna zet ik een was in. Om half 1 komt Marij terug met vers brood en kunnen we aan de lunch. Dan kan ik vertrekken met mijn paardenhaam voor Lluis richting het nieuwe faculteitsgebouw.

Dit is het einde van mijn voorlaatste brief aan jullie deze winter. Volgende week donderdag waarschijnlijk volgt de laatste, waarin ik mijn komst naar Nederland mag aankondigen. “For the meantime”, bid alvast dat het zonnetje over 10 dagen gaat schijnen in Maastricht en omstreken. Hier is het heel mooi weer, maar in de Euregio is het nog afwachten, zeker begin mei. Begin eens met de tuin in orde te maken en als je die niet hebt, zet eens een potplant voor het raam. Gedraag je, in het meervoud, en tot ziens maar weer, hasta luego, PaulK.

BOEKBIJLAGE

Door het best wel aangename gefladder van Trudie en Marij om mij heen het afgelopen weekend en daarna alleen Marij heb ik maar één boek helemaal uit kunnen lezen. Ik ben intussen wel halverwege het volgende, maar niet uit is niet besproken.
Na Sjöwall & Wählöo of hoe ze ook alweer heetten en Henning Mankell was een beetje een gat ontstaan in mijn leesvoer uit Zweden. Dat is intussen opgevuld door een hele rij nieuwe Zweedse thrillerschrijvers. Tot die groep reken ik ook Kjell Eriksson. De man schrijft spannende verhalen die met name spelen in Uppsala, niet ver ten noorden van Stockholm. De hoofdrol is steeds opnieuw weggelegd voor rechercheur Ann Lindell. Vanaf mijn e-reader las ik “De man uit de bergen”, oorspronkelijk uit 2005. Er zit iets Mexicaans in het onderhavige verhaal, maar voor de hoofdzaken moeten we echt in Uppsala zijn.
Er zijn diverse partijen in het boek. Allereerst zijn er drie broers Alavez uit een Mexicaans dorpje, van wie de jongste, Angel, onlangs overleden is tijdens een achtervolging door de politie in Duitsland. De middelste, Patricio, zit is in Zweden met een grote hoeveelheid cocaïne betrapt te zijn en zit nu voor acht jaar in de Zweedse gevangenis (maar hij ontsnapt). De oudste en verstandigste van de drie, Manuel, komt vanuit Mexico naar Uppsala om te kijken wat hij voor Patricio doen kan.
Manuel krijgt een afwasbaantje bij restaurant Dakar, waar twee bazen uit de cocaïnehandel de scepter zwaaien, de dikke Slobodan Andersson en de lange Armas. Manuel kent ze al uit de tijd dat ze in zijn dorpje in Mexico koeriers zijn komen ronselen. En passant maken we nu kennis met het personeel van het restaurant: Donald, Feo, Johnny en Pirlo in de keuken, Tessie, Eva en de bijna ontslagen Gonzo in de bediening en Måns als barkeeper. Op de afdeling “Geweld” van de politie gaat het uiteraard om Ann Lindell en daarnaast het bekende clubje dat ik al van andere boeken van Kjell Eriksson ken: o.a. Haver, Fredriksson, Andersson, Nillson en Berglund. Enkele bijrollen zijn in dit boek vergeven aan Liljendahl, Sidström en Eva’s kinderen plus ene Zero.
Armas wordt vermoord en tegelijkertijd probeert ene Lorenzo Wader de drugshandel van hem en Slododan Andersson over te nemen. Dan wordt ook ene Konrad Rozenberg, een ex-junkie die tegenwoordig voor Lorenzo Wader werkt, thuis dood aangetroffen. De jacht van de politie is daarmee definitief geopend op Slobodan Andersson en ook op de broertjes Alavez. Hoe loopt het met ze af?
Ik herhaal hier maar eens dat Kjell Eriksson met zijn rechercheur Ann Lindell mooie boeken schrijft. “De man uit de bergen” (Armas in Mexico) kan er ook zeker mee door, maar – misschien mede door de aanwezigheid van Trudie en Marij, die mij geregeld van mijn lezen afhouden – is dit verhaal voor mij net even minder spannend en leesbaar dan zijn eerdere boeken. Ook is het nogal onaf, vind ik. Ik geef er daarom als recensiecijfer een 7+ voor, niet geweldig, maar wel nog alleszins acceptabel. Kjell Erikksson is nog niet van mij af.

woensdag 13 april 2016

Weblñogbrief 11.28, 13 april 2016

Weblogbrief 11.28, 13 april 2016

“¡Queridos partidarios y adversarios!”, beste mede- en tegenstanders, het is alweer “goonsdag” en dus is hier mijn 28ste brief van deze winter. Hierna hebben jullie er nog maar twee te gaan, dus ga er maar eens goed voor zitten. Ik zal me deze keer extra inzetten om er iets van te maken.
Laat ik dit uitgebreide weekend eens beginnen met een muziekje op te zetten. Vorig weekend was ik bij Noé in Santa Cruz (de Tenerife) en wat heeft die man, eigenlijk jongen nog (38, Eva is ouder), een andere smaak dan ik, wat muziek betreft. In zijn auto in het noorden van het eiland liet hij mij allerlei jazzmuzikanten horen en moest ik van hem raden wie het waren. Een drama! Bill Withers kende ik nog wel, maar Ed Motta? Na enig gezoek kwam ik ook nog op Al Jarreau, maar bij de volgende ging ik alweer de mist in. George Benson! Dat bleek een van Noé’s favoriete jazzgitaristen te zijn en dat de zwarte man, intussen 73 jaar, ook nog kan zingen, is volgens hem mooi meegenomen. Hij heeft intussen een veertigtal albums op zijn naam staan, zijn eerste is van 1964 (“The new boss guitar”) en de laatste twee zijn het instrumentale “Guitar man” in 2011 en “A tribute to Nat King Cole” in 2013. In allmusic worden ze hogelijk gewaardeerd.
Van Noé - een Spotify aanhanger, dus Cd-muziek heeft hij nauwelijks - heb ik maar een handje nummers van George Benson die hij op mijn MP3-speler kan zetten. Twee nummers van hem staan ook op een verzamel-cd van mij, “Give me the night” en “The masquerade”, maar daarnaast krijg ik als toevoeging “Beyond the sea”, “California dreamin’”, Más que nada” (met Al Jarreau), “Sunny” en “Take five”. Hier zijn de zestien nummers van “The GB Collection”:
01.Take yourlovearound
02.Love all the hurt away
03.Give me the night
04.Never give up on a goodthing
05.On Broadway
06.White rabbit
07.Themasquerade
08.Love ballad
09.Nature boy
10.Last train toClarksville
11.Livin’ inside your love
12.Here comes the sun
13.Breezin’
14.Moody’s mood
15.We got the love
16.The greatest love of all
Er zit nogal wat “love” in de titels, om precies te zijn in zes van de zestien titels; is dat niet wat veel van het goede? Helemaal mijn man is die George Benson niet en op zijn hit “Give me the night” ben ik intussen een beetje uitgekeken. Echt de moeite waard op mijn Cd vind ik vooral “Never give up on a good thing”, “On Broadway” en “Breezin’”. Bij de toegevoegde nummers van Noé zie ik meer aardige muziek zitten: “California dreamin’” en (een beetje) “Take five”, allebei instrumentaal. Het beste nummer voor mij is “The masquerade”, niet in de versie op mijn eigen Cd, maar in Noé’s lange versie, die ruim acht minuten duurt, met op het einde eersteklas gitaarklanken.

Op de universiteit de afgelopen vrijdag blijkt dat op een enkele zesdejaars student na er van het clubje van Lluis helemaal niemand aanwezig is. Men zit (neem ik aan) op een bijeenkomst over voeding en gezondheid in Santa Brigida. Ik heb toch maar mijn ding gedaan: mijn brief versturen en mijn mail. Bij de lift in wat ik maar even het hoofdgebouw noem, dat met de kantine, de kleine zaal voor de promoties en de collegezalen op een hoog, zie ik bij de lift het zinnetje staan: “Por qué subir aquí si tienes una escalera preciosa allí” met een grote pijl er bij naar links, waar de trap is. Dan neem zelfs ik gewoon de trap, voor de gezondheid.
In de computerruimte voor studenten kijk ik voor de variatie eens uitgebreid naar een rits stukjes uit conferences van Youp van ’t Hek. Er zit ook een interview met hem bij, waarin hij mij haarfijn en bij herhaling vertelt dat zijn hartritmestoornis niets voorstelt, nauwelijks iets met ziekte te maken heeft, meer een variant is van normaal. Waarom zit hij nu dan al vele maanden thuis?
Er is voor mij maar één Youp en laat ik zijn gesjouw op het podium eens afzetten tegen dat van een paar andere jonge gasten. Ik kies voor de m.i. bekendste twee: Jochen Myjer, die zichzelf in een interview een nieuwe André van Duin noemt, en de schalkse Pieter Derks, nu eens met een drietal stukjes op de Nederlandse radio 1. Eerlijk waar, ik vind Youp van ’t Hek nog steeds superieur. Een perfecte timing, dat is waar hij het zelf over heeft tegen bijv. Jeroen Pauw. Net als Freek de Jonge, denk ik bovendien, die ik ook nog steeds zeer te pruimen vind. Youp, Freek en ik, worden we oud?

Op mijn terugweg naar La Isleta zie ik een aardige advertentie bij een bushokje over de nieuwste wasmachine van Samsung, alweer die firma. Men pakt nu uit met “Abre una puerta”, open een poort (vooraan in de wasmachine) met dan “Añade prendas durante el lavado”, voeg kleding toe onder het wassen. Of ik daar nou per sé op zit te wachten, is een ander verhaal. Bij de wasmachine zie ik wel ook een stralende moeder met haar dochtertje staan. Dat deel had probleemloos uit een OMO-advertentie uit de jaren vijftigkunnen komen, toen mijn ouders voor het eerst een wasmachine kochten.
Op de bus zelf lees ik dat je voor het wassen van zwarte kledij (“ropa negra”) het beste het wasmerk Norit kunt nemen. Dan zouden de spullen minder snel vaal worden. Norit, dat is toch dat middeltje tegen diarree dat niet werkt? Boort de firma nu andere toepassingen van de koolstof aan om het hoofd boven water te kunnen houden?
In Isleta zit ik te lezen in het parkje, als ik denk: laat ik nog eens een keertje een kijkje nemen bij de dansende bejaarden. Dus begeef ik me even voor 6 naar het indrukwekkende – dat blijft het - gebouwtjeer naast en lees in de hal dat de muziek deze vrijdagmiddag verzorgd wordtdoor het “Duo Sergio & Toñi”. Toñi, denk ik dan, laat ik niet vergeten op dinsdag Tonnie van Piet met haar 66ste verjaardag te feliciteren. Echt mee valt het muziekduo me niet op één hoog in de danszaal, waar het sowiesonog steeds veel rustiger dan vroeger. Ik zie minder dan honderd mensen in de ruimte, waarvan de helft op de dansvloer. De hoogtijdagen van het bejaardendansen hier zijn kennelijk voorbij. Gelukkig is een van mijn favoriete dames, die met een te royale kontmaar ook een gulle lach, wel weer present, met haar partner die het daarnaast op zich genomen heeft om een goedgemutste baas te spelen, die na afloop de stoelen in een hoek stapelt. De bar opzij van de dansvloer is nog steeds gesloten, wat ook bepaald geen aanprijzing is, als je klanten wilt lokken. Ik ben blij, als ik om kwart voor 7 weer buiten sta.

Ander onderwerp: ik heb de neiging om dingen altijd iets royaler te bemeten dan eigenlijk nodig is. Als ik een colbertje koop, mijn maat is denk ik 56, is het nooit maat 54, maar wel soms 58, (onlangs bij C&A) zelfs maat 60. De ietsje te lange mouwen neem ik graag voor lief. Een truitje bij mij is nooit maat 7, soms 8, maar liefst 9. Mijn schoenen zijn tegenwoordig eerder maat 46 dan 44, terwijl 45 mijn maat is, zeker in Nederland. Andere mensen zoals Trudie kiezen het liefste de best passende maat, maar ik doe er graag een nummertje bij, dat vind ik wel zo prettig.
Ik heb dat in mindere mate ook met de duur dat ik verondersteld word iets te doen. Als er op een verpakking staat dat iets tien minuten moet koken, maak ik er liever elf van. Als mijn tanden poetsen twee minuten duurt, is het bij mij nooit een minuut 50 en wel vaak twee minuten 10. Enz., enz. Ik ben nou eenmaal een mens van een beetje overdrijven kan geen kwaad.

Zaterdagavond op Las Canteras zit ik op mijn bank met volle teugen naar nieuwe muziek op mijn MP3-speler te luisteren. De andere mensen op de bank kunnen me eventjes gestolen worden. Kennen jullie ene José González? Nee? Hij zingt anders wel in het Engels en zijn gitaarspel mag ik best zijn. Ik heb twee Cd’s van hem via Noé op mijn apparaatje staan: “In our nature” en “Veneer” en jullie moeten hem toch eens een kans geven om te excelleren. Als ik later een wandelingetje langs de terrassen en de winkels maak, is ook nog even Jeff Buckley aan de beurt, o.a. net mooie “Hallelujah”, maar zijn muziek ga ik eerst nog weer eens een keer uitgebreider tot mij nemen, voordat daarover mijn oordeel wil geven.
Wie in muziek verdiept is, hoort maar weinig van wat er om hem of haar heen gebeurt. Het enige dat ik voor jullie heb kunnen opvissen, zijn drie aardige –Engelstalige, ik kan het niet helpen – opschriften op truien. Een meisje loopt mij pontificaal voorbij met op haar borst(en) “Friday forever”, goed voor een bronzen medaille. Een tiener van mannelijke kunne heeft bedacht dat hij best kan paraderen met op zijn T-shirt: “No light without darkness”, geen licht zonder duisternis. Best anders, toch? Echter, mijn opschrift van de dag is dat van een jongedame die in het chocoladebruin op haar zeer gele polo heeft staan: “Chocolate is my boyfriend”. Die vind ik zonder dat ik hier een bijzondere reden kan of wil geven, echt prima! Zij krijgt de hoofdprijs voor het beste opschrift van de avond.

Op zondagmorgen herinner ik me dat ik gistermorgen, toen ik definitief wakker werd en mijn balkon betrad, een busje politiemensen voor overbuur El Escudo heb zien staan. Het zijn deze keer niet de bekende agenten in blauwzwarte pakken, soms met korte broek, maar deze - van een mannetje of acht, onder wie een vrouw – zien er egaal zwart uit. Enkele drugsagenten (?) zijn kennelijk naar binnen gegaan, want ze komen even later naar buiten, maar zonder dat allerlei junkies aan hun haren of in de houdgreep meegesleept worden. Vrij snel daarna de politiemeute eigenlijk weer vertrokken. Een half uurtje later zie ik hun busje vlakbij opnieuw staan, maar ook dan zijn ze snel weer weg. Zijn ze vooral op zoektocht naar een of meer grote “vissen”? Later zie ik zonder enige haast enkele plukjes bezoekers van dezaak naar buiten drentelen. In totaal gaat het om een dergelijkvijftien tot twintig personen. De uitsmijter va El escudo (of hoe het tegenwoordig heet) staat ze gewoon aan de deur uit te zwaaien of er niks loos is geweest. Enkele klanten die op de zaterdagochtend nog even naar binnen willen voor een “borrel”, mogen ook gewoon doorlopen.
Zondagmorgen tussen half 9 en 9 uur doe ik met mezelf een wedstrijdje of ik vanaf mijn balkon vooraf kan bedenken wie daar naar binnen zou gaan en wie niet. Ik heb het op één foutpositieve en één fotonegatieve persoon na helemaal goed. Het zijn bijna allemaal jong volwassenen, in de leeftijd 20-40 jaar die de zaak bezoeken, zelden solo, meestal met twee of meer. De dames – zitten er hoertjes tussen? - hebben zonder uitzondering schoenen met heel hoge hakken aan. De heren komen in meerderheid uit Marokko of zwart Afrika. Het aandeel Canarisch en Spanjaarden onder de mannen schat ik niet al te hoog in.

Op zondagmiddag constateer ik enig drukte in de flat bij mij tegenover op één hoog. Rechts zitten al een hele week twee jongens, de zoveelste toeristen, deze keer Spanjaarden uit mij denk de peninsula. Overdag zijn ze allebei druk in de weer met hun laptop. Eentje heeft daar kennelijk ook een luid muziekje bij aanstaan op zijn koptelefoon, want af en toe kan hij het niet laten en zie ik hem met de muziek meedoen. ’s Avonds zijn ze geregeld op stap, maar nachtbrakers kan ik er niet van maken.
Links staat de flat al meer dan een jaar leeg. Maar er is beweging. Volgens mij heeft een man van mijn postuur, maar wel een stuk jonger, zich de woning toegeëigend en heb ik hem de afgelopen week al eens met zijn zoontje op het balkon zien staan. Nu brengt hij met vrienden een mooi bed in stukken de trap op, zijn flat binnen. Daar staat ook al een leuk kastje en een koperen vaas. Is er een verhuizing in aantocht? Ik hoop het wel, want leeg is maar niks.

Aan het begin van de zondagavond is het hier heel mooi weer, nog steeds royaal boven de 20 graden en haast geen wind. Het zonnetje schijnt als nooit tevoren en de boulevard is een grote mensenmassa. Ik besluit om maar weer eens lange wandeling te maken naar rechts, voor bij La Puntilla. Dat staat eerder voor “fijne kant” volgens mijn woordenboek, eventueel ook een “dolk bij het stierenvechten” dan dat het een punt is. Een punt is hier een “punto”, een puntje een “puntillo” met een o op het eind. Moet ik dat echt geloven?
Voorbij de garage van La Puntilla kom je op een stukje aan het water, waar op zondagavond om 6 uur weer muziek is. Als ik erlangs loop,is de muziek echter net afgelopen. Ik ga helemaal door tot aan de banken op de open ruimte verder op, waar ik mijn MP3-speler aanzet en, later zelfs met uitzicht op de ondergaande zon in mijn gezicht,mijn e-reader ter hand neem. Lezen, dat is een bezigheid die me hier echt bevalt. Als ik om half 9 terugkeer naar de bewoonde wereld – de zon is dan onder, zoals dat heet - heb ik het oprechte gevoel dat ik voor mijn lichamelijke oefening geslaagd ben.

Op de maandagochtend hoor ik de ambachtslieden bij mij beneden alweer bakkeleien en zijn ze met hun boormachines en bikapparaten alweer in de weer. Ik moet dus in de badkamer en de keuken nog steeds mijn ramen dichthouden, anders kom ik om in de “stöb” en krijg ik Etel misschien niet meer zo ver dat ze de volgende winter als vanouds komt “pótse”. Ik hoor nu ook veel geklop en gehamer en dat zal toch het begin van dat ze het nu over een andere boeg gaan gooien. Is het eind van de opknapbeurt in inzicht?
Ik had al een was ingezet en die ga ik nu maar eens aan de waslijn hangen. Vanavond is hij droog, dat zweer ik jullie.

Een nieuwe dag, nieuwe muziek! In het algemeen ben ik meer van de folk en country dan van de jazz en blues. Vooruit, met blues heb ik nog wel wat, maar jazz is meestal niet mijn favoriete muzieksoort. Het moet mij vooral niet te experimenteel zijn. Zo iemand als John Coltrane kan mij grotendeels gestolen worden. (Ik heb alleen “Coltrane plays the blues” van hem op mijn computer staan.) Hier maak ik graag een uitzondering voor twee rasmuzikanten die, toen ik nog opde lagere school zat, allebei erg populair waren: zanger en trompettist Louis Armstrong en componist, pianist en orkestleider Duke Ellington. Met animo vertel ik jullie dat ze in 1961 samen een plaat maakten die mij aan het hart ligt. Ik heb hem in verschillende varianten, als “Recording together for the first time”, als “The great reunion” en als “The complete sessions”. Ik schotel jullie hier alle zeventien nummers voor die ik heb:
01.It don’tmean a thing
02.Solitude
03.Don’t getaroundmuchanymore
04.I’m beginning tosee the light
05.Just squeeze me
06.I got it bad andthatain’tgood
07.I’m just a lucky so and so
08.Cotton tail
09.Mood indigo
10.Do nothin‘ till youhearfromme
11.Black and tan fantasy
12.Drop me off in Harlem
13.The mooche
14.In a mellow tone
15.Duke’s place
16.The beautiful American
17.Azalea
Het lijkt wel een hitparade van meer dan zestig jaar geleden. Ik ken – leek als ik ben – best een heleboel nummers; sommige kan ik zelfs meezingen (als niemand oplet, dat weer wel). Laat ik hier een paar nummers aanbevelen die net ietsje minder legendarisch zijn: “Just squeeze me”, “I’m just a lucky so and so”, “Drop me off in Harlem” en “Duke’s place”. Sachmo & “The Duke” met zijn tweetjes op de plaat, dat geeft heel bijzondere jazz.

Sinds de boom voor mijn deur weg is, heb ik volop uitzicht op mijn overbuurman Arkay. In de vroege maandagmiddag deze week komen daar twee mannen in rode polotruien langs die de grote reclame in de etalage weghalen: de mooie man van Giorgio Armani, waar ik al een beetje aan gehecht begon te raken, is binnen enkele minuten verleden tijd. In zijn plaats wordt nu een dame de ruimte gegeven, die van Black Opium. Dat is blijkens het opschrift een duur watertje van YvesSaintLaurent.
Ik heb voor een schijntje nog eens een zijden neptruitje - zwart met dunne, verticale, rode streepjes - van dezelfde firma gekocht ergens in een zuidelijk dorpje in China. Nu, tien jaar later, kan dat er nog steeds mee door.

’s Avonds lees ik in El Mundo een heel verhaal over Bernie Sanders. Ik heb het over de aankomende verkiezingen op ik geloof 8 november in de Verenigde Staten. Bij de republikeinen lijkt het intussen een uitgemaakte zaak te zijn dat Donald Duck, pardon Trump de presidentskandidaat wordt. Voor het geval jullie dat ontgaat, hij slaat nog steeds als een wilde om zich heen. Bij de democraten staat Hillary Clinton nog steeds op de eerste plek, maar haar opponent Bernie Sanders is wel nog in de race. Voor mij is hij echt een veel betere, ook veel linksere kandidaat dan Hillary en ik hoop oprecht dat Bernie de presidentskandidaat van de democraten wordt. Hij is ook een veel gewonere persoon, maar is dat wel een aanbeveling – kijk naar Barack Obama. Met Hillary Clinton heb ik eerlijk gezegd niet veel op; ik vind haar een typische midden figuur, nauwelijks een kandidaat met sociale ideeën. Dat ze een vrouw is, zou voor haar moeten pleiten, maar de vrouw van Bill is zonder meer het tegenovergestelde van waarvoor ik warm loop.
Ik heb het vorige week er met Noé uitgebreid over gehad. Die stemt veel strategischer dan ik en dicht Bernie Sanders geen enkele kans toe om president te worden tegenover gevaarte Donald Trump. Ook hij vindt Bernie Sanders veel beter vindt dan Hillary Clinton, maar is tevens van mening dat “we” met zijn allen pal achter Hillary Clinton moeten gaan staan, omdat zij de enige hoop is dat Donald Trump toch niet in het Witte Huis komt. Het is me wat: een keer in de zoveel jaar mag je naar de stembus en dan vind je pragmatisme belangrijker dan je eigen idee volgen.
Op de terugweg naar huis kijk ik op plaza Farray naar de tweede helft van Deportivo La Coruña thuis tegen UD Las Palmas, met enkele tientallen anderen op een groot scherm. Bij rust is de stand 1-0 voor de thuisploeg, maar met uitgekiend spel maakt UD Las Palmas daar 1-1 van. Vervolgens is het bijna uitsluitend Deportivo dat op de trom slaat, maar in een spaarzame tegenstoot wordt het wel 1-2. Iemand van Deportivo schiet daarna nog eens keihard tegen de onderkant van de lat, maar wie maakt er in blessuretijd zelfs nog 1-3 van? UD Las Palmas.In voetbal zit een belangrijke geluksfactor, nu een of twee toevallige doelpunten een hele wedstrijd kunnen beslissen.
Aan de andere kant, natuurlijk is Real Madrid terecht door naar de halve finale van de Champions League. Cristiano Ronaldo, je kunt zeggen van hem wat je wilt –voor mij is hij een verwaande etter - maar hij schoot er wel drie in dinsdagavond tegen Wolfsburg en dat was geen gelukje. Dan hoor je echt tot de beste voetballers ter wereld. Vanavond ga ik zeker eens kijken wat Atletico Madrid en Barcelona er van brouwen.

Mag ik daarmee de pijp aan Maarten geven? Denk niet dat je nou definitief van me af bent. Ik kom rücksichtlos terug over een week of zo, zelfs na een lang weekend Trudie en met Marij in mijn kielzog. Voor nu, my cleaning lady Etel komt schoonmaken en dan ga ik buswaarts naar de universiteit. Vanmiddag zal ik een nieuwe poging doen om Lluis te spreken te krijgen.
Maak er wat van! In gedachte ben ik al een beetje onderweg naar Nederland, maar dat is pas over 2½ week, dus niet te vroeg gejuicht. Ik ga zo wel boodschapjes doen: morgenavond moet een pittige groentesoep met ballen op tafel staan en Trudie wil uiteraard haar melk, the en toast op vrijdagmorgen. Marij is met zo ongeveer alles content, denk ik, dus die mag na het weekend nog een week blijven. Ik wens het jullie, “con dos cojones”, en tot ziens, hastaluego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Mijn eerste boek is het nieuwste van schrijfster Connie Palmen, een klein vrouwtje uit Amsterdam met Limburgse “rots”. Eerder was ik vooral erg gecharmeerd van de boeken over haar relatie met Isa Meijer en daarna Hans van Mierlo, tot hun dood aan toe. Dit boek uit 2015 speelt in Engeland (Londen, platteland) en echt in het verleden tijd, de periode 1956 tot in 1963.
De ik-persoon is Ted Huggies die in 1956 de Amerikaanse Sylvia Plat tegenkomt en binnen vier met haar getrouwd is. Hun beider hoofdbezigheid is schrijven en dan vooral dichten. Daarbij heeft Sylvia een uiterst problematische relatie met haar moeder – haar vader is dood. Ze lijdt aan depressies, heeft al eens een zelfmoordpoging gedaan en geeft af op dames die kinderloos zijn en (naar haar mening) haat man proberen te versieren. Sylvia en Ted krijgen een dochtertje en een zoontje. Als zijstap is zij – en hij ook wel – een aanhangster van astrologie, tarotkaarten en geesten oproepen. Belangrijk moment: ze wijst op vacantie in Reims een zigeunerin af, die haar dan toeroept: “Vous crèverez bientot”, binnenkort zul je creperen. Als Ted in 1963 verliefd wordt op een vriendin, voegt Sylvia de daad bij het woord, stopt haar hoofd in de oven en zet de gaskraan aan. Na haar dood wordt ze heel beroemd met een dichtbundel genaamd Ariel.
Het boek heet “Jij zegt het” en op de kaft staat een poes met een vogeltje op haar oor. Zowel de titel als de foto heeft niets, maar dan ook niets met het boek uitstaande. Ik zou het boek eerder “Mijn bruid” of dergelijke genoemd hebben en eventueel een oven op de kaft zetten. Het is niet echt fout wat Connie Palmen mij voorschotelt, maar ik ben wel blij, als ik het uit heb. Het trekt ook een beetje, in de verkeerde betekenis van dat woord. “Jij zegt het” is geen boek dat jullie van mij moeten lezen. Hoewel ik iets heb met Connie Palmen, heb ik er niet meer dan een 6 als recensiecijfer voor over.

Nog niet zo land geleden besprak ik hier het eerste boek van Peter de Zwaan, genaamd “(Een man genaamd) Dietz” uit 1982. Het verscheen in 2002 als duoboek, als tweelingeditie, samen met een nieuw boek van hem: “De vrouwenoppasser”. Dat moet er nu aan beloven. Het speelt in een Nederlands stadje, maar welke, blijft onduidelijk.
Laat ik de kaft eens volgen voor een samenvatting. Tien jaar na de vuurwerkramp (in Enschedé, neem ik aan), waarbij zijn vrouw en dochter omkwamen, keert Heimen Stiller terug naar de plaats des onheils met veel geld en een geheime agenda. Stiller is officieel doodverklaard en noemt zich nuMaik Hansze, een ex-hasjkoerier (gesnapt met 4000 kilo!) die is overleden in een gevangenis in een ver land. Hij laat zich aannemen bij de club van de spijkerharde Theckla Frens, waar hij de eervolle taak krijgt om op de dames van plezier te passen als ze schoenenkopen of naar de kapper gaan. Vrouwenoppasser, meidenuitlater, het is een beroep waar hij erg aan moet wennen. Zelf wordt hij ook weer bewaakt, door de uiterst gewelddadige Werner. Heimens identiteit komt extra onder druk te staan als de ambitieuze politieman (niet hoofdcommissaris) Gartens hem de voet dwarszet.
Moet ik hier nog een paar zinnen aan toevoegen? Een belangrijke bijrol, eigenlijk een hoofdrol, is er voor “bemiddelaar en zakenman” Lino (Lepouw) en verder vermeld ik hier graag de zwarte Zamor (met zijn evenbeelden), Tip & Hams (uitvoerders), Addy & Loret (familie van Theckla), Marva (van I.K.) en door het hele boek heen de goklustige kastelein Kapitein van café De Kapitein. Komt Hansze, ook wel Eenbal genoemd, omdat hij nog maar een bal heeft, levend uit drama “De vrouwenoppasser” te voorschijn?
Ik zei het al bij eerdere boeken van Peter de Zwaan: diens schrijfstijl is echt heel goed. Misschien is zijn manier van opschrijven wel het beste van wat we in het wereldje van thrillerschrijvers in Nederland en Vlaanderen hebben. Zoals in “Dietz” ontbreekt het hem wel een beetje aan het idee van een voortreffelijke plot, waardoor zijn boeken, ook weer “De vrouwenoppasser”, net niet in de categorie echt goed passen. Ik geef hem voor dit boek om die reden toch weer niet meer dan een 7 als recensiepunt. Mijn advies: Peter de Zwaan zoueens een buitenlandse thriller met een fantastische plot, maar onvoldoende vorm gegeven, naar het Nederlands moeten overzetten. Dan zou hij na “Het alibibureau” zeker weer opnieuw “de gouden strop” winnen.

Wie veel leest, heeft het nodige te recenseren. Op mijn e-reader vind ik het laatste boek van Philip Kerr: “De vrouw van Zagreb” uit 2015. Zelf vraagt hij zich intussen af of hij niet eens af moet van Bernie Gunther, maar dat vinden allerlei mensen om hem heen absoluut niet.
De betreffende vrouw is een filmster in Berlijn en Zürich in 1942, die oorspronkelijk uit Kroatië komt. Ze maakt zo veel furore dat Josef Goebbels voor haar valt en idem dito moordcommissaris Bernie Gunther. Eerder heette ze Dragica of Sofia. Gunther moet een spreekbeurt houden in een Berlijnse villa die de SS zich heeft toegeëigend, maar die eerder van rijkaard Friedrich Minoux was. Dan wordt de jurist, ene dr. Hechholz, vermoord die mevrouw Minoux nu terzijde staat -haar man zit v oor vijf jaar in de gevangenis. Gunther reist vervolgens afnaar Kroatië en Bosnië, waar hij Dalia’s vader, kolonel Dragan van de Ustase een brief moet overhandigen en aan het werk ziet in een concentratiekamp. In Zwitserland hoort hij over een mysterieuze moord (van de vrouw in het meer) en leert hij ook de ware aard kennen van mensen als schrijver Paul Meyer en het duo Walter Schellenberg en Hans Eggen van de buitenlandse inlichtingendienst. Er vallen in het boek de nodige doden, dat is zeker, maar in de proloog al, die in 1956 speelt, staat al dat Bernie Gunther tot de levenden blijft behoren.
Alle boeken die ik van Philip Kerr te pakken krijg, lees ik in één ruk uit tegenwoordig. Dat geldt ook voor “De vrouw van Zagreb”. Het verhaal –of eigenlijk de paar verhaaltjes - worden mij met verve opgediend en een beetje spannend vind ik het best. Daarbij is Philip Kerr altijd goed voor het nodige cynisme, wat mij wel ligt, ook in dit boek. Echter, geweldig kan ik er niet van maken deze keer. Daarvoor vind ik “De vrouw van Zagreb” ietsje te veel van “ik moet weer bladzijden vullen”. Dus is mijn recensiecijfer deze keer eens geen 8+ of dergelijke, maar een 7. Ik heb “ruim voldoende” van dit boek genoten. Het volgende dat in 2016 verschijnt (of al uit is), heet “The other side of silence” en dat zal ik t.z.t. wel weer graag tot mij nemen.

vrijdag 8 april 2016

Weblogbrief 11.27, 8 april 2016

Weblogbrief 11.27, 8 april 2016

“¡Caro circulo de amigos y familia!” daar gaan we weer, of beter gezegd: hier ga ik weer, want ik ben nou eenmaal degene die mijn brieven moet vullen. Op welk moment mag je gaan zeggen dat je aan aftellen toe bent, als je een hele winter in Las Palmas zit? Dit is mijn laatste Palmese week dat ik zonder bezoek ben. Vanaf volgende week donderdag komen Trudie en Marij mij “lam maken”. Trudie gaat na vier dagen weg om met Math hier te gaan geocachen op het eiland en haar “cuñada”, schoonzus Marij blijft bij mij tot elf dagen later. Ze vertrekt (met Trudie en Math vanaf vliegveld Gando) op de maandag van mijn allerlaatste week hier, “mi final semana aquí”. Op de zondagavond van 1 mei komt Trudie mij in Düsseldorf ophalen.Zijn jullie zo over mijn bezoek de komende weken bijgepraat?
Laat ik zoals wel vaker dan maar op de startknop drukken, die van afgelopen maandag, als ik nog in bus 12 naar de gezondheidsfaculteit zit. Tegenwoordig stap ik in Las Palmas Zuid drie haltes later uit, de voorlaatste,“la penúltima parada” van de bus voordat ze bij de Carrefour daar aan zijn eindpunt is.Achter de chauffeur in mijn bus hangt een mooi affiche met een rijtje vissenaan een waslijn; zijn het sardines die te drogen hangen? Op zaterdag 16 april - dan zijn Trudie en Marij alle twee hier - is een middaguitje naar de wijk San Cristóbal, in het zuiden van de stad aan de zee, te overwegen. We vieren dan “la pesca artesanal”, het vissen op de ouderwetse manier, nog met kleine bootjes. Er is die zaterdag van alles (en nog wat) te doen in de “barrio marinero”(ik dacht dat die in La Puntilla was, maar vooruit.) Zelfs staat er een live optreden op het programma van “Los Lola”, ik neem aan dat het om iets heel bijzonder gaat. Ik zal mijn dames op bezoek minzaam voorstellen om in San Cristóbal maar eens acte de préséance te geven.

Jullie weten dat een vis in het water nog “pez” heet – bijv. een goudvis is een “pez de colores” - en als hij of zij op je bord ligt, “pescado” genoemd moet worden, bijv. gebakken: “pescado frito”? Hoe heet dan een (rauwe) haring die wij Nederlanders graag ongeveer in deze tijd aan een viskraampje wegwerken? Is dat nog een “pez” of al een “pescado”? Laat ik er voor de zekerheid maar een “arenquenuevo” van maken.
Nu wordt het iets moeilijker: wat is een “pescada” en een “pescadilla”? Volgens mijn onvolprezen woordenboek hebben we het dan over een heek resp. een wijting (of natuurlijk een heekje). Ik eindig met een echt moeilijke: wat is een “pescuezo”? Dat woord heeft helaas pindakaasmet vis niets uitstaande. Het is Spaans voor een nek, zoals in “retorcer el pescuezo” de nek omdraaien. Je mag uiteraard ook “cuello” zeggen, maar een stijve nek is wel een “torticilis”.

Ik heb als intro ook nog een klein raadsel voor als jullie net als ik tussen de vier faculteitsgebouwen zouden gaan rondsjouwen. Tussen de twee lage gebouwen met twee etages – in de eerste is ook het restaurant met zitje buiten en de computerruimte – staat een gebouwtje, opgetrokken uit roestbruin metaal. Het heeft de originele naam “Sala de actos” en ik heb geen flauw idee waar die “sala” voor dient, wat daar gebeurt. De deuren waardoor ik naar binnen zou kunnen gaan, zijn op slot, als ik ze probeer. Ooit zal ik Lluis nog eens tegenkomen in de een of andere gang en dan zal ik het hem vragen. Dit lijkt me de plek waar ik prima mijn lezing kan geven; alleen is het denk ik nu te laat om me daarop nog voor te bereiden. We zien wel!>BR>
Muziek! Ik kies deze keer voor een Cd van The Scene met Thé Lau als frontman. Zie het maar als mijn hommage aan de vorig jaar overleden zanger-liedjesschrijver, die te vroeg van ons is heengegaan op 62-jarige leeftijd. De plaat die ik jullie opdien, is van 1997 en is een “2 Meter Sessie”. Hier zijn de veertien nummers:
01.Rigoreus
02.Blauw
03.De stem die fluistert
04.Rauw, hees, teder
05.Open
06.Liefde
07.Steenworp
08.Wild en luidruchtig
09.Bruid
10.Werk van God
11.Slapen, dromen, zweten
12.Schaduw van het kruis
13.Iedereen is van de wereld
14.Brand
Dit is voor mij dus Hollands glorie!Vooral het nummer “Blauw” is en blijft natuurlijk een meesterwerkje. De gelijknamige Cd is van 1990. Eva had die en ik herinner me dat ik het liedje samen met haar vaker gekweeld heb onder het afwassen. Bijna ben ik in die tijd zelfs nog een keer met Riny naar een optreden van The Scene gaan kijken.Het is heel moeilijk om uit deze “2 Meter Sessie” compilatie er nog weer extra goede nummers te pikken; daar zijn er mij te veel van. Laat ik daarom voor de variatie eens het omgekeerde doen. Ik vind “Iedereen is van de wereld” echt een van de mindere nummers op de plaat.Andere liedjes die ik net even minder vind, zijn“De stem die fluistert”, “Steenworp”, “Wild en luidruchtig”, “Slapen, dromen, zweten” en “Brand”; het kan niet altijd feest zijn. Aan de andere kant, luister eens naar een nummer als “Bruid” met als ondertitel: “Wees niet bang”, echt super!

. Ander onderwerp: waar komt het gebruik vandaan dat dokters witte jassen op hun werk aanhebben, zeker in het ziekenhuis? Mij staat bij dat dat iets is van vroegere tijden, de negentiende eeuw, toen dokters zich het liefste in het laboratorium ophielden, maar ook in het er bij liggendziekenhuis moesten zijn om patiënten te zien en nieuwe therapieën, die ze net in het laboratorium bedacht hadden, uit te proberen. Dan hield je als dokter je laboratoriumjas gewoon aan, als je iets in het ziekenhuis te doen had, om na gedane zaken weer snel in het laboratorium terug te keren.
Klopt dit verhaal? Mij staat bij dat ik het uit een tijdschrift voor de geschiedenis van de geneeskunde heb. Het idee van oppassen dat je niet vol bloed- of andere spatten van de patiënt komt, is kennelijk fout. Wetenschap, uiteraard in het laboratorium, dat is wat de dokter echt bezig zou moeten houden en die past hij of zij stante pede bij zijn ziekenhuispatiënten toe.

Op woensdagmorgen haal ik eerst mijn colbertje (“chaqueta”, “americana”) op dat ik bij de chemische wasserij bij mij om de hoek had afgegeven voor een “dry cleaning” beurt. Dan wandel ik naar de “mercado central”, omdat mijn laatste pak koffie alweer half op is. Voor de ingang staan allerlei oudere mannen (zoals ik) met elkaar te kletsen. Is dat niet wat in Maastricht ook gebeurde voor de ingang van V&D (of wat daar nog van over is)? Waar kunnen ze nu terecht?
Bij mijn koffieman, beneden op de overdekte markt in de tweede rij rechts,bestel ik drie kwart kilo’s Kenia en drie kwart kilo’s Colombia. Een pak van zijn duurste koffie, vers gemalen en wel, kost tegenwoordig 1,90 euro. Ik vrees dat je er bij Blanche Dael het dubbele of nog meer voor betaalt. Over de prijs van een groot pak ingevroren tuinbonen, dat ik daarna opdoe bij een viszaak, zal ik het maar niet hebben. Voor twee ons van de lekkerste gekookte ham plus twee smeerbare chorizoworstjes betaal ik bij een kruidenier hier in totaal 2,75 euro. Eerlijk, de mensen worden voor hun werk slechter betaald dan in Nederland, maar als je de dagelijkse boodschappen voor de halve prijs krijgt, lijkt me dat niet heel onoverkomelijk. Een liter benzine, loodvrij 95, kost hier nu 85 cent en bij Carlos bij mij beneden, hartje centrum en autovrij, wordt mij een halve liter bier op tafel gezet voor2,50 euro. Zo lang als je maar niet toegeeft aan de peperdure aankoop van (buitenlandse) spullen bij bijv. El Corte Inglés, is het hier goed toeven.
Het enige minpunt in Las Palmas op dit moment is het weer. Dat niet de hele dag de zon schijnt, daar maal ik niet om, maar dat het nu aan de boulevard behoorlijk waait, dat is andere koek. Daarbij hebben wij, Palmezen, al weer enkele dagen met een aantal minibuitjes van doen, die – dat weer wel – per stuk niet langer dan vijf of tien minuten duren. Er wordt de laatste dagen wat afgekletst onder diverse overkappingen, waar de mensen dan even schuilen.Gisteren draaide ik ’s ochtends een was en hing hem daarna te drogen op mijn binnenplat. Van eventuele regenbuitjes trok ik me niets aan. Toen ik hem ’s avonds binnen wou halen, waren enkele handdoeken en onderbroeken helaas nog een beetje vochtig; die moest ik nog een nachtje laten betijen.
Aan de andere kant, wat moeten mensen zoals ik met een elektrische wasdroger, als je de was gewoon buiten of in de kelder te drogen kan hangen? Meer algemeen: wees blij dat je niet aan al dat nieuwerwetse gedoe mee hoeft te doen. Sommige van deuitgebreide serie “modernidades” van nu zou ik, als ik de baas van Nederland was, acuut in de ban doen.

Is er een verschil “intussen” en “ondertussen”? Vaag staat mij bij dat het ene woord meer in het zuiden van Nederland gangbaar is en het andere vooral “boven de Moerdijk”. Nu ik er nog eens bij mezelf over nadenk, kan ik enig onderscheid niet bespeuren. Aan het blad “Onze Taal” zou ik bovendien willen vragen: bestaat er ook zo iets als “uittussen” en “” boventussen”?
Ik heb er nog zo eentje die even melig is, maar ik kamp daar toch maar mee. Als min of meer stopwoordje, tussenvoegsel, is de Nederlandse taal verrijkt met de woordjes “er” en “daar”. “Daar” is geloof ik iets pregnanter dan “er”, maar verder kan ik weinig onderscheid ontdekken. En nou komt het: ergens staat mij bij dat, als je “er” plus een voorzetsel gebruikt, je het als twee woorden moet schrijven, terwijl het met “daar” één woord moet zijn.Wie bedenkt die flauwekul?
“Wat vind je er van? Daarvan weet ik weinig. Het hangt er vanaf. Hoe zo, daarvan af?”

Op de woensdagavond zie ik een opschrift van een T-shirt dat ik met jullie wil delen (ook al zo’n verkeerde zin). Ik zie het op de borstplaat (?) van een jongedame, als ik naar mijn bibliotheekje loop om mijn mail te bekijken, wie weet zelfs te beantwoorden. Het is in het Engels, maar ik doe maar eens alsof. Jullie krijgen hem in het Spaans: CALMATE Y COME UN PLÁTANO. In vertaling is het: blijf kalm en eet een banaan.
Terzijde, in Spanje en bij ons is een banaan dus geen “banana”, wel meestal in Latijns Amerika en in het Engels ook in de rest van Amerika, bijv. in de “Banana boat song” van Harry Belafonte (Day-O). Hier in Las Palmas zou je de bananenbokser een “platanero” noemen of wie weet een “boxeador de plátanos”.

Jimmy LaFave is in mijn perceptie een van de betere Amerikaanse singer-songwriters. Als ik de Engelse wikipedia mag geloven, is de man, geboren in 1955, intussen goed voor negentien Cd’s, te beginnen met “Down under” in 1976 (maar uit Australië komt hij niet). Tot dusver heb ik er zes van hem: “Highway trance” uit 1993, “Cimmaron manifesto” uit 2007, “Depending on the distance” uit 2012, “Trail two” uit 2013 of 2014 en – het kan niet op – uit 2015 zowel “The night tribe” als “Trail four”. Ik denk dan: is “The night tribe”dan “Trail three”, maar daarin moet ik jullie toch teleurstellen. Er bestaat nog een Cd uit 2014, geheten ”Trail three”, maar die staat niet bij Centre Ceramique in de schappen. Vooruit, laat ik “Trail four” eens uit de kast halen om aan jullie te presenteren. Hier zijn de twaalf nummers:
01.Walking to New Orleans
02.When it starts torain
03.She belongsto me
04.Call me the breeze
05.I’ll rememberyou
06.Rocket in my pocket
07.Chimes of freedom
08.Route 66 revisited
09.Snowing on Raton
10.Hideaway girl
11.It takes a lot to laugh, a train to cry
12.Worn out American dream
De Cd heeft een behoorlijk Bob Dylan gehalte, Jimmy LaFave is niet te beroerd om nummers van anderen te spelen, naast zijn eigen composities. “She belongs to me” uit 1965, “I’ll remember you” uit 1985, “Chimes of freedom” uit 1964 en “It takes a lot to laugh, a train to cry” uit 1965, ze zijn alle vier van Bobby Zimmerman. Het nummer “Rocket in my pocket” is er oorspronkelijk een van Jim Lloyd (wie is dat nou weer?) uit de vijftiger jaren. Verder vind ik “When it starts to rain” en “Snowin on Raton” bovengemiddeld. Mijn eerste prijs gaat deze keer naar “Call me the Breeze”en vooral het gitaarwerk daarin. Wie was die man ook al weer, “The Breeze”, ik heb hem jullie pas geleden nog gememoreerd, toch? JJ Cale, uiteraard, ik liet onlangs een prima ode aan hem van Eric Clapton voorbij komen. Welnu, de versie van Jimmy LaFave van “Call me the Breeze” vind ik onder ons gezegd nog beter.
Jimmy LaFave is niet te beroerd om van “Trail four” een mooie Cd te maken. Hulde! Zal ik de overige Cd’s van de man, dertien stuks, ook maar eens proberen te bemachtigen, eventueel iemand als Rocky inzetten als belangeloos downloadend medium?

Kun je een brief eindigen met een Cd? Eigenlijk wist ik gisterenmiddag en –avond niet echt iets te bedenken om jullie bij de les te houden. En vanmorgen zat ik heerlijk (nou, ja) te lezen in mijn volgende boek, toen ik ineens dacht: laat ik vandaag al maar naar de universiteit gaan om mijn nieuwe brief te versturen, op de dag dat André Knottnerus zijn veertigjarig jubileum als ambtenaar viert (met Trudie in de gelederen). Wie weet, kan ik vanmiddag mijn huur aan Lluis eindelijk betalen en hem vragen of ik volgende winter nog welkom hier ben.
Ik bedenk intussen dat mijn 28ste brief in dat geval nog uit kan op 13 april, de dag voordat Trudie en Marij naar Las Palmas komen a.s. donderdag 14 april. Daarmee is deze brief wel een stuk minder omvangrijk dan mijn vorige. Het is meer een briefje dan een epistel. Dat is dan maar zo; hier moeten jullie het maar voor doen. Gedraag je het komende weekend en eet eens een bak aardbeien met slagroom weg. Zijn die er in Nederland nog niet? Hier wordt je er al tijden mee doodgegooid. Ik wens het iedereen, tot ziens, hastaluego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Laat ik jullie eens verrassen met mijn eerste boek. Dat is er een van Mart Smeets uit 2011 en het heet “Prettig verslaafd”. De bekende sportjournalist heeft al tientallen boeken op zijn naam staan, vooral compilaties van de stukken die hij voor diverse bladen schreef. Hij is in mijn ogen veel meer dan alleen het voormalige gezicht als radioverslaggever en van Studio Sport en andere sportprogramma’s op tv. Ik heb hem hier al eerder de maat genomen en hij kan m.i. best goed schrijven.
Dit boek bevat 32 stukken, uiteraard vooral iets met sporters. Maar of het nou over Amerikaans basketbal gaat – Smeets speelde heel lang geleden in het Nederlandse team - of over honkbal, hij houdt mij steeds opnieuw prima bij de les. Laat ik ook zijn serie columns (kolommen lijkt me een beter woord) noemen die over wielrennen, voetbal en tennis gaan, bijv. de wegwedstrijd voor de wielerprofs om de wereldtitel, een jaarlijks hoogtepunt voor hem. Of zijn afstandelijke kijk op sportjournalistiek, met als lichtend voorbeeld Bob Spaak. Dan wel zijn wel haast eeuwige hang naar Engelstalige muziek. De man moet thuis vele kasten vol met Cd’s hebben staan, een tweede Johan Derksen.
Eerlijk is eerlijk, jullie zouden in navolging van mij, toch eens een boek (of meer) van Mart Smeets, een man van mijn postuur,moeten lezen. Voor “Prettig verslaafd” heb ik als recensiecijfer zo maar een volle 8 over. Misschien moet ik in een winkel voor tweedehands boeken maar eens de complete rest van zijn oeuvre opkopen.

Boek 2 is er een dat ik afgelopen zomer op mijn verlanglijstje had staan. Bijna had ik het me al aangeschaft of als verjaardagscadeautje geaccepteerd, toen ik het als e-boek zo maar toegeworpen kreeg. “El amante japonés” van Isabel Allende las ik in Nederlandse vertaling: “De Japanse minnaar”. Het is van 2015 en speelt vooral in San Francisco.
Het is niet eenvoudig om een roman enigszins samen te vatten zonder te veel van de inhoud te verraden. Hoofdpersoon in het boek is niet de Japanse minnaar, maar zijn min of meer stiekeme vriendin Alma Mendel. Ze is Poolse, maar wordt vlak voor in dat land de Tweede Wereldoorlog een feit is, als kind naar haar oom en tante gestuurd,Isaac en Lillian Belasco, die in een landhuis (Sea Cliff) in San Francisco wonen. Ze neemt ook hun achternaam aan en raakt bevriend met vooral zoontje Nat(haniel) en het zoontje van de tuinman, Ishi(mei) Fukuda. Later begint ze, met tussenpozen, een amoureuze relatie met Ishi, net als diens vader iemand met “groene vingers”. Hun geheime liefde – een Japanner met blanke vrouw - duurt met enkele tussenpozen voort tot bijna haar dood, als ze naar bejaardencentrum Lark House (lark = leeuwerik) verkast.
En toch, als jonge vrouw trouwt Alma met Nat, haar dierbare neef. Ze blijft alle jaren ook bij hem, tot hij dertig jaar later overlijdt (aan aids). Nat is een bekende advocaat en homosexueel, maar schenkt Alma wel een zoon, Larry, en via die haar kleinzoon Seth. Alma wordt een bekende schilderes van met zijde beschilderde kleren. In Lark House komt Alma in contact komt met de 23-jarige Irina, een uit Moldavië overgekomen meisje, dat er sinds kort werkt en dat ook voor Alma gaat doen. Irina op haar beurt raakt bevriend met Seth en zo past alles weer in elkaar.Belangrijke bijfiguren in het verhaal zijn o.a. de nu bejaarde dokter Cathy Hope en tandarts Lenny Beal, en, aanvankelijk veel jonger, bijv. Ishi’s zus Megami met haar niet-Japanse vriend Boyd en Alma’s broer Samuel.
Als zijstap vertelt het boek over de uiterst trieste omstandigheden, waarin de Japanners in Californië zich moeten schikken na de Japanse aanval op Pearl Harbour in de Tweede Wereldoorlog. Ze belanden voor jaren in een soort van concentratiekamp in Utah. En weet iemand van jullie waar precies Moldavië ligt en hoe de hoofdstad van dit voormalige stukje U.S.S.R. heet? Het zit min of meer ingeklemd tussen Roemenië in het westen en Oekraïne in het oosten, telt een dikke vier miljoen inwoners en de hoofdstad is Chisinau.
Dan is hier mijn mening over het “El amantejaponés”. Laat ik beginnen met te vermelden dat Isabel Allende’s taalgebruik heel beeldend is. Ik wil ook de vertaler naar het Nederlands, Henk van den Heuvel, een pluim op zijn hoed steken.Daarbij is het verhaal is best de moeite van het vertellen waard. Ik heb echter één bezwaar. Het boek begint met Alma in het bejaardenhuis, waarom niet, maar daarna zou ik gewoon over haar jeugd vertellen en van daaruit langzaam steeds dichter naar het heden toegaan om te eindigen met haar dood. In “El amante japonés” en dus ook in de vertaling staan de verschillende leeftijdsperiodes kriskras door elkaar heen beschreven en daar heb ik een beetje moeite mee. Word ik een oude zeurpiet? Om die reden komt dit boek toch net niet in mijn kast met geweldige boeken, maar volsta ik met een 7½, vooruit een 8- als recensiecijfer.