maandag 28 december 2015

Weblogbrief 11.10, 28 december 2015

Weblogbrief 11.10, 28 december 2015

Zoals iedere winter heb ik het voornemen om jullie in mijn Palmese periode van zes maanden met een dertigtal brieven op te zadelen, voordat ik in mei weer Maastrichtwaarts ga/kom. Het is intussen bijna 1 januari, ik heb hier nu bijna twee maanden in de benen en dus is hier mijn tiende brief, keurig op schema.
“Estimados lectores”, geachte lezers (op de Nederlandse universiteiten zijn dat hoogleraren A), laat ik beginnen met het woord dat ik de vorige keer niet wist: rollator. In het Spaans heet een dergelijk apparaat een “andador”, hoewel dat meer van een looprek weg heeft. (Met de handel in rollators is hier volgens mij nog een hoop geld te verdienen, heb ik eerder eens vermeld.) Afgelopen dinsdag op weg naar mijn werkplek op de universiteit hier kwam ik met bus 12 zoals steeds langs de ORTOPEDIA winkel en toen schoot me het woord rollator moeiteloos te binnen. Ik had natuurlijk vervolgens mijn vorige brief aan jullie nog even kunnen aanpassen net voordat ik hem verzond, maar daar had ik geen zin in.

Een muziekje maar weer “zum Anfang”, daar zit ik nooit om verlegen. Als jullie deze brief te lezen krijgen, is de kerst meer dan voorbij, dus ook “Blue Christmas” van Elvis Presley of “Een eenzame kerst” van André Hazes. Ik schrijf echter dit alineaatje nog net vóór Zijn geboorte.
Toch ben ik wat blij dat de kerstmuziek samen met de stal weer naar de zolder kan. Laat ik eens kijken of ik iets profaans voor jullie heb, in de sfeer van de minder donkere dagen na kerstmis. Zo kom ik Richard Thompson. Wie is dat nou weer, zullen sommigen van jullie vragen? Hij was het uithangbord van Fairport Convention, een groep die actief was vanaf 1968 en dat nog steeds is. Richard Thompson begon daarnaast vanaf 1972 platen als soloartiest te maken.
Door toedoen van Marij’s neef Peter heb ik intussen een hele serie Cd’s van de man op mijn computer staan. Ik heb niet al zijn werk paraat, van de studioalbums mis ik er elf, denk ik. Aan de andere kant, ik heb er wel veel meer wel dan niet: 27 studio Cd’s, 1 compilatie, 8 Cd’s van live optredens plus nog een vijftal dat op rubricering wacht. Bij elkaar gaat het om een vracht die zo groot is dat ik die jullie zal besparen. Zoek Fairport Convention en eersteklas gitarist en zanger Richard Thompson zelf maar eens op langs de digitale snelweg. Zijn allerlaatste solo-Cd is van 2015 – kan het recenter? – en heet “Still”. Eigenlijk zijn het er twee, want naast de twaalf nummers op de eerste heb ik er nog eens vijf bij op Cd 2. Hier zijn de zeventien nummers:
01.She never could resist a winding road
02.Beatnik walking
03.Patty, don’t you put me down
04.Broken doll
05.All battered up
06.Josephine
07.Long John Silver
08.Pony in the stable
09.Where’s yoyr heart?
10.No peace, no end
11.Dungeons for eyes
12.Guitar heroes
21.Fork in the road
22.Wounding myself
23.The May queen
24.Don’t take it lying down
25.Fergus Laing
Ik heb wel eens minder gehoord. Toch kan ik het niet nalaten om hem net als bijv. Eric Clapton en Mark Knopfler te adviseren om de eerste zangpartij aan anderen over te laten en vooral zijn gitaar te laten schitteren. Nummers op deze Cd die ik boven het maaiveld vind uitsteken, zijn bijv. “Patty, don’t you put me down”, “All battered up”, “Long John Silver”, “No peace, no end” en “Fergus Laing”. Richard Thompson’s Cd “Still” vind ik echt een de-moeite-waard-plaat.

Ik was de afgelopen vele jaren zo begaan met mijn palmboom voor de deur dat ik eraan moet wennen dat hij weg is. De tent die afgelopen dinsdag opgezet werd, toen de boom was afgevoerd, heeft overigens met de boom niets te maken. In mijn stuk straat was die dag een marktje of liever gezegd stond er een tent of tien, vijftien om allerlei regionale producten te verkopen. Direct onder mijn balkon ging het om brood, maar dan anders, en wijn van het eiland.

Intussen heb ik wel een aardigheidje voor jullie: het verschil tussen “palmeras” en “palmares”. In het Spaans zeg je tegen palmbomen “palmeras” en “palmares” staat voor een lijst van overwinnaars, ook een curriculum vitae als het één persoon betreft. En hoe zeg je: met zijn hoofd in de wolken lopen? Dat is hier: “estar en la palmeras”. Op het strand heeft iemand een zandsculptuur gemaakt met de naam “Palmeras en la nieve”. Mooi kan ik die overigens niet vinden.

Op weg naar mijn zoveelste optreden van de Banda Municipal de Música dinsdagavond kwam ik langs een kapper die zijn prijzen netjes op de ruit had staan. Zo hoort dat! Daar stond ook “mechar” bij en ik had geen idee wat dat betekent. Een “mechero” is een aansteker, een “mechón” een haarlok (“Une mèche de cheveux”, Trudie’s favoriete Adamo nummer), maar wat bedoelt de knipschaar met “mechar”? Ik denk vooral aan watergolven is, hoewel mijn woordenboek daar eerder het woord “marcar” voor in petto heeft. Een watergolf-kapsel, dat is iets waar mijn moeder vroeger trots mee thuiskwam, als ze bij de kapster had gezeten. Ik heb niet te indruk dat ze er nu nog hoge ogen mee zou gooien.

Wat doet een bejaarde man alleen in de grote stad behalve de mensen uitkijken? Dinsdagavond begon om 8 uur vlakbij mijn favoriete leesparkje bij het Castillo de la Luz een concert van de Banda Municipal de Música van de stad. Deze keer had de 30-koppige harmonie zich opgesteld voorin een kerk: de Iglesia De (Nuestra Señora De) La Luz, voor haar jaarlijkse kerstconcert. Omdat ik ruim op tijd was, had ik een mooi plekje precies naast het orkest, ter hoogte van de lessenaar van de dirigent. Vanaf dat het uur 8 geslagen had, was de grote kerk helemaal vol. Dat is wel eens veel minder, als er een mis is, denk ik daar dan bij.
De dirigent, hoe aimabel ook, is en blijft te dik, maar hij hoort wel bij ieder nummer aanhoudend met zijn lichaam en stokje te zwaaien. Al na enkele nummers liep hem het zweet in straaltjes van zijn gezicht en dus kwam hij, tussen de nummers door, steeds mijn kant op om met zijn katoenen zakdoek zijn gezicht te “kuisen”. De man zou in Maastricht uitstekend in een “zate hermenie” gepast hebben met een tuba of zo.
Zonder enige pauze kregen we deze keer acht nummers achter elkaar voorgeschoteld. Als ik het wel heb, waren er drie religieuze evergreens bij: “Gloria in excelsis deo”, “Adeste fidelis (venite adoremus)” en uiteraard “Noche de paz, noche de amor”, in de lage-landen-contreien beter bekend als “Stille nacht, heilige nacht”. De andere vijf nummers, wel minder lang dan het religieuze werk, waren Amerikaanse kerstkrakers zoals “I’m dreaming of a white Christmas” en “Rudolph the rednose reindeer”. Mijn favoriete meezinger “Jingle bells” stond deze keer helaas niet op het programma. Pas na vijftig minuten haast onafgebroken muzikaal geweld mochten we onze banken, met voor je een plek voor je missaal, weer verlaten.
Ik weet het: als ik te kiezen heb tussen laten we zeggen een concert van enkele folkmuziekartiesten of dat van een klassiek symfonieorkest op de kersttoer, is mijn keuze snel gemaakt. Geef mij dan maar de folkmuziek, met stip. Ik ben sowieso maar uiterst beperkt gecharmeerd van de Kerk met een hoofdletter en (nogal) klassieke muziek, laat staan als die ook nog een godsdienstig tintje heeft. Aan de andere kant, zo krijg je als heiden tenminste nog iets mee van een kerkelijk hoogtepunt. Hoewel, ik zie ook hier haast niemand meer ter kerke gaan, ook niet in het weekend en zelfs niet met kerstmis. Ik vrees dat de aankomende eucharistieviering op 25 december in de kerk, ter ere van de “sagrada familia”, veel minder bezoekers heeft getrokken dan het optreden van de Banda.

Woensdagavond rondde ik de boulevard weer eens naar rechts en ging voorbij “de punt”, waar de zee tegen de kant klotst, op een bank zitten om daar mijn boek te lezen. Het is daar meestal vrij tot doodstil. Zag ik ineens over de tegels een rat voorbijkomen. Hij was donkerbruin, zag er goed geconserveerd uit en had er een behoorlijke pas in. Voordat ik hem of haar goed en wel in de gaten had, was hij alweer verdwenen in een gat in de muur naar het water, op weg naar zijn behuizing tussen de stenen daar ergens, neem ik aan. Er is iets met ratten dat maakt dat je ze akelig moet vinden, maar eerlijk is eerlijk, ik vond deze er best appetijtelijk uitzien.
Op je terugweg naar Las Canteras kwam ik langs een muur op het einde van calle Caleta, die ik in deze brief maar eens enig krediet moet geven. Eerder was het echt een muur van niks, met daarachter een grote puinzooi. Er zaten wel steeds een of enkele katten om voer te bedelen. Nu is het sinds dit voorjaar één grote muurschildering. Van links naar rechts zie ik eerst een tekening van een “cambuyonero”, zwarthandelaar, dan een surfer met bijbehorende plank en een meisje dat zich in de golven amuseert, vervolgens “el último salinero”, de laatste zouthandelaar. Dan kom ik bij een gedichtje, met daarnaast een deur met kennelijk het “punto de encuentro”, verzamelpunt. Helemaal rechts is er een levensgrote tekening van de jonge Mary Sánchez, de plaatselijke zangheldin, en tenslotte nog een herenfiets en de woorden: “el mundo necesita gente que ame lo que hace”, de wereld heeft mensen nodig die tevreden zijn met wat ze doen.
Het mooiste aan de muur is m.i. het gedichtje dat ik eerder expres even heb overgeslagen. Hier is het. Het is van Carmen Jiménez en gaat als volgt: “Nacimos aquí, vivimos aquí y pienso quedarme aquí hasta que cierre los ojos”, we zijn hier geboren, we wonen hier en ik denk dat ik hier blijf tot ik mijn ogen sluit. Dat is nog eens liefde voor je eigen stad. Ik vraag me af of ik eenzelfde gevoel voor mij geboortestad Maastricht, en dan vooral Wijck, het oude Maastricht-Oost, kan opbrengen.

De Britse buren van Nederland staan erom bekend. In de dagen, weken vóór kerstmis zijn daar op straathoeken en dergelijke diverse groepjes zangers en zangeressen in de weer om de voorbijgangers met kerstliedjes te charmeren. Er staat me iets van bij dat dat ook in Duitsland het geval is en ik geloof dat in Amerika ook zo iets bestaat of in ieder geval bestond; denk maar aan de Doo-wop-cultuur in de jaren vijftig en de diverse zangkoortjes van studenten nu. Bij mijn weten hebben we dat niet in Nederland en ook hier in Las Palmas staat de teller op nul. Is het nou niet een aardig idee om dat gezang te introduceren? Het eerste a capella clubje dat zich hier met kerstmuziek aandient en niet al te vals zingt, krijgt van mij een euro de man of vrouw (met een maximum van vier euro, het moet natuurlijk niet te gek worden).
Met gezang van (bijna) enkelingen op straathoeken of op de boulevard met kerstmis heb ik overigens veel meer dan met van die officiële concerten van bijv. de Gran Canarische Los Gofiones, de tegenhanger van Los Sabandeños van Tenerife. Mega-groepen als Los Gofiones zijn mij te immens en dus heb ik hun optreden op Santa Ana afgelopen woensdagavond met plezier aan me voorbij laten gaan.

En toen was het eerste kerstdag in Nederland. Hier is het vooral de dag na de gezamenlijke kerstmaaltijd met de familie op 24 december. Ik heb voor de ochtend een dichtbundel klaar liggen dat ik beneden in mijn boekenbijlage onder het fileermes ga houden. Een van de eerste gedichten in het boek is van Armand, die volgens Harry net overleden is. Heb ik van die sinjeur niet nog een splinternieuwe plaat? Jullie kennen hem hopelijk nog wel van vijftig jaar geleden: “Ben ik te min” en misschien ook nog bijv. “Want er is niemand”, “Dat is juist de pest”, “Een van hen ben ik” en “Blommenkinders”. Dit jaar kwam de eeuwige hashroker met zijn oranje kapsel zo waar met een nieuwe Cd, samen met The Kik. Ze heet – hoe komt men erop - “Armand en The Kik”, hier zijn de dertien nummers:
01.Comeback
02.Giglied
03.Te veel werelden
04.Fuck the bles
05.Een beetje vriendelijkheid
06.Gemeengoed
07.Waar is je glimlach
08.Een mens is wat ‘ie geeft
09.Iemand
10.Snelle jongens
11.Waterfiets
12.Ik heb het gevonden
13.De weg naar Isfahan
Armand, het was een rare knakker, maar toch doet het me plezier om hem nog ten laatste aan te horen. Luister eens met me mee naar “Comeback”, “Giglied” (een gig is een optreden), “Gemeengoed”, “Iemand” of “De weg naar Isfahan”, Hollands glorie allemaal. Het nummer “Fuck the blues” (“kleurenblinde kutmuziek”) kende ik al van Cd 3, liedje 11, van zijn verzameling “Singles A’s en B’s” uit 2003, maar goed blijft het. Nee, met die Armand, daar is nog steeds niks mis mee.
(Terzijde, wisten jullie toch wel dat Bob Dylan in 2009 een kerstplaat het licht heeft doen zien: “Christmas in the heart”. Er staan vijftien bekende liedjes nummers op, voor bij de boom en de kribbe, geen eigen nummers, en ik geef er echt geen cent voor. “Winter wonderland” en/of “Little drummer boy” van Bob Dylan, volkomen waardeloos! Dat kost hem nog eens de Nobelprijs.)

Op de late donderdagmiddag al kwam ik eindelijk weer eens de dorpsidioot tegen, op de Guanarteme. Vrijdag stond hij mij ten tweeden male te besnuffelen, dus moet hij er hier maar eens aan geloven. Ik heb hem denk ik nog niet eerder aan jullie voorgesteld. Het betreft een man van een jaar of 40, 50 die gekleed gaat als (of op zijn minst a la) Sherlock Holmes. Hij heeft een lange beige regenjas aan, heeft een groene hoed met slappe rand op zijn kanis en meestal steekt er ook een pijp uit zijn hoofd. De man mompelt – niet al te zacht – voor zich uit en hier is zijn gimmick: in zijn vorsende hand heeft hij een vergrootglas, waarmee hij aanhoudend de omgeving afspeurt. Volgens mij - maar wie ben ik? - is hij stapelgek, “completamente loco, chiflado, como una cabra”. Ton zou hem al jaren geleden met enige aandrang getransporteerd hebben naar een warm plekje op Vijverdal.
In eerdere jaren kwam hij altijd pas in mijn beeld bij de optocht van Driekoningen om vervolgens zijn definitieve opwachting te maken bij de carnavalsfestiviteiten hier. Hij is dan een van de vreemde figuren bij de Pregón, de opening van de “Vastenaovend” hier in Las Palmas en bij de voorrrondes van de murgas op Santa Catalina. Maar goed, kennelijk is de Palmese Sherlock Holmes zich nu alvast aan het opwarmen.

Niet alleen mensen hebben hun bijzonderheden, dat geldt ook voor gebouwen. Ik herinner me dat het grote NH hotel aan Las Canteras bij de calle Ferreras zich vorig jaar in plaats van in het blauw tussen het hoogfeest van driekoningen en carnaval hier in het rood-geel-groen presenteerde in de avond- en nachtelijke uren. Deze winter begint haar geëmmer met kleuren kennelijk al op eerste kerstdag. Achtereenvolgens krijg ik in een tijd van niks donkerblauw, blauwrood, witrood, rood, groengeel, groen, lichtblauw en weer donkerblauw voorgeschoteld.

Op de terugweg naar de Luis Morote ga ik nog even op een bank vooraan aan het begin van de Tomas Miller zitten. Vlak voor mij staat (om 8 uur ’s avonds, het zijn lange werkdagen) een vrouw haar waren aan te prijzen en te verkopen. In haar geval gaat het om bloemetjesjurken en sjaaltjes met daarnaast een tafel met o.a. armbandjes, sleutelhangers en goedkope ringen. Er staan ook enkele houten katten opgesteld, zo foeilelijk als maar kan en zeg 15 cm hoog, maar wat is ze blij, als ze er weer een voor vijf euro verkocht heeft.
Ik zal ook haar hier ook maar eens beschrijven. De dame van lokale komaf, uit La(s) Palma(s), is een jaar of 40, 50 oud, ze is blond of geblondeerd met een zonnebril op het voorhoofd en een paardenstaart. Het mens gaat gekleed in een groot zwart vest met daaronder een zelfgemaakte blauwe broek, waarvan het kruis haar op de knieën hangt. En wat is ze reusachtig dik met een gigantisch uitpuilende buik, cortisonkop en dubbele kin. Maar nou komt het: daar trekt ze zich echt geen fluit van aan. Ik mag haar wel; bij mij kan ze een potje breken.

Op de zaterdag geniet ik weer eens ouderwets van mijn uitzicht, sinds de palmboom voor mijn deur geveld is. Mijn directe overbuurman, de zoon van de oude man op nummertje 19 twee hoog, die tot voor kort half verborgen zat, groet mij nu dagelijks door zijn hand op te steken. Dat doe ik dan ook maar. Zijn vader zie ik zo vlug niet, wel een andere man van dezelfde leeftijd als de zoon. Die heeft een witte bril op zijn neus en ik begin te vermoeden dat de zoon en die man homo zijn en de herenliefde met elkaar bedrijven. Mijn zegen hebben ze, zo lang als ik er maar niet bij hoef te kruipen. Naar mijn idee zijn we allemaal bisexueel, maar de meeste mensen zitten aan de hetero-kant en maar een klein deel (5%?) zit nogal definitief aan de homo-kant. Ikzelf vind me bijna 100% hetero, op ook maar één homosexueel erotisch contact in al mijn levensjaren kan ik niet bogen. Wel heb ik best ook wel homo’s van beiderlei kunne in mijn Maastrichtse kennissenkring zitten.
Beneden heb ik nu ook extra uitzicht op nog andere flats met winkels eronder in mijn stukje straat. Op nummertje 17 is op de begane grond de zoveelste “Perfumeria – cosmeticien”. Dat staat trots op de gevel geschreven, met ernaast links en rechts een engeltje met pijl en boog. Het is één van de winkels van kleine keten Arkay, waarvan er ook al een paar hier in de buurt zijn net als van Topaz. Mij valt op dat één van de winkeldames geregeld aan de deuringang staat en niet vies is van een praatje. Ze heeft meestal iets zwarts aan, heeft ook een zwarte bos haar; eigenlijk ziet ze er best acceptabel uit. Misschien moet ik voor mijn volgende eau de toilette (voor Eva’s verjaardag?) daar maar eens vervoegen. De kale ober van Carlos beneden gaat er geregeld een praatje maken.
(Je kan een stad niet zo groot bedenken of je leeft toch vooral in je eigen buurt. In Las Palmas wonen bijna 400.000 mensen, maar mijn buurt en dan vooral mijn stukje straat krijgt extra aandacht. Dat is de plek waar ik hier meestentijds ben. Als jullie mijn alinea’s daarover bij elkaar zetten, heb je echt een buurtroman.)

Armand heeft Eerste Kerstdag met the Gig, sorry the Kik, zijn beurt gehad en dus is het op de zaterdagmiddag nog net tijd voor een laatste Cd bij deze brief. Ik kom deze keer uit bij Canadees Neil Young. Dat is een artiest van wie ik echt alles in huis heb, tientallen Cd’s, vanaf de jaren zestig tot nu. Vorig jaar - dat kan ik nog net zeggen een paar dagen vóór oudejaarsavond, Nochevieja - kwam zijn Cd “Storytone” uit. Hier zijn de tien nummers:
01.Plastic flowers
02.Who’s gonna stand up?
03.I want to drive my car>BR> 04.Glimmer
05.Say hello to Chicago
06.Tumbleweed
07.Like you used to do
08.I‘m glad I found you
09.When I watch you sleeping
10.All those dreams
Op “Storytone” hoor ik onmiskenbaar de enigszins castraatstem van Neil Young, alleen, in plaats van zijn noeste gitaargetokkel of orgeltje als begeleiding krijg ik deze keer ouderwets orkestwerk voor mijn kiezen. Weer eens iets anders, denk ik dan eerst, maar vervolgens: wat moet Neil Young daar in godsnaam mee? Zingen met een orkest in je rug is iets voor mensen als Frank Sinatra of Robbie Williams, maar Neil Young met violen of – nog erger – een stel trompetten, dat gaat er bij mij niet goed in. Nummers als “I want to drive my car” en “Say hello to Chicago” op deze Cd wil ik het liefste nooit meer horen, serieus. De aardigste liedjes zijn voor mij “Plastic flowers”, “Tumbleweed” en “Like you used to do”, mede omdat het orkest zich op die nummers aardig weet in te houden. Zijn Cd hiervóór uit 2014, “A letter home” voor zijn moeder, vond ik ook al behelpen. Ik hoop maar dat Neil Young binnenkort weer ouderwets gaat klinken.

Zondag in de late morgen mag ik weer eens naar de rommelmarkt bij Santa Catalina. Op de hoek links in mijn straat is een van vele “pharmacias”. Hij is vandaag dicht, maar er hangen wel diverse aanprijzingen achter de ramen. Op eentje staat: “lo hacemos por ti”, we doen (maken) het voor jou. Dat had men nou beter niet kunnen doen, vind ik. Vroeger maakte men in de apotheek zelf allerlei recepten klaar, maar die tijd is al lang passé. Vandaag de dag zijn er (bijna) alleen maar voorverpakte doosjes medicamenten te koop van de bekende farmaceutisch firma’s. Het is dat er bij volledig vrijgeven misschien een toename van de verkoop zou optreden, met vooral meer bijwerkingen, wie weet, anders zouden de diverse tabletten en drankjes voor mij gewoon in de schappen van de supermarkt mogen liggen. Als je paracetamol, een maagzuurremmer en een anti-“voetschimmel”-middel vrijgeeft, waarom dan niet ook een hartfunctie-versterker, een SSRI en een middel tegen osteoporose?
Op de markt zelf is het weer overal “superoferta”, “bonito y barato”. Het aantal echte tweedehands spullenverkopers neemt helaas steeds meer af ten faveure van zigeunerachtige types die allerlei kleding, schoenen en sieraden verkopen, waar de spotgoedkope kwaliteit van afdruipt. Helaas, het is niet anders. Tussen de legio “foute kramen” tref ik er een waar nog ouderwets tweedehands Dvd’s van films worden aangeboden. Daar vind ik nog wel iets van mijn gading voor een euro: Stanley Kubrick’s “Born to kill”, la chaqueta metálica, uit 1987. Hij gaat over de brute sergeant (Lee Ermey) die nieuwe soldaten afbeult voordat ze om te vechten naar Vietnam mogen afreizen.
Na ruim een uur - en dan reken ik het bank zitten na de markt mee – begeef ik me weer huiswaarts, waar enkele tosti’s met kaas en gegrilde varkenspoot, “pata asada”, met daarbij mijn pittige salade, op me liggen te wachten. Ze zijn in tijd van niks op temperatuur en dan is het smullen geblazen.

Het elkaar gedag zeggen met “felices fiestas” is hier nog steeds usance, ook na kerstmis. Er zijn mensen die nu gewoon beginnen met “feliz Navidad”, “ne zaolige keersmes”, maar veel Palmezen zijn intussen overgestapt op “felicidades”. De natte (alcohol) dagen vóór en tijdens Oudejaarsavond en Nieuwjaar komen eraan.
Een slaapmutsje in de zin van een drankje voor het slapen gaan, “copita antes de acostarse”, staat niet in mijn Spaanse woordenboek. Wel zie ik op diverse plaatsen hier nog steeds mensen lopen zitten en staan met een slaapmuts op hun hoofd. Vooral de middenstand en de horeca schijnt zich ervan te moeten bedienen. Meestal gaat het om een egaal rood geval, maar wel met een witte band en een witte punt, maar ik ben ook al varianten tegengekomen, zoals met sterretjes, bolletjes en een groene. “Papa Noel” zelf is er niks bij. Het is een voorbijgaand verschijnsel, gelukkig; ik ben blij als het binnenkort afgelopen is.
En helaas, de eerste bommetjes heb ik de afgelopen weken ook al mogen verwerken. En dan heb ik het niet over een enkel onschuldig rotje, maar over het nieuwe spul dat meer iets van een echte bom heeft. Loeihard, oorverdovend, “un ruido atronador”, soms in duplo, de hondjes hier op straat hebben het er heel moeilijk mee. Ik neem aan dat die aanslag op ons gehoor nog een weekje blijft voortjakkeren.

En dan heb ik tenslotte nog een verhaaltje dat ik eigenlijk in mijn vorige brief had moeten vermelden. Tegenwoordig ga ik op zondagavond, even voor 6 uur, graag “de punt” voorbij om verder op naar levende muziek te gaan luisteren. Die is er kennelijk op de zaterdag en de zondag, maar op de zaterdag ben ik nooit geweest. Het stukje voorbij de calle Caleta (met Marij Sánchez) is de thuisbasis van drie café-restaurants: eerst Rinconcito de Kelly, dan Clipper en daar weer achter Los Piratas de Canarias. De muzikanten stellen zich steevast op in de inham naar de zee toe en de toeschouwers zitten op de terrassen, langs de muur van de flats en op de banken. Gisteren zag ik er een popgroepje dat er eerlijk gezegd niet veel van bakte. Na ruim een half uur, in totaal zes nummers, waren ze trouwens al uitgefietst en mijns inziens terecht.
Echter, de zondag ervoor was het wel heel erg prijs. Toen werd de muziek verzorgd door een drietal vreemde snoeshanen, die iets alternatiefs voor het voetlicht brachten dat zich moeilijk laat omschrijven. A la Pink Floyd? New age muziek? Wie het weet, mag het zeggen. Hoe dan ook, van de partij waren een nogal slome zanger, een kennelijke keyboardspeler en een vrolijke cellist, met strijkstok. Zij drieën wisten me echt te overtuigen en daar is wat voor nodig. Een Cd te koop hadden ze helaas niet na afloop, maar hun optreden van ongeveer drie kwartier was echt bijzonder.

Daarbij ga ik het voor deze brief bij laten. Of ik hem ook vandaag, maandag, nog gepost krijg, is een ander verhaal. Ik heb gisteren Lorena gemaild of dat bij haar kon, maar antwoord heb ik nog niet. Misschien moet ik het anders vanmiddag eens in het bibliotheekje of bij Juli proberen. Het is niet anders. Dat geldt ook een beetje voor mijn volgende, de elfde van de elfde, die ik hoop te versturen op maandag 4 januari vanuit de universiteit, maar als die dan nog dicht is, heb ik (alweer) een probleem.
Maak er wat van de komende dagen, drink eens een extra glas weg en laat de oliebollen niet koud worden a.s. donderdagavond. En Marja, veel succes met de erwten- en tomatensoep vrijdagmiddag. Ik spreek jullie pas weer, als hier de drie koningen in hun stoomboten onderweg zijn naar de aanlegsteiger naast El Muelle. Gezellig nieuwjaar en tot ziens, hasta luego, PaulKXX (met twee “muilkes”, op zijn Canarisch).

BOEKENBIJLAGE

Mijn eerste boek is er een van Henry Potter. Ook ik had nog niet van hem gehoord. Zijn boek “Brandenburg” uit 2005, zijn vierde, las ik in het oorspronkelijke Engels. Het zijn 561 bladzijden, dus ik heb er mijn werk aan gehad. Voor wie de plaats van handeling wil weten, die is m.i. niet primair Berlijn met zijn Brandenburger Tor, maar eerder Zuidoost-Duitsland, met name de steden Leipzig en Dresden. (Daar ben ik afgelopen zomer geweest, mooi meegenomen.) Een beter titel voor het boek zou voor mij “Stasi” of dergelijke zijn. Het speelt allemaal in het najaar van 1989, vlak voordat de Muur valt (die 28 jaar eerder, in 1961 is opgetrokken).
Hoofdpersoon is de 49-jarige kunstkenner Rudi Rosenharte. Hij heeft destijds ook een opleiding bij de Stasi gehad, de Oost-Duitse veiligheidsdienst, maar is intussen stiekem tot de westerse waarden bekeerd. Als dubbelspion moet hij documenten van een spion in het westen (“Anneliese Schering”, Jessie) aan de Stasi doorgeven. Eén ontmoeting met haar in Triëst, in het begin van het boek, loopt verkeerd af en bijna legt hij dan het loodje. Aan de kant van de Stasi krijgt Rudi van doen met o.a. Biermeier, Schwarzmeer en Zank. Vooral die Zank zit hem het hele boek door dwars. Aan de andere kant noem ik hier mensen zoals Harland en “the Bird” uit Engeland, Griswald uit de V.S. en voor wie dat kan waarderen, ook Vladimir (Putin) uit Rusland. Rudi blijft voor beide kampen actief, ook voor de Oost-Duitsers, omdat zijn identieke tweelingbroer Konrad (Konnie) in Berlijn gevangen zit op last van de Stasi.
Aan de Oost-Duitse kant duikt in Leipzig vervolgens Ulrike Klaar op, Kafka, die belangrijk is in de groeiende vrijheidsbeweging daar, evenals haar kennis Kurt Blast. Ze vertelt aan Rudi over haar werk voor de Arabische terrorist Abu Jamal (en diens Duitse contact Mielke), die volgens haar, de Engelsen, Amerikanen en ook Russen beter kan worden uitgeschakeld. Op de achtergrond speelt de hulp die Oost-Duitsland kennelijk aan hem en andere terroristen geeft. Rudie en Ulrike beginnen tevens een verhouding met elkaar, die er niet minder op wordt, als ze elkaar beter leren kennen. En voor alle duidelijkheid, de Muur valt op 9 november 1989 inderdaad.
Henry Porter’s “Brandenburg” is in ieder geval een dik boek. Als ik alleen dagelijks iedere avond in bed een hoofdstuk zou hebben gelezen, had ik het net voor carnaval uitgehad. Nu ging het boek er in vier dagen doorheen. Natuurlijk is het spannend en ook wordt de “human interest” niet vergeten. Aan de andere kant, het is me af en toe allemaal wat te breed uitgesponnen en ook soms wel een beetje verwarrend. Is dit het beste boek over spionnen en de Muur? Ja en nee, ik geef er een 8- als recensiecijfer voor. Henry Porter’s “Brandenburg” kan er zeker mee door, maar ik blijf vooralsnog sommige andere schrijvers van spionnenverhalen net ietsje beter vinden.

Mijn eerste boek heb ik op Eerste Kerstdag onderbroken door “Als een zwerfkei” te lezen. De samenstellers van de dichtbundel zijn Kees ’t Hart en John Schoorl en het is een ode aan Bob Dylan (Like a rolling stone) uit 2015. Eerder hebben de twee samenstellers iets soortgelijks uitgehaald met Elvis Presley; “Wees niet wreed” (Don’t be cruel). Tachtig dichters zijn bereid gevonden om een gedicht voor “Als een zwerfkei” af te scheiden. Het zou aardig om te weten wie allemaal heeft afgezegd.
Van Bob Dylan kun je veel zeggen, maar zijn teksten hangen van rijm aan elkaar. Dus vind ik - maar dat vind ik ook los van Dylan - dat de bijdragen over de man in ieder geval vol rijm moeten zitten. Nog los van verdere toevoegingen die een rijmpje tot een klinkend gedicht moeten maken, vallen dan de meeste bijdragen in dit boekje resoluut af. Als ik ook nog enige dichtkunst van de mensen verlang om mijn persoonlijke krediet af te geven, blijven er in het boekje maar bitter weinig gedichten overeind staan. Natuurlijk, Jan Kal is er met een mooi sonnet: “Bob Dylan Ahoy 2011”, ene Hans Kloos verrast me met “Op de wijze van de Bootleg Series III 3:14” en laat ik tenslotte Armand met “De muze roept” noemen. Voor de rest valt het me allemaal tegen, soms heel erg tegen. Om als voorbeeld de bijdrage van Jerry Hormone te noemen (blz. 64): “Wat zou je voor je verjaardag willen? Doe maar de nieuwe van Bob Dylan.” Dan had ik ook mee kunnen doen.

dinsdag 22 december 2015

Weblogbrief 11.09, 22 december 2915

Weblogbrief 11.09, 22 december 2015`

Qué tal estáis, pastores compañeros de Holanda. Het loopt tegen kerstmis, para Navidad, en ik krijg een Maastrichts kerstliedje moeilijk uit mijn hoofd: “De herdertjes lagen bij nachte, zij lagen bij nacht’ in het veld, toen hoorden zij engeltjes zingen: Geef miech nog ’n dröpke. Nei Merie, de krijgs geint mie”.
Ik weet het, sommigen van jullie hebben nog het nodige uitgesteld werk te verrichten, dat wel nog af moet komen voordat je een weekje of zo van je rust kunt genieten. Daarbij zijn er – ook hier – momenteel de diverse borrels om het jaar uit te zwaaien; ook daar worden jullie verondersteld heen te gaan. En dan, of dat niet genoeg is, moeten jullie mij nog dulden, maar ik heb, alweer, best een aardige brief voor jullie geconcipieerd. Hier is-t-ie.

Laat ik deze keer beginnen met Coca Cola een veer in zijn kont te steken. Kerstmis is, dat weten we, al lang verworden van een heilig feest tot een schranspartij waar ze in de derde wereld zoals in Palestina nog wat van kunnen leren. En toch, op de een of andere manier komt dan toch ook de firma van het bruine goedje weer om de hoek. Afgelopen woensdagmiddag – ik zat in de bus – zag ik een grote advertentie van Coca Cola: een ouderwets colaflesje met daarnaast groot een al even ouderwetse kerstman. Erbij stond geschreven: “Haz feliz a alguien”, maak eens iemand gelukkig. Ik vind hem best leuk.
Willen jullie er nog een als binnenkomer? Vlakbij Meso y López, op de hoek van de Presidente Alvear en de Montevideo is een winkel die spullen verkoopt voor mensen die slecht ter been zijn. Hij heet “ORTOPEDIA”, waarbij in plaats van een P twee benen in een P-vorm staan afgebeeld. Misschien heb ik jullie al eens op de zaak gewezen in een eerdere brief; dat weet ik niet meer zo zeker. Maar nu zag ik dat op het raam een grote advertentie was geplakt met als opschrift: “¡QUIERO BAILAR!”, ik wil best (met je?) dansen. Ernaast was een foto van een model, tevens bekende danseres afgebeeld. In de winkel kon ik een o.a. looprek kopen, aangepaste schoenen en zo waar ook een zwembandkussen (voor als het lopen me te veel werd en ik even wou gaan zitten op mijn rimpelige achterste?).

Als ik aan looprekken en dergelijke denk, heb ik een probleem. Hoe heten die karretjes ook al weer die plenty bejaarden in Nederland voor zich uit slepen, met een volgens mij iets te lage handgreep? Waar je ook op kunt gaan zitten, als je even moe gelopen bent? En die ook voor het vervoeren van enige boodschappen best een handig hulpmiddel bij het sjouwen zijn?Hier horen die dingen overigens veel minder bij het straatbeeld en als ik er al een zie met een bejaarde erachter, is dat meestal een toerist, denk ik. Maar op de naam kan ik even niet komen, hoe heet het voertuig? Een looprek is een “andaderas”, een winkelwagentje een “carrito”, een rolstoel een “silla de ruedas” en dan is er nog de benenwagen, de “coche de San Fernando”. Echter, het woord voor het voertuig dat ik bedoel,weet ik niet meer, in het Nederlands niet, laat staan dat ik de Spaanse versie kan opzoeken.
Op mijn zaterdagmiddag heb ik er bij Juli thuis een aantal mensen naar gevraagd wat het Spaanse woord was. Men kwam na enige moeite op het woord “carricoche”, maar dat is volgens mijn woordenboek meer een kinderwagen. Daar zie ik me binnenkort nog niet achter lopen. Is dit het begin van verkindsen, dat ik er niet op kan komen?

Dat brengt mij overigens op een ander, moeilijker onderwerp. Als ik in mijn eentje de opleiding tot dokter vorm zou moeten geven, zou ik dan in het begin, het theoretische deel, allerlei basisvakken gaan aanprijzen of de studenten min of meer direct in het diepe van de ziekteleer willen gooien. Ik ben uiteraard veel meer gecharmeerd van een opleiding die vooral op deziekteleer veel nadruk legt. (In de Maastrichtse opleiding heeft men daar als eerste in Nederland, denk ik, voor gekozen, maar nog veel te weinig.)
Tegelijkertijd vraag ik me in toenemende mate af of al dat geplus en gemin met vakken als anatomie, biochemie, embryologie, farmacologie, histologie en dergelijke niet veel minder kan. Met enige reserve vind ik dat zelfs gelden voor fysiologie, zelfs pathofysiologie. Wij zouden ons veel meer moeten verlaten op de uitkomsten van klinische experimenten. Wat werkt en wat stelt teleur en hoe zijn de bijwerkingen? Het oeverloze gezoek naar werkingsmechanismen om effectiviteit te onderstrepen, zelfs te verklaren, mag wat mij betreft (grotendeels) ophouden. Ik denk bovendien dat die, voor zover het geneeskunde betreft, ook weinig bijdragen aan het wetenschappelijk onderzoek. Welke huisarts wil nou precies weten hoe iets biochemisch in elkaar steekt, bij Balb-C muizen of Whister-ratten. Waarom zou een internist de precieze farmacologie van een NSAID of SSRI moeten kennen, Zou hij of zij niet beter af zijn, als hij beter geïnstrueerd wordt over de werkzaamheid en bijwerkingen van deze geneesmiddelen, aan de hand van niet door de industrie gecontroleerde experimenten.
Vandaag de dag viert in de meeste klinische vakken nog steeds het werkingsmechanisme hoogtij. Ik zou die zienswijze graag eens onder het vergrootglas willen leggen. Vooral in snijdende vakken zoals de verschillende chirurgieën, orthopedie, neurochirurgie en dergelijke ontbreekt het nog grotendeels aan goede gecontroleerde experimenten. Erachter zit dat men vindt dat goed klinisch onderzoek op die terreinen “onethisch” zouden zijn. Het gevolg daarvan is dat m. i. heel veel ineffectieve therapieën worden gegeven, met soms de akeligste bijwerkingen.
Voorbeeld: kijk eens naar wat de diverse trials van de laatste 25 jaar bij fysiotherapie en aanverwante disciplines hebben opgeleverd. Daaruit blijkt dat de hele bups eigenlijk maar weinig voorstelt. Of dat tot consequenties voor de gezondheidszorg heeft geleid, is weer een anderchapiter. In ander verband denk ik ook aan allerlei psychiatrische behandelingen, los van de medicatie. Ook daar is het “notdone” om bijv. een nieuwe behandeling te vergelijken met een bestaande of een nepbehandeling, onder gelijkwaardige omstandigheden.

Uitstel van executie is iets dat ik liever niet doe, zeker niet als het over muziek luisteren gaat. Daarom haast ik me om mijn eerste artiest van de week bij jullie aan te kondigen. In de popmuziek kennen jullie best een aantal gitaristen die zonder erbij te zingen, toch naam hebben gemaakt. Willen jullie voorbeelden? Dan noem ik hier Duane Eddy in Amerika, Hank Marvin in Engeland, Paco de Lucia in Spanje, Django Reinhardt in Frankrijk en ga zo maar door.
Carlos Paredes is een virtuoos op de gitaar uit Portugal. Van hem heb ik twee Cd’s, “O Melhor de Carlos Paredes” uit 1998 en “A Voz Da Guitarra” uit 2010. Moet ik kiezen? Echter, het gaat om nogal grote hoeveelheden nummers en er is enige overlap. Laat ik eens kiezen voor de negen nummers die op allebei de Cd’s staan; dat moeten wel haast heel aardige nummers zijn. Hier komen ze:
01.Raíz
02.Variaçoes em ré maior
03.Dança
04.Cançao verdes años
05.Movimento perpétuo
06.Mudas a vida – tema
07.O fantoche
08.Sede y morte
09.Dança dios camponeses
Het getokkel van Carlos Paredes op zijn gitaar heeft meer weg van klassieke muziek, vind ik, dan van Dick Dale of een van de Ventures. En het staat ver af van de beat van jazzgitaristen, komt dichter bij het werk van flamencogitaristen dan wel begeleiders van fadoartiesten. Ik heb niet veel op met klassieke muziek, maar wat mooi is, dient als zodanig ook benoemd te worden.

In de maanden voor kerstmis en nieuwjaar kun je hier aan diverse stalletjes geroosterde tamme kastanjes kopen. Als ik op een bank zit bij El Corte Inglés, Las Arenas of bij de kerststal van zand, zie ik mensen met een puntzakje op schoot die zich de kastanjes laten smaken. De bruinzwarte schillen worden hier overigens niet op straat gegooid; die doet men braaf terug in het puntzakje dat op het einde in een vuilnisbak gedeponeerd wordt. Uniek is het bepaald niet. Ik herinner me dat ik bijv. in Luik bij herhaling hetzelfde fenomeen voor de kerst heb meegemaakt. Trudie heb ik daar wel vaker een plezier gedaan met een zakje voor haar te kopen. Zou ze in Praag met Nellie ook geroosterde kastanjes hebben gegeten?
Waarom hebben we dat in Maastricht niet? Of ben ik hopeloos achter en is het ook daar al lang een goed lopende nering in deze tijd van het jaar.

Net als mijn broer Harry ben ik van mening dat de punkbeweging rond 1980 maar weinig goeds aan muziek heeft opgeleverd. De Sex Pistols vond en vind ik belachelijk; de enige Cd die ik van ze had, heb ik zelfs gedeletet. Echter, vreemd genoeg heb ik ook helemaal niets meer van bijv. de Ramones, terwijl hun zwarte T-shirts het hier bij de incrowd op de boulevard toch goed doen. Vooral de Talking Heads met David Byrne heb ik altijd andere koek gevonden, maar is dat eigenlijk wel punk? Waar de verzameling Cd’s gebleven is die ik van die groep had, god mag het weten. Ik neem aan dat die verloren is gegaan, toen destijds mijn beide harde schijven tegelijkertijd crashten. Ik heb nog maat twee nummers van ze: “Psychokiller” en “Road to nowhere”. Die twee, van verzamelcd’s, koester ik en hun belangrijkste muziek moet ik toch weer ergens vandaan gaan halen.

Om in het Portugal van de fado te blijven, zelfs de amuzikaalste onder jullie, mijn volgers, weten waarschijnlijk wel dat Amalia Rodrigues iets met deze muziek van doen heeft. De melancholische liedjes uit Lissabon en Coimbra zijn intussen de hele wereld overgegaan, met Amalia aan kop. Wie kent niet “Uma Casa Portuguesa”? Ik heb op mijn computer een heel legertje fado-artiesten dat ik jullie kan voorzetten. Hier ga ik alvast eentje van die in het zonnetje zetten: Celeste Rodrigues.
Ray Davies liet zijn broer Dave bij de Kinks drummen, Mick Jagger hielp zijn broer Chris om een Cd te maken, Steve Earle was blij, toen zijn zus Stacey in 1998 de Cd “Simply Gearle” bij elkaar zong en wie kent de ijver van Caterina Valente niet om haar klarinet spelende broer Silvio Francesco mee te laten doen. Misschien zit muziek een beetje “in de familie”. Amalia Rodrigues, geboren in 1920, had een drie jaar jongere zus, Celeste, die desgevraagd best ook een fado uit haar keel kreeg. Van haar heb ik één Cd, uitgebracht in 2007. Ze heet kortweg “Fado”. Hier komen de nummers:
01.Ja era tarde
02.Noite na Moreira
03.Trova fatal
04.Meu nome baila no vento
05.Meia noite e uma guitarra
06.Meus olhos
07.Longa re a noite
08.Entrei na a vida a cantar
09.Limao
10.Fado celeste (sic!)
11.Despir a noite
12.Vira a minha rua
13.Ouvi dizer que me encuenceste
14.Esta Lisboa
15.Trago na vozs o vento
Als ik ergens in de bovenstaande Portugese opsomming een schuiver heb gemaakt, moeten jullie me dat maar niet kwalijk nemen. Ondergetekende doet zijn best - meer kunnen jullie niet verlangen. En toch, het woord “noite”heb ik alle vier keren goed overschreven.
Ik vind intussen Celeste niet zo wonderbaar als haar zus Amalia, maar wel goed genoeg om een aantal keren naar te luisteren. Ook bij haar, net als bij Carlos Paredes, geldt dat ik geen echte favorieten tussen haar nummers kan ontdekken, maar ze me wel aangenaam klinkt. En een nummer met de titel “Fado Amalia” heb ik niet, maar “Fado Celeste” intussen wel, de lichtblauwe fado, of is het die van Celeste Rodrigues?

Ander onderwerp: levervlekken. Ik weet het: op mijn leeftijd gaan werimpelen, vooral in gezicht en nek, maar ook op andere plaatsen zoals je buik en je handen. In de medische handboeken lees ik dat oudere mensen levervlekken krijgen op hun handrug, “liver spots” in het Engels, “lunares” in het Spaans. Ik ben intussen 69, maar kan bij mij daar nog niet veel rimpels ontdekken, laat staan levervlekken. Kijk ik naar anderen om me heen, in Maastricht en hier, dan mag ik constateren dat levervlekken op mijn leeftijd veel minder vaak voorkomen dan in de boeken staat. Waarom zou mijn of jullie huid leverkleurig worden, en dan met name de huid op de rug van onze handen, als we oud worden? Geldt die verkleuring ook voor onze voetruggen? Zit daar een verhaal achter; hoe ontstaan die levervlekken eigenlijk? En als ze bij sommige leeftijd al op jongere leeftijd ontstaan, is dat een teken dat het einde in zicht is? Niettemin, vooralsnog reken ik het hele idee van leverachtige verkleuringen tot de overdrijvingen, waarmee de standaard geneeskunde m.i. nog altijd vol zit.
(En laat ik dan maar in een moeite het voelen van je “pols” noemen. Dat lijkt heel eenvoudig, maar - het zal wel aan mij liggen - mijn “pols” in mijn pols is moeilijk tot niet te voelen, beweert deze jongen. Ben ik de grote uitzondering op de regel? Of is ook dat een onderwerp waarop best eens een jong iemand een proefschrift over mag schrijven?)

Eerder heb ik jullie verteld dat ik zou gaan eten met Lorena, op 19 november, maar dat ze me de avond ervoor af sms’te. Terzijde, met het woord sms’en heb ik moeite, in het Nederlands en ook hier. Ook hier zeg je volgens mijn woordenboek “enviar SMS”, wel met hoofdletters, maar als ik het om me heen vraag, geloof ik dat het geen gangbare manier van zeggen meer is. Hoe dan ook, afgelopen vrijdag sprak ik met Lorena af dat we samen vanuit mijn straat op zaterdagmiddag om 2 uur naar Juli zouden lopen om daar te gaan eten. Uiteraard zat ik ietsje te vroeg al op de bank tegenover mijn flat, maar geen Lorena, ook niet om kwart over 2. Ik belde haar maar eens en toen bleek dat ze zich ziek voelde en daarom niet mee kon komen. Vraag: gaat het wel goed met haar?
Dus ging ik in mijn eentje op weg naar Juli, die een aardig appartement heeft tussen El Corte Inglés en plaza Farray. Mij was vooraf gevraagd om enig bier mee te nemen. Bij mijn Spar kocht ik een 33 cl blikje van alle soorten bier die ik kon vinden. Ik kwam tot veertien stuks en die sjouwde ik monter met me mee naar de Ruiz de Alda, waar hij woont. Ik was, zoals steeds bij Juli, niet de enige gast. We waren met zijn twaalven; de meesten kende ik al van eerdere gelegenheden. O.a. trof ik er ook weer eens het koppel Agustino & Nereyda, wiskundige en biologe, en bijv. tandarts Daniele. Daniele nodigde mij uit om met anderen bij haar ouders thuis kerstmis te komen vieren op 24 december, maar dat aanbod heb ik maar afgeslagen. Agustino vertelde mij over zijn werk: hij had al eerder genoeg van zijn werk bij een bank hier, nu stopt hij er in maart mee en gaat nu proberen om een baan als leraar te krijgen. Hij heeft het wel in zich om voor de klas te staan, vind ik. Nereyda is in het eindstadium van haar promotie-onderzoek, begeleid door een Duitse professor uit Keulen. Als er niets akeligs gebeurt, is ze volgend jaar Dr.
Juli zelf is nog steeds de man met wie het goed “vrijgele” is, over van alles. Hij was net terug uit het Amerikaanse Saint Louis en New York en eerlijk is eerlijk, hij kon er boeiend over vertellen. Saint Louis had naar zijn mening de mooiste hortus botanicus ter wereld, vond hij en in New York zou hij best een jaar of zo willen wonen. Desgevraagd vertelde hij me ook dat zijn collega Angela, uit Sardinië, in januari weer naar Las Palmas voor onderzoek komt.
Wat zal ik eens over de maaltijd bij Juli vertellen? We kregen tapas voorgezet, steeds weer nieuwe als toevoeging. De meeste waren van Juli zelf, maar sommige gasten hadden als opdracht gekregen om zelf een schaaltje met tapas mee te nemen. Hier is een rijtje dat ik ’s avonds heb opgeschreven; ik neem aan dat ik dingen vergeten ben. Naast chips (Lays gourmet colour) kwamen (o.a.) de volgende zaken op tafel: een grote vleespastei, een schaal halve eieren in een groenteprut, een kom Japanse sushi met sausjes, een mega Spaanse omelet, twee keer falafel: donkerbruin en groen met een sausje, warme aal met sliertjes en tenslotte ook nog gepaneerde varkenspens. Heb ik ervan gegeten? Meer dan me lief is, helaas. Erbij dronken we spa, wijn en bier en op het einde kreeg ik ook nog een espresso voorgezet. Om 6 uur mocht ik weer naar huis. De helft inclusief Juli zelf, ging door naar de plaza Farray om net te doen of hun uitje net begonnen was. Een memorabele middag!

Bankia, de voormalige bank van de Canarische eilanden, is niet mijn ding, maar hun nieuwste reclame mag er zijn. Men wil dat ik en jullie onze “planes de pensiones” bij de bank kenbaar maken. Ik zie zo vlug drie affiches hangen, met tekeningetjes erbij, maar hier is alleen de tekst. Eentje zegt: Rocky se estenó (ging in première) hace 39 años”, de tweede heeft het over “los emojis” (gekke gezichtjes bij een tekst), die voor het eerst opdoken zo’n twintig jaar geleden en de derde over de voetbaluitslag van Spanje-Malta, 12-1, van 32 jaar geleden. Natuurlijk is Bankia bereid om ons van dienst wil zijn.

Het is intussen zondagmiddag en dus mag ik mijn derde fado-artiest aankondigen. Hij heet Carlos do Carmo en hij heeft twee Cd’s (beter gezegd lp’s) op zijn naam staan: “Un parfum de fado 1” en “Un parfum de fado 6”. De eerste is uit 1977 (de gelijknamige Cd is van 1991) en de tweede van een jaar later (als Cd van 1993). (Terzijde, is het nou “um” of “un”?) Veel meer heeft de man, begrijp ik, niet op de plaat gezet, maar mooi is het even goed. Ik vind alleen nog de lp “Un homem na cidade”, ook uit 1977, maar die kan best een duplicaat zijn van wat ik al heb.Bijv. “Un homem da cidade” is ook het eerste nummer van “Un parfum do fado 1”. Moet ik kiezen welke van de twee platen ik hier laat klinken? Dan ga ik nu een munt opgooien: kop of munt. Raar trouwens, om de achterkant van “kop” “munt” te noemen.
Het is munt geworden, dus hier zijn de elf nummers van “Un parfum de fado 6”:
01.Gaivota
02.Lisboa menina e moça
03.Partir é morir um pouco
04.Bairro alto
05.Por morrer um andorinha
06.Canoas do tejo
07.Andorinhas
08.Vim para o fado
09.Nao se morre de saudade
10.Duas lágrimas de orvalho
11.Os putos
Bij fado-artiesten denk ik altijd het eerste aan dames, met een klokkende stem zal ik maar zeggen, zoals Amalia Rodrigues, Teresa Salgueiro (van Madredeus), Ana Moura, Mísia, Mariza, noem maar op. Niettemin, ik heb intussen ook de nodige muziek van fado-heren in mijn collectie, uiteraard Alfredo Marceneiro, ook het Coimbra Quintet, maar daarnaast bijv. Fernado Machares Soares en Camané. Aan het rijtje mannen voeg ik met plezier Carlos do Carmo toe. Op de zang van de crooner uit “Lieshboa” is niets aan te merken, niet op “el parfum de fado 6”, maar op de andere plaat ook niet. Wat een geluid - ik zou bijna Portugees gaan leren - en dat geldt ook voor de gitaarbegeleiding.

En toen werd het 21 december, winter. Gisterenmorgen zag ik wel nog de kinderen van de school naast mijn deur verstoppertje spelen en priktollen vlak voordat ze om half 9 op school moesten aantreden. De mensen die hun afleveren, zijn een aardige bron van inkomsten voor het café bij mij beneden.
Ik neem aan dat in Maastricht, Amsterdam en Oegstgeest de jeugd wel al vrij heeft, maar daar beginnen de scholen, neem ik aan, weer op maandag 4 januari. Hier in Las Palmas zijn 5 en 6 januari echter feestdagen van jewelste, in verband met Driekoningen. Dus hebben de kinderen die maandag, dinsdag en woensdag nog geen school. Daarom begint de kerstvakantie hier later, waarschijnlijk pas woensdag of donderdag.

In eerdere jaren deed ik wel eens een spelletje in mijn brieven hoeveel eenvoudige rijmwoorden jullie konden bedenken bij een door mij gekozen woord. Voor de variatie doe ik er hier weer eens een: lata, Spaans voor blikje, waarvan ik er veertien kocht bij mijn Spar, op weg naar Juli afgelopen zaterdagmiddag. Als we ons beperken tot echte rijmwoorden van eveneens twee lettergrepen, kunnen jullie er dan veel bedenken?
(Denkpauze)

Ik kom op zeven stuks. Tegen het Nederlandse datum zeggen ze hier wel “data” (maar liever “fecha”), Een “gata” is een poes, bijv. een zwerfkat heet hier een “gata de callejón”. Een struik is in Spanje een “mata”, zoals in “matador”, killer, grapje…. Wat is een beker ijs of een hoorntje zonder “nata”, slagroom (officieel is het “nata batida”). Bij mijn eerdere “gata” hoort ook een “pata”, poot, vier zelfs, net als bij een “rata”, rat. Terzijde, kennen jullie Miriam Makeba’s hit “Pata, pata “ nog, van begin jaren 70? Tegen een boekenwurm zeggen ze hier wel “ratón” (muis) of “rata de biblioteca”. En ten slotte bedenk ik nog “tata”, een koosnaampje voor een vader of opa, ook wel een dienstmeisje, zoals in de zigeuner-zanger Tata Mirando.
Mijn woordenboek geeft nog een drietal. Een “bata”is een kamerjas, doktersjas, bijv. in “bata de baño”, badjas. En een “cata”is een monster, proefje, zoals in “cata de vinos”, wijnproeverij (die had ik moeten weten). En wat is een “grata”, jongens en meisjes? Dat woord komt kennelijk alleen voor in de uitdrukking: “su grata del día …”, uw gewaardeerde brief d.d., nogal formele schrijftaal. “Grato” staat voor aangenaam, maar “gratamente” is het bijwoord van het Spaanse gratis.

Maandagavond ben ik, zoals beloofd, naar mijn bibliotheekje gegaan om jullie en mezelf te kunnen vertellen hoe de verkiezingen van eergisteren zijn afgelopen. “Los Españoles rompen con el bipartidismo” was een kop in Canarias7, de Spanjaarden breken met het twee-partijen-stelsel. De opkomst was deze keer 73%, 4% hoger dan vier jaar terug. Maar sinds zondag zijn er wel vier grote partijen die in het congres (de tweede kamer) de dienst gaan uitmaken: de PP van Mariano Rajoy met 29% (was 45%), de PSOE van Pedro Sánchez met 22% (was 29%), Podemos van Pablo Iglesias met 21% en Ciudadanos van Albert Rivera met 14%. Voor de overige partijen blijft er dan nog zo’n 15% over. Het Spaanse congres telt 350 leden, voorde top vier zijn er nu 123, 90, 69 en 40 zetels. (In een sportkrant was het nog ietsje anders: 121, 92, 60 en 40, ik denk dat dat komt door het gedoe met restzetels). Het is de commentatoren en mij nog onduidelijk wie er nou met wie een regering gaat vormen. Het eerste woord is aan Rajoy, die afgelopen week al zei dat hij best samen met de PSOE wil regeren, maar dan wel zonder Pedro Sánchez. De PSOE voelt daar uiteraard helemaal niets voor.

En dan denk je op de vroege dinsdagmorgen dat het leven zijn gangetje gaat, komen er enkele grote vrachtwagens van “Parques y Jardines” mijn stuk straat ingereden met de nodige know-how aan boord. Even later wordt de palmboom voor mijn deur omgezaagd. Er staan een aantal mensen van “vuelve y latir” plus nieuwsgierige toeschouwers op afstand te kijken, er zijn ook enkele mensen om de boom met een touw de goede kant op te trekken (niet op mijn balkon af), maar de man die de zaag hanteert, is in enkele minuten klaar met zijn arbeid: daar gaat-ie, om vijf voor half 9 ’s ochtends. De boom zou van binnen rotte plekken vertonen. En ik heb vanaf nu een veel groter uitzicht en op zijn tijd palmbladen kortwieken is er niet meer bij.
Even later komt een andere vrachtwagen aan, meer een busje, met twee nieuwe deskundigen die in een tent voor de deur iets gaan doen. Wat, zal me pas later duidelijk worden. Ik kom erop terug in mijn kersttoespraak.

Daarmee zuig ik wel een puntje aan deze brief, doe hem vanmiddag in een elektronische envelop en stuur hem naar jullie op. Wanneer mijn volgende komt, is nog onzeker. In de periode Kerstmis, Nieuwjaar en Driekoningen zijn de meeste overheidsgebouwen dicht, ook de universiteit begrijp ik. Als ik dus op bijv. 29 december en/of 4 januari een nieuwe weblogbrief wil versturen, ben ik van particuliere medewerking afhankelijk, want zelf heb ik thuis geen internet hier. Ik zal mijn best doen om iemand te charteren en anders krijgen jullie na Driekoningen ineens een rijtje brieven te verstouwen.
Mijn advies voor de kerstmaaltijd: koop een stuk os of ezel en maak daar een sappig gebraad van. Zet dat vervolgens op tafel op 25 december ’s middags (hier 24 december ’s avonds) als alternatief voor een maaltijd van schapenvlees. En zet op de boom eens een euro in plaats van een piek. Het ga jullie goed dezer dagen en tot in de gloria maar weer, hasta la gloria, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Bij lezing van mijn eerste boek van deze week valt mij weer eens op hoe moeilijk ik het heb met de verschillende Amerikaanse steden uit elkaar te houden. Mocht iemand me een kerstcadeautje willen kopen – ik bedoel het alleen theoretisch, dan zou een grote kaart van Noord Amerika mij welkom zijn.
Al jaren heb ik iets met Ken Follett. Ik vind hem een eikel, niet om aan te zien, maar hij kan mij als geen ander meenemen in een verhaal. Zijn boeken worden intussen steeds dikker, voor 1000 bladzijden gaat de man niet meer uit de weg. Hier in Las Palmas is hij mateloos populair, veel populairder dan in Nederland vandaag de dag.
Zijn boek “The third twin” is van 1996 en speelt zich af in het stukje V.S. tussen Washington D.C. en Philadelphia. Volgens mij is de autoweg die de twee plaatsen verbindt, de I 95 denk ik, niet veel meer dan zo’n 200 km lang, de afstand Maastricht-Amsterdam. Ietsje verder dan Philadelphia, naar het noordoosten, ligt New York.Tussen Washington en Philadelphia in, iets dichter bij Washington dan bij Philadelphia, ligt Baltimore, de plek van het leeuwendeel van Ken Follett’s verhaal.
Hoofdpersoon is een jonge psychologe, Jeannie Ferrami, 29 jaar, die sinds een maand als wetenschappelijk medewerkster op de Jones Falls universiteit werkt. Naast les geven doet ze onderzoek naar identieke tweelingen die bij verschillende ouders opgroeien en van wie de een crimineel wordt en de ander niet. Haar baas is Berrington Jones, de 59-jarige universiteitsprofessor en tevens mede-eigenaar van bedrijf Genetico, samen met embryoloog Preston Brack en destijds CIA, nu senator Jim Proust. Begin jaren 70 begonnen zij gedrieën het bedrijf, maar zorgden toen niet alleen voor kinderen, tweelingen of zelfs “drie tweelingkinderen” via in vitro fertilisatie bij vrouwen die moeilijk zwanger werden, maar waren stiekem ook verwikkeld in het maken van een aantal klonen. De klonen zijn nu allemaal 22 jaar.
Een onderzoeksassistente, Lisa Horton, van Jeannie wordt verkracht door een van hen, nadat die eerst in de kleedkamers brand heeft gesticht. Zelf wordt Jeannie verliefd op een andere, volkomen identieke kloon, Steve Logan, die wel een normale indruk maakt. Vanaf dat moment doen de drie mensen van Genetico, die op het punt staan er schatrijk mee te worden, er alles aan om haar het leven zo zuur mogelijk te maken. Jeannie wordt op de universiteit op staande voet ontslagen wegens “onethisch gedrag” en de drie doen er alles aan om haar het contact leggen met de identieke jongeren onmogelijk te maken. Lukt het Jeannie om Genetico te trotseren en o.a. haar baas bij psychologie te ontmaskeren?
Zoon Harvey van Berrington Jones heeft met zijn vader een spelletje. Als de een” See you sooner, montezuma” zegt, antwoordt de ander niet “In an hour, Eisenhower” of iets anders, hij zegt steevast: “In a flash, succotash”. Voor wie het niet weet (zoals ik): succotash is een gerecht van gekookte maïs en limabonen.
Laat ik het maar toegeven: ik vind “The third twin”een fantastisch goed boek. De titel alleen al sprak me destijds erg aan, hoewel die bij nader inzien iets onbeholpens blijkt te hebben. Niettemin: Ken Follett heeft mij met “The third twin” iets heel spannends voorgeschoteld, dat daarbij hoogst actueel is met alle aandacht van tegenwoordig voor celbiologie, genomen en genetische manipulatie. Het boek gaat met een volle 9 als recensiecijfer terug de kast in, terug naar Maastricht. Ik beloof jullie tevens dat Ken Follett, na o.a. dit boek, nog lang niet van mij af is.

Gaan we naar mijn tweede boek: “In a dry season” uit 1999, van Peter Robinson, van wie ik hier eerder een paar boeken besprak. De titel komt uit een gedicht van T.S.Elliot: “Thoughts of a dry brain in a dry season”, ik neem aan dat hij daar de zomer mee bedoelt. De plaats van handeling is vooral een dorp van niks in de Yorkshire Dales, vlakbij Harkside met Leeds als grote stad in de buurt.
Laat ik Alan Banks en Gwen Shakleton tot hoofdpersonen bombarderen. Banks (meestal zonder voornaam) is een DCI bij de recherche, een beetje op zijn retour, die een moord van ongeveer vijftig jaar eerder (WOII?) moet onderzoeken. Hij krijgt daarbij hulp, zelfs meer dan dat, van vooral DS Annie Cabbot. Onder de grond wordt een geraamte van een jonge vrouw gevonden. Waarschijnlijk betreft het Gloria Stringer, die destijds gewurgd zou zijn en daarna nog eens met messteken bewerkt.
Gloria, oorspronkelijk uit Londen, is in 1941 in het plaatsje komen opdagen, waar ze als schoonmaakster gaat werken. Ze is knap en als 19-jarige trouwt ze met Matthew Shackleton. Die gaat daarna voor Engeland tegen de Jappen in Oost-Azië gaan vechten. Hij verdwijnt daar “van de radar”, iedereen denkt dat hij dood is, maar in 1945 komt hij, zwaar gehavend, toch weer opdagen. Zijn zus Gwen, een vriendin van Gloria, probeert hem dan samen met Gloria op te kalefateren, maar met weinig succes. Gwen runt het plaatselijke boodschappenwinkeltje, waar o.a. schilder Michael Stanhope vaste klant is. In de jaren dat Matthew als vermist (dood?) staat opgegeven, gaan Gloria en Gwen nogal eens dansen in Harkside, met hun vriendinnen Cynthia, Alice en Betty. In de dansgelegenheden komen veel Amerikanen komen vanwege hun vliegbasis Rowan Woods in de buurt, mensen zoals Billy Joe, PX (Edgar), Brad en Charlie. Gloria krijgt verkering met Billy Joe, later Brad en Gwen met Charlie, maar die komt om tijdens een vliegmissie. PX, geen vliegenier, maar foeragist, is er om de dames geregeld van Amerikaanse lekkernijen, sigaretten en kousen te voorzien. Gwen denkt dat de zwaar psychiatrische Matthew waarschijnlijk de moord op Gloria gepleegd heeft.
In het heden is Gwen nu Vivian Elmsley (Vivian is haar tweede voornaam, Elmsley de achternaam van haar moeder), een heel bekende thrillerschrijfster van 75. De meeste andere personen van ruim vijftig jaar eerder zijn intussen dood of stokoud. Banks en Cabbot hebben er bijna 450 bladzijden lang heel moeilijk mee om een eventuele dader van destijds nog op te sporen.
Dan is hier mijn mening over Peter Robinson’s boek: ik vind het, alweer, prachtig. In een dag of drie had ik het helemaal uit, van voor tot achter, en dacht: zo’n boek zou ik ook best eens willen schrijven. (Alleen, dat zal me nooit van zijn leven lukken, denk ik.)Volgens de blurb (flaptekst in het Engels) hebben we van doen met een “powerful, insightful, evocative, and searingly suspencefulnovel of past crimes and present evil”. Daar heb ik weinig of niets aan toe te voegen, “In as dry season” is ongemeen spannend; jullie moeten het eigenlijk zelf lezen. Ik geef er een 8½ voor als recensiecijfer, heel goed, en Peter Robinson is nog steeds niet van me af.

woensdag 16 december 2015

Weblogbrief 11.08, 16 december 2015

Weblogbrief 11.08, 16 december 2015

Hallo, vrienden en familie, jongens en meisjes, dit wordt mijn Nederlands weekje en daarbij hoort een opening van de lage landen, vind ik. In het Spaans zou het eerder “hola, amigos y familia” of zo iets zijn. Zoals wel vaker begin ik ook deze achtste brief met iets te vermelden dat ik vanuit mijn bus zag. Deze keer was het op de terugweg van de universiteit naar huis. Ook dan kom je, net als op de heenweg, langs de grote bak die officieel het “centro insular de deportes” heet. Het is de thuishaven is van de basketbalclub van het eiland, “Herbalife”. Die staat uiteraard in het linker rijtje in de eredivisie-competitie. In koeienletters staat er deze keer boven de ingang: FICHA POR EL GRANDE. Dat “ficha” begrijp ik nog wel met enige moeite, dat is een kaartje of een contract, maar waar staat dat grande voor? Komt binnenkort Barcelona of Madrid op bezoek?

Dar gezegd hebbend kondig ik jullie een competitie aan van vrouwelijke zangtalenten “van eigen bodem”. Eerder heb ik jullie lastig gevallen met drie mannen die sinds een paar jaar in Nederland bekendheid hebben gekregen in de muziekwereld: Douwe Bob, Blaudzun en Tim Knol. Ik begrijp dat het zanger-liedjesschrijver, maar als het allemaal te Engels-Amerikaans klinkt, houd ik me graag een beetje in.
Bij de Nederlandse dames ga ik jullie dames zoals Caro Emerald, Ilse DeLange en Sanne Hans van Miss Montreal niet meer voorstellen. Bij de nieuwe vrouwelijke muzikanten begin ik bovendien graag met een meisje dat wel nog eerlijk in haar moerstaal durft te zingen: Eefje de Visser. Bij mijn weten heeft ze twee Cd’s op haar naam staan: “De Koek” uit 2011 en “Het Is” uit 2013. Ik heb ze beide kunnen lenen bij Centre Ceramique en mijn keuze in deze brief valt op “Het Is”, de meest recente.
01.Ongeveer
02.Uit de lucht
03.Debedoeling
04.Nee joh
05.Lise
06.Er is
07.Alles doen
08.In het echt
09.Sneller
10.En
11.Nu af aan
12.Schip
Wie de naam “Het Is” aan een Cd geeft en er ook nog de nummers “Er is” en “En” opzet, verdient alleen daarom al een pluim. En eigenlijk had het nummer “Ongeveer”best “Het is” mogen heten, luister maar naar de tekst. Eefje de Visser is best een te waarderen aanwinst, ook met bijv. “De bedoeling” en “Schip”. Echter, ik heb haar Cd een aantal keren beluisterd en om nou te vinden dat zij een uiterst sprankelende toekomst als entertainer tegemoet gaat, komt me toch enigszins overdreven voor. Dat geldt ook voor haar andere Cd (“De koek”) waarvan ik overigens het eerste nummer “Genoeg” bij jullie wil aanbevelen. Aardig, maar niet meer dan dat, is mijn oordeel over Eefje de Visser.

Misschien hebben jullie er al iets van meegekregen in Nederland, maar op 20 december, a.s. zondag, zijn hier verkiezingen (waarom zeg je dat meestal in het meervoud, hier ook: “elecciones”?). Over de details kan ik jullie niet informeren, omdat ik die zelf nog moet uitpluizen. Mariela met wie ik op de universiteit erover sprak - de rest van de mensen van Lluis was al weg of elders - had geen idee. Ze komt oorspronkelijk uit Argentinië, gaf ze mij als flauw excuus op. Wellicht moet ik eens een beroep doen op Lorena, alhoewel: die komt uit Buenos Aires en dat is ook Argentinië. Ik vermoed dat ik beter bij Juli terecht kan. Die komt oorspronkelijk uit Barcelona, is niet verlegen voor een praatje over politiek. Mijn inschatting nu is dat het om landelijke verkiezingen gaat, voor het Spaanse congres en de senaat.
Intussen wordt Las Palmas wel bedolven onder reclameborden, die vooral aan de lantaarnpalen hangen. Laat ik beginnen met een outsider: M+J, volgens mij zeer links. Die heeft als slagzin: “El fin de la probeza es un decisión politica”, het einde van de armoede is een politieke beslissing. Minstens zo links is de communistische partij met zijn: “Un voto para el clase obrera”, een stem voor de arbeidersklasse. Gaan we naar een iets grotere partij, de UP (Union Popular), die simpelweg komt met “Por un nuevo país”, voor een nieuw land. En Podemos probeert ons te paaien met ¨Un país contigo¨. Tussen door vertel ik jullie dat qua aantal posters, zelfs op de streekbussen, de prijs gaat naar Pablo Rodriguez, met zijn “luchar por Canarias en el congreso”, vechten om de Canarische eilanden in het congres te krijgen.
Ik begin met een nieuwe paragraaf voor twee echte kemphanen. Aan de linkerkant is er de PSOE (de socialisten) die me een “Un futuro para la mayoría” beloven, een toekomst voor de meerderheid. De leider van de socialisten is de jonge Pedro Sánchez. Daartegenover staat rechts de PP, de Partida Popular, die met “España en serio” de verkiezingen hoopt te winnen. De kop van de huidige minister-president Mariano Rajoy, met grijs baardje,en zijn companen straalt me door de hele stad tegemoet. “En serio” staat voor serieus, zonder flauwekul.>BR> Ik zal nog eens rondkijken of er in het reclamebeeld nog iets verandert. En in mijn bibliotheekje ga ik enkele kranten nakijken op het doel van de verkiezingen. Als ik maandagavond de kranten doorneem in mijn bibliotheekje aan het strand, blijkt dat Spanje net als Nederland verzeild is geraakt in een verkiezingsstrijd met veel meer dan twee partijen. Er zijn er nog niet zoveel als in Nederland die de dienst willen uitmaken, maar ik vrees dat het na zondag toch plakken en knippen wordt. Een prognose in El País het afgelopen weekend ziet er als volgt uit: Partido Popular 25%, PSOE 21%, Podemos 19%, Ciudadanos 18%, terwijl er voor de rest samen nog 16% overblijft. In mijn volgende brief zal ik de echte verkiezingsuitslag vermelden (voor wie hem dan nog niet heeft vernomen).

Vrijdagmiddag liep ik weer eens langs El Caravaneras en de indrukwekkende hoeveelheid sportbootjes, op weg naar de oude stad: Triana en Vegueta. Ik had deze keer flink wind tegen. Je kunt het hele stuk lopen langs het water, terwijl er voor de fietsers een pad naast loopt. Vanaf Santa Catalina kwamen maar weinig fietsers mijn kant op. In tegenovergestelde richting was het wel redelijk druk met fietsverkeer dat mijn kant op kwam. Zelfs zag ik naast de nodige racefietsers zowaar ook één wheeler met de wind in de rug voorbij komen sjezen.
Na een klein uur had ik zelfs de basketbalbak en het gebouw van regiokrant La Provincia achter me gelaten en nam ik in San Telmo plaats op een bank bij de kiosk. Vandaaruit kon ik weer eens bekijken hoe de jeugd er na een weekje school het beste van maakte in het park. Daarop volgend was de calle Major de Triana een peulenschil.De bank tegenover het terras van McCarthy’s is mijn gangbare rustpunt in de “Grote Staat” van het oude Las Palmas. Ernaast is een tabakswinkeltje en nu alweer een brillenzaak. Ze heet “Program Vision Opticas” en buiten aan de deur was een mooie slagzin te zien: “¿Quieres tus gafas en serie o en serio?” Hoe zal ik dat vertalen. “En serie” is in serie, massaal, en “En serio”, zieboven bij de PP, is in alle ernst.
Net als in Nederland is er kennelijk een hoop geld te verdienen aan de verkoop van brillen, waarbij de hoofdrolspelers elkaar, lijkt het wel, de tent uit vechten. In Nederlandzijn het vooral “Pearl”, “Hans Anders” en “Specsavers”, die elkaar bevechten met concurrentie die op het randje van oneerlijk is. Hier is het niet veel anders: er zijn een aantal kleintjes, zoals Program Vison Optica, maar de hoofdrolspelers zijn “General Optica” en “Multiópticas”. Die willen niet voor elkaar onderdoen en bevechten elkaar te vuur en te zwaard. Hoe groot de winsten op brillen zijn, moge blijken uit een reclame van “Multiópticas” op de stadsbussen: “2AS GAFAS GRADUADOS GRATIS”. Wie nu een tweede bril op sterkte er gratis bij doet, zal in het recente verleden wel heel veel geld verdiend hebben met de verkoop van een enkele bril.

Zaterdagmorgen leek me een prima moment om op een nieuwe zangeres-liedjesschrijfster over te stappen. In mijn stapeltje kandidaten werd het Laura Jansen. Ook van haar had Centre Ceramique de afgelopen zomer een tweetal Cd’s voor me in petto: “Bells” uit 2009 en “Elba” uit 2013. Hier zijn de nummers van “Elba”:
01.The light house
02.Queen of Elba
03.Golden
04.A call to arms
05.Little things (You)
06.Same heart
07.Light hits the room
08.Around thesun
09,Small town (Comehome)
10.Paper boats
11.Pretty me
Hoe komt het toch dat de ene plaat je op je gemoed werkt en de andere niet? Laura Jansen vind ik oprecht aangenamer dan Eefje de Visser. Dat geldt voor haar “Bells” (luister eens naar “The end”) en ook voor “Elba”. Op de laatste Cd zijn “The lighthouse”, “A call to arms”, “Paper boats” en “Pretty me” mijn voorkeurnummers, maar de andere liedjes mogen er ook zijn. Laura Jansen, ze moet nog heel wat leren voordat ze zich kan meten met iemand als Gretchen Peters of Nanci Griffith, maar het begin is er zeker. Ga zo door!

Jullie weten het, ik presenteer hier wel eens een aparte slagzin op een T-shirt. Mijn voorkeur gaat steeds uit naar Spaanse opschriften, maar die zijn tegenwoordig in de minderheid. Ook Las Palmas gaat gebukt onder de Engelstalige T-shirt terreur. Het was dan ook opmerkelijk dat ik zaterdagmiddag iets aardigs in het Frans zag: “LAISSEZ TOMBER LES PROBLÈMES”, laat de problemen van je af vallen. Het stond royaal bemeten op een zwarte trui van (ik weet het haast zeker) een Spaanse tiener, die met haar vriendinnen voorbij kwam. Dat meisje gaat het nog ver brengen, hoop ik dan maar.

In de vroege zaterdagavond kwam ik in de Ripoche, vlakbij de Luis Morote, Marta tegen. Daar hoort een verhaaltje bij. Een decennium terug ging ik geregeld naar een schooltje voor buitenlanders om Spaans te leren. Voor mij was dat voor het eerst in oktober 2005, samen met Trudie. Omdat we in Maastricht al een paar jaar samen op Spaanse les hadden gezeten, mochten we de beginnerscursus A1 overslaan en plaats nemen in A2. Daarna volgden voor mij B1, B2 en C, die ik zelfs een paar keer heb gedaan. Trudie heeft in mijn herinnering later wel nog eenmalig B1en ook B2 gedaan.
Ik heb in 2005 en de jaren erna diverse leraren op het Spaanse schooltje meegemaakt, maar niet Marta. Die heb ik alleen echt gesproken, toen ik een aantal dagen voor het eerst bij Paco in B2 zat, in januari 2006. Hij was toen niet erg tevreden over mijn vordering, vroeg zich met mij af of ik niet beter B1 nog een keer kon overdoen en dus moest ik maar eens bij Marta op goed gesprek. Met haar heb ik toen een kwartier zitten praten, in mijn beste Spaans, waarna ik toch hernieuwd bij Paco mocht aantreden.Enkele jaren later ben ik nog eens door Paco tot zijn favoriete leerling gebombardeerd.
Marta was en is het boegbeeld van de leraarskamer. Ze is al sinds mensenheugenis aan de school verbonden, zeker meer dan tien jaar, en doet steevast beginnersklas A1, niet de gemakkelijkste, maar wel een leuke groep met van alles wat aan leerlingen. Daarnaast is ze ook praatpaal voor haar jongere collega’s; je kunt het zo gek niet bedenken of zij heeft het als docente al eens aan de hand gehad.
Omdat ik nooit bij haar in de klas gezeten heb en ik niemand iemand ben die graag “onder professoren” verkeert, verbaasde het mij dat ze me nu – vele jaren later - zonder aarzeling aansprak met mijn voornaam. “¿Qué tal, Paul, cómo estas?”, enzovoorts. Erg lang was ons gesprek niet, maar misschien lag dat meer aan mij dan aan haar; ik ben niet zo erg van fouten maken in een vreemde taal, wat Spaans nog altijd voor me is. Toen ik haar vertelde dat ik hier al sinds jaren ’s winters woonde, werd ze extra geïnteresseerd. Ik moest haar wel beloven dat ik nog weer eens een kijkje zou nemen in de Doctor Grau Bassas, waar de school gevestigd is, niet veraf van de plaza Farray en playaChica.

Ik ben een echte terraszitter, maar liever niet in mijn eentje. Als een Nederlandse kennis of familielid op bezoek met mij op het terras wil gaan zitten voor een drankje, ben ik daar altijd voor in. Dat geldt ook mijn kennissen van hier, alleen wordt hun aantal helaas steeds kleiner – niet mijn schuld – en tot half januari zie ik ook niemand uit Nederland hierheen komen. In mijn eentje zit ik liever op een bank.
Zaterdagavond was het tijd voor de uitzondering. Zonder blikken of blozen zocht ik in mijn eentje een centraal tafeltje buiten uit van Café Santa Catalina, dat tegenwoordig Café Alemana heet. Ik bestelde een halve liter bier, die prima smaakte (de tweede trouwens ook). Ik had mijn e-reader bij me en wat kon me gebeuren, nu ik zeer gecharmeerd was van het voorlaatste boek van Isabel Allende, dat toch maar mooi vijf sterren in de VN thrillergids had gekregen; zie verder mijn boekenbijlage.
Om de feestvreugde te verhogen trad daar vanaf 9 uur, half 10 een koppel oudere heren op, allebei van mijn leeftijd en gezegend met een gitaar en een eersteklas geluidsinstallatie. Ze speelden vooral Rhythm & Blues-nummers, die ik hier niet een voor een opsommen, ik kende ze allemaal, maar er zat het nodige Creedence Clearwater Revival tussen.
Voordat ze met hun optreden begonnen, hoorde ik door de speakers een aantal nummers van een Amerikaanse blues- of jazzzangeres en daarvan staat me er eentje nog steeds bij: een ontzettend mooie jazzversie van “Hound Dog”. Het nummer is vooral bekend in de versie van Elvis Presley uit 1956, met een heel mooie clip op You Tube. Ik heb zondagmorgen op mijn harde schijf zitten zoeken en ik denk dat Big Mama Thornton’s vertolking het dichtste bij komt bij wat mij voorgeschoteld werd. Little Esther en Koko Taylor heb ik ook als dames met “Hound Dog” op de plaat staan plus een heel legertje mannelijke artiesten, van Albert King tot Scotty Moore. De “Hound Dog” versie van Big MamaThornton vind ik van hetzelfde niveau als die van Elvis, heel hoog.

Op zondagochtend is mijn volgende singer-songwriter aan de beurt: Wende (haar achternaam is Snijders). Ik ken haar van een heel mooie live Cd, “Chante!” uit 2008, met 21 liedjes van anderen die ze met verve brengt, o.a. Le plat pays, Come together, Mens durf te leven, La vie en rose. Echter, dat zijn geen eigen nummers. Maar ik heb ook twee Cd’s met eigen werk van haar: “No. 9” uit 2009 en “Last Resistance” uit 2013. Hier zijn de nummers van de laatste:
01.Ask the tree
02.Do Berlin
03.Nude
04.Dragon’s tongue
05.Last resistance
06.Devil’s pact
07.Not today, you’re mine
08.Black feather
09.The garden
10.Threat of happiness
11.Goodbye
Wat is ervan vind? Ook haar kan ik haar niet echt betrappen op foute noten, maar heel mooi is anders. Nummers als “Nude” en “Black feather” kunnen er zeker mee door, maar over het geheel genomen is “No. 9” van Wende aardig, maar meer ook niet. Haar vorige twee platen, “Chante!” en “No. 9” vind ik beter, zeker “Chante!”, waarop ze geen eigen nummers zingt. Het zij zo.

Op de zondag denk ik: hoe zou het met Trudie zijn in Praag. Om jullie bij te praten: vrijdag is Trudie samen met Nellie Abels naar die stad vertrokken, primair om de plaatselijke kerstmarkt te bezichtigen. Zou ze nog met verse slingers of een nieuwe piek terugkomen? Morgen, eergisteren dus, komen ze weer behouden aan in Maastricht, hoop ik maar. Het tripje is georganiseerd door de personeelsvereniging van de Universiteit Maastricht.
Vroeger, in de jaren 50, vond ik het al heel wat om een dagje naar Aken te gaan of – dat was nog eens ver – helemaal met de trein naar Den Haag en Scheveningen of de Belgische kust. In de afgelopen decennia is daar een kentering in gekomen die gigantisch is. Vandaag de dag kan het de meeste mensen niet ver genoeg zijn: op vakantie naar China, Indonesië of Mexico gaan heel gewoon geworden. Eva, Jan Willem, Lux & Dalí gingen vorig jaar voor een paar weken naar Zuid-Afrika. Solo is het heel gewoon voor Eva geworden om voor het werk even naar Verweggistan te gaan.Ik hoor van Ton & Marion dat mijn neef Marc tegenwoordig meer in het Europese buitenland zit dan op zijn werk in Haarlem. Toen ik nog op de universiteit zat, tot aan 2005, was het reizen nog een stuk beperkter. En toch, in de laatste tien, twintig jaar ben ik, meestal met Trudie, ook al de halve aardbol afgegaan. Mijn dubbele woning: in Maastricht en in Las Palmas, zie ik in dat kader ook als een teken aan de wand.
De nieuwste trend is kennelijk dat een paar dagen eruit per vliegmachine zo maar moet kunnen. Een weekendje New York voor de lol of een paar dagen Krakow - daar ben ik in oktober geweest - is tegenwoordig niets aparts meer. Van mij zullen jullie niet horen dat een reisje naar de maan of Mars in het verschiet ligt, maar wie weet? Ik vrees dat het weer in Praag een stuk minder is dan hier, maar hoop op afstand dat Trudie en Nellie het in de stad van Dubcek en Palach (ben ik in jaren 60 blijven hangen?) naar hun zin hebben. In mijn volgende brief zal ik het er misschien nog eens over hebben.

Op de maandagmiddag stap over op een vierde dame, Ellen ten Damme, voor mijn competitie. Ze is al wat ouder dan de andere drie, geboren in 1967 in Warnsveld (Drente), dus nu 48 jaar. Ze is daarbij niet alleen bekend als zangeres, maar ook als filmster (hoewel je dat in Nederland best met een korreltje zout mag nemen).
Haar eerste CD is van 1995, “Kill your darlings”; daarna kwamen “I am here” in 2001 en “Impossible girl” in 2007. De drie Cd’s van haar kon ik via Centre Ceramique bemachtigen. Daarvan zijn er twee in het Nederlands: “Durf jij” uit 2009 (met Ilja Leonard Pfeiffer als tekstschrijver) en “Her regende zon” uit 2012. Laat ik eens vooruit lopen op mijn eindoordeel en alvast verklappen dat ik die allebei de moeite waard vind, zowel van tekst als van muziek. Maar als ik bij de andere deelneemsters aan deze wedstrijd de laatste Cd die ik heb, in de strijd gooi, moet ik dat ook Ellen ten Damme doen.
De meest recente Cd, die ik van haar heb: “Berlin”2014, is een live optreden met het “Magpie Orchestra”. Alle nummers zijn nu eens niet in het Engels of Nederlands, maar in het Duits, een taal waar Ellen van Damme geen moeite heeft. En denk niet dat ze de nummers zelf geschreven heeft, want ik kan zonder probleem andere artiesten noemen die een nummer van de plaat eerder deden. Hier zijn de liedjes op een rij:
01.Koffer in Berlin
02.Ich liebe wie du lügst
03.Lili Marleen
04.Das Gras
05.Köningin von Frankreich
06.Tanz mich
07.Iech weiss nicht zu wem du gehörst
08.Seeräuber Jenny
09.Von Kopf bis Fuss
10.Johnny
11.Vielleicht
12.Für mich soll’s rote Rosen regnen
13.Cello
14.Naturträne
15. Gute Nacht, Freunde (&Mackie Messer)
Is het vooral Bertold Brecht en Kurt Weil die op “Berlin” de klok slaan, zoals met Mackie Messer als toegift na “Gute Nacht, Freunde”, een liedje van Peter Held, doet vermoeden? In ieder geval kom ik Marlene Dietriech een aantal keer tegen (nummers 1, 3,9, 10) en ook Hildegard Knef (8, 12). Nummertje 6, “Tanz mich”, is een Duitse vertaling van “Dance me to the end of love” van Leonard Cohen (Various positions, 1984). Maar bijv. het nummer over de “Köningin von Frankriech” kom ik in het Nederlands al op “Durf jij” al tegen.
Voor mij is “Berlin” een mooie Cd, over de breedte. Ik zei eerderal dat ik gecharmeerd was van haar twee Nederlandse albums in mijn bezit, dus laat ik hierbij Ellen ten Damme officieel uitroepen tot winnares bij de Nederlandse dames. Ik vind haar stukken beter dan Eefje de Visser, Laura Jansen en Wende (en wie weet, ook andere nieuwe Nederlandse zangeressen, maar die laat ik hier buiten beschouwing). Hulde!De andere Cd’s van Ellen ten Damme ga ik in Rotterdam nog een keer opvragen en kopiëren, ook een heel recente: “Alles draait” uit 2015.

In de weken voor kerstmis vorig jaar kwam DORADO tijdelijkmet een “kerstbier”, waarvan ik de naam nu even kwijt ben. Dat heb ik toen uitgebreid geproefd en het beviel me zeer. Deze decembermaand is “Dorado especial miel” aan de beurt. Daar zie ik helaas veel minder in; ik ben niet erg van de “miel”, spreek uit mie-el, honing. Het honingbier is me te zoet; geef mij maar liever eens een halve liter bier zonder suiker. Daar zou volgens mij nog eens een grote markt voor zijn.

Dinsdagmorgen heb ik zoals dat wel heet een aparte ervaring. In mijn zijkamer heb ik het buitenraam open gezet met hulp van een DVD. Ze heet “15 Minutes” om precies te zijn, maar duurt een uur langer. Ik heb de DVD vorig jaar op de markt gekocht, wel aardig, maar niet meer dan dat. Valt het plastic geval met inhoud omlaag om bij het terras beneden op de grond te belanden. Ik met de trap omlaag. Ligt ze al voor me gereed op het tafeltje waar een aardige travestiet zit, met zijn of haar blonde manen, die bij Carlos elke morgen koffie drinkt. Ik ken hem wel van afstand, met zijn hondje.
Ik krijg mijn DVD terug en hij/zij doet er als extraatje een andere DVD bij die hij uit zijn tas opdiept: American Psycho II. Dat was nog eens een mooie film en ik moet hem boven maar eens afspelen. Dat ga ik – al was het maar als hommage aan hem en zijn soort – zeker doen.

Dezelfde gisteravond ging mijn ommetje de andere kant op, niet naar Las Canteras, ook niet naar El Corte Inglés of verder naar het zuiden. Deze keer was dan toch voor het eerst deze winter El Muelle aan de beurt. Terugkijkend moet ik toegeven dat daar inderdaad weinig tot niets te beleven valt. Er was nauwelijks volk in de winkels, de cafés en restaurants boven waren zeg maar leeg en de kassa van de bioscoop was dicht. Ik neem aan dat ik me voor een filmkaartje bij de popcorn kon vervoegen.
Ik wist niet hoe gauw ik me weer naar buiten kon begeven. Aan Santa Catalina barstte het overigens ook niet van de mensen, integendeel. De grote lege ruimte tussen de stadsbushaltes en het speeltuintje en toeristenbureau waren al afgezet – daar komt het podium van carnaval, maar de bussen reden nog over het plein. Ik deed nog een paar straten in mijn buurt en mocht vervolgens naar mijn balkon. Een stille avond vond ik het maar.

Thuis heb ik wel nog een paar woordjes opgezocht, voor mezelf en wie weet doe ik er iemand van jullie ook een plezier mee. Een krukje, zoals er een op mijn balkon staat, is “un taburete”, mijn bretels heten hier “mis tirantes” en een “alumbrado publico”, dat staat hier op allerlei tegels, is Spaans voor straatverlichting.
Een half uur eerder zat ik op een bank in Santa Catalina voor me uit te kijken, toen een man naast mij plaats nam, toch nog op een metertje of twee, drie van mij vandaan. Hij dacht erover om een sigaret op te steken, maar voordat hij dat deed, vroeg hij mij eerst “¿Se molesta humo?”, je hebt toch geen last van de rook? Waar vind je dat nog, mensen die vooral anderen niet willen ontrieven. Onder ons gezegd houd ik wel van de tabakslucht, hoewel ik al twintig jaar ex-roker ben. Toen ik hem dat vertelde, was hij in zijn nopjes.

En met deze ontboezeming gaat mijn achtste brief in een envelop en op de post. Ik hoop maar dat jullie mijn zangeressen-liedjesschrijfsters van eigen bodem interessant vinden. Wie die overslaat, heeft niet veel meer dan een kattenbelletje in de hand. Plus uiteraard mijn altijd spannende boekenbijlage.
Mijn volgende brief verstuur ik nog voor de kerst, waarschijnlijk op dinsdag 22 december. Maak er wat van en koop dezer dagen eens een “wösj” engelenhaar voor tussen de driekoningen onderweg en het kerststalletje. Ik wens het jullie, met ster, en tot ziens maar weer, adiós met kleine letter, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Eigenlijk zou ik in een Nederlandse week alleen Nederlandse boeken moeten lezen, maar ik was al begonnen in “Fox Evil” van Minette Walters en als je eenmaal met een klus bezig bent, moet je een heel goede reden hebben om hem niet af te maken. Het boek kreeg in 2003 een Gold Dagger in Engeland; dat is mede de reden waarom ik het me aanschafte. Terzijde: “Fox Evil” gaat maar nauwelijks over een kwaadwillende vos. Het schijnt een manier van zeggen te zijn voor kaalheid, alopecia areata voor de dokters en kappers onder ons.“Een vos verliest wel zijn haren, maar niet zijn streken”, is een Nederlandse uitdrukking die daarbij in de buurt komt. Volgens mij is er niet echt een Engelstalig equivalent, wel in het Spaans: “la zorra mudará los dientes (tanden), mas no las mientes” dan wel “el lobo (wolf) muda el pelo, mas no el celo”. Het verhaal is gesitueerd in het Engelse Dorset.
James Lockyer-Fox is een oude man, een ex-kolonel van 80+ jaar, die zijn depressie koestert in Shenstead Manor. Hij heeft geen contact meer met zijn twee kinderen; Leo, de kinderloze charmeur die aan gokken verslaafd is en Elizabeth de nymfomane met een alcoholverslaving. Pas geleden is de vrouw van James, Ailsa, vermoord en zelfs op de begrafenis waren de kinderen maar eventjes present/ Dat kwam, omdat James zijn testament gewijzigd had ten nadele van hen. Nu. met kerstmis is alleen zijn advocaat Mark Ankerson bij hem op bezoek.
Het blijkt dat James te lijden heeft van aanhoudende nachtelijke smaadtelefoontjes, op de man af van (overduidelijk) buurvrouw Eleanor Bartlett plus enkel gesteun van haar adipeuze vriendin Prue Weldon. Een derde persoon slingert met een Darth Vaderstem de smerigste verwensingen door het apparaat, steeds midden in de nacht. O.a. zou James met zijn dochter hebben geslapen en toen ze zwanger werd, het kind hebben laten adopteren. Het kind blijkt tegenwoordig Nancy Smith te heten en nu als 28-jarige legerkapitein ziet Nancy haar echte opa voor het eerst, als ze bij hem op bezoek komt. Het klikt tussen de twee wonderwel direct.
“Fox evil” is ook het verhaal van de 44-jarige Fox die James net als diens kinderen, graag zoveel mogelijk geld afhandig wil maken. Hij bezet met zijn zoontje, Wolfie, en een stel “travellers”(zigeuners) een stukje grond vlakbij de villa dat niemands eigendom zou zijn. Vandaaruit zaait hij onrust en verderf en zelfs moorden zou hem niet vreemd zijn. Lukt het hem om James uit te kleden? Is hij misschien eigenlijk Leo Lockyer-Fox of lijkt hij alleen op Leo?
Er zijn belangrijke bijrollen in het verhaal voor o.a. de echtgenoten van de twee dames uit de buurt, Julian Bartlett en Dick Weldon, voor Julian‘s vriendinnetje Gemma, voor Bella en anderen van “het kamp”, voor ex-vriendin van Mark Becky,voor het bejaarde echtpaar in Shenstead Manor, tuinman Bob Dawson & zijn demente vrouw en huishoudster Vera, en dan laat ik bijv. hier nog de nodige dieren weg. Aan de kant van de politie vermeld ik voor de volledigheid nog DS Monroe en het duo Barker & Wyatt die ook hun Dorsetsepartijtje meeblazen.
“Jezus wept”, dat is een kreet die Minette Walters een aantal keren gebruikt om “goddomme” te zeggen. Sluit ik me aan bij de jury van de Gold Dagger om haar voor haar negende boek te “ridderen”? Ja en nee. “Fox evil” vind ik best een acceptabel boek, maar o wat duurt het soms lang voordat een volgende stap gezet wordt. Waarom zijn 550 bladzijden nodig om het verhaal te vertellen; had het niet ietsje minder gekund? Mijn aanvankelijk hoge recensiecijfer voor “Fox evil” in het begin daalt daarmee tot uiteindelijk een 7. Ik zie in Minette Walters best een getalenteerde schrijfster, maar ik raad haar aan om in toekomstige boeken iets sneller to the point te komen.

Er is iets bijzonders aan de hand met mijn tweede boek. Het is van origine Spaans, “El juego de Ripper”, uit 2014. Het is net als alle vorige boeken van schrijfster Isabel Allende in allerlei talen vertaald, o.a. het Engels en het Nederlands en ik kreeg het van Rocky Courtens voor op mijn e-reader in de Engelse versie. Nu heet het: “Ripper”, maar het nog steeds van Isabel Allende. Die woont overigens al vele jaren in het Californische San Rafael, met haar tweede man thrillerschrijver William Gordon. Het verhaal speelt in die contreien, de San Francisco baai, hoe kan het anders.
Met het verhaal van Jack the Ripper uit 1888 in Londen heeft het niets van doen. Hoogstens komt in het boek een clubje tieners voor (met als helpers de opa van de coördinatrice, “Kabel” en later ook een oude journaliste, “Jezebel”) dat zich per computer zich een weg door de diverse moorden skypet en allerlei samenhangen ziet. Ik heb het dan over de 17-jarige Amanda en haar computervrienden Esmeralda, kolonel Paddington, Abatha en Sherlock Holmes. De diverse vermoorden - daar verklap ik weinig mee -zijn achtereenvolgens Ed Staton, Sharon & Joe Farkas, Doris & Michael Constante, Richard Ashton en Rachel Rosen. Ten slotte is ook Alan Keller aan de beurt en wie weet ook nog Indiana Jackson. Zij, Indiana, is de moeder van Amanda, de ex-vrouw van politieman Bob Martin, Deputy chief van de Personal Crime Division in San Francisco.De opa, zie boven, is apotheker en heet in het dagelijkse leven Blake Jackson. Een belangrijke rol in het verhaal is weggelegd voor hond Attila en kat Save-the-Tuna.
Wat zal ik nog meer over de inhoud vertellen? Indiana is voluptueus en een van de alternatievelingen in een holistisch medisch centrum. Zelf heeft ze vooral veel op met oliën en massage, maar naast haar is bijv. ook astrologe Celeste Roko op het centrum actief en acupuncturistYumiko Sato. De huismeester, tevens kladschilder, heet Matheus Pereira. Tot de klanten van Indiana reken ik o.a. kankerpatiënte Carol Underwater en migrainelijder Gary Brunswick. Haar huidige bedvrienden heten Alan Keller, alweer zie boven, en ook even Ryan Miller, een ex-Navy- SEAL agent met één been. Andere interessante types is het boek zijn onder meer ober en travestiet Danny D’Angelo, huishoudster Encarnación Martin, Stanford professor Pedro Alcarcón, private eye Samuel Hamilton Jr, ene Ayani uit Ethiopië (is dat soms Ayaan Hirschi Ali?), het FBI-span Fournier & Barott en niet te vergeten Bob Martin’s rechterhand bij de politie,martial arts expert Petra Horr. Gaandeweg het boek wordt mij steeds duidelijkerdat er een Wolf in schaapskleren rondloopt die met name bij volle maan genadeloos pleegt toe te slaan.
Isabel Allende doet er 400 bladzijden over om haar eerste thriller tot een goed einde te brengen. Haar taalgebruik is daarbij, naar mijn bescheiden mening, echt prachtig, maar wel in mijn Engelse vertaling. Het boek leest als een trein en spannend vind ik het ook. Gaandeweg besluit ik dat het zelfs een 9 als recensiecijfer verdient, maar daar doe ik weer iets af, omdat ik het einde ietsje minder vind. Ik kom uiteindelijk uit op een 8, goed genoeg voor een thrillerdebuut. Maar ik ga haar boek daarna, De Japanse minnaar, dat ik in Nederlandse vertaling heb, natuurlijk ook lezen.

Geloof het of niet, maar ik kan ook nog een vrij dun boekje aan de stapel gelezen lectuur toevoegen. Het telt 130 bladzijden, heet “Tien-en-één-nacht” en is van de Zwitserse schrijver Charles Lewinski, iemand van mijn leeftijd. Zijn uitgever in Zürich (of zo) bracht het in 2008 op de markt; de Nederlandse vertaling die ik als e-boek las, is van 2013.
Het is eigenlijk niet één verhaal, maar een elftal, zoals “Duizend-en-één-nacht”,maar dan 1% daarvan. Een prostituee met de naam Prinses is al wat ouder en vertelt in een verlopen hotel Palace nogal vreemde verhaaltjes aan een oudere man die zich de Koning waant en ’s nachts bij haar op bezoek komt. Ieder verhaaltje duurt tien, vijftien bladzijden en wie ben ik om ze jullie hier een voor een uit de doeken te doen. Willen jullie weten hoe het afloopt met iemand die handelaar is in botten van heiligen, wiens levenspasje verlopen is, of die het tijdstip van zijn dood in een dichte envelop heeft zitten? Dan is dit het boek voor jullie.
Zelf heb ik iets met de boeken van Charles Lewinski. Alleen daarom al heb ik in zijn “Tien-en-één-nacht” met animo zitten lezen. Echter, een niet te missen boek kan ik er helaas niet van maken; ik geef er een 7 als recensiecijfer voor. Het boekje lijkt me iets voor een lange treinreis, waarbij je steeds tussen de verhaaltjes in kunt wegdromen.

donderdag 10 december 2015

Weblogbrief 11.07, 10 deember 2015

Weblogbrief 11.07, 10 december 2015

Estim@d@s ch@ch@s, de laatste @staat er om aan te geven dat het zowel “chachos”als “chachas” is, afkortingen van muchachos en muchachas, jongens en meisjes. Daar gaan we, geachte jongens en meisjes.
Laat ik deze zevende brief beginnen bij het moment dat ik afgelopen vrijdagmiddag het oude faculteitsgebouw uitging. Om half 5was er echt helemaal niemand meer in het gebouw op een paar studenten beneden na; hoort dat tegenwoordig bij de academische verworvenheid? Ik liep naar de bushalte en zag er vlakbij een busje staan van SEUR (geen idee, wat dat betekent). Op de zijkant zat een hond op een leunstoel met daaronder de tekst: “Si él manda, tu más”, als hij de baas mag spelen, geldt dat voor jou nog meer. Aardig bedacht, maar of je zo meer leunstoelen verkoopt, is volgens mij andere koek.

Toen bedacht dat ik het “Centro Del Castillo” maar weer eens met een bezoek moest vereren. Daar dansen de bejaarden op de late vrijdagmiddagen begin van de avond en ik was er deze winter nog niet geweest. Ik stapte een half uur later uit bij het Castillo de la Luz, het Lichtkasteel, maar vond dat ik best eerst nog wat kon gaan lezen in het bijbehorende park. Om even voor 6 betrad ik dan toch het interessante gebouw voor “mayores”, “de la tercera edad”. Daar op de eerste etage zou het voor de zoveelste keer gebeuren.
De dansmuziek kwam van de “grupo Buena Onda”, goede golf, maar het is ook zo iets als “wat geweldig”. Het ging om een duo:een nogal norse man achter een keyboard en een wiegende dame met een nogal pregnante stem ernaast. Ervóór waren minder mensen op de dansvloer dan ik me van vorige winters herinner, beduidend minder zelfs. Waar zou dat door komen? De reden die ik zo snel kon bedenken, was dat de grote bar, vanuit de muziek links, gesloten was. Drank viel er in het centrum helaas niet meer te halen. Er bleek nog een reden te zijn. Overal in de danszaal hingen aankondigingen van wat nu allemaal definitief verboden was: kleren of andere snuisterijen verkopen, kaartjes voor een kerstmaaltijd aanprijzen, in korte broek komen of op slippers (“chancletas”, ook de naam van een murga), te veel om op te noemen. Ook mocht er absoluut niet meer met stoelen gesleept worden. Is men het de danslustige “mayores” van Las Palmas aan het tegenmaken om met de beentjes van de vloer te gaan? “Preparados, listos, ya”, dacht ik om kwart voor 7, bij de volgende pauze, en ging weer naar buiten. Hier hoef ik niet echt meer heen.
In het park was het tijd voor mijn tweede leespauze. (Of zeg je dat net, als je even stopt met lezen?) Een uur later liep ik monter naar de overdekte markt van La Puntilla om er te gaan plassen. Daar in de cafés is het dan best druk, vooral op de terrassen buiten, waar je je eigen woorden niet of nauwelijks meer kunt verstaan. Van daaruit was op mijn wandelroute de “belén de arena” aan de beurt, die die dag, 4 december, voor het eerst open zou zijn. Het is de tiende keer dat hij (tot aan Driekoningen) op Las Canteras gehouden wordt. Ik heb ze allemaal mogen aanzien en met mij volgens een folder al meer dan een miljoen bezoekers.
De kerststal van zand is een oude droom die waarheid is geworden, van de lokale artiest Etual Ojedo, die dit jaar zelf met een mooi Driekoningentafereel van de partij is. De zwarte koning met baard (Baltazar voor wie het nog steeds niet weet of intussen vergeten is) wijst in de verte, terwijl de andere twee (Melchor en Gaspar in het Spaans)op de achtergrond toekijken. Daarvóór al zie ik een tafereel van het Canarische leven tweeduizend jaar terug, van een Turkse artiest, en in het midden een grote fontein, van een Spanjaard. Heb ik die fontein niet al eens gezien?Daarop volgen de herdertjes (lagen bij nachte) van een Rus, het dagelijkse leven in Bethlehem toendertijd van een tweede Turk, het net geboren “kindeke Jezus” gelegen tussen moeder Maria en een peinzende Jozef, alweer van een Rus, en tenslotte iets van een Italiaan die gemeend heeft allerlei torens van een kasteel te moeten uitbeelden.
En nou komt het: veel vind ik er niet aan. Ik ben een beetje uitgekeken op die artistieke zandhopen ieder jaar.Bedenk eens iets anders, fluister ik de subsidiegevers (gemeente, provincie, enkele particuliere sponsors) in het oor.Op de boulevard zelf prijkt een heel grote kerstboom, met legio blauwe lampjes en een staartster in top. Eronder ligt een vracht aan ingepakte cadeaus. Die boom, met op de stam in diverse talen “zalig kerstfeest”, vind ik wel nog te pruimen. Vlak erbij proberen enkele verkopers hun waren aan de man te brengen en daar is geloof ik niks mis mee.

Ander onderwerp: por y para. Voor de mensen zoals ik die zich het Spaans eigen willen maken: hebben jullie ook nog steeds problemen met “por” en “para”? Ik weet het, het is “por favor”, alstublieft, “por aqui”, hierlangs, “para siempre”, voor altijd, en “para Navidad”, tegen kerstmis. En toch, moeilijk blijft het. Neem nou bijv. “hablar por el mobil”, per mobiel praten en “velocidadcontrolada por radar”, snelheidscontrole met radar? Dat zijn en blijven voor mij toch twee heel verschillende “por”s.

Dat gezegd hebbend vind ik tijd om bij jullie mijn Italiaanse muziekweek aan te kondigen. Aan de kop daarvan staat een van favoriete Italiaanse zangers: Dino Paul Crocetti (Paul Kroket, hoe bedenk je het!).Hij is beter bekend onder zijn Amerikaanse bijnaam Dean Martin. Hij werd geboren in 1917 in Ohio en is als filmacteureen begrip, vooral als helft van het komische duo Dean Martin &Jerry Lewis; de laatste zie ik als de eerste ADHD-acteur. Dean Martin mocht daarin ook af en toe een liedje zingen, zoals “That’s amore” in de film The Caddy en “Innamorata” in de film Artists and models. Daarnaast was Dean Martin vanaf 1943 zanger in New York, met Frank Sinatra, en was hij daarna een van de prominente leden van the Rat Pack, met ook Sammy Davis Jr. Weten jullie wel dat ook Shirley Maclaine daar deel van uitmaakte? Dean Martin is 78 jaar geworden, dus dat drank per se slecht voor je is -hij staat bekend als een zuiplap - is aan hem niet af te lezen geweest.
Van Rocky Courtens heb ik van de zomer een mega-aanvulling gekregen op de Cd’s die ik al van hem had. Laat ik eens kijken wat ik van Dean Martin in het (deels) Italiaans heb. Een goede eerste keuze lijkt mij een album uit 1961, 1962: “Italian Love Songs”. Het is zijn laatste LP voor Capitol; daarna gaat hij over naar Reprise als platenmaatschappij. Heb ik die plaat niet compleet op mijn harde schijf? Dan wijk ik met plezier uit naar een latere dubbelCd van Dean Martin uit 2013, met dezelfde titel. Hier zijn alle dertig nummers, een hele lap, maar vooruit:
01.Volare (Nel blu dipinto di blu)
02.That’s amore
03.Sott’er celo de Roma
04.Buona sera
05.Ritorna a me
06.Non dimenticar
07.Just close your eyes
08.Napoli
09.Arrivederci, Roma
10.The man whoplaysthemandoline
11.O sole mio
12.Oh Marie
13.Write to me from Naples
14.Tu sei bella, signorina
15.Sogni d’oro
16.Dammi, dammi, dammi
17.Dicitencello vuie
18.You’re breakingmyheart
19.Innamorata
20.Senza fine
21.In Napoli
22.Torna a Surriento
23.Dame su amor
24.Bella, bella bambina
25.O marenariello
26.The tricche tracche
27.Vieni su
28.Simpatico
29.(Ma come bali) bella bimba
30.Mambo Italiano
Ik weet het, crooner Dean Martin is vooral bekend geworden met zijn compleet Amerikaanse liedjes. Wie kent bijv. niet zijn “Everybodylovessomebody”, “Houston”, “Detroit city” en “You’re nobody till somebody loves you”. Echter, zijn Italiaanse wortels heeft hij, in tegenstelling tot bijv. Frank Sinatra, niet verloochend. Eerder heb ik al eens zijn versie van “Torna a Surriento” onder jullie aandacht proberen te brengen. Maar hier zijn ze allemaal, zijn “Italian love songs”, 20 + 10 keer Dino Crocetti in topvorm en steeds met een Italiaans sausje overgoten. Als toegift staan op Cd 2 nog tien andere Salsas/Latin bonus tracks, die ik hier maar niet zal noemen. Prachtmuziek is het allemaal,al zeg ik het zelf!

Wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd; hoe zou je dat nou weer in het Spaans zeggen? Ik vind in mijn woordenboek verscheidene uitdrukkingen met dezelfde betekenis en dan kies ik graag degene die het leukste rijmt: “quien no ahorra el real, no juntará el caudal”. Aardig, toch?

Eén van de voordelen om mijn winters hier en niet in Nederland door te brengen is dat ik hier (haast) geen TV kijk. Ik kan hem natuurlijk ook in Maastricht de deur uit doen, maar een mens moet wat. Hier is De Wereld Draait Door taboe voor me en lig ik meestal net in bed, als Pauw “We gaan beginnen” zegt. ’s Avonds maak ik hier meestal een ommetje en lees daarna nog wat op mijn balkon, voordat ik mijn bed opzoek.Aan de andere kant, dan sta je in de morgen wel vroeg op.
Er is uiteraard altijd plaats en tijd voor uitzonderingen. Zaterdagavond was het net half 8, toen ik vanaf de boulevard via een omweg naar de Hiperdino liep. Bleek net de voetbalwedstrijd Valencia-Barcelona te beginnen en daar had ik wel oren naar. Dus ging ik deze keer eens tussen de lokalen op het terras van La Tacita zitten, bestelde een halve liter bier (Oferta: 2 euro) en wachtte af wat komen ging.
In notendop, Barcelona, met voorin het trio Messi, Suárez, Neymar, in de verkoop samen goed voor 640 miljoen, was de hele wedstrijd veel beter dan Valencia. Het kreeg in de eerste helft de ene kans na de andere om de score open te breken, maar om mysterieuze reden wou de bal de doellijn maar niet passeren. Na de pauze zag Suárez na een stief kwartiertje op aangeven van Messi eindelijk kans om – op echt het randje van buitenspel –de keeper van Valencia te “verschalken” met een kanonskogel in de hoek. Daarna kwamen er uiteraard nog meer mogelijkheden voor Barcelona, maar helaas geen nieuwe goals. De roodblauwen besloten op het einde om dan maar genoegen te nemen met 0-1, maar tot verrassing van het hele stadion werd het vlak voor tijd, toen Barcelona op zijn lauweren rustte (of werden de vedetten moe?), zo waar 1-1. Wij van het terras keken elkaar aan en dachten er het onze van.
Rest mij nog te vertellen dan ik om half 10 ’s avonds wel nog bij de Hiperdino terecht kon voor mijn blikjes Fanta Zero en een door werkster Etel bestelde mop (“fregona”).

Op zondagmorgen werd ik om 5 uur wakker gemaakt door het nodige gebonk op de buitendeur van El Escudo, het keldercafé aan de overkant. De zaak was eerder op last van de gemeente gesloten. Echter, sinds een jaartje of zo is ze weer open en ik moet zeggen: mede door toedoen van het personeel is het goed vol te houden. De ergste nachtbrakers moeten toch ergens heen in de vroege uurtjes om aan hun alcohol (en dope, denk ik) te komen. Meestal bellen de klanten vanaf de straat eerst even op en anders is er nog de bel bij de ingang. Af en toe komt iemand of een paar mensen naar buiten om weer weg te gaan of voor een rokertje op de bank voor mijn deur. Ook dat zie ik niet echt een probleem, zo lang men maar niet te luidruchtig wordt.
Er heerst echt een streng beleid over wie binnen mag en wie niet meer. Als je je als klant in het café een keer misdraagt, kom je er niet meer in. En dan is hier mijn probleem: de mispunten, die zich binnen eerder hebben misdragen en dus niet meer welkom zijn, proberen toch weer steeds binnen te komen. Eerst gaat het van “met anderen meelopen” of “nog één keer, ik ga me voorbeeldig gedragen”, maar als dat niet helpt, gaan de onverlaten de bel bewerken en op de deur staan kloppen, slaan en zelfs rammen. Daarbij beginnen ze dan in woord en daad hun afkeer van het café kenbaar te maken. In zo’n geval kun je zelfs ondergetekende wel eens eventjes uit zijn nachtrust halen.

Zondagmiddag zag ik op Santa Catalina dat de fietsen van “BYBIKE” nog haast allemaal in de stalling stonden. Daar heb ik een verhaal bij.
Een aantal jaren terug werd het Witte Fietsenplan hier geïntroduceerd om het aantal auto’s te verminderen. De fietsen waren en zijn geelblauw en je kunt ze gratis huren via de gemeente; je moet je wel eerst inschrijven. Trudie is tegenwoordig een verwoed fietshuurder in Nederland en desgevraagd bleek dat ze zo’n fiets hier vandaag de dag gratis kan huren voor maximaal drie uur, met hulp van haar geplastificeerde “bono” van de bus. Binnen die termijn moet je hem weer ergens in een stalling van de gemeente zetten. Dat gaat nog! Per 1 december is de regeling echter opnieuw veranderd; nu is de maximale huurtijd, wel nog steeds gratis, nog maar één uur. En zeg nou eerlijk: dan is het maar behelpen, zelfs met een overheidsfiets, dan kun je als Palmees beter zelf een rijwiel aanschaffen, als je van het fietsen bent. Dus worden de gratis fietsen - sommige zijn toch al aan reparatie toe - nu haast niet meer gebruikt.

Op de bank bij mijn voordeur zit een oudere man te zitten, met een lichtgroen T-shirt aan. Daarop staat een aantal keer onder elkaar “I’M TIRED”. Daar is geen woord Spaans bij. Om zijn gemoed te onderstrepen staat er wel over zijn hele T-shirt heen een grote autoband. Is dat om mij te vertellen dat hij niet moe is, maar uitgedost met een autoband?

De chef is hier “el jefe”, met een J, een rauwe keelklank. Gebeurt het wel vaker dat woorden die in het Nederlands met CH beginnen, in het ABS met een “Haagse G” beginnen?
Laat ik eens zo maar tien woorden met aan het begin een CH, die in het Spaans ongeveer hetzelfde zijn, naar hier vertalen. Daar gaan we: champagne, chauffeur, cheque, chic, Chinees, chloor, chocolade, cholesterol, christelijk, chronisch.
Eens kijken wat het Spaans ervan maakt: “champán, chófer, cheque, chic, chino, cloro, chocolate, colesterol, cristiano, crónico”. Eerlijk is eerlijk, echt een peil erop trekken is er niet bij, maar het Spaanse equivalent begint wel steeds met CH of C, geen enkele keer met een J. Ik vermoed dat “jefe” voor chef eerder een uitzondering dan regel is.

De feestvlag van zondag 6 december, nationale feestdag “Día de la Constitucion”, enigszins te vergelijken met 27 april in Nederland, hangt er maar slapjes bij. Van enig zichtbaar vertier is geen sprake, voor zo ver ik het kan bekijken. Of het zouden de diverse uitbaters aan de boulevard moeten zijn die hun waar aan het paraderende volk daar met extra “gusto” proberen te slijten. Vooral eentje, die met allerlei spuitbussen in de weer is om “natuur”-tekeningen te fabriceren, krijgt de nodige aandacht. Hij verkoopt echt de ene na de andere prent.De rij wachtenden bij de “belén de arena” in de buurt is wel tien meter lang; laat ik dat ook eens toegeven.

Op de maandag is de school bij mij naast dicht: een “puente”, brugdag? En iets later lopen er allerlei mensen bij mij door de straat, die volgens mij op hun werk hadden moeten zijn. Is de “día de la constitucion”, omdat het gisteren zondag was, verschoven naar vandaag? Voor een doordeweekse dag – maandag wasdag - is het best druk in de Luis Morote. Aan de andere kant, de postbode bijv. zie ik met zijn winkelkarretje post vanuit mijn balkon wel voorbij komen en de winkels zijn gewoon open. Maar de Spar en de Hiperdino, om eens iets te noemen. die zijn tegenwoordig sowieso op zondag ook open.

Eerlijk heb ik jullie muziek van Francesco de Gregori beloofd en wat je belooft, moet je doen (maar ik laat Dean Martin wel staan op mijn iTunes). In Maastricht kon ik van de man wiens muziek op die op Andre de Fabrizio zou lijken, niets vinden, maar Muziekweb in Rotterdam heeft maar liefst acht Cd’s van hem. Op allmusic is er nog meer te vinden, allemaal uit de periode 1972-2002. Is hij in 2002 overleden? Ik koos er van de zomer twee uit om te kijken in hoeverre hij aan mijn verwachtingen voldeed: “Bufalo Bill” uit 1976 en “de Gregori” uit 1978. Ik heb ze al eens eerder gedraaid en “Bufalo Bill” is voor mij de beste van de twee. Hier zijn de tien nummers:
01.Bufalo Bill
02.Giovane exploratore Tobia
03.L’uccinsione di Babbo Natale
04.Disastre aero sul Canale di Sicilia
05.Ninetto e la colonia
06.Atlantide
07.Ipercarmela
08.Ultime discorso registrato
09.Festival
10.Santa Lucia
Francesco de Gregori valt voor mij inderdaad in dezelfde categorie als Fabricio de André: zijn muziek zit ergens tussen cabaret en popmuziek in en verkeerd klinkt hij niet. Helaas versta ik geen syllabe van wat hij mij op “Bufalo Bill” te vertellen heeft, maar dat is bij de andere Italianen idem dito. Mooie nummers op zijn Cd uit 1976 vind ik bijv. het titelnummer, “L’uccisione di Babbo Natale” en “Festival”. En dat ik iets speciaals heb met “Santa Lucia”, weten jullie misschien al van een blog van vorig jaar.

Maandagavond ben ik weer eens naar mijn bibliotheekje aan Las Canteras gegaan in de hoop dat het open was. Ik had geluk en na even geduld kon ik zelfs op een computer zelfs mijn nieuwe email lezen en als daar aanleiding toewas, ook beantwoorden. Daar ben je dan best een half uur mee bezig. Mijn twee “nietas” Lux & Dalí hebben zaterdag een heel leuke surpriseavond gehad, bleek. In de kranten zag ik niets waarover ik per se met jullie in discussie moet gaan.

Dinsdagmorgen gebeurde wat ik al vermoedde: alweer was het een feestdag. Op 8 december word ik hier verondersteld het maakproces van Jezus, door een duif, althans de Heilige Geest in de gedaante van een duif, mee te vieren. Dat Gods zoon al enkele weken later geboren wordt, of is het meer dan een jaar later, waar wij stervelingen er gangbaar negen maanden over doen, de Here staat uiteraard voor niets.
Ook op de dag van “María Concepción” blijven veel mensen graag weg van hun werk. Ik vrees dat de mensen op bijv. de universiteit van vrijdagmiddag tot aan woensdag mooi weer kunnen spelen. Het moet niet te gek worden, roep ik dan maar eens voor me uit. Maar binnenkort komen de feestdagen eraan; dan is het hier idem dito “thuis werken”.

Veel bijzonders kon ik dinsdagavond op de boulevard niet ontdekken of het moest zijn dat het alweer een drukte van jewelste was. De rij wachtenden bij de “belén de arena” was nog steeds 10 meter, maar het waren neem ik aan wel andere mensen dan op zondag. Hele hordes Palmezen en toeristen liepen voor mij langs, toen ik op de “paseo” op een bank ging zitten. Veel plek was er op de banken trouwens niet te krijgen, omdat ik bepaald niet de enige was die de andere mensen wou uitkijken.
Mijn belangrijkste wapenfeit van de avond vond ik het ontdekken van een voor mij nieuw biermerk: Estrella Galicia. Het werd bij een van de pizzatenten aangeprezen met de spreuk: “exageradamente buena”, overdreven goed. Dan moet ik het toch eens proberen.En Trudie, ik stel hierbij voor dat we de komende zomer eens met zijn tweeën die kant opgaan. Is er een rondreis van een paar weken in juni of september naar Noordwest-Spanje?

Op de woensdagmorgen, gisteren dus, had ik echt genoeg van Francesco de Gregori - zo gaat dat – en dacht ik: een laatste Italiaanse aanvulling is op zijn plaats. Net als jullie ken ik allerlei bekende artiesten van popmuziek die het ook eens op het witte doek proberen; daar is een vracht geld mee te verdienen. Ik noem hier als voorbeelden: Carlos Gardel in Argentinië, Caterina Valente in Duitsland, Elvis Presley in de V.S. en de Beatles in Groot-Brittannië. En laten we Dean Martin niet vergeten te noemen.
Het omgekeerde komt minder vaak voor, maar bestaat uiteraard ook. Van filmactriceMarilyn Monroe heb ik een aantal Cd’s - ze lijken allemaal wel op elkaar. Ik kan jullie ook verrassen met “The best of Brigitte Bardot” en een paar jaar terug was Meryl Streep helemaal inmet haar versie van “Mamma mia” en andere ABBA-nummers.
Italië kan dan niet achterblijven. Een van mijn topactrices van vroeger, Sophia Loren, eigenlijk heet ze Scicolone van achteren en ze is inmiddels 81 jaar oud, heeft verspreid over haar werkzame leven een aantal liedjes bij elkaar gezongen. Via Rocky Courtens, alweer, kreeg ik een handje losse nummers van haar toegespeeld. Hier zijn ze, alfabetisch:
01.Bangers and mash (& Lonny Donegan?)
02.Che M E Barrato A Fa (& ...?)
03.De jour en jour
04.Guarda la luna
05.Mambo Bacan
06.S’Agapo (& Tonis Maroudas?)
07.Soldi, soldi, soldi
08.There is a star
09.Tu vuo’ fa l’Americano
10.Zoo be zoo be zoo
Het is niet allemaal even Italiaans wat de klok slaat, maar bij elkaar is het wel genoeg om een simpele LP van te fabricewren. En wie speelde de andere stem op het nummer “Boom-Biddy-Boom” naast Peter Sellers, waarmee het tweetal furore maakte. Toch zeker Sophia Loren, dus voeg ik dat nummer als elfde toe. “Oh doctor, I’m in trouble”. “Well, goodness gracious me”. Teddy en Henk Scholten hebben er destijds nog een Hollandse versie op gemaakt.Echt tegenvallen doet de stem van Sophia Loren niet; ik laat haar liedjes hier graag eens de revue passeren.

De diverse lekkernijen die Trudie voor me gemaakt heeft en die nu nog steeds grotendeels in mijn diepvries liggen te wachten totdat ik ze eruit haal, steken me enigszins de ogen uit, als ik ernaar kijk. Eerder heb ik mezelf al een keer mogen vergasten op “eigesgemaakde” gehaktbal en op een royal portie goulash. Op deze woensdagmiddag kan ik niet langer van het zuurvlees afblijven.
Als ik mensen met een medisch probleem mag weglaten, zijn er drie soorten mensen, die het in zich hebben om te veel vet vast te houden. Allereerst is er een groep die de hele dag door aan eten denkt en er dan niet van af kan blijven. Daar reken ik mezelf niet bij; als dat zou moeten, kan ik best een hele dag of meer nuchter blijven. Ook hoor ik bepaald niet bij de club die aanhoudend zit te eten vanwege de stress waaraan ze kennelijk blootstaan. Nervositeit en dan de ijskast plunderen is mij vreemd, gelukkig wel. Blijft over de derde serie mensen die, als ze eenmaal aan het eten is, er niet goed meer mee kan ophouden. In de woorden van mijn moeder vroeger, als er nog op tafel nog wat vlees, groente en aardappel over was: “Goei ’t mer op d’n drekbak”. Met die “drekbak” bedoelde ze mij dan. Terwijl de anderen aan tafel vrolijk toekeken, ontfermde ik me altijd moeiteloos over het overgebleven voedsel.
Je kunt van Trudie veel zeggen, maar zuurvlees klaarmaken is haar gegeven. Ik ga jullie haar speciale recept niet verklappen, dat moet je haar zelf maar vragen. Maar als ik aan een royale portie zuurvlees begin, met stokbrood en een salade van rode paprika, Canarische tomaten en uien, kan ik helaas niet ophouden. Dan moet die echt helemaal op, voordat ik nagenietend mijn lippen mag afvegen en daarna eventueel bereid ben om “de tleure” af te gaan wassen.

Aan alles komt een eind, ook aan deze brief. Ik ben er echt voor gaan zitten, meermaals zelfs, maar of hij wat geworden is, is en blijft aan jullie. Mijn volgende heb ik gepland voor woensdag a.s., 16 december. Bereid je alvast maar voor op de feestdagen, want of jullie die nou leuk vinden of niet, zo komen er weer aan. Hier ben ik blij dat ik in ieder geval al 6, 7 en 8 december redelijk doorgekomen ben. Ik wens jullie alle goeds voor de komende week en tot ziens maar weer, hastaluego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Mijn eerste boek van deze week had ik vrijdagavond laat al uit. Wie weet, als ik er ‘s ochtendsmeer werk van gemaakt had, was het nog in mijn vorige blog beland. Hoe dan ook, mijn boek was “Fade away” van Harlan Coben, een schrijver die ik hier al vaak heb mogen complimenteren. Het is een vroeg boek van hem, uit 1996, maar mijn “reissue” is van 2007. Het speelt in New Jersey en New York.
Hoofdrolspeler Myran Bolitar is een ex-basketballer die tien jaar eerder, net toen hij in de NBA zou doorbreken, een fatale knieblessure opliep door toedoen van ene Burt Wesson. Zijn carrière als basketballer was daarmee finito en nu, op 32-jarige leeftijd is hij wel nog topfit, maar vooral een jurist die zich met de begeleiding van sporters bezig houdt. Dan vragen de bazen van deNew Jersey Dragons, Clip Arnstein en Calvin Johnson, hem om zijn belangrijkste tegenstrever van destijds,Greg Downing, nu een van hun basketbalsterren, op te sporen. Die is al een aantal dagen zoek en de play-off wedstrijden komen eraan.
Clip en Calvin maken Myran lid van het basketbalteam, zodat hij zich goed kan mengen onder de spelers. Hij komt in aanraking met andere topspelers van de Dragons zoals TC en Leon White en ook met de bijbehorende dames. Daar reken ik dan ook maar journaliste Audrey Wilson bij en Maggie Mason, bijgenaamd “Thumper”.Bij zijn recherchewerk wordt Myron geholpen door zijn vriend Win Lockwood, worstelaarster Esperanza Diaz en Big Cyndi. Thuis heeft hij het druk met Jessica Culver. Eerder had hij een relatie met Emily Shaeffer, maar die is nu al weer de ex van de vermiste Greg Downing (en grote ruzie over bij wie de kinderen in huis komen). En om de zaak nog verder te compliceren zijn er ook nog de manager van Greg, Marty Felder, een politieman genaamd Rolly Dimonte, die van geen wijken weten wil en overgebleven mensen van een veel eerdere bankoverval, Cole Whiteman en Lil Gorman van de Raven Brigade. Als vervolgens Lil Gorman vermoord wordt en Greg een enorme speelschuld blijkt te hebben, kan het balletje verder gaan rollen in de verkeerde richting. Harlan Coben doet er met zijn verhaal 350 bladzijden over om de eindjes weer aan elkaar te knopen.
“Fade away” is een mooi boek, laat ik dat alvast gezegd hebben. Het speelt in de NBA basketbalwereld en daar is niks op tegen. Bovendien is het luchtig, maar spannend geschreven. Aan de andere kant vind ik het verhaal gaandeweg zo ingewikkeld en akelig worden dat ik af en toe moeite heb om de draad vast te blijven houden. Ik houd het er hier op dat Harlan Coben in 1996 zijn stijl nog aan het ontwikkelen is en dat zijn verhalen met Myron Bolitar daarvan een goed begin en dus het halve werk zijn. Ik heb voor “Fade away” een 7½ als recensiecijfer over, niet geweldig, maar wel best in orde.

Is SJ Watson de schuilnaam van een dokter die in zijn vrije tijd thrillers schrijft? In ieder geval heeft het prima debuut van hem van een paar jaar terug, “Voor ik ga slapen”, een vervolg gekregen. Het nieuwe boek heet “Tweede leven” en ik heb de eer om het hier aan jullie te mogen voorleggen. Moeders mooiste is hij niet op de foto en zal hij ook niet meer worden, die SJ Watson, maar hoe kijk ik aan tegen zijn tweede boek, dat vooral in Londen en Parijs speelt?
Eerst maar weer een synopsis. Als 20-jarige is Julia, beginnende fotografe in Londen, met haar toenmalige vriend Marcus naar Berlijn verhuisd. Daar leiden ze een losbandig leven en raken verslaafd aan de heroïne en alcohol. Marcus overlijdt er vervolgens aan en Julia komt er nog genadig af, als ze dan acuut vertrekt en terug in Londen wordt opgevangen door chirurg Hugh. Die trouwt later ook met haar en ze blijven helaas kinderloos. Als haar zus Kate een zoontje krijgt, Connor, van een onbekende man, adopteren Hugh en Juliahem op kleuterleeftijd, omdat Kate hem niet kan verzorgen.
Dan, zo’n 10 jaar later, als Julia 36, 37 is (en Connor 13, 14), wordt Kate in Parijs vermoord. Om de dader op te sporen zoekt Julia op de internetsite “encountrz” contact met mannen, met wie Kate gechat heeft en ook wel het bed deelde, net als haar Parijse huisgenote Anna. Zo komt ene Lukas in beeld, met wie Julia zelf een verhouding krijgt, maar die van de moord op Kate onkundig lijkt te zijn. Intussen blijkt Kate wel een erfenis van vele miljoenen achter te laten, die grotendeels naar Connor gaat en voor een deel naar Anna. Dezelfde Anna komt vervolgens naar Londen bij Julia, Hugh en Connor op bezoek en vertelt dat ze een man heeft getroffen met wie ze binnenkort wil gaan trouwen.
Ik zit dan op blz. 272 van de 400 bladzijden van het boek. Eerlijk gezegd vind ik het boek gaandeweg nogal trekken, maar wat op die bladzijde onthuld wordt, maakt het verhaal weer springlevend. Over de laatste ruim 100 blz. zal ik niets loslaten hier.
SJ Watson’s tweede boek, tevens mijn tweede van deze week, doet mij qua stijl erg denken aan de diverse boeken van Nicci French. Het begint, vind ik, heel goed, maar verzandt gaandeweg helaas een beetje. Voor mij is het eerlijk gezegd ook een beetje aan de langdradige kant.Dan blijkt bijna alles ervóór slechts de aanloop te zijn naar een heel spannend einde, met daarachter nog een minder stukje dat er voor mij af had gekund. In overeenstemming daarmee zakt mijn recensiecijfer van een 8 naar een 7 om vervolgens op te klimmen naar minstens een 8½ en dan weer te zakken naar een 8. Auteur SJ Watson komt er overall toch weer mee weg, denk ik dan. Na zijn internationale succes met het debuut “Voor ik ga slapen” kan ik zijn tweede boek wel weer aanbevelen.