vrijdag 23 december 2011

Weblogbrief 7.10, 23 december 2011

Weblogbrief 7.10, 23 december 2011

         ¡Hola! ¿Qué tal? Verknocht als ik ben aan het schrijven van e-mailtjes en brieven - met bellen heb ik veel minder - en ook omdat ik mijn laptopje deze keer braaf heb meegenomen naar Maastricht, verras ik jullie met een extra weblogbrief tussendoor uit Holanda. Of jullie het leuk vinden of niet, hier is hij, mijn brief 7.10, voor onder de kerstboom dit weekend.
         Zo’n boom heb ik overigens zelf niet in huis. Alweer vele jaren geleden zette Eva me vanuit Amsterdam onder druk met het verhaaltje dat ze alleen maar met kerstmis naar mij in Maastricht wou komen, mits ik enkele proeven van kerstdeskundigheid in huis zou halen. Uit die tijd dateren de (ene) zilveren bal en de twee kerstklokjes aan de muur bij de eettafel. Later heb ik er nog een ouderwets carnavalsmasker van een neger met uitgerekte lippen plus drie leeggelopen ballonnen in de kleuren geel, rood en groen aan toegevoegd. Onlangs werd het stukje muur bovendien verrijkt met een bierviltje van tentoonstelling De Dorst Van Maastricht en een tekening van mijn oogappel Lux. Eventuele toevoegingen in de nabije toekomst zal ik hier met plezier melden.

         In mijn vorige brief had ik het in mijn stukje over pingpongen over patellón, niet wetend wat dat woord betekende. Mijn Spaans-Nederlandse woordenboek kon er geen soep van maken. Patella is Latijns voor knie, verder kwam ik niet en dat patella hield ik maar voor me.
         Op de faculteit Noé kwam direct met de oplossing aanzetten: het moest natuurlijk niet “patellón” zijn, maar “pabellón”, paviljoen. Een muziektent is in het Spaans een “pabellón de música” (en een oorschelp een “pabellón de la oreja). Er zal in Tafira dus hoogstwaarschijnlijk een pabellón deportivo zijn, waar je (ik) op gezette tijden kunt tafeltennissen.

         Gaan we naar mijn muziek. Ook hier heb ik nog een mededeling vooraf te doen. Ik vertelde jullie dat zowel Adamo als Mick Jagger nu 68 jaar zijn . Ik vergat erbij te vermelden  dat Antonio Carlos (Tom) Jobim die leeftijd net niet gehaald heeft. Hij ging dood in 1994 als 67-jarige.
         In de pers werd deze week het overlijden van Billie Jo Spears bekendgemaakt. Ze stierf op 14 december jongstleden als 74-jarige, nog steeds met een fout permanentje in heur haar. In gedachte ga ik terug naar 1975, toen zij met “Blanket on the ground” een countryhit van jewelste had, met de controversiële zin erin: “Just because we are married, don’t mean we can’t slip around.” Ik heb drie cd’s van Billie Jo (Billie Jean voor haar vrienden en familie), maar nogal wat nummers staan er vaker dan een keer op. Na uitdunnen kom ik toch nog tot 48 verschillende nummers, 2,3 uur Billie Jo Spears. Er is veel meer muziek van haar, op youtube vind ik zonder moeite meer dan tien andere nummers en allmusic komt tot 28 “main albums”, het laatste in 2004. Echter, de verscheidene mensen die wel eens muziek voor mij opzoeken, verzekeren mij dat Billie Jo Spears moeilijk te vinden is met de bekende downloadprogramma’s.
         Daarmee zijn mijn overlijdensberichten op. Wat staat er in de week vóór kerstmis behalve Billie Jo Spears aan muziek op mijn programma? Laat ik mijn kerstboodschap vervolmaken met een heus dameszangduo, onze eigen Selvera’s, Mieke en Zus Jansen uit Weert. Hun samenzang heeft wel iets van de “close harmony” van de Everly Brothers. De beste nummers van de Selvera’s dateren van eind jaren 50. Hun debuutsingle in 1956 was meteen een hit, “Twee reebruine ogen” en daarna kwam in 1957 de klassieker “De postkoets”. Als elfjarige vond ik “De postkoets” best cool, als dat woord toen al bestaan had, maar eerlijk, het nummer heeft 50+ jaar later toch iets van zijn glans verloren. “Ver over berg en dal klonk ...?geschal, steeds als een blij signaal voor allemaal”, daar kun je tegenwoordig niet meer mee aankomen. Op de cd die ik van de Selvera’s heb, staan 18 liedjes. Van de andere 16 vind ik de Selvera’s vertaling van Qué sera, sera (de originele is van Doris Day) nog wel aardig, speciaal de steeds terugkerende zin: “Wat later de toekomst biedt, dat weten wij mensen niet”, de vertaling van “Whatever will be. will be, the future is not ours to see.”   

         En dan wou ik het nu even over de nering aan de boulevard hebben; daar heb ik helaas een negatief verhaaltje over. Ik vind het best, als “men” op gezette tijden iets probeert te verdienen aan de verkoop van armbandjes, sjaaltjes, trommels, zonnebrillen, enz., zoals dat ook op de rastro, de rommelmarkt op zondagochtend het geval is. Tot een tijdje terug waren kraampjes en zo op de boulevard was helemaal verboden, maar waarom zou je het niet toestaan op bijv. de zaterdagen, als de stad zijn best doet zijn “playa viva” te promoten. Echter, de zaterdag was nauwelijks vergeven aan de verkopers of ze pakten er ook de zondag bij, vervolgens zonder pardon ook de vrijdag en nu, binnen een maand, zetten ze hun waar al op de donderdag in de schijnwerper.
         Op de verschillende plekken, waar allerlei zitbanken staan, waarop bejaarden als ik horen plaats te nemen om met elkaar over het weer te praten, staan dus tegenwoordig mensen van allerlei pluimage met hun snuisterijen. Wij als Palmezen zijn onze plaats kwijt aan het raken en dat kan natuurlijk niet. Het akeligste vind ik een groep Afrikanen, negerinnen, op het plein bij de Tomas Miller. Die groep heeft daar in no time een flink stuk van het terras afgesnoept en kijkt ook nog enigszins bescheten uit zijn ogen. Zij zijn degenen die begonnen zijn met steeds meer dagen hun plek te claimen (overigens onder leiding van een Oost-Europeaan). Wordt het niet tijd dat hun kramen  en die van hun vele collega’s, weer tot de juiste proportie worden teruggebracht? Misschien moet ik er de politie, die hier aan de boulevard voortdurend present is, eens op wijzen, bij voorkeur op een donderdag.

         Vrijdagochtend liep ik over de boulevard op weg naar de overdekte markt aan de puntilla en wie kwam ik daar tegen, met zijn vrouw nog wel? De man van wie ik op die markt vaak gekookte ham en overrijpe oude kaas had gekocht, allebei erg lekker bij hem. Het verbaasde mij eerder dat zijn winkel al weer een tijdje dicht was. Had hij een lange vakantie genomen? Was er een ernstige ziekte bij hem geconstateerd? Nu bleek dat de man gewoon “alive and kicking” was, maar met pensioen. Zijn winkeltje op de markt wordt nu gerund door een aanmerkelijk jonger iemand, toch weer een man, met min of meer dezelfde eetwaren.
         Op weg naar de markt vond ik het bepaald druk bij de Belén De Arena, de kerststal van zand. Dat kwam, omdat diverse scholen uit de buurt besloten hadden dat de ochtend van vrijdag 16 december het moment was om er een kijkje te nemen. Het was een komen en gaan van hele horden kinderen, tussen de twee soldatenkoppen door op weg naar de ezel en de os en weer terug langs de andere kant. Als ik er hier één mag noemen: een hele club jongens en meisjes had zich als kerstman en kerstvrouw, waarom niet, uitgedost, maar zonder baard, en kwam net uitgelaten terug op de boulevard bij de Boom. De bijbehorende leidsters en leiders hadden allemaal een t-shirt aan, waarop de naam van de school vermeld stond: “Colegio Sacrado Corazón”, Heilig Hart School. Voor de mensen uit Maastricht: vroeger hoorde daar een Koepelkerk bij,  “La Iglesia Con Cúpula” (of is het “Iglesia Redonda”?).

         Vrijdag 16 december mocht ik pas om 5 uur ‘s middags het vliegtuig in. Het werd zelfs 6 uur, omdat een medepassagier voor Düsseldorf in de vertrekhal ziek was geworden, maar zijn koffer was wel al in het vliegtuig beland. Die koffer moest er dus “om veiligheidsreden”  eerst uit, voordat we mochten vertrekken. Dat klusje bleek maar liefst een half uur in beslag te nemen. Eerst was een kwartiertje in de kofferruimte rondgeneusd door één mannetje, maar die ving bot, waarop alle koffers uit het vliegtuig werden gehaald en daarna weer een voor een erin gezet, behalve dan die ene. Een en ander leidde ertoe dat ik in plaats van om half 11 pas om even over 11 in Düsseldorf landde, toen mijn koffer nog moest zien te vinden en uiteindelijk met Trudie pas om kwart over 1 in de WPstraat arriveerde. (In Canarische tijd was het nog kwart over 12, dus het euvel viel voor mij wel mee, voor Trudie niet.)

         Zondagmiddag kreeg ik de kans om naar een video te kijken van Arnold S. Relman. Deze dokter en voormalige editor van de New England Journal Of Medicine vindt oprecht dat het Amerikaanse gezondheidssysteem op de schop moet. Daarover heeft hij recent ook een boek geschreven. In dat kader werd hij geïnterviewd door decaan van de juridische faculteit van Harvard, een dikzak die er een aardige show van maakte.
         De gezondheidszorg is de V.S. is veel te duur, vindt Relman, en tientallen miljoenen mensen zijn helemaal niet of zwaar onderverzekerd. Dat komt, omdat men er een “zakelijke bedoeling” van gemaakt, waarin niet langer de beste zorg voorop staat, maar zo veel mogelijk geld verdienen. Steeds meer zijn mensen hebben zich intussen privé verzekerd, niet via een of ander MediCare systeem. En er zit een gigantische overhead op; klanten betalen  wel zo’n 20% extra om de kas van mensen te spekken, managers, die met de zorg zelf weinig van doen hebben. Het probleem los je volgens Relman niet op door de patiënt/consument er meer bij te betrekken en van daaruit het systeem te veranderen, maar door direct aan de kant van de zorgverleners in te grijpen. Laat dokters ophouden met vooral hun inkomen te willen vergroten. Geef ze een goed salaris en laat ze het werk in doen, waarin ze geschoold zijn: patiënten helpen. De overheadkosten kunnen gemakkelijk terug naar zo’n 3% en dat is heel veel minder geld.
         Ik heb begin november in Amerika het boek van Relman besteld: “A Second Opinion. Rescuing America’s Health Care”, waarin hij zijn ideeën uiteenzet. Ik kocht het tweedehands bij Amazon en dus duurt het kennelijk heel lang voordat het mij bereikt. Half december was het nog steeds niet gearriveerd in Las Palmas. Als het er binnenkort wel is, ga ik het nog eens doornemen.

         De afgelopen dagen zijn vooral dagen dat ik een bezoek heb gebracht aan het ziekenhuis en mijn tandarts. Ik ben nog onder de levenden. En het waren de dagen dat ik bij Trudie thuis at met Bölke, de intussen jarige Damaris, Marcel en Arno en met Trudie en Marij bij Rim, Desiree en Tristan thuis. Vanaf vanmiddag krijg ik Lux en Eva op bezoek en even later ook Jan Willem. Zaterdagavond verzorgt Trudie een kerstdiner vanuit mijn  nieuwe keuken, met ook Marion en Marc op de presentielijst. Vanaf maandag is het nog even feesten bij Peter en Nelly Abels in de Ardennen, met Rocky erbij, vervolgens bij Marij thuis voor de “friet met zoervleis” met nogmaals Rim, Desiree en Tristan en in Herkenbosch bij Johnny en Ans. Alleen de zondagmiddag en -avond en de donderdag heb ik nog rust; Trudie is dan met o.a. Math en haar Renske in de weer. Vrijdagmorgen vertrek ik in alle vroegte terug richting Las Palmas, waar het inderdaad nu zo’n kleine 20 graden warmer is.
         Mag ik het daarbij laten graag? Ontzie de boom de komende dagen, die staat er niet bij voor jullie, maar jullie zijn er voor hem. En laat de herdertjes bij nachte in het veld liggen, er is al genoeg vuurwerk. Ik wens jullie zonder uitzondering “felices fiestas” en “’ne goje roetsj”. We zien elkaar weer in 2012, waarschijnlijk op de verjaardag van Greetje, 3 januari. Tot ziens, hasta luego, PaulK.  

        
BOEKENBIJLAGE

         Toen ik bijna anderhalve week terug in Las Palmas een nieuw boek uit een van mijn twee grote boekenlades moest halen, dacht ik: “Laat ik maar een kleintje nemen. Dat heb ik wel uit voordat ik afreis,” En zo kwam ik terecht bij “Spionage tegen wil en dank” (in het Engels: “A kind of anger”) van Eric Ambler. Het is een Brunapocket uit 1965, spelend vooral in en om Nice.
         Journalist Piet Maas (‘nen Hollender) van World Reporter wordt er door zijn chef Sy Logan in Parijs en diens Amerikaanse baas Cust op uitgestuurd om ene Lucia Bernardi te zoeken en te interviewen. Zij was de vriendin van de onlangs vermoorde Iraakse kolonel Ahmed Arbil; op het nippertje wist zij toen, ook nog met medeneming van een koffer geheime documenten, te ontkomen. Piet Maas weet haar inderdaad in de buurt van Nice te ontdekken en blijkt het goed met haar te kunnen vinden. Er zijn drie partijen bovenmatig in de koffer geïnteresseerd: de groep koerden genaamd Dagh waarmee de kolonel zich verwant voelde, de Iraakse overheid in de persoon van generaal Farisi en een Italiaanse groep die het vooral om de olie in het gebied van de koerden te doen is. Lucia en Piet besluiten om de papieren aan meer dan een partij te verkopen, zich dan bij de politie te melden, waarna ze nog lang en gelukkig zullen leven. Ene Patrick Chase helpt hen bij de zwendel, maar besluit zich hiervoor wel royaal te laten betalen.
         De laatste 50 bladzijden van de 220 las ik in het vliegtuig naar Düsseldorf en tevreden deed ik het boek daarna terug in mijn handbagage. Eric Ambler zie ik als een mooie voorloper van de huidige thrillergeneratie en dit boek past daar aardig in. Het is nogal spannend en vooral heel onderhoudend. Het gaat in Maastricht terug mijn moordkast in met een 7+, met (iets) meer dan een ruime voldoende!

donderdag 15 december 2011

Weblogbrief 7.09, 15 december 2011

Weblogbrief 7.09, 15 december 2011

         Queridos extranjeros, beste allochtonen, ook deze laatste brief voor het kerstreces schrijf ik ongetwijfeld weer tot jullie en mijn genoegen. ¡Mucho gusto! En we zitten op acht dagen van de vorige brief, dus ga er maar eens voor zitten, ik heb best weer een en ander te vertellen.
         Het motto van deze brief is: “Estoy de Rodríguez”. Het zinnetje is mij aangereikt door Noé en Lorena, die ik dinsdagavond op het terras van El Bacha tegenkwam. “Estar de Rodríguez”, dat zeg je van werkende mannen die een paar dagen de vrijgezel mogen uithangen, als de rest van het gezin er even tussenuit is. Tijd om de bloemetjes buiten te zetten, zelfs achter de meiden aan te gaan. Het grote voorbeeld volgens Lorena is de film “The Seven Year Itch”. In het snikhete New York, hartje zomer, moet de sullige benedenbuurman van Marilyn Monroe het een aantal dagen zonder vrouw en kinderen stellen. Marilyn komt hem vol goedaardige bedoelingen opzoeken en vertelt hem o.a. dat ze met dat weer haar ondergoed in de ijskast bewaart; dan voelt het zo lekker koel aan, als ze het aantrekt. In dezelfde film gaat MM trouwens op een rooster staan, als de ondergrondse voorbijkomt. Het plaatje dat dat oplevert, kent iedere zichzelf respecterende man uit zijn hoofd.
         Trudie en Marij zijn eergisteren vertrokken en ik mag pas morgenavond naar Maastricht, dus heb ik drie dagen het rijk alleen. Gisteren en eergisteren heb ik heel normaal gedaan. Zal ik vanavond dan maar de man van “The Seven Year Itch” spelen, die zijn best doet om het een locale schone naar de zin te maken?

         Toen ik hier in 2005 kwam voor de eerste van mijn winters hier, had ik een beperkt aantal wensen, waarvan er eentje nooit in vervulling is gegaan: weer eens geregeld gaan pingpongen. Als tiener kon ik best een balletje slaan, een zoon van d’n Tum van Popeye en MTTC, de schrik van Zuid-Nederland, wat wil je? Bleek er volgens Jorge geen enkele tafeltennisclub in Las Palmas te zijn, zelfs niet elders op Gran Canaria, helaas. Hij heeft destijds nog rondgevraagd, mij erop gewezen dat in Santa Cruz de Tenerife wel een club was, maar hier, ho maar.
         Edoch! In de saaie nieuwbouw van de medische faculteit trof ik een annonce aan, die in niet mis te verstane woorden verkondigde: “TENIS DE MESA. DISFRUTA Y APRENDE”. Daaronder was te lezen: in de “aula deportiva” van de universiteit, op de campus in Tarifa, vlakbij Las Palmas, om precies te zijn in “el patellón polideportivo” (patellón?) kan er af en toe naar hartelust getafeltennist worden. “El tenis de mesa” staat voor de liefhebbers twee keer per week op het programma: iedere dinsdag- en vrijdagavond, van 7 tot half 9.  Zal ik met de kerst, als ik in Maastricht ben, mijn batje van de zolder halen en in januari eens een kijkje gaan nemen in Tafira of ik er nog wat van kan? Eindelijk!
         Terzijde, wie nog niet zo lang een balletje slaat, heeft het over pingpongen. Als je wat verder gevorderd bent, mag je tafeltennissen zeggen. Aan de top, waar mijn hooglustige vader verkeerde, heet het weer pingpongen. Ik hoop de komende tijd mijn tafeltennis om te kunnen buigen tot pingpong.

         Maar laten we naar mijn muziek gaan. Ik ben meer van Jacques Brel dan van Salvatore Adamo, als het op Waalse crooners aankomt. Echter, mijn Jacques Brel is al lang dood en begraven en Adamo leeft, nog steeds. Trudie en Marij vertelden mij vol enthousiasme over hun theaterbezoek aan Luik op zaterdagavond 26 november j.l. Met zo’n 1000 anderen waren ze getuige van een flonkerend optreden van Adamo, met een aantal gasten. Het theater bij de kathedraal heeft wel wat van de knusse Bonbonnière in Maastricht, met drie etages toeschouwers, maar het is allemaal wel een maatje groter. Van 8 uur tot half 11 konden de dames Adamo-adepten hun hart ophalen.
         Jullie kennen hem toch zeker nog wel, die Adamo? De Italiaanse Belg werd in 1964 in Nederland op slag bekend, toen hij in “Voor De Vuist Weg” van Willem O. Duys “Vous Permettez, Monsieur” bracht, het refrein ervan met een hele schare kinderen. De man is de 65 inmiddels gepasseerd, 68 is hij, met een grijzige kop. Maar zijn lokroep is er nog steeds. Alle bekende nummers kwamen in Luik voorbij, “La nuit” zelfs in het Italiaans, “La Notte”. Van de hits moesten Trudie en Marij volgens eigen zeggen alleen “Amour Perdu” ontberen.
         Op mijn LaCie staat Adamo met van alles en nog wat, zelfs met één cd in het Spaans: “Aquellos Manos En Tu Cintura” met 16 van zijn betere liedjes. Die komt bij dezen nog eens allemaal langs, onder luide bijval: “Un Mechón De Su Cabello”,  “Ella...”, “Una Lágrima En Las Nubes”, “Pequeña Felicidad”, “La Noche”. Zelfs de Spaanse  versie van “Inch’allah” wordt door Adamo met verve gebracht. (Het Spaans kent trouwens meer Moorse woorden; het bekendste is misschien wel “ojalá”, hopelijk.)   

         Mijn tweede plaat vóór de kerstvakantie is de ouverture van SuperHeavy, uiteraard de Deluxe edition, die ik van Jorge op een presenteerblaadje kreeg. Echte Mick Jagger-fans zoals ondergetekende weten al een tijdje dat de 68-jarige, alweer, schuinsmarcheerder zich voor de zoveelste keer geroepen voelde om een CD zonder de overige Rolling Stones te maken. Ditmaal, in 2011, komt hij met de groep SuperHeavy aanzetten. En zo doe je dat met je eerste plaat, die noem je naar je groep. Naast Mick Jagger speelt in SuperHeavy allereerst Dave Stewart, die ik al kende van de Eurythmics en meer nog van de film Alfie uit 2004, waarvoor hij samen met Mick Jagger de muziek schreef. Zijn stem lijkt trouwens wel op die van Mick. Dan hebben we Joss Stone, een nieuwe ster aan het popfirmament, van wie ik al zes cd’s heb, incluis eentje met de titel “LP1” van dit jaar. Op het hoesje van “LP1” draagt ze een ring van behoorlijke afmeting door haar linker neusvleugel. Blijven nog twee andere artiesten over om het vijftal van SuperHeavy compleet te maken: de man van de muziek van de Indiase Oscarwinnende film “Slumdog Millionaire, A. R. Rahman, en een rappende zoon van de beroemde Bob, Damian “Jr Gong” Marley.
         De cd bevalt mij helaas minder dan ik vooraf voor waar zou hebben gehouden. Misschien vind ik de combinatie van de vijf op dezelfde plaat minder geslaagd, of is het toch het ontbreken van good old Keith Richards dat mij een beetje tegenstaat? Wie weet. Ik heb hem een aantal keren afgedraaid de afgelopen week, SuperHeavy van SuperHeavy, maar echt boeien is anders. Zelfs de muziek, waarin Mick Jagger op de voorgrond treedt, vind ik niet helemaal je dat, wordt de man dan eindelijk oud? En toch, nummers als “One Day One Night”, “Never Gonna Change” en “I Can’t Take It No More”, boven het maaiveld steken ze wel nog altijd uit. (Enne... het laatste is toch wel een Jagger- en geen Stewartnummer?)   

         Ik heb nog een derde cd voor jullie, helemaal overgevlogen uit Brazilië. Noé is een grote fan van Antonio Carlos Jobim, (ACJ), kortweg Tom Jobim. En dus werd mijn collectie onlangs aangevuld met enig mij nog onbekend materiaal van de man. Hij is bij mij minder bekend als zanger en vooral als schrijver van soms heel mooie liedjes. Naast de cd’s, waarop ACJ zelf de zanger uithangt, heb ik een 3cd album van hem met 3X14=42 nummers, gespeeld en gezongen door allerlei Braziliaanse bekendheden en minder bekendheden, zoals Agostinho Dos Santos, Dick Farney, Elza Laranjera, Lucio Alves, Maria Creuza, Maysa, Vinicius De Moraes en Wanda Sá.
         Speciaal voor jullie komt Tom Jobim deze week echter aankakken met een andere cd, uit 1995: The Girl From Ipanema. The Antonio Carlos Jobim Songbook. Daarop staan 15 van zijn betere nummers, “vertolkt” door een keur van internationaal gevierde dames en heren. Hier zijn ze:
01. Stan Getz & Joao & A.Gilberto   Garota De Ipanema
02. Sarah Vaughn                              Corcovada
03. Billy Eckstine                               A Felicidade
04. Stan Getz,  Luiz Bonfá & ACJ     O Morro Nao Tem Vez
05. Astrud Gilberto & ACJ                Agua De Beber
06. ACJ                                            Só Danço Samba
07. Wes Montgomery                        Insensatez
08. Shirley Horn                                Once I Loved
09. Stan Getz & Charlie Byrd            Samba De Uma Nota Só
10. Joao Gilberto                               Meditaçao
11. Ella Fitzgerald                              Desafinado
12. Astrud Gilberto & ACJ                Dindi
13. Oscar Perterson                           Wave
14. Elis Regina & ACJ                       Aguas De Março
15. Dizzy Gillespie                   Chega De Saudade
         Mooi, hè, zelfs per brief. Daar gaan we, te beginnen met “The Girl Of Ipanema”, met op saxofoon niemand minder dan Stan Getz, en verderop o.a. Astrud Gilberto en de meester zelf met “Agua De Beber” en Ella Fitzgerald met “Desafinado”.

         Wat heb ik deze week nog meer in de aanbieding? Een mens zit vol kleine eigenaardigheden, ik in ieder geval. Als ik me naar het oude faculteitsgebouw begeef, de afdeling van o.a. Noé, Lluis en ook Jorge, als hij niet in de nieuwbouw uithangt, doe ik dat noodgedwongen, maar altijd met plezier per bus. Ik heb iets met bussen, in bussen zitten, ben een echte busman. Het liefst zit ik aan het raam vooraan, schuin naast de chauffeur. De bus naar “het werk” is doorgaans een half uurtje onderweg, de afstand is zo’n 10 km. Er zijn twee mogelijkheden vanaf Santa Catalina, de 12 (Puerto-Hoya Plata) en de 13 (Puerto-Tres Palmas). Omdat de 13 langs de markt van Vegueta gaat, doet die er ietsje langer over, maar veel maakt het niet uit. Wel komt de 12 wat vaker dan de 13. Verder is het belangrijkste verschil: het laatste stuk dat de bussen afleggen, is verschillend: de 12 gaat onder langs naar het San José ziekenhuis en het oude faculteitsgebouw en de 13 gaat boven langs tot voorbij dezelfde gebouwen.
         En nou komt mijn eigenaardigheid! Heen naar de faculteit neem ik bij voorkeur de 13 en terug steevast de 12. Een sluitende redenering zit daar niet achter, hoogstens dat ik aldus de laatste meters vóór het ziekenhuis altijd bergaf kan lopen. Maar waar hebben we het over, het gaat om een hoogteverschil van niks. En toch...

         Nou ik toch in de bus zit, afgelopen vrijdag (na maandag) zijn Trudie, Marij en ik wederom naar Maspalomas of eigenlijk Playa del Inglés gegaan, met de Globalbus. (Dat de dames bovendien donderdag met de auto erheen waren om ter plekke en in de buurt vijf geocaches op te rapen, heb ik maar even uit mijn geheugen verbannen. Ik zat toen pontificaal op mijn balkon met boek 1 van deze week.) We gingen vrijdag gedrieën op middagbezoek bij Ton en Marion.
         Als je naar buiten kijkt vanuit de bus, zie je echt van alles voorbijkomen en -flitsen. Jullie dachten misschien dat de bus direct na het vliegveld al Playa del Inglés binnenrijdt of het niks is, maar zo simpel zit de buswereld niet in elkaar. Er komt eerst nog van alles anders. Alleen al in de gemeente Maspalomas, waar Playa del Inglés onder valt, passeren we eerst Bahía Feliz. Trudie en Marij kunnen van deze deelgemeente meepraten; anderhalf jaar terug zijn ze er beroofd en hebben toen heel wat “kattepokkele” moeten uithalen. Dan komt Playa de Áquila, het strand van de adelaar, met een aftakking rechts naar pretpark Sioux City. Vervolgens passeert de bus o.a. het casino, voordat ze in San Agustín aanlegt. Dat stukje Maspalomas heeft o.a. een Zweeds schooltje, zelfs een Zweeds kerkje, dus in het Yupi Park vlakbij zal het wel barsten van de Zweden. Ik ben er eens met Marcel geweest en inderdaad, het klopt. Gaan we naar Playa del Inglés zelf, kennen jullie nog de verscheidene winkelcentra? De Globalbus passeert achter elkaar Tropical, Metro, (Kasba,) Yumbo, Cita, (eethuis Las Camelias) en bijna Gran Chaparral, voordat ze het echte Maspalomas in mag inrijden.
         Maar goed, we gingen naar T&M en die zaten om 12 uur op een bankje bij Yumbo op ons te wachten. Vervolgens hebben we in hun huisje (Dragon 2, C2D) lekker geluncht en later ook prima, zelfs uitstekend gegeten, met tussendoor een terrasstop in San Fernando en daarna nog eentje tussen Playa en Maspalomas in, boven bij het golfterrein. Het 8 uur nieuws is hier om 7 uur, we keken er gezamenlijk naar, maar het bracht niks nieuws. (In het Maastrichts is het tijdstip “achtoor”, maar een periode duurt “ach oor”; apart.) Blijft de vraag waarom de bus op maandagavond om even over half 8 naar Las Palmas maar tot San Telmo ging en die op precies dezelfde tijd op vrijdagavond wel door koerste  tot Santa Catalina.

         Nederland staat bekend staat om zijn windmolens, maar Spanje heeft er veel meer. Op weg naar het zuiden hier, net boven het San José ziekenhuis, zie ik een klein windmolentje staan in de tuin van het gebouw van de Guardia Civil, de militaire politie. Terzijde, die bestaat dus nog altijd! Het molentje past voor mij in de sector tuinkabouters en vijvertjes van niks, waarmee “wij” onze tuinen plegen te bevlekken. Het molentje van de Guardia Civil is niet meer dan één meter hoog, speelgoed eigenlijk Die jongens moeten ook hun ontspanning hebben, toch.
         Later onderweg, onder het vliegveld, zie ik de nodige stalen windmolens, nu van die echt grote met één wiek (dus alweer nep). Zij voorzien het eiland van “natuurlijke” energie, althans gedeeltelijk of maar zeer gedeeltelijk. Ik moet eens opzoeken wat die molens aan stroom opleveren per jaar. Maar leuk vind ik ze hoe dan ook, die joekels langs de autoweg, die daar in lange rijen staan te draaien of het niks is. En ik heb ze met de Franse slag geteld, het zijn er in totaal zo’n 100-150. (En dat cijfer klopt als een zwerende vinger, Ton.). 

         Afgelopen zaterdagavond vanaf 9 uur Canarische tijd was er tot 11 uur weinig publiek op straat. Toutes Las Palmas keek naar de voetbalwedstrijd Real Madrid-Barcelona, gewoon voor de nationale competitie, maar vergelijkbaar met Ajax-Feyenoord bij ons in de jaren 50 en 60. Er stond denk ik voor meer dan honderd miljoen euro’s op het veld in stadion Bernabeu. Uitslag: 1-3.  

         En dan moet me nu iets onbehoorlijks van het hart over mijn geboortestad  Maastricht. Men, dat is het clubje genaamd de Tempeleers, is weer goed voor een volgende blunder. Ze hebben het zo waar gepresteerd om voor komend jaar de kinderoptocht op carnavalsmaandag af te gelasten. Hoe bestaat het! Dat maakt het voor allerlei solisten, groepen en “wagele” onmogelijk om twee keer door de straten te crossen, op zondag en maandag. En diverse ouders, die op zondag in de optocht zitten, terwijl “grameer en grampeer met de (klein-)kinder” langs de kant staan. kunnen niet langer op de maandag met hun kinderen in de “kouts” de tocht nogmaals maken. De Tempeleers, nou zijn ze echt van God los.
         Ton en Marion, die zo ongeveer bij het startpunt van de kinderoptocht op de Hoogbrugstraat wonen, in de Siza-toren, kwamen met een reden, die mij de moeite van het vermelden waard lijkt. Officieel vertrekt de kinderoptocht wat later dan de zondagoptocht, om 3 uur pas. Het is hun de opgelopen jaren steeds weer gebeurd dat ze om half 3 of zo een kijkje wilden nemen aan de start, maar dan bleek dat een substantieel deel van de optocht al vanaf ongeveer 2 uur of zo onderweg was naar Maastricht-West. Allerlei “boonte störrem” die vanaf half 3 op de Hoogbrugstraat arriveerde, moest constateren dat er daar niks meer te beleven was. De vroege deelnemers aan de kinderoptocht en het organiserend Tempeleerscomité zaten al lang en breed in de Momus of de Vogelstruys dan wel waren met prins carnaval op het Vrijthof naar de omstanders aan het zwaaien.
         Als “iets” niet goed meer loopt, “hiere Tempeleers”, moet je er niet stante pede mee ophouden, maar je eerst eens afvragen waarom. De kinderoptocht op carnavalsmaandag, die schaf je niet zo maar af. Integendeel, als er problemen zijn, moet je de optocht nieuw leven inblazen.
         Vroeger verplaatste carnaval zich op de maandag van “de stad” (niet mijn woorden) naar Wieck, het domein van de Keemeleers en de worteleboere. Misschien moet Maastricht-Oost op de (late) middag van carnavalsmaandag maar eens zijn eigen optocht gaan organiseren, met voorop de hermenie vaan Wieck, Sint Fransiscus, en op het eind de vorst met zijn Keemeleers op een ouderwetse carnavalswagen. Als ik al niet meeloop, ga ik zeker langs de kant staan kijken. Vooruit, als ze “hem” organiseren, een kinderoptocht door Wieck, loop ik mee als “Einzelgänger”, in ieder geval tot bij kaffee Kien tegenover de Sint Martinuskerk om daar Lenie Menten op een borreltje te tracteren.

         Van T&M hoorde ik afgelopen vrijdag nog zo’n verhaaltje over Maastricht, dat mij in het verkeerde keelgat schoot. Jullie weten het: Essent is niet langer bereid om het gas voor de vlam van Minckelers gratis te leveren. Op het moment dat men in het stadhuis ieder dubbeltje moet omdraaien, laat het geprivatiseerde gasbedrijf ons finaal in de steek. Schande!
         Wethouder Jacques Costongs van de armlastige gemeente bedacht deze keer een prijsvraag om de vlam brandend te houden. Er waren, als ik het wel heb, maar liefst 120 inzendingen en wie heeft gewonnen? Een kunstenaarscollectief uit Luik genaamd Space Collection o.l.v. ene Alain de Clerck. Tot zover is er geen probleem. Zelfs als de beste inzending uit Verwegnistan zou komen, blijft het de beste. Echter, de Luikenaren zijn aan komen zetten met een oplossing die mij absoluut niet zint: zet bij Minckelers een muntautomaat en steeds als iemand er een euro in doet, brandt de vlam een minuut (volgens de krant). Dat zal dan heel wat toeristen en ouders met kinderen naar de markt lokken om de man van het gaslicht een vuurtje te geven. Ik voorspel een flop van jewelste, de zoveelste na eerder o.a. het gedoe met de kelder van Mosae Forum en het betalen voor de verplichte fietsenstalling. Jongens en meisjes van Essent, doe in vredesnaam niet zo kinderachtig en sponsor de vlam nog een aantal jaren! Jullie zijn immers rijk zat! Voor mijn part mag er bij Minckelers dan zelfs een bordje komen met de tekst: “Essent helt de vlam brannend” of “Essent gief ‘m e vuirke”.  

         Terug naar LPGC. Op zondagochtend mag ik hier graag een wandelingetje over de rommelmarkt maken. De vele verkopers komen denk ik voor de helft uit Afrika, braaf verdeeld over het Arabische noorden en de zwarte landen eronder. De andere helft bestaat uit wat allochtonen van elders, India, Zuid-Amerika, en natuurlijk een aantal Spanjaarden.
         De afgelopen weken moesten Trudie en Marij uiteraard mee naar de markt. En zo kwam Marij in het bezit van een truitje met lange mouwen, gekocht bij een Marokkaan of zo, en daarnaast enkele miniolifantjes met glittertjes erop, gekocht van een gitzwarte man. En Trudie zocht en vond een portemonneetje bij de kraam van een Afrikaanse schoonheid. Die vroeg er vijf euro voor, Trudie bood drie en de prijs werd al snel op vier euro afgemaakt. Zegt de zwarte dame na afloop glimlachend: “You are killing Africa!”. Dat is zeer wel mogelijk, maar niet waarschijnlijk.
         Mijn twee gasten hadden eerder deze week mijn temperatuurmetertje gemold, voorop Marij. Dus werd ik zondagmorgen verrast op een nieuw egaal wit apparaatje, keurig op maat, niet dieper dan 4 cm. Het staat nu met zijn grijs schermpje te pronken op de rand van mijn raam naar het balkon.   
        
         Een vraag die ons telkens weer boeit, betreft de groei van je vinger- en teennagels. Mijn vingernagels gebruik ik geregeld en ik knip ze zeg ééns in de drie weken. Daarentegen stel ik het knippen van mijn teennagels graag (?) uit; het knippen daarvan doe ik niet vaker dan ééns in de zes weken. Vraagje: groeien ze ook minder snel, die teennagels, of is het louter gemakzucht van mij dat ik ze minder vaak knip? Misschien moet ik het Elian eens vragen; die heeft daarvoor doorgeleerd.
         Afgelopen zaterdag was ik halverwege het knippen van mijn teennagels, toen mijn nagelknippertje het begaf. Daar zit je dan, met een geknipte linker en een ongeknipte rechter voet. Ik wist niet hoe snel ik me naar de één-euro-winkel moest reppen om mij een nieuwe “cortauñas” aan te schaffen. (Het woord moest ik eerst op mijn computer opzoeken.) Om de hoek bij mij hadden ze grote nagelknippers van één euro, terwijl de kleintjes voor een halve euro de deur uit gingen. Zo’n kleintje past precies in mijn leren mapje met ook een mesje en schaartje, dus die werd het. Trudie wist mij vervolgens te vertellen dat mijn “cortauñas” wel erg aan de kleine kant was. Een man doet het ook nooit goed!
        
         Dien ik als afsluiter nog met een Spaans lesje te komen? Vooruit! Media Markt is niet mijn favoriete zaak en alleen daarom al ben ik blij dat we sinds vandaag ook een Saturn in Las Palmas hebben. De winkel ligt bij Centro Comercial Las Arenas en, dat hoort zo, de eerste reclame van Saturn viel gisteren in mijn brievenbus. ¡GRAN APERTURA! ¡LA AVARICIA ME VICIA! ¡ELECTRONICA, TELEFONIA, INFORMATICA, IMAGEN Y SONIDO, MULTIMEDIA, FOTOGRAFIA! Het krantje, zeg maar krant, bevat naast deze kretologie haast alleen foto’s van de diverse artikelen met de lage prijzen er in grote cijfers bij. Mijn Spaanse lesje zijn de toevoegingen in een hoekje op de voorlaatste bladzijde:
ENTRAGA 24 HORAS O A :LA CARTA. “Escoge el día y la hora que más te convengan. Si quieres, también lo puedes tener en 24 horas. Además nos llevamos el embelaje y retiremos el producto usado.”
SERVICIO DE INSTALACION. “El instalador no abandona el domicilio del cliente hasta que este haya confirmado que todo se encuentra totalmente operativo.”
FINANCIACION. “Te ofremos la posibilidad de financiar tu compra y pagar en cómodos plazos. Pregunta por nuestras condiciones de financiación.”
GARANTIA PLUS. “Haz más largas las garantias de los aparatos adquiridos. Contrata este servicio y alarga las garantias hasta 3 o 5 años.”
PREMIO MINIMO GARANTIZADO. “En un plazo de 14 días, para un producto de iguales prestaciones adquiridos en un establecimiento comercial dentro nuestra provincia. So no cumplimos: devolución de la diferencia en tarjeta regalo.”
GARANTIA DE PROMOCION. “Disponibilidad de todos los productos anunciados durante la vigencia de la publicidad. Si no cumplimos: Entrrega gratuita a domicilo.”

         En dat was hem dan, mijn allerlaatste weblogbrief van 2011. Feliz Navidad en voor de Zweden onder jullie God Jul. We treffen elkaar langs deze mij sympathieke weg wederom in het nieuwe jaar, aoch ‘ne Zaolige Nuijaor alvas. als ik mijn serie wederwaardigheden en bespiegelingen vanuit Las Palas voortgezet. Voor nu, hasta luego, tot ziens, PaulK, deze keer met consumptie.

BOEKENBIJLAGE

         Weten jullie wat een “blurb” is? Dat Engelse woord staat voor de tekst, de aanprijzing, die op de kaft van een boek geschreven is.
         Op “Blood On The Tongue” van Stephen Booth zegt de achterflap o.a. dat Booth “a leading light of British crime writing” is, volgens iemand van The Guardian. Dat we van doen hebben met de “best traditional British crime novel of the year”, beweert de Independent. Wat er ook van zijn mag, op de foto binnenin ziet Stephen Booth eruit als een verwaarloosd eekhoorntje. Eerder heb ik al een paar mooie boeken van hem opgesoupeerd, “Black Dogs” en “Dancing With The Virgins”, als ik het wel heb. “Blood On The Tongue” is van 2002 en speelt in Edendale in het Engelse Derbyshire, in de buurt van Manchester.
            Hoofdpersoon is rechercheur Ben Cooper met in zijn kielzog zijn cheffin Diane Fry, die hem trouwens aardig koeioneert. Andere (allemaal) mannen op het politiebureau zijn o.a. Gavin Murfin en Paul Hitchens en, minder belangrijk, een aantal bazen. Er valt direct een tweetal doden: eentje wordt bij gebrek aan een naam “de sneeuwman” genoemd en de andere is de 28-jarige Marie Tennent, het liefje van de getrouwde Eddie Kemp. Waar de pasgeboren baby van Marie, Chloe, gesitueerd is, blijft lang onduidelijk. Andere interessante figuren uit de buurt zijn o.a. boekwinkelier Lawrence Daley, journalist Frank Baine en de Canadese Alison Morrissey.
         Onder het heden zit een ander verhaal van vroeger. Op 7 januari 1945, 57 jaar eerder, in WO2, stort in het gebied een vliegtuigje neer, een Lancaster SU-V op proefvlucht; het knalt tegen een rots op bij Irontongue Hill. In het vliegtuigje zitten zeven man, van wie er vijf overlijden en twee er levend en wel uitkomen, piloot Danny McTeague, de opa van Alison Morrissey (zie boven), en de Poolse immigrant Zygmunt Lukasz. Danny heeft zich na het ongeluk nooit meer laten zien. Zygmunt is nu oud en versleten en woont bij zijn zoon en schoondochter, Peter en Grace, van wie zoon Andrew sinds kort zoek is. Wie heb ik nog meer in de aanbieding? De verdwijning van Danny zou gezien zijn door Ted en George Malkin, toen nog schoolkinderen, van wie George nog steeds in het plaatsje woont. Van het reddingsteam van destijds na het ongeluk leeft Walter Rowland nog steeds, maar of hij veel te vertellen heeft... En dan zijn er nog de RAF-mensen, zoals Caldwell en Nash, die - eenmaal in het verhaal zittend - met overdreven ijver aan de slag gaan, omdat “de sneeuwman” iemand van de RAF blijkt te zijn.
         Wat moet ik met dit boek? Het heeft 632 bladzijden, bepaald niet niks, en toch ben ik er zonder problemen doorheen gekomen, dat moet ik Stephen Booth nageven. “Blood On The (Iron)tongue” vind ik erg spannend en het geeft bovendien een aardig kijkje op de wereld van de bommenwerpers vroeger en die van memorabilia verzamelen na WO2. Het lezen van mijn derde Booth is dus best de moeite waard geweest en daarvoor beloon ik hem met een volle 8. Ik heb er in Maastricht nog eentje van hem liggen; die gaat in januari of na carnaval mee naar Las Palmas.

         In een week van acht dagen (“Eight days a week”) ben ik natuurlijk goed voor nog een tweede boek, dat spreekt. Op aanraden van de dames T&M heb ik me ook door “Ravenzwart” geworsteld, een thriller van schrijfster en reclasseringsambtenaar Ann Cleeves. Het is van 2006, in vertaling van 2009, en speelt op de Shetland eilanden, ten noorden van Schotland (zoals ook Val McDermid op de kaft moet beamen).
         Het boek gaat over het leven in een plaatsje van niks. Aan de rand ervan is een lagere schooltje en enkele huizen. Een strenge onderwijzeres van de school, Margaret Henry, woont daar naast de school met haar milieuman Alex en mollige tienerdochter Sally  In een ander huis daar vinden we kunstenares Fran Hunter, gescheiden van playboy Duncan, met hun dochtertje Cassie.  En in weer een ander woont Engelse leraar Euan Ross, weduwnaar, met zijn tienerdochter Catherine, die filmregisseur wil worden. Vroeger woonden daar de Bruces met hun dochter Catriona, maar nadat die acht jaar terug verdwenen is, zijn ze verhuisd. Is dat de schuld van Magnus Tait, een oude enigszins debiele man die al sinds tijden in het vierde huis daar woont, vroeger met zijn moeder en zus, maar nu solo?
         Het boek begint met de moord op Catherine en daarop storten zich o.a. de locale politie-inspecteur Jimmy Perez en zijn collega uit Inverness Roy Taylor. Komen ze eruit? Gaan we naar de bijrollen, die worden o.a. gespeeld door Michael en Celia Isbister met hun zoon Robert. Die Robert is eigenaar van de boot Wandering Spirit (een prachtnummer van Mick Jagger, maar dat terzijde). Natuurlijk dient ook Lisa Murray met haar immense voorgevel hier genoemd te worden. En vanzelfsprekend noem ik hier trots de Shetlandse variant van carnaval, eind januari, Up Helly Aa, met als hoogtepunt het verbranden van een opgetuigd vikingschip.
         Ann Cleeves schrijft vlekkeloos en op haar verhaal is niets aan te merken. Maar spannend, echt spannend is anders. “Ravenzwart” kabbelt maar door en de plot is niet bijzonder, vind ik. Het is zo’n boek dat je niet terug in de kast zet tot je het uit hebt, maar je bent wel blij, als het zo ver is. Een 7- geef ik ervoor, een bijna ruime voldoende, maar mij echt bekoren kan Ann Cleeves helaas niet.

woensdag 7 december 2011

Weblogbrief 7.08, 7 dercember 2011


Weblogbrief 7.08, 7 december 2011

         Buenos cuates, beste makkers, we zijn een dag of zes verder, dus is het tijd om weer van me te laten horen. En “laten horen” is bij mij eerder een weblogbrief versturen, alweer nummer 7.08, dan dat ik bij iedereen aan de mobiele lijn hang. Zoals jullie weten, zit ik sinds afgelopen zaterdagmiddag opgescheept met Trudie en Marij, hetgeen me vooral op culinair gebied een aantal interessante oordelen oplevert: koken en afwassen is er even niet bij. Daar tegenover staan wel de nodige traktaties aan de boulevard plus een eindetentje bij casa Carmelo. Of hum bezoek ook voor mijn brieven aan jullie goed uitpakt, staat te bezien.
         Ik begin met mijn eerste van mijn twee brieven met; met staat hier voor: met de dames. Hij is grotendeels van vóór zaterdagmiddag, dus aan deze kunnen jullie het verschil met mijn brieven hiervóór nog maar half zien.

         Op naar mijn onvolprezen muziek. Ik heb voor deze week een drietal artiesten uitgekozen, te beginnen met Mike Oldfield. De man heeft iets raars over zich, maar gecharmeerd van sommige van zijn muziek ben en blijf ik. Hij is van 1953 uit het Engelse Reading en maakte zijn eerste plaat, Tubular Bells in 1973, als broekie van 20. Het was tevens met als titel Opus 1 de muziek bij de beroemde film The Exorcist. Als Mike Oldfield een New Age figuur is, was hij dat al in de zeventiger jaren, toen de term denk ik nog niet bestond. Hier zijn de cd’s die ik van hem heb, in een chronologisch rijtje:
(1973) Tubular Bells 1
(1974) Hergest Ridge
(1978) Incantations
(1982) Five Miles Out
(1983) Crises
(1984) Discovery
(1990) Amarok
(1992) Tubular Bells 2
(1993) Elements. The Best Of Mike Oldfield
(1994) The Songs Of Distant Earth
(1996) Voyager
(1998) Tubular Bells 3
(1999) Guitars
(2002) Tr3sLunas
(2005) Light + Shade, 2 cds
(2008) Music Of The Spheres.
         Het zijn er 15 inclusief een dubbelcd uit 2005 en exclusief een verzamelcd uit 1993. De meeste heb ik “even geleend” bij Centre Ceramique in Maastricht. Als ik zo het rijtje afga, vrees ik dat ik nog het nodige werk van Mike Oldfield mis; hij lijkt me iemand van “ieder jaar een nieuwe plaat”. Even kijken op Allmusic en ja hoor, ik ben wel over de helft, maar mis nog elf cd’s:
(1975) Ommadown
(1979) Exposed
(1979) Platinum
(1980) Airborne
(1980) QE2
(1984) The Killing Fields (Soundtrack)
(1987) Islands
(1989) Earth Moving
(1996) Women Of Ireland
(1999) The Millennium Bell
(2002) Thou Art In Heaven
         Uit de veelheid van Mike Oldfield mogelijkheden die ik al tot mijn beschikking heb, kies ik als muziekje “Guitars” uit 1999, een cd die ik van Noé kreeg. Er staan tien mooie nummers op de plaat, die ik jullie niet allemaal ga opnoemen. Nou vooruit, drie stuks moet kunnen: “Muse”. “Four Winds” en “Enigmatism”, vooral die vind ik van klasse getuigen.

         Als tweede wil ik het hebben over Hooker, niet de Nederlands boogie woogie koning Rob Hoeke, ook niet The Happy Hooker, hoe is de echte naam van deze schrijfster ook al weer, zelfs wacht ik nog even met John Lee Hooker, die komt zo aan de beurt. Ik doel hier op bluesgitarist pur sang Earl Hooker. Hij is geboren in 1929, komt uit Chicago en had in de jaren 50 en 60 een naam hoog te houden. En helaas is hij al in het jaar des Heren 1970 van ons heengegaan, op 41 jarige leeftijd. Voor het geval jullie daarbij aan drugs en alcohol mochten denken, hij stierf volgens mijn bronnen aan tuberculose.
         Als Earl Hooker wat klinkender had kunnen zingen, was hij wellicht een fenomeen geworden, maar hij moest het vooral hebben van zijn slide guitar en dan ben je al snel bijrijder. Als rechterhand van andere, meer bekende artiesten kwam hij niettemin een heel end. Ik heb een heel aardige plaat van hem samen met Junior Wells, in de serie The Blues Collection (nummertje 33), met uiteraard ook de bekende door hemzelf geschreven nummers “Blue Guitar” en “Blues in D-Natural”. Dat hij geheel solo ook aardig uit de voeten kon, daarvan getuige zijn “Simply The Best” (en denk nou niet aan Tina Turner) uit 1999.
         Als ik heel eerlijk moet zijn, vind ik hem op zijn grootst, als hij zijn mond houdt en louter zijn gitaar laat spreken. Ik prefereer dan ook “Tanya”, “Drivin’ Wheel”, “Sweet Black Angel” en “Hookin’” boven de nummers, waarop hij zijn stem laat horen. Hoewel, voor bijv. “If You Miss ‘Im...I Got ‘Im”, geschreven door John Lee Hooker, en zijn eigen “You Got To Lose” maak ik hier graag een uitzondering; die Earl Hooker nummers zijn echt van een bijzondere klasse. (En eigenlijk is die Earl Hooker beter dan mijn vorige en mijn volgende muzikant.)  

         En dan mag ik nu naar de hoofdact,  naar John Lee Hooker. Mijn eerste kennismaking met de man dateert van zo’n 50 jaar geleden. Ergens in de vroege jaren 60 liet Harry me eens een nummer van hem horen en vertelde me dat hij dat achter in een winkel had opgenomen. Was het “Boom Boom” of  - waarschijnlijker - een nummer van veel eerder? Je kon op de plaat halverwege de deur van de winkel horen opengaan. Zo iets blijft je bij, als je een broer in de platenwereld hebt zitten.
         Op het internet tref ik eenvoudig van alles aan over het leven en de muziek van John Lee Hooker. Hij is van 1917 uit een onduidelijk plaatsje in Mississippi en overlijdt bijna 84 jaar later. In de tussentijd en zelfs na zijn dood komen er onnoemelijk veel platen van hem op de markt, ook met steeds weer nieuwe muziek erop. Ik tel in de gauwigheid meer dan honderd originele albums, als ik de muziek van een aantal live optredens meetel. Als jongetje leerde John Lee gitaar spelen van zijn stiefvader, William Moore, zegt het verhaal. De eerste muzikale stappen, vooral tijdens WO2, zette “The Hook” in het Detroit blues circuit, bekend als hij was met zijn monotone stem en dito gitaar.
         Opvallend genoeg verschijnt zijn eerste plaat pas in 1948, als hij de 30 al gepasseerd is: “Boogie Chillen’” met “Sally Mae”, op het Modern Records label. Daarna volgt gestaag een hele serie 78-toeren platen, in het begin ook onder allerlei andere namen dan zijn eigen naam. Hij bedenkt ze vaak zelf, die liedjes, zowel muziek als tekst, hoewel hij niet kan schrijven. Luister bijv. eens naar “Hobo blues” uit 1949, “Huckle Up, Baby” uit 1950 en “I’m In The Mood” uit 1951. Dan komen de Vee-Jay jaren, van 1954 tot 1964, als John Lee Hooker een echte bekendheid wordt met nummers als “Baby Lee” uit 1955, “Dimples” uit hetzelfde jaar, “I Love You Honey” uit 1958, “No Shoes” uit 1960, “Boom Boom” uit 1962 en “Big Legs, Tight Skirt” uit 1964. Hij gaat daarna met van alles en iedereen samenwerken, met Canned Heat, Bob Dylan, B.B. King, Carlos Santana, Bonnie Raitt, The Blues Brothers en andere bekendheden. Ik heb zelfs een plaat van hem met Miles Davis en Van Morrison. John Lee Hooker overlijdt in 2001 in Californië, als een muziekmeneer die het in zijn leven helemaal gemaakt heeft.  
         Voor een uitgebreide biografie van John Lee Hooker verwijs ik naar de Engelstalige Wikipedia, naar Allmusic en naar diverse andere sites. Gaan we naar zijn cd’s. Ik had er natuurlijk al heel wat van de man, maar het waren losjes bij elkaar geplukte albums, zonder dat ik de coherentie kon ontdekken. Over de eerste 15 jaar, van 1948 tot 1965 weet ik nu een stuk beter hoe het allemaal in elkaar steekt. Reden: afgelopen donderdag kwam Jorge aanzetten met een compleet overzicht van de beginjaren van John Lee Hooker: vier cd’s over The Classic Early Years, 1948-1951, samen 100 nummers, en nog eens zes over The Vee Jay Years, 1955-1964, samen 127 nummers.
         Ik moet nog eens op mijn gemak controleren of de periode 1952-1954 inderdaad is meegenomen in deze serie liedjes. En Jorge vragen naar de muziek van John Lee Hooker uit de periode na 1964: de ABC jaren over 1965-1974 en de Rosebud jaren 1975-2001 (ik citeer uit de Engelse Wikipedia). Krijg ik die muziek uit die latere tijd nog aangereikt, geordend en wel, of moet ik daarvoor tussen mijn eigen platen gaan zoeken en maar hopen dat ik de belangrijkste muziek heb? Hoe dan ook, John Lee Hooker’s muziek uit de jaren 1948-1965 sluit ik uiterst dankbaar in mijn armen, met de bekende degelijkheid, waarmee Jorge zijn muziek pleegt te rubriceren. Zelfs alle hoesfoto’s en de namen van de schrijvers van alle nummers ontbreken niet. Dus daar gaan we, 227 nummers lang, ruim 11 uur muziek, John Lee Hooker, met matte stem, met mono gitaar, maar tampend op een stuk hout.

         Vrijdagavond deed ik mijn wandelingetje langs de boulevard en hield halt bij de kerststal van zand, “el belén de arena”. Ieder jaar is het een heel werkje om een nieuwe te construeren, van zo’n kleine tien zandkasteelbouwers. En vanaf afgelopen donderdag 1 december mogen wij hem weer een maand lang gaan besnuffelen en elkaar vertellen hoe mooi we hem wel niet vinden. Ik heb me  voorgenomen om samen met Trudie en Marij tussen de twee Romeinse koppen van zand en wat erop volgt, door te lopen. Even wachten dus.
         Nu wil ik jullie alvast laten kennismaken met de bij behorende tien meter hoge kerstboom op de boulevard. Hij, de boom, bestaat uit een aantal horizontale donkergroene ringen - elf stuks in totaal en van onderaf gezien worden ze steeds kleiner - met bovenop een ster in plaats van een piek. Voorbijgangers hebben zich de week ervoor in een tent bij boom en stal kunnen melden bij een hittepetit meisje. Dat zag er echt 100% uit als een coca cola kerstman, met pak, muts, laarzen, alles, alleen de baard ontbrak. Men  kreeg van haar een rode rechthoekige kaart, waarop een wens mocht worden genoteerd om hem vervolgens aan een van de kerstringen te bevestigen. (De elf ringen lagen toen nog naast elkaar op de grond opgesteld.) De boom staat sinds gisteren kaarsrecht en helaas, de bespiegelingen zijn praktisch onleesbaar geworden. Echter, ik herinner me dat “gezondheid”, “vrede” en “veel geluk” geziene onderwerpen waren. Daarnaast was een “zalig kerstfeest” populair, opgeschreven in zo ongeveer alle talen; alleen “’ne zaolige keersmes” ontbrak. Geheel in stijl heet de boom: “el árbol de los deseos”, de wensboom.
         Vrijdagavond werden “árbol y belén” officieel ingewijd. Hoogtepunt voormij was de aubade van het stadsorkest, zo’n “man” of 30, die klassieke nummers speelde, waarin af en toe opeens een stukje kerstlied in doorklonk: “Stille nacht, heilige nacht”,  “U zijt wellekome, Jezus lieve heer”, “De herdertjes lagen bij nachte”.

         Weten jullie al van de site “consumehastamorir.com”? Die club heeft prachtige affiches op de markt gebracht, zo prachtig dat de medische faculteit hier er een stuk of vijftien heeft tentoongesteld in de hal. Allemaal hebben ze wel wat; kijk zelf maar eens op het internet. Ik doe er hier maar één, m.i. de beste. Je ziet op de affiche een aantal “squarefruits”, vierkante watermeloenen, met een steeltje. Ze zijn van buiten groenig (en van binnen rood), zo hoort het ook. En er staat bijgeschreven: “producto ecologico: es verde”. Dan ga je toch denken: zo’n groen keurmerkje, dat is ook niet alles. Voor wie details wil, hier zijn een viertal zinnetjes opzij van de watermeloenenvierkanten:
1. “Los sandios transgenicas que guardan todo el sabor y la frescura del campo”, het gaat om genetisch gemanipuleerde watermeloenen, die al hun smaak behouden alsmede de frisheid van het platteland.
2. “Un diseño innovador salta a la vista”, een vernieuwend ontwerp springt in het oog.
3, “Acabados mate o brillo y metalizados”, afgewerkt zonder of met glans en met een metaalkleurtje.
4. “Opcional rabito de poliestileno”, facultatief met een piepschuimen steeltje.  

         De immense vlag van de stad is volgens sommige mensen de grootste verspilling van het jaar, maar anderen zoals de nieuwe burgemeester, van PP huize, zijn er wat blij mee. “El alcalde” beloofde hem bij zijn aantreden te realiseren en daar is hij, aan de Avenida Maritima Del Norte, naast het basketbalstadion. De witte stok, waaraan het dundoek vastzit, is zo’n vijftien meter hoog en de vlag zelf is zeg 4 bij 6 meter. Geel en blauw ziet hij eruit, in twee driehoekige vlakken met centraal het embleem van de stad in vooral rood en wapperen dat hij doet. Is het de zoveelste geldverspilling in een stad die op omvallen staat? Alleen al het onderhoud van de vlag zou volgens Noé zo’n 30.000 euro per jaar kosten, een verspilling van jewelste. Aan de andere kant vind ik: wie nooit eens met iets nieuws komt, stelt niet veel voor. Maar of het deze immense vlag moet zijn, die de stad wakker moet schudden (als hij al ophangt)...

         Jullie kennen de ontmoeting tussen Stanley en Livingstone ergens in het oerwoud van Afrika. Stanley is een journalist die in 1869 een jarenlange reis door het werelddeel begint. Twee jaar later komt hij onderzoeker Livingstone tegen, ergens bij een meer in Tanzania. Zegt  Stanley als intro: “Dr. Livingstone, I presume?” Waarop Livingstone geantwoord zou hebben met: ”Yes and I feel thankful that I am here to welcome you.”
         Jorge hier spreekt een aardig mondje Engels, maar overhouden doet het niet. Daarbij komt hij geregeld met woorden aanzetten die voor mij te veel schrijftaal zijn, als ik ze al zou gebruiken. Zo heeft hij de neiging om aanhoudend het werkwoord “presume” te gebruiken. “They presume this, whereas I presume that”, “Let us presume that” in de betekenis van “vermoeden, aannemen, vooronderstellen”. Wat is er tegen: “suppose, imagine, believe, expect”, desnoods “assume”, werkwoorden die veel populairder zijn? Ik wijs hem wel eens op zijn onvolkomenheid. Echter, goede raad is duur; het is en blijft voor hem te pas en te onpas “presume”. Nou heeft ieder mens recht op een foutje, maar Jorge heeft er meer (die ik hier niet ga zitten uitmeten). “Dr. Doreste, I presume?”

         Al de nodige jaren zijn de kantoren van het San José ziekenhuis en het oude faculteitsgebouw ertegenover rookvrij, “espacio sin humo”. Ik herinner me dat iemand de aankondiging een aantal jaren veranderd had in “espacio sin humor” Ha, ha, lach ik ook eens. Maar het “prohibido fumar” heeft zich helaas steeds verder uitgebreid, zeker op het ziekenhuisterrein, tot ergernis uiteraard van de rokende medemens en de stervelingen zoals ik die “hem” zijn verslaving gunnen, zeker in de buitenlucht. Sinds kort mag er op het hele terrein niet meer gerookt worden, niet meer in gemeenschappelijke ruimtes, niet meer op je eigen kamer en nu dus ook niet meer buiten in de open lucht. Het is als gevolg van een wet uit 2010: “Prohibido fumar en todo el recinto hospitalario”. Nog even en je moet voor je sigaretje hele afstanden gaan afleggen, voordat je eindelijk eens mag opsteken. Komt het moment eraan dat roken gewoon overal strafbaar wordt gesteld en wie betrapt wordt, bijv. in zijn  eigen huis of in een park, de bak in
draait? Erg ver ervan af zijn we niet meer.

         Afgelopen maandag was ik met Trudie en Marij in Maspalomas, om precies te zijn in clubhotel RIU Gran Canaria. En nog preciezer, zij tweeën vertrokken twee uur eerder met de bus, zodat ze eerst nog vier geocaches konen ophalen.
         We troffen elkaar om 12 uur bij het busstation in Maspalomas, onbedoeld, en zaten even later aan een drankje bij Marja, Claar en Cintha op het terras van het complex. Marja is een volle nicht van Trudie en C&C zijn haar beste vriendinnen. Gedrieën zaten ze voor twee weken, tot aan vandaag, in dit all in hotel aan de boulevard daar. All in, je betaalt vooraf voor je kamer, eten, drinken, bezig gehouden worden, zwemmen, handdoeken enz. en vervolgens is het continu feesten geblazen in het hele complex, overal. Het merendeel van de gasten was boven de vijftig, heel soms met heel kleine kinderen in hun kielzog. Wat me vooral opviel, was dat er echt wordt flink ingenomen door haast iedereen. (MCC vormen daarop geen uitzondering.)
         Met zijn zessen hebben we maandagmiddag vooral heel wat afgekletst. En er werd zeer copieus geluncht in het restaurant; wij drieën kregen tegen betaling een blauw bandje om onze pols voor de nectar en ambrozijn van die middag. Goedkoop was het niet, maar we hebben - zeker als je alle drank meetelt - het geld er gemakkelijk uitgehaald. Na het eten heb ik zelfs nog een soort van Cubaanse mojito gedronken en daarna een pacharan, een Spaanse sjrobbeleer, weer eens wat anders. Om half acht zaten we voldaan weer in de bus terug naar Las Palmas.  

         De vuilnisauto’s hier zijn in het groen uitgevoerd, ecologisch toch (zie boven)? Op de zijkant staat steeds zo iets als “medio ambiente”. Dat “ambiente” snap ik, de omgeving, maar waar slaat dat “medio” op? Ik heb het eens opgezocht in mijn onvolprezen woordenboek en dat zegt dat “medio ambiente” de leefomgeving betekent? De leefomgeving, dat is dan een woord dat ik niet heb bedacht. Grapje: is “ambiente” niet ook de homoscene?
         Om in stijl te blijven: je bent jong en homo en je wilt wat. Vrienden hebben je erop opmerkzaam gemaakt dat een pontificale oorbel in homokringen “in” is, eentje, niet méér. Doe je die dan in/aan je linker of in je rechter oor? Zijn daar conventies voor?

         Ik heb hier wel eens de uitdrukking “hasta los codos” gebruikt. “Hablar hasta los codos” wordt gezegd van mensen die maar door kletsen, een beetje een  spraakwaterval zijn. Er is zelfs een boekje met allerlei Spaanse zinnetjes en uitdrukkingen dat zo heet en dat ik me ooit tot mijn genoegen heb aangeschaft.
         In een folder van de Spar hier heeft men het over “hasta los andares”, die uitdrukking was voor mij nieuw. In mijn woordenboek staat ze niet, dus maar eens doorlezen in de folder. “Del cerdo hasta los andares” duidt erop dat je van een varken werkelijk alles kunt opeten, “cada parte de su cuerpo, desde la cabeza a las patas”, elk lichaamsdeel, van kop tot poten. Niet verkeerd, maar de folder bevat ook klinkklare zever. Gezondheid en varkensvlees?
+ Es rica en ácidos grasos monoinsaturados, los cuales contribuyen a reducir los nivelesde colesterol mlo (LDL) y augmentar el colesterol bueno (HDL).
+ La carne de cerdo contiene Omega 3, nutriente indispensable para el correcto desarrollo del cerebro durante el embarazo y la infancia.
+ La carne de cerdo es rica de hierro, potasio, magnesio, zinc, fósforo y vitamina B1.
         En dat was dan tevens mijn foute Spaanse lesje. Wat een kul! Er zijn genoeg redenen om op zijn tijd een stukje varkensvlees te eten; het is lekker in de pan en op brood. Ik mag bijv. graag een stokbroodje beleggen met salami of chorizo, maar kom me asjeblief niet aanzetten met “ácido monoinsaturado”, “omega 3” of “potasio”. En zoals het een jongen uit Las Palmas betaamt: een schijf pata asada met een gebakken eitje op verse pan molida, of een schep sobrasada op knapperige barra integral, dat gaat er wel in, maar extra fosfor of vitamine B1 om mijn gezondheid te bevorderen, daarvoor ben ik helaas en gelukkig niet in de wieg gelegd.

         En daarmee ben ik aan het einde van mijn sinterklaasbrief. Trudie en Marij gedragen zich redelijk, echte klachten heb ik nog niet. Ik begrijp van hun, vooral van Trudie, dat De Poort nu echt in vreemde handen is. Ze is nog naar het uitlui-feestje geweest vlak voor 1 december, tussen haar werk, babysitten en andere bezigheden buitenshuis door. Rocky en Caroline wonen niet meer boven de zaak, hebben zich onlangs op de Gildeweg genesteld, bij het begin van de Tongerseweg. En eerlijk is eerlijk, vanaf nu betalen ze net zo veel als ik voor hun consumpties in de “kaffee”. En Marij is als 67-jarige nog steeds aan het werk, niet alleen als boekhoudster op een advocatenkantoor voor anderhalve dag in de week, maar ook als - onbetaalde, gelukkig! - oma voor een heel rijtje kleinkinderen.
         Het leven hier in Las Palmas is goed vol te houden, ik neem aan ook de komende week, als de dames er nog zijn. Aan jullie in Holland wordt vanaf nu toegestaan om een kerstboom te kopen, een spar, en hem op te tuigen met hele bossen engelenhaar. Het eventuele stalletje met de ezel en de os mag ook weer uit de doos op zolder en op het dressoir worden neergezet. Ik houd het voor gezien, maar meld me graag volgende week nog een laatste keer dit jaar, waarschijnlijk op de woensdag. Ik wens jullie alvast een plezierig voorkerstmis. De ballen, maar hoe zeg je dat in het Spaans: bailes, balones,  bochas, bolas, huevos, pelotas, pijos? Ik heb geen idee. Dus eindig ik toch weer met mijn gebruikelijke hasta luego, tot ziens, PaulK.    

BOEKENBIJLAGE

         Mijn eerste boek van deze week is er een van Don Winslow, “The power of the dog” uit 2005. Eerder heb ik jullie al eens opgezadeld met een mooie Winslow, zelfs in het Nederlands: “Brand verzekerd”. En toen al dacht ik: “Van die man moet ik meer gaan lezen, zijn schrijfstijl bevalt me”. Vaag staat me trouwens bij dat ik nog een ander boek van hem hier gerecenseerd heb. Be this as it may, deze week is “The power of the dog” aan de beurt, vol uit: Deliver my soul from the sword; my love from the power of the dog”, psalm 22:20.
         De schrijver heft iets met Zuid-Californië, dus “El poder del perro” mag ook. Voor een beetje Spanjaard als ik zit er trouwens best wat Spaans, met name Mexicaans, door het boek heen. Moet ik met een rijtje komen? Hier zijn wat woorden, Marcel, doe er je voordeel mee: battura, chocho, chupar, cuate (zie mijn briefaanhef), güero, pendejo, picaflor, sicario, tragona.
         Het boek, fictie?, geeft een overzicht van de drugshandel en drugsoorlog tussen (vooral) de VS en Mexico vanaf 1975 tot aan de eeuwwisseling. Veel verkeer over en weer loopt via het grensgebied in Californië, bijv. tussen San Diego en Tijuana, maar de hele grens tussen de VS en Mexico, het blijft een gatenkaas. En voor de duidelijkheid, ook diverse andere drugsroutes komen aan bod.
         Aan de kant van de drugsbestrijders noem ik hier in de eerste plaats politieman Art Keller van de DEA, met in zijn kielzog  Ernie Hidalgo en Shag Wallace en ook wel Antonio Ramos. Meer op de achtergrond zie ik CIA-mensen als Tim Taylor en later John Hobbs en wellicht ook Sal Scachi. Aan de kant van de boeven zijn in New York Paulie Calbrese (geen drugs!) met Neil Demonte, Johnny Boy en Tommy Bellavia actief. Aan de Mexicaanse boevenkant komen we al snel terecht bij Miguel Angel Barrera ofwel tío Angel, zijn zoons Adán en Raúl, later ook Fabián Martínez, bijnaam El Tiburón. En niet te vergeten natuurlijk zijn er Tío Angel’s drie onderbazen: de al wat oudere Garcia Abrego, Chalino Guzman ofwel El Verde vanwege zijn groene schoenen, en Güero Mendéz alias Blondie. En dan zijn er nog diverse andere spelers, zoals de linkse pater Juan Parada, later zelfs aartsbisschop en kardinaal, en een hele rij dames, onder wie (alfabetisch) Althie, Cassie, Gloria, Lucía, Pilar en bovenal callgirl Nora Hayden (met haar lerares Hayley Saxon). Een min of meer dubbelrol zie ik voor een van oorsprong New Yorks schavuitengroepje: Big Peaches (160 kilo), Little Peaches, Mickey Haggerty, Stevie O’Leary, voor zijn vrienden O-Bop, en vooral Sean Callan, een Iers wonder als het op liquideren van mensen aankomt. En voor een komische noot verwijs ik naar de pauselijke nuntius Antonucci, die op blz. 195 tegen Juan Parada helemaal los gaat. Zelfs de aardbeving van Mexico city, gebouwd op een meer, wisten jullie dat?, op 19 september 1985 blijkt een “act of God” te zijn en niks anders.
         Vallen er wel doden in de 540 bladzijden van het boek? Als ik jullie vertel dat van alle in de vorige alinea genoemde personen in 2000 haast niemand meer over is en bovendien haast niemand gewoon gestorven is, moet dat denk ik genoeg zeggen. “The power of the dogs” is ongemeen spannend, het leest als een trein en toen ik het uit had, dacht ik: “Had ik er nog maar ze een”, zo mooi. Dit boek van Don Winslow is te goed voor een 8, ook een 9 is mij te min. Mijn recensiecijfer gaat daarboven uit: een 9½. Dit is zo ongeveer het beste moordboek dat ik de afgelopen jaren gelezen heb. Of ik het nog aan iemand van jullie wil uitlenen, ik ben er eerlijk gezegd niet happig op.

         Gaan we naar boek 2, want ik heb er twee uitgelezen in de afgelopen week. Jullie kennen de overbekende trilogie van Stieg Larssen, maar weten  jullie ook al van de meer recente trilogie van Jens Lapidus? De schrijver is van 1974 en van zijn eigenlijke beroep een soort Zweedse Bram Moskowitz. Het eerste van zijn drie boeken, in het Zweeds verschenen in 2006, heet “Snabba cash”, wat Bruna in 2009 netjes vertaald heeft met “Snel geld”.
         Het is het verhaal van verschillende onderwereldfiguren in Stockholm, betrokken bij van alles, maar vooral de cocaïnehandel. Allereerst is er de kakker JW. Johan Westlund, van eenvoudige komaf, maar dat mogen zijn kakvrienden en -vriendinnen niet weten. Hij kan eerst nauwelijks rondkomen, maar doet uiteindelijk steeds betere zaken in de cocaïnewereld. Boven hem staat arabier Abdulkarim met zijn hulpje Fahdi en daar weer boven de Joegoslaven Nenad en Radovan. Dan is er J-boy,  de Chileense Jorge Salinas Barrio, die uit de gevangenis is ontsnapt, waar hij zes jaar moet uitzitten wegens zijn cocaïneverkoop. Buiten de poort wordt hij al snel in elkaar geslagen door Joegeslaaf Mrado, in opdracht van dezelfde, al genoemde Radovan. Jorge sluit zich vervolgens bij het cocaïneclubje van JW aan, niet wetend dat Radovan daarvan ook de uiteindelijke baas is. Gaande het verhaal willen Mrado en Nedad het liefste voor zichzelf beginnen, zeker als Radovan ze degradeert. Buiten al deze mensen zijn er diverse figuren die zijdelings een rol in het verhaal spelen, zoals zus Camilla van JW, neef Sergio en zus Paola van Jorge, dochter Lorisa van Mrado, hoertje Nadja, jetset Carl van disco’s en feesten en leraar Bruneus van Camilla’s avondschool. Op het eind van het boek wordt maar liefst 100 kilo cocaïne vanuit Engeland naar Zweden; dat is nog eens een vrachtje!
         Als ik vertaler Jasper Popma mag geloven, komen er in het boek allerlei Zweedse slangwoorden voor, die hij in het Nederlands keurig vertaalt in ons jargon. Ik geef hier een onvolledig rijtje Nederlandse equivalenten: chill, diggen, dissen, doekoe, floes, katvanger, kill, mattie, nakken, skotoe. Arno, jij bent nogal van de straattaal en van het strafrecht, ken jij die woorden?
         Jens Lapidus komt met “Snel geld” aanzetten met een redelijk spannende thriller. Ga ik later ook deel 2 en 3 van de serie lezen? Ik denk van wel, trouwens, deel 2 heb ik in Maastricht al in huis, dus dat zal er sowieso een keer aan moeten geloven. Toch, als ik heel eerlijk moet zijn, vind ik schrijvers als Stieg Larssen, Henning Mankell en (vroeger) Sjöwall & Wahlöö vooralsnog net even beter. De boeken van Jens Lapidus zijn mij een beetje te gepromoot; “Een meesterwerk”, “Geweldig”, “De wereld van Tarantino”, “De Zweedse James Ellroy”, “Vijf sterren (VN)”. Alle gekheid op een stokje ben ik een maatje gereserveerder dan sommige persmuskieten, die het boek lovend bespraken. Zijn “Snel geld” krijgt van mij als recensiecijfer een 8-, wel goed, maar niet echt fantastisch.