donderdag 15 december 2011

Weblogbrief 7.09, 15 december 2011

Weblogbrief 7.09, 15 december 2011

         Queridos extranjeros, beste allochtonen, ook deze laatste brief voor het kerstreces schrijf ik ongetwijfeld weer tot jullie en mijn genoegen. ¡Mucho gusto! En we zitten op acht dagen van de vorige brief, dus ga er maar eens voor zitten, ik heb best weer een en ander te vertellen.
         Het motto van deze brief is: “Estoy de Rodríguez”. Het zinnetje is mij aangereikt door Noé en Lorena, die ik dinsdagavond op het terras van El Bacha tegenkwam. “Estar de Rodríguez”, dat zeg je van werkende mannen die een paar dagen de vrijgezel mogen uithangen, als de rest van het gezin er even tussenuit is. Tijd om de bloemetjes buiten te zetten, zelfs achter de meiden aan te gaan. Het grote voorbeeld volgens Lorena is de film “The Seven Year Itch”. In het snikhete New York, hartje zomer, moet de sullige benedenbuurman van Marilyn Monroe het een aantal dagen zonder vrouw en kinderen stellen. Marilyn komt hem vol goedaardige bedoelingen opzoeken en vertelt hem o.a. dat ze met dat weer haar ondergoed in de ijskast bewaart; dan voelt het zo lekker koel aan, als ze het aantrekt. In dezelfde film gaat MM trouwens op een rooster staan, als de ondergrondse voorbijkomt. Het plaatje dat dat oplevert, kent iedere zichzelf respecterende man uit zijn hoofd.
         Trudie en Marij zijn eergisteren vertrokken en ik mag pas morgenavond naar Maastricht, dus heb ik drie dagen het rijk alleen. Gisteren en eergisteren heb ik heel normaal gedaan. Zal ik vanavond dan maar de man van “The Seven Year Itch” spelen, die zijn best doet om het een locale schone naar de zin te maken?

         Toen ik hier in 2005 kwam voor de eerste van mijn winters hier, had ik een beperkt aantal wensen, waarvan er eentje nooit in vervulling is gegaan: weer eens geregeld gaan pingpongen. Als tiener kon ik best een balletje slaan, een zoon van d’n Tum van Popeye en MTTC, de schrik van Zuid-Nederland, wat wil je? Bleek er volgens Jorge geen enkele tafeltennisclub in Las Palmas te zijn, zelfs niet elders op Gran Canaria, helaas. Hij heeft destijds nog rondgevraagd, mij erop gewezen dat in Santa Cruz de Tenerife wel een club was, maar hier, ho maar.
         Edoch! In de saaie nieuwbouw van de medische faculteit trof ik een annonce aan, die in niet mis te verstane woorden verkondigde: “TENIS DE MESA. DISFRUTA Y APRENDE”. Daaronder was te lezen: in de “aula deportiva” van de universiteit, op de campus in Tarifa, vlakbij Las Palmas, om precies te zijn in “el patellón polideportivo” (patellón?) kan er af en toe naar hartelust getafeltennist worden. “El tenis de mesa” staat voor de liefhebbers twee keer per week op het programma: iedere dinsdag- en vrijdagavond, van 7 tot half 9.  Zal ik met de kerst, als ik in Maastricht ben, mijn batje van de zolder halen en in januari eens een kijkje gaan nemen in Tafira of ik er nog wat van kan? Eindelijk!
         Terzijde, wie nog niet zo lang een balletje slaat, heeft het over pingpongen. Als je wat verder gevorderd bent, mag je tafeltennissen zeggen. Aan de top, waar mijn hooglustige vader verkeerde, heet het weer pingpongen. Ik hoop de komende tijd mijn tafeltennis om te kunnen buigen tot pingpong.

         Maar laten we naar mijn muziek gaan. Ik ben meer van Jacques Brel dan van Salvatore Adamo, als het op Waalse crooners aankomt. Echter, mijn Jacques Brel is al lang dood en begraven en Adamo leeft, nog steeds. Trudie en Marij vertelden mij vol enthousiasme over hun theaterbezoek aan Luik op zaterdagavond 26 november j.l. Met zo’n 1000 anderen waren ze getuige van een flonkerend optreden van Adamo, met een aantal gasten. Het theater bij de kathedraal heeft wel wat van de knusse Bonbonnière in Maastricht, met drie etages toeschouwers, maar het is allemaal wel een maatje groter. Van 8 uur tot half 11 konden de dames Adamo-adepten hun hart ophalen.
         Jullie kennen hem toch zeker nog wel, die Adamo? De Italiaanse Belg werd in 1964 in Nederland op slag bekend, toen hij in “Voor De Vuist Weg” van Willem O. Duys “Vous Permettez, Monsieur” bracht, het refrein ervan met een hele schare kinderen. De man is de 65 inmiddels gepasseerd, 68 is hij, met een grijzige kop. Maar zijn lokroep is er nog steeds. Alle bekende nummers kwamen in Luik voorbij, “La nuit” zelfs in het Italiaans, “La Notte”. Van de hits moesten Trudie en Marij volgens eigen zeggen alleen “Amour Perdu” ontberen.
         Op mijn LaCie staat Adamo met van alles en nog wat, zelfs met één cd in het Spaans: “Aquellos Manos En Tu Cintura” met 16 van zijn betere liedjes. Die komt bij dezen nog eens allemaal langs, onder luide bijval: “Un Mechón De Su Cabello”,  “Ella...”, “Una Lágrima En Las Nubes”, “Pequeña Felicidad”, “La Noche”. Zelfs de Spaanse  versie van “Inch’allah” wordt door Adamo met verve gebracht. (Het Spaans kent trouwens meer Moorse woorden; het bekendste is misschien wel “ojalá”, hopelijk.)   

         Mijn tweede plaat vóór de kerstvakantie is de ouverture van SuperHeavy, uiteraard de Deluxe edition, die ik van Jorge op een presenteerblaadje kreeg. Echte Mick Jagger-fans zoals ondergetekende weten al een tijdje dat de 68-jarige, alweer, schuinsmarcheerder zich voor de zoveelste keer geroepen voelde om een CD zonder de overige Rolling Stones te maken. Ditmaal, in 2011, komt hij met de groep SuperHeavy aanzetten. En zo doe je dat met je eerste plaat, die noem je naar je groep. Naast Mick Jagger speelt in SuperHeavy allereerst Dave Stewart, die ik al kende van de Eurythmics en meer nog van de film Alfie uit 2004, waarvoor hij samen met Mick Jagger de muziek schreef. Zijn stem lijkt trouwens wel op die van Mick. Dan hebben we Joss Stone, een nieuwe ster aan het popfirmament, van wie ik al zes cd’s heb, incluis eentje met de titel “LP1” van dit jaar. Op het hoesje van “LP1” draagt ze een ring van behoorlijke afmeting door haar linker neusvleugel. Blijven nog twee andere artiesten over om het vijftal van SuperHeavy compleet te maken: de man van de muziek van de Indiase Oscarwinnende film “Slumdog Millionaire, A. R. Rahman, en een rappende zoon van de beroemde Bob, Damian “Jr Gong” Marley.
         De cd bevalt mij helaas minder dan ik vooraf voor waar zou hebben gehouden. Misschien vind ik de combinatie van de vijf op dezelfde plaat minder geslaagd, of is het toch het ontbreken van good old Keith Richards dat mij een beetje tegenstaat? Wie weet. Ik heb hem een aantal keren afgedraaid de afgelopen week, SuperHeavy van SuperHeavy, maar echt boeien is anders. Zelfs de muziek, waarin Mick Jagger op de voorgrond treedt, vind ik niet helemaal je dat, wordt de man dan eindelijk oud? En toch, nummers als “One Day One Night”, “Never Gonna Change” en “I Can’t Take It No More”, boven het maaiveld steken ze wel nog altijd uit. (Enne... het laatste is toch wel een Jagger- en geen Stewartnummer?)   

         Ik heb nog een derde cd voor jullie, helemaal overgevlogen uit Brazilië. Noé is een grote fan van Antonio Carlos Jobim, (ACJ), kortweg Tom Jobim. En dus werd mijn collectie onlangs aangevuld met enig mij nog onbekend materiaal van de man. Hij is bij mij minder bekend als zanger en vooral als schrijver van soms heel mooie liedjes. Naast de cd’s, waarop ACJ zelf de zanger uithangt, heb ik een 3cd album van hem met 3X14=42 nummers, gespeeld en gezongen door allerlei Braziliaanse bekendheden en minder bekendheden, zoals Agostinho Dos Santos, Dick Farney, Elza Laranjera, Lucio Alves, Maria Creuza, Maysa, Vinicius De Moraes en Wanda Sá.
         Speciaal voor jullie komt Tom Jobim deze week echter aankakken met een andere cd, uit 1995: The Girl From Ipanema. The Antonio Carlos Jobim Songbook. Daarop staan 15 van zijn betere nummers, “vertolkt” door een keur van internationaal gevierde dames en heren. Hier zijn ze:
01. Stan Getz & Joao & A.Gilberto   Garota De Ipanema
02. Sarah Vaughn                              Corcovada
03. Billy Eckstine                               A Felicidade
04. Stan Getz,  Luiz Bonfá & ACJ     O Morro Nao Tem Vez
05. Astrud Gilberto & ACJ                Agua De Beber
06. ACJ                                            Só Danço Samba
07. Wes Montgomery                        Insensatez
08. Shirley Horn                                Once I Loved
09. Stan Getz & Charlie Byrd            Samba De Uma Nota Só
10. Joao Gilberto                               Meditaçao
11. Ella Fitzgerald                              Desafinado
12. Astrud Gilberto & ACJ                Dindi
13. Oscar Perterson                           Wave
14. Elis Regina & ACJ                       Aguas De Março
15. Dizzy Gillespie                   Chega De Saudade
         Mooi, hè, zelfs per brief. Daar gaan we, te beginnen met “The Girl Of Ipanema”, met op saxofoon niemand minder dan Stan Getz, en verderop o.a. Astrud Gilberto en de meester zelf met “Agua De Beber” en Ella Fitzgerald met “Desafinado”.

         Wat heb ik deze week nog meer in de aanbieding? Een mens zit vol kleine eigenaardigheden, ik in ieder geval. Als ik me naar het oude faculteitsgebouw begeef, de afdeling van o.a. Noé, Lluis en ook Jorge, als hij niet in de nieuwbouw uithangt, doe ik dat noodgedwongen, maar altijd met plezier per bus. Ik heb iets met bussen, in bussen zitten, ben een echte busman. Het liefst zit ik aan het raam vooraan, schuin naast de chauffeur. De bus naar “het werk” is doorgaans een half uurtje onderweg, de afstand is zo’n 10 km. Er zijn twee mogelijkheden vanaf Santa Catalina, de 12 (Puerto-Hoya Plata) en de 13 (Puerto-Tres Palmas). Omdat de 13 langs de markt van Vegueta gaat, doet die er ietsje langer over, maar veel maakt het niet uit. Wel komt de 12 wat vaker dan de 13. Verder is het belangrijkste verschil: het laatste stuk dat de bussen afleggen, is verschillend: de 12 gaat onder langs naar het San José ziekenhuis en het oude faculteitsgebouw en de 13 gaat boven langs tot voorbij dezelfde gebouwen.
         En nou komt mijn eigenaardigheid! Heen naar de faculteit neem ik bij voorkeur de 13 en terug steevast de 12. Een sluitende redenering zit daar niet achter, hoogstens dat ik aldus de laatste meters vóór het ziekenhuis altijd bergaf kan lopen. Maar waar hebben we het over, het gaat om een hoogteverschil van niks. En toch...

         Nou ik toch in de bus zit, afgelopen vrijdag (na maandag) zijn Trudie, Marij en ik wederom naar Maspalomas of eigenlijk Playa del Inglés gegaan, met de Globalbus. (Dat de dames bovendien donderdag met de auto erheen waren om ter plekke en in de buurt vijf geocaches op te rapen, heb ik maar even uit mijn geheugen verbannen. Ik zat toen pontificaal op mijn balkon met boek 1 van deze week.) We gingen vrijdag gedrieën op middagbezoek bij Ton en Marion.
         Als je naar buiten kijkt vanuit de bus, zie je echt van alles voorbijkomen en -flitsen. Jullie dachten misschien dat de bus direct na het vliegveld al Playa del Inglés binnenrijdt of het niks is, maar zo simpel zit de buswereld niet in elkaar. Er komt eerst nog van alles anders. Alleen al in de gemeente Maspalomas, waar Playa del Inglés onder valt, passeren we eerst Bahía Feliz. Trudie en Marij kunnen van deze deelgemeente meepraten; anderhalf jaar terug zijn ze er beroofd en hebben toen heel wat “kattepokkele” moeten uithalen. Dan komt Playa de Áquila, het strand van de adelaar, met een aftakking rechts naar pretpark Sioux City. Vervolgens passeert de bus o.a. het casino, voordat ze in San Agustín aanlegt. Dat stukje Maspalomas heeft o.a. een Zweeds schooltje, zelfs een Zweeds kerkje, dus in het Yupi Park vlakbij zal het wel barsten van de Zweden. Ik ben er eens met Marcel geweest en inderdaad, het klopt. Gaan we naar Playa del Inglés zelf, kennen jullie nog de verscheidene winkelcentra? De Globalbus passeert achter elkaar Tropical, Metro, (Kasba,) Yumbo, Cita, (eethuis Las Camelias) en bijna Gran Chaparral, voordat ze het echte Maspalomas in mag inrijden.
         Maar goed, we gingen naar T&M en die zaten om 12 uur op een bankje bij Yumbo op ons te wachten. Vervolgens hebben we in hun huisje (Dragon 2, C2D) lekker geluncht en later ook prima, zelfs uitstekend gegeten, met tussendoor een terrasstop in San Fernando en daarna nog eentje tussen Playa en Maspalomas in, boven bij het golfterrein. Het 8 uur nieuws is hier om 7 uur, we keken er gezamenlijk naar, maar het bracht niks nieuws. (In het Maastrichts is het tijdstip “achtoor”, maar een periode duurt “ach oor”; apart.) Blijft de vraag waarom de bus op maandagavond om even over half 8 naar Las Palmas maar tot San Telmo ging en die op precies dezelfde tijd op vrijdagavond wel door koerste  tot Santa Catalina.

         Nederland staat bekend staat om zijn windmolens, maar Spanje heeft er veel meer. Op weg naar het zuiden hier, net boven het San José ziekenhuis, zie ik een klein windmolentje staan in de tuin van het gebouw van de Guardia Civil, de militaire politie. Terzijde, die bestaat dus nog altijd! Het molentje past voor mij in de sector tuinkabouters en vijvertjes van niks, waarmee “wij” onze tuinen plegen te bevlekken. Het molentje van de Guardia Civil is niet meer dan één meter hoog, speelgoed eigenlijk Die jongens moeten ook hun ontspanning hebben, toch.
         Later onderweg, onder het vliegveld, zie ik de nodige stalen windmolens, nu van die echt grote met één wiek (dus alweer nep). Zij voorzien het eiland van “natuurlijke” energie, althans gedeeltelijk of maar zeer gedeeltelijk. Ik moet eens opzoeken wat die molens aan stroom opleveren per jaar. Maar leuk vind ik ze hoe dan ook, die joekels langs de autoweg, die daar in lange rijen staan te draaien of het niks is. En ik heb ze met de Franse slag geteld, het zijn er in totaal zo’n 100-150. (En dat cijfer klopt als een zwerende vinger, Ton.). 

         Afgelopen zaterdagavond vanaf 9 uur Canarische tijd was er tot 11 uur weinig publiek op straat. Toutes Las Palmas keek naar de voetbalwedstrijd Real Madrid-Barcelona, gewoon voor de nationale competitie, maar vergelijkbaar met Ajax-Feyenoord bij ons in de jaren 50 en 60. Er stond denk ik voor meer dan honderd miljoen euro’s op het veld in stadion Bernabeu. Uitslag: 1-3.  

         En dan moet me nu iets onbehoorlijks van het hart over mijn geboortestad  Maastricht. Men, dat is het clubje genaamd de Tempeleers, is weer goed voor een volgende blunder. Ze hebben het zo waar gepresteerd om voor komend jaar de kinderoptocht op carnavalsmaandag af te gelasten. Hoe bestaat het! Dat maakt het voor allerlei solisten, groepen en “wagele” onmogelijk om twee keer door de straten te crossen, op zondag en maandag. En diverse ouders, die op zondag in de optocht zitten, terwijl “grameer en grampeer met de (klein-)kinder” langs de kant staan. kunnen niet langer op de maandag met hun kinderen in de “kouts” de tocht nogmaals maken. De Tempeleers, nou zijn ze echt van God los.
         Ton en Marion, die zo ongeveer bij het startpunt van de kinderoptocht op de Hoogbrugstraat wonen, in de Siza-toren, kwamen met een reden, die mij de moeite van het vermelden waard lijkt. Officieel vertrekt de kinderoptocht wat later dan de zondagoptocht, om 3 uur pas. Het is hun de opgelopen jaren steeds weer gebeurd dat ze om half 3 of zo een kijkje wilden nemen aan de start, maar dan bleek dat een substantieel deel van de optocht al vanaf ongeveer 2 uur of zo onderweg was naar Maastricht-West. Allerlei “boonte störrem” die vanaf half 3 op de Hoogbrugstraat arriveerde, moest constateren dat er daar niks meer te beleven was. De vroege deelnemers aan de kinderoptocht en het organiserend Tempeleerscomité zaten al lang en breed in de Momus of de Vogelstruys dan wel waren met prins carnaval op het Vrijthof naar de omstanders aan het zwaaien.
         Als “iets” niet goed meer loopt, “hiere Tempeleers”, moet je er niet stante pede mee ophouden, maar je eerst eens afvragen waarom. De kinderoptocht op carnavalsmaandag, die schaf je niet zo maar af. Integendeel, als er problemen zijn, moet je de optocht nieuw leven inblazen.
         Vroeger verplaatste carnaval zich op de maandag van “de stad” (niet mijn woorden) naar Wieck, het domein van de Keemeleers en de worteleboere. Misschien moet Maastricht-Oost op de (late) middag van carnavalsmaandag maar eens zijn eigen optocht gaan organiseren, met voorop de hermenie vaan Wieck, Sint Fransiscus, en op het eind de vorst met zijn Keemeleers op een ouderwetse carnavalswagen. Als ik al niet meeloop, ga ik zeker langs de kant staan kijken. Vooruit, als ze “hem” organiseren, een kinderoptocht door Wieck, loop ik mee als “Einzelgänger”, in ieder geval tot bij kaffee Kien tegenover de Sint Martinuskerk om daar Lenie Menten op een borreltje te tracteren.

         Van T&M hoorde ik afgelopen vrijdag nog zo’n verhaaltje over Maastricht, dat mij in het verkeerde keelgat schoot. Jullie weten het: Essent is niet langer bereid om het gas voor de vlam van Minckelers gratis te leveren. Op het moment dat men in het stadhuis ieder dubbeltje moet omdraaien, laat het geprivatiseerde gasbedrijf ons finaal in de steek. Schande!
         Wethouder Jacques Costongs van de armlastige gemeente bedacht deze keer een prijsvraag om de vlam brandend te houden. Er waren, als ik het wel heb, maar liefst 120 inzendingen en wie heeft gewonnen? Een kunstenaarscollectief uit Luik genaamd Space Collection o.l.v. ene Alain de Clerck. Tot zover is er geen probleem. Zelfs als de beste inzending uit Verwegnistan zou komen, blijft het de beste. Echter, de Luikenaren zijn aan komen zetten met een oplossing die mij absoluut niet zint: zet bij Minckelers een muntautomaat en steeds als iemand er een euro in doet, brandt de vlam een minuut (volgens de krant). Dat zal dan heel wat toeristen en ouders met kinderen naar de markt lokken om de man van het gaslicht een vuurtje te geven. Ik voorspel een flop van jewelste, de zoveelste na eerder o.a. het gedoe met de kelder van Mosae Forum en het betalen voor de verplichte fietsenstalling. Jongens en meisjes van Essent, doe in vredesnaam niet zo kinderachtig en sponsor de vlam nog een aantal jaren! Jullie zijn immers rijk zat! Voor mijn part mag er bij Minckelers dan zelfs een bordje komen met de tekst: “Essent helt de vlam brannend” of “Essent gief ‘m e vuirke”.  

         Terug naar LPGC. Op zondagochtend mag ik hier graag een wandelingetje over de rommelmarkt maken. De vele verkopers komen denk ik voor de helft uit Afrika, braaf verdeeld over het Arabische noorden en de zwarte landen eronder. De andere helft bestaat uit wat allochtonen van elders, India, Zuid-Amerika, en natuurlijk een aantal Spanjaarden.
         De afgelopen weken moesten Trudie en Marij uiteraard mee naar de markt. En zo kwam Marij in het bezit van een truitje met lange mouwen, gekocht bij een Marokkaan of zo, en daarnaast enkele miniolifantjes met glittertjes erop, gekocht van een gitzwarte man. En Trudie zocht en vond een portemonneetje bij de kraam van een Afrikaanse schoonheid. Die vroeg er vijf euro voor, Trudie bood drie en de prijs werd al snel op vier euro afgemaakt. Zegt de zwarte dame na afloop glimlachend: “You are killing Africa!”. Dat is zeer wel mogelijk, maar niet waarschijnlijk.
         Mijn twee gasten hadden eerder deze week mijn temperatuurmetertje gemold, voorop Marij. Dus werd ik zondagmorgen verrast op een nieuw egaal wit apparaatje, keurig op maat, niet dieper dan 4 cm. Het staat nu met zijn grijs schermpje te pronken op de rand van mijn raam naar het balkon.   
        
         Een vraag die ons telkens weer boeit, betreft de groei van je vinger- en teennagels. Mijn vingernagels gebruik ik geregeld en ik knip ze zeg ééns in de drie weken. Daarentegen stel ik het knippen van mijn teennagels graag (?) uit; het knippen daarvan doe ik niet vaker dan ééns in de zes weken. Vraagje: groeien ze ook minder snel, die teennagels, of is het louter gemakzucht van mij dat ik ze minder vaak knip? Misschien moet ik het Elian eens vragen; die heeft daarvoor doorgeleerd.
         Afgelopen zaterdag was ik halverwege het knippen van mijn teennagels, toen mijn nagelknippertje het begaf. Daar zit je dan, met een geknipte linker en een ongeknipte rechter voet. Ik wist niet hoe snel ik me naar de één-euro-winkel moest reppen om mij een nieuwe “cortauñas” aan te schaffen. (Het woord moest ik eerst op mijn computer opzoeken.) Om de hoek bij mij hadden ze grote nagelknippers van één euro, terwijl de kleintjes voor een halve euro de deur uit gingen. Zo’n kleintje past precies in mijn leren mapje met ook een mesje en schaartje, dus die werd het. Trudie wist mij vervolgens te vertellen dat mijn “cortauñas” wel erg aan de kleine kant was. Een man doet het ook nooit goed!
        
         Dien ik als afsluiter nog met een Spaans lesje te komen? Vooruit! Media Markt is niet mijn favoriete zaak en alleen daarom al ben ik blij dat we sinds vandaag ook een Saturn in Las Palmas hebben. De winkel ligt bij Centro Comercial Las Arenas en, dat hoort zo, de eerste reclame van Saturn viel gisteren in mijn brievenbus. ¡GRAN APERTURA! ¡LA AVARICIA ME VICIA! ¡ELECTRONICA, TELEFONIA, INFORMATICA, IMAGEN Y SONIDO, MULTIMEDIA, FOTOGRAFIA! Het krantje, zeg maar krant, bevat naast deze kretologie haast alleen foto’s van de diverse artikelen met de lage prijzen er in grote cijfers bij. Mijn Spaanse lesje zijn de toevoegingen in een hoekje op de voorlaatste bladzijde:
ENTRAGA 24 HORAS O A :LA CARTA. “Escoge el día y la hora que más te convengan. Si quieres, también lo puedes tener en 24 horas. Además nos llevamos el embelaje y retiremos el producto usado.”
SERVICIO DE INSTALACION. “El instalador no abandona el domicilio del cliente hasta que este haya confirmado que todo se encuentra totalmente operativo.”
FINANCIACION. “Te ofremos la posibilidad de financiar tu compra y pagar en cómodos plazos. Pregunta por nuestras condiciones de financiación.”
GARANTIA PLUS. “Haz más largas las garantias de los aparatos adquiridos. Contrata este servicio y alarga las garantias hasta 3 o 5 años.”
PREMIO MINIMO GARANTIZADO. “En un plazo de 14 días, para un producto de iguales prestaciones adquiridos en un establecimiento comercial dentro nuestra provincia. So no cumplimos: devolución de la diferencia en tarjeta regalo.”
GARANTIA DE PROMOCION. “Disponibilidad de todos los productos anunciados durante la vigencia de la publicidad. Si no cumplimos: Entrrega gratuita a domicilo.”

         En dat was hem dan, mijn allerlaatste weblogbrief van 2011. Feliz Navidad en voor de Zweden onder jullie God Jul. We treffen elkaar langs deze mij sympathieke weg wederom in het nieuwe jaar, aoch ‘ne Zaolige Nuijaor alvas. als ik mijn serie wederwaardigheden en bespiegelingen vanuit Las Palas voortgezet. Voor nu, hasta luego, tot ziens, PaulK, deze keer met consumptie.

BOEKENBIJLAGE

         Weten jullie wat een “blurb” is? Dat Engelse woord staat voor de tekst, de aanprijzing, die op de kaft van een boek geschreven is.
         Op “Blood On The Tongue” van Stephen Booth zegt de achterflap o.a. dat Booth “a leading light of British crime writing” is, volgens iemand van The Guardian. Dat we van doen hebben met de “best traditional British crime novel of the year”, beweert de Independent. Wat er ook van zijn mag, op de foto binnenin ziet Stephen Booth eruit als een verwaarloosd eekhoorntje. Eerder heb ik al een paar mooie boeken van hem opgesoupeerd, “Black Dogs” en “Dancing With The Virgins”, als ik het wel heb. “Blood On The Tongue” is van 2002 en speelt in Edendale in het Engelse Derbyshire, in de buurt van Manchester.
            Hoofdpersoon is rechercheur Ben Cooper met in zijn kielzog zijn cheffin Diane Fry, die hem trouwens aardig koeioneert. Andere (allemaal) mannen op het politiebureau zijn o.a. Gavin Murfin en Paul Hitchens en, minder belangrijk, een aantal bazen. Er valt direct een tweetal doden: eentje wordt bij gebrek aan een naam “de sneeuwman” genoemd en de andere is de 28-jarige Marie Tennent, het liefje van de getrouwde Eddie Kemp. Waar de pasgeboren baby van Marie, Chloe, gesitueerd is, blijft lang onduidelijk. Andere interessante figuren uit de buurt zijn o.a. boekwinkelier Lawrence Daley, journalist Frank Baine en de Canadese Alison Morrissey.
         Onder het heden zit een ander verhaal van vroeger. Op 7 januari 1945, 57 jaar eerder, in WO2, stort in het gebied een vliegtuigje neer, een Lancaster SU-V op proefvlucht; het knalt tegen een rots op bij Irontongue Hill. In het vliegtuigje zitten zeven man, van wie er vijf overlijden en twee er levend en wel uitkomen, piloot Danny McTeague, de opa van Alison Morrissey (zie boven), en de Poolse immigrant Zygmunt Lukasz. Danny heeft zich na het ongeluk nooit meer laten zien. Zygmunt is nu oud en versleten en woont bij zijn zoon en schoondochter, Peter en Grace, van wie zoon Andrew sinds kort zoek is. Wie heb ik nog meer in de aanbieding? De verdwijning van Danny zou gezien zijn door Ted en George Malkin, toen nog schoolkinderen, van wie George nog steeds in het plaatsje woont. Van het reddingsteam van destijds na het ongeluk leeft Walter Rowland nog steeds, maar of hij veel te vertellen heeft... En dan zijn er nog de RAF-mensen, zoals Caldwell en Nash, die - eenmaal in het verhaal zittend - met overdreven ijver aan de slag gaan, omdat “de sneeuwman” iemand van de RAF blijkt te zijn.
         Wat moet ik met dit boek? Het heeft 632 bladzijden, bepaald niet niks, en toch ben ik er zonder problemen doorheen gekomen, dat moet ik Stephen Booth nageven. “Blood On The (Iron)tongue” vind ik erg spannend en het geeft bovendien een aardig kijkje op de wereld van de bommenwerpers vroeger en die van memorabilia verzamelen na WO2. Het lezen van mijn derde Booth is dus best de moeite waard geweest en daarvoor beloon ik hem met een volle 8. Ik heb er in Maastricht nog eentje van hem liggen; die gaat in januari of na carnaval mee naar Las Palmas.

         In een week van acht dagen (“Eight days a week”) ben ik natuurlijk goed voor nog een tweede boek, dat spreekt. Op aanraden van de dames T&M heb ik me ook door “Ravenzwart” geworsteld, een thriller van schrijfster en reclasseringsambtenaar Ann Cleeves. Het is van 2006, in vertaling van 2009, en speelt op de Shetland eilanden, ten noorden van Schotland (zoals ook Val McDermid op de kaft moet beamen).
         Het boek gaat over het leven in een plaatsje van niks. Aan de rand ervan is een lagere schooltje en enkele huizen. Een strenge onderwijzeres van de school, Margaret Henry, woont daar naast de school met haar milieuman Alex en mollige tienerdochter Sally  In een ander huis daar vinden we kunstenares Fran Hunter, gescheiden van playboy Duncan, met hun dochtertje Cassie.  En in weer een ander woont Engelse leraar Euan Ross, weduwnaar, met zijn tienerdochter Catherine, die filmregisseur wil worden. Vroeger woonden daar de Bruces met hun dochter Catriona, maar nadat die acht jaar terug verdwenen is, zijn ze verhuisd. Is dat de schuld van Magnus Tait, een oude enigszins debiele man die al sinds tijden in het vierde huis daar woont, vroeger met zijn moeder en zus, maar nu solo?
         Het boek begint met de moord op Catherine en daarop storten zich o.a. de locale politie-inspecteur Jimmy Perez en zijn collega uit Inverness Roy Taylor. Komen ze eruit? Gaan we naar de bijrollen, die worden o.a. gespeeld door Michael en Celia Isbister met hun zoon Robert. Die Robert is eigenaar van de boot Wandering Spirit (een prachtnummer van Mick Jagger, maar dat terzijde). Natuurlijk dient ook Lisa Murray met haar immense voorgevel hier genoemd te worden. En vanzelfsprekend noem ik hier trots de Shetlandse variant van carnaval, eind januari, Up Helly Aa, met als hoogtepunt het verbranden van een opgetuigd vikingschip.
         Ann Cleeves schrijft vlekkeloos en op haar verhaal is niets aan te merken. Maar spannend, echt spannend is anders. “Ravenzwart” kabbelt maar door en de plot is niet bijzonder, vind ik. Het is zo’n boek dat je niet terug in de kast zet tot je het uit hebt, maar je bent wel blij, als het zo ver is. Een 7- geef ik ervoor, een bijna ruime voldoende, maar mij echt bekoren kan Ann Cleeves helaas niet.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten