dinsdag 29 november 2016

Weblogbrief 12.05, 29 november 2016

Weblogbrief 12.05, 29 november 2016

Queridos amigos y familia, zit ik aardig op schema of niet? Morgen is de laatste dag van november en ik trakteer jullie vandaag op mijn vijfde brief van deze winter. Vijf per maand is dertig in zes maanden tijd, het aantal dat ik voor jullie in gedachte heb voor deze winter.
Uiterlijk morgen dient de nieuwe rector van de universiteit (met zijn gevolg) gekozen te zijn. Almudena is nog in de race als vicerector, eerder is de kandidaat van rechtsgeschiedenis afgevallen en blijven de bioloog en de dierenarts over als kanshebbers. Wie heeft het gehaald of gaat het morgen halen? Op de faculteit ga ik het vanmiddag horen van Cristina, die mij speciaal vroeg om op de kamer die ze met Adriana deelt, te komen buurten.

Als ik bij mijn vertrek de afgelopen keer het hoge faculteitsgebouw verlaat, zie ik met grote letters op de buitendeur staan: CIERREN LAS PUERTAS, POR FAVOR. GRS! Doe alsjeblieft de deuren goed achter je dicht. GRS! Die afkorting moet ik mij eigen maken: GRS staat voor GRACIAS, dank je wel. Zou je ook PF kunnen zeggen in plaats POR FAVOR? Die zoeken we op. PF besaat niet, maar PFFF staat voor het tegenovergestelde van alsjeblieft; het is eerder bah, getver.

Het vervoer van Gran Canaria over zee naar Tenerife (via Agaete) wordt o.a. verzorgd door de firma Fred Olsen. Op de weg terug van de faculteit met bus 12 zie ik op een grote reclame van de firma hangen: “Abrazo llega antes”. In vertaling staat er: een omarming komt nu eerder aan, om aan te geven dat hun boten naar Santa Cruz de Tenerife en bussen van Las Palmas naar Agaete steeds meer de vaart erin zetten.
Als ik later een krant in handen heb in het bibliotheekje bij het Castillo de la Luz, zie ik daarin een mooie foto van Donald Trump, als hij de trap van zijn Trump tower opgaat. Het onderschrift heeft het over de man “en su torre neoyorquina”. Daar zou ik zo vlug niet opkomen, neoyorquina, ik zou als derde letter een W in plaats van een O schrijven. Echter, mijn woordenboek geeft de krant later groot gelijk.

En dan, op de donderdagmorgen alweer, mag ik jullie mijn nieuwe muziek presenteren. Ik kom deze keer aanzetten met een zwarte man uit Mali: Habib Koité, geboren in 1958 en voor de kenners: gelieerd met de groep Bamada. Zijn recente cd “Soô” heb ik uit Centre Ceramique. Hier zijn de nummers, ik hoop maar dat ik de titels goed overschrijf:
01.Têmê
02.Diarabi niani
03.Bolo mala
04.Drapeau
05.Téréré
06.L.A.
07.Khafole
08.Need you
09.Soô
10.Balon tan
11.Djadjiry
Het mag niet ieders voorkeur hebben, of zelfs smaak zijn, maar voor mij is het best een acceptabele cd. Ik zit hier niet ver van de Afrikaanse kust en dan horen muzikanten zoals Habib Koité er gewoon een beetje bij.
Zal ik nog nummers noemen die boven het maaiveld uitsteken? Nee? Dan doe ik dat maar niet, mede omdat ik verscheidene mensen in Nederland va de zomer heb moeten beloven dat ik me in deze brieven zou inhouden. Vooruit, voor de mensen die meer op mijn geestelijke lijn zitten, meld ik hier toch één nummer: “L.A.”, niet omdat het het langste duurt, maar omdat het een ode aan de tequila is. Een shot is een glaasje sterke drank dat je in een keer in je keel dient te gooien. Weten jullie wat een shot in het Swahili is? Ik niet, maar in het Spaans (Los Angeles Mexicaans) is het een “chupito”. (En op “Drapeau” hoor ik Habib Koité een solo fluiten; dat is nog eens een muzikale onderbreking van een gezongen nummer; hij lijkt wel Johnny Jordaan.)

Donderdagavond zie ik een tweede advertentie van het seizoensbier “Bandido” van Tropical hangen. “Somos bandidos, fuertes de entrada, suaves cuando salímos”, we zijn bandieten, sterk in het begin, maar zacht als we vertrekken. Volgens Noé – zie verder op – valt de smaak tegen, maar ik zal hem toch eens moeten proberen, die “Bandido” met een “shot”, scheutje, tequila in je bier. Ik zag hem als halve liter blik staan bij de Hiperdino, dus moet hij er binnenkort aan geloven.

Dezelfde donderdagavond bedenk ik dat Piet & Tonnie met drie anderen nog eens, 25 jaar terug?, een nachtcafé zijn begonnen tegenover de Amsterdamse Westerkerk (waar Beatrix en Claus destijds getrouwd zijn). Piet vertelde mij later eens dat hij de zaak “SOELAAS” had willen noemen. Dat lijkt me nog eens een klinkende naam voor een café. Uiteindelijk werd het “The Box”, omdat de andere drie dat een gepastere naam vonden. Mede door de negatieve bemoeienis van de bovenbuurman van de zaak werd het café geen succes en moest de zaak al snel weer dicht.
Als ik later op de avond aan mijn tweede boek van deze week begin, kom ik al snel het Engelse woord “mayhem” tegen, dat staat voor rotzooi, herrie. “To cause mayhem” is herrie schoppen. Is “mayhem” niks als naam voor een café? Het moet dan wel geen eersteklas zaak zijn, meer een volkscafé met af en toe een vechtpartijtje, dat gesust wordt door de baas van de zaak (Rocky?).

Op de vrijdagmiddag loop ik eerst naar “Biblioteca (zonder H, de TH – theta - bestaat niet in het Spaans) Josefina de la Torre, want ik heb Trudie toegezegd om haar steeds tussen mijn weblogbrieven door een keer te e-mailen. Bij de Playa Chica passeer ik een grote, nieuwe winkel, een beetje alternatief, met pyama’s, pantoffels e.d., die ik eerder vergeten ben te noemen. Hij heet “Ale-Hop” en het bijbehorende embleem is een koe. Het doet me uiteraard denken aan het nummer “Alley-oop” uit 1960 van de Hollywood Argyles. “There’s a man in the funny papers”, etc. Dat was nog eens een hit, meer dan vijftig jaar geleden.
Mijn bibliotheekje ligt bij het basketbalveldje annex speeltuintje aan de boulevard, waar in de zee de “barra”, rif ophoudt en de golven vrij spel krijgen. Op een bank buiten zit ik geduldig in mijn tweede boek te lezen, tot de bibliotheek om half 5 opengaat. Dan mag ik als eerste naar binnen en kiezen tussen de vijf aanwezige computers. Het apparaat vraagt mij vervolgens aanhoudend om mijn account te checken. Ik kom niet in mijn e-mail terecht, wat ik ook probeer. Dus loop ik onverrichter zake maar weer naar buiten.
Ik wandel op mijn gemak het hele stuk terug naar de bushalte voorbij El Corte Inglés, maar ben toch net vóór 6 uur in Triana. Daar begin ik met te kijken waar in de calle Cano de zaak ligt waar ik met Noé om 8 uur heb afgesproken. Ze heet “Planeta 613”, maar een nummer in de straat heeft hij me er niet gegeven. Helaas moet ik jullie melden dat ik eerst foutief op de calle Viera y Clavijo aan het rondkijken ben, maar daar is het restaurant niet, constateer zelfs ik snel. Echter, in de echte calle Cano vind ik ook geen “Planeta 613”. Echter, nogal wat zaken zijn nog dicht na een drukke middag tafelen. Die gaan pas weer om ongeveer 8 uur open.
Ik terug naar de calle mayor de Triana, waar ik op de bank tegenover café-restaurant “McCarthy’s” met terras breeduit ga zitten. Ik heb mijn rustplek gevonden. Aan de gevel staat de naam vlekkeloos opgeschreven tussen links “beers & spirits” en rechts “food & wine”. De Ierse zaak heeft echt een ouderwetse gevel, met een Guinness-klok aan top. Wat is het druk in de straat die vrijdagavond, “Black Friday”, wat willen jullie. De diverse winkels hebben aanbiedingen en dus loopt toutes Las Palmas langs mijn bank op zoek naar koopjes.
Als het bijna 8 uur is en ik op het punt sta om opnieuw de calle Cano te gaan verkennen, is net een omvangrijke “cabalgata” in aantocht. Het is de definitieve dag tegen ons, “manslui”. Het “Violencia contra las mujeres” klinkt echt waar uit duizenden kelen. Verreweg de meeste “meelopers” in de optocht zijn uiteraard vrouwen, maar ik bespeur ook een klein contingent mannen. Dan zie ik tot mijn schrik en verbazing Lorena met Noé en Agu 1 opduiken in de uiterst langzaam voorbij trekkende stoet. Ze hebben mij op mijn stek bij McCarthy’s snel gevonden. Op mijn uitdrukkelijke verzoek verlaten we het toneel om ons restaurant op te zoeken, tegenover Perrachica, een zaak waar ik wel eens met de afdeling van Luis getafeld heb. De baas van Planeta 613 is nog bezig met de stoelen en tafeltjes buiten te zetten en in de pannen te roeren. Dus gaan we eerst naar hotel Madrid op de plaza Cairasco, het stamcafé van Noé’s vader, voor een aperitief. Agu 1 haakt daarna af wegens zijn verkoudheid. Om even over half 9 staat bij Planeta 613 een gereserveerd tafeltje gereed om Noé, Lorena en mij te ontvangen.
Nou zijn jullie natuurlijk benieuwd, waar de naam Planeta 613 vandaan komt. Het verhaal “De kleine prins” (kennen jullie dat, Lux & Dalí?) speelt zich, althans volgens de baas van de zaak, af op planeet 612 en hij heeft er gewoon een cijfertje bijgedaan, toen hij een naam voor zijn nering moest bedenken. Laat ik hier ook zijn zus noemen, een huisarts, actief in Gambia, die bevriend blijkt te zijn met Noé en Lorena. Dat is nog eens een aardige vrouw.
Als we onze drank en eten besteld hebben, maakt Noé een foto met zijn mobieltje van ons drieën, die hij op mijn verzoek aan Trudie doorsluist. Daarmee is mijn tussendoor e-mail dan toch verstuurd, denk ik maar. We doen niet al te wild en houden het op drie gerechten voor ons samen: iets met kip en groente, rauwe, maar lekkere tonijn en een mini-visschotel uit Peru, ceviche, met citroen, ui, tomaat en avocado (guacamole). Vooral het Peruaanse visgerecht kan mij zeer bekoren. Lorena zegt me toe dat we hetzelfde gerecht met witte vis nog eens opnieuw gaan eten in een 100% Peruaanse zaak aan Las Canteras, vlakbij haar flatje. Ik ken die zaak wel, “Ají, limón y canela”, maar heb er nog nooit gegeten. Terzijde: dat ají staat volgens haar voor rode peper of paprika.
Het wordt een gezellige, levendige avond met zijn drieën, waarbij ik me geen buitenstaander voel. Toch zijn Noé en Lorena ook met vrienden en bekenden in de weer, die langs komen lopen. Ik amuseer mij best. Om even voor 12 nemen we een taxi terug naar mijn buurt. Op de hoek van de Luis Morote bij Topaz zetten ze me af en gaan nog weer door naar de plaza Farray voor een afzakkertje. Ik kruip nog redelijk op tijd onder mijn dekentje.

Zaterdagmorgen zet ik in afwachting van een teken van leven van Noé en Lorena een nieuwe cd op, “Greatest hits” uit 2002 van Gigliola Cinquetti (geboren in 1947 voor wie het wil weten). Wie van de ouderen onder jullie kent haar niet, het kindmeisje dat met het liedje “Non ho l’età” heel Europa aan haar voeten kreeg tijdens het Eurovisie songfestival van 1964, toen het nog een liedjeswedstrijd was en geen uit de hand gelopen tv-show. Van Gigliola Cinquetti heb ik via het Muziekweb afgelopen zomer een overzichtscd in huis gehaald. Hier zijn de achttien nummers:
01.Alle porte del sole
02.Giovane vecchio cuore
03.Chiamalo amore
04.L’amore d’Aprile
05.Abbassando
06.Senza di te, senza di me
07.Le storie
08.Luna vaga bonda
09.Mi fermerò con te
10.Prima del temporale
11.Quel tuo cuore da re
12.Calypso
13.Notte di stelle
14.Boreale
15.Scusami se
16.La vita è dura
17.La prima donna sulla luna
18.Non ho l’età
De cd blijkt helaas niet te zijn wat ik gehoopt had; een mens kan niet altijd geluk hebben. In plaats van een klinkende klaagzang van een getergde tiener krijg ik af en aan muziek voorgeschoteld van een te rijpe vrouw. Het is weliswaar “Non ho l’età”, maar de nodige decennia later. Gelukkig staat het betreffende liedje er wel op (maar daar had ik bij mijn Rotterdamse bestelling al op geanticipeerd). Lief zou ik het allemaal willen noemen, aandoenlijk, maar overhouden doet het niet.

Om elf uur zaterdagmorgen krijg ik een Sms-je van Lorena met “Buenos días, Paul”, even later gevolgd door eentje met “Noé is still sleeping”. Hij heeft het op de plaza Farray de afgelopen nacht heel laat gemaakt, of liever gezegd heel vroeg, want hij kwam pas om 6 à 7 uur ‘s morgens thuis bij Lorena aanzetten. De verdere ochtend en hele middag ligt Noé uitgeteld op haar bank in diepe rust. Op de zaterdag doet mijn jongere collega epidemiologie niet echt meer mee.
Ik eet intussen thuis in mijn eentje. Als ik om half 7 uur aan mijn wandeling over de boulevard begin, met een min of meer verplichte stop bij calle Ferreras en het NH hotel, weet ik eerlijk gezegd niet goed wat ik ervan moet denken. Doorzakken doen we bijna allemaal wel eens, maar Noé maakt wel erg vaak de kachel aan. Gewapend met o.a. “Bandido” en sponsjes van de Hiperdino loop ik peinzend bij Lorena voorbij en nestel me even later op mijn balkon met een drankje, hazelnoten en mijn boek.
De zaterdag heeft niet gebracht wat ervan gehoopt had. Gisteravond had Noé het nog over samen naar Santa Brigida gaan, over copieuze lunchen bij mensen thuis, over eten bij smulpaap Juli, die kennelijk net terug is uit China, waar hij voor zijn werk moest zijn. Misschien levert de zondag nog wat op.

Gigliola Cinquetti kan me intussen gestolen worden. Ik kies op de zondagmorgen een nieuwe favoriete artiest. Ik heb jullie ongetwijfeld wel eens vermoeid met synthesizermuziek, zelfs hele overzichtscd’s met van alles wat. Ik doel dan bijv. op Synthesizer Greatest, een verzameling van zes cd’s met dergelijke muziek die ik op mijn computer heb staan.
Tot de vele coryfeeën op dat terrein reken ik ook ene Ed Starink, uit 1952, N.B. “’nen Hollender”. Afgelopen zomer vond ik in Centre Ceramique een cd van hem die nieuw voor mij was: Synthétiseur 9. Ik neem maar aan dat die E met een streepje moet en helaas, het jaar dat de cd uitgekomen is, ben ik vergeten op te schrijven. Bij dezen presenteer ik jullie de 17 nummers van de cd, een hele mond vol:
01.Conquest of paradise
02.Strictly personal
03.Calypso part 3
04.Vintage
05.Canyons
06.Evil north
07.Mélissa (Bilitis)
08.Thick mountains
09.Crusoe
10.Intermezzo
11.The will of the wind
12.The Celtic fields
13.How can I keep from singing
14.Caroussel
15.C’est le vent, Betty
16.World
17.Chronologie part 4
Het eerste nummer op de plaat, “Conquest of paradise” zullen jullie zeker kennen, als je het hoort. Het is uit de film 1492, over Columbus. Ik heb het ook in de versie van Vangelis. Ook de andere zestien nummers mogen er zijn, maar uitschieters, nee, dit soort muziek is m.i. een constante achtergronddeun. Vooruit, als het perse moet, geef ik “Crusoe” nog een eervolle vermelding – een erg “sjiek” werkje.

Op de zondag zit ik om 8 uur al aan de koffie op mijn balkon. Mijn wasmachine doet het wonderwel gelukkig weer prima. Als je op zijn tijd maar genoeg agua fuerte door de gootsteen mikt, ziet het leven er vanzelf zonnig uit. Om 11 uur mail ik Lorena, geen reactie, en om half 1 Noé. Dan krijg hem aan de telefoon: of ik mij om half 2 wil aandienen bij de Ocean Bar aan de boulevard. Daar tref ik hem ook, monter en wel, geheel opgeknapt van zijn kater van zaterdag. Juli is er ook en die vertelt me uitgebreid over zijn twee weken in China, preciezer het eiland Hainan Dao in het zuiden, met als hoofdstad Haikou, niet ver van midden Vietnam. Hij heeft er een hoop Chinezen ontmoet die het aardig voor de wind gaat. Even later sluit Lorena zich bij ons aan.
Een uurtje later zitten we met zijn vieren op het terras van La Bikina, verderop op Las Canteras, naast de zoveelste broodzaak van Granier en een nieuwe: “Jolgorio, compartería & café”. Jolgorio staat voor pret, feest (“ir de jolgorio” is aan de boemel gaan) en compartir staat voor delen. De naam La Bikina heeft niks van doen met bikini’s, maar is de titel van een bekend Mexicaans liedje. Ik heb het in twee versies op mijn computer staan, waaronder eentje van een Peruaanse groep uit Oaxaca.
Hugo, Noé’s tienerbroer van een latere echtgenote van zijn vader, sluit aan en even later ook nog Luis & Daniela. Die twee ken ik al van diverse eerdere eetpartijen met Noé. Om eens een wapenfeit te herhalen: Daniela is tandarts en wordt meestal met haar bijnaam aangesproken: Tachela. Ze verwacht nu haar eerste kind, als 38 jarige, maar alles lijkt tot dusver – ze is halverwege en er is DNA-onderzoek gedaan – goed te gaan. We nemen het er uitgebreid van bij La Bikina. Om de menukaart tref ik een Spaanse variant aan van “lek vinger, lek doum”: “Come con las manos, chúpate los dedos”, eet met je handen en lik je vingers erbij af.
Na het tafelen met drank, voor mij zo vroeg op de middag spa rood (Firgas), nemen we afscheid van Juli en Hugo en loop ik met Noé, Lorena, Luis en Tachela naar een filiaal van Gelizia in de buurt van de plaza de España voor koffie, ijs en gebak. Om bijna half 7 zet ik weer voet in mijn flat aan de Luis Morote. Noé gaat dan nog bij zijn vader op bezoek en morgen in alle vroegte neemt hij de boot terug naar Santa Cruz de Tenerife.

Maandagavond mag ik weer eens constateren dat Heineken er veel aan doet om zich hier bij de mensen in te bijten. Zoals ieder jaar is een clubje kunstenaars doende om aan Las Canteras een grote kerststal van zand te bouwen. Op de boulevard zelf staat een bijbehorende boom van een metertje of tien hoog. Die is dit jaar één grote Heineken-reclame, met als piek een rode vijfpuntige Heineken-ster. En ik maar aan de mensen uitleggen dat Heineken bepaald mijn bier niet is, dat ik bijv. Tropical, Dorado en Cruzcampo, de bieren van hier, een stuk lekkerder vind.
Overigens, de zijkant van de kerststal is al bijna klaar. Daar staat in legio talen het woord “vrede” op gekalkt. Het Spaanse woord is “paz”, denk maar aan de meezinger: “Noche de paz, noche de amor”, stille nacht, heilige nacht. Ik zie het zelfs ook in het Chinees, het Arabisch en het Cyrillisch staan, denk ik. Vrede is kennelijk in het Russisch: M?P, met in het midden iets wat op een N lijkt. Staat er MIR?
Het is nog steeds best aardig weer in Las Palmas, overdag 20+ graden, maar in de avond, als de temperatuur ietsje (niet veel) zakt, hebben de nodige mensen toch een vest of colbertje aan. Daardoor heb je minder kans om een T-shirt of truitje met een interessant opschrift te bespeuren. Ik vind er die avond eentje die ik jullie wil doorgeven. Het embleem van Nike is: “JUST DO IT” met daaronder een net niet horizontale streep, een swoosh. Er loopt me een man van middelbare leeftijd voorbij op de boulevard in een trui met daarop: “JUST DO IT”, dan een swoosh en daaronder “TOMORROW”.

Op de dinsdagmorgen besluit ik bij dezen dapper dat mijn brief af is. Hoe krijg ik de zaak steeds weer recht gebreid, vraag ik mij met jullie wel eens af. Mijn volgende epistel komt er naar alle waarschijnlijkheid aan op surprisenavond, maandag 5 december.
Voor nu, als iemand van jullie de komende dagen hulp nodig heeft bij het gedichten maken, mail me maar, dan zal ik kijken of ik nog wat Nederlandse rijmwoorden paraat heb. Een Spaans tijmwoordenboekje heb ik helaas nooit kunnen bemachtigen, wel een Engels en een Maastrichts (van mijn vroegere buurman Fons Otten). Ik geef het jullie te doen, zo ver weg in de Nederlandse herfst, bijna winter. Laat ik geen klachten krijgen en tot ziens maar weer, hasta luego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Met terugwerkende kracht heb ik nooit begrepen waarom ik als tiener wel Oud Grieks en oud Latijn moest leren lezen, maar op bijna 18-jarige leeftijd, toen ik van het gymnasium kwam, nog steeds niet fatsoenlijk Engels, Frans en Duits kon spreken, laat staan ook nog Spaans. Dat heb ik me later zelf eigen moeten maken. De oude talen verveelden me op school, en niet zo’n beetje ook. Intussen had ik wel Homerus leren lezen of het Dagblad De Limburger was. Met Latijnse mensen as Cicero en Salustius had ik meer moeite, maar eerlijk gezegd interesseerde het mij destijds geen hol wat ze te zeggen hadden. Hou daar eens mee op, bedenkers van onderwijs, met dat tieners pesten!
Gaan we naar het heden. In eerdere jaren las ik al het boek over de ondergang van Pompeii van Engelsman Robert Harris. Ook diens “Imperium” en “Lustrum” over het leven van (Marcus Tullius) Cicero als jongeman en volbloed volwassene moesten het ontgelden. De man was kennelijk in de eeuw vóór onze jaartelling een gevierde advocaat, politicus en filosoof in Rome. Beide eerdere boeken van een voorgenomen trilogie vond ik best interessant om te lezen, wel in het Engels uiteraard en niet met alle ablatieven die je uit elkaar moest zien te rafelen. Er was mij door Robert Harris nog een derde deel toegezegd en dat heb ik net uit. “Dictator” is van 2015 en begint als Cicero bijna 50 jaar is. Zoals in “Imperium” en “Lustrum” worden zijn woorden en daden (zogenaamd) opgetekend door zijn secretaris Tiro, die drie jaar jonger dan hij is.
De opkomst van Cicero als advocaat en zijn verschillende politieke functies, als praetor, senator en consul zijn dan al passé. Hij is in het begin van deel 3 nog wel advocaat, maar is vooral als senator (dat blijf je voor het leven) begaan met het wel en wee van de stad en de uitdijende republiek. Cicero wordt een aantal keren naar het buitenland gedirigeerd, maar komt toch steeds weer als briljante woordkunstenaar in Rome terug. Een belangrijke club tegenspelers, zeker in de eerste jaren van de vijftigplusser, is het triumviraat (het lijkt wel de voorhoede van Barça) Crassus, Pompeius en Caesar. Die willen ieder voor zich best de republiek aan hun laars willen lappen, als ze zelf de enige baas kunnen zijn. Echter, niemand heeft het eeuwige leven, ook niet deze drie, als ze een voor een vermoord worden, en ook Clodius niet, die in die jaren echt een plaag is voor Cicero. Gaat zijn leven in de jaren daarna wel van een leien dakje? Nee dus, want in hun plaats komen nieuwe strebers zoals Lepidus en vooral Marcus Antonius en Octavianus. Zij zijn net als eerder Caesar best bereid zijn om de republiek vaarwel te zeggen, als ze dictator kunnen zijn. Als Cicero ergens in de zestig is, gaat hij zelf ook ten onder.
Wat een boek! Dat zeggen tenminste kranten zoals The Times (“Highest compliment”), The Observer (“A master of pace and entertainment”) en The Guardian (“Climactic, his wonderful trilogy”). Ook ik, bescheiden als ik ben, vind “Dictator” een pracht van een boek. Ik heb de 500 bladzijden plus “Dramatis personae” en “Glossary” met heel veel animo zitten lezen en wil bijv. zijn verhandeling over de geneeskunde (“Tusculan disputations”, zie blz. 317) best ook nog wel eens zien. Echter – maar ik val in herhaling – waarom zou je Cicero in het oud Latijn lezen, als daarmee de charme compleet verloren gaat? Ik heb voor dit boek in het Engels als recensiecijfer een volle 8 over.

Deze week kan het niet op, ik heb nog een tweede boek voor jullie. Het betreft “Poppet” van Mo Hayder uit 2013. Zoals steeds bij deze schrijfster is Bristol de plaats van handeling.
“Poppet” staat voor een popje, maar wel als voodoo fetisj. In een psychiatrisch tehuis, genaamd Beechway High Secure Unit, heerst grote onrust, omdat The Maude daar zou huishouden, een spook. Mother Monster (eigenlijk Gabriella) bijv. wordt er zeer onrustig van. Er is enkele jaren terug iemand dood gevonden, iemand anders heeft zich met een lepel van een oog ontdaan en de vorige week is Zelda plotseling overleden. Directeur Melanie Arrow heeft het er maar moeilijk mee en ook het hoofd van de staf, AJ LeGrande. De laatste belt de politie en Jack Caffery, bij Mo Hayder lezers welbekend, van het Major Crime Investigation Team, gaat zich ermee bemoeien. Het leidt tot nieuw onderzoek van de net ontslagen patiënt Isaac Handel, die vijftien jaar eerder zijn ouders heeft vermoord. De maitresse van zijn vader toen is nu een jam makende hippie, genaamd Penny. Apart is dat de bedvriend van Melanie, Jonathan Keay, drie weken geleden van het toneel verdwenen is. AJ is niet te beroerd om zijn plaats als vrijer in te nemen.
Is dat nog steeds te weinig informatie over de inhoud? Dan vertel ik hier als extraatje dat de hond van AJ LeGrande Stewart heet en dat Jack Caffery zijdelings al maanden op zoek is naar (het lichaam van) een junkie, genaamd Misty Kitson. Het hoofd van de duikbrigade, Flea Marley, zou ermee te maken hebben.
Als ik de recensies mag geloven, is “Poppet” een meesterwerkje. Vriendin Karin Slaughter van Mo Hayder noemt het “terrifying”, Tess Gerritsen vindt het “stunning” en The Times schrijft: “With Mo Hayder you never know where you are going until you get there.” Sluit ik me bij hen aan? Ja en nee. Ook ik heb het boek met veel plezier zitten lezen, maar het einde is me ietsje te bedacht en het boek houdt me te plotseling op. Daarmee zakt mijn recensiecijfer naar een 7½. Het is en blijft voor mij nog steeds een interessant boek, dat zeker, maar voor mijn boekenkast met kroonjuwelen (8 en meer als recensiecijfer) is het te min.

woensdag 23 november 2016

weblogbrief 12.04, 23 november 2016

Weblogbrief 12.04, 23 november 2016

Queridos amigos y familia, beste vrienden en familie, daar is hij weer, zullen jullie tegen elkaar zeggen, laten we ons haasten om zijn wederwaardigheden weer te gaan lezen. Onder ons gezegd: zo zit het waarschijnlijk niet in elkaar, maar jullie zitten nu wel met je ogen en hersenen in mijn brief. “¡Vamos!”

Ik begin standaard met iets in bus 12 op de terugweg, naar Castillo de la Luz, ook deze keer. Met Trudie en Marij ben ik eens aan een terrastafeltje van McCartneys in Triana gaan zitten, waar in haar eentje al een dame van middelbare leeftijd aan de koffie zat. Alle andere tafeltjes waren bezet. Ik vroeg haar in mijn vriendelijkste Spaans of we er bij misschien bij mochten komen zitten. Ze verklaarde dat ze daar geen enkel probleem mee had. Toch was ze binnen enkele minuten nadat we hadden plaatsgenomen, vertrokken.
Hoe is dat in de (stads)bus? Laat ik vooraf vertellen dat daarin tussen mensen soms uiterst geanimeerde gesprekken gevoerd worden en dan heb ik het over mensen die elkaar niet kennen en min of meer bij toeval bij elkaar komen te zitten. Het komt dus echt voor, die verbroedering in de bus, en is zelfs niet zeldzaam. Aan de andere kant zijn er helaas diverse mensen die pontificaal op een leeg tweezitsbankje aan het gangpad gaan zitten en dan maar hopen dat niemand aan de raamkant erbij wil. Soms leggen ze zelfs spullen op het lege zitje om hun zaak verder te bepleiten. Mijn beste vrienden zijn dat niet en zullen het nooit worden.
Een ander euvel in de bus dat echt bijna niemand met zijn rug in de richting van de chauffeur wil zitten. As-’t-effe-kan, kies je steevast voor een stoel of bankje dat met de bus meegaat, ondergetekende niet uitgezonderd. Zelfs op een vierzitsbank, twee tegenover twee, heeft een duo de neiging om naast elkaar te gaan zitten met de bus mee. Daarin onderscheidt Las Palmas zich dus niet of nauwelijks van wat ik in Nederlandse treinen en bussen gewend zijn.

Vroeger liepen we gewoon in een spijkerbroek, zoals een Levis 501, zonder enige franje of bijzonderheden. Een boel mensen, manen en vrouwen van alle leeftijden, doet dat nog steeds – ik ben de uitzondering – maar er is een kentering gaande. Vandaag de dag is het usance aan het worden, vooral onder de vrouwelijke jeugd, om met een spijkerbroek te pronken, waarbij de stof op diverse plaatsen los zit, alsof ze al vergaand aan het slijten is. Eva bijv. loopt in haar vrije tijd graag in zo’n geval rond; ze heeft zich met plezier zo’n zogenaamd versleten jeans - ietsje duurder in de winkel, maar dan heb je ook wat – aangeschaft. Het komt tegenwoordig ook voor dat jongelui in een spijkerbroek lopen waarin zelfs al hele gaten zitten, op de knie en elders, met rafels aan de onderkant. Dat is nog eens een nieuwerwetse manier om te laten zien dat je erbij hoort, meedoet met de allerlaatste mode.
In mijn bus 12 zie ik nu een nieuwe variant. Een tienermeisje dat tegenover mij zit op een vierzitsbank, heeft een spijkerbroek aan met gaten, die daaronder met stof weer zijn gedicht. Op die onderliggende stof zitten weet ik hoeveel nepdiamantjes. Als ik uitga van vijf steentjes per losse stukje stof, kom ik zonder probleem op een kleine honderd uit. Lux & Dalí zouden ze er zo een hele ketting van kunnen rijgen. Vooralsnog kan ook de spijkerbroek met slijtplekken met steentjes mijn goedkeuring niet wegdragen.

Op de faculteit is mij een werkplek met computer toebedeeld op een grote kamer tegenover die van Lluís, aan de zuidkant op de tweede etage. Ik deel de kamer met Mariela, een magere vrouw uit Buenos Aires, en twee jonge dames, Marta en Daniela, die daar dagelijks hun ding doen. Marta belt op mijn verzoek voor me met Etel; die komt a.s. dinsdagmorgen weer “pótse”. Als ik het goed onthouden heb, is zij statisticus van haar vak; ik zal het haar nog eens opnieuw vragen. Daniela, uit de buurt van Tijuana in Mexico, heeft nog een maand in mijn woning gezeten, vertelt ze, voordat ik er onlangs weer introk. De vorige keer kreeg ik van haar een gekopieerde sleutel van de kamer en nu gaat ze een keer met me mee naar de andere gang op de tweede etage om mij de printer (DEVELOP) te wijzen.
Ik heb het eerlijk gezegd best getroffen met het drietal en zou bijna vergeten hoe aardig mijn oude kamergenote Cristina (uit Las Palmas bij mijn weten) en Adriana uit het Argentijnse Mendoza (dat ligt in het westen, niet zo ver van Santiago de Chili) voor me zijn. Die zitten twee kamers verder op de gang. Wisten jullie al dat Adriana twee katten heeft? Dat is hier anders helemaal niet zo gangbaar. (Als Lluís mijn kamer betreedt, klaagt hij erover dat zijn kamer een stuk benauwder, warmer is dan de mijne, maar ruilen, ho maar.)

Trudie verraste me in een e-mail vorige week al met haar top tien evergreens. In navolging van de bekende top 2000 op het einde van het jaar is er nu ook een evergreen top 1000, op NPO 5. Daaruit heeft ze haar rijtje favorieten gekozen, zonder overigens daarbinnen nog weer een volgorde aan te brengen. Hier is-t-ie, haar evergreens top tien, in alfabetische volgorde:
01.Are you lonesome tonight?/Elvis Presley
02.I love you because/Jim Reeves
03.Imagine/John Lennon
04.Lea/The Cats
05.My way/Frank Sinatra
06.Music/John Miles
07.Ode aan Maastricht/Benny Neyman
08.Pastorale/Liesbeth List & Ramses Shaffy
09.She/Charles Aznavour
10.Testament/Boudewijn de Groot
Ik zal niet zeggen dat ik ook maar één nummer van de tien ook zelf gekozen zou hebben, maar het pleit voor haar dat ze ermee komt. Wie volgt? Of is de evergreen top 1000 al weer geweest?

Zo maar een T-shirt opschrift van donderdagavond, als ik vanaf de boulevard naar de Spar loop om o.a. een megafles drinkwater te halen. Een nogal brutaal uitziend meisje had op haar zwarte geval staan: “I’LL NEVER STOP”. En inderdaad, ze loopt me straal voorbij, op weg naar Las Canteras.

En nu, op de vrijdagmorgen, besluit ik dapper om Sam Baker nog eens van stal te halen. Ik herinner me vaag dat ik de Texaan, geboren in 1954, met zijn nogal beperkte zangkwaliteit – het lijkt de hoogbejaarde Leonard Cohen wel – al eens heb laten horen hier. Echter, wat geeft het, we doen hem nog een keer. Intussen heb ik vier cd’s van hem plus een “Live in Holland” plaat uit 2008. Peter zal debet aan het een en ander zijn, maar ik sluit niet uit dat ook het Rotterdamse Muziekweb zijn bijdrage heeft geleverd.
Deze keer laat ik “Mercy” uit 2004 en “Say grace” uit 2013 voor wat het is (zijn) en neem jullie mee naar de muziek van “Pretty world” uit 2007 en “Cotton” uit 2009. Om het niet te gek te maken presenteer ik hier alleen een tiental nummers dat er volgens mij bovenuit steekt. Op sommige zingt trouwens een dame mee die best wel goed van stem is. Hier is de opsomming van mijn favoriete Sam Baker nummers uit de periode 2007-2009:
2007.01.Juárez
2007.05.Odessa
2007.07.Psychic
2007.10.Broken fingers
2007.11.Days (op zijn Spaans)
2009.02.Cotton
2009.05.Signs
2009.07.Who’s gonna be your man
2009.08.Say the right words (instrumentaal, piano)
2009.12.Bridal chest
Om nou te spreken van extreem lange titels van de nummers, nee, dat kan ik er niet van maken. (Om een voorbeeld van het tegenovergestelde te geven: Kirsty MacColl’s “There ‘s a guy works down the chip shop swears he’s Elvis”; dat is nog eens een rock & rollnummer met een titel.) Echter, luister eens met mij naar nummers als “Odessa” en “Who’s gonna be your man” en een beetje verknocht moeten jullie toch ook wel raken. Mij bevalt de muziek van Sam Baker wel.

Op de boulevard zie ik een man naar een nogal gepresseerde kakkerlak schoppen. Het is hier in Las Palmas warm en vochtig zat en daar horen op zijn tijd beestjes bij, die zo maar uit de struiken komen aanwaaien en dan weer snel het hazenpad kiezen. Alom wordt beweerd dat je kakkerlakken niet onder je voet mag verpletteren, omdat de vele eitjes, als het een zwanger vrouwtje is, dan aan je schoenzool blijven plakken en bijv. later in huis voor een plaag kunnen zorgen. Klopt dat verhaal? Of is het een broodje aap zoals dat muggen op het licht afkomen, mieren zeer vredelievende beestjes zijn en pissebedden goed voor het milieu zouden zijn. De betreffende kakkerlak, toch gauw een cm of 7 lang, kegelt intussen het zand in en verdwijnt daar ergens.

Om half 9 op de vrijdag worden we op vuurwerk getrakteerd. Het wordt ergens bij het auditorio Alfredo Kraus afgestoken, de lucht in geschoten. Er gaan in vijf à minuten tijd heel wat pijlen de lucht in, met het nodige begeleidende gedonder. Vroeger was dat vuurwerk, maar dan veel langer, gangbaar op koninginnedag ‘s avonds in Maastricht. Nu zie ik heel wat Palmezen gewoon doorlopen op Las Canteras. Legio toeristen hebben wel hun telefoon annex fototoestel in de aanslag. Ik reken mezelf vrijdagavond bij de Palmezen; in ieder geval heeft mijn Spaanse telefoon geen fototoestel.
Op de zaterdagavond zit ik om 10 uur op mijn balkon mijn boek over de Mandibles uit te lezen – zie verder beneden, als ik hetzelfde gedonder weer hoor. Hebben we deze keer wel van doen met een plotseling onweer (tormenta), met gedonder (trueno) en bliksemflitsen (rayos)? In dat geval breekt het bepaald niet door. Na tien minuten is het voorbij en ik veronderstel maar dat het een volgende kortstondige uitbarsting van vuurwerk (fuegos artificiales) is.

Op dezelfde zaterdag ben ik op de vroege avond mijn voorraad “avellanas tostadas”, licht geroosterde hazelnoten, gaan aanvullen. Het blijkt dat die van El Corte Inglés het lekkerste zijn, dus daar spoed ik mij dan heen en koop drie bakken – een voorraadje!
Vóór de winkel aan de zuidkant brengt een man gepofte kastanjes aan de man, “castañas asadas”. Dat hoort bij deze tijd van het jaar, verhitte kastanjes, ook in onze contreien. Ik herinner me dat ik er Trudie altijd een plezier mee deed, als we in november of december in Luik rondbanjeren. En nou komt het: het schijnen wel tamme kastanjes te moeten zijn, geen “gewone”. Mijn simpele vraag is dan: als je die “gewone” nou enigszins van de schil zou ontdoen en dan op een gloeiende plaat zou “poffen”, zouden die dan veel minder smaken? Ik neem het maar aan, maar zou toch wel eens de proef op de som willen nemen.

Gisteravond heb preventief nog eens een portie agua fuerte (Salfumán) door de gootsteen gekiept met daarop heet water en ja, mijn wasmachine doet het vanmorgen zonder mankeren. Om 11 uur op de zondagmorgen besluit ik mijn korte broek te ruilen voor een lange katoenen broek met olifanten, die ik destijds in Bangkok gekregen heb van David, een mede-Indochinaganger uit Purmerend. Trudie vindt de broek drie keer nul komma nul, maar die is hier niet om me te kapittelen.
Dan begeef mij monter naar de rastro, de zondagmarkt. Daar lopen best veel mannen in een korte broek te slenteren, ook ouderen, maar ik niet dus. In huis loop ik graag in een korte broek, voor een boodschapje om de hoek kan het ook nog wel, maar voor het uitgebreid verzetje buitenshuis vind ik dat op mijn leeftijd minder gepast. Wel blijkt dezelfde olifantenbroek en varianten daarop op diverse plaatsen op de rastro te koop te zijn. Het “oferta, oferta” en “muy barato” schalt over de drie lange rijen kramen, die vooral door niet-Palmezen uit Oost-Europa, Marokko, Centraal Afrika en India worden bemand. Het wordt allemaal minder, riep de bejaarde. Ik kan helaas niets van mijn gading vinden op de rastro, kijk ook niet al te nadrukkelijk in bijv. stapeltjes cd’s, maar een leuk wandelingetje is en blijft het wel. Om half 1 ben ik terug voor een broodmaaltijd van makreel met een salade van ui, paprika en tomaat.

´s Avonds op de boulevard vraag ik mij af wat ik de beste plaat, cd van de nieuwe Nobelprijswinnaar literatuur Bob Dylan vind. Zijn allerlaatste albums met Sinatranummers, om nog maar te zwijgen van zijn kerstplaat, kan ik maar matigjes waarderen. Niettemin, wat heeft de man vanaf de jaren zestig tot nu al een vracht prachtige liedjes geschreven, mooie melodieën met idem dito teksten, de ene nog klinkender dan de andere. Ik gun hem op zijn oude dag de prijs van harte, vind eigenlijk dat hij hem al veel eerder had moeten krijgen.
Uit zijn latere periode noem ik hier, met stip, zijn “Time out of mind” uit 1997, met nummers als “Lovesick”, “Standing in the doorway”, “Highlands”, en vooral “Not dark yet”. Zijn eerste, nog echte folkplaten uit het begin van de zestiger jaren mogen er ook nog altijd best zijn. Op mijn boulevardbank kies ik echter op zondagavond voor “Blonde on blonde” uit 1966, dat ik vrij luid in mijn oortjes laat vibreren. Op de markt mogen legio grote nepkoptelefoons in de aanbieding zijn, ik volsta nog altijd met mijn oordopjes van niks, die voor mijn gehoor goed genoeg zijn. “I want you”, “4th Time around”, “Visions of Johanna” en vooral “Absolutely sweet Marie”, allemaal met mondharmonica, daar doe ik het voor.

Toch kies ik de maandag voor een andere artiest om aan jullie te presenteren. Jullie kennen de R&B-zanger Solomon Burke uit Philadelphia nog wel, geboren in 1940. Zijn eerste hits zoals “If you need me” dateren net als bij Dylan uit het begin van de zestiger jaren. Ik heb zo’n dertig cd’s van hem op MP3, dat is nog eens een berg. Met Harry vind ik vooral zijn muziek van na 2000 heel goed, beter nog dan zijn vroegere, een echte “revival”. Thuis in Maastricht heb ik van de zomer nog eens een dvd uit de bieb van Solomon Burke zitten bekijken van zijn live opgenomen cd “Nashville” uit 2006. Hoge school!
De man overlijdt in 2010 op Schiphol, als hij 70 jaar is, iets aan de vroege kant. Heeft zijn overgewicht er iets mee te maken? Op het podium zit hij met zijn 150 à 200 kilo permanent op een extra brede zetel, waar hij na afloop nog meer moeilijk uit te halen is vanwege zijn vergaande artrose. Hoe dan ook, de jongens van “De Dijk” hebben hem eerder weten te charteren voor een gezamenlijke cd, die bij nader inzien bovenal toch weer een Solomon Burke-cd is geworden, met de Amsterdamse band op de tweede plaats. Boegbeeld Huub van der Lubbe van “De Dijk” mag op geen enkel nummer met de man meezingen. Om de cd te promoten is Solomon Burke in de herfst van 2010 naar Nederland gekomen voor een optreden, maar dat komt er niet meer van. Zelfs popsterren hebben niet het eeuwige leven, gaan misschien wel eerder dood. Hier zijn de twaalf nummers van “Hold on tight”, van Solomon Burke & “De Dijk”:
01.Hold on tight
02.My rose saved from the street
03.What a woman
04.No one
05.More beauty
06.I gotta be with you
07.Seventh heaven
08.Good for nothing
09.Text me
10.Don’t despair
11.The bend
12.Perfect song
Ik ben er geen fan van als mooie muziek verstoord wordt door een stelletje trompetten. Helaas, van sommige nummers van Solomon Burke, ook op deze cd, krijg ik daarom de kriebels. Liedjes als “What a woman”en “Text me” (SMS me) worden er echt door verpest. Gelukkig blijft er wel genoeg aardigs over op de cd; luister eens naar de nummers “Hold on tight”, “My rose saved from the street”, “More beauty” en “Good for nothing”, het is allemaal zeer te genieten.
(Eerder in hetzelfde laatste jaar van Solomon Burke’s leven kwam ook nog “Nothing’s impossible” uit, dat ik eerlijk gezegd hoger aansla, met een orkest.)

Maandagavond ga ik naar mijn bibliotheekje hier om de kranten te lezen, maar daarin staat weinig van mijn gading. Lux had ik per e-mail gevraagd gevraagd of ze bij de sinterklaasoptocht in Maastricht ook Pieten had gezien. Tuurlijk, was het antwoord, wat moet je nou met een sinterklaasoptocht zonder Sinterklaas en Pieten.
Zou ze weten hoe het kaartspelletje zwartepieten ook al weer gaat? Zelf ben ik het kwijt, maar op school, bij meester Ronald, kan ze het best eens rondvragen, als ze het nog niet weet. Zo nodig kunnen Eva of Jan Willem er thuis zelfs een boekje bijhalen, waar het instaat, of – ik was het haast vergeten – met haar op het internet kijken. Daar zal ongetwijfeld een beschrijving van het spelletje staan.
Op de terugweg bespeur ik op playa Chica, het strandje bij de Doctor Grau Bassas, een verandering in het cafébestand. Tussen de megazaak Taberna Chica en Costa Canaria is een nieuwe nering opgedoken: La Quilla. Die naam heb ik moeten opzoeken. Het staat voor “kiel”. Ik neem aan dat er hier niet het kledingstuk mee bedoeld wordt, dat is “blusón”, maar dat “quilla” staat wel voor de kiel van een boot, de (houten) bodemlaag. Kielhalen is “pasar por la debajo de la quilla”. Het Spaanse woord quilla lijkt best op het Nederlandse kiel trouwens; zou er sprake zijn van etymologische verwantschap?

Dinsdagmorgen mag ik eindelijk Etel weer verwelkomen. Om kwart voor 9 al staat ze voor de deur en even later in mijn flat. Haar blik is zoals altijd even neutraal, maar ze mag mij wel. Het blijkt dat ze sinds deze zomer een ander mobieltje heeft (móvil, 673756748) en ook verhuisd is, met een ander vast nummer (fijo, 928.916636). Gelukkig had ik van Etel eerder ook het mobiele nummer van haar man Hector gekregen, anders had ik haar niet eens meer kunnen bereiken.
De opvolgende drie uur is ze druk in de weer om mijn woning te soigneren. Om te beginnen moeten mijn keukenkastjes, die een partij water voor hun kiezen hebben gekregen, het ontgelden. Ze haalt er diverse doekjes uit die ik later in de wasmachine mag stoppen, voor zo ver ik ze niet weggooi. Als het al bijna 12 uur is, zwaai ik haar met een “muchas gracias” uit. Ook zij zegt dan “muchas gracias”; Peixia in Maastricht heeft dat ook, dat mij bedanken dat ze mag komen. Over twee weken, op de woensdagmorgen nadat ik op sinterklaas Marja, Klaar & Cyntha in Maspalomas heb bezocht, komt Etel opnieuw “pótse”, limpiar, maar niet de plaat.

Het is trouwens Canarisch herfstweer vandaag. Al vanaf vanochtend, als Etel haar gezicht laat zien, kunnen de paraplu´s te voorschijn gehaald worden. Als ik om 7 uur ´s avonds over Las Canteras loop, is het voor het eerst net onder de 20 graden, 19 om precies te zijn, de hele dag was er geen zon te bekennen en het waait op de boulevard behoorlijk. Veel volk is er niet op de been en ik kies ervoor om vanavond thuis naar een film te gaan kijken, voor het eerst deze winter. Bij Carlos begint dan op de buis net de uitwedstrijd van Real Madrid bij Sporting Lissabon. Superheld Cristiano Ronaldo loopt in een paars tenue over het grasveld.
Om 8 uur zit ik startklaar voor de film `A most wanted man`, naar het gelijknamige een boek van John LeCarré. De film, van de Nederlandse regisseur Anton Corbijn uit 2014, duurt twee uur en gaat over twee arabieren in Hamburg, de stad waar eerder de voorbereiding van 9/11 plaatsvond. Het betreft een oudere professor aan de universiteit, Faisal Abdullah, die verdacht wordt van geld doorsluizen naar een terroristische islamorganisatie en een van oorsprong Russische moslim die onlangs naar Duitsland is gevlucht. Hij gaat later in de film de vele miljoenen erfenis van zijn corrupte vader aan de oudere man geven. Hoofdrolspelers zijn niet deze twee mensen, maar de terroristenbestrijder en alcoholist/kettingroker Günther Bachmann, gespeeld door Philip Seymour Hoffman, zijn laatste rol, en de blonde advocate van de jongeman Annabel Richter, in het echt Rachel McAdams. Er is een mooie bijrol vergeven aan o.a. William Dafoe die de bankier Tommy Brue mag spelen. En zowaar is muzikant Herbert Grönemeyer, die de filmmuziek verzorgt, ook nog goed voor een rolletje.
Ik vind het een spannende film, waar ik twee uur lang geboeid naar heb zitten kijken. Wie hem ook wil zien, dient wel te blijven kijken tot aan helemaal het einde, want de afloop zet het verhaal nog eens op zijn kop.

En dan is het alweer woensdagmorgen en mag ik deze brief verzendklaar gaan maken. Mijn volgende kunnen jullie met goed fatsoen a.s. dinsdag verwachten. Dan heb ik een weekend met Noé achter de rug en ik neem maar aan dat hij over die periode voldoende gespreksstof zal leveren. Voor nu, zet je schoen maar eens a.s. zaterdagavond, bij bijv. de vloerverwarming; wie weet… Daarbij, bedenk alvast eens wie je het liefste als slachtoffer van je gedicht gaat hebben bij het eventuele lootjes trekken. Misschien helpt het. Hoewel het hier N.B. Spanje is, is er nog steeds geen sint te bekennen, ook geen schimmel, maar aan pieten is er gelukkig geen gebrek. Ik wens het jullie, okidoki, en tot ziens maar weer, hasta luego, PaulK.

BOEKBIJLAGE

Vanwege mijn alweer zeventigste verjaardag kreeg ik vanuit Eindhoven (Peter, Susanne, Renske, Anoek, Tygo) een apart boek toegestuurd. Ik beloofde hun om het hier te gaan lezen en dat is nu gebeurd. Het is van Lionel Shriver, een Amerikaanse dame van zeg 40 jaar, meer informatie heb ik zo vlug niet, en het heet in Nederlandse vertaling: “De Mandibles, een familiekroniek 2029-2047”. Hij speelt dus in de toekomst, weer eens iets anders dan een hedendaagse thriller of de historische roman, die ik erna aan het lezen ben. De plaats van handeling is vooral Brooklyn, New York.
Douglas Mandible is in 2027 97 jaar en voor de tweede keer getrouwd, nu met Luella, die intussen dement is. Zijn twee kinderen zijn vrijgezellin Nollie van 73, ooit een geslaagde schrijfster, nu woonachtig in Parijs, en de op zijn geld beluste Carter van 69, getrouwd met Jayne. Carter en Jayne wonen in Washington en hebben drie kinderen, veertigers inmiddels: Avery getrouwd met Lowell en hun drie kinderen Samantha, Goog en Bing, vervolgens Florence met kind Willing die nu al vijf jaar samenwoont met Esteban en dan nog de jongere Jarred die ver buiten de stad New York een alternatieve boerderij runt.
Dan gaat de Amerikaanse economie finaal naar de knoppen, vijf jaar na een eerdere crisis. De ondergang wordt op de fleX-tv aangekondigd door de eerste latino president Alvarado. Het land kan en wil zijn schuld niet meer afbetalen, vordert alle goud en ziet zijn dollar steeds minder wegzakken. Het gaat in de jaren erna steeds verder bergaf, alles wordt immens duur, terwijl buitenlanden zoals China de wereldmacht overnemen. In plaats van de dollat is de bancor nu de munt waar het in de wereld om draait. (De Europese euro is eerder al gesneuveld.)
Terug naar de Mandibles-familie, die wordt straatarm en knapt pas een beetje op, als ze naar de boerderij van Jarred is verhuisd. Vijf jaar later, in 2032, doet de “dolar nuevo” zijn intrede en gaat het eindelijk weer wat beter met de Amerikanen. Wel controleert de staat zijn burgers intussen steeds meer; vooral de belastingdienst, waar Goog later voor gaat werken, heeft er een handje van. Hier zijn enkele andere feitjes: Lowell is als professor economie ontslagen en Florence is eigenlijk nog de enige met officieel, wel zwaar onderbetaald werk, op een asielzoekerscentrum. Willing heeft een bijzondere kijk op de economie en de dagelijkse besognes. Hij laat zich een chip in zijn nek plaatsen, omdat hij anders geen baan kan krijgen, maar de overheid kan nu wel zijn financiën tot op de cent controleren. Er gebeurt echt van alles in het boek, waar je zo vlug niet aan zou denken. Bijv. Florence sterft aan een antibioticaresistente bacterie-infectie, Samantha wordt al snel een hoertje, met een diploma, maar jullie moeten het boek zelf maar gaan lezen. Met zijn oudtante Nollie en Goog zie ik Willing op het einde vertrekken naar oom Jarred in Nevada. Die staat heeft zich van de rest van de V.S. losgemaakt en is nu een Vrije Staat.
Willen jullie een rijtje woorden dat volgens Lionel Shriver over twintig jaar of zo populair zou kunnen zijn? Wat vinden jullie van rimp (= bejaarde), frut (= waardeloos), Rover (= belastingambtenaar) dan wel – maar ik blijf het niet vertalen - rauw, dollar, slaper, bot, tera enz. Ik vraag me voor de zoveelste keer af waarom ik op school vroeger wel bijv. oud Latijn heb moeten leren, maar van (macro-)economie nog steeds nauwelijks of niet kaas heb gegeten.
Intussen vind ik “De Mandibles” van Lionel Shriver best een interessant boek, bijna 450 dicht gedrukte bladzijden, dat ik eerlijk is eerlijk met de nodige voortvarendheid heb doorgewerkt. Zeker diegenen onder jullie die ietsje meer dan ik van economie weten, raad ik aan om het te lezen. Ik heb er een 8 voor over, correctie een 8-, omdat het me af en toe wat te veel word. Zal ik nog eens een ander boek van dezelfde schrijfster gaan lezen? Wie weet...

donderdag 17 november 2016

Weblogbrief 12.03, 17 november 2016

Weblogbrief 12.03, 17 november 2016

Buenas tardes, queridos amigos y familia, ik stap bij dezen over op een steeds terugkerend begin van mijn brieven aan jullie: goedemiddag, beste vrienden en familie, doen jullie het daarvoor? Mijn derde brief van deze winter is in de maak. Hij begint, zoals steeds, als ik mijn vorige verstuurd heb en ik aanstalten maak om het gebouw van de gezondheidsvoorlichters te verlaten.
Mij moet allereerst van het hart dat de afdeling van Lulligs wel erg veel buiten de deur doet. Het afgelopen jaar hadden “we” Louis als coördinator van het immense nieuwe faculteitsgebouw en Jorge nog steeds als viceaanvoerder van de faculteit, voor buitenlandse onderwijsbetrekkingen. Jorge is sinds kort teruggekeerd in de groep van Lluís – hij vertelde me dat hij zijn rol in het decanaat niet meer zag zitten, te politiek. Nu is Almudena weer in de running om vicerector onderzoek te worden onder de bezielende rectorale leiding van dierenarts Alberto Montoya Alonso. De man, eind 50 (?), ziet er op de foto nogal bescheten uit, excusez le mot, maar Almu klein als ze is, staat er met haar bruine haardos wel acceptabel bij. De slagzin van hun totale groepje van een persoon van acht is “ULPGC – revivir la ilusión”, het lijkt wel een slagzin van Donald Trump. De tegenspelers zijn bioloog Robaina en rechtsgeschiedenisman Galván. Deze week, op woensdag 16 november, is de verkiezing en als ik vrijdag mijn komende brief op de uni ga posten, krijg ik de uitslag op een verlaat presenteerblaadje. Het is terzijde mogelijk dat er een tweede ronde komt, als geen van de drie kandidaten meer dan 50% van de stemmen haalt.

Afgelopen vrijdagmiddag zat ik om half 6 in de “guagua” naar het Castillo De La Luz, toen het – buiten – hard begon te regenen. Op straat wisten de mensen niet hoe snel ze een schuilplaats konden vinden. Binnen in de bus was de sfeer een stuk aangenamer. Enne, na regen komt zonneschijn, maar op een van de natte bankjes in het park zitten is dan helaas niet zo lekker meer. Dus besloot ik al op Santa Catalina uit te stappen en mijn rust te gaan zoeken in café La Alemana op het plein. Daar kon ik mijn locale bier drinken en kijken hoe ver ik die avond kwam in mijn boek van deze week. Ik vond een mooi plekje onder het afdak en ik heb er tot bijna 9 uur gezeten, solo, maar niet alleen.

Mijn zaterdag begint met een was in te zetten en koffie te “maken”. Daarna neem ik plaats op het balkon, met mijn boek uiteraard. Ik bedenk net welke cd ik jullie eens ga voorschotelen, als ik voor mijn koffie opnieuw de keuken inloop. De vloer is op dat moment een compleet kinderzwembad en het zal alleen maar erger gaan worden, vrees ik. Ik weet het: het water in de keukenbak liep slecht door en misschien had ik geen was moeten draaien en acuut met Lluis moeten gaan communiceren. Ik dacht “natuurlijk”weer: het probleem lost zich vanzelf wel op, fout dus!
Met mijn zwabber en een variant van stoffer en blik probeer ik de zaak weer enigszins droog te krijgen, maar dat is haast onbegonnen werk. De verstopping, obstructie (“atascamiento” in het Spaans) is nu compleet, lijkt het, en misschien zit er zelfs wel een lek in mijn rioolbuis, ergens achter bij de muur. Daar gutst af en toe een golf water uit. Om het probleem te tackelen heb je een loodgieter nodig, een “fontanero”. Met mijn gootsteenontstopper of ontstoppingsmiddel van het locale Kruidvat los je het waarschijnlijk niet meer op. Na het weekend zal ik naar naar de universiteit terug moeten om zo’n vakman bij Lluis te bedingen. Zo heb je nog niks en zo zit je in de sores.
Dan kan ik tevens iemand laten bellen voor Etel. Het wordt langzaam aam tijd dat ik mijn “limpiadora” weer geregeld over de vloer krijg. De eerdere schoonmaak van een werkster van Lluis is al weer haast verleden tijd.

Om een uur of 4 op zaterdagmiddag zijn mijn gedachten een beetje bij John Wevers, de 70+ vriend van mijn ex Wil. Hij is een aardige man en wie kent hem niet als de wethouder voor stadsontwikkeling in Maastricht in de periode 1974-1994, twintig jaar lang. Ik wil hem best weer eens ontmoeten in café de Poort, waar ik hem ook de afgelopen jaren geregeld gespot heb. Dat zal wel weer zaterdag vóór carnaval worden. Ik hoop en verwacht dat ik zijn autobiografie “Eigenwijs in Maastricht” daarvóór al kan lezen. Wil heeft het met deze voormalige architect en ouderwetse PvdA-politicus best getroffen, vind ik. Eva heeft me, min of meer, al toegezegd dat ze mij het boek t.z.t. gaat uitlenen, als ze het zelf uit heeft. Vanmiddag om 5 uur Nederlandse tijd is de presentatie van John’s boek in de Bergmanssociëteit, waarbij Wil en ook Eva en Jan Willem aanwezig zullen zijn. Mijn kleinkinderen, het favoriete koppel Lux & Dalí, zijn dan – na hun bekijks van de glorieuze intocht van de stoomboot in Maastricht – onder de hoede van Ton & Marion.

Later op de dag, eigenlijk in de avond al in Las Palmas, loop ik mijn overbodige rondje over Las Canteras om op “mijn” bank te ontdekken dat ik ook heel mooie muziek op mijn Infiniton apparaat heb staan. Deze keer mag vooral Frank Sinatra me bij de les houden. Zijn cd: “In the wee small hours” is een heuse tranentrekker. “I get along without you very well?” en zo, wat een liefdesverdriet! En daarna is Mark Knopfler aan de beurt met zijn cd: “Tracker”. Ik blijf volhouden dat “Broken bones” een eersteklas carnavalsnummer is, maar hoe denken jullie over “Lights of Taormina”? Het samenspel tussen Mark’s los-uit-de plose gitaarwerk en de trekharmonica is onovertroffen.

Thuis heb ik, ondanks het waterbad van de vroege zaterdagochtend, ook een een mooie, nieuwe cd voor jullie uit zijn plastic hoesje gehaald: “Trail five (The trailhead)” van Jimmy LaFave. Ik had van eerder al zes cd’s van de man (“Highway trance”, “Cimarron manifesto”, “Depending on the distance”, “Trail two”, “The night tribe” en “Trail four”) op mijn computerschijf staan, maar zonder haperen heb ik er deze zomer zijn laatste uit 2016 aan toegevoegd. Hier zijn de twaalf nummers:
01.I’ll be your baby tonight
02.How it must remain
03.Out on the weekend
04.Desperate men do desperate things
05.The loneliness of America
06.Just like a woman
07.Outskirts of town
08.Darkest side of midnight
09.Rock & roll baby
10.This glorious day
11.Tomorrow’s a long time
12.Tulsa time
Helaas heb ik het bijbehorende boekje niet meer, maar nummers als “Just like a woman”, “Tomorrow’s a long time” en “I’ll be your baby tonight” zijn onmiskenbaar van Bob Dylan, de kersverse Nobelprijswinnaar voor literatuur. En terecht! “Just lik a woman” vind ik (ook) mooi als nummer van Richie Havens op Woodstock en is “Tomorrow’s a long time” niet de postume hit van Elvis Presley? (Ook) van het liedje “I’ll be your baby tonight” heb ik verschillende versies. Kennen jullie die van José Feliciano, om voor de variatie eens een Spanjool uit de kast te halen (de man die het voor mij maakte met “No dogs allowed”)?
Terug naar Jimmy LaFave: “Trail five” van de man uit 2016 doet m.i. niet onder voor zijn eerdere werk en vind ik zeer zeker de moeite van een aantal keren beluisteren waard.

Gaan we naar de zondag. Als net goed en wel boven water ben, zie ik vanaf mijn balkon een man komen aanlopen met zijn laptop onder zijn arm. Pal voor mijn deur blijft hij staan. Waar zijn de terrasstoelen van Carlos gebleven? Hadden die niet al lang buiten moeten staan? Ik houd hem voor een Spaanse toerist. Hij vraagt, in onberispelijk Spaans aan een langs lopende buurvrouw van mij waarom Nuevo Murias nog steeds dicht is. Hij weet kennelijk niet dat Carlos en Tóbalo op zondag hun vrije dag hebben.
Iets later, om half 10, zijn de dames en ene heer van de buurzaak wel de vier tafeltjes en stoelen buiten aan het zetten. Op hun rug prijkt met grote letters: “De Francesco” (en ook nog eens in het klein op de voorkant). Komt er eindelijk leven in de straat…

In de vroege avond begeef ik mij tussen het uitgebreide zondagpubliek van Las Canteras. Als ik om mij heen naar wervelende teksten op truien en hemden speur, vind ik helaas niks van mijn en jullie gading, zeker niet in het Spaans. Jullie moeten het daarom doen met eentje: “Forced to work”, dat ik op de rugzijde van een T-shirt van een dikke vijftiger zie. Heeft hij het op zijn werk gekregen, toen hij daar 25 jaar in dienst was?
Bij de Tomas Miller valt mijn oog op een mooie, niet eerder ontdekte reclame van Tropicalbier. Heb ik iets met die firma? Hun nieuwe speciaalbier heet kennelijk “Bandido”; het zou het “cuerpo”, lichaam van Tropical hebben, maar ook de “alma”, ziel van tequila. Bandido, bandiet, at lijkt me een drankje dat ik t.z.t. maar eens moest gaan proberen.
Om ongeveer 8 uur begint het uit het niets vreselijk te plenzen – hoog tijd, wel vroegtijdig, om mijn balkon weer op te zoeken. Daar beslis ik dat ik deze brief niet in tweeën ga splitsen en op maandagmiddag wel naar de universiteit ga, maar niet om een onvolledige epistel te posten.

Op de maandagmorgen acht ik de tijd wel rijp om jullie en mezelf uiteraard met een nieuwe cd te confronteren. Wat betreft muziek uit Nederland ben ik vandaag de dag erg gecharmeerd van die van Blaudzun, voor zijn vrienden Johannes Sigmond, geboren in Arnhem in 1974. Ik heb al vier cd’s van hem in mijn collectie: “Blaudzun” uit 2008, “Seadrift Soundmachine” uit 2010, “Heavy Flowers” uit 2012 en “Promises Of No Man’s Land” uit 2014. Afgelopen zomer verblijdde dezelfde Blaudzun mij met een cd die hij samen met ene David Douglas gemaakt heeft. “High As The Sun” heet ze en het tweetal opereert samen onder de naam Haty Haty. Wat is dat nou weer? In mijn woordenboek “Hedendaags Nederlands” vind ik het niet en kom ik uit bij hatsiekiedee. De cd erna, Jupiter 1, de eerste van een trio, moet ik nog zien te bemachtigen, maar hier zijn alvast de acht nummers van “High As The Sun”:
01.Parakeet
02.Nazaré (feat. Ane Brun)
03.High as the sun
04.Run-stop-non-stop-belly-flop
05.Tell me something
06.Uptown angel
07.After all
08.Haty
Nou moet ik natuurlijk zeggen dat het allemaal wel aardig is, maar dat ik Blaudzun liever solo hoor. Niet dus. Ook deze cd van de man samen met zijn muzikale partner vind ik zeer te pruimen. Het is eche “dance” muziek en als ik niet zo’n muurbloem pur sang was, zou ik zo maar kunnen meedoen.

Op de maandagmiddag blijkt Lluis, die in het weekend elders was, niet te vinden te zijn in het faculteitsgebouw., maar als ik hem dinsdagmorgen bel, reageert hij adequaat. Binnen twee uur staat ene Fernando in mijn “piso” die het probleem van de verstopping met enig kunst- en vliegwerk verhelpt. Fernado raadt me wel om liefst vandaag nog schoonmaakmiddel “Agua fuerte” of “Salfumán” in huis te halen en te gebruiken ook. Het is eenvoudig te krijgen bij de supermarkt of doe-het-zelfzaak en werkt goed tegen opgehoopt vet, koffiedrab, haar en dergelijke. Een officieel “producto desatascador” is volgens hem echter uit den boze. Voor zijn diensten vraagt hij niet meer dan 30 euro. Ik krijg die donderdag van Lluis terug, als ik dan naar de faculteit ga.

Als ik ‘s avonds toch bij de Hiperdino in La Puntilla moet zijn, ga ik ernaar op zoek. Bij de “productos de limpieza” koop ik een grote zwarte fles van anderhalve liter voor een habbekrats, van de firma ifa-SABE uit Asturië in Noordwest-Spanje. Het spul bevat 24% chloorhydraat. Thuis gekomen probeer het uit en het werkt prima. Hoe vaak dien je het te gebruiken? En eigenlijk dien je het enkel en alleen te gebruiken met handschoenen aan, maar zo ver gaat mijn preventie niet.

Nu ik toch over preventie begin, zoals jullie weten, hoor ik tot de grote klasse mensen die dagelijks een trits pillen moet slikken. Ik zal ze hier niet allemaal gaan opsommen, behalve eentje: nivaroxaban, waarvan ik onder de merknaam Xarelto iedere ochtend 15 mg dien te nemen. Het is een bloedverdunner, maar wel eentje waarvoor je niet steeds op controle hoeft. Ik gebruik al bloedverdunners sinds ik een beroerte heb gehad, in 1995.
En nou komt het: is dat niet een medicament dat jullie en ik eigenlijk preventief zouden moeten gebruiken? In dat geval geef ik de voorkeur aan een kinderaspirine, 100 mg acetylsalicylzuur of nog ietsje minder. In die dosis werkt het niet als pijnstiller, ontstekingsremmer en temperatuurverlager, maar als bloedverdunner beschermt 100 mg je wel tegen een beroerte en ander cardiovasculair leed en is bovendien effectief om je allerlei kankers van het lijf te houden. Dat is nog eens een idee! Wie gaat deze preventiepil op de markt brengen?
Een nadeel van het nemen van bloedverdunners is dat je iets meer kans hebt om een maagbloeding te krijgen. Dat lijkt me wellicht een contra-indicatie, als je al maaglijder bent, maar verder? Bovendien kan de industrie de pillen best “coaten” met een beschermend laagje om die kans verwaarloosbaar klein te maken. Blijft m.i. als nadelige bijwerking alleen over dat een nieuw wondje iets moeilijker dichtgaat en er iets langer erover doet om te genezen.

Sinds kort correspondeer ik met Lux, mijn kleindochter van 6 jaar oud. Ze heeft nu een eigen e-mailadres. Daarop vertelde ze me onlangs wat ze samen met Dalí met Sint Maarten ‘s avonds aan snoep in de straat had opgehaald. Ik eindigde mijn email terug aan haar met knuffels. En bedacht toen: knuffels, hoe noem die in het Spaans? Echte complete omarmingen zijn “Abrams”, iets wat een graadje minder is, “hugs” in het Engels, zijn volgens mijn Derdehands-Spaans woordenboek o.a. (in het meervoud) “mimosa”, “Marrum”, “toercaravans”. Die geef je in het Spaans niet, die doe je: “Hacer mimos”. Dat jullie (en ik) het maar weten…

Vandaag al, op de donderdag, ga ik jullie mijn nieuwe brief opsturen. Lluis is er morgen niet, op werkbezoek in Sicilië, en dus ga ik straks naar de faculteit, o.a. om het geld terug te krijgen dat ik aan Fernando heb betaald. Hij mag nog eens terugkomen, omdat een was die ik vanochtend heb ingezet, alweer voor een klein “pieringebad” heeft gezorgd in de keuken. Etel zal ik vanmiddag nog eens proberen te vragen, dat laat ik liever doen, of en wanneer ze weer (“de nuevo”) komt poetsen.
Voor mijn volgende brief worden jullie verondersteld te wachten tot, zeg, woensdag 23 november, als mijn favoriete voetbalclub Barcelona het ‘s avonds gaat opnemen, uit nog wel, tegen het Schotse Celtic. Voor nu, achurones, caricias, om nog twee andere vertalingen van knuffels bij jullie te introduceren, gedraag je een beetje in de herfstige aanloop van de feestdagen. Verorber eens een hele staaf boterletter mt amandelspijs en tot ziens maar weer, hasta luego, jullie toegenegen vriend, afectuoso amigo, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Er is maar één Don Winslow. Van de thrillerschrijver uit Zuid-Californië, in Nederland volstrekt onbekend denk ik, heb ik intussen al een heleboel boeken. Ze zijn allemaal even mooi, over de surfwereld daar en het drugsverkeer op de grens met Mexico. Vorig jaar werd Don Winslow’s laatste boek hier, het vervolg op de hit “The power of the dog”, zo maar gekozen tot de thriller van het jaar. Het boek waarover ik het heb, heet “The cartel” uit 2015. Ik beloofde jullie toen al dat ik het me, in het Engels, zou aanschaffen en dat kwam er ook van, toen ik onlangs met Trudie in Hasselt in een boekhandel belandde. Hier is mijn bespreking van het boek, dat overigens bijna alleen op allerlei plekken in Mexico speelt, in de jaren 2004-2012. (Ik ben blij dat er een kaartje van het land is bijgevoegd.)
In notendop gaat het over de jacht van min of meer ongeleid projectiel Art(uro) Keller van de Drug Enforcement Administratoren op de leiders van de Mexicaanse drugs kartels, Adán Barrera voorop, met Diego Tapia en Nacho Esparza als zijn secondanten. Later gaat het ook om andere bazen van drugskartels in Mexico. De belangrijke zitten in Sinaloa, Tijuana, Juárez en aan de Golf. Ik kan nu een heleboel namen gaan noemen van mensen die de drugsoorlog ter plekke wel en niet overleefd hebben, maar daar begin ik maar niet aan. Ik beperk me tot enkele namen. Aan de kant van de goeden noem ik hier Mari(sol), Jimena & Erika, Luis Aguilar en Gerardo Vera, journalisten van krant El Periodico in Juárez (Pablo, Ana, Giorgio, Óscar) plus “El niño salvaje” van blog “Esta vida”. Aan de oppositiekant zie ik o.a. Magda Bertrán, Crazy Eddie Ruiz, Ochoa (Z-1), Segura & Forty, de andere Tapia’s, kolonel Alvarado en tiener Chuy van de Familia Michoacana. Vooral uit Juárez en omgeving (met aan de Amerikaanse kant El Paso) wordt de ene na de andere slachtpartij gerapporteerd.
Hoe loopt het af, voor zo ver je dat bij een drugsoorlog kunt zeggen? Daarvóór moeten jullie de ruim 600 dichtgedrukte bladzijden van Don Winslow’s boek zelf maar lezen. Het drugsprobleem zit overigens volgens de schrijver niet primair bij de leveraars van drugs, meer bij het omvangrijke aantal gebruikers. Die maken dat de handel uiterst effectief blijft. (Naar analogie: als we zouden stoppen met ieder voor zich in een auto te rijden, zou het olieprobleem drastisch krimpen.)
Terzijde krijg ik een hele litanie Spaans (Mexicaans) over me heen, waar ik mijn voordeel mee kan doen. “Pintate”, “chido” en ga zo maar door. De nieuwe woorden en uitdrukkingen worden allemaal ook keurig vertaald voor me in het boek, maar een woordenlijstje op het eind zou niet misstaan.
Het boek “The cartel” van Don Winslow uit 2015 is intussen al de hemel ingeprezen door collega-thrillerschrijvers als Michael Connelley (“There is no higher mark for a storyteller”), Lee Child (‘Sensationally good”) en James Ellroy (“This is the War and Peace of dope-war books”). In de diverse media stond en staat het boek zonder meer in de hoogste regionen. Wat heb ik daar als amateur recensent nog aan toe te voegen? Haast niks, bedenk ik. Het boek is heel spannend en geeft een een echte inkijk in de immense drugswereld en haar povere bestrijding. Ik heb er een 8½ als recensiecijfer voor over, “goed tot heel goed”.

Ik heb nog een tweede boek ter bespreking, maar het is meer een novelle dan een roman, geen heel echt boek, met zijn 200 bladzijden en een grote letter. “The Drop” heet het, voor details zie blz. 36, van Dennis Lehane, uit 2014. Eerder heb ik deze thrillerschrijver bij herhaling bedeeld met complimenten in mijn brieven. Hij heeft heel wat moois op zijn naam staan. Wat gaat dit werkje, dat speelt in Boston, brengen?
Eerst maar een beetje inhoud. Ene Cousin Marv Stipler is zetbaas van een bar, die sinds een jaar of 10 eigendom is van een groep Tsjechen. Zijn rechterhand en hoofdrolspeler in het verhaal is Bob Saginowski, al snel met aan zijn zijde een aanvankelijk gewonde pitbull, die hij Rocco noemt. De bar wordt gebruikt – net als andere bars in de stad – als verzamelpunt voor allerlei weddenschappen, een “drop bar”, waarbij veel geld omgaat. Bob krijgt van doen met psychopaat Eric Deeds, die o.a. claimt de eigenaar van Rocco te zijn. Dezelfde Eric staat in de belangstelling van politieman Evandro Torres, die tien jaar na het verdwijnen van Richie “Glory days” Whelan nog steeds op zoek is naar diens moordenaar. Ik vermeld hier verder nog hondenfanaat Nadia Dunn en pater Pete Regan met diens teloor gaande parochiekerk. Op de dag van de Superbowl komt een en ander tot een climax.
Tussendoor: weten jullie wat in het Amerikaans Little Christmas is? Dat staat voor 6 januari; Driekoningen, zouden wij zeggen. Pas daarna mag je met goed fatsoen je kerstboom aftuigen en buiten zetten.
Ik vind “The drop” een aardig verhaaltje, maar helaas niet meer dan dat. Bovendien heb ik er af en toe echt moeite mee om het Engels goed te kunnen volgen. Een spannend boek kan ik het niet vinden en jammer, Dennis Lehane, ik heb er niet meer dan een 6½ voor over.

vrijdag 11 november 2016

Weblogbrief 12.02, 11 november 2016

Weblogbrief 12.02, 11 november 2016

Lieve meisjes, beste jongens, queridos chicos, ik ben nu een week hier en het is al zo ver, Vandaag, 11 november, staat het Vrijthof in Maastricht-West stampvol met “verkleiders”, uit mijn geboortestad en vooral van elders in Limburg, die het carnavalsseizoen komen openen. Mij is het daarvoor oprecht nog veel te vroeg. Voor mij beginnen “die daog” pas ergens bij “‘t benkelik momint”, als het volk van Maastricht te horen krijgt, wie de nieuwe prins carnaval van de Tempeleers geworden is. Dat is niet op 11 november, maar – de komende winter – precies vier weken na Nieuwjaarsdag. Tegen die tijd zal ik jullie ook voor het eerst tekst en uitleg geven over het winnende carnavalsliedje van 2017, “Vleugelkes”, van het span van de Weijer & van Oerle.

Ik wijs jullie met klem op de uitzendingen van Arjan Lubach op de zondagavonden. Helaas kan ik die hier op de Palmese universiteit niet ontvangen, er blijkt een rem op te zitten. Dezelfde Lubach heb ik als zomergast bij de VPRO mogen zien. De jongeman is uit de provincie Groningen en met enige trots vertelde hij van de zomer dat hij zeer gecharmeerd was van het nummer “Het hoogelaand” van ene Ede Staal. Dat was voor hem zo iets als het officiële volkslied van zijn provincie.
Daar moest het mijn van weten. Volgens de Wikipedia is Ede Staal is, of liever was, een Engelse leraar van het Groningse platteland, die in zijn vrije tijd graag de volkszanger uithing. Hij overleed in 1986 aan longkanker; hij was toen 45 of zo, nog erg jong. In 1984, bijna postuum, kwam zijn cd “Mien toetje” uit. Het zal met zijn twee keer zes nummers, in een zaal opgenomen, waarschijnlijk is het van origine een lp geweest zijn. Ik heb de plaat uiteraard in huis gehaald, via de Rotterdamse Muziekweb, en wat is het prachtig allemaal, zeker ook het negende nummer “Het hoogelaand”. Hier zijn alle twaalf apostelen:
01.Mien toentje
02.Het het nog nooit zo donker west
03.Grunnegers voor gevorderden
04.Doar bluit mien eerappellaand
05.Eway moakt het oet
06.Genoat
07.Credo – mien bestoan
08.Vrouger
09.Het hoogelaand
10.Het twijde perron
11.Geef mie dien blues
12.Zo mouvve t holn
De cd is van een regionale schoonheid zoals je maar zelden aantreft. Ede Staal kan m.i. moeiteloos de muzikale concurrentie aan met Limburgse solo-artiesten als Harry Bordon (Wie sjoeën os Limburg is) of groepen als Rowwen Hèze (De Peel in brand). Ede Staal, onthoud die naam!

Nou ik toch bezig ben, mij valt op hoe erg de cd-hitparade van hier afwijkt van wat bij ons in “Holanda” veel gedraaid wordt. In de top tien van El Corte Inglés vind ik dinsdagavond liefst negen Spaanstalige cd’s, te beginnen met “En la memoria de piel” van Rosanna, op de voet gevolgd door “MTV unplugged” van Miguel Bosé. Tussen alle Spaanse krakers is er wel een bronzen medaille voor Bon Jovi met zijn “This house is not for sale”. Misschien moet ik die cd maar eens zien te arresteren.

Natuurlijk staat deze week in het teken van Peixia’s reis naar Kanton. Nee, ik bedoel vanzelf de uitslag van de presidentsverkiezing in Amerika. Net als bij bijv. de Brexit stond de uitslag afgelopen woensdagmorgen diametraal op wat vooraf door de media en in de polls voorspeld was. Multimiljonair Donald Trump ging overtuigend met de presidentiële eer strijken. Op 20 januari 2017 zal hij worden geïnstalleerd, met Mike Pence als vice-president en de 46-jarige Melania aan zijn zij.
Trump is van 1946, een goed jaar, maar ik zou nooit iemand van 70 jaar gekozen hebben, zelfs mezelf niet, nog los van de vele andere akeligheden van de man. Iemand in de leeftijdscategorie van Mark Rutte, ook niet mijn vriend, is veel geschikter, is mijn idee. Zijn rivale Hillary Clinton, van dezelfde leeftijd als Trump en bij uitstel exponent van de rijke Amerikaanse establishment, won de kiesmannen van o.a. de staten aan de Westkust, waaronder Californië en ook die in het noordoosten, zoals New York en New Jersey. Echter, het complete midden van de VS was voor Donald Trump, Texas, North Carolina, Pensylvania, Florida en Tennessee, noem maar op. Dezelfde Trump mocht ook Ohio aan zijn zegekar binden en “wie Ohio wint, wint het land”, is een gevleugeld woord sinds 1960. Hij moet trouwens eens iets aan zijn haar doen; dat lijkt echt nergens op.
Als het erop aan komt, zijn de meeste mensen in onze westerse wereld niet erg “sociaal voelend”, maar eerder namaak “liberaal”, eerst ikke en mijn naasten en dan pas de rest. Het 0s al heel lang zo in Europa en in Noord-Amerika en in enige verandering ten goede geloof ik vooralsnog niet. Het zal me wat worden, de komende jaren, met Donald Trump aan het roer. Ik zie hem als een soort Wilders in het kwadraat. Blijkens zijn uitspraken van de afgelopen maanden heeft oom Donald al een aantal plannen gereed liggen waar ik van huiver. Zijn idee om de gezondheidszorg volgens het model van Barack Obama, weer compleet terug te schroeven naar hoe het vroeger was, met veel extra’s voor de rijken en niet of nauwelijks zorg voor de armsten, is m.i. stuitend. Zijn steun aan de wapenlobby is me ook een doorn in het oog. We wachten af, maar met spanning.

Terug naar mijn eiland. Al sinds ik hier ben, wie weet nog van veel eerder, word ik steeds in november verondersteld uit te kijken naar de dag tegen de geweld. “Dice NO a la violencia de genero” schreeuwen posters op diverse plekken mij toe en uit het onderschrift moge duidelijk zijn dat in dat kader de mannen de boosdoeners zouden zijn en de vrouwen de slachtoffers. Theo Richel heeft me ooit eens uitgelegd dat het in werkelijkheid genuanceerder ligt, ook al heb er eerder bijv. Lorena hier nooit van kunnen overtuigen. De precieze de dag van “dice NO” is 25 november. Ik vermeld hem nu alvast, dan hoef ik dat over enkele weken niets meer aan toe te voegen.

Veel interessanter vind ik de aankondiging van de film over “Trolls”. Vlak voordat ik naar Las Palmas afreisde, op 30 oktober jongstleden, is Eva er in Amsterdam heen geweest met Lux & Dalí. De film over de trollen schijnt erg veel indruk op de dametjes te hebben gemaakt. Nu kan de machinerie van legio snuisterijen over hen uitgestort gaan worden.

Intussen is het donderdagmorgen en tijd voor mijn presentatie van een tweede cd. Laat ik dan toch ook maar eens iets Limburgs opzetten. Ik kies voor Carboon, de groep van o.a. Jean Innemee en Conny Peters. De naam van de groep is die van de periode dat de steenkool in Zuid-Limburg gevormd werd. In de tweede helft van de jaren zeventig maakte de groep twee cd’s over de mijnen en de mijnwerkers, en later, in 1994, nog eens eentje over “De bokkeriejers”. Hier zijn uit 1976 alle twaalf nummers van “Witste nog, koempel”:
01.Koele en kuulkes
02.D’r berg
03.Beambtezjweet
04.Bottere
05.Et zjwatte loak
06.Leef is mie land
07.Daagsjiech
08.D’r held
09.Proem sjiek
10.De here en de jonge
11.Koelpiet – doevepiet
12.Koempel Sjeng
Voor mij kan de plaat de concurrentie met die van Ede Staal aan, zie boven. De melodieën (country?) zijn zeer wel te pruimen en de teksten mogen er eveneens zijn. Luister eens naar “Koele en kuulkes”, “D’r held”, “Daagsjiech” en last but not least de scheldkanonnades op “D’r berg”. “Leef is mie land” – vooral vroeger, in de tijd van vóór de steenkoolindustrie - verklaar ik deze doordeweekse week tot de Zuid-Limburgse evenknie van het Groningse “Het hoogelaand”.

Mag ik ook nog een feest met terugwerkende kracht hier vermelden? In het weekend van 28-30 oktober, toen de trollen in Amsterdam furore maakten, was hier op Santa Catalina het Tropical Fest LPA. Fest? Ik neem maar aan dat een en ander in navolging van het bierfeest in München was, want op de kop van de bekende hond van biermerk Tropical prijkte een Duits hoedje, met veer. Het locale bier stond uiteraard vooraan in de rij, neem ik maar aan, maar er was ook “gastronomía y otras surpresas”. Als ik een week eerder hierheen gekomen was, had ik er wellicht een kijkje gaan nemen, maar dan wel “zoonder patsj”. Nu zat ik op 30 oktober nog om 12 uur met Lisette aan de lunch en om 6 uur met Yves aan de mosselen.
Om bij de tijd te blijven doe ik er toch maar een recente reclame van hetzelfde biermerk bij. De kreet “Hazlo Tropical” kennen jullie misschien nog, maar de fabriek vlakbij Las Palmas vertelt mij nu ook dat Las Canteras “officialmente playa más divertida del mundo” is. Dat ga ik niet vertalen. Er staat ter ondersteuning een luchtbed, “colchoneta”, bij, waarop een aantal jonge mensen zich aan het amuseren is.

En daar laat ik het al weer bij. Echt lang is deze brief niet. Dat krijg je ervan, als je hem na vier dagen al moet versturen. Voor mijn volgende laat ik jullie eerst een weekje sudderen. Die komt pas op 18 november, als de goedheiligman controleert of zijn Pieten wel door de schoorsteen kunnen. Morgen al komen Lux & Dalí in Maastricht kijken of het dezelfde sint is als die ze op de tv en in Mokum gaan zien.
Vooruit, hier op het strand dien je je goed in te smeren (“piel sana in corpore sano”) en vergeet vooral niet je ogen met een duik- of zonnebril te bedekken (“ojo con tus ojos”). In Nederland zal het nu al wel echt herfst zijn, dus pak je goed in, als je naar buiten gaat. Ik wens het jullie, bovenmatig, en tot ziens maar weer, hasta luego, PaulK.

BOEKBIJLAGE

In mijn reguliere brief schreef ik over de meest verkochte cd’s van nu. Daar voeg ik hier een aantal favoriete boeken aan toe. Bij El Corte Inglés doet John Grisham’s “Un abogado rebelde”, een advocaat in de contramine, het goed. Een andere hit, als je de stapel aanwezige exemplaren als maatstaf mag nemen, is John le Carré’s “Volar en círculos”, in cirkels vliegen, dat ik zeker nog eens ga lezen. Echter, de hoofdprijzen zijn op dit moment voor “La viuda”, de weduwe, van Fiona Baston, “Todo esto te daré”, al het andere zal ik je geven, van Dolores Redondo en “La hija de Cayetana”, de dochter van Cayetana, van Carmen Posades.

Het zijn vooral dames die hier de klok slaan, net als in Nederland. Bovenaan staat uiteraard en nog altijd “La chica del tren”, het meisje van de trein, van Paula Hawkins. Dat is zo’n duidelijke nummer 1 hier, nog steeds, dat ik het de afgelopen dagen maar ben gaan lezen. Hier is mijn kritische bespreking van het boek. Ik heb het in het Engels gelezen, omdat de debuutroman van Paula Hawkins echt zo Engels is als het maar zijn kan. Hij speelt in Londen en enkele plaatsjes vlakbij.
Eigenlijk is het verhaaltje uiterst eenvoudig. Hoofdpersoon Rachel is de ex van Tom, die nu Anna en baby Evie in Witney woont. Enkele huizen verder in hetzelfde plaatsje wonen Megan en Scott. Rachel is een paar maanden eerder ontslagen op haar werk, wegens dronkenschap, en is zwaar depressief. Ze blijft echter dagelijks wel met de trein naar Londen op en neer reizen, om de schijn op te houden. Dan verdwijnt Megan van het toneel en o.a. Scott en Rachel worden ervan verdacht dat ze de vermissing op hun geweten hebben. Rachel kan zich echter van de bewuste zaterdagavond, toen Megan verdween, niks meer herinneren. Ze was toen wel in Witney, maar straalbezopen. Zelfs overweegt ze nu hypnotherapie om haar geheugen terug te krijgen. Enz., enz.
Als een boek de hit van het jaar is, begin ik er misschien verkeerd aan. Ik heb dat nou eenmaal, dat zit in mijn aard. Hoe dan ook, “The girl on the train” vind ik een aardig boek, maar is mij ietsje te veel van dames onder elkaar. Erg spannend kan ik het niet vinden, eerder een beetje te uitgesponnen. Is het wel een thriller? Als recensiecijfer kom ik helaas niet verder dan een 7, meer kan ik er niet van maken. Het zal me benieuwen of het nog te verschijnen volgende boek van Paula Hawkins ook zo’n kaskraker gaat worden.

maandag 7 november 2016

Weblogbrief 12.01, 7 november 2016

Weblogbrief 12.01, 8 november 2016

Buenas noches, goedenavond, beste mensen, in stijl met de huidige tijd begin ik met jullie te complimenteren dat je de tijd neemt om deze, mijn eerste weekbrief van jaargang 12 te lezen. Jaargang 12, de klok is rond en ik weet het, ik schrijf mijn schrijfsels vooral om mezelf een lol te doen, maar hoe meer toehoorders, hoe beter.

Het was me, wat computerellende betreft, het zomertje wel. Ik was goed en wel terug in Maastricht, toen mijn Acer het begaf. Ik ermee naar Paradigit, maar daar is helaas de service niet meer wat het geweest is. Ter plekke kocht ik een nieuwe laptop, een HP, en zond mijn Acer naar een bedrijf Eindhoven voor reparatie. Vervolgens werd me doodleuk verteld dat het moederbord (na twee jaar en een beetje) vernieuwd moest worden. Toen ik hem later terugkreeg, stond daar nauwelijks meer iets op.
En toen kwam Trudie’s broer Johnny door de bocht. Hij was graag bereid om zich eens over mijn beide laptops te ontfermen. Het heeft hem vervolgens heel wat moeite en tijd gekost om er weer goed functionerende apparaten van te maken.
Ter ere van hem begin ik mijn muziek met een compilatie van nummers die hij ook nog eens als cadeautje op mijn Acer had gezet. Het zijn in totaal bijna 200 nummers, met een overweldigende voorkeur voor het Duitse taalgebied. Als ik die allemaal mag weglaten en uit de andere een keuze mag maken, houd ik zo maar John’s top 20 van andere nummers over. Hier komen zijn favoriete niet-Duitse nummers, in alfabetische volgorde:
01.Waterloo ABBA
02.Rock around the clock Bill Haley
03.Sail along silvery moon Billy Vaughn
04.Rasputin Boney M
05.I’m sorry Brenda Lee
06.Johnny B Goode Chuck Berry
07.Non, je ne regrette rien Edith Piaf
08.Cathy’s clown Everly brothers
09.Coconut woman Harry Belafonte
10.Quand le soleil Lucille Starr
11.These boots are made for walking Nancy Sinatra 12.Mestreechs volksleed Onbekend (m.i. Beppie Kraft)
13.Mississippi Pussycat
14.La bamba Ritchie Valens
15.Marina Rocco Granata
16.Pretty woman Roy Orbison
17.Les filles du bord de mer Salvatore Adamo
18.Roed zien de roeze Taai Taai
19.If I had a hammer Trini Lopez
20.YMCA Village People
Ik sluit niet uit dat ik op een andere moment voor andere nummers op zijn compilatie gekozen zou hebben. Misschien heeft John trouwens wel gedacht dat de hitparade niet de zijne, maar die van mij moest worden, met bijv. Beatrice Egli, Caterina Valente, Conny Francis (in het Duits) en Gerhard Wendland, en niet te vergeten ook Helene Fischer, Lale Anderson, Roberto Blanco en Udo Jürgens. Hoe dan ook, zijn niet-Duitse top 20 kan er zeker mee door, voor de variatie.
“Compleminte, Johnny, veur ‘t weer op orde bringe vaan mien computers.” De Acer is mee naar Las Palmas. Zal ik hem hier houden? Dat lijkt me zo’n slecht idee nog niet!

Laat ik hier iets vertellen over een van mijn laatste dagen in Nederland. Afgelopen maandag ben ik in Amsterdam geweest om mijn tweedehands boekenvoorraad aan te vullen in de “used English books” winkel achter de Oudemanhuispoort en uiteraard ook om mijn kleinkinderen nog een laatste keer te pamperen. Wat zijn ze al groot aan het worden, Lux (6) en Dalí (4). Komende zaterdag zijn ze in Maastricht om de stoomboot te zien aankomen met daarop niet alleen de enige echte sinterklaas, maar ook een regiment (veelkleurige?) pieten.

Dinsdag tussen de middag stond Yves, geflankeerd door Trudie, voor de deur. Hij had honger (trek, zouden wij vroeger thuis zeggen) en was even later goed voor drie boterhammen plus een glas Orangina light. Die avond ging ik eerst met Trudie, Marja en Marij eten bij de Britannique, op het terras, en daarna, om 8 uur, stond een toneelstuk in het Theater aan het Vrijthof op het programma. Ik heb jullie eerder ongetwijfeld al verteld over de malafide farmaceutische industrie, maar de vijf toneelspelers van het stuk “De verleiders – slikken én stikken” wisten oprecht van wanten. Laat ik ze eens opsommen: Martijn Fischer (welbekend), George van Houts, Tom de Ket, Victor Löw en Leopold Witte. Zonde een pauze erin werd mij in twee uur tijd een prima samenvatting gepresenteerd van wat mensen als Peter Gotzsche enkele jaren terug al in boekvorm hebben afgescheiden. Zo hoor je het eens van een ander (in vijfvoud).
Blijft uiteraard staan dat m.i. bij de bedenkers van allerlei geavanceerde diagnostiek en uitvoerders van diverse niet-farmaceutische therapieën eveneens de financiële belangen veel en veel zwaarder wegen dan het oorspronkelijke idee om mensen optimaal te willen voorlichten en wie weet zelfs netjes te behandelen.

Woensdagmorgen had ik Peixia te gast, die voor een laatste keer dit jaar wervelend door mijn huis trok. Terwijl ik de dag erop weer op weg mocht gaan naar Verweggistan, is zij vanaf a.s. woensdag 9 november aan de beurt voor haar drie weken in het Chinese stadje Zhongshan, onder Kanton, met als summum een weerzien na meer dan tien jaar met haar moeder. Ik heb haar nog aangeraden om als cadeautje boterstaaf van de Hema mee te nemen, maar of het er ook van komt, weet ik niet zeker.
Woensdagmiddag was het tijd om mijn koffer, koffertje en weekendtas in te pakken. ‘s Avonds kwam Trudie nog langs en donderdagmorgen stond ze om 8 uur gereed om mij naar vliegveld Eindhoven te brengen. De vlucht met Ryanair om half 1 ging voorspoedig en om 6 uur donderdagavond was ik hier alweer mijn diverse spullen aan het uitpakken.

Het is hier Spanje en dus wordt ik aanhoudend geconfronteerd met een taaltje dat ik maar moeilijk onder de knie krijg. Ik geef een voorbeeld. Mierda is het Spaanse equivalent voor wat een goed Nederlands stront heet. Hoewel, het Engelse shit is ook gangbaar. “Mierda” is een smerig woord en “de mierda” is “klote”. En het bijbehorende bijvoeglijkee naamwoord is “mierdoso”, wat smerig betekent. Het woord mierda is iets heel anders dan “miedo”, dat staat voor angst. “Tener miedo” is bang zijn en “miedoso” is Spaans voor angstig, bang. Ik heb in mijn woordenboek gekeken of de woorden “mierdo” en “mieda” ook bestaan, maar dat is niet het geval.

Terug naar het alledaagse leven hier. Dat is 100% als vanouds. Overal waar ik mijn gezicht laat zien, lis er niets nieuws onder ze zon. Bij De Spar in de Alfredo Jones, op de diverse banken van Las Canteras, in de Mercado Central waar ik op zaterdag verse koffie haal uit Columbia en Kenia, alles is nog bij het oude.
Voor zo ver er veranderingen zijn, zijn die best klein. In de Alfredo Jones is er een café annex eethuisje bij, genaamd “Bioloco”, best aardig. Bij mij in de straat is de flat naast die van “Vader en zoon” precies tegenover de mijne op twee hoog (dat is hier drie hoog) in de aanbieding. Beneden aan de overkant is eindelijk de naam prijsgegeven van wat vroeger het Duitse nachtcafé van Günter was. Nu heet het: “Taberna Commizaria Latina”. Comizaria? Dat staat niet in mijn woordenboek; is het een grap?
En ik dacht het al een beetje: op de Luis Morote 30 bij mij beneden, naast het café van Carlos (Cafetería Nuevo Murias), is nu ook een café gevestigd. Het heet “De Francesco”, van Frans (met een e, geen i, dus Italiaans). De ondertiteling geeft aan dat de keuken (cocina) er “casera italiana”, van een Italiaanse mama, is die bekend staat om haar “dulcería” en pastelería”. Binnen is er m.i. veel te veel licht; het ziet meer uit als een winkel dan als een café. En toch, er staan wel ook vier tafeltjes met stoelen voor de deur, voor de koffie met gebak, maar ook bijv. limonade, bier en wijn. De Luis Morote heeft er alweer een terrasje bij.
Vooralsnog geef ik aan Carlos en uiteraard Tobalo mijn voorkeur, als het op terras zitten aankomt. Hun zaak heeft meer weg van “de Poort”. Echter,ik wil wel graag weten of de man en dames van “De Francesco” er wat van brouwen. Tussen de twee terrassen is trouwens deze zomer een verse palmboom geplant. Hij is nog geen meter hoog, maar is duidelijk wel in de groei.

Bij mij in de flat zelf is alles in orde op één ding na. Al op donderdagavond begeeft mijn buitenlamp het, binnen een minuut nadat ik ze heb aangestoken. Ze gaat zomaar uit, zelfs zonder ping. Sindsdien moet ik het ‘s avonds doen met de grote lamp in de kamer plus de schemerlamp, die ik daarvoor naar mijn balkon versleep. Op zaterdagavond begint het om 7 uur te regenen, goed voor de planten. Ik koop bij slijterij Big Bin een liter Ricard en bij de Spar chips en een stuk zeer oude kaas. Niet veel later zit ik bij mijn namaaklicht op het balkon van mijn rust te genieten, met uiteraard ook leesboek “Tooth and nails”. Een aparte gebeurtenis!
Op zondagmorgen vergeet ik mijn badhanddoek mee te nemen naar de badkamer. Druipend beweeg ik me na het douchen over de vloertegels om hem in de tussenkamer te pakken.
Zondagavond op Las Canteras vind ik maar twee opschriften op truien die ik de moeite waard vind om hier te vermelden. Ze zijn allebei nog in het Engels ook: “NO, I DON’T LIKE SHOPPING” vermeldt de ene. De andere zegt: EVERYTHING LEAVES A MARK”, waarbij dat MARK wel achterstevoren is geschreven. Ik weet zo vlug niet hoe ik dat op mijn laptop kan nabouwen.

Op mijn eerste maandagmorgen maak ik deze brief af. Vanmiddag ga ik Lluis de huur over november en december overhandigen, deze brief naar jullie opsturen en mijn e-post bijwerken. De volgende brief kunnen jullie a.s. vrijdag verwachten. Voor nu, maak er eens een potje van en graag tot ziens, hasta luego, jullie toegenegen PaulK.

REISBIJLAGE

Zoals dat hoort bij mijn eerste brief van een winter in Las Palmas, heb ik een speciale rubriek van reisjes naar het buitenland. Sommigen van jullie zullen mijn verslag van de Indochina-reis (drie weken) en voormalig Joegoslavië-reis (met Trudie, twee weken) al gelezen hebben. Hier is daarnaast mijn verslag van onze Bulgarije-reis van (bijna) één week. Daar gaan we.

Indochina

Eind mei ben ik al aardig bezig met de voorbereiding op mijn reis, van 25 juni t/m 16 juli, naar Noord-Thailand (eventjes), Laos, Midden- en Zuid-Vietnam en Cambodja, om via Bangkok weer terug te vliegen op de verjaardag van Dalí. Als ik het wel heb, kun je het betreffende stukje van de wereld samenvatten onder de naam Indochina. Ik begin in het Thaise Chang Rai, in Laos ga ik over de Mekong-rivier naar Luang Prabang en vervolgens is Vientane aan de beurt. Van daaruit vlieg ik naar Hué voor een tripje naar ook Danang en Hoi An om dan af te zakken naar Saigon, dat sinds 1975 Ho-Chi-Minhstad heet. Of het niet op kan, doe ik daarna nog Phnom Phen en vanuit Siem Riep “The ruins of Angkor” (volgens Mick Jagger).
Het is een singlesreis van Shoestring, waarvoor zich negen personen hebben aangemeld, vier mannen en vier vrouwen plus ondergetekende. Ik ben de oudste, maar wat zou het. Op internetpagina Myshoestring vind ik al de nodige informatie over de reis en de landen, die ik netjes tot mij neem. Bij de Easy Travel Clinic op het azM wordt me een recept voor malariapillen uitgeschreven (17 dagen malarone: Atovaquon 250mg/Proguanil 100mg, met name vanwege Laos), nieuwe vaccinaties hoeven niet, maar mij wordt (o.a.) wel dringend aangeraden om goed bedekkende kleding te dragen en royaal >30% DEET te smeren, ook vanwege dengue. Onder een muskietennet zie ik me ‘nachts nog niet liggen, maar mijn handen geregeld wassen en extra water drinken zal wel lukken. Voor de zekerheid (van diarree) ga ik wel ORS en loperamide meenemen.
In mei al verdiep ik me al in een boek van Dolf de Vries, getiteld “Reizen door Laos en Cambodja” en daarnaast het boek “Hoge bomen in Hanoi” van Carolijn Visser, dat gelukkig niet alleen over Hanoi, maar ook over andere stukken Vietnam gaat. Begin juni moet ook nog “Notities bij een reis naar Vietnam” van Kristien Hemmerechts eraan geloven. Intussen neem ik tevens de complete Capitoolgidsen van “Laos en Cambodja” en van “Vietnam & Angkor Wat” alvast een keer door. Mijn paspoort heb ik opgestuurd voor de verschillende visa en hoef ik eigenlijk alleen nog maar mijn tas te pakken en te kijken of ik hier al lokaal geld moet inslaan dan wel vooralsnog met dollars kan volstaan. Het zal me wat worden…

En hier is dan het verslag na afloop van mijn reis door Indochina, met naast mij acht andere "singles" en een Thaise gids van Kihri in Bangkok. Vooraf maak ik me de verschillende munteenheden eigen: de Thaise baht (1 euro = 40 baht), de Lao kip (1 euro = 9000 kip), de Vietnamese dong (1 euro = 25000 dong) en de Cambodjaanse riel )1 euro = 4600 riel). Wat mij betreft, mogen er in Oost- Azië best een paar nullen af. Pas op het vliegveld van Bangkok, na ruim 11 uur vliegen, zie ik mijn medereizigers voor het eerst: in opklimmende volgorde van leeftijd: Wietske, Cindy, David, Ronald, Heleen, Jaap, Ton en Micheline. Ik ben inderdaad de oudste van de groep. Samen nemen we het vliegtuig naar Chiang Rai, waar onze 48-jarige reisleidster Wan, voluit Supattra Chaichumpoo, gereed staat. Ze blijkt tijdens de reis een uiterst zorgzame dame te zijn, waar we veel plezier aan gaan beleven.
Met de (eerste) bus gaat het naar een grensplaats bij Laos voor de overnachting. In notendop: Laos is een agrarisch land met zeven miljoen inwoners en Lao Lao als zijn jenever. De volgende morgen steken we de grens over en stappen in een voor ons gereserveerde boot naar Pakbeng en Luang Pradang. Twee dagen varen over de Mekong zie ik als een aangenaam begin van de rondreis. Niet alle uitstapjes onderweg zijn overigens aan mij besteed. Bij het "klimmen" in Pakbeng heb ik het even te kwaad, maar verder houd ik me prima. In Luang Pradang, waar we drie overnachtingen hebben, zie ik mijn eerste grote avondmarkt. Er volgen er nog vele op andere plekken. Het stadje zelf is best mooi, met het terras van koffiehuis/bakkerij Joma als mijn pleisterplaats. Hoofdstad Vientane is iets minder, maar dat kan mede komen, omdat het de ene avond daar vreselijk begint te (moesson) regenen. In mindere mate mate geldt dat ook voor Savanaketh. Daar eet ik wel mijn eerste (gebakken) kikkers, knarsend.
Op de tweede zondag maakt de bus de oversteek naar Vietnam, een land van maar liefst 90 miljoen inwoners, van Hanoi tot Ho chi Minhstad (Saigon) 1700 km. In het Vietnamees zijn er geen lange woorden, het is dus bijv. Viet Nam en ca phe (koffie). De entree van het land gaat enigszins moeizaam, maar daarna gaat het gezwind door naar megastad Hué. Hier is de overdaad aan brommers nog veel groter dan in Laos. De indochinezen kunnen zich geen auto permitteren en dus zit iedereen op een brommer, tot wel vier (een paar keer zelfs vijf) personen toe. De stoepen zijn bezaaid met geparkeerde brommers; als voetganger moet je geregeld op straat lopen. Ik koop een T-shirt met "Good morning, Vietnam", als de anderen hun zoveelste tempel aandoen. Vietnamezen blijken veel extraverter en vooral luidruchtiger te zijn dan Laotianen (en Cambodjanen). Na Hué staat Hoi An op het programma: een soort Valkenburg, waar je (ook) een kostuum of schoenen kan laten aanmeten. We blijven er twee nachten. Daarna is Danang nog een paar uur aan de beurt, voordat we met het vliegtuig naar Ho Chi Minhstad gaan. In die stad is het vooral brommerverkeer nog veel intenser. Bij het oversteken van een grote straat vraag ik me als voetganger soms af of mijn levenseinde in zicht is. De start van Ho Chi Minhstad is een uitgebreid busrondje langs de hoogtepunten. Als Wan enkele uren later hetzelfde nog eens te voet doet, haak ik bij de Notre Damekerk af. Ik doe de Dong Khoi in mijn eentje, loop langs de grote markt en eindig vlakbij het hotel in restaurant Din Ky voor een verrukkelijke vispap. De dag erop heb ik eerst in een park een schoenpoetser te verduren, daarna zijn McDonald;s en het hoofd[postkantoor aan de beurt, ik zie een tentoonstelling over Hoi Chi Minh. maar eindig in de "Rooftop Garden" van het Rex hotel, tussen de Amerikanen, met uitzicht op het standbeeld van Ho Chi Minh en het herenigingsgebouw. Geloof het of niet, maar ik eindig in dezelfde zaak bij het hotel voor alweer een (wel andere) vispap.
Dan is het weer zondag en gaan we naar het volgende land, maar daarvóór zijn eerst nog de Cu Chi tunnels aan de beurt, ten noordwesten van Ho Chi Minhstad, zo'n 200 km bij elkaar in de jungle. In Cam,bodja beginnen we met de S-21 gevangenis van Phnom Penh en de "killing fields" van Pol Pot eind jaren zeventig. Uiteraard staan ook weer bezoeken aan paleizen (o.a. met een zilveren vloer) en bijpassende tempels op het programma, maar naast een kort bezoek aan de avondmarkt vind ik mijn drank en maaltijd in de "Foreign Correspondents Club" minstens zo interessant. De dag erna, op weg naar Sien Reap, is op een ochtendmarkt in het "spindorp" wel heel veel klein gespuis te zien: o.a. krekels, schorpioenen,sprinkhanen en vanzelf kinderhandgrote zwarte spinnen. Sien Reap zelf heeft wel wat weg van Valkenburg, zoals Hoi An in Vietnam, met een overdaad aan brommer-tuktuks. De groep is het natuurlijk vooral te doen om de tempels (wats) in de buurt: Angkor wat, Thom Angkor en andere. Als het daar hard begint te regenen, sla ik de tempel van Thom Raider over en doe in plaatys daarvan een marktje. De tweede dag in Siem Reap geniet ik van mijn welverdiende rust. Op de donderdag duurt het helaas uren voordat we Thailand in mogen.
In Bangkok aangekomen kunnen we daar nog anderhalve dag acclimatiseren of opnieuw de toerist uithangen. Ik ga op vrijdagmiddag met Heleen een tochtje door de stad maken, per metro en per boot. Van David krijg ik later een lange broek met olifanten erop aangereikt, die hij zich die middag had aangeschaft om een tempel te mogen bezoeken.
Op de zaterdag nemen we met zijn negenen omstandig afscheid van Wan en daarna is het weer 9215 km vliegen naar Schiphol. Hary en Greetje staan mij op te wachtenden en ook Trudie, die mij naar Dalí's verjaardag in Amsterdam-Zuid brengt.
Eindoordeel: ik heb van 25 juni t/m 16 juli een prima rondreis door Indochina gemaakt, die ik jullie van harte kan aanbevelen. Niemand in mijn groep was vervelend, eigenlijk hadden we het best met elkaar getroffen. Thaise Wan was als reisleidster echt als een moeder voor ons, die ervoor zorgde dat alles even gladjes verliep.
(Onderweg heb ik nog twee Laotiaanse detectives van Colin Coterill gelezen, met dokter Siri in een glansrol, en na afloop De ambassadeur van Vlaming Jef Geeraarts, dat ook al in Laos speelt.)

West-Balkan

Op één been kun je niet lopen, dus "dodrodosli", welkom op mijn rondreis door de West-Balkan, van 3 t/m 17 september met Trudie. Vooraf lees ik enkele reisgidsen die ik van Centre Ceramique leen plus eentje van Ellen dat ook meegaat. Op zaterdag 3 september stappen Trudie en ik op Schiphol in een TUI=vliegtuig. De vliegreis is twee keer (henen en terug) tussen Amsterdam en het Kroatische Pula. met daartussen een (individuele) rondreis per auto door een stuk van voormalig Joegoslavië. DE landenvolgorde is Kroatië, Slovenië, Kroatië, Bosnië & Herzegovina en daarna nog eens uitgebreid Kroatië. In het noorden van (nu) Kroatië ben ik al eens eerder geweest met Wil, maar dat was in 1969, royaal nog in de Tito=tijd. Veel herinnering aan plaatsen zoals Opatija, Rijeka en Split heb ik na bijna vijftig jaar niet meer, als ik me een en ander nog eens voor de geest probeer te halen. Toen was het trouwens vooral treienen en bussen, nu mag een huurauto, merk Susuki Swift, het kilometerwerk opknappen. Als bijrijder, in de "dead man's seat" leg ik ter plekke nog eens bijna 2000 km af. Trudie is eerder dit jaar met Math en huurauto in het westen van de Verenigde Staten geweest, vooral Californië, en dat was haar zo goed bevallen dat ze met mij plaatsten als Dubrovnik ook per auto wil aandoen.
Ze is wel wat je noemt een gepassioneerd geocacher. Dus moet er door haar langs de autosnelwegen en de diverse secundaire wegen af en toe halt gehouden worden om "evekes" een cache op te rapen. Ik mag dan steevast in de auto blijven zitten, dat nog wel. Een "Raststädte", "aire" - wat is het Nederlandse woord? Parkeerplaats is mij te algemeen? - heet in het Joegoslavisch een "odmoviste". Een tunnel door de bergen heen - daarvan zijn er zeer vele, vooral op de autosnelweg - heet een "cestarina". De twee km ondergrondse A2 in Maastricht is er niks bij. De langste die we tegenkomen, genaamd Sveti Rok, is goed voor 5687 meter. Quizvraag: uit welk land komt een auto met HR op de achterbumper? Dat HR staat voor Hrvatska oftewel Kroatië, dat jullie het maar weten.
Van het Kroatische Pula gaan we naar kustdorpje Fazana en de dag erop al naar Slovenië met zijn hoofdstad Ljubljana met zijn bijna 300.000 inwoners. Ons hotel ligt in het centrum, bij de rivier de Ljubljanica, en vooral Trudie heeft veel met de stad (en de geocaches daar) op. O.a. bij restaurant "De gouden vis" (goudvis?) kom ook ik royaal aan mijn trekken. Op de dinsdag verkassen we naar de Kroatische hoiofdstad Zagreb en wellicht hadden we daar een dagje langer moeten verblijven. Nu is het ietsje te veel een rondje maken en weer wegwezen.
Vanaf de woensdag zijn Bosnië & Herzegovina aan de beurt en wat zien we in dat land veel kapot geschoten, verlaten huizen, buurten en dorpen. Hotel Hollywood ligt zo'n tien km van het centrum van Sarajevo en daar wemelt het voor de variatie van de boerka's (hotelgasten uit Koeweit?). Bij het ochtend- en avondeten maken veel dames hun gezicht vrij, slechts een enkeling propt haar eten in haar mond door steeds opnieuw haar mondlapje op te tillen. Ook in het stadscentrum, met een half uur trammen goed bereikbaar, zie ik de nodige extreem islamitische klederdracht voorbij komen. Wonderwel is er op de vier terrassen die we bezoeken bij het centrale Duivenplein, geen druppel alcohol te krijgen. De diverse kerken hier zijn moskeeën met hun minaretten, met af en toe jengelende imams. Ik ga vanzelfsprekend met Trudie het bruggetje bekijken, waar vlakbij kroonprins Frans Ferdinand en zijn zwangere Sofie in 1914 zijn vermoord, het begin van de Eerste Wereldoorlog. Eerlijk is eerlijk, ik kan het niet helpen, Sarajevo is een stad naar mijn hart, veel meer dan bijv. het zuidelijker Mostar. Die kleinere, maar eveneens moslimstad heeft behalve de beroemde Stari Most, een stadsbrug uit ongeveer 1500, met haar overmaat aan toeristenstalletjes, maar bitter weinig aan toeristisch moois te bieden. Ook in Mostar zie je wel de oorlog van begin jaren 90 helemaal voor je.
Vanaf 10 september, halverwege de rondreis, staat (bijna) alleen nog maar de kust van Kroatië op de rol, eerst Dalmatië en dan noordelijker Istrië. Onderweg naar Dubrovnik is Trudie zeer gecharmeerd van het vele groen langs de wegen, maar ik had best wat meer dorpsleven willen zien. Het relatief kleine centrum van Dubrovnik bevalt ons zeer en wat is het eten en de kamer in het hotel prima. Laat ik eens algemener opmerken dat we met TUI steeds opnieuw in eersteklas hotels belanden, met ook het ene buffet na het andere. Vanuit Dubrovnik naar het noorden kom je eerst in Split, dat op de fundamenten van een Romeins kasteel is gebouwd. Ons dagje Split, vanuit ons hotel in Trogir, bevalt ons uitstekend. De stad heeft naast zijn Romeinse centrum een mooie haven en bergop (voor Trudie) een fort. Nog verder naar het noorden mag ik uitgebreid uitrusten bij de Plitvice-meren, waar Trudie uiteraard wel naar binnen moet om haar zoveelste natuur- en geocache-wandeling te maken. En dan gaat het alweer naar buitenplaats Slunj en dan uitstapjes naar Rijeka en Opatija op weg naar opnieuw Fazana, zie het begin van de reis. Daar doen we een laatste dagje niks, mede omdat het voor het eerst en aanhoudend regent. Op de vertrekdag, zaterdag 17 september, kijken we 's ochtends nog naar de start van een mountain bike race, maar daarna is het aftellen geblazen op het vliegveld van Pula en ruim anderhalf uur vastgeklonken zitten aan een vliegtuigstoel.
Rest me te zeggen dat de terugreis 's avonds van Schiphol naar Maastricht een bezoeking is, met een vol uur afzien vóór het station van Eindhoven, voordat een bus ons van daar naar Weert kan brengen. Niettemin, even voor middernacht, nog net voor mijn verjaardag, zit ik met Harry aan een drankje in mijn tuin. Hem kan ik dan uit de eerste hand vertellen waarvan ik jullie in dit verslagje kond doe. Trudie en ik hebben een prima rondreis per huurauto door West-Joegoslavië gemaakt.
Bulgarije

Of het niks kost, ben ik met Trudie van 20 t/m 25 oktober ook nog eens naar Bulgarije geweest, met extra aandacht voor Sofia. Het is een tripje van de personeelsvereniging van onze universiteit. De voorbereiding verloopt overigens nogal moeizaam: alle boekjes van Centre Ceramique zijn al vergeven aan anderen en in de boekwinkels vind ik evenmin iets van mijn gading. Ik moet het daarom vooral doen met een minigidsje, dat ik op het internet heb gevonden. Vooraf probeer ik ook nog een eventueel contactadres van Jassen Moskov te krijgen (een Sofiase bedrijfs- en KNO-arts, die samen met wie in 1976 gepromoveerd is op gezondheidseffecten van verkeerslawaai), maar zelfs Gerhard Zielhuis, zoon van mijn toenmalige baas en promotor, kan mij daar niet meer aan helpen.
Onze reisleider ter plekke - hij spreekt redelijk Vlaams - heet Luben en mede van hem leer ik toch weer het nodige over het land. Bulgarije telt ruim 7 miljoen inwoners, van wie er ruim een miljoen (1,2? 1,4?) in Sofia (oorspronkelijk Servica genoemd) wonen plus nog eens ruim 400.000 in de tweede stad van het land, Plovdiv, dat in 2019 culturele hoofdstad van Europa wordt. Het land floreert al in de Thracische tijd en heeft nogal wat Romeinse overblijfselen. Sinds de ondergang van het communisme in 1990 is er een schijndemocratie en is de maffia koning. Alle tekst is in het Cyrillisch (uitvinder Cyrillus is een monnik uit Tessaloniki, die in de tiende eeuw leefde), dus ben ik blij, als ik van medereisgenoot Margo een kopietje krijg van het handschrift. De munteenheid van Bulgarije is de lev en twee lev is een euro. De vlag is wit-groen-rood en wappert overal. Er is zichtbare armoede - er wordt in Sofia veelvuldig uit vuilnisbakken gegeten, maar ik zie ook legio met E.U. subsidie opgepimpte gebouwen.
Bulgaars eten is eenvoudig, maar best lekker, o.a. chopska salade, tarator koude soep (met yoghurt, komkommer, walnoten en zonnebloemolie), baniyza koekjes en gegrild vlees. Uiteraard staat er ook vaak Bulgaarse yoghurt op het menu. Het bier, Zagorka en vooral Kamenitza witbier, vind ik erg lekker en laat ik niet vergeten ook de rakija (vruchtenjenever) en mastika (anijsdrank) te noemen. De melnik- of andere wijn heb ik niet geproefd, maar vinden mijn medereisgenoten heel lekker.
Tot de voordelen van reizen met Trudie hoort dat zij overal wil geocachen en ik dan op banken en terrassen plaatsneem. Aldus kan ik tijdens de uitstapjes geregeld van mijn rust genieten. In Bulgarije haalt Trudie ruim dertig caches op, waaronder zelfs eentje met de naam Baba Yaga, genoemd naar de Russische heks. Ik heb intussen tijd genoeg om een complete thriller uit te lezen: “Wraakhotel” (“Lazy bones”) van Mark Billingham uit 2003, de moeite waard.
We vertrekken op 20 oktober om half 4 's ochtends met de bus vanuit Uns40 in Maastricht; dat vind zelfs ik aan de zeer vroege kant. Ons hotel, met veertig andere Ummers, is in het centrum van Sofia, aan de Aleksander Dondukov, niet ver van de Sint Joriskerk aan het begin van de Vitosha boulevard, in de omgeving waarvan "het" gebeurt. Behalve tijdens de uitgebreide rondleiding op vrijdagochtend en het begin van de middag zie ik niet al te veel van de toeristische trekpleisters. Niettemin, bijv. de Alexander Nevski kathedraal, honderd jaar oud en 45 meter hoog, bekijk ik van buiten en binnen (maar niet de iconenverzameling in de kelder). Hij is genoemd naar een prins van Novgorod uit de dertiende eeuw. Ook de Banya Bashi moskee uit de zestiende eeuw, diverse regeringsgebouwen (met de wisseling van de wacht) en het Slaveykovplein met zijn boekenstalletjes worden - althans de buitenkant - niet overgeslagen.
Op de zaterdag gaan we met de bus naar het Rila-klooster. Het is genoemd naar een kluizenaar, Sint Ivan van Rila, van lang terug. Weing devoot als ik ben valt de bezichtiging van de gebouwen mij niet mee! Wel mag ik o.a. het 81 cm hoge Rafaelkruis aanschouwen en kom ik in een vrij donkere orthodoxe kerk terecht, waar je tegen vergoeding zelfs van alles kunt laten zegenen. Veel leuker vind ik het uitstapje naar Plovdiv op de zondag. Dat is een stad naar mijn hart, met legio terrassen (eine groete kaffee), een Romeinse arena (met daarnaast café `KAOE APEHA`) en een aardig etnografisch museumpje (naast de Konstantin I Elenakerk).
De maandag is een vrije dag, dus een uitgebreide cachedag dus voor Trudie, terwijl ik in het centrum met Coca Cola zero en mijn boek zit. 's Avonds gaan we met de halve groep naar een buitenwijk van de stad voor een Bulgaarse avond in "De Watermolen". Het over hete kolen lopen laat ik aan me voorbijgaan, maar de drank en het eten is aan mij welbesteed.
Op de dinsdag vertrekken we om 3 uur 's middags voor de thuisreis. Vooral van Arno & Ineke alsmede Marleen & Loe neem ik echt afscheid. Alles bij elkaar genomen zie ik de trip naar Bulgarije in retrospectief als een interessant uitje, maar Bulgarije is niet een land waar ik graag een jaar of langer zou willen wonen. Om tien uur 's avonds worden Trudie en ik weer bij Uns 40 afgezet en kan ik te voet naar mijn huis en haard. "Pauw" is die avond best de moeite waard, vooral als het (ook) gaat over armoede in Nederland.

BOEKENBIJLAGE

In de zomer pleeg ik veel minder te lezen dan in mijn winters in Las Palmas. Mijn beperkte rijtje, toch nog dertien stuks, van de zomer van 2016 ziet er als volgt uit:
Marc Billingham - Wraakhotel (Lazy bones), 2003
Nico Dijkshoorn - De vrije man, 2015
Janet Evanovich - Two for the dough, 1996
Janet Evanovich - Three to get deadly, 1997
Orlando Figes Revolutionair Rusland 1891/1991. Een geschiedenis, 2014 (deels)
Jonathan & Faye Kellerman - Dubbele doodslag, 2004
Jens Lapidus - Val dood, 2011
Norman Mailer - Het lied van de beul, 1980
Jo Nesbo - The son, 2014
Saskia Noort - Huidpijn, 2016
Howard Rourghan - De valse belofte, 2004
Josephine Tey - To love and be wise, 1950
Paul Verhoeven - Jezus van Nazaret, 2008

Ik ga dit dertiental niet met terugwerkende kracht bespreken. Wel noem ik hier kort het boek dat ik deels in Maastricht, deels in het vliegtuig hierheen en deels in Las Palmas gelezen heb: “True Crime” van Andrew Klavan uit 1995. Het speelt in St. Louis, Missouri, een staat in het Midden-Westen van de Verenigde Staten (hoofdstad Jefferson City, andere grote steden Springfield en het Missourise Kansas City).
Mij bekruipt het gevoel dat ik het boek al eens eerder gelezen heb of heb ik de film misschien gezien? Mijn vermoeden wordt alleen maar sterker, als kroongetuige van een moord, accountant Dale Porterhouse van achter een stellage van zakken chips de door hem aangewezen moordenaar Frank Beachum gezien zou hebben. De ik-persoon van het verhaal, de dag vóór de terechtstelling van Frank, is journalist Steven Everett. Hij maakt er een zeer acceptabele thriller van, die ik met een volle 8 beloon.
Terzijde, in het boek staat een mooie volgorde van drie injecties die je met steeds een minuut tussenruimte aan een ter dood veroordeeld kan toedienen: eerst natriumpentothal (slaapmiddel), dan pancuroniumbromide (om het hart te stoppen) en tenslotte kaliumchloride (om de ademhaling te stoppen). Waarom staan er geen doseringen bij?

Ik heb nog een tweede boek, dat ik het afgelopen weekend echt helemaal heb gelezen: “Tooth & Nail”, met hand en tand, in de vertaling, van Ian Rankin. Het is zijn derde boek, uit 1992, en oorspronkelijk heette het “Wolfman”. Dit komt, omdat het eerste slachtoffer van de Wolfman (kan dat ook een vrouw zijn?) in de Wolfstraat gevonden werd. Alle boeken van Ian Rankin, geboren in 1960, spelen in Edinburgh, maar dit niet. De stad van de moorden is Londen met zijn (toen) tien miljoen inwoners.
John Rebus, uitgeleend aan de politie van Londen, neemt het in dit boek op tegen een onvervalste seriemoordenaar van jonge dames, die pas laat ik het boek door de mand valt. De belangrijkste medestanders van John Rebus zijn George Flight van de Londense politie en psychologe Lisa Frazer. Voor de minder geslaagde bijrollen tekenen o.a. Kenny Watkiss en politieman Lamb, zonder voornaam.
Ik vind het allemaal best te pruimen, maar schrik een beetje terug van de dodemansrit op het einde, eindigend in de Spaanse zaal van de National Gallery. Dat kost Ian Rankin een kwart punt. “Tooth & Nail” gaat terug in de boekenkast thuis met een 8- als recensiecijfer.