maandag 7 november 2016

Weblogbrief 12.01, 7 november 2016

Weblogbrief 12.01, 8 november 2016

Buenas noches, goedenavond, beste mensen, in stijl met de huidige tijd begin ik met jullie te complimenteren dat je de tijd neemt om deze, mijn eerste weekbrief van jaargang 12 te lezen. Jaargang 12, de klok is rond en ik weet het, ik schrijf mijn schrijfsels vooral om mezelf een lol te doen, maar hoe meer toehoorders, hoe beter.

Het was me, wat computerellende betreft, het zomertje wel. Ik was goed en wel terug in Maastricht, toen mijn Acer het begaf. Ik ermee naar Paradigit, maar daar is helaas de service niet meer wat het geweest is. Ter plekke kocht ik een nieuwe laptop, een HP, en zond mijn Acer naar een bedrijf Eindhoven voor reparatie. Vervolgens werd me doodleuk verteld dat het moederbord (na twee jaar en een beetje) vernieuwd moest worden. Toen ik hem later terugkreeg, stond daar nauwelijks meer iets op.
En toen kwam Trudie’s broer Johnny door de bocht. Hij was graag bereid om zich eens over mijn beide laptops te ontfermen. Het heeft hem vervolgens heel wat moeite en tijd gekost om er weer goed functionerende apparaten van te maken.
Ter ere van hem begin ik mijn muziek met een compilatie van nummers die hij ook nog eens als cadeautje op mijn Acer had gezet. Het zijn in totaal bijna 200 nummers, met een overweldigende voorkeur voor het Duitse taalgebied. Als ik die allemaal mag weglaten en uit de andere een keuze mag maken, houd ik zo maar John’s top 20 van andere nummers over. Hier komen zijn favoriete niet-Duitse nummers, in alfabetische volgorde:
01.Waterloo ABBA
02.Rock around the clock Bill Haley
03.Sail along silvery moon Billy Vaughn
04.Rasputin Boney M
05.I’m sorry Brenda Lee
06.Johnny B Goode Chuck Berry
07.Non, je ne regrette rien Edith Piaf
08.Cathy’s clown Everly brothers
09.Coconut woman Harry Belafonte
10.Quand le soleil Lucille Starr
11.These boots are made for walking Nancy Sinatra 12.Mestreechs volksleed Onbekend (m.i. Beppie Kraft)
13.Mississippi Pussycat
14.La bamba Ritchie Valens
15.Marina Rocco Granata
16.Pretty woman Roy Orbison
17.Les filles du bord de mer Salvatore Adamo
18.Roed zien de roeze Taai Taai
19.If I had a hammer Trini Lopez
20.YMCA Village People
Ik sluit niet uit dat ik op een andere moment voor andere nummers op zijn compilatie gekozen zou hebben. Misschien heeft John trouwens wel gedacht dat de hitparade niet de zijne, maar die van mij moest worden, met bijv. Beatrice Egli, Caterina Valente, Conny Francis (in het Duits) en Gerhard Wendland, en niet te vergeten ook Helene Fischer, Lale Anderson, Roberto Blanco en Udo Jürgens. Hoe dan ook, zijn niet-Duitse top 20 kan er zeker mee door, voor de variatie.
“Compleminte, Johnny, veur ‘t weer op orde bringe vaan mien computers.” De Acer is mee naar Las Palmas. Zal ik hem hier houden? Dat lijkt me zo’n slecht idee nog niet!

Laat ik hier iets vertellen over een van mijn laatste dagen in Nederland. Afgelopen maandag ben ik in Amsterdam geweest om mijn tweedehands boekenvoorraad aan te vullen in de “used English books” winkel achter de Oudemanhuispoort en uiteraard ook om mijn kleinkinderen nog een laatste keer te pamperen. Wat zijn ze al groot aan het worden, Lux (6) en Dalí (4). Komende zaterdag zijn ze in Maastricht om de stoomboot te zien aankomen met daarop niet alleen de enige echte sinterklaas, maar ook een regiment (veelkleurige?) pieten.

Dinsdag tussen de middag stond Yves, geflankeerd door Trudie, voor de deur. Hij had honger (trek, zouden wij vroeger thuis zeggen) en was even later goed voor drie boterhammen plus een glas Orangina light. Die avond ging ik eerst met Trudie, Marja en Marij eten bij de Britannique, op het terras, en daarna, om 8 uur, stond een toneelstuk in het Theater aan het Vrijthof op het programma. Ik heb jullie eerder ongetwijfeld al verteld over de malafide farmaceutische industrie, maar de vijf toneelspelers van het stuk “De verleiders – slikken én stikken” wisten oprecht van wanten. Laat ik ze eens opsommen: Martijn Fischer (welbekend), George van Houts, Tom de Ket, Victor Löw en Leopold Witte. Zonde een pauze erin werd mij in twee uur tijd een prima samenvatting gepresenteerd van wat mensen als Peter Gotzsche enkele jaren terug al in boekvorm hebben afgescheiden. Zo hoor je het eens van een ander (in vijfvoud).
Blijft uiteraard staan dat m.i. bij de bedenkers van allerlei geavanceerde diagnostiek en uitvoerders van diverse niet-farmaceutische therapieën eveneens de financiële belangen veel en veel zwaarder wegen dan het oorspronkelijke idee om mensen optimaal te willen voorlichten en wie weet zelfs netjes te behandelen.

Woensdagmorgen had ik Peixia te gast, die voor een laatste keer dit jaar wervelend door mijn huis trok. Terwijl ik de dag erop weer op weg mocht gaan naar Verweggistan, is zij vanaf a.s. woensdag 9 november aan de beurt voor haar drie weken in het Chinese stadje Zhongshan, onder Kanton, met als summum een weerzien na meer dan tien jaar met haar moeder. Ik heb haar nog aangeraden om als cadeautje boterstaaf van de Hema mee te nemen, maar of het er ook van komt, weet ik niet zeker.
Woensdagmiddag was het tijd om mijn koffer, koffertje en weekendtas in te pakken. ‘s Avonds kwam Trudie nog langs en donderdagmorgen stond ze om 8 uur gereed om mij naar vliegveld Eindhoven te brengen. De vlucht met Ryanair om half 1 ging voorspoedig en om 6 uur donderdagavond was ik hier alweer mijn diverse spullen aan het uitpakken.

Het is hier Spanje en dus wordt ik aanhoudend geconfronteerd met een taaltje dat ik maar moeilijk onder de knie krijg. Ik geef een voorbeeld. Mierda is het Spaanse equivalent voor wat een goed Nederlands stront heet. Hoewel, het Engelse shit is ook gangbaar. “Mierda” is een smerig woord en “de mierda” is “klote”. En het bijbehorende bijvoeglijkee naamwoord is “mierdoso”, wat smerig betekent. Het woord mierda is iets heel anders dan “miedo”, dat staat voor angst. “Tener miedo” is bang zijn en “miedoso” is Spaans voor angstig, bang. Ik heb in mijn woordenboek gekeken of de woorden “mierdo” en “mieda” ook bestaan, maar dat is niet het geval.

Terug naar het alledaagse leven hier. Dat is 100% als vanouds. Overal waar ik mijn gezicht laat zien, lis er niets nieuws onder ze zon. Bij De Spar in de Alfredo Jones, op de diverse banken van Las Canteras, in de Mercado Central waar ik op zaterdag verse koffie haal uit Columbia en Kenia, alles is nog bij het oude.
Voor zo ver er veranderingen zijn, zijn die best klein. In de Alfredo Jones is er een café annex eethuisje bij, genaamd “Bioloco”, best aardig. Bij mij in de straat is de flat naast die van “Vader en zoon” precies tegenover de mijne op twee hoog (dat is hier drie hoog) in de aanbieding. Beneden aan de overkant is eindelijk de naam prijsgegeven van wat vroeger het Duitse nachtcafé van Günter was. Nu heet het: “Taberna Commizaria Latina”. Comizaria? Dat staat niet in mijn woordenboek; is het een grap?
En ik dacht het al een beetje: op de Luis Morote 30 bij mij beneden, naast het café van Carlos (Cafetería Nuevo Murias), is nu ook een café gevestigd. Het heet “De Francesco”, van Frans (met een e, geen i, dus Italiaans). De ondertiteling geeft aan dat de keuken (cocina) er “casera italiana”, van een Italiaanse mama, is die bekend staat om haar “dulcería” en pastelería”. Binnen is er m.i. veel te veel licht; het ziet meer uit als een winkel dan als een café. En toch, er staan wel ook vier tafeltjes met stoelen voor de deur, voor de koffie met gebak, maar ook bijv. limonade, bier en wijn. De Luis Morote heeft er alweer een terrasje bij.
Vooralsnog geef ik aan Carlos en uiteraard Tobalo mijn voorkeur, als het op terras zitten aankomt. Hun zaak heeft meer weg van “de Poort”. Echter,ik wil wel graag weten of de man en dames van “De Francesco” er wat van brouwen. Tussen de twee terrassen is trouwens deze zomer een verse palmboom geplant. Hij is nog geen meter hoog, maar is duidelijk wel in de groei.

Bij mij in de flat zelf is alles in orde op één ding na. Al op donderdagavond begeeft mijn buitenlamp het, binnen een minuut nadat ik ze heb aangestoken. Ze gaat zomaar uit, zelfs zonder ping. Sindsdien moet ik het ‘s avonds doen met de grote lamp in de kamer plus de schemerlamp, die ik daarvoor naar mijn balkon versleep. Op zaterdagavond begint het om 7 uur te regenen, goed voor de planten. Ik koop bij slijterij Big Bin een liter Ricard en bij de Spar chips en een stuk zeer oude kaas. Niet veel later zit ik bij mijn namaaklicht op het balkon van mijn rust te genieten, met uiteraard ook leesboek “Tooth and nails”. Een aparte gebeurtenis!
Op zondagmorgen vergeet ik mijn badhanddoek mee te nemen naar de badkamer. Druipend beweeg ik me na het douchen over de vloertegels om hem in de tussenkamer te pakken.
Zondagavond op Las Canteras vind ik maar twee opschriften op truien die ik de moeite waard vind om hier te vermelden. Ze zijn allebei nog in het Engels ook: “NO, I DON’T LIKE SHOPPING” vermeldt de ene. De andere zegt: EVERYTHING LEAVES A MARK”, waarbij dat MARK wel achterstevoren is geschreven. Ik weet zo vlug niet hoe ik dat op mijn laptop kan nabouwen.

Op mijn eerste maandagmorgen maak ik deze brief af. Vanmiddag ga ik Lluis de huur over november en december overhandigen, deze brief naar jullie opsturen en mijn e-post bijwerken. De volgende brief kunnen jullie a.s. vrijdag verwachten. Voor nu, maak er eens een potje van en graag tot ziens, hasta luego, jullie toegenegen PaulK.

REISBIJLAGE

Zoals dat hoort bij mijn eerste brief van een winter in Las Palmas, heb ik een speciale rubriek van reisjes naar het buitenland. Sommigen van jullie zullen mijn verslag van de Indochina-reis (drie weken) en voormalig Joegoslavië-reis (met Trudie, twee weken) al gelezen hebben. Hier is daarnaast mijn verslag van onze Bulgarije-reis van (bijna) één week. Daar gaan we.

Indochina

Eind mei ben ik al aardig bezig met de voorbereiding op mijn reis, van 25 juni t/m 16 juli, naar Noord-Thailand (eventjes), Laos, Midden- en Zuid-Vietnam en Cambodja, om via Bangkok weer terug te vliegen op de verjaardag van Dalí. Als ik het wel heb, kun je het betreffende stukje van de wereld samenvatten onder de naam Indochina. Ik begin in het Thaise Chang Rai, in Laos ga ik over de Mekong-rivier naar Luang Prabang en vervolgens is Vientane aan de beurt. Van daaruit vlieg ik naar Hué voor een tripje naar ook Danang en Hoi An om dan af te zakken naar Saigon, dat sinds 1975 Ho-Chi-Minhstad heet. Of het niet op kan, doe ik daarna nog Phnom Phen en vanuit Siem Riep “The ruins of Angkor” (volgens Mick Jagger).
Het is een singlesreis van Shoestring, waarvoor zich negen personen hebben aangemeld, vier mannen en vier vrouwen plus ondergetekende. Ik ben de oudste, maar wat zou het. Op internetpagina Myshoestring vind ik al de nodige informatie over de reis en de landen, die ik netjes tot mij neem. Bij de Easy Travel Clinic op het azM wordt me een recept voor malariapillen uitgeschreven (17 dagen malarone: Atovaquon 250mg/Proguanil 100mg, met name vanwege Laos), nieuwe vaccinaties hoeven niet, maar mij wordt (o.a.) wel dringend aangeraden om goed bedekkende kleding te dragen en royaal >30% DEET te smeren, ook vanwege dengue. Onder een muskietennet zie ik me ‘nachts nog niet liggen, maar mijn handen geregeld wassen en extra water drinken zal wel lukken. Voor de zekerheid (van diarree) ga ik wel ORS en loperamide meenemen.
In mei al verdiep ik me al in een boek van Dolf de Vries, getiteld “Reizen door Laos en Cambodja” en daarnaast het boek “Hoge bomen in Hanoi” van Carolijn Visser, dat gelukkig niet alleen over Hanoi, maar ook over andere stukken Vietnam gaat. Begin juni moet ook nog “Notities bij een reis naar Vietnam” van Kristien Hemmerechts eraan geloven. Intussen neem ik tevens de complete Capitoolgidsen van “Laos en Cambodja” en van “Vietnam & Angkor Wat” alvast een keer door. Mijn paspoort heb ik opgestuurd voor de verschillende visa en hoef ik eigenlijk alleen nog maar mijn tas te pakken en te kijken of ik hier al lokaal geld moet inslaan dan wel vooralsnog met dollars kan volstaan. Het zal me wat worden…

En hier is dan het verslag na afloop van mijn reis door Indochina, met naast mij acht andere "singles" en een Thaise gids van Kihri in Bangkok. Vooraf maak ik me de verschillende munteenheden eigen: de Thaise baht (1 euro = 40 baht), de Lao kip (1 euro = 9000 kip), de Vietnamese dong (1 euro = 25000 dong) en de Cambodjaanse riel )1 euro = 4600 riel). Wat mij betreft, mogen er in Oost- Azië best een paar nullen af. Pas op het vliegveld van Bangkok, na ruim 11 uur vliegen, zie ik mijn medereizigers voor het eerst: in opklimmende volgorde van leeftijd: Wietske, Cindy, David, Ronald, Heleen, Jaap, Ton en Micheline. Ik ben inderdaad de oudste van de groep. Samen nemen we het vliegtuig naar Chiang Rai, waar onze 48-jarige reisleidster Wan, voluit Supattra Chaichumpoo, gereed staat. Ze blijkt tijdens de reis een uiterst zorgzame dame te zijn, waar we veel plezier aan gaan beleven.
Met de (eerste) bus gaat het naar een grensplaats bij Laos voor de overnachting. In notendop: Laos is een agrarisch land met zeven miljoen inwoners en Lao Lao als zijn jenever. De volgende morgen steken we de grens over en stappen in een voor ons gereserveerde boot naar Pakbeng en Luang Pradang. Twee dagen varen over de Mekong zie ik als een aangenaam begin van de rondreis. Niet alle uitstapjes onderweg zijn overigens aan mij besteed. Bij het "klimmen" in Pakbeng heb ik het even te kwaad, maar verder houd ik me prima. In Luang Pradang, waar we drie overnachtingen hebben, zie ik mijn eerste grote avondmarkt. Er volgen er nog vele op andere plekken. Het stadje zelf is best mooi, met het terras van koffiehuis/bakkerij Joma als mijn pleisterplaats. Hoofdstad Vientane is iets minder, maar dat kan mede komen, omdat het de ene avond daar vreselijk begint te (moesson) regenen. In mindere mate mate geldt dat ook voor Savanaketh. Daar eet ik wel mijn eerste (gebakken) kikkers, knarsend.
Op de tweede zondag maakt de bus de oversteek naar Vietnam, een land van maar liefst 90 miljoen inwoners, van Hanoi tot Ho chi Minhstad (Saigon) 1700 km. In het Vietnamees zijn er geen lange woorden, het is dus bijv. Viet Nam en ca phe (koffie). De entree van het land gaat enigszins moeizaam, maar daarna gaat het gezwind door naar megastad Hué. Hier is de overdaad aan brommers nog veel groter dan in Laos. De indochinezen kunnen zich geen auto permitteren en dus zit iedereen op een brommer, tot wel vier (een paar keer zelfs vijf) personen toe. De stoepen zijn bezaaid met geparkeerde brommers; als voetganger moet je geregeld op straat lopen. Ik koop een T-shirt met "Good morning, Vietnam", als de anderen hun zoveelste tempel aandoen. Vietnamezen blijken veel extraverter en vooral luidruchtiger te zijn dan Laotianen (en Cambodjanen). Na Hué staat Hoi An op het programma: een soort Valkenburg, waar je (ook) een kostuum of schoenen kan laten aanmeten. We blijven er twee nachten. Daarna is Danang nog een paar uur aan de beurt, voordat we met het vliegtuig naar Ho Chi Minhstad gaan. In die stad is het vooral brommerverkeer nog veel intenser. Bij het oversteken van een grote straat vraag ik me als voetganger soms af of mijn levenseinde in zicht is. De start van Ho Chi Minhstad is een uitgebreid busrondje langs de hoogtepunten. Als Wan enkele uren later hetzelfde nog eens te voet doet, haak ik bij de Notre Damekerk af. Ik doe de Dong Khoi in mijn eentje, loop langs de grote markt en eindig vlakbij het hotel in restaurant Din Ky voor een verrukkelijke vispap. De dag erop heb ik eerst in een park een schoenpoetser te verduren, daarna zijn McDonald;s en het hoofd[postkantoor aan de beurt, ik zie een tentoonstelling over Hoi Chi Minh. maar eindig in de "Rooftop Garden" van het Rex hotel, tussen de Amerikanen, met uitzicht op het standbeeld van Ho Chi Minh en het herenigingsgebouw. Geloof het of niet, maar ik eindig in dezelfde zaak bij het hotel voor alweer een (wel andere) vispap.
Dan is het weer zondag en gaan we naar het volgende land, maar daarvóór zijn eerst nog de Cu Chi tunnels aan de beurt, ten noordwesten van Ho Chi Minhstad, zo'n 200 km bij elkaar in de jungle. In Cam,bodja beginnen we met de S-21 gevangenis van Phnom Penh en de "killing fields" van Pol Pot eind jaren zeventig. Uiteraard staan ook weer bezoeken aan paleizen (o.a. met een zilveren vloer) en bijpassende tempels op het programma, maar naast een kort bezoek aan de avondmarkt vind ik mijn drank en maaltijd in de "Foreign Correspondents Club" minstens zo interessant. De dag erna, op weg naar Sien Reap, is op een ochtendmarkt in het "spindorp" wel heel veel klein gespuis te zien: o.a. krekels, schorpioenen,sprinkhanen en vanzelf kinderhandgrote zwarte spinnen. Sien Reap zelf heeft wel wat weg van Valkenburg, zoals Hoi An in Vietnam, met een overdaad aan brommer-tuktuks. De groep is het natuurlijk vooral te doen om de tempels (wats) in de buurt: Angkor wat, Thom Angkor en andere. Als het daar hard begint te regenen, sla ik de tempel van Thom Raider over en doe in plaatys daarvan een marktje. De tweede dag in Siem Reap geniet ik van mijn welverdiende rust. Op de donderdag duurt het helaas uren voordat we Thailand in mogen.
In Bangkok aangekomen kunnen we daar nog anderhalve dag acclimatiseren of opnieuw de toerist uithangen. Ik ga op vrijdagmiddag met Heleen een tochtje door de stad maken, per metro en per boot. Van David krijg ik later een lange broek met olifanten erop aangereikt, die hij zich die middag had aangeschaft om een tempel te mogen bezoeken.
Op de zaterdag nemen we met zijn negenen omstandig afscheid van Wan en daarna is het weer 9215 km vliegen naar Schiphol. Hary en Greetje staan mij op te wachtenden en ook Trudie, die mij naar Dalí's verjaardag in Amsterdam-Zuid brengt.
Eindoordeel: ik heb van 25 juni t/m 16 juli een prima rondreis door Indochina gemaakt, die ik jullie van harte kan aanbevelen. Niemand in mijn groep was vervelend, eigenlijk hadden we het best met elkaar getroffen. Thaise Wan was als reisleidster echt als een moeder voor ons, die ervoor zorgde dat alles even gladjes verliep.
(Onderweg heb ik nog twee Laotiaanse detectives van Colin Coterill gelezen, met dokter Siri in een glansrol, en na afloop De ambassadeur van Vlaming Jef Geeraarts, dat ook al in Laos speelt.)

West-Balkan

Op één been kun je niet lopen, dus "dodrodosli", welkom op mijn rondreis door de West-Balkan, van 3 t/m 17 september met Trudie. Vooraf lees ik enkele reisgidsen die ik van Centre Ceramique leen plus eentje van Ellen dat ook meegaat. Op zaterdag 3 september stappen Trudie en ik op Schiphol in een TUI=vliegtuig. De vliegreis is twee keer (henen en terug) tussen Amsterdam en het Kroatische Pula. met daartussen een (individuele) rondreis per auto door een stuk van voormalig Joegoslavië. DE landenvolgorde is Kroatië, Slovenië, Kroatië, Bosnië & Herzegovina en daarna nog eens uitgebreid Kroatië. In het noorden van (nu) Kroatië ben ik al eens eerder geweest met Wil, maar dat was in 1969, royaal nog in de Tito=tijd. Veel herinnering aan plaatsen zoals Opatija, Rijeka en Split heb ik na bijna vijftig jaar niet meer, als ik me een en ander nog eens voor de geest probeer te halen. Toen was het trouwens vooral treienen en bussen, nu mag een huurauto, merk Susuki Swift, het kilometerwerk opknappen. Als bijrijder, in de "dead man's seat" leg ik ter plekke nog eens bijna 2000 km af. Trudie is eerder dit jaar met Math en huurauto in het westen van de Verenigde Staten geweest, vooral Californië, en dat was haar zo goed bevallen dat ze met mij plaatsten als Dubrovnik ook per auto wil aandoen.
Ze is wel wat je noemt een gepassioneerd geocacher. Dus moet er door haar langs de autosnelwegen en de diverse secundaire wegen af en toe halt gehouden worden om "evekes" een cache op te rapen. Ik mag dan steevast in de auto blijven zitten, dat nog wel. Een "Raststädte", "aire" - wat is het Nederlandse woord? Parkeerplaats is mij te algemeen? - heet in het Joegoslavisch een "odmoviste". Een tunnel door de bergen heen - daarvan zijn er zeer vele, vooral op de autosnelweg - heet een "cestarina". De twee km ondergrondse A2 in Maastricht is er niks bij. De langste die we tegenkomen, genaamd Sveti Rok, is goed voor 5687 meter. Quizvraag: uit welk land komt een auto met HR op de achterbumper? Dat HR staat voor Hrvatska oftewel Kroatië, dat jullie het maar weten.
Van het Kroatische Pula gaan we naar kustdorpje Fazana en de dag erop al naar Slovenië met zijn hoofdstad Ljubljana met zijn bijna 300.000 inwoners. Ons hotel ligt in het centrum, bij de rivier de Ljubljanica, en vooral Trudie heeft veel met de stad (en de geocaches daar) op. O.a. bij restaurant "De gouden vis" (goudvis?) kom ook ik royaal aan mijn trekken. Op de dinsdag verkassen we naar de Kroatische hoiofdstad Zagreb en wellicht hadden we daar een dagje langer moeten verblijven. Nu is het ietsje te veel een rondje maken en weer wegwezen.
Vanaf de woensdag zijn Bosnië & Herzegovina aan de beurt en wat zien we in dat land veel kapot geschoten, verlaten huizen, buurten en dorpen. Hotel Hollywood ligt zo'n tien km van het centrum van Sarajevo en daar wemelt het voor de variatie van de boerka's (hotelgasten uit Koeweit?). Bij het ochtend- en avondeten maken veel dames hun gezicht vrij, slechts een enkeling propt haar eten in haar mond door steeds opnieuw haar mondlapje op te tillen. Ook in het stadscentrum, met een half uur trammen goed bereikbaar, zie ik de nodige extreem islamitische klederdracht voorbij komen. Wonderwel is er op de vier terrassen die we bezoeken bij het centrale Duivenplein, geen druppel alcohol te krijgen. De diverse kerken hier zijn moskeeën met hun minaretten, met af en toe jengelende imams. Ik ga vanzelfsprekend met Trudie het bruggetje bekijken, waar vlakbij kroonprins Frans Ferdinand en zijn zwangere Sofie in 1914 zijn vermoord, het begin van de Eerste Wereldoorlog. Eerlijk is eerlijk, ik kan het niet helpen, Sarajevo is een stad naar mijn hart, veel meer dan bijv. het zuidelijker Mostar. Die kleinere, maar eveneens moslimstad heeft behalve de beroemde Stari Most, een stadsbrug uit ongeveer 1500, met haar overmaat aan toeristenstalletjes, maar bitter weinig aan toeristisch moois te bieden. Ook in Mostar zie je wel de oorlog van begin jaren 90 helemaal voor je.
Vanaf 10 september, halverwege de rondreis, staat (bijna) alleen nog maar de kust van Kroatië op de rol, eerst Dalmatië en dan noordelijker Istrië. Onderweg naar Dubrovnik is Trudie zeer gecharmeerd van het vele groen langs de wegen, maar ik had best wat meer dorpsleven willen zien. Het relatief kleine centrum van Dubrovnik bevalt ons zeer en wat is het eten en de kamer in het hotel prima. Laat ik eens algemener opmerken dat we met TUI steeds opnieuw in eersteklas hotels belanden, met ook het ene buffet na het andere. Vanuit Dubrovnik naar het noorden kom je eerst in Split, dat op de fundamenten van een Romeins kasteel is gebouwd. Ons dagje Split, vanuit ons hotel in Trogir, bevalt ons uitstekend. De stad heeft naast zijn Romeinse centrum een mooie haven en bergop (voor Trudie) een fort. Nog verder naar het noorden mag ik uitgebreid uitrusten bij de Plitvice-meren, waar Trudie uiteraard wel naar binnen moet om haar zoveelste natuur- en geocache-wandeling te maken. En dan gaat het alweer naar buitenplaats Slunj en dan uitstapjes naar Rijeka en Opatija op weg naar opnieuw Fazana, zie het begin van de reis. Daar doen we een laatste dagje niks, mede omdat het voor het eerst en aanhoudend regent. Op de vertrekdag, zaterdag 17 september, kijken we 's ochtends nog naar de start van een mountain bike race, maar daarna is het aftellen geblazen op het vliegveld van Pula en ruim anderhalf uur vastgeklonken zitten aan een vliegtuigstoel.
Rest me te zeggen dat de terugreis 's avonds van Schiphol naar Maastricht een bezoeking is, met een vol uur afzien vóór het station van Eindhoven, voordat een bus ons van daar naar Weert kan brengen. Niettemin, even voor middernacht, nog net voor mijn verjaardag, zit ik met Harry aan een drankje in mijn tuin. Hem kan ik dan uit de eerste hand vertellen waarvan ik jullie in dit verslagje kond doe. Trudie en ik hebben een prima rondreis per huurauto door West-Joegoslavië gemaakt.
Bulgarije

Of het niks kost, ben ik met Trudie van 20 t/m 25 oktober ook nog eens naar Bulgarije geweest, met extra aandacht voor Sofia. Het is een tripje van de personeelsvereniging van onze universiteit. De voorbereiding verloopt overigens nogal moeizaam: alle boekjes van Centre Ceramique zijn al vergeven aan anderen en in de boekwinkels vind ik evenmin iets van mijn gading. Ik moet het daarom vooral doen met een minigidsje, dat ik op het internet heb gevonden. Vooraf probeer ik ook nog een eventueel contactadres van Jassen Moskov te krijgen (een Sofiase bedrijfs- en KNO-arts, die samen met wie in 1976 gepromoveerd is op gezondheidseffecten van verkeerslawaai), maar zelfs Gerhard Zielhuis, zoon van mijn toenmalige baas en promotor, kan mij daar niet meer aan helpen.
Onze reisleider ter plekke - hij spreekt redelijk Vlaams - heet Luben en mede van hem leer ik toch weer het nodige over het land. Bulgarije telt ruim 7 miljoen inwoners, van wie er ruim een miljoen (1,2? 1,4?) in Sofia (oorspronkelijk Servica genoemd) wonen plus nog eens ruim 400.000 in de tweede stad van het land, Plovdiv, dat in 2019 culturele hoofdstad van Europa wordt. Het land floreert al in de Thracische tijd en heeft nogal wat Romeinse overblijfselen. Sinds de ondergang van het communisme in 1990 is er een schijndemocratie en is de maffia koning. Alle tekst is in het Cyrillisch (uitvinder Cyrillus is een monnik uit Tessaloniki, die in de tiende eeuw leefde), dus ben ik blij, als ik van medereisgenoot Margo een kopietje krijg van het handschrift. De munteenheid van Bulgarije is de lev en twee lev is een euro. De vlag is wit-groen-rood en wappert overal. Er is zichtbare armoede - er wordt in Sofia veelvuldig uit vuilnisbakken gegeten, maar ik zie ook legio met E.U. subsidie opgepimpte gebouwen.
Bulgaars eten is eenvoudig, maar best lekker, o.a. chopska salade, tarator koude soep (met yoghurt, komkommer, walnoten en zonnebloemolie), baniyza koekjes en gegrild vlees. Uiteraard staat er ook vaak Bulgaarse yoghurt op het menu. Het bier, Zagorka en vooral Kamenitza witbier, vind ik erg lekker en laat ik niet vergeten ook de rakija (vruchtenjenever) en mastika (anijsdrank) te noemen. De melnik- of andere wijn heb ik niet geproefd, maar vinden mijn medereisgenoten heel lekker.
Tot de voordelen van reizen met Trudie hoort dat zij overal wil geocachen en ik dan op banken en terrassen plaatsneem. Aldus kan ik tijdens de uitstapjes geregeld van mijn rust genieten. In Bulgarije haalt Trudie ruim dertig caches op, waaronder zelfs eentje met de naam Baba Yaga, genoemd naar de Russische heks. Ik heb intussen tijd genoeg om een complete thriller uit te lezen: “Wraakhotel” (“Lazy bones”) van Mark Billingham uit 2003, de moeite waard.
We vertrekken op 20 oktober om half 4 's ochtends met de bus vanuit Uns40 in Maastricht; dat vind zelfs ik aan de zeer vroege kant. Ons hotel, met veertig andere Ummers, is in het centrum van Sofia, aan de Aleksander Dondukov, niet ver van de Sint Joriskerk aan het begin van de Vitosha boulevard, in de omgeving waarvan "het" gebeurt. Behalve tijdens de uitgebreide rondleiding op vrijdagochtend en het begin van de middag zie ik niet al te veel van de toeristische trekpleisters. Niettemin, bijv. de Alexander Nevski kathedraal, honderd jaar oud en 45 meter hoog, bekijk ik van buiten en binnen (maar niet de iconenverzameling in de kelder). Hij is genoemd naar een prins van Novgorod uit de dertiende eeuw. Ook de Banya Bashi moskee uit de zestiende eeuw, diverse regeringsgebouwen (met de wisseling van de wacht) en het Slaveykovplein met zijn boekenstalletjes worden - althans de buitenkant - niet overgeslagen.
Op de zaterdag gaan we met de bus naar het Rila-klooster. Het is genoemd naar een kluizenaar, Sint Ivan van Rila, van lang terug. Weing devoot als ik ben valt de bezichtiging van de gebouwen mij niet mee! Wel mag ik o.a. het 81 cm hoge Rafaelkruis aanschouwen en kom ik in een vrij donkere orthodoxe kerk terecht, waar je tegen vergoeding zelfs van alles kunt laten zegenen. Veel leuker vind ik het uitstapje naar Plovdiv op de zondag. Dat is een stad naar mijn hart, met legio terrassen (eine groete kaffee), een Romeinse arena (met daarnaast café `KAOE APEHA`) en een aardig etnografisch museumpje (naast de Konstantin I Elenakerk).
De maandag is een vrije dag, dus een uitgebreide cachedag dus voor Trudie, terwijl ik in het centrum met Coca Cola zero en mijn boek zit. 's Avonds gaan we met de halve groep naar een buitenwijk van de stad voor een Bulgaarse avond in "De Watermolen". Het over hete kolen lopen laat ik aan me voorbijgaan, maar de drank en het eten is aan mij welbesteed.
Op de dinsdag vertrekken we om 3 uur 's middags voor de thuisreis. Vooral van Arno & Ineke alsmede Marleen & Loe neem ik echt afscheid. Alles bij elkaar genomen zie ik de trip naar Bulgarije in retrospectief als een interessant uitje, maar Bulgarije is niet een land waar ik graag een jaar of langer zou willen wonen. Om tien uur 's avonds worden Trudie en ik weer bij Uns 40 afgezet en kan ik te voet naar mijn huis en haard. "Pauw" is die avond best de moeite waard, vooral als het (ook) gaat over armoede in Nederland.

BOEKENBIJLAGE

In de zomer pleeg ik veel minder te lezen dan in mijn winters in Las Palmas. Mijn beperkte rijtje, toch nog dertien stuks, van de zomer van 2016 ziet er als volgt uit:
Marc Billingham - Wraakhotel (Lazy bones), 2003
Nico Dijkshoorn - De vrije man, 2015
Janet Evanovich - Two for the dough, 1996
Janet Evanovich - Three to get deadly, 1997
Orlando Figes Revolutionair Rusland 1891/1991. Een geschiedenis, 2014 (deels)
Jonathan & Faye Kellerman - Dubbele doodslag, 2004
Jens Lapidus - Val dood, 2011
Norman Mailer - Het lied van de beul, 1980
Jo Nesbo - The son, 2014
Saskia Noort - Huidpijn, 2016
Howard Rourghan - De valse belofte, 2004
Josephine Tey - To love and be wise, 1950
Paul Verhoeven - Jezus van Nazaret, 2008

Ik ga dit dertiental niet met terugwerkende kracht bespreken. Wel noem ik hier kort het boek dat ik deels in Maastricht, deels in het vliegtuig hierheen en deels in Las Palmas gelezen heb: “True Crime” van Andrew Klavan uit 1995. Het speelt in St. Louis, Missouri, een staat in het Midden-Westen van de Verenigde Staten (hoofdstad Jefferson City, andere grote steden Springfield en het Missourise Kansas City).
Mij bekruipt het gevoel dat ik het boek al eens eerder gelezen heb of heb ik de film misschien gezien? Mijn vermoeden wordt alleen maar sterker, als kroongetuige van een moord, accountant Dale Porterhouse van achter een stellage van zakken chips de door hem aangewezen moordenaar Frank Beachum gezien zou hebben. De ik-persoon van het verhaal, de dag vóór de terechtstelling van Frank, is journalist Steven Everett. Hij maakt er een zeer acceptabele thriller van, die ik met een volle 8 beloon.
Terzijde, in het boek staat een mooie volgorde van drie injecties die je met steeds een minuut tussenruimte aan een ter dood veroordeeld kan toedienen: eerst natriumpentothal (slaapmiddel), dan pancuroniumbromide (om het hart te stoppen) en tenslotte kaliumchloride (om de ademhaling te stoppen). Waarom staan er geen doseringen bij?

Ik heb nog een tweede boek, dat ik het afgelopen weekend echt helemaal heb gelezen: “Tooth & Nail”, met hand en tand, in de vertaling, van Ian Rankin. Het is zijn derde boek, uit 1992, en oorspronkelijk heette het “Wolfman”. Dit komt, omdat het eerste slachtoffer van de Wolfman (kan dat ook een vrouw zijn?) in de Wolfstraat gevonden werd. Alle boeken van Ian Rankin, geboren in 1960, spelen in Edinburgh, maar dit niet. De stad van de moorden is Londen met zijn (toen) tien miljoen inwoners.
John Rebus, uitgeleend aan de politie van Londen, neemt het in dit boek op tegen een onvervalste seriemoordenaar van jonge dames, die pas laat ik het boek door de mand valt. De belangrijkste medestanders van John Rebus zijn George Flight van de Londense politie en psychologe Lisa Frazer. Voor de minder geslaagde bijrollen tekenen o.a. Kenny Watkiss en politieman Lamb, zonder voornaam.
Ik vind het allemaal best te pruimen, maar schrik een beetje terug van de dodemansrit op het einde, eindigend in de Spaanse zaal van de National Gallery. Dat kost Ian Rankin een kwart punt. “Tooth & Nail” gaat terug in de boekenkast thuis met een 8- als recensiecijfer.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten