vrijdag 27 maart 2015

Weblogbrief 10.25, 27 maart 2015

Weblogbrief 10.25, 27 maart 2015

Hasta luego, amados seguidores, goeiedag, geliefde volgers, ik zit weer gereed en deze keer veel vroeger dan ik jullie had aangekondigd. De komende week, “La Semana Santa”, is de universiteit niet dicht, maar volgens Lluis is het de hele week wel echt behelpen in het kwadraat. Is goed raad duur? Ik heb besloten om jullie vandaag al, op 27 maart, te bedienen met een brief, meer een briefje. Die hierna komt pas na de Pasen, over een dag of 10, 11, dus dat zal wel een hele litanie worden.
Ik begin kort, maar krachtig met de “nakende” zomertijd. Morgennacht gaat de klok een uur terug en vanaf dan hebben jullie en ik ‘s avonds een uur langer licht, ik tot ongeveer half 9. Ik ga ervan uit dat vanaf dan ook ’s avonds meer drukte op de boulevard, de parken en in de straten is. Vorig jaar was het echt een omslag en dat hoop ik ook dit jaar. Het slechte weer is, lijkt het, al passé.

Mijn muziekhoekje open ik frank en vrij met Frank Sinatra. Onlangs zette Bob Dylan hem nog weer eens in de schijnwerper. Van Old Blue Eyes, de man van nummers als “Strangers in the night”, “Theme from New York, New York” en “My way”, heb ik intussen dozijnen cd’s; het zijn er bij elkaar te veel om hier een voor een op te gaan sommen. Zijn indrukwekkendste studioplaat vind ik nog altijd “FS sings for only the lonely” uit 1958, maar hij heeft veel meer moois op zijn naam staan. Laat ik “Sinatra sings the select Johnny Mercer”eens op de draaitafel leggen. Hier zijn de vijftien nummers van de plaat en constateer met mij hoeveel bijzonder materiaal er wel niet bij zit:
01.Too marvelousforwords
02.Day in, day out (ballad version)
03.Laura
04.Jeepers creepers
05.Blues in the night
06.Something’s gotto live
07.Fools rush in
08.PS, I love you
09.When the world was young
10.That old black magic
11.Autumn leaves
12.I thoughtaboutyou
13.Dream
14.Day in, day out (swing version)
15.One for my baby (and one more for the road)
Jullie willen een rijtje liedjes die boven de rest uitsteken? Dan noem ik hier “Blues of the night” (inderdaad, uit “FS sings for only the lonely”), “Fools rush in” (een hit van Ricky Nelson), “That old black magic” en “Autumn leaves”. En laat ik het laatste nummer, “One formy baby (and one more for the road)” niet vergeten; dat lijkt verdomme wel eenouderwetse sigarettenreclame. Aan de stem van Frank Sinatra beleven we al heel lang en nog steeds veel plezier. Hij is zelfs een populaire artiestin het café van Carlos beneden mijn flat. “Fools rush in”, maar dan in de langzame versie van de crooner, “wat sjoen”!

Wie weinig ander nieuws te melden heeft, kan altijd terugvallen op een tweede “meziekske”. In een vroegere brief heb ik jullie al eens uitgelegd dat Bobby Darin het in zich had om, als hij niet voortijdig was gaan hemelen, een tweede Frank Sinatra te worden. Wat kon ook hij veel aan, had een stem die klinkt als een klok (als een klok?). De ouderen onder jullie herinneren zich hem wellicht nog wel van zijn rock ‘n’ rollnummers, bijv. “Splish Splash”, uit 1958, “Queen of the hop”, “Multiplication” en het onvergetelijke “You must have been a beautiful baby” van componist Johnny Mercer. En anders wel van zijn diverse langzame nummers zoals “Dream lover” (is dat slow-rock?), “Mack the Knife”, “Beyond the sea” en “Clementine”.
De gelopen zomer heb ik mijn verzameling Bobby Darin platen een beetje kunnen aanvullen door een beroep te doen op de cd-bibliotheek in Rotterdam. Ik kom intussen tot 10 albums op mijn extra harde schijf.Ga daar maar eens uit kiezen welke ik hier in de aanbieding moet doen! Ik vrees dat ik geen vrienden maak, als ik de hele bups hier onder elkaar neerpen. Het is op de laptop en ook op mijn webloggeen probleem, maar toch.
Een mens wordt verondersteld om geregeld een keuze maken. Ik heb muziekman Johnny Mercer via Frank Sinatra een beetje in zijn zonnetje gezet en dus doe ik dat nu ook maar viaBobby Darin. Eerlijk gezegd vind ik “Two of a kind” van Darin & Mercer uit 1961 meer iets van een gezamenlijk tv-optreden hebben dan van een doorwrochte studioplaat, maar zo is het dan maar. Hier zijn de dertien nummers van het album, waarop Bobby en Johnny het uitbundige tweestemmige zangkoor vormen:
01.Two of a kind
02.Indiana
03.Bob White
04.Ace in the hole
05.End ofthe Rockies
06.If I had mydruthers
07.I ain’t gonna give nobody none of myjellyroll
08.Lonesome polecat
09.My cutey’s due at two-to-two today
10.Paddlin’, Madelin’s home, Row row row
11.Who takes care of the caretakersdaughters
12.Mississippi mud
13.Two of a kind
Bobby Darinen Johnny Mercer samen, het is misschien niet het beste van het beste, maar m.i. goed genoeg als tweede keus. Sommige van hun nummers hebben iets hilarisch, vind ik. Voor wie eens naar een komische tekst wil luisteren, zet “Who takes care of the caretakers daughters” maar eens op.

Mariela op de afdeling van Lluis, die steeds beter Engels spreekt, complimenteerde mij afgelopen dinsdag met mijn nieuwe truitje met korte mouwen. Zij komt uit Argentinië en is getrouwd met een heel aardige piloot. Volgens haar had ik een origineel poloshirt uit haar land om mijn schouders. Het is wit met een zwarte binnenkraag bij de knoopjes en heeft daarbij “op de plek van het hart” een zwart embleem van twee polospelers op hun paard met polostokken. Erboven staat “tradición del polo argentino” en eronder de merknaam “LA MARINA”. Om volledig te zijn, op de rechterarm staat bovendien een zwarte drie.
Laat ik het maar toegeven: ik heb het truitje op een kraam op de rastro gekocht, van een heel aardige verkoopster, voor de somma van 15 euro. Hij, de polo, ziet er patent uit, maar ik had hem een maatje groter moeten kopen. Helaas, die maat is er niet op de rommel- en andere markt. Maat 8, XXL, past mij wel, maar met 9, XXXL, kan ik beter overweg. Ik heb hem nog even voor gehouden, maar thuis gekomen was en is hij toch aan de iets krappe kant. Zal ik mijn Argentijnse namaaktrui maar weer wegdoen of meenemen naar Maastricht over een maand?

Met Lluis heb ik dinsdag afgesproken, min of meer afgesproken want bij Lluis weet je het nooit helemaal zeker, dat mijn lezing over een maand over placebo-effecten en andere co-interventies zal gaan. Het uitverkoren tijdstip is 29 april om 2 uur en onder ons (en boven ons) gezegd heb ik nog weinig idee van waar ik het over ga hebben. Met name over recente literatuur weet ik nog van toeten en blazen en ik vraag me af of ik belangrijke publicaties ga missen. In ieder geval ga ik Jos Kleijnen eens vragen of hij eventueel nog tips voor me heeft. De hoofdpunten van mijn “charla” zullen zijn:
(1) Waarom zijn de uitkomsten in trials waarbij een onwerkzame niet medicamenteuze therapie met niks vergeleken wordt, voor beide groepen meestal gelijk?
(2) Waarom heeft mijn eigen trial naar placebo-effecten in de huisartspraktijk, na een eerdere positieve in Southampton, niks opgeleverd?
(3) Waarom doet de gangbare onderzoekswereld net of de resultaten van meta-analyses uit Denemarken en van de groep van Jos en ook trials zoals die van mij niet bestaan?
Ik zal later nog eens op mijn praatje in de maak terugkomen. Lluis gaat Jorge vragen om mij te introduceren. Het zal me nog enig hoofdbreken kosten om drie kwartier lezing te vullen met voor een deel tekst die nog iets nieuws heeft.

Anderonderwerp: schoenen en schoenpoets. Het gangbare Spaanse woord voor schoen is “zapato” (en noem het niet zapata, want dat een remblokje). De meer algemenenaam voor schoeisel is hier “calzado”. Ik weet het, er is nog van alles anders te koop dat op gewone schoenen lijkt. Een laars bijv. is een bota, als die van rubber is, een “bota de goma”, tegen een sandaal zeggen ze hier “sandalia” en tegen een teenslipper “chancla”. Een bekende carnavalsgroep hier, een “murga”, zijn de chancletas, die zogenaamd op teenslippers lopen. Een pantoffel is in goed Spaans een “zapatilla” en als die van leer is, een “bobucha”. In Maastricht heb ik thuis vaak “bobuchas” aan mijn voeten, die ik jaren geleden in Marokko gekocht heb en die nog steeds vlekkeloos zijn. Ten slotte, hier op mijn eiland loop ik graag op “Cabreras”, geitenhoedsters, een merknaam voor bepaalde stoffen schoenen.
Bovenstaande alinea (paragraaf) is allemaal als inleiding bedoeld voor mijn vraag wat schoenpoets, schoensmeer nou eigenlijk in het Spaans is. Ik heb hem: “betún” en een schoenpoetser is een “betunero” (en niet “botanero”, waarmee ik het wel eens heb verward). Een ander woord voor hetzelfde beroep is “limpiabotas”. Mijn favoriete “betunero”staat bij het kerkpleintje van Telde, midden in het centrum. Ik zie het zo voor me: een jongen met schoensmeer en een borstel die op zijn knieën zijn poetswerk doet voor een man in pak die de krant zit te lezen.
Hier in Las Palmas dacht men een tijdje terug: dan kunnen wij niet achterblijven. Op Santa Catalina zijn drie schoenpoetsers actief, de oudste volgens dagblad Canarias7 al veertig jaar lang. Alle drie zijn ze een stuk ouder dan het jongetje uit Telde. Het kunstwerk, de “escultura”, staat op de tegels vóór La Esfinge, de drugszaak (tabak en alcohol) op de hoek met de Ripoche. Het is er een in grijsgroene steen. De drie stukken op ware grootte zijn een schoenpoetser met zijn schoenborstel op zijn knieën, wel met een kussentje onder zijn knieën, dan een bankje om je voet op te zetten en als derde een onbezette keukenstoel, waar je als klant op kunt plaatsnemen. Eerlijk gezegd ontbreekt die stoel in de praktijk; de “betuneros” hier moeten het zonder doen.
De maker van het werk is beeldhouwer Chano Navarro. Die heeft er – inclusief zijn materiaalkosten,neem ik aan - 40.000 euro voor gekregen.Ik vermoed dat het geld uit de subsidiepot van de E.U. komt en zeker niet van burgemeester Cardona en zijn mensen, in een stad die bijna failliet is.
In Las Palmas doen we er meestal een spreuk bij, als iets onthuld moet worden. Deze hier is van Osvaldo Guerra Sanchéz: “En tus manos humildes reconoce el arcano betún de la alegría como envuelto en tus pies desorientados en tu gira mundana hacia el destino.”, in jouw eenvoudige handen herkent men de mysterieuze schoensmeer van het geluk, zoals die om je verdwaalde voeten gehuld is in je wereldtoer naar je bestemming. Heeft Osvaldo Sanchéz het echt zo bedoeld? Of is hij daarna afgevoerd naar een verpleeghuis voor Alzheimerpatiënten? Ik sluit bovendien niet uit dat er iets helemaal mis is gegaan bij mijn vertaling naar het A.B.N.? Hoe dan ook, ik ben wel met veel betere dichtregels geconfronteerd (zoals van Drs. P). Mag ik ten ook nog naar jullie toe uitdragen dat het idee van het beeldhouwwerk mij al even matig bevalt?

Nou ik jullie toch over Santa Catalina zit te mopperen, kan ik in één moeite door ook maar de nieuwe bordjes voor de wachttijden van de stadsbus afwijzen. Die bordjes waren altijd nogal royaal en goed leesbaar; niks mis mee. Dus komt men op het idee dat het tijd wordt voor iets veel kleiners, de onduidelijkheid zelve. Voor mensen van mijn leeftijd is een en ander alleen nog te behappen, als we er pal voor gaan staan. Ik zal mijn beklag doen bij de kiosk waar ik mijn tienrittenkaart (bono) koop, maar ik weet nu al dat het paarlen voor de zwijnen zullen zijn.

Is dat ook in Nederland het geval, dat de school zo maar op een doordeweekse dag dicht is, kinderloos, terwijl het geen vakantie is? Hier was dat afgelopen woensdag het geval. Ik zat op mijn balkon in de vroege morgen en dacht: waar blijft het al dan niet opgeschoten grut dat aan de hand van een familielid op school aangaat? Met ervoor en vooral erna enige extra klandizie voor Cafetería Nuevo Murias van Carlos, waar de koffie net vers gezet is? Goede raad is dan duur. Ik neem maar aan dat de paasrapporten van alle kinderen de revue zijn gepasseerd en dat door het onderwijzend personeel een voorlopige beslissing is genomen over wie zonder meer overgaat naar de volgende klas en wie beter nog een jaartje kan blijven zitten. En wie weet ook over eventuele wijzigingen in de leerstof in het volgende schooljaar.
Persoonlijk zou ik denken dat men zo iets ook best na schooltijd kan doen of bijv. in de paasvakantie die zo begint. Maar wie ben ik?

Woensdagavond was het hier wat je noemt abominabel weer. Eerder had ik aan het strand een rode vlag gezien en – het kon niet op – ook een melding dat er kwallen waren, maar nu regende het ook nog eens. Bij bakker Granier aan de boulevard zat ik om half 8 achter het raam met een café Americano te kijken naar de spaarzame joggers en mensen op weg naar hun huis. Een uurtje later was ik helemaal “in the mood” voor het bekijken van een film.
Van regisseur Roman Polanski kun je veel zeggen, maar niet dat hij niet weet hoe je een prima film in elkaar moet steken. Ik herinner me als de dag van vandaag nog zijn “Met jouw tanden in mijn nek”. De man heeft voor “De pianist” een Oscar gekregen.
In 2005 kwam “Oliver Twist” uit, ruim twee uur vermaak. Het is de verfilming van het meesterwerk van schrijver Charles Dickens, dat ik jullie trouwens ook best “ter lering ende vermaak” kan aanbevelen. Ik had de bijzondere film al eens op TV gezien, maar met het foute weer buiten was ik rijp voor een reprise. Echt vol klinkende namen van filmsterren zit de film bepaald niet. Voor mij is er alleen Ben Kingsley, o.a. bekend van de film Gandhi, die de rol van boefjesbaas Fagin voor zijn rekening neemt. Oliver Twist wordt gespeeld door een mij onbekend jongetje genaamd Barney Clark en voor de rollen van andere hoofdrolspelers zoals Dodger, Nancy, Bill Sykes en Brownlow heb ik eveneens geen klinkende namen voor jullie. Toch wordt er geregeld geacteerd dat de stukken eraf vliegen. Ik denk dan: Engeland, daar barst het echt van de puike toneelspelers. Willen jullie één minpuntje? De hond van Bill Sykes, met de naam Bull’s-Eye, had voor mij best een stuk schrikaanjagender mogen zijn. Wat een doetje!
Om even over half 11 had ik de film helemaal uit en wat was ik ten tweeden male gecharmeerd. Daarna was het nog even plassen geblazen, waarna ik met een tevreden gevoel mijn bed mocht opzoeken. Nog nagenietend viel ik vrij snel daarna in slaap (maar dat weet je zelf niet).

Het is op Palmzondag gebruikelijk dat ik dan enkele palmtakken van mijn boom kortwiek, vanaf mijn balkon. Ook dit jaar hangen er weer een paar gevaarlijk dichtbij mijn koffiebeker op de rand. Op de donderdagmorgen beslis ik dat die het het komend weekeinde gaan ontgelden.
Valt me op dat mijn benedenburen de paarse slinger die daar al sinds carnaval tussen twee takken hangt, hebben geconfisqueerd. We gaan op Pasen aan, “Pascua”, de “Semana Santa”, “de gooj week” is begonnen. Daar horen chocolade hazen bij, een mandje gekleurde eieren en geen maskers, confetti e.d.

Verder heb ik op de donderdag niets te melden of het zou moeten zijn dat ik bij El Corte Inglés weer eens bij de boeken ben gaan kijken. Zie mijn boekhoek voor nadere informatie. Meer inspiratie krijg ik deze korte keer niet uit mijn pen.
Voor nu: zo’n overgang naar de zomertijd is psychologisch best een stap. Ik zou zeggen: zet hem voorzichtig. Zie de zondag ((Domingo De Ramos) vooral als een rustdag, waarop je nog stiekem kunt controleren of de klok nou terug of vooruit gezet moet worden. Voor wie nog werkt, maandag behoor je wel netjes op de zomertijd present te zijn.Tot mijn volgende brief, na de Pasen, tot kijk, hastaluego, PaulK.

BOEKHOEK

Gisteravond ben ik weer eens gaan kijken bij de muziek en boeken van El Corte Inglés. Ik heb een heel blijde mededeling: Joaquín Sabina staat vanuit het niets op plek 1 van de cd-hitparade met zijn “500 Noches para una crisis”, een dubbel-cd met allemaal bekende nummers van hem. Voor de 19 euro krijg je er de bijbehorende dvd van een live optreden (“500 Noches para una crisis en directo”) bij. Bovendien: Mark Knopfler staat met zijn nieuwe cd “Tracker” op nummertje 3. Dat album moet ik nog eens zien te bemachtigen (en wie weet dan hier als cd van de week presenteren).
Gaan we naar de favoriete boeken van de winkel. Daartoe reken ik allereerst een nieuwe uitgave, met prachtige kleurenplaten van José Ramón Sánchez, van “El ingenio hidalgo Don Quijote de La Mancha). De schrijver is niemand minder dan … laat ik zijn naam eens geheim houden. Hij leefde ongeveer in dezelfde tijd als William Shakespeare. Andere boeken die ik in hele stapels op een apart tafeltje heb zien liggen, zijn “Will Grayson, Will Grayson” van John Green & David Levitham, “La Templada” van María Dueñas en lastbut not least “Hombres buenos” van Arturo Pérez-Reverte. Kennen jullie die Arturo Pérez-Reverte nog als onderliggende schrijver van de film “De negende poort”?

Dat opgemerkt hebbend mag ik nu naar het enige boek dat ik, overigens pas gisteravond laat, uit heb gekregen. Ik heb hier al eens eerder de nog jonge Amerikaanse thrillerauteur Michael Koryta genoemd. In 2008 verscheen zijn “Envy the night”, dat op het platteland van de staat Wisconsin speelt. (Die ligt in de V.S. bovenaan in het midden, links boven Chicago.
Hoofdpersoon van het boek is Frank Temple III, nu 25 jaar en zeven jaar eerder geconfronteerd met de zelfmoord van zijn vader, FT II. Het bleek later dat Temple senior zijn tienerzoon niet alleen goed leerde vechten, maar dat hij naast zijn baan als politieman ook mensen vermoordde voor de centen.Hij deed dat samen met Devin Matteman, met wiens vader en ene Ezra Ballard hij eerder in Vietnam gediend had. Die Devin Matteman gaf hem later aan om aldus zelf de dans te ontspringen.
Het verhaal begint, als Frank met zijn auto een aanrijding krijgt met die van Vaughn Duncan, die in een huisje in de buurt zit samen met Renee, de vrouw van Devin Matteson. De twee gedeukte auto’s komen terecht bij de garage van Nora Stafford. Niet veel later komen Devin en twee van zijn helpers, genaamd AJ en King, op de proppen en vanaf dan gaat het er bepaald niet zachtzinnig meer aan toe. Er vallen doden of het niks is, eerst onder de goeden en later ook onder de slechten. In het o zo rustige plaatsje Tomahawk bij een meertje (niet Lake Michigan) in de buurt van de Willow Hostage zijn de rapen gaar. Wie van de spelers staat er op het einde nog overeind?
Ik vind dat Michael Koryta met zijn “Envy the night” (een beetje rare titel) best een mooie detective heeft afgeleverd. Het verhaal heeft ruim genoeg spanning en vooruit, thrillers hoeven niet per se in de grote stad te spelen. Ook op het platteland kan men er volgens dit boek ook wat van. Michael Connelly en ook diverse andere recensenten die in het boek vermeld staan, moet ik gelijk geven met hun positieve oordeel over dit boek: het is ook mij zeer bevallen. Daar hoort een recensiecijfer bij van een volle 8 en de belofte dat Koryta nog niet van me af is.

dinsdag 24 maart 2015

Weblogbrief 10.24, 24 maart 2015

Weblogbreef 10.24, 24 miert 2015

“Qué lástima”, wat zonde, zit ik weer in mijn eentje hier op mijn eiland. Trudie en Marij zijn vertrokken en daarmee ook het nodige leven (lawaai). Aan de andere kant kan ik nu weer onbekommerd Maastrichts (tegen mezelf) praten zonder dat ik prompt gecorrigeerd word of mij uit het niets gevraagd wordt wat ook al weer “dificil” is of een “cache-pot”. Ook hoor ik niet meer van dat akelige Maastrichts zoals “maart” in plaats van “miert” of “krant”, als “gezèt” bedoeld wordt. Ze hebben me zondagmorgen in alle vroegte verlaten, wel met achterlating van een paar kilo zuurvlees, een kilo goulash plus ook nog eens een gehaktbal van voetbalomvang. Vooral Trudie mag ik daarvoor verantwoordelijk stellen.

Hier zijn mijn 24ste wetenswaardigheden van deze winter, met verve gebracht, zoals dat hoort bij een allochtoon in een ander land, zelfs ander werelddeel. In mijn vorige brief zei ik dat het maandag of dinsdag zou worden. Het is vandaag 24 maart geworden, omdat ik zo meteen met Luis ga praten over mijn lezing aan het einde van deze winter. Heeft iemand van jullie een tip? Vooralsnog is mijn voorstel om het over placebo-effecten te hebben en co-interventies in het algemeen. Is dat wat?
Alsof dat normaal is, begin ik nu gewoon op het moment nadat ik mijn vorige brief aan jullie gepost heb. Om een uur of 5 was ik zo ver vorige week dinsdag dat ik de benenwagen naar Triana mocht nemen, waar ik om 6 uur met de dames had afgesproken bij McCarthy’s. Het eerste stuk vanaf het ziekenhuis was standaard, maar vanaf de begraafplaats nam ik voor de variatie nu eens de straat naast de Cervantes school. Die heet de Dolores de la Rocha en is best lang, met af en toe aardige houten balkonnetjes op één hoog. Even voorbij de Clinica San Roque deed ik een stukje Juan E. Doreste (familie van Jorge?)en draaide de Alcalde Francisco Hernandez Gonzalez in. Daarna was de Agustin Millares Torres aan de beurt, gevolgd door de Mendizábal. Toen, een half uurtje later, stond ik alweer bij de (’s middags gesloten) Mercado de Vegueta.
Niet veel minuten later stond ik aan het begin (uitgang) van de calle Mayor de Triana. Aan de Vegueta-kant staat in het plaveisel de zin: “Buscamos lectores para traerlos al conocimiento”. Dan komen enkele stukjes overgebleven spoorrail en op de straat ietsje verder op staat geschreven: “Imagen de la vida es la Novela”. Laat ik deze twee Spaanse zinnetjes maar eens onvertaald laten.
Om kwart voor 6, altijd te vroeg, zat ik op mijn bank bij McCarthy’s en even over 6 waren Trudie en Marij bereid om met mij op het terras van de Ierse zaak plaats te nemen. Ik vermoedde het al, toen ik nog op de bank zat te mijmeren: er hingen zo maar vlaggetjes en ballonnen buiten. Het vrouwelijk personeel was getooid met groene minihoedjes op hun hoofd en de mannelijke obers hadden een grote groene hoed op en een groene stropdas om, over hun zwarte polo. Het was die dinsdag “Saint Patrick’s Day”, immers 17 maart, in het Ierse thuisland is dat een feestdag met de nodige drank. Iets daarvan straalde van de zaak hier af. Ik kreeg op het terras een gratis Guinness biertje aangeboden, dat altijd beter smaakt dan een bestelling waarvoor je moet dokken.
Na McCarthy’s stond bus 1 (Teatro-Puerto) al klaar bij het busstation van Vegueta. Een half uur later zaten we bij mij in de Luis Morote bij de Chinees. Om ongeveer 9 uur, half 10 zochten we ons bed op - vroeg hè? - en waren we alle drie in dromenland.

Is er veel verschil tussen wat op de afdeling van Luis door de deskundigen verteld wordt over voeding en wat er beneden op het prikbord ophangt? Daar werd ik geattendeerd op een “charla educativa”, een lezing, over “el cáncer y la alimentación” van het “Centro de terapias complementarias” in San Andrés. Ik zie op een kleurenfoto een kring van allerlei verse groente en fruit. Over de breedte van de foto staat erbij geschreven: “Que y como alimentarse para evitar o reducir los tumopres cancerigones. Causas del cáncer y reacciones de las celulas cancerígenas según la forma de alimentación”. Wie wil niet zijn of haar kans op kanker verkleinen? Dat kan volgens de alternatieve insiders met bepaalde voeding, die zonder meer een gunstige invloed heeft op het kankerweefsel. De lezing is gratis toegankelijk, maar een vrijwillige bijdrage (aportación voluntaria) in de kosten is welkom.
Ik houd het er op dat wat betreft voeding de reguliere en alternatieve geneeskunde niet ver van elkaar afstaan. Echter, met zo’n uitspraak kan ik de goegemeente niet echt bekoren, vrees ik.

Het blijft altijd even zoeken met welke muziek ik jullie moet verrassen. Vandaag, woensdagmorgen, vind ik dat weer eens een jazz-zangeres aan de beurt was. Noé heeft mij eens gevraagd naar mijn top 5 jazz-zangeressen. Ik kwam tot het kwintet: Billie Holiday, Dinah Washington, Sara Vaughan, Nina Simone en Ella Fizgerald. Het verbaasde me enigszins, maar hij kwam met totaal andere namen.
Geen van ons tweeën noemde toen Cassandra Wilson in onze top 5, ook Noé niet. Tochben ik wel gecharmeerd van haar muziek, vooral haar zangkunst. Cassandra Wilson is oorspronkelijk uit Jackson, geboren in 1955. Ik hebenkele losse nummers van haar en een rare cd die ze met Marianne Faithfull gemaakt zou hebben, maar die ik op allmusic niet terug kan vinden. Gelukkig heb ik daarnaast nog vier echte cd’s (van de ongeveer 20):
(1993) Blue Light ‘Til Dawn
(1995) New Moon Daughter
(2002) Belly Of The Sun
(2003) Glamoured
Ik kies deze week voor de eerste die ik van haar heb, uit haar negentiger jaren hoogtijdagen. Hieronder staan de titels van de twaalf nummers van die cd, haar tiende:
01.You don’t knowwhat love is
02.Come in tomykitchen
03.Tell me you’ll want for me
04.Children of the night
05.Hellhound on mytrail
06.Black crow
07.Sankofa
08.Estrellas
09.Redbone
10.Tupelo honey
11.Blue light ‘til dawn
12.I can’t stand the rain
Ik geef het toe: Cassandra Wilson is verre van een tweede Billie Holiday of Dinah Washington. Ik vind haar bovendien ietsje te jazzy, als jullie dat woord willen begrijpen. Aan de andere kant: verandering van spijs doet eten en een nummer als “Redbone” op “Blue light ‘til dawn” kan er zeker mee door. Toch gaik het hier niet overdrijven, meer dan “best aardig” kan er voor mij niet af. Cassandra Wilson, luister thuis maar eens op bijv. You Tube, wat je zelf van haar vindt.

Ander onderwerp: zo maar een Spaans woordje dat ik nog niet onder de knie heb: “pabellón”. Het stond met grote letters op een afvalbak bij het gebouw van kunsthuis La Regenta. Speciaal voor jullie (?) heb ik het opgezocht in mijn woordenboek. Het is Spaans voor een expositieruimte en daarnaast voor een vlag (“bandera”). En voor wie het naadje van de kous wil, noem ik hier ook “pabellón de oreja”, oorschelp. Ik neem aan dat de afvalbak in het onderhavige geval bij een tentoonstellingsgebouw hoort.

Ik heb hier eerder een advertentie van de gemeente gememoreerd, waarin het hergebruik wordt gepromoot.Het blijkt een serie affiches te zijn met steeds een andere tekst. Het terugkerende woord is “orgulloso”, trots. Vanuit de bus zag ik er een met een foto die de stranden van de stad in het zonnetje zette. “Orgullosos de nuestras playas” stond erbij en daaronder met een kleiner lettertje “orgullosos de reciclar”.Opvallend is en blijft hij.

Dan is het nu tijd om eens een smerig onderwerp aan te snijden, maar wel met een happy end: wc-papier. Jullie kennen het probleem ongetwijfeld. Je hebt net een “grote boodschap” in de toiletpot achtergelaten en moet je gat afvegen voordat je je onderbroek en dergelijke weer omhoog mag hijsen. Dus grijp je naar de rol wc-papier naast de pot en moet constateren dat het wel erg dun papier is. Je vouwt het daarom maar dubbel voordat je naar je kont gaat, maar dat helpt nauwelijks. Tot je ergernis gaan de vingers van je (rechter)hand door het papier heen en zit je tegen de stront aan te kijken. Hopeloos! Alleen door na het afvegen je handenomstandig met water en zeep te wassen kun je ze weer redelijk schoon krijgen, voordat je de toiletruimte verlaat. Godzalmebewaren, waar is het wc-papier gebleven, waar je niet direct doorheen gaat?
Hier in Las Palmas ga ik daarvoor naar El Corte Inglés. In de kelder van het gebouw in het noorden is niet alleen een keur aan eten en drinken te koop, maar is er ook een afdeling met huishoudelijke artikelen. In de uiterste hoek daarvan liggen de servetten en het wc-papier. Mijn merk met extra stevige velletjes is Aliada en goedkoop is het ook nog. Wc-papier is in het Spaans “papel higiénico”. Ondergetekende kiest zonder meer voor de versie met drie lagen, “tres capas”, en dan ook nog “acolchado”. Dat is Spaans voor gewatteerd, opgevuld, gecapitonneerd. (Gecapitonneerd, dat woord is nieuw voor me; het heeft iets van “capa” in het begin.) Deze week met de twee zeer propere dames in huis raakte mijn wc-papier in no time op. Marij begon donderdagmiddag monter aan de laatste rol “acolchado” op de separate wc. (Ik zelf neem om onduidelijke reden altijd de wc bij mijn bad/douche en bidet.)
Er moest dus nodig nieuw wc-papier worden aangeschaft, Trudie en Marij hadden toch al het plan opgevat om naar een “Anna y Elsa” winkel in de buurt daar te gaan en dus zag ik mijn kans schoon om dan ook de Corte Inglés kelder met een bezoek te vereren. In de kelder van de Spaanse Bijenkorf dronken we eerst koffie in het cafeetje daar, vervolgens werden enkele eetwaren en een fles rioja aangeschaft en ten slotte was mijn wc-papier aan de beurt. Trudie wist zeker dat het bij mij thuis aanwezige papier niet drie, maar zelfs vier lagen had en daarnaar ging ze dus op zoek. Het duurde even, maar daar was het dan toch: “papel higiénico” van Aliada, “cuatro capas”. Helaas was het niet ook nog “acolchado”, gewatteerd, maar het was wel “papel procedente de fuentes responsables”, milieuvriendelijk, en uiteraardpuur cellulose, 136 gram per rol. Iedere rol van mijn nieuwe pak bevat kennelijk nog meer cellulose dan mijn eerdere met zijn 118 gram. En de dikte van de rol is hetzelfde, 21 meter, dus daar komt het nier door. Ik heb hem vrijdagochtend geprobeerd en ik kan hem jullie van harte aanbevelen.
Trudie heeft mij later toegezegd dat ze in Maastricht bij de Lidl voor mij een groot pak wc-papier gaat halen dat eveneens tegen een stootje kan.
Nou nog de bril van de toiletpot in mijn badkamer, die om een mysterieuze reden niet meer netjes op het stenen deel wil passen. Ik heb hem er vorige maand maar naast gezet, maar zo zijn we volgens Trudie en Marij niet getrouwd. Als ik met Luis ga praten, moet ik het hem zeker uit de doeken doen en hopen dat hij er dan werk van maakt. Een beetje billen horen op een wc-bril te zitten en niet rechtstreeks op de pot.

Op de vrijdag vertrok Trudie, met Marij als tweede partij, om in het zuiden van het eiland hier en daar de geocaches te gaan ophalen. De meeste die Trudie in gedachte had, lagen in het open veld, niet bij een uitspanning of winkelstraat met terrassen, dus was ik zo waar gepardonneerd. Ik heb vooral naar Cassandra Wilson zitten luisteren, ben tussendoor nog wel even gaan internetten.Om vijf uur was La Regenta aan de beurt, bezijden Santa Catalina, waar een tentoonstelling was van ene Stipo Pranyko, inmiddels 85 jaar jong. Hij is uit Bosnië, woonde van 1989 tot 2012 op Lanzarote en sinds een paar jaar in München. Hij presenteerde in La Regenta zijn minimalistische kunst: 20 à 30 werken, allemaal even kleurloos, wittig met nauwelijks schakering. Af en toe dacht ik niet aan de hand van de meester, maar leek het mij of een paar banen behang niet vlekkeloos waren opgehangen. Op een video was de kunstenaar te zien, terwijl hij zich op een wit bed in een wit dekbed aan het rollen was. Laat ik eerlijk zijn: ik vond het nergens op lijken.
Op vrijdagmiddag laat was de “Feria internacional de mar” (Fimar) op het plein achter Santa Catalina nog niet echt begonnen. Het enige leven die middag kwam van een kok die voor een twintigtal omstanders op het plein een groentegerecht aan het klaarmaken was. Elders was men nog bezig om de diverse tentjes op te zetten. Ook in gebouw Miller was het nog helemaal leeg. (In de latere nachtvoorstelling van 11 tot 5, over horror, hadden ik en de dames evenmin zin.) Ernaast, in gebouw Elder, van de wetenschap en technologie, waren buiten de vele affiches van de tentoonstelling over lachen net weggehaald.

Cassandra Wilson kon me zaterdagmorgen, de eerste dag van de lente, nog meer vertellen. Ik was rijp voor totaal andere muziek. Toen dacht ik ineens aan een cd van Old Joe Clarks waarvan ik de afgelopen zomer gecharmeerd was: “Town of ten” uit 1996 of 97. Dat Old Joe Clarks is overigens geen oudere heer, maar een groep van oorspronkelijk drie personen met als boegbeeld ene Mike Coykendall. Hij is uit Kansas, maar verhuisde in 1991 naar San Francisco. Met een beetje goede wil kan ik de muziek van de groep Americana noemen, het is iets tussen Country en folk in. Hier zijn de twaalf nummers van “Town of ten”:
01.Breaking ground
02.Welfare hotel
03.New John Henry
04.All mylife
05.Weekender
06.You hold the gold
07.Old Joe’s stomp
08.Town of ten
09.Too late
10.Bullets
11.Storms are on the ocean
12.First cousins
Alweer is het moeilijk kiezen welke liedjes ik het beste vind. Vooruit, met het mes op de keel geef ik hier en nu de voorkeur aan voor “Breaking ground”, “New John Henry”, “Too late” en “Bullets”. En laat ik vooral ook het min of meer instrumentale “Old Joe’s stomp” memoreren, dat ik het mooiste nummer van de plaat vind.
Old Joe Clarks, het lijkt een beetje op de muziek van Bob Dylan. Die kwam ongeveer tezelfdertijd, in 1997, met “Time out of mind”, een van zijn beste albums ooit, met daarop o.a. de evergreen “Not dark yet (but it’s getting there)”. Na “Town of ten” maakte de groep Old Joe Clarks nog twee andere platen volgens allmusic: in 1999 “Metal shed blues” en in 2002 “November”. Die moest ik deze zomer ook maar eens aan mijn Americana collectie proberen toe te voegen.

Op de zaterdagavond moest er buitenshuis getafeld worden, met Spaanse gasten. We spraken om 6 uur met Noé af op het terras van La Oliva. Hij was er keurig op tijd en even later kwam ook Lorena buurten. Terzijde, die is net, na een relatie van vele jaren, van haar vriend Cucu af. Ze vertelde het ons onomwonden zonder smoesjes, wat mij de enige juiste manier lijkt. Later werd het een zeer vrolijke boel aan het tafeltje met onze potten bier en Lorena aan de koffie.
Interludium: wat is een smoesje in het Spaans? Volgens mijn woordenboek is het een “excuso”, “pretexto”. Ik kies zelf liever voor het plattere “cuento chino”, zonder dat ik daar overigens het Chinese volksdeel mee wil beledigen. In het Engels is het een “excuse”, “pretext”, “sham”, “blind” en als het een verzinsel is: “story”. Ik vind dat alweer een beetje aan de magere kant. Wel ben ik een fan van de uitdrukking: “Teach your grandmother to suck eggs”, je moet me geen smoesjes verkopen. Woorden als “rubbish” en “bull” komen voor mij dichter in de buurt van onze uitdrukking “smoesjes”.
Om half 8 struinden we met zijn vijven naar het Russische restaurant Balalaika, dat sinds een jaar of zo naast onze favoriete chinees Hong Kong aan de boulevard ligt. Ook hier kan het in maart ’s avonds best frisjes zijn en daarom gingen we binnen zitten, aan een ronde tafel achterin met op de muur achter ons de diverse kerken bij het Kremlin in Moskou.Balalaika is, denk ik, een van de betere eetgelegenheden hier, met katoenen tafelkleden en obers in het pak. Trudie, Marij en ik waren er voor de eerste keer en Lorena ook. Noé had er eerder eens met zijn vader gegeten; diens foto samen met de eigenaar hing met die van vele anderen aan de zijmuur. Om het niet te ingewikkeld te maken lieten we Noé ook bestellen, terwijl ons alvast de eerste glaasjes wodka door een ober werden ingeschonken.
Het doorzichtige spul, in een fles verpakt in ijs, bleef met name Noé en mij de hele avond verrassen. Echter, zelfs Marij was goed voor enkele glaasjes wodka. Noé had daarnaast een fles rode wijn besteld, “Baron De Ley crianza reserva”, en halve liters Firgas spa. Ons voorgerecht was een gemeenschappelijke schaal met allerlei soorten vis, o.a. zalm, zwaardvis en haring, met in het midden Russische salade en stukjes augurk en citroen, met brood erbij. Vervolgens kwam als hoofdgerecht voor iedereen apart een vleesschotel op tafel, met daarbij aardappeltjes en zuurkool. Het was wat de Maastrichtse dames contrafilet noemen, een lendebiefstuk in de vorm van een medaillon: rond en hoog, en zo mals als hij maar zijn kan. In Trudie’s woorden heet het in het Maastrichts lómmelevleis, volgens haar waarschijnlijk een verbastering van het Spaanse “lomo”, lende. Later aan mijn computer bedacht ik dat het natuurlijk ook van “lombes” kan komen, het Franse woord voor lende. Hoe dan ook, met “lómmele”, oude kleren, heeft het niet van doen. Na het hoofdgerecht waren de aardbeien en mijn ijs aan de beurt.
Om half 12 was het afscheid nemen en gingen Noé en Lorena nog verder op stap. Trudie, Marij en ik mochten naar mijn flat terug voor een niet al te lange nachtrust. Immers, op zondagochtend moesten de dames, en ik ook als begeleider, om 7 uur op om hun ding te doen en een uur later in de streekbus te stappen en mij uit te zwaaien, of is het omgekeerd.
Aan tafel met Noé en Lorena kwam ook nog de uitdrukking “een inkoppertje” ter sprake. Hoe zeg je dat in het Spaans? Volgens hun tweeën is dat “Ponerle una cosa a huevo”. “Me la pusiste a huevo”, Noé schreef het voor me op, het is zo iets als “dat maakte het mij wel heel gemakkelijk”. En voor wie ook nog wil weten wat inkoppen bij het voetballen is, dat is “rematar con la cabeza”; een kopbal is een “remate de cabeza”. Het woord ”remate” is Spaans voor een afronding, een doelpoging. Bij tennis is het een smash.

Zondagavond keek ik met heel Spanje naar de “clásico por el trono”, Barcelona tegen Real Madrid, in Camp Nou. Ik zat met een heel regiment voetbalfans op een van de terrassen op Santa Catalina. Volgens mijn buurman was het ongeveer 30% Barça, 70% Real, ik zat dichter bij fifty-fifty. Overigens begon het na ongeveer een half uur wedstrijd te plenzen en wat was ik blij dat ik in het midden op een overdekt deel zat. Iets verder naar de buitenkanten hield men het verre van droog. Ander wapenfeit vooraf: steeds als Cristiano Ronaldo aan de bal was, werd hij door een horde Barcelonafans in het stadion uitgefloten. M.i. heeft dat geen pas.De man, ik weet het, met zijn diverse maniertjes, is veel te goed om uitgefloten te worden.
Wat zal ik hier eens van de wedstrijd zelf vertellen? Zeker in de eerste helft vond ik Real beter dan Barcelona en Ronaldo was sowieso een stuk gevaarlijker dan Messi. Na 12 minuten schoot hij van dichtbij een bal onderkant lat, maar dus net niet in het net. In minuut 18 kopte verdediger Jérémy Mathieu voor Barça de 1-0 binnen uit een vrije trap van Leo Messi. In minuut 30 werd het 1-1 door een puntertje van Cristiano Ronaldo na een fraai hakje van Benzema. De 1-2 van Bale in minuut 40 werd afgekeurd, maar of het echt buitenspel was, betwijfel ik. Vlak voor de pauze en ook aan het begin van de tweede helft verrichte keeper Claudio Bravo van Barcelona enkele mooie reddingen. En toen kwam minuut 55. Luis Suárez maakte echt een schoonheid van een doelpunt met een “remate” tussen Pepe en Sergio Ramos en keeper Casillas door: 2-1 voor Barça. Echt veel vuurwerk daarna heb ik van beide clubs niet meer gezien. Een schot van Benzema in minuut 78 werd alweer gepareerd door Bravo en Barcelona kon op het einde de extra ruimte die het kreeg, niet in een derde doelpunt omzetten.Neymar deed erg zijn best, maar was mij iets te jongensachtig ijverig. Messi was toen eindelijk ook vaak aan de bal, maar behalve een schot net naast kwam er niet veel van zijn beroemde voeten.
De eindstand na 93 minuten bleef daarmee 2-1 voor Barcelona. “triumfo azulgrano” kopte La Provincia en de krant van de club had het over een “golpe al Madrid”, Real Madrid zou de klap niet meer te boven zou komen. Mijn mening: een gelijk spel had de verhouding tussen de twee topclubs beter hebben weergegeven. Hoe dan ook, Barcelona, mijn club, staat nu wel vier punten los van Real Madrid (en acht van Valencia, negen van Atletico).Er zijn nog tien wedstrijden.
Ik eindig dit voetbalpraatje met een verzuchting. De voorhoede van Barcelona is compleet Zuid-Amerikaans met Messi, Suárez en Neymar. En die van Real Madrid is Europees, met Bale, Benzema en Ronaldo, maar alweer niet Spaans. Eerlijk gezegd hebben beide clubs hun elftal grotendeels bij elkaar gekocht, voor heel veel geld, met een overmaat aan spelers niet uit Spanje. Er zit iets fundamenteel raars in.Waar blijft de tijd dat een topelftal zoals dat van Barcelona nog grotendeels bestond uit spelers die vanuit de eigen jeugd waren doorgebroken?

Maandag aan het begin van de avond, toen ik naar de bibliotheek aan Las Canteras liep, hadden we een rode vlag, wat betekent dat je niet het water in mocht. Daarbij was er een waarschuwing voor kwallen. Daar bovenop kan ik nog melden dat beide vlaggen strak stonden; het waaide als de pieten, de hele dag trouwens al.

Laat ik eens eindigen met een van mijn favoriete “refrescos”. Bij de bushalte hier op Santa Catalina zie ik een kersverse reclame van Coca-Cola zero. “A todos los que beben Coca-Cola zero”, aan iedereen die Coca-Cola zero drinkt, staat bovenaan. Dan zie ik een levensgroot blikje in de kleuren rood-wit-zwart, van boven naar beneden, en daaronder “La felicidad tiene un color”, het geluk heeft een kleur. Kennelijk is het vooral zwarte blikje nu rood met een wit en zwart onderste stuk. Hij is niet verkeerd, vind ik.
Daarmee kom ik aan de slotzinnen van mijn brief aan jullie. Voor mijn echte volgers die nauwelijks kunnen wachten tot mijn nieuwe brief verschijnt, is deze wat aan de late kant de deur uit gedaan. Maar hoeveel personen zijn dat nou helemaal? Vanmiddag zet ik met Luis Serra een boom op, vooruit een struik, over mijn a.s. presentatie voor de groep en andere belangstellenden en daarom komt mijn brief nu pas. Gisteren heb ik twee wassen gedraaid en vanochtend is Cecilia nog komen “pótse”, dus mijn flat ziet er ook weer uit alsof ik geen twee bezoekers heb gehad die mij een week lang van mijn dagelijkse bezigheden hebben afgehouden.
Mijn volgende brief mogen jullie over zes dagen verwachten, op 30 maart a.s., nog steeds in maart. Het komende weekend begint de zomertijd, is het een uur langer licht (tot over half 9) en dat vind ik altijd een echte omslag. Daarna begint het aftellen totdat ik weer in het (Hol)land ga arriveren. Voor nu, houd het luchtig, breng je winterjas naar de stomerij en vul hem daarna met mottenballen. Het is hier nog steeds goed toeven. Tot kijk maar weer, hastaluego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Mijn eerste leesboek is apart. Het is van de schrijver die de wereld verraste met een fantastisch boek, genaamd “An instance of the fingerpost”. Ik heb er daarna nog eentje van dezelfde Iain Pears gelezen, waarvan ik de naam even kwijt ben. Hier is weer een ander, “The immaculate deception”, dat uitkwam in het jaar 2000. Het gaat, net als zijn andere boeken, over schilderijen waarmee “iets” aan de hand is. Dit boek is gesitueerd in Italië, vooral Rome en in mindere mate Toscane.
Hoofdrollen zijn weggelegd voor het echtpaar Jonathan Argyll, een Engelse professor in de barokkunst, en zijn (zwangere) vrouw Flavia di Stephano, politievrouw en gespecialiseerd in kunstroof. Haar baas, bijna met pensioen, heet Taddeo Bottando. Jonathan wil hem verrassen met de beschrijving van een schilderijtje uit de vijftiende eeuw dat bij hem thuis hangt. Het stelt de maagd Maria voor met het kindeke Jezus. Het blijkt in de jaren 60 bij nader inzien twee keer gestolen te zijn van ene Robert Stonehouse, eerst door kunstkenner Tancred Bulonius en vlak daarop door dievegge Mary Verney. Jonathan’s vrouw Flavia aan de andere kant wordt gevraagd om een gestolen landschap van ene Claude Lorraine uit de 17de eeuw terug te halen. De dief zou ex-rebel, nu artiest Maurizio Sabbattini zijn en terzijde, diens zus Maria is jaren eerder vermoord.
Daarbij is de koek nog lang niet op. Andere namen die ik jullie alvast mag verklappen, zijn die van bijv. Giuglio di Lanna, politicus en weduwnaar van Maria, voormalige rebel Elena Fortini en Ettore Bossoni, vroeger rebel en informant en nu journalist. Op de achtergrond komt zelfs minister-president Antonio Sabauda in beeld, die vooral wil dat de roof van het landschap ongedaan wordt gemaakt en niet in de pers komt. Laat ik hier ook nog vermelden dat het landschapschilderij minder vrolijk is dan men denkt: je ziet er naast de natuur ene Procris op die met een pijl Cephalus om zeep helpt. En wat betreft het andere schilderij: dat is een stuk van een drieluik en hoe de schilder daarvan heet, blijft tot op het eind geheim.
Damnation. Dat is de vloek waarmee het boek vol staat. Maar wat vind ik van “The immaculate deception”, een woordgrapje op “the immaculate conception”? Het Engels is onberispelijk (onbevlekt) en je hoeft iemand als Iain Pears niet uit te leggen hoe je een kunstroof organiseert en vervolgens oplost. Maar een beetje trekt het boek wel, vind ik. Na zoveel bladzijden roep ik: maar wie heeft het nou gedaan en wil ik niet nog eens honderd of meer bladzijden op een houtje bijten. Dus valt “The immaculate deception” niet in mijn categorie “wat goed”; ik heb er als recensiecijfer een 7½ voor over, best een hoog punt, maar niet super. Tegelijkertijd blijft Iain Pears me bezighouden en wil ik best t.z.t. meer boek van hem lezen.

Mijn tweede boek van brief 24 is er een van Bernie Gunther, sorry, van Engelsman Philip Kerr, die het ene na het andere mooie boek schrijft over de Duitser Bernie Gunther. Hij is een politiecommissaris uit Berlijn eind jaren 30, begin jaren 40, die onlangs zijn baan eraan heeft gegeven, omdat hij de SS, de SD en het Nazisme in het algemeen meer dan beu is. Hij werkt nu, in het voorjaar van 1943,als kapitein bij het War Crime Bureau van de Wehrmacht in de stad. Philip Kerr stuurt hem in het onderhavige boek, “A man without breath”, naar Smolensk vanwege een massagraf Polen, gedood door de Russen. De titel van het boek verwijst naar een uitspraak van propagandaminister Josef Goebbels (“Joey the Crip”): “A nation without a religion – that is like a man without breath”. En weten jullie net zo min als ik waar Smolensk ligt? Dan zoeken we het op. Smolensk is een stad ten westen van Moskou in de richting van Wit-Rusland.
Eerst denkt men nog dat het om maar een handje Polen gaat, maar dan wordt steeds duidelijker hoe de vork in de steel zit. In de buurt van Smolensk, meer precies in het bos bij Gnezdovo, wordt het ene na het andere massagraf gevonden. Goebbels ziet er een pracht middel in om de wereld te laten zien dat het niet de Duitsers, maar de Russen zijn die massaal aan het moorden zijn geslagen.
Hier zijn wat namen. Bernie Gunther heeft een aantal mensen boven zich staan, aristocraten van het High Command OKW, o.a. Kolonel Rudi von Gersdorff en Henning von Tresckow. Ter plekke is veldmaarschalk Günther von Kluge de baas, met diens “Putzer” Alok Dyakov en uitvoerder luitenant Ludwig Voss. De medische (autopsie)kant is in handen van professor Gerhardt Buhtz en tijdelijk ook de mooie dr. Ines Kramstra. Gaande het verhaal worden er de nodige mensen vermoord, eerst telefonisten Ribe en Greiss (die een gesprek tussen von Kluge en Hitler hebben afgeluisterd), dan hun collega Quidde (N.B. door Bernie Gunther), vervolgens dr. Batov en diens dochter, dan een Spaans lid van de delegatie die als onafhankelijke deskundigen naar de opgraving komen kijken, dr. Berruguete, die al in de Spaanse burgeroorlog helemaal fout zat. En vooruit, laat ik hier ook alvast de broers Rudakov maar bij het rijtje zetten. Hiermee heb ik wel genoeg verklapt. Op het einde van het verhaal komt de aap uit de mouw, maar welke aap uit welke mouw, houd ik voor me.
Weten jullie het verschil tussen de NKVD en de RSHA? Dat zijn resp. de onvermijdelijke smeerlappen aan de kant van de Russen en de Duitsers. Ik kende de moordaanslag op Hitler door Von Stauffenberg, maar uit dit boek blijkt dat Adolf meer dan tien keer de dans ternauwernood is ontsprongen.
Bernie Gunther is niet alleen een eersteklas politieman en onderzoeker, maar met een beetje goede wil ook een liefhebber van de Duitse popmuziek uit die tijd. In gezelschap zegt hij op blz. 44: “I like a good melody if it’s sung by a pretty girl with a good pair of lungs, especially when the lyric is a vulgar one and the lungs are really noticeable.” Aan zo iemand kun je m.i. je veiligheid wel toevertrouwen.
Langzamerhand is het tijd voor mijn oordeel over “A man without breath”. Het is echt het zoveelste bovenmaatse verhaal, een moderne klassieker. Het boek is heel spannend, met de nodige cynische humor en ook nog eens gebaseerd op een echt drama met 14.500 doden in de buurt van Smolensk. Daar hoort, vind ik, een prachtig recensiecijfer bij. Ik kom uit op een 9, een volle negen wel te verstaan. Van Philip Kerr heb ik al veel boeken gelezen, maar de paar ontbrekende moeten er met voorrang ook aan gaan geloven.

dinsdag 17 maart 2015

Weblogbrief 10.23, 17 maart 2015

Weblogbrief 10.23, 17 maart 2015

“Vemos, cariñit@s”, hier ben ik weer, liefjes. Dat “vemos” is Spaans voor “we zien wel, laten we eens kijken”, meestal zegt men in plaats daarvan “a ver”. Het is een beetje alsof de uitspreker zijn opties nog open wil houden. Als stopwoordje vind ik hetmaar half kunnen, maar als ik het hier een volbloed Canario tegen zijn maten hoor zeggen, wie ben ik dan om er tegen in te gaan. Andere woorden met een v aan het begin zijn mij echter veel gangbaarder, zoals “vale”, oké, “vamos”, daar gaan we, “venga”, kom nou.
Hoe dan ook, bij dezen verklaar ik mijn 23ste brief voor geopend, “confrat@rs”.Hij begint op vorige week donderdagmorgen, als ik met mijn koffie en boek op het balkon zit. Vlak vóór half tien – parfumzaak Topaz is nog niet open – komt een egaal witte bestelbus voorrijden, met boven de voorruit een sticker met daarop “Niveco” en verder egaal wit. De bus stopt bij kleding- en schoenwinkel Dócil (voorheen Negonza) en er stappen een oudere vrouw in spijkerbroek, met een shagje in haar mond, en twee nogal louche uitziende mannen uit, allebei in een foute trainingsbroek. De achterdeur van de bus wordt alvast open gezet; zonder reden in mijn stukje Luis Morote parkeren is niet meer toegestaan. Als Dócíl een kwartier later nog in het slot zit, Topaz is nu wel open, wordter driftig getelefoneerd en even later komt een van de vrouwelijke personeelsleden van de zaak eraan. Het drietal gaat naar binnen en komt vlak erop met een paar kasten of dergelijke – in stukken – naar buiten, die in de bestelbus worden geladen. Daarna vertrekt ze weer, geruisloos, of er niks gebeurd is.
Ik denken: wat gebeurt hier? Is dit een zet van de lokale maffia? Hoe dan ook, het muisje gaat ongetwijfeld een staartje krijgen. Je gaat niet met zijn drieën en een bestelbus op pad om een of twee kasten terug te halen. Of stonden de kasten gewoon te koop en heeft het louche drietal ze net van Dócil gekocht?

Ik ben wel eens een brief met een simpeler verhaaltje begonnen. Niettemin, daarom kan ik jullie nu pas vertellen dat mijn Spaanse versie van Bob Dylan, Joaquín Sabina, geboren in 1949 in de “peninsula”, hier op Santa Catalina komt optreden. De tribunes kunnen weer worden opgezet en de stoelen neergezet. Helaas gebeurt een en ander pas op 11 juni, als ik al weer ruim een maand in Maastricht zit, maar toch. Een “entrada” voor zijn “500 Noches Para Una Crisis” kost 35 euro, dat valt mij alleszins mee. (Terzijde, waar staat dat “para” voor?) Ik neem aan dat je er wel snel bij moet zijn, als de kaartverkoop op internet begint.
De gebeurtenis lijkt mij een prima aanleiding om de Spaanse singer-songwriter van mijn leeftijd weer eens in het zonnetje te zetten. Ik heb denk ik al zijn platen: 19 studio-albums, een bootleg, de nodige compilaties, enkele live optredens en zelfs een paar video’s. Zoek hem maar eens op in de wikipedia, hij heeft heel wat muziek op zijn geweten. Deze keer kies ik voor “19 Días Y 500 Noches”, een Cd waarmee Joaquín Sabina in 1999 zijn uiterste best deed om jullie en mij bij de les te houden. De titel van de Cd past aardig bij de titel van de crisissituatie nu, vind ik. Alleen stond Spanje in 1999 nog niet echt aan de rand van de Europese afgrond. Hier zijn dedertien nummers:
01.Ahora Que…
02.19 Días Y 500 Noches
03.Barbi Superestar
04.Una Canción Para La Magdalena
05.Dieguitos Y Mafaldas
06.A Mis Cuarenta Y Diez
07.El Caso De La Rubia Platino
08.Donde Habita El Olvido
09.Cerrado Por Derribo
10.Pero Qué Hermosas Eran
11.De Purisima Y Pro
12.Como Te Digo Una Co Te Digo La O
13.Noches De Boda.
Wat een muziek en vooral: wat een teksten! Alleen al bij de titels van de verschillende nummers begin ik te watertanden: “Barbi Superestar”, “Dieguitos Y Mafaldas”, “El Caso De La Rubia Platino”, “Cerrado Por Derribo”. En wat vinden jullie van “Noches De Boda”, je reinste cabaret!
Een halve eeuw terug heb ik mijn spreekvaardigheid van het Engels maar een beetje op de middelbare school en universiteit geleerd en des te meer met het nabouwen van Engelse en Amerikaanse popmuziek. Misschien moest ik dat ook maar eens gaan doen met de rijmelarij van Joaquín Sabina (met voor de afwisseling de teksten van bijv. Chavela Vargas en María Dolores Pradera). Dat lijkt me een zinvollere bezigheid om mijn Spaans op acceptabel niveau te krijgen dan de grammaticadie ik op mijn Spaanse schooltje geleerd heb, voor de zoveelste keer door te nemen.

Dagblad Canarias7, lees ik, verloot eretribunekaartjes voor de wedstrijd tussen UD Las Palmas en Betis, de twee koplopers van wat bij ons de Jupilerleague heet. De wedstrijd is a.s. zondag om 11 uur ’s ochtends, aan de heel vroege kant, maar dan kan hij tenminste rechtstreeks op de TV worden uitgezonden. Op een formuliertje van de krant moet je je “nombre y appellidos” invullen, je “D.N.I.” en “teléfono de contacto” en dan ondertekenen, “firmar”. Dat doe je dan op de brievenbus, brengen gaat sneller, richting de krant.
Mooi, hè? Blijft wel mijn vraag: wat is een “D.N.I.”? Ik naar mijn onvolprezen woordenboek; het is A.B.Spaans voor een identiteitsbewijs, een “Documento Nacional de Identidad”. Het formulier heb ik toch maar gelaten voor wat het is, want op zondagmorgen om ongeveer dezelfde tijd heb ik Trudie en Marij te verwelkomen op Santa Catalina. De uitslag van de titanenmatch zal ik jullie later in mijn brief wel doorgeven.

Wie van jullie heeft wel eens van Will Ferrell gehoord? Voor mij was hij nieuw, splinternieuw, toen ik zaterdagavond de film “Stranger than fiction” op mijn laptop opzette. De regisseur heet Marc Foster, ook al geen afgelikte boterham, maar voor wie van supersterren houdt, twee belangrijke bijrollen zijn in handen van Emma Thompson en Dustin Hoffman. En laat ik hier twee andere dames niet vergeten te noemen: Maggie Gyllenhaal en Queen Latifah.
Harold Crick (Ferrell) is een belastingmanin een grote Amerikaanse stad, die opeens steeds een stem in zijn hoofd hoort; later blijkt die van Karen Eiffel (Thompson) te zijn. Zij is een beroemde, maar hypernerveuze schrijfster, met als haar assistente Penny (Latifah), die in haar vorige boeken de hoofdpersoon steeds op het einde aan zijn of haar einde laat komen. Nu zit Karen Eiffel met een langdurig writer’s block, maar uiteindelijk bedenkt ze de enig juiste oplossing voor haar nieuwe boek: de hoofdpersoon, maar dat is Harold Crick, gaat door een stadsbus overreden worden. Harold legt het intussen aan met koekjesbakkeres Ana (Gyggenhaal), bij wie hij de belastingpapieren op mogelijke fraude doorneemt. En dood wil hij helaas nog niet. Daarom roept hij de hulp in van de nogal aparte professor Engelse literatuur Jules Gilbert (Hoffman), maar of dat helpt? Komt er een ander einde aan zijn leven en het boek?
Ik heb jullie beloofd dat, als een film goed is, ik het jullie zou vertellen. Dit is er weer zo een. Vaagjes heb ik het idee dat ik “Stranger than fiction” al eens op de TV bekeken heb, maar mooi is en blijft hij. De rolprent gaat onverdroten in mijn koffer en mee terug naar mijn geboorteland begin mei, voor een volgende voorstelling.

En toen was het zondagmorgen, heel vroeg. Ik werd klaarwakker van mijn telefoon die een sms’je (van Trudie) aankondigde, om kwart over 7. Het vliegtuig dat ze met Marij vanuit Charleroi zou nemen, was kaduuk en het kon wel een paar uur later worden voordat ze eindelijk hier op mijn eiland zouden zijn. Het kostte even tijd, maar toen mailde ik terug dat ik dan in ieder geval mijn tweede boek zou uitkrijgen. Intussen was wel mijn nachtrust definitief voorbij. Ik ging maar eens koffie zetten en geloof het of niet, om kwart voor 8 al zat ik op mijn balkon voor me uit te kijken.
Naast een goed boek brengt muziek altijd uitkomst. Ik moest maar eens een mooie, andere plaat opzetten, vond ik, vooruit, uit de begintijd van Pink Floyd, toen dat nog vooral de groep was van Syd Barrett, en in mindere mate van Roger Waters, Nick Mason en Richard Wright. David Gilmour is dan nog totaal buiten beeld. Het eerste album van de fameuze Engelse groep dateert van 1967, “The piper at the gates of dawn”.Prachtige liedjes op dat album,kan ik jullie hier verklappen, zijn bijv. “Pow R. Toc H.”, “The gnome” en niet te vergeten “Bike”. Alle nummers op één na zijn (mede) geschreven door Syd Barrett. Het jaar erop volgde “A saucerful of secrets” en daarop er nog maar ééntje geschreven door Syd Barrett: “Jugband blues”. De rest is van de andere drie Pink Floyds. Indrukwekkend vind ik bijv. “Corporal Clegg” van Roger Waters en “Remember a day” en bovenal “See-saw” van Rick Wright.
Waar zijn de beginhits van Pink Floyd gebleven: “Arnold Layne” en “See Emily Play”? Die heb ik alleen op verzamelplaten van hen staan: Echoes, Works en Relics. Is er bij het kopiëren van “The piper at the gates of dawn” naar mijn computer destijds iets mis gegaan? Of zijn het nummers die aanvankelijk alleen op single zijn uitgebracht? Vooral dat “See Emily play”is mij nog altijd zeer dierbaar. Hier is de tekst, de muziek moeten jullie er maar bij fantaseren, als je hem niet meer weet:
Emily tries but misunderstands
She’s ofteninclinedtoborrow
somebody’sdreamstilltomorrow

Chorus:
There is no otherday, let’stryitanother way
You’ll loose your mind and play free games today
See Emily play

Soon after dark Emily cries
Gazing through trees in sorrow
hardly a sound till tomorrow

Put on a gown that touches the ground
Float on a river for ever and ever
Emily, Emily

Ik begrijp dat frontman Syd Barrettvan Pink Floydvrij snel na het eerste album terug bij zijn moeder ging wonen en definitief krankzinnig werd verklaard. Ik heb twee soloalbums van hem die ik geloof ik al eens hier heb vermeld: “Rhamadam” uit 1970 en van veel later, uit 2001, toen hij al lang dood was: “Wouldn’tyou miss me”.
Wisten jullie trouwens dat – volgens ober Wim van Café de Poort – Pink Floyd eind jaren zestig nog eens in het Staargebouw in Maastricht heeft opgetreden, met de diverse in elkaar overvloeiende kleurfiguren op de achtergrond? Daar had ik, net als Wim, natuurlijk bij moeten zijn, alleen zat ik toen met mijn hele hebben en houden in Amsterdam.
Ten laatste, om het af te leren: wat is een “seesaw”? Dat is Engels voor een wip, het speeltuinapparaat met een vast punt in het midden en aan beide uiteindes een kind dat zichzelf omhoog duwt. In het Spaans heet zo’n toestel “tablas” (meervoud, planken). En verwar het niet met onze uitdrukking: een wip maken. Dat is in goed Spaans niet “hacer unas tablas”, maar “echarunpolvo”.

Eerder dan ik gedacht had, stonden Trudie en Marij mij zondagmorgen/middag alweer te commanderen. Ryan Air had in Charleroi in alle vroegte nog een extra ijzeren vogel gereed staan. Vervolgens was de vlucht naar Gran Canaria toch rechtstreeks geweest en duurde vanwege de wind mee minder dan vier uur. Het dameskoppel kon hier op vliegveld Gando nog net in de bus stappen naar San Telmo, waar op begane grond lijn 12 zo ongeveer voor hun gereed stond. Om kwart over 12 al “landden”ze op Santa Catalina en niet veel later waren ze hun tassen bij mij in de flat aan het uitpakken. Ik kon gelukkig meteen een voedzame broodmaaltijd op tafel zetten.
Daarna verdwenen ze of het allemaal voor niks was, richting boulevard en strand. Een paar uur rust was me gegund, maar toen stonden ze weer voor de deur, nu om iets meer kleren aan te trekken. Daarna ging het, met mij in hun kielzog, op naar La Oliva voor het nodige bier. Enigszins aangeschoten stortten ze zich om even over 8 op mijn soep met ballen en om 9 uur lagen ze allebei op één oor, Marij in de zijkamer en Trudie op de linkerhelft van mijn bed. Pas bijna een half etmaal later kwamen ze maandagochtend weer boven water.
Terzijde, in mijn ijver om Marij ter wille te zijn was mijn asbak gesneuveld, mijn “cenicera”. Volgens Trudie heet Assepoester ook zo in het Spaans, maar dat is “Cenicienta”. Op weg naar La Oliva zondagmiddag kocht ze een nieuwe voor me in een Chinese winkel, eentje met daarin op de bodem, waar de peuken in liggen te liggen, een kaart van mijn eiland. Bij de ingang van de winkel hing een geprint aanplakbiljet met de tekst: “los disfraces del carnaval no se pueden devolver”, de vermommingen van carnaval kunnen niet teruggebracht worden. Hoe haalt men het in zijn hoofd: met carnaval verkleed rondlopen en dan erna terug naar de winkel gaan met je spullen en je geld terugvragen.
En wat hadden ze eerder een commentaar, toen ik hen in mijn straat de staketsels met vier kleuren viooltjes liet zien. Viooltjes, Paul, hoe kom je daar nou bij? Dat zijn helemaal geen viooltjes, maar floxen. Ik nog roepen dat de viooltjes hier misschien wat groter zijn dan in Nederland, omdat het hier permanent mooi weer is. Van floxen heb ik eerlijk gezegd nog nooit gehoord, maar werd me uitgelegd dat waren het wel.

Het is niet altijd eenvoudig om groente en fruit uit elkaar te houden. Is een tomaat een groente en een kiwi fruit? Wij Hollanders hebben de neiging om de verzamelnaam “groente en fruit” te gebruiken. In het Spaans is het “frutas y verduras”, daar draait men het om. In het Engels is het “fruit and vegetables”, ook omgekeerd. Dus zijn wij de uitzondering lijkt het.

De maandag was zowaar een complete rustdag voor me. De zon scheen blaren en de dames waren zowel ’s ochtends als ’s middags bijna alleen op het strand te vinden. Tussendoor kwamen ze alleen even buurten voor de lunch. Met name Trudie had, toen alle strandleven geconsumeerd was, een rode schijn over haar bruine gezicht. Om 5 uur moest er gedoucht worden en daarna was het tijd voor een drankje op Las Canteras, nu het van ons uit linker deel, bij ijssalon Mozart.
Even ging het daarna nog naar mijn bibliotheekje voor o.a. de voetbaluitslagen. Helaas, pindakaas, UD Las Palmas heeft zondagmorgen met 3-0 verloren van Betis. Was het daarom zo rustig op zondagmiddag hier? Barcelona en Real Madrid hebben allebei gewonnen en staan nog steeds op één punt van elkaar in de stand. A.s. zondagavond is “el clasico” in Barcelona. Trudie en Marij zijn dan al terug naar Maastricht en dus kan ik op mijn gemak op een terras gaan kijken. Ik hoop uiteraard dat de drie-eenheid Messi, Suarez, Neymar de show steelt en niet het malafide drietal Bale, Benzema, Ronaldo.
Verder heb ik over de maandag weinig opzienbarends te melden. De dames hadden ’s ochtends, voordat ze naar het strand gingen, lekkere moten zalm in huis gehaald en die kregen we ’s avonds uitgeserveerd met rijst en een salade. Daarna was het voor alle drie aftellen tot we naar bed mochten.

En dan zit ik alweer op de dinsdagmorgen. Mij is toegestaan om vanmiddag naar de universiteit te gaan en dat ga ik doen ook. Trudie en Marij zijn alweer naar het strand hier en later in de middag gaan ze winkelen in Triana/Vegueta. Om 6 uur is het verzamelen bij McCarthy’s voor een drankje en daarna is de Chinees aan de beurt. Daarover en over de rest van de week zal ik in mijn volgende weblogbrief verslag doen.
Deze brief houdt hiermee op. Echt lang is hij niet, maar niettemin met de nodige zorg geconcipieerd. Ik verwacht mijn volgende schrijven aan jullie a.s. maandag, eventueel dinsdag op het internet te zetten. Voor nu, ga nog eens een keer zonder jas en plu de deur uit; volgens de dames was het afgelopen zondag echt terrasweer in Maastricht. Hier gaat de zon nog altijd voor niks op en tot ziens maar weer, hastaluego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Als mij gevraagd wordt om Nederlandstalige thrillerschrijvers te noem die de moeite van het lezen waard zijn, zijn doorgaans Tomas Ross en René Appel mijn mannen. Om de een of andere reden reken ik Charles den Tex, geboren in 1952 en communicatieadviseur, nog tot de divisie daaronder, hoewel ik al diverse mooie boeken van hem heb gelezen. Ik kom zo vlug op “Dump”, “Code 39” en natuurlijk “De macht van meneer Miller”. Hij heeft er meer geschreven en één daarvan is “Cel”, met dezelfde hoofdpersoon, Michael Bellicher, als in “De macht van meneer Miller”. Het boek is van 2008 en speelt vooral in Amsterdam, Den Haag en niet te vergeten het Westland.
Michael Bellicher en Charles den Tex zijn denk ik dezelfde persoon. Belllicher is getuige van een auto-ongeluk, waarbij een tweede Kamerlid, Bas Hoogeman, om het leven komt. Die is voorzitter van een commissie rond de foute besteding van allerlei integratiegeld. (Staat PvdA-er Maarten van Traa model voor hem?) Iets later blijkt iemand met zijn naam iemand te hebben doodgereden met een peperdure auto. Het houdt niet op: er is ook een bedrijfspand voor veel te veel geld op zijn naam gekocht en hoe zit het met zijn bankrekeningen? Het wordt Michael Bellicher steeds duidelijker dat hij slachtoffer is van veel miserie zonder dat hij daar iets aan kan doen. Met de hulp van advocaten Guusje van Donee en Gerard Klasman probeert hij zich er vervolgens uit te redden. Dat gaat moeizaam, ondanks ook de bemoeienis van neefje Richard, van zijn compagnon Gijs, zijn zus Kirsten en computerman Karl van een bedrijf naast zijn kantoor. Voor de kant van de boeven moeten we o.a. zijn bij de broertjes Zwaal en een bedrijf genaamd AmstaBouw. Op de achtergrond stelt Charles den Tex het vergaande gebrek aan privacy door de PC computer aan de kaak. Voor een deel zouden niemand minder dan de overheid zelf en het bedrijfsleven verantwoordelijk zijn voor de sores van allerlei mensen.
Laat ik het maar eerlijk toegeven: “Cel” is een mooi boek, een bedrijfsthriller zoals je ze, zeker in de lage landen, maar weinig vindt. Charles den Tex schrijft het allemaal netjes op, in een spannend taaltje, waar zelfs iemand als Tomas Ross nog iets van kan leren. Dus krijgt zijn verhaal van mij een prima beoordeling, een volle 8, vooruit, om hem in de vaart der volkeren vooruit te stuwen een 8+. Andere boeken van hem die ik nog niet gelezen heb, zoals “Schijn van kans”, ga ik zeker nog eens doornemen.

Op één been staan kan ik best, als het moet wel een paar minuten. Niettemin, ik heb nog een tweede boek gelezen, van Janet Evanovich. Eerder vond ik haar nogal vrouwelijk schrijven, hoewel haar boeken van vrouw tot vrouw tot dusver me wel bevielen. Deze keer bespreek ik haar eerste boek in een serie met als hoofdpersoon Stephanie Plum. Wat komt er een laag bij de grond taaltje uit haar mond, een soort Amerikaans als dat van Bette Midler in haar beste cabaretdagen. Het boek heet “One for the money”, is uit 1994 en speelt zich af in Trenton, New Jersey. (Ik denk daar dan bij: it’s one for the money, two for the show, three baby get ready, go cat go, but don’t you step on my blue suede shoes”. Met dat liedje heeft Carl Perkins zicheen tegel in de rock ‘n’ roll hall of fame veroverd.)
Hier is mijn synopsis. Stephanie zit financieel aan de grond en besluit “bounty hunter”, premiejager te worden voor haar neef Vinnie. Een premiejager probeert mensen op te pakken die eigenlijk terecht hadden moeten staan, maar toen niet zijn komen opdagen. In het jargon heet het slachtoffer een FTA, een Failed To Appear. Je krijgt als premiejager voor het werk behoorlijk betaald, als je iemand inrekent, maar helemaal gevaarloos is anders. (Ik kan me een film met Steve McQueen herinneren, waarin die een premiejager speelt.) De duurste persoon in dit boek die op het politiebureau moet worden afgeleverd, is Joe Morelli, een vroeger vriendje van Stephanie. Hij is aan premie maar liefst 10.000 dollar waard.
Even tussendoor een citaat. Stephanie vertelt Vinnie’s assistente Connie over Joe, toen zij bij een bakker werkte.“Sold him a cannoli when I was in high school”. Krijgt ze als antwoord: “Honey, half of the women in New Jersey have soldhimtheircannoli”.
Heeft Joe Morelli ene Ziggy Kulesza naar de andere wereld geholpen of klopt er iets niet?Haast vanzelf kom ik ook uit bij andere figuren, zoals zwaargewicht bokser Benito Ramirez en diens baas Jimmy Alpha. Laat ik niet vergeten om hier ook slager Sal, helper Louis, ene Carmen, hoertjes Lula en Jackie vermelden. En wat vinden jullie van andere premiejagers in het boek zoals Morty Beyers en Ranger Mañoso? Of de verschillende politiemensen zoals Eddie Gazarra? De lijken vallen op het einde alle kanten uit en je zult maar als FTA met deze vrouwelijke premiejager te maken krijgen.
Hoofdpersoon Stephanie koppelt het hele boek door haar “bad mouth” aan een “brazen style”, “biking shorts” en “sexual electricity” en wat kan er dan nog fout gaan? De verhaallijnvind ik onder ons gezegd ietsje aan de dunne kant, maar dat compenseert schrijfster Janet Evanovich rijkelijk met een megadosis ongezouten humor. Dus heb ik voor “One for the money” toch een 8 mee over als recensiecijfer, met de toevoeging dat Stephanie Plum nog bepaald niet van me af is.

woensdag 11 maart 2015

Weblogbrief 10.22, 11 maart 2015

Weblogbrief 20.22, 11 maart 2015

“¡Qué estarás alegre!”. Dat hoorde ik iemand vrijdagmorgen in alle vroegte tegen een ander zeggen die net zijn fiets bij Nuevo Murias weghaalde, omdat hij verder moest. En toen dacht ik, amateur Spanjaard als ik ben: wat is het verschil tussen “ser alegre”en “estar alegre”? Om te beginnen met “ser alegre”, dat is zo iets als met een opgeruimd karakter gezegend zijn. Ik denk dat mij dat gegeven is, een kniesoor ben ik in ieder geval niet. Maar geldt voor mij vandaag, mijn eerste dag van mijn nieuwe brief, ook het “estar alegre”? Ben ik nu “in the mood”, in een vrolijke bui? De dag is nog lang, laat staan de week, het is altijd afwachten.
“Queridos guiris”, beste buitenlanders, hier ben ik met mijn 22ste brief van deze winter. Ik hoop dat hij jullie gaat bevallen en zo nee, even goede vrienden. Ik schrijf mijn epistels ook, misschien wel vooral,voor mijn eigen gemoedsrust. “¡De camino!”, op weg, daar gaan we.

Eerst maar weer eens een muziekje. Ik had hem vorige week al willen inzetten, maar na Demis Roussos en Benny Moré dacht ik: dat kan ik met goed fatsoen niet meer maken. Dus bewaarde ik mijn muzikaal kanon uit Genua (Is een inwoner van Genua een Genuees?) voor nu. Hier is hij, Fabrizio De André, voor zijn vrienden Faber. Hij is van 1940 en dat hij rookte als een schoorsteen, is hem helaas voortijdig opgebroken: hij ging ten onder aan longkanker in 1999, toen hij bijna 59 was. In zijn vele jaren als “cantautor”, singer-songwriter, maakte hij vijftien originele platen, geen overmaat, maar wat zijn ze mooi.
Toen ik 65 werd en in café de Poort met Jacques en Toussaint op een oktoberse zondagmiddag daarvan kond deed, kwamen Henk en Anneke met de complete serie plus een rijtje compilaties op de proppen, op een memory stick. Hier zijn ze:
(1967) Volume 1
(1968) Tutti morimmo a stento
(1968) Volume 3
(1970) La buona novella
(1971) Non al denaro, non all’amore né al cielo
(1973) Storia de un impiegato
(1974) Canzoni
(1975) Volume 8
(1978) Rimini
(1979) Fabrizio De André in concerto
(1980) Fabrizio De André in concerto 2
(1981) Indiano
(1984) Crêuza de mä
(1990) Le nuvole
(1996) Anime salve
Fabrizio De André, als ik voor ieder land een Bob Dylan zou moeten uitkiezen, zou hij voor Italiëhoge ogen gooien. Zijn stem is à la Jaap Fischer in diens beste dagen (dat is lang geleden), George Brassens zonder enige ophef en Leonard Cohen, toen die nog een beetje kon zingen. Volgens de Spaanse Wikipedia gaan de liedjes van hem vaak over randfiguren, oproerkraaiers en hoeren. Het lijkt af en toe wel meer op cabaret dan op gemakkelijk te pruimen amusementsmuziek en wie durft te beweren dat daar iets op tegen is. Faber, als ook ik hem met die naam eens mag aanspreken, is een fenomeen.
Uit zijn “oeuvre” kies ik deze week de Cd “Canzoni”uit 1974, waarop elf nummers staan, eigen werk en prima bewerkingen van liedjes van bekende anderen, zie boven. Hier zijn ze:
01.Via delle povertà
02.Le passanti
03.Fila la lana
04.Ballata dell’amore cieco
05.Susanne
06.Morire per delle idee
07.Canzone dell’amore perduto
08.La cittá vecchia
09.Giovanna D’Arco
10.Delitto di paese
11.Valzer per un amore
Zo’n nummer als Via delle povertà, Italiaans voor De weg van de armoede, ik hoor bijna tien minuten pure poëzie op de wijs van Bob Dylan’s Desolation Row, een nummer van diens “Highway 61 revisited” uit 1965. Daar kan maar weinig tegen op, amigit@s.Zo, en wie het nu nog in zijn hoofd krijgt om te beweren dat Fabrizio De André er eigenlijk niks van kan, een prutser is, moet voor mij nu een kwartier in de hoekje gaan staan, met zijn handen voor zijn ogen.

Afgelopen vrijdagmiddag was ik, zoals gebruikelijk, om 5 uur zo ongeveer de laatste geleerde die het oude faculteitsgebouw verliet. Eerder had ik al besloten dat ik voor de variatie weer eens naar Vegueta en Triana zou gaan lopen. Ik heb dat stukje Las Palmas wel eens eerder afgelegd, als lopende flierefluiter, en laat ik daarom hier niet teveel in herhaling vervallen. Mijn eerste stuk vanaf het “hospital insular” ging netjes langs het gebouw van de “guardia civil”, de militaire politie, en het kantoor van de “seguridad laboral”, veiligheid op de werkplek. Daarna was het nieuwe paleis van justitie aan de beurt, met zijn vier torens, om te vervolgen met de begraafplaats (niet het kerkhof, want ik zag zo vlug geen kerk). Achter het Shell-tankstation zag ik de “rastro solidario” al liggen, waar ik nodig eens een kijkje moest nemen. Dat kijkje viel knap tegen; ik zag voornamelijk een verzameling afgedankte meubels en een handje Spaanse boeken. Tweedehands Cd’s en/of Dvd’s kon ik niet ontwaren. Binnen tien minuten stond ik weer buiten.
Gaan we naar het tweede deel van mijn wandeling door het oude zuiden van de stad. Ik begon met een kleine rustpauze bij café Rompeolas. Waar zou die naam voor staan, “ik maak ze kapot”? Maar wie of wat moest kapot gemaakt worden? Even opzoeken: rompeolas is Spaans voor een golfbreker, een pier. Opnieuw onderweg passeerde ik eerst het oude, nu enigszins verkommerde paleis van justitie aan de snelweg. Toen besloot ik, net als de vorige keer, linksaf te gaan in de richting van de kathedraal. Ik hield pas halt, toen ik bij koffiehuis Tamada was, aan de Calvo Sotelo bij de “mercado de Vegueta”, de overdekte markt daar. Ooit, zo’n 11, 12 jaar terug, heb ik in dat café besloten dat een winterverblijf in Las Palmas mij wel wat leek, als ik niet meer hoefde te werken. Intussen ben ik aan mijn twaalfde winter bezig. Bij wat nu Tamada heet, een Italiaanse zaak, werd mij voor één euro een Americano uitgeserveerd; kom daar maar eens om in Maastricht of Amsterdam. Monter liep ik daarna naar de Plaza de las Ranas en de Plaza Cairasco. Op de kop van de standbeelden van een van de kikkers en het borstbeeld van de vergeten politicus had zich, toen ik er langs kwam, een duif genesteld. Duiven, Trudie’s vader voerde ze in Maastricht destijds geregeld oud brood, maar als ik het aantal hier en nu zie, wordt het hoog tijd dat de gemeentelijke duivenbrigade weer eens een meute afschiet.
Een bezoek aan dit deel van de stad zonder een blik te werpen op het Hotel Madrid en de Gabinete Literario ligt niet in de lijn. Het werd deze keer wel een blikje, niet meer. Daarna was ik alweer op de terugweg in de richting van bioscoop Monopol, waar de film Selmagroots werd aangekondigd, over Martin Luther King, die het helemaal ging maken volgens de aankondiging. Trudie heeft hem, de film dan, vorige week in Maastricht gezien en goed bevonden. Ik daalde af naar de hoofdstraat van Triana om op een bank bij McCarthy’s de mensen uit te gaan kijken, een standaard bezigheid als ik daar in de buurt ben. Ik kan er zonder probleem een half uur of zo mee om krijgen.
Ik herinnerde me dat ik op dezelfde bank nog eens met Trudie en Marij gezeten heb, toen daar een Goede Week Paas processie voorbij kwam. Vlak ervoor hadden we nog een ijsje gehaald bij Gelizia en nu vroeg ik me af of dat destijds wel “comme il faut” was.
Ten slotte ging ik naar San Telmo en stapte in bus 1 naar mijn buurt. Om half 9 zat ik weer op mijn balkon in de Luis Morote om verder te lezen in mijn eerste boek van de week.

Tot de grote jongens in Nederland die zelfs in Las Palmas mee mogen doen, reken ik C&A. Hier is het, althans op het internet, CYA, waarbij de Y voor & staat. Hun motto voor de lente is “Sale el sol”, laat de zon maar opkomen. (En de truien en broeken vliegen de winkel uit, zo adembenemend zien ze uit, denk ik er maar bij.)
Ik heb er nog een. “Potencia a tu alcance”, de kracht van het bereik. Daarmee probeert een van de telefoonfirma’s = ik weet geeneens meer welke - mij over te halen om voor hem als provider te kiezen. Met mobiele telefoons moet een kapitaal te verdienen zijn, anders zou er niet zo veel reclame voor gemaakt worden, is mijn toevoeging.

Op de zaterdagmiddag moest ik natuurlijk Yves feliciteren met zijn verjaardag (en de dag erop Désirée). Als je één wordt, lijkt mij het “and many happy returns of the day” nog wel van toepassing.
Op de weg terug naar “m’n barak” zag ik bij mij beneden bij de hapjes: “codillo al horno” staan. Voor mij is een “codillo” een elleboog (niet van Honig), maar desgevraagd betekende het bij Carlos schenkel (van de oven). Blijft staan wat dat schenkel voor staat. Voor mij is het een bot, “knook” op zijn Maastrichts, dat je in de soep doet, als je die laat trekken. Zit er ook vlees aan?
Eerder zaterdagochtend had ik een ouderwetse visser horen en zien langskomen, terwijl ik op mijn balkon zat. “Boquerones, boquerones” riep hij, of zo iets, terwijl hij op de visjes op zijn kar wees, die hij het leek wel met de hand gevangen had. De man had overduidelijk nog geen boot waarmee je de hele boden van de oceaan kunt leegscheppen. In de middag stonden de “boquerones” wel bij Carlos op de menukaart, dus zal hij een kilootje of zo hebben afgenomen. Mijn woordenboek gaf uitkomst over de betekenis: een “boquenón” is een soort ongezouten ansjovis. Zal ik ze eens gaan proberen beneden? Nu staan bij mij thuis de “sardines” op het menu, evenmin te versmaden.

Tussen mijn e-mails zat er ook een van Noé, die mij – helaas, pindakaas – vertelde dat hij met María niet naar Velasquez kon komen die avond, omdat hij in Santa Cruz de Tenerife zat, op het rivaliserende eiland. Ik heb hem teruggemaild dat één week uitstel echt het maximum was en ik hem met zijn María hoe dan ook de komende vrijdag of zaterdag in het café wil zien zitten.
Dus maakte ik zaterdagavond om 6 uur nog maar eens mijn ommetje in de richting van La Guarida, het muziekhol aan Las Canteras. Er was mij een heropening toegezegd met maar liefst twee min of meer huisbands: rock’n’rollgroep Los Sunset Cats en bluesgezelschap Los Gumbo. Bleek de presentatie uitgesteld te zijn naar nader order (en van uitstel komt afstel, toch?). Wel had ik onderweg bij Playa Chica nog een demonstratie gezien van het Argentijnse tangodansen. Daarheen ben ik dus maar teruggegaan. Denk niet dat alleen Lure (Crazy Pie) in Maastricht iets met (it takes two to) tango heeft; hier kan men er kennelijk ook iets van.
Overigens, het pleintje van niks bij Playa Chica heeft een heel ander aanzien gekregen, m.i. niet echt beter. Het heet nu Plazoleta Acuarelista (met waterverf) Pablo Martín Madera en er zijn twee nieuwe zaken bij, “llaollao” (met een kleine letter) voor jullie bevroren yoghurt en restaurant Beach Club Canteras. Oppimpen van wat er al is, is dat wat “men” met mijn stad aan het doen is?
Niettemin, bij Playa Chica zag ik tientallen koppels, zonder uitzondering in de combinatie man-vrouw, die de gekste draaien aan het maken waren, op muziek van o.a. “Pichuco”. Weten jullie nog wie dat is? Het aantal omstanders, onder wie ondergetekende, was nog groter dan het aantal danseurs. En je zou bijna zelf ook een cursus tango dansen gaan volgen. (Op mijn leeftijd, yo no soy tonto.)

In mijn vorige brief had ik de schrandere opmerking dat een staketsel met kerststerren op de boulevard vervangen was door eenzelfde met viooltjes. Nu ik iets beter uit mijn “pupse” kijk, zie ik ze op meer plekken, die bouwwerkjes. Op zondagochtend stonden er maar liefst drie te pronken op het plein tussen de rommelmarkt en Santa Catalina. En zelfs in de Luis Morote kon ik er nu een paar ontwaren, met daarop in tien lagen viooltjes in witte, rode, roze en paarse kleuren. In mijn stuk straat zijn de kerststerren overigens niet vervangen; is dat op last van de diverse terrassen hier?

De maandag lijkt me de geschikte dag om een nieuwe artiest bij jullie te introduceren. Kennen jullie Guy Clark al? Hij is nog steeds een van de betere singer-songwriters uit de V.S., met zijn gitaar.De muzikant is van 1941, uit West-Texas, hij begon met soloplaten in 1975. In totaal heeft hij er zo’n vijftien op zijn naam staan (net als Fabrizio De André), maar ik heb er in zijn geval maar twee. Hoe ik aan die twee kom, weet ik niet meer. Uit 2009 stamt zijn “Somedays the song writes you” en vier jaar later komt hij met “My favorite picture of you”. Ik ga jullie hieronder verrassen met een compilatie uit die twee Cd’s. Met mezelf heb ik afgesproken dat ik van de in totaal 22 nummers er niet meer dan elf mag kiezen, een heel gepuzzel nog. Ik heb ze niet alfabetisch gezet, maar gewoon zoals ik ze ben tegengekomen. Daar zijn ze:
Sometimes the song writes you
The guitar
Hemingway’s whiskey
All she wants is you
If I needed you
Commeal waltz
El coyote
Rain in Durango
Good advice
The death of Sis Draper
Waltzing fool
Guy Clark, als jullie daar nog niet van overtuigd waren, is het prototype van wat ik noem een Americana-ster, met zijn enigszins doorrookte stem, een prima de luxe gitaartje en in zijn geval zelfs ook enige ruimte voor country vioolklanken. Nummers als “The guitar” (een Peter Paul, van Peter, Paul & Mary?) en “El coyote” (“¿Qué hiciste, cabron?”, wat deed je, smeerlap?), daar kan ik echt bij zwijmelen. Ik zie Guy Clark als een echte aanwinst, zelfs op zijn ouwe dag met zijn 73 jaar.Bij dezen beloof ik jullie dat ik hem de komende zomer eens uitgebreider ga spotten.

In een regionale kant, La Provincia, las ik dat we in Las Palmas een abominabele winter achter de rug hebben. De drie wintermaanden, ook hier december, januari en februari, zouden de koudste geweest zijn sinds zestien jaar. Mij is het eerlijk gezegd reusachtig meegevallen. Ook hier is het, net als in “Holanda”, vandaag de dag kennelijk usance om bij voortduring iets buitengewoons over het weer te zeggen. Het zou volgens de “objectieve” graadmeters aanhoudend veel te koud, te warm, te nat of te droog zijn.
Intussen ben ik wel blij dat het nu voorjaar hier nou echt begonnen lijkt. Op de zaterdag rond “hign noon” was het hier op mijn balkon in de schaduw royaal boven de 25 graden. Wie hier de zon wil opzoeken, kan best wat strandspullen verdragen.
Verder stonden de kranten hier de afgelopen maandag in het teken van desportieve machtsovername van voetbalclub Barcelona. Real Madrid verloor de uitwedstrijd tegen Athletic Club (Bilbao) met 1-0, terwijl de twee volgers Atletico Madrid en Valencia met 1-1 gelijk speelden. Mijn Barça haalde thuis vernietigend uit tegen Rayo Vallecano, 6-1, met twee treffers van Suarez, eentje van Piqué en een drietal van Messi. Die staat met zijn 30 goals nou op gelijke hoogte met Cristiano Ronaldo. De stand na 26 wedstrijden: 1. Barcelona 62 (20-2-4), 2. Real Madrid 61 (20-1-5), 3. Atletico Madrid 55 (17-4-5) en 4. Valencia 54 (16-6-4). Barcelona heeft ook een beter doelgemiddelde dan Real Madrid.
In de divisie eronder staat UD Las Palmas met Betis op een gedeelde eerste plaats, met Sporting Gijón direct daaronder.Er wordt hier driftig meegeleefd met de geelblauwen; het lijkt wel “us MVVke”.

Maandagavond was het weer eens tijd voor een “largometraje”, een “pelicula”. Ik heb mijn voorraadje zondag op de rommelmarkt aangevuld, maar “The hours” van regisseur Stephen Daldry uit 2003 had ik van eerder nog liggen. Helemaal mijn titel is het niet, “The Hours”, ik zou zelf iets met Virginia Woolf of nog beter: Dalloway gekozen hebben. Echter, als je Nicole Kidman, Julianne Moore en Meryl Streep in één film krijgt, met daarbij prachtige bijrollen van o.a. Ed Harris en Jeff Daniels, dan kan er niks meer misgaan.
Het verhaal speelt in zowel 1923 in de buurt van Londen als in 1951 in een buitenwijk van Los Angeles en in 2001 in New York City. De opening van de film is de zelfmoord van Virginia Woolf in 1941; ze wordt dan al jaren gekweld door hoofdpijn, stemmen e.d. en besluit om zich te verdrinken. Eerder heeft ze o.a. haar debuutroman Mrs. Dallowaygeschreven. Dat trieste verhaal komt terug in 1951, als Laura Brown het boek leest, bijna de hand aan zichzelf slaat en (uiteindelijk) besluit om huis en haard te verlaten. Ten slotte, in 2001 is haar zoontje Richie een oudere dichter, homo en aids-patiënt, genaamd Richard. Hij staat op het punt om een belangrijke prijs te krijgen.Zijn vriendin Clarissa Vaughan, zelf lesbisch, kan hem niet redden, als hij besluit om zichzelf uit het hoge flatraam te laten vallen. Het door haar georganiseerde feest valt vervolgens in duigen (maar Richard’s moeder Laura laat eindelijk wel nog van zich horen en zien).
De film heeft diverse prijzen gekregen en Nicole Kidman mocht als beste actrice zelfs een Oscar in ontvangst nemen. Terecht, vind ik, maar ik had hem graag aan alle drie de dames samen gegund. Ik neem “The Hours” mee naar Maastricht, want wie hem nog niet gezien heeft, moet hem zeker eens van me lenen. En wie weet, haal ik Trudie en Marij komende week wel over om hem hier al op mijn computer te gaan bekijken. Een uitzonderlijke prestatie is het van regisseur Stephen Daldry, voor minder doe ik het niet.

Daar laat ik het bij. De dinsdag en woensdagmorgen sla ik zo maar over. Wanneer mijn volgende brief zal uitgaan, staat nog in de sterren. A.s. zondag komen Trudie en Marij voor een week naar mijn stad afzakken en of ik dan tussendoor tijd vind om jullie te bedienen, ik hoop het maar, maar of ik het ook verwacht? Voor nu, komende zondag is het halfvasten, dus carnavalsvierders, waarom dan niet eens naar Hasselt of Maaseik getuft voor een frisse neus. Hosanna en tot kijk, hasta luego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Ik ben sinds jaren een fan van thrillerschrijver R.J. Ellory. Diverse van zijn boeken heb ik hier al opbeurend besproken. Deze keer is een boek van hem aan de beurt, waarvan ik een “vooruitexemplaar” heb weten te bemachtigen. Vooruitexemplaar, een nieuw woord is mij ten deel gevallen. Dat is nog eens iets anders dan het woord “voorruitexemplaar” met twee r-en, waarmee je een parkeerbon zou kunnen aanduiden. Hoe dan ook, het verhaal is uit 2013 en heet in het Engels “Bad signs”. Niet helemaal correct heeft de Nederlandse uitgever er “Bekrast zielen” van gemaakt. Het speelt in het zuidwesten van de Verenigde Staten, vooral in de buurt van Tucson, Arizona.
De halfbroers boef-in-de-dop Eliott (Digger) Danziger en filosoof Clarence (Clay) Luckmann, met dezelfde ogen als hun gemeenschappelijke moeder, zijn al sinds heel jonge leeftijd wees. Als ze 18 en 17 zijn, in 1964, zitten ze in jeugdinrichting Hesperia, als ene Earl Sheridan op weg naar zijn executie daar een nacht moet doorbrengen. Hij weet zich met het tweetal als gijzelaars te bevrijden en op de vlucht te slaan. Niet lang daarna wordt hij door de politie in een supermarktje gedood, nadat hij daar eerst nog een kleine slachting heeft aangericht. Vlak voor zijn overlijden vertelt Earl dat Clay diens halfbroer heeft vermoord en nu op het oorlogspad is. Aan dat verhaal houden vervolgens de rechercheurs van de FBI (Koenig en Nixon) bijna het hele boek vast, totdat de lokale rechercheur, John Cassidy, ze eindelijk van een andere versie weet te overtuigen. Digger leeft nog en moordt om zich heen, in de voetsporen van zijn recente held Earl Sheridan. Zijn halfbroer Claydaarentegen doet op de keper beschouwd geen vlieg kwaad doet in het verhaal. Hij is op pad met de 15-jarige Bailey Redman, overlevend slachtoffer van de supermarktmoord, en nu ook al ouderloos. Die Bailey is wel mijn type. Halen zij, Digger en Clay het einde van het boek?
Ik heb iets met R.J. Ellory. Zijn “Bad signs” zou ik met “Verkeerd gesternte” vertalen, maar het blijft ook als “Bekraste zielen”een boek om in één ruk uit te lezen. Ik kan er weinig komisch in ontdekken, maar spanning en sensatie des te meer. Als recensiecijfer gaat het met een 8½ terug naar Maastricht, maar eerst zal ik Trudie en Marij vragen om het hier te lezen. Ik weet nu al dat ik geen boek van die Ellory meer wil overslaan.

Als fan van Ian Rankin en diens John Rebus thrillers ben ik deze winter de boeken van hem die ik nog niet gelezen had, één voor één aan het afwerken. Ik heb er intussen nog minder dan tien te gaan, eigenlijk minder dan negen, omdat ik er weer een uit heb: “The hanging garden” uit 1998. Het verhaal speelt zoals steeds vooral in het Schotse Edinburgh. Zegt een Engelsman van de geheime dienst tegen John Rebus: “Feeding you, same thing the English have always done for the Jocks” (p. 73).
In dit verhaal nemen Rebus en andere politiemensen (Pryde, Hogan) plus de groep van Claverhouse, Ormiston en (Shiobhan) Clarke het op tegen een nieuwe misdaadbende in de stad, met aan het hoofd Tommy Telford en diens rechterhand Pretty-Boy (Brian Summers). Er spelen in het boek drie affaires: de dochter van Rebus wordt aangereden door een auto, die daarna doorrijdt. Ze belandt in coma in het ziekenhuis en is Telford niet de “prime suspect”? Rebus moet zich ook bezig houden met een zaak van heel lang geleden: of de in Edinburgh wonende, gepensioneerde Joseph Lintz en de vroegere oorlogsmisdadiger Lintstek, verantwoordelijk voor de moord op bijna duizend Elzassers in WOII, dezelfde persoon zijn. Het derde geval betreft het Sarajevose hoertje, tegen haar wil, Candice (Dunya), hoe die met goed fatsoen uit de handen van de boeven gehouden kan worden.
Naast de “family” van Tommy Telford, oorspronkelijk afkomstig uit Paisley, is ook de eigen mafiaclub van de stad van Big Ger Cafferty actief. Nu Big Ger zelf voor jaren achter de tralies zit, worden diens belangen in de buitenwereld o.a. waargenomen door iemand met als bijnaam The Weasel. Tussen de twee clubs ontstaat in Edinburgh een verwoede oorlog met de nodige slachtoffers. En dan is er nog een nieuwe boevenbende uit Newcastle, maar een paar honderd kilometer van Edinburgh, onder leiding van Jake Tarawicz, die zaken doet met Telford en ook best de baas wil gaan spelen in de stad.Het kan niet op, zelfs een stel mafiosi uit Japan is ineens geïnteresseerd in de drugshandel, prostitutie, gokken en geld witwassen. Als dat maar goed afloopt, roepen Ian Rankin en ik dan in koor.
Jullie horen het wellicht al: in “The hanging garden” is de spanning geregeld om te snijden. De titel van het boek is een beetje raar: houdt hij verband met een ophanging (op een begraafplaats) of met een niet nader genoemd parkje in de stad dat zo heet? Shiobhan krijgt in dit boek maar weinig gelegenheid voor een wise-crack; hier is er een (p. 46): Thank God for the twenty-four-hour shop”. Hoe dan ook, “we” hebben van doen met de zoveelste “Rankin” van formaat, die ik jullie minzaam, zelfs meerzaam kan aanbevelen. Ik geef er als punt een 8+ voor, wat bijna net zo hoog is als voor mijn ”Bekraste zielen”.

donderdag 5 maart 2015

Weblogbrief 10.21, 5 maart 2015

Weblogbrief 10.21, 5 maart 2015

“¡Qué estupendo!”, wat prachtig, burgers, boeren en buitenlui, voor vandaag heb ik jullie een nieuwe brief toegezegd en hier is hij. De echte wintermaanden zijn intussen ook in Nederland voorbij, neem ik maar aan, en jullie kunnen je gaan opmaken voor een acceptabel voorjaar. Traditiegetrouw heeft maart minstens één weekend dat het overdag redelijk van temperatuur, wind en zon is en wie weet, is dat komende weekend wel het geval. Hier is het steevast al mooi weer en een hittegolf is mij de afgelopen weken bespaard gebleven. Die heb je hier sowieso maar weinig. Overdag is het meestal (in de schaduw)ongeveer 20-25 graden.

Ik kom terug op twee gebeurtenissen die mij op afgelopen vrijdag al overkomen zijn. Allereerst vond ik op mijn e-mail een foto die Noé me gestuurd had, van zijn “murga” die met carnaval op het eiland La Palma de bloemetjes had buiten gezet. Hij en zes vrienden (een dame) staan op de foto in volmaakt witte kostuums met bijpassende hoeden, zoals iedereen op het eiland verkleed als “Los Indianos”. Dat zijn oorspronkelijk bewoners van het eiland die in de negentiende eeuw hun geluk (vooral) in Cuba beproefd hadden en later als rijkaards naar La Palma waren teruggekeerd om daar met geld te strooien of het niks is. Bijkomend verschijnsel: niet alleen is Jan en Alleman in het wit, men gooit en strooit elkaar ook nog vol met een soort talkpoeder. Dat is weer eens wat anders dan onze confetti en slingers!
Mijn tweede zet op de vrijdagmiddag was dat ik naar stukjes “Cabberet Veldeke” keek op Cristina’s computer “op het werk”. Van de laatste voorstelling “De meins ‘t” van 2015 kon ik alleen de conference “Drei vaan de haangplek” ontwaren, zeventien minuten eersteklas vermaak. Je moet er wel goede oren moet hebben, anders gaat het meeste geluid verloren, omdat het van een smart Phone is opgenomen. Ik stel voor dat de strapatsen van het zestal van het “Cabberet Veldeke” op DVD worden uitgebracht en dan te beginnen met de hoogtepunten van de afgelopen jaren. Die DVD zou in Maastricht en omstreken zo maar een collector’s item kunnen worden.

Na mijn bezigheden buitenshuis op de oude faculteit haastte ik mij naar het gebouw bij de haven, waar het duo “Los Trotamundos”, de globetrotters, ruim honderd bejaarden aan het dansen had gezet. O.a. speelden ze Volare (Nel blu di pinto di blu) van Dominico Mudogno en Guitar Tango van Hank Marvin, waarbij ik het niet 100% droog hield. De komende weken komen Los Peques en Yaracuy hun opwachting maken en daarna el grupo Genesis(maar niet de groep van Phil Collins), als Trudie en Marij hier zijn. Vertel me niet dat de vele senioren onder ons hier tot de status van muurbloempjes zijn veroordeeld; wie dat beweert, is niet vertrouwd met de werkelijkheid.
Terzijde, die Phil Collins van het Engelse Genesis speelt een glansrol in een film over de Britse treinroof. En ik herinner me hem ook nog van een dubbel optreden bij een liefdadigheidsconcert, eerst in Londen en twaalf uur later ergens in de Verenigde Staten. Ik heb een CD of tien van hem en zal hem nog wel eens een keer tot muziekman van de week gaan bombarderen.

Ik deed vrijdagavond nog enkele boodschapjes bij de Spar, waarna ik mij naar El Rincón De Velasquez mocht begeven voor een goed gesprek met Noé en enkele van zijn vrienden, o.a. Agustino, Juli en Rafaela. Ik had twee “rommedoekes” uit de Wijckerbrugstraat helemaal naar de plaza Farray gesleept en die werden door eigenares Ana zonder probleem op een bord in plakjes gesneden en met brood op de terrastafel gezet. Mijn gezelschap vond de kaas nog lekker ook. En toen later op de avond ook nog de Johnny Walker Black Label op tafel kwam, werd het echt feest.
En passant vertelde Noé me over zijn nieuwste verovering, María, uit Santa Cruz de Tenerife. Hij kent haar al vanaf zijn veertiende, hijpadvinder, zij kabouter (wat ik hem maar moeilijk kan vergeven). Met de afgelopen kerst kwamen ze elkaar weer eens tegen in de stad, María na o.a. een zevenjarig verblijf in metropool Londen. En zoals dat heet: vaan ’t ein kaom ’t aander”. Ze is intussen 35 jaar jong en vertaalster van Engels en Frans naar het Spaans toe. Op Noé’s mobieltje ziet ze er appetijtelijk uit.
Ana nodigde me ter plekke uit om haar 41-ste verjaardag op 7 maartmee te komen vieren, op de dag dat Yves zijn eerste verjaardag rijk is. Noé zegde toe dat hij zou proberen om dan ook met de mooie María op de proppen te komen (en als dat niet lukte, de week erop). In mijn volgende brief krijgen jullie verdere tekst en uitleg.
Rest me nog te vertellen dat ik vrijdagnacht pas om 3 uur in mijn bed lag, lichtelijk aangeschotenen dat daarmee mijn zaterdag enigszins verloren ging. Als ik jullie vertel dat ik op de zaterdag uren gewandeld heb, lieg ik of het gedrukt staat. Ik heb me keurig in en om mijn flatje opgehouden, meer niet.

Vorige week kwam ik met enkele wapenfeiten uit mijn stukje straat. Vergat ik het beste paard van de stal te noemen, mijn Indische benedenbuurman van CK Electronics. Zijn winkel is vlak voor carnaval verhuisd van nummertje 30 naar 24. Wie zich een nieuwe telefoon, zonnebril of dergelijke wil aanschaffen, moet nu dus een klein stukje dichter bij Santa Catalina zijn. Zijn nieuwe nering heet Ciprina en ziet er verder van buiten hetzelfde uit als CK Electronics. Van binnen is de nieuwe zaak ietsje smaller, maar wel een stuk dieper. Bij mij beneden staat de winkel sindsdien weken leeg, achter een aluminium scherm.

En dan mag ik nu eindelijk naar mijn muziek van deze week. Op de rommelmarkt afgelopen zondagmorgen zag ik een Cd van Demis Roussos liggen voor zegge en schrijve één eurito. Dan gaat hij mee naar huis, diens “Síngles collection”, gedigitaliseerd en geremastered in 2001.
Ik heb iets met Demis Roussos. O.a. heb ik een You Tube filmpje van hem, waarin hij Gilbert Bécaud verleidt om de oorspronkelijke versie van “Let it be me” nog eens te spelen. De man is uit 1946, een goed jaar, en verhuisde als kind al snel van het Egyptische Alexandrië naar Athene, waar zijn familie vandaan kwam. Als jongeman was hij met Vangelis en twee anderen lid van “Afrodite’s Child”, dat met “Rain and tears” een wereldhit had. Vervolgens verliet Vangelis de groep in 1971, waarna ook Demis Roussos voor een solocarrière koos. Zijn LP ‘Forever and ever” ging in de jaren 70 volgens Allmusic maar liefst 12 miljoen keer over de toonbank wereldwijd. Hier zijn de twaalf nummers van zijn “Singles Collection”:
01.Manañas de Terciopelo (Triki triki)
02.We shall dance
03.Quisiera bailar esta canción
04.Forver and ever
05.Morir al lado de mi amor
06.Goodbye my love goodbye
07.Rain andtears
08.Lovely lady of Arcadia
09.Nature boy
10.My friendthe wind
11.Because
12.My reason
Ik volsta hier met te zeggen dat ik het ene nummer nog “sjieker” vind dan het andere. Zo’n nummer als “My friend the wind”, met in het midden een stukje Zorba de Griek, daar doe je het voor. Ik moet echt nog eens wat meer muziek van deze Griek proberen te bemachtigen. Demis Roussos, uit de oude doos, maar ook uit de kunst!

Op de ruit van een kruidenier hier (voor mensen of voor honden) stond dat de “filete de panga” in de aanbieding was. “Panga”, wat is dat nou weer. Ik ken de woorden “ganga”, koopje, “manga”, mouw en “tanga”, dat is geen tango. In mijn woordenboek vind ik het woord “panga” alleen in de betekenis van bootje (en ook nog “ranga”, knol, en “zanga”, jan-van-gent) Wie helpt me?

Broccoli, dat vind ik nou echt een groente die ik niet als favoriet op mijn lijstje heb staan. Om de een of andere reden staat het groene gedoe bekend als het spul waar volgens de deskundigen een vracht vitamine inzit, zoals bij fruit in framboos. Echter, daarmee overtuig je mensen niet die graag iets op hun bord scheppen dat ook lekker is. Broccoli is voor mij de foute variant van bloemkool, spruiten in een verkeerde vorm. (Maar ik heb vorige week wel een klein kilootje diepvries broccoli gekocht en bij mijn spek en ei opgegeten.)
Deze week maakte ik voor mezelf een overdadige salade klaar, van uien, paprika’s en tomaten. Toen bedacht ik dat er best nog een vierde groente doorheen mocht. Koos ik daarvoor alweer broccoli vanwege zijn vitaminen en wie weet ook nog nuttige mineralen. Natuurlijk niet. Komkommer, dat moest erbij, vond ik. Daar zit haast niets in behalve water, maar met stukjes komkommer in een rauwe groentemix kun je als vrijgezel voor de dag komen.
(Om Trudie en Eva een plezier te doen neem ik wel iedere morgen een multi A-Z compleet van het Kruidvat. Daarin zit naast alle vitaminesook een keur aan mineralen in, allemaal in de aanbevolen dosis. Op jaarbasis kost me dat een tientje of daaromtrent, te geef.)

Willen jullie ook weer eens klein leed van me vernemen? Een van mijn favoriete zitbanken in Las Palmas is die aan de calle de Ferreras, bij NH hotel Imperial Playa. Het hotel met ’s avonds een blauwe verlichting heeft naast de ingang beneden sinds jaar en dag een ruimte verhuurd aan een bingo-tent. Tot zo ver is er weinig of niks aan de hand. Ieder zijn meug. Als mensen hun geld willen spenderen aan kienen of aan de eenarmige bandiet van een fruitmachine, hebben ze mijn zegen niet, maar we leven in een vrij land.
Echter, sinds een maandje of zo draait er bij de bingo-tent buiten permanent een videootje dat mensen zoals ik erop moet attenderen dat ze al vanaf 10 uur ’s morgens in de zaak terecht kunnen, dat de jackpot van de fruitmachines maar liefst 18.000 euro bedraagt, dat erop wijst dat ze echt de allernieuwste kienkaarten in huis hebben etc. “Te invitamos”, zegt het filmpje iedere drie minuten opnieuw de hele dag door totlaat in de avond en dat is mij net ietsje te veel van het goede. Daar mag, als het aan mij ligt, een koppel van de strandpolitie hier, in korte broek, best eens een eind aan maken.

In de sector foute reclame word ik al vele weken lang, van vóór carnaval al, lastig gevallen door aankondigingen van mensen met een rode punt op hun voorhoofd. Zijn die in Maastricht ook al gesignaleerd? Ik heb intussen een stuk of vijf verschillende tronies gezien, steeds met daarbij de zin: “Yo tengo el poder de cambiar el presente. Tú también tienes este poder. Úsalo.”, Ik heb de macht om het heden te veranderen. Ook jij hebt die macht. Gebruik ze. Voor meer informatie wordt verwezen naar www.cambiaelpresente.org. Er lijkt me iets van een vreemde godsdienst achter te zitten.

Toen ik met Trudie afgelopen juli in Cuba was, kocht ik de nodige Cd’s daar. Sommige waren echt te geef, maar voor een vijftal Cd’s van Benny Moré moest ik zowaar 18 euro neertellen. De serie uit 2007 heet: “El Bárbaro Del Ritmo” en bestrijkt de periode van 1952 tot 1960. Op Cd 1 wordt hij begeleid door “el orquestro de Ernesto Duarte” en daarna is zijn Banda Gigante als achtergrond vier keer aan de beurt. In totaal gaat het om 109 nummers uit de vijftiger jaren. Voor de echte liefhebbers van Cubaanse muziek kan ik nog een twaalftal nummers toevoegen, waarvan ik de oorsprong niet meer weet te traceren.
Benny Moré is van het Cubaanse Cienfuegos, halverwege het eiland, waar ook een standbeeld van hem staat. Hij werd geboren in 1919 (net als mijn vader) en kon gedurende zijn langdurige zangcarrière helaas niet van de drank afblijven. Ouder dan 43 jaar worden zat er niet in; hij overleed in 1963 aan levercirrose. Beroemd was hij en is hij nog steeds op Cuba. Ik zie hem niet als het type artiest van wie ik een top tien of dergelijke moet gaan samenstellen. Hij is vooral over de breedte een Cubaanse zanger van grote faam, zoals later ook Ibrahim Ferrer, die jullie wellicht nog van de Buena Vista Social Club kennen.(En voor wie toch uitschieters wil, wat is er tegen bijv. “Que bueno baila usted”, “Y hoy como ayer” of “Bonito y sabroso”? Dat zijn alledrie nummers die ik op de extra Cd heb staan.)
En eindelijk heb ik weer eens een serie nummers, waarbij ik achter de titel steeds vermeld vind welk dansje ik erbij zou moeten maken. Kennen jullie de “batanga”? Dat is nog eens andere koek dan bijv. een bolero, cha cha cha, changüí, mambo, mazumba, merengue of son. Of een guaguancó, guaracha of guarija. Hier is hij, Benny Moré met zijn “banda”, versterkt door mijn ronde geluidsboxje, dar ik ooit eens van een farmaceutische firma cadeau heb gekregen. Zijn muziek is uiteraard aan de ouderwetse kant, maar toch nog best aan te horen!

En dan heb ik de afgelopen week nog een boek uitgelezen dat nou eens geen thriller en zelfs geen roman of novelle is. Laat ik het een populairwetenschappelijk werk noemen, uit 2014. De schrijfster is Annegreet van Bergen, geboren in 1954, econoom en journalist. Het is niet haar eerste boek, maar “Gouden Jaren” zie ik wel als een mijlpaal van de eerste orde. Het boek, 350 bladzijden dik inclusief de legio foto’s van het Maria Austria Instituut, gaat over de veranderingen in Nederland in de periode na de Tweede Wereldoorlog tot nu. Ik kreeg het van Marij en Trudie te leen en moet het helaas over anderhalve week weer teruggeven.
Nogal eens staan op de kaft van een boek dingen die de werkelijkheid niet echt dekken. Voor dit boek is dat niet het geval; deze keer is een en ander zeer waarheidsgetrouw. Ik citeer voor jullie één alinea op de achterflap: ““Gouden jaren” vertelt het verhaal van de ongekende naoorlogse groei die ons leven op alle fronten heeft veranderd. De wekelijkse teil werd een dagelijkse douche, het papieren loonzakje een digitale bankrekening en de boterham met tevredenheid een broodje gezond. Vertrouwde beroepen verdwenen, nieuwe deden hun intrede. Wie had er in de jaren vijftig al gehoord van mondhygiëniste of activiteitenbegeleider? “Gouden jaren” staat vol herkenbare anekdotes, scherpe observaties en schitterende foto’s. Het laat zien hoe compleet anders ons leven er een halve eeuw geleden uitzag en dat we rijker zijn geworden dan we ooit voor mogelijk hadden gehouden.”
Laat ik de hoofdstukindeling geven om jullie een beeld te geven van wat je gemist hebt, als je Annegreet van Bergen’s boek nog niet gelezen hebt.
0.Inleiding
1.Eerste levensbehoeften
(Eten, Woning, Kleding)
2.Opleiding en opvoeding
(Onderwijs, Kindertijd)
3.Communicatie en informatie
(Telefoon, Nieuws en amusement, Geldverkeer)
4.Mobiteit
(Auto, Fiets, Viaducten en tunnels, Vliegen, Vakantie)
5.Gezondheid
(Eigen tanden en kiezen, Geneeskunde, Ouderenzorg)
6.Comfort en kwaliteit
(Wegwerpgemak, Afval en hergebruik, Betere waar voor je geld, Fotograferen)
7.Werk en vrije tijd
(Adieu baan voor het leven, Werkomstandigheden, Kantoorwerk, Vrije tijd voor iedereen)
0.Verantwoording en literatuur
Zal ik er nog een rij voorbeelden bijdoen om te bewijzen dat dit een boek is dat in ieders boekenkast thuishoort? Daar gaan we:
(p. 24) In de beleving van veel Nederlanders was macaroni een van hun eerste buitenlandse gerechten, maar de “elleboogjes” zijn oer-Hollands. Ze werden in de jaren twintig van de vorige eeuw door het Zaanse Honig geïntroduceerd en zijn in Italië als pasta volstrekt onbekend.
(p. 30) In mijn middelbare schoolleeftijd was er reclame van verpakt fabrieksbrood dat lang vers bleef”: “Het enige wat je weggooit is de verpakking.” Een jongetje pakte zijn jas en zei: “Ik ga bij Japie wonen, want daar hebben ze Kingkorn.” Bij ons thuis kwam Kingkorn en het vergelijkbare Bums Dwarsgebakken er niet in. (…) Het was niet te eten.
(p. 61) Maar de mattenklopper, een soort tennisracket van stevig gevlochten rotan met een zinken dop die de twijgen bundelt, is vrijwel uitgestorven. Nergens in Nederland zie je nog vrouwen kleden over een kloppaal of ladder hangen om ze daarna met een mattenklopper te lijf te gaan.
(p. 73) Sokken stoppen (…) Ik hoor tot de minderheiden doe het héél af en toe. Niet bij goedkope Hemasokken, want als daar gaten in vallen, heb ik ze al zo vaak aangehad dat ik ze zonder gewetensbezwaren weggooi.
(p. 104) Net als honderdduizenden andere kinderen werd ik begin jaren zestig lid van de M-brigade. De melkboer bracht logboeken mee en daarin tekende je een glas voor iedere beker melk die je dronk. Drie bekers op een dag moest je drinken. (…) Dit kunstje zou het Nederlandse Zuivelbureau later nog eens herhalen met onder meer Joris Driepinter en Melk de Witte Motor.
(p. 126) Toen in 1965 Toon Hermans met zijn One Man Show op de buis kwam, keken bijna alle tv-bezitters (94 procent!) naar de razend populaire komiek, wat neerkwam op 6,5 miljoen kijkers.
(p. 148) Terwijl er in 1956 300.000 (auto’s) waren, zijn dat er nu pakweg 8 miljoen. Wanneer het aantal verkeersdoden sinds het midden van de jaren vijftig gelijke tred had gehouden met het autobezit, zouden er nu niet honderden, maar 42.000 mensen per jaar omkomen in het verkeer.
(p. 161) Sinds 1990 telt Nederland meer fietsen dan inwoners.
(p. 226) Uit de discussies wordt duidelijk dat de overheid in de toekomst minder vanzelfsprekend allerlei soorten zorg voor haar rekening neemt en dat mensen weer meer voor elkaar moeten zorgen. Koning Willem Alexander noemde dat in zijn Troonrede van 2013 de “participatiemaatschappij”.
(p. 264) Wonen in de buurt van koeien heeft ontegenzeggelijk één groot nadeel: waar koeien zijn, zijn ook vliegen. Daarom hingen er vroeger bij ons thuis in Enschede stroperige, spiraalvormige lokstrips aan het plafond. Op die geelbruine slingers krioelde het van de vliegen die een langzame marteldood stierven of al gestorven waren. Ook hadden mijn ouders een soort slappe schoenzool aan een steel: de vliegenmepper. Als het je lukte daarmee een vlieg dood te slaan, spatte die in een vieze brij uiteen.
(p. 271) Heel handig bij regen is de zogeheten emergency poncho: een grote plastic zak met twee mouwgaten en een capuchon. (…) Jarenlang heb ik zo’n pakketje op wandel- en fietstochten meegenomen zonder de poncho ooit nodig te hebben gehad.
(p. 197) In 1948 opende (ook) Dirk van den Broek een zelfbedieningszaak en in 1951 en 1952 volgden Albert Heijn en De Gruyter. Zelfbediening werd een enorm succes. (…) In 1971 sloot Albert Heijn zijn allerlaatste toonbankwinkel. In 2014 gaan Albert Heijn en Jumbo in sommige filialen al zover, dat ze hun klanten een zelfscanner geven en ze het werk van de cassière laten doen.
(p. 311) De opperman (..) moest twee metselaars aan het werk houden. Stenen sjouwen en aanreiken, specie maken. Een leek denkt misschien dat de opperman de hoogstgeplaatste was, maar hij was juist de laagste in de hiërarchie en hij moest het hardste werken. Zo hard dat er over hem wel eens gekscherend werd gezegd dat een goede opperman niet ouder werd dan een keeshond.
(p. 318) Rond 1900 kostte een typemachine tussen de twee- en driehonderd gulden, net zoveel als het jaarsalaris van een beginnende kantoorklerk. (…) Typen was een vak. Het diende met tien vingers en “blind” te gebeuren. Zo konden typistes hun aandacht helemaal op de over te tikken tekst richten. (…) Door de computer zijn we allemaal zelf typist geworden. Ook secretaresses worden steeds zeldzamer.
(p. 332) Begin jaren zestig was er een wonderlijke overgangsperiode toen steeds meer mensen zich een auto konden veroorloven, terwijl er nog nauwelijks vermaak was. De auto werd aan de kant van de snelweg gezet, klapstoelen uit de achterbak gehaald, om vanuit de berm naar passerende auto’s te gaan kijken.
Heb ik daarmee genoeg voorbeelden gegeven? Ik ben oprecht van mening dat Annegreet van Bergen met “Gouden jaren” een “estupendo” beeld geeft van hoe Nederland de afgelopen tijd drastisch veranderd is. In de woorden van de recensent van NRC Handelsblad: Voor alle vijftigplussers een feest van herkenning.” En voor die van Elsevier: “Haar boek kon op geen beter moment komen. Lees het voor de lol, desnoods als troost, en tel uw zegeningen.”

En daarmee is mijn 21stebrief alweer finito (of eigenlijk finita, want “carta” is vrouwelijk).Het is er een geworden die naar mijn onbescheiden mening mooi aansluit op mijn rijtje wederwaardigheden van de afgelopen maanden.
Voor nu, doe eens “como si deve” (in het Italiaans), zoals het hoort om daarna weer gewoon zo tegendraads te zijn dat je er nog last mee kunt krijgen. Ik ga onverveerd door met mijn andere bezigheden, maar vooruit, eerst zal dit schrijven ongefrankeerd en wel op de internetbus doen. Voor mijn volgende verzuchting zullen jullie geduld moeten hebben tot volgende week woensdag 11 maart, vrees ik. Ikwens het jullie, tot ziens, hastaluego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Er zijn van die boeken die je met goed fatsoen niet ongelezen kunt laten. Dus toen Eva van de zomer haar zolder opruimde en ik aan boeken mocht meenemen wat ik niet laten kon, was daar ook “De 100-jarige man die uit het raam klom en verdween” bij. De schrijver, Jonas Jonasson, is een Zweed uit Gotland, geboren in 1963 en het is zijn debuut. Het boek kreeg de Swedish Booksellers Award en ook in Las Palmas en in Nederland was het boek een regelrechte hit. Overigens, op de foto op de flap ziet die Jonasson er echt uit als een mietje.
Eigenlijk bestaat het verhaal uit twee delen. Eentje gaat over inderdaad een man, Allan Karlsson, die in het bejaardenhuis zijn honderdste verjaardag moet gaan vieren,gekoeioneerdals hij wordt door zuster Alice en met de wethouder als speciale gast. Daar heeft hij absoluut geen zin in en dus maakt hij dat hij wegkomt. Vervolgens beleeft Allan de nodige avonturen met o.a. kruimeldief Julius, de broers Benny en Bosse en Gunilla, de Schoonheid. Ook hond Buster en olifant Sonja voegen zich bij het gezelschap evenalso.a. boef Gannef en later zelfs politiecommissaris Aronsson.
Leuk? Ik zie een potentiële uitgever denken: het verhaaltje is mij wat aan de dunne kant. Misschien kan de auteur het nog opleuken met hoofdstukken over wat Allan in de afgelopen honderd jaar allemaal overkomen is. Dus wordt het heden steeds afgewisseld met hoofdstukken over zijn jonge jaren in Zweden en zijn diverse daarop volgende belevenissen in de Verenigde Staten, China, Iran, Rusland, Korea, Indonesië, Frankrijk etc., waarbij steeds opnieuw de wereldleiders met hem aan tafel zitten. Zo krijg je als nitwit gemakkelijk 350 bladzijden bij elkaar gepend, denk ik dan, en als het boek vervolgens nog een bestseller wordt ook, wie heeft dan iets te klagen?
Maar toch, ik ben de recensent en vind dat “De 100-jarige man die uit het raam klom en verdween” een draak van een boek is. Het verhaal wordt binnenkort verfilmd en Jonas Jonasson werkt aan zijn tweede boek, maar ik neem nu al met alles wat ik in me heb, afscheid van hem. Ik was blij toen ik het boek uit had en geef er niet meer dan met pijn en moeite een 6- voor. Daarmee vind ik het nog goed betaald.

Ga ik naar boek 2, want ik heb er, naast “Gouden jaren” van Annegreet van Bergen twee uit. Het tweede, La Superba van Ilja Leonard Pfeijffer, won in 2014 zo maar de Libris Literatuurprijs. De schrijver, bepaald niet moeders mooiste met zijn haar tot op zijn schouders en verkeerde kop en lijf, is geboren in 1968 en was tot 2004 werkzaam als classicus aan de Universiteit van Leiden. Daarna werd hij, begaan met zijn eigen kunnen, voltijds schrijver en dichter. Hij heeft intussen zes poëzie-albums op zijn naam staan, drie toneelstukken en in totaal negen romans/essays. La Superba, bijnaam voor Genua, zijn laatste roman uit 2013, gaat over wat hij meemaakte tijdens zijn langdurig verblijf in die stad. Of hij er nog steeds woont, zal ik nog eens nazoeken voor jullie.
Eigenlijk vertelt Pfeijffer over verschillende van zijn belevenissen in de stad voorbij de Italiaanse Rivièra. Verhaal 1 gaat o.a. over “het mooiste meisje van Genua”, een serveerster van wie hij holderdebolder is, maar die hem definitief niet meer zit zitten, als hij een affaire heeft met Inge, zijn vertaalster Duits, die bij hem op bezoek komt. Andere figuren van verhaal 1 zijn o.a. Marokkaan Rashid met zijn rozen, ene Salvatore met een of twee benen en het losse vrouwenbeen. In verhaal 2 wordt vooral het leven van oudere Engelsman Don uit de doeken gedaan, die alles weet van cappuccino senza schiuma (gin tonic). Dan volgt verhaal 3 rond een theatertje waar ene Walter en hij een wereldzaak van gaan maken. Als ze niet de volle mep voor het pand willen betalen, worden ze gedwarsboomd door de vermeende eigenaren Pierluigi en diens vader. Terzijde is ene Monia met alles erop en eraan in dit verhaal prominent aanwezig. Verhaal 4 vertelt de reis die de jonge Senegalees Djiby moet maken om uiteindelijk in Genua te belanden en daar voor zo’n familie in Senegal net te doen of hij het helemaal gemaakt heeft. Tenslotte is er nog verhaal 5, waarinallerlei nieuws gebeurt, o.a. na de dood van Babu die doodgevroren is,en waarin de personen uit verhaal 1 nog eens hun zegje mogen doen. De eerdere vriend van het meisje van de Bar met de Spiegels, Francesco,is vervangen door een pooier genaamd Khalid, het vrouwenbeen uit verhaal 1 blijkt toe te behoren aan travestiet Ornella uit de wijk Ghetto en de schrijver kampt met dreigende geldproblemen zowel vanuit Nederland als in Genua.
Terzijde, wat is “stuzzichini”, wat is “negroni” en is een “pranzo” een lunch? En jullie wisten toch wel dat Genua de plek is waar Fabricio De Andre vandaan komt, de man die zo smartelijk over de travestieten uit de wijk Ghetto kon zingen (en bijv. ook Columbus en Paganini).
Het was even wennen aan de schrijfstijl van Ilja Pfeijffer, maar gaandeweg heb ik steeds meer sympathie voor diens Genueseboek gekregen. Het is onderhoudend en ook nog eens informatief. Als recensiecijfer heb ik er na afloop een volle 8 voor over; dat valt alleszins mee. Blijft de vraag of ik binnenkort nog weer een ander boek van de man wil lezen. (Nee, dus!)