donderdag 5 maart 2015

Weblogbrief 10.21, 5 maart 2015

Weblogbrief 10.21, 5 maart 2015

“¡Qué estupendo!”, wat prachtig, burgers, boeren en buitenlui, voor vandaag heb ik jullie een nieuwe brief toegezegd en hier is hij. De echte wintermaanden zijn intussen ook in Nederland voorbij, neem ik maar aan, en jullie kunnen je gaan opmaken voor een acceptabel voorjaar. Traditiegetrouw heeft maart minstens één weekend dat het overdag redelijk van temperatuur, wind en zon is en wie weet, is dat komende weekend wel het geval. Hier is het steevast al mooi weer en een hittegolf is mij de afgelopen weken bespaard gebleven. Die heb je hier sowieso maar weinig. Overdag is het meestal (in de schaduw)ongeveer 20-25 graden.

Ik kom terug op twee gebeurtenissen die mij op afgelopen vrijdag al overkomen zijn. Allereerst vond ik op mijn e-mail een foto die Noé me gestuurd had, van zijn “murga” die met carnaval op het eiland La Palma de bloemetjes had buiten gezet. Hij en zes vrienden (een dame) staan op de foto in volmaakt witte kostuums met bijpassende hoeden, zoals iedereen op het eiland verkleed als “Los Indianos”. Dat zijn oorspronkelijk bewoners van het eiland die in de negentiende eeuw hun geluk (vooral) in Cuba beproefd hadden en later als rijkaards naar La Palma waren teruggekeerd om daar met geld te strooien of het niks is. Bijkomend verschijnsel: niet alleen is Jan en Alleman in het wit, men gooit en strooit elkaar ook nog vol met een soort talkpoeder. Dat is weer eens wat anders dan onze confetti en slingers!
Mijn tweede zet op de vrijdagmiddag was dat ik naar stukjes “Cabberet Veldeke” keek op Cristina’s computer “op het werk”. Van de laatste voorstelling “De meins ‘t” van 2015 kon ik alleen de conference “Drei vaan de haangplek” ontwaren, zeventien minuten eersteklas vermaak. Je moet er wel goede oren moet hebben, anders gaat het meeste geluid verloren, omdat het van een smart Phone is opgenomen. Ik stel voor dat de strapatsen van het zestal van het “Cabberet Veldeke” op DVD worden uitgebracht en dan te beginnen met de hoogtepunten van de afgelopen jaren. Die DVD zou in Maastricht en omstreken zo maar een collector’s item kunnen worden.

Na mijn bezigheden buitenshuis op de oude faculteit haastte ik mij naar het gebouw bij de haven, waar het duo “Los Trotamundos”, de globetrotters, ruim honderd bejaarden aan het dansen had gezet. O.a. speelden ze Volare (Nel blu di pinto di blu) van Dominico Mudogno en Guitar Tango van Hank Marvin, waarbij ik het niet 100% droog hield. De komende weken komen Los Peques en Yaracuy hun opwachting maken en daarna el grupo Genesis(maar niet de groep van Phil Collins), als Trudie en Marij hier zijn. Vertel me niet dat de vele senioren onder ons hier tot de status van muurbloempjes zijn veroordeeld; wie dat beweert, is niet vertrouwd met de werkelijkheid.
Terzijde, die Phil Collins van het Engelse Genesis speelt een glansrol in een film over de Britse treinroof. En ik herinner me hem ook nog van een dubbel optreden bij een liefdadigheidsconcert, eerst in Londen en twaalf uur later ergens in de Verenigde Staten. Ik heb een CD of tien van hem en zal hem nog wel eens een keer tot muziekman van de week gaan bombarderen.

Ik deed vrijdagavond nog enkele boodschapjes bij de Spar, waarna ik mij naar El Rincón De Velasquez mocht begeven voor een goed gesprek met Noé en enkele van zijn vrienden, o.a. Agustino, Juli en Rafaela. Ik had twee “rommedoekes” uit de Wijckerbrugstraat helemaal naar de plaza Farray gesleept en die werden door eigenares Ana zonder probleem op een bord in plakjes gesneden en met brood op de terrastafel gezet. Mijn gezelschap vond de kaas nog lekker ook. En toen later op de avond ook nog de Johnny Walker Black Label op tafel kwam, werd het echt feest.
En passant vertelde Noé me over zijn nieuwste verovering, María, uit Santa Cruz de Tenerife. Hij kent haar al vanaf zijn veertiende, hijpadvinder, zij kabouter (wat ik hem maar moeilijk kan vergeven). Met de afgelopen kerst kwamen ze elkaar weer eens tegen in de stad, María na o.a. een zevenjarig verblijf in metropool Londen. En zoals dat heet: vaan ’t ein kaom ’t aander”. Ze is intussen 35 jaar jong en vertaalster van Engels en Frans naar het Spaans toe. Op Noé’s mobieltje ziet ze er appetijtelijk uit.
Ana nodigde me ter plekke uit om haar 41-ste verjaardag op 7 maartmee te komen vieren, op de dag dat Yves zijn eerste verjaardag rijk is. Noé zegde toe dat hij zou proberen om dan ook met de mooie María op de proppen te komen (en als dat niet lukte, de week erop). In mijn volgende brief krijgen jullie verdere tekst en uitleg.
Rest me nog te vertellen dat ik vrijdagnacht pas om 3 uur in mijn bed lag, lichtelijk aangeschotenen dat daarmee mijn zaterdag enigszins verloren ging. Als ik jullie vertel dat ik op de zaterdag uren gewandeld heb, lieg ik of het gedrukt staat. Ik heb me keurig in en om mijn flatje opgehouden, meer niet.

Vorige week kwam ik met enkele wapenfeiten uit mijn stukje straat. Vergat ik het beste paard van de stal te noemen, mijn Indische benedenbuurman van CK Electronics. Zijn winkel is vlak voor carnaval verhuisd van nummertje 30 naar 24. Wie zich een nieuwe telefoon, zonnebril of dergelijke wil aanschaffen, moet nu dus een klein stukje dichter bij Santa Catalina zijn. Zijn nieuwe nering heet Ciprina en ziet er verder van buiten hetzelfde uit als CK Electronics. Van binnen is de nieuwe zaak ietsje smaller, maar wel een stuk dieper. Bij mij beneden staat de winkel sindsdien weken leeg, achter een aluminium scherm.

En dan mag ik nu eindelijk naar mijn muziek van deze week. Op de rommelmarkt afgelopen zondagmorgen zag ik een Cd van Demis Roussos liggen voor zegge en schrijve één eurito. Dan gaat hij mee naar huis, diens “Síngles collection”, gedigitaliseerd en geremastered in 2001.
Ik heb iets met Demis Roussos. O.a. heb ik een You Tube filmpje van hem, waarin hij Gilbert Bécaud verleidt om de oorspronkelijke versie van “Let it be me” nog eens te spelen. De man is uit 1946, een goed jaar, en verhuisde als kind al snel van het Egyptische Alexandrië naar Athene, waar zijn familie vandaan kwam. Als jongeman was hij met Vangelis en twee anderen lid van “Afrodite’s Child”, dat met “Rain and tears” een wereldhit had. Vervolgens verliet Vangelis de groep in 1971, waarna ook Demis Roussos voor een solocarrière koos. Zijn LP ‘Forever and ever” ging in de jaren 70 volgens Allmusic maar liefst 12 miljoen keer over de toonbank wereldwijd. Hier zijn de twaalf nummers van zijn “Singles Collection”:
01.Manañas de Terciopelo (Triki triki)
02.We shall dance
03.Quisiera bailar esta canción
04.Forver and ever
05.Morir al lado de mi amor
06.Goodbye my love goodbye
07.Rain andtears
08.Lovely lady of Arcadia
09.Nature boy
10.My friendthe wind
11.Because
12.My reason
Ik volsta hier met te zeggen dat ik het ene nummer nog “sjieker” vind dan het andere. Zo’n nummer als “My friend the wind”, met in het midden een stukje Zorba de Griek, daar doe je het voor. Ik moet echt nog eens wat meer muziek van deze Griek proberen te bemachtigen. Demis Roussos, uit de oude doos, maar ook uit de kunst!

Op de ruit van een kruidenier hier (voor mensen of voor honden) stond dat de “filete de panga” in de aanbieding was. “Panga”, wat is dat nou weer. Ik ken de woorden “ganga”, koopje, “manga”, mouw en “tanga”, dat is geen tango. In mijn woordenboek vind ik het woord “panga” alleen in de betekenis van bootje (en ook nog “ranga”, knol, en “zanga”, jan-van-gent) Wie helpt me?

Broccoli, dat vind ik nou echt een groente die ik niet als favoriet op mijn lijstje heb staan. Om de een of andere reden staat het groene gedoe bekend als het spul waar volgens de deskundigen een vracht vitamine inzit, zoals bij fruit in framboos. Echter, daarmee overtuig je mensen niet die graag iets op hun bord scheppen dat ook lekker is. Broccoli is voor mij de foute variant van bloemkool, spruiten in een verkeerde vorm. (Maar ik heb vorige week wel een klein kilootje diepvries broccoli gekocht en bij mijn spek en ei opgegeten.)
Deze week maakte ik voor mezelf een overdadige salade klaar, van uien, paprika’s en tomaten. Toen bedacht ik dat er best nog een vierde groente doorheen mocht. Koos ik daarvoor alweer broccoli vanwege zijn vitaminen en wie weet ook nog nuttige mineralen. Natuurlijk niet. Komkommer, dat moest erbij, vond ik. Daar zit haast niets in behalve water, maar met stukjes komkommer in een rauwe groentemix kun je als vrijgezel voor de dag komen.
(Om Trudie en Eva een plezier te doen neem ik wel iedere morgen een multi A-Z compleet van het Kruidvat. Daarin zit naast alle vitaminesook een keur aan mineralen in, allemaal in de aanbevolen dosis. Op jaarbasis kost me dat een tientje of daaromtrent, te geef.)

Willen jullie ook weer eens klein leed van me vernemen? Een van mijn favoriete zitbanken in Las Palmas is die aan de calle de Ferreras, bij NH hotel Imperial Playa. Het hotel met ’s avonds een blauwe verlichting heeft naast de ingang beneden sinds jaar en dag een ruimte verhuurd aan een bingo-tent. Tot zo ver is er weinig of niks aan de hand. Ieder zijn meug. Als mensen hun geld willen spenderen aan kienen of aan de eenarmige bandiet van een fruitmachine, hebben ze mijn zegen niet, maar we leven in een vrij land.
Echter, sinds een maandje of zo draait er bij de bingo-tent buiten permanent een videootje dat mensen zoals ik erop moet attenderen dat ze al vanaf 10 uur ’s morgens in de zaak terecht kunnen, dat de jackpot van de fruitmachines maar liefst 18.000 euro bedraagt, dat erop wijst dat ze echt de allernieuwste kienkaarten in huis hebben etc. “Te invitamos”, zegt het filmpje iedere drie minuten opnieuw de hele dag door totlaat in de avond en dat is mij net ietsje te veel van het goede. Daar mag, als het aan mij ligt, een koppel van de strandpolitie hier, in korte broek, best eens een eind aan maken.

In de sector foute reclame word ik al vele weken lang, van vóór carnaval al, lastig gevallen door aankondigingen van mensen met een rode punt op hun voorhoofd. Zijn die in Maastricht ook al gesignaleerd? Ik heb intussen een stuk of vijf verschillende tronies gezien, steeds met daarbij de zin: “Yo tengo el poder de cambiar el presente. Tú también tienes este poder. Úsalo.”, Ik heb de macht om het heden te veranderen. Ook jij hebt die macht. Gebruik ze. Voor meer informatie wordt verwezen naar www.cambiaelpresente.org. Er lijkt me iets van een vreemde godsdienst achter te zitten.

Toen ik met Trudie afgelopen juli in Cuba was, kocht ik de nodige Cd’s daar. Sommige waren echt te geef, maar voor een vijftal Cd’s van Benny Moré moest ik zowaar 18 euro neertellen. De serie uit 2007 heet: “El Bárbaro Del Ritmo” en bestrijkt de periode van 1952 tot 1960. Op Cd 1 wordt hij begeleid door “el orquestro de Ernesto Duarte” en daarna is zijn Banda Gigante als achtergrond vier keer aan de beurt. In totaal gaat het om 109 nummers uit de vijftiger jaren. Voor de echte liefhebbers van Cubaanse muziek kan ik nog een twaalftal nummers toevoegen, waarvan ik de oorsprong niet meer weet te traceren.
Benny Moré is van het Cubaanse Cienfuegos, halverwege het eiland, waar ook een standbeeld van hem staat. Hij werd geboren in 1919 (net als mijn vader) en kon gedurende zijn langdurige zangcarrière helaas niet van de drank afblijven. Ouder dan 43 jaar worden zat er niet in; hij overleed in 1963 aan levercirrose. Beroemd was hij en is hij nog steeds op Cuba. Ik zie hem niet als het type artiest van wie ik een top tien of dergelijke moet gaan samenstellen. Hij is vooral over de breedte een Cubaanse zanger van grote faam, zoals later ook Ibrahim Ferrer, die jullie wellicht nog van de Buena Vista Social Club kennen.(En voor wie toch uitschieters wil, wat is er tegen bijv. “Que bueno baila usted”, “Y hoy como ayer” of “Bonito y sabroso”? Dat zijn alledrie nummers die ik op de extra Cd heb staan.)
En eindelijk heb ik weer eens een serie nummers, waarbij ik achter de titel steeds vermeld vind welk dansje ik erbij zou moeten maken. Kennen jullie de “batanga”? Dat is nog eens andere koek dan bijv. een bolero, cha cha cha, changüí, mambo, mazumba, merengue of son. Of een guaguancó, guaracha of guarija. Hier is hij, Benny Moré met zijn “banda”, versterkt door mijn ronde geluidsboxje, dar ik ooit eens van een farmaceutische firma cadeau heb gekregen. Zijn muziek is uiteraard aan de ouderwetse kant, maar toch nog best aan te horen!

En dan heb ik de afgelopen week nog een boek uitgelezen dat nou eens geen thriller en zelfs geen roman of novelle is. Laat ik het een populairwetenschappelijk werk noemen, uit 2014. De schrijfster is Annegreet van Bergen, geboren in 1954, econoom en journalist. Het is niet haar eerste boek, maar “Gouden Jaren” zie ik wel als een mijlpaal van de eerste orde. Het boek, 350 bladzijden dik inclusief de legio foto’s van het Maria Austria Instituut, gaat over de veranderingen in Nederland in de periode na de Tweede Wereldoorlog tot nu. Ik kreeg het van Marij en Trudie te leen en moet het helaas over anderhalve week weer teruggeven.
Nogal eens staan op de kaft van een boek dingen die de werkelijkheid niet echt dekken. Voor dit boek is dat niet het geval; deze keer is een en ander zeer waarheidsgetrouw. Ik citeer voor jullie één alinea op de achterflap: ““Gouden jaren” vertelt het verhaal van de ongekende naoorlogse groei die ons leven op alle fronten heeft veranderd. De wekelijkse teil werd een dagelijkse douche, het papieren loonzakje een digitale bankrekening en de boterham met tevredenheid een broodje gezond. Vertrouwde beroepen verdwenen, nieuwe deden hun intrede. Wie had er in de jaren vijftig al gehoord van mondhygiëniste of activiteitenbegeleider? “Gouden jaren” staat vol herkenbare anekdotes, scherpe observaties en schitterende foto’s. Het laat zien hoe compleet anders ons leven er een halve eeuw geleden uitzag en dat we rijker zijn geworden dan we ooit voor mogelijk hadden gehouden.”
Laat ik de hoofdstukindeling geven om jullie een beeld te geven van wat je gemist hebt, als je Annegreet van Bergen’s boek nog niet gelezen hebt.
0.Inleiding
1.Eerste levensbehoeften
(Eten, Woning, Kleding)
2.Opleiding en opvoeding
(Onderwijs, Kindertijd)
3.Communicatie en informatie
(Telefoon, Nieuws en amusement, Geldverkeer)
4.Mobiteit
(Auto, Fiets, Viaducten en tunnels, Vliegen, Vakantie)
5.Gezondheid
(Eigen tanden en kiezen, Geneeskunde, Ouderenzorg)
6.Comfort en kwaliteit
(Wegwerpgemak, Afval en hergebruik, Betere waar voor je geld, Fotograferen)
7.Werk en vrije tijd
(Adieu baan voor het leven, Werkomstandigheden, Kantoorwerk, Vrije tijd voor iedereen)
0.Verantwoording en literatuur
Zal ik er nog een rij voorbeelden bijdoen om te bewijzen dat dit een boek is dat in ieders boekenkast thuishoort? Daar gaan we:
(p. 24) In de beleving van veel Nederlanders was macaroni een van hun eerste buitenlandse gerechten, maar de “elleboogjes” zijn oer-Hollands. Ze werden in de jaren twintig van de vorige eeuw door het Zaanse Honig geïntroduceerd en zijn in Italië als pasta volstrekt onbekend.
(p. 30) In mijn middelbare schoolleeftijd was er reclame van verpakt fabrieksbrood dat lang vers bleef”: “Het enige wat je weggooit is de verpakking.” Een jongetje pakte zijn jas en zei: “Ik ga bij Japie wonen, want daar hebben ze Kingkorn.” Bij ons thuis kwam Kingkorn en het vergelijkbare Bums Dwarsgebakken er niet in. (…) Het was niet te eten.
(p. 61) Maar de mattenklopper, een soort tennisracket van stevig gevlochten rotan met een zinken dop die de twijgen bundelt, is vrijwel uitgestorven. Nergens in Nederland zie je nog vrouwen kleden over een kloppaal of ladder hangen om ze daarna met een mattenklopper te lijf te gaan.
(p. 73) Sokken stoppen (…) Ik hoor tot de minderheiden doe het héél af en toe. Niet bij goedkope Hemasokken, want als daar gaten in vallen, heb ik ze al zo vaak aangehad dat ik ze zonder gewetensbezwaren weggooi.
(p. 104) Net als honderdduizenden andere kinderen werd ik begin jaren zestig lid van de M-brigade. De melkboer bracht logboeken mee en daarin tekende je een glas voor iedere beker melk die je dronk. Drie bekers op een dag moest je drinken. (…) Dit kunstje zou het Nederlandse Zuivelbureau later nog eens herhalen met onder meer Joris Driepinter en Melk de Witte Motor.
(p. 126) Toen in 1965 Toon Hermans met zijn One Man Show op de buis kwam, keken bijna alle tv-bezitters (94 procent!) naar de razend populaire komiek, wat neerkwam op 6,5 miljoen kijkers.
(p. 148) Terwijl er in 1956 300.000 (auto’s) waren, zijn dat er nu pakweg 8 miljoen. Wanneer het aantal verkeersdoden sinds het midden van de jaren vijftig gelijke tred had gehouden met het autobezit, zouden er nu niet honderden, maar 42.000 mensen per jaar omkomen in het verkeer.
(p. 161) Sinds 1990 telt Nederland meer fietsen dan inwoners.
(p. 226) Uit de discussies wordt duidelijk dat de overheid in de toekomst minder vanzelfsprekend allerlei soorten zorg voor haar rekening neemt en dat mensen weer meer voor elkaar moeten zorgen. Koning Willem Alexander noemde dat in zijn Troonrede van 2013 de “participatiemaatschappij”.
(p. 264) Wonen in de buurt van koeien heeft ontegenzeggelijk één groot nadeel: waar koeien zijn, zijn ook vliegen. Daarom hingen er vroeger bij ons thuis in Enschede stroperige, spiraalvormige lokstrips aan het plafond. Op die geelbruine slingers krioelde het van de vliegen die een langzame marteldood stierven of al gestorven waren. Ook hadden mijn ouders een soort slappe schoenzool aan een steel: de vliegenmepper. Als het je lukte daarmee een vlieg dood te slaan, spatte die in een vieze brij uiteen.
(p. 271) Heel handig bij regen is de zogeheten emergency poncho: een grote plastic zak met twee mouwgaten en een capuchon. (…) Jarenlang heb ik zo’n pakketje op wandel- en fietstochten meegenomen zonder de poncho ooit nodig te hebben gehad.
(p. 197) In 1948 opende (ook) Dirk van den Broek een zelfbedieningszaak en in 1951 en 1952 volgden Albert Heijn en De Gruyter. Zelfbediening werd een enorm succes. (…) In 1971 sloot Albert Heijn zijn allerlaatste toonbankwinkel. In 2014 gaan Albert Heijn en Jumbo in sommige filialen al zover, dat ze hun klanten een zelfscanner geven en ze het werk van de cassière laten doen.
(p. 311) De opperman (..) moest twee metselaars aan het werk houden. Stenen sjouwen en aanreiken, specie maken. Een leek denkt misschien dat de opperman de hoogstgeplaatste was, maar hij was juist de laagste in de hiërarchie en hij moest het hardste werken. Zo hard dat er over hem wel eens gekscherend werd gezegd dat een goede opperman niet ouder werd dan een keeshond.
(p. 318) Rond 1900 kostte een typemachine tussen de twee- en driehonderd gulden, net zoveel als het jaarsalaris van een beginnende kantoorklerk. (…) Typen was een vak. Het diende met tien vingers en “blind” te gebeuren. Zo konden typistes hun aandacht helemaal op de over te tikken tekst richten. (…) Door de computer zijn we allemaal zelf typist geworden. Ook secretaresses worden steeds zeldzamer.
(p. 332) Begin jaren zestig was er een wonderlijke overgangsperiode toen steeds meer mensen zich een auto konden veroorloven, terwijl er nog nauwelijks vermaak was. De auto werd aan de kant van de snelweg gezet, klapstoelen uit de achterbak gehaald, om vanuit de berm naar passerende auto’s te gaan kijken.
Heb ik daarmee genoeg voorbeelden gegeven? Ik ben oprecht van mening dat Annegreet van Bergen met “Gouden jaren” een “estupendo” beeld geeft van hoe Nederland de afgelopen tijd drastisch veranderd is. In de woorden van de recensent van NRC Handelsblad: Voor alle vijftigplussers een feest van herkenning.” En voor die van Elsevier: “Haar boek kon op geen beter moment komen. Lees het voor de lol, desnoods als troost, en tel uw zegeningen.”

En daarmee is mijn 21stebrief alweer finito (of eigenlijk finita, want “carta” is vrouwelijk).Het is er een geworden die naar mijn onbescheiden mening mooi aansluit op mijn rijtje wederwaardigheden van de afgelopen maanden.
Voor nu, doe eens “como si deve” (in het Italiaans), zoals het hoort om daarna weer gewoon zo tegendraads te zijn dat je er nog last mee kunt krijgen. Ik ga onverveerd door met mijn andere bezigheden, maar vooruit, eerst zal dit schrijven ongefrankeerd en wel op de internetbus doen. Voor mijn volgende verzuchting zullen jullie geduld moeten hebben tot volgende week woensdag 11 maart, vrees ik. Ikwens het jullie, tot ziens, hastaluego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Er zijn van die boeken die je met goed fatsoen niet ongelezen kunt laten. Dus toen Eva van de zomer haar zolder opruimde en ik aan boeken mocht meenemen wat ik niet laten kon, was daar ook “De 100-jarige man die uit het raam klom en verdween” bij. De schrijver, Jonas Jonasson, is een Zweed uit Gotland, geboren in 1963 en het is zijn debuut. Het boek kreeg de Swedish Booksellers Award en ook in Las Palmas en in Nederland was het boek een regelrechte hit. Overigens, op de foto op de flap ziet die Jonasson er echt uit als een mietje.
Eigenlijk bestaat het verhaal uit twee delen. Eentje gaat over inderdaad een man, Allan Karlsson, die in het bejaardenhuis zijn honderdste verjaardag moet gaan vieren,gekoeioneerdals hij wordt door zuster Alice en met de wethouder als speciale gast. Daar heeft hij absoluut geen zin in en dus maakt hij dat hij wegkomt. Vervolgens beleeft Allan de nodige avonturen met o.a. kruimeldief Julius, de broers Benny en Bosse en Gunilla, de Schoonheid. Ook hond Buster en olifant Sonja voegen zich bij het gezelschap evenalso.a. boef Gannef en later zelfs politiecommissaris Aronsson.
Leuk? Ik zie een potentiële uitgever denken: het verhaaltje is mij wat aan de dunne kant. Misschien kan de auteur het nog opleuken met hoofdstukken over wat Allan in de afgelopen honderd jaar allemaal overkomen is. Dus wordt het heden steeds afgewisseld met hoofdstukken over zijn jonge jaren in Zweden en zijn diverse daarop volgende belevenissen in de Verenigde Staten, China, Iran, Rusland, Korea, Indonesië, Frankrijk etc., waarbij steeds opnieuw de wereldleiders met hem aan tafel zitten. Zo krijg je als nitwit gemakkelijk 350 bladzijden bij elkaar gepend, denk ik dan, en als het boek vervolgens nog een bestseller wordt ook, wie heeft dan iets te klagen?
Maar toch, ik ben de recensent en vind dat “De 100-jarige man die uit het raam klom en verdween” een draak van een boek is. Het verhaal wordt binnenkort verfilmd en Jonas Jonasson werkt aan zijn tweede boek, maar ik neem nu al met alles wat ik in me heb, afscheid van hem. Ik was blij toen ik het boek uit had en geef er niet meer dan met pijn en moeite een 6- voor. Daarmee vind ik het nog goed betaald.

Ga ik naar boek 2, want ik heb er, naast “Gouden jaren” van Annegreet van Bergen twee uit. Het tweede, La Superba van Ilja Leonard Pfeijffer, won in 2014 zo maar de Libris Literatuurprijs. De schrijver, bepaald niet moeders mooiste met zijn haar tot op zijn schouders en verkeerde kop en lijf, is geboren in 1968 en was tot 2004 werkzaam als classicus aan de Universiteit van Leiden. Daarna werd hij, begaan met zijn eigen kunnen, voltijds schrijver en dichter. Hij heeft intussen zes poëzie-albums op zijn naam staan, drie toneelstukken en in totaal negen romans/essays. La Superba, bijnaam voor Genua, zijn laatste roman uit 2013, gaat over wat hij meemaakte tijdens zijn langdurig verblijf in die stad. Of hij er nog steeds woont, zal ik nog eens nazoeken voor jullie.
Eigenlijk vertelt Pfeijffer over verschillende van zijn belevenissen in de stad voorbij de Italiaanse Rivièra. Verhaal 1 gaat o.a. over “het mooiste meisje van Genua”, een serveerster van wie hij holderdebolder is, maar die hem definitief niet meer zit zitten, als hij een affaire heeft met Inge, zijn vertaalster Duits, die bij hem op bezoek komt. Andere figuren van verhaal 1 zijn o.a. Marokkaan Rashid met zijn rozen, ene Salvatore met een of twee benen en het losse vrouwenbeen. In verhaal 2 wordt vooral het leven van oudere Engelsman Don uit de doeken gedaan, die alles weet van cappuccino senza schiuma (gin tonic). Dan volgt verhaal 3 rond een theatertje waar ene Walter en hij een wereldzaak van gaan maken. Als ze niet de volle mep voor het pand willen betalen, worden ze gedwarsboomd door de vermeende eigenaren Pierluigi en diens vader. Terzijde is ene Monia met alles erop en eraan in dit verhaal prominent aanwezig. Verhaal 4 vertelt de reis die de jonge Senegalees Djiby moet maken om uiteindelijk in Genua te belanden en daar voor zo’n familie in Senegal net te doen of hij het helemaal gemaakt heeft. Tenslotte is er nog verhaal 5, waarinallerlei nieuws gebeurt, o.a. na de dood van Babu die doodgevroren is,en waarin de personen uit verhaal 1 nog eens hun zegje mogen doen. De eerdere vriend van het meisje van de Bar met de Spiegels, Francesco,is vervangen door een pooier genaamd Khalid, het vrouwenbeen uit verhaal 1 blijkt toe te behoren aan travestiet Ornella uit de wijk Ghetto en de schrijver kampt met dreigende geldproblemen zowel vanuit Nederland als in Genua.
Terzijde, wat is “stuzzichini”, wat is “negroni” en is een “pranzo” een lunch? En jullie wisten toch wel dat Genua de plek is waar Fabricio De Andre vandaan komt, de man die zo smartelijk over de travestieten uit de wijk Ghetto kon zingen (en bijv. ook Columbus en Paganini).
Het was even wennen aan de schrijfstijl van Ilja Pfeijffer, maar gaandeweg heb ik steeds meer sympathie voor diens Genueseboek gekregen. Het is onderhoudend en ook nog eens informatief. Als recensiecijfer heb ik er na afloop een volle 8 voor over; dat valt alleszins mee. Blijft de vraag of ik binnenkort nog weer een ander boek van de man wil lezen. (Nee, dus!)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten