woensdag 11 maart 2015

Weblogbrief 10.22, 11 maart 2015

Weblogbrief 20.22, 11 maart 2015

“¡Qué estarás alegre!”. Dat hoorde ik iemand vrijdagmorgen in alle vroegte tegen een ander zeggen die net zijn fiets bij Nuevo Murias weghaalde, omdat hij verder moest. En toen dacht ik, amateur Spanjaard als ik ben: wat is het verschil tussen “ser alegre”en “estar alegre”? Om te beginnen met “ser alegre”, dat is zo iets als met een opgeruimd karakter gezegend zijn. Ik denk dat mij dat gegeven is, een kniesoor ben ik in ieder geval niet. Maar geldt voor mij vandaag, mijn eerste dag van mijn nieuwe brief, ook het “estar alegre”? Ben ik nu “in the mood”, in een vrolijke bui? De dag is nog lang, laat staan de week, het is altijd afwachten.
“Queridos guiris”, beste buitenlanders, hier ben ik met mijn 22ste brief van deze winter. Ik hoop dat hij jullie gaat bevallen en zo nee, even goede vrienden. Ik schrijf mijn epistels ook, misschien wel vooral,voor mijn eigen gemoedsrust. “¡De camino!”, op weg, daar gaan we.

Eerst maar weer eens een muziekje. Ik had hem vorige week al willen inzetten, maar na Demis Roussos en Benny Moré dacht ik: dat kan ik met goed fatsoen niet meer maken. Dus bewaarde ik mijn muzikaal kanon uit Genua (Is een inwoner van Genua een Genuees?) voor nu. Hier is hij, Fabrizio De André, voor zijn vrienden Faber. Hij is van 1940 en dat hij rookte als een schoorsteen, is hem helaas voortijdig opgebroken: hij ging ten onder aan longkanker in 1999, toen hij bijna 59 was. In zijn vele jaren als “cantautor”, singer-songwriter, maakte hij vijftien originele platen, geen overmaat, maar wat zijn ze mooi.
Toen ik 65 werd en in café de Poort met Jacques en Toussaint op een oktoberse zondagmiddag daarvan kond deed, kwamen Henk en Anneke met de complete serie plus een rijtje compilaties op de proppen, op een memory stick. Hier zijn ze:
(1967) Volume 1
(1968) Tutti morimmo a stento
(1968) Volume 3
(1970) La buona novella
(1971) Non al denaro, non all’amore né al cielo
(1973) Storia de un impiegato
(1974) Canzoni
(1975) Volume 8
(1978) Rimini
(1979) Fabrizio De André in concerto
(1980) Fabrizio De André in concerto 2
(1981) Indiano
(1984) Crêuza de mä
(1990) Le nuvole
(1996) Anime salve
Fabrizio De André, als ik voor ieder land een Bob Dylan zou moeten uitkiezen, zou hij voor Italiëhoge ogen gooien. Zijn stem is à la Jaap Fischer in diens beste dagen (dat is lang geleden), George Brassens zonder enige ophef en Leonard Cohen, toen die nog een beetje kon zingen. Volgens de Spaanse Wikipedia gaan de liedjes van hem vaak over randfiguren, oproerkraaiers en hoeren. Het lijkt af en toe wel meer op cabaret dan op gemakkelijk te pruimen amusementsmuziek en wie durft te beweren dat daar iets op tegen is. Faber, als ook ik hem met die naam eens mag aanspreken, is een fenomeen.
Uit zijn “oeuvre” kies ik deze week de Cd “Canzoni”uit 1974, waarop elf nummers staan, eigen werk en prima bewerkingen van liedjes van bekende anderen, zie boven. Hier zijn ze:
01.Via delle povertà
02.Le passanti
03.Fila la lana
04.Ballata dell’amore cieco
05.Susanne
06.Morire per delle idee
07.Canzone dell’amore perduto
08.La cittá vecchia
09.Giovanna D’Arco
10.Delitto di paese
11.Valzer per un amore
Zo’n nummer als Via delle povertà, Italiaans voor De weg van de armoede, ik hoor bijna tien minuten pure poëzie op de wijs van Bob Dylan’s Desolation Row, een nummer van diens “Highway 61 revisited” uit 1965. Daar kan maar weinig tegen op, amigit@s.Zo, en wie het nu nog in zijn hoofd krijgt om te beweren dat Fabrizio De André er eigenlijk niks van kan, een prutser is, moet voor mij nu een kwartier in de hoekje gaan staan, met zijn handen voor zijn ogen.

Afgelopen vrijdagmiddag was ik, zoals gebruikelijk, om 5 uur zo ongeveer de laatste geleerde die het oude faculteitsgebouw verliet. Eerder had ik al besloten dat ik voor de variatie weer eens naar Vegueta en Triana zou gaan lopen. Ik heb dat stukje Las Palmas wel eens eerder afgelegd, als lopende flierefluiter, en laat ik daarom hier niet teveel in herhaling vervallen. Mijn eerste stuk vanaf het “hospital insular” ging netjes langs het gebouw van de “guardia civil”, de militaire politie, en het kantoor van de “seguridad laboral”, veiligheid op de werkplek. Daarna was het nieuwe paleis van justitie aan de beurt, met zijn vier torens, om te vervolgen met de begraafplaats (niet het kerkhof, want ik zag zo vlug geen kerk). Achter het Shell-tankstation zag ik de “rastro solidario” al liggen, waar ik nodig eens een kijkje moest nemen. Dat kijkje viel knap tegen; ik zag voornamelijk een verzameling afgedankte meubels en een handje Spaanse boeken. Tweedehands Cd’s en/of Dvd’s kon ik niet ontwaren. Binnen tien minuten stond ik weer buiten.
Gaan we naar het tweede deel van mijn wandeling door het oude zuiden van de stad. Ik begon met een kleine rustpauze bij café Rompeolas. Waar zou die naam voor staan, “ik maak ze kapot”? Maar wie of wat moest kapot gemaakt worden? Even opzoeken: rompeolas is Spaans voor een golfbreker, een pier. Opnieuw onderweg passeerde ik eerst het oude, nu enigszins verkommerde paleis van justitie aan de snelweg. Toen besloot ik, net als de vorige keer, linksaf te gaan in de richting van de kathedraal. Ik hield pas halt, toen ik bij koffiehuis Tamada was, aan de Calvo Sotelo bij de “mercado de Vegueta”, de overdekte markt daar. Ooit, zo’n 11, 12 jaar terug, heb ik in dat café besloten dat een winterverblijf in Las Palmas mij wel wat leek, als ik niet meer hoefde te werken. Intussen ben ik aan mijn twaalfde winter bezig. Bij wat nu Tamada heet, een Italiaanse zaak, werd mij voor één euro een Americano uitgeserveerd; kom daar maar eens om in Maastricht of Amsterdam. Monter liep ik daarna naar de Plaza de las Ranas en de Plaza Cairasco. Op de kop van de standbeelden van een van de kikkers en het borstbeeld van de vergeten politicus had zich, toen ik er langs kwam, een duif genesteld. Duiven, Trudie’s vader voerde ze in Maastricht destijds geregeld oud brood, maar als ik het aantal hier en nu zie, wordt het hoog tijd dat de gemeentelijke duivenbrigade weer eens een meute afschiet.
Een bezoek aan dit deel van de stad zonder een blik te werpen op het Hotel Madrid en de Gabinete Literario ligt niet in de lijn. Het werd deze keer wel een blikje, niet meer. Daarna was ik alweer op de terugweg in de richting van bioscoop Monopol, waar de film Selmagroots werd aangekondigd, over Martin Luther King, die het helemaal ging maken volgens de aankondiging. Trudie heeft hem, de film dan, vorige week in Maastricht gezien en goed bevonden. Ik daalde af naar de hoofdstraat van Triana om op een bank bij McCarthy’s de mensen uit te gaan kijken, een standaard bezigheid als ik daar in de buurt ben. Ik kan er zonder probleem een half uur of zo mee om krijgen.
Ik herinnerde me dat ik op dezelfde bank nog eens met Trudie en Marij gezeten heb, toen daar een Goede Week Paas processie voorbij kwam. Vlak ervoor hadden we nog een ijsje gehaald bij Gelizia en nu vroeg ik me af of dat destijds wel “comme il faut” was.
Ten slotte ging ik naar San Telmo en stapte in bus 1 naar mijn buurt. Om half 9 zat ik weer op mijn balkon in de Luis Morote om verder te lezen in mijn eerste boek van de week.

Tot de grote jongens in Nederland die zelfs in Las Palmas mee mogen doen, reken ik C&A. Hier is het, althans op het internet, CYA, waarbij de Y voor & staat. Hun motto voor de lente is “Sale el sol”, laat de zon maar opkomen. (En de truien en broeken vliegen de winkel uit, zo adembenemend zien ze uit, denk ik er maar bij.)
Ik heb er nog een. “Potencia a tu alcance”, de kracht van het bereik. Daarmee probeert een van de telefoonfirma’s = ik weet geeneens meer welke - mij over te halen om voor hem als provider te kiezen. Met mobiele telefoons moet een kapitaal te verdienen zijn, anders zou er niet zo veel reclame voor gemaakt worden, is mijn toevoeging.

Op de zaterdagmiddag moest ik natuurlijk Yves feliciteren met zijn verjaardag (en de dag erop Désirée). Als je één wordt, lijkt mij het “and many happy returns of the day” nog wel van toepassing.
Op de weg terug naar “m’n barak” zag ik bij mij beneden bij de hapjes: “codillo al horno” staan. Voor mij is een “codillo” een elleboog (niet van Honig), maar desgevraagd betekende het bij Carlos schenkel (van de oven). Blijft staan wat dat schenkel voor staat. Voor mij is het een bot, “knook” op zijn Maastrichts, dat je in de soep doet, als je die laat trekken. Zit er ook vlees aan?
Eerder zaterdagochtend had ik een ouderwetse visser horen en zien langskomen, terwijl ik op mijn balkon zat. “Boquerones, boquerones” riep hij, of zo iets, terwijl hij op de visjes op zijn kar wees, die hij het leek wel met de hand gevangen had. De man had overduidelijk nog geen boot waarmee je de hele boden van de oceaan kunt leegscheppen. In de middag stonden de “boquerones” wel bij Carlos op de menukaart, dus zal hij een kilootje of zo hebben afgenomen. Mijn woordenboek gaf uitkomst over de betekenis: een “boquenón” is een soort ongezouten ansjovis. Zal ik ze eens gaan proberen beneden? Nu staan bij mij thuis de “sardines” op het menu, evenmin te versmaden.

Tussen mijn e-mails zat er ook een van Noé, die mij – helaas, pindakaas – vertelde dat hij met María niet naar Velasquez kon komen die avond, omdat hij in Santa Cruz de Tenerife zat, op het rivaliserende eiland. Ik heb hem teruggemaild dat één week uitstel echt het maximum was en ik hem met zijn María hoe dan ook de komende vrijdag of zaterdag in het café wil zien zitten.
Dus maakte ik zaterdagavond om 6 uur nog maar eens mijn ommetje in de richting van La Guarida, het muziekhol aan Las Canteras. Er was mij een heropening toegezegd met maar liefst twee min of meer huisbands: rock’n’rollgroep Los Sunset Cats en bluesgezelschap Los Gumbo. Bleek de presentatie uitgesteld te zijn naar nader order (en van uitstel komt afstel, toch?). Wel had ik onderweg bij Playa Chica nog een demonstratie gezien van het Argentijnse tangodansen. Daarheen ben ik dus maar teruggegaan. Denk niet dat alleen Lure (Crazy Pie) in Maastricht iets met (it takes two to) tango heeft; hier kan men er kennelijk ook iets van.
Overigens, het pleintje van niks bij Playa Chica heeft een heel ander aanzien gekregen, m.i. niet echt beter. Het heet nu Plazoleta Acuarelista (met waterverf) Pablo Martín Madera en er zijn twee nieuwe zaken bij, “llaollao” (met een kleine letter) voor jullie bevroren yoghurt en restaurant Beach Club Canteras. Oppimpen van wat er al is, is dat wat “men” met mijn stad aan het doen is?
Niettemin, bij Playa Chica zag ik tientallen koppels, zonder uitzondering in de combinatie man-vrouw, die de gekste draaien aan het maken waren, op muziek van o.a. “Pichuco”. Weten jullie nog wie dat is? Het aantal omstanders, onder wie ondergetekende, was nog groter dan het aantal danseurs. En je zou bijna zelf ook een cursus tango dansen gaan volgen. (Op mijn leeftijd, yo no soy tonto.)

In mijn vorige brief had ik de schrandere opmerking dat een staketsel met kerststerren op de boulevard vervangen was door eenzelfde met viooltjes. Nu ik iets beter uit mijn “pupse” kijk, zie ik ze op meer plekken, die bouwwerkjes. Op zondagochtend stonden er maar liefst drie te pronken op het plein tussen de rommelmarkt en Santa Catalina. En zelfs in de Luis Morote kon ik er nu een paar ontwaren, met daarop in tien lagen viooltjes in witte, rode, roze en paarse kleuren. In mijn stuk straat zijn de kerststerren overigens niet vervangen; is dat op last van de diverse terrassen hier?

De maandag lijkt me de geschikte dag om een nieuwe artiest bij jullie te introduceren. Kennen jullie Guy Clark al? Hij is nog steeds een van de betere singer-songwriters uit de V.S., met zijn gitaar.De muzikant is van 1941, uit West-Texas, hij begon met soloplaten in 1975. In totaal heeft hij er zo’n vijftien op zijn naam staan (net als Fabrizio De André), maar ik heb er in zijn geval maar twee. Hoe ik aan die twee kom, weet ik niet meer. Uit 2009 stamt zijn “Somedays the song writes you” en vier jaar later komt hij met “My favorite picture of you”. Ik ga jullie hieronder verrassen met een compilatie uit die twee Cd’s. Met mezelf heb ik afgesproken dat ik van de in totaal 22 nummers er niet meer dan elf mag kiezen, een heel gepuzzel nog. Ik heb ze niet alfabetisch gezet, maar gewoon zoals ik ze ben tegengekomen. Daar zijn ze:
Sometimes the song writes you
The guitar
Hemingway’s whiskey
All she wants is you
If I needed you
Commeal waltz
El coyote
Rain in Durango
Good advice
The death of Sis Draper
Waltzing fool
Guy Clark, als jullie daar nog niet van overtuigd waren, is het prototype van wat ik noem een Americana-ster, met zijn enigszins doorrookte stem, een prima de luxe gitaartje en in zijn geval zelfs ook enige ruimte voor country vioolklanken. Nummers als “The guitar” (een Peter Paul, van Peter, Paul & Mary?) en “El coyote” (“¿Qué hiciste, cabron?”, wat deed je, smeerlap?), daar kan ik echt bij zwijmelen. Ik zie Guy Clark als een echte aanwinst, zelfs op zijn ouwe dag met zijn 73 jaar.Bij dezen beloof ik jullie dat ik hem de komende zomer eens uitgebreider ga spotten.

In een regionale kant, La Provincia, las ik dat we in Las Palmas een abominabele winter achter de rug hebben. De drie wintermaanden, ook hier december, januari en februari, zouden de koudste geweest zijn sinds zestien jaar. Mij is het eerlijk gezegd reusachtig meegevallen. Ook hier is het, net als in “Holanda”, vandaag de dag kennelijk usance om bij voortduring iets buitengewoons over het weer te zeggen. Het zou volgens de “objectieve” graadmeters aanhoudend veel te koud, te warm, te nat of te droog zijn.
Intussen ben ik wel blij dat het nu voorjaar hier nou echt begonnen lijkt. Op de zaterdag rond “hign noon” was het hier op mijn balkon in de schaduw royaal boven de 25 graden. Wie hier de zon wil opzoeken, kan best wat strandspullen verdragen.
Verder stonden de kranten hier de afgelopen maandag in het teken van desportieve machtsovername van voetbalclub Barcelona. Real Madrid verloor de uitwedstrijd tegen Athletic Club (Bilbao) met 1-0, terwijl de twee volgers Atletico Madrid en Valencia met 1-1 gelijk speelden. Mijn Barça haalde thuis vernietigend uit tegen Rayo Vallecano, 6-1, met twee treffers van Suarez, eentje van Piqué en een drietal van Messi. Die staat met zijn 30 goals nou op gelijke hoogte met Cristiano Ronaldo. De stand na 26 wedstrijden: 1. Barcelona 62 (20-2-4), 2. Real Madrid 61 (20-1-5), 3. Atletico Madrid 55 (17-4-5) en 4. Valencia 54 (16-6-4). Barcelona heeft ook een beter doelgemiddelde dan Real Madrid.
In de divisie eronder staat UD Las Palmas met Betis op een gedeelde eerste plaats, met Sporting Gijón direct daaronder.Er wordt hier driftig meegeleefd met de geelblauwen; het lijkt wel “us MVVke”.

Maandagavond was het weer eens tijd voor een “largometraje”, een “pelicula”. Ik heb mijn voorraadje zondag op de rommelmarkt aangevuld, maar “The hours” van regisseur Stephen Daldry uit 2003 had ik van eerder nog liggen. Helemaal mijn titel is het niet, “The Hours”, ik zou zelf iets met Virginia Woolf of nog beter: Dalloway gekozen hebben. Echter, als je Nicole Kidman, Julianne Moore en Meryl Streep in één film krijgt, met daarbij prachtige bijrollen van o.a. Ed Harris en Jeff Daniels, dan kan er niks meer misgaan.
Het verhaal speelt in zowel 1923 in de buurt van Londen als in 1951 in een buitenwijk van Los Angeles en in 2001 in New York City. De opening van de film is de zelfmoord van Virginia Woolf in 1941; ze wordt dan al jaren gekweld door hoofdpijn, stemmen e.d. en besluit om zich te verdrinken. Eerder heeft ze o.a. haar debuutroman Mrs. Dallowaygeschreven. Dat trieste verhaal komt terug in 1951, als Laura Brown het boek leest, bijna de hand aan zichzelf slaat en (uiteindelijk) besluit om huis en haard te verlaten. Ten slotte, in 2001 is haar zoontje Richie een oudere dichter, homo en aids-patiënt, genaamd Richard. Hij staat op het punt om een belangrijke prijs te krijgen.Zijn vriendin Clarissa Vaughan, zelf lesbisch, kan hem niet redden, als hij besluit om zichzelf uit het hoge flatraam te laten vallen. Het door haar georganiseerde feest valt vervolgens in duigen (maar Richard’s moeder Laura laat eindelijk wel nog van zich horen en zien).
De film heeft diverse prijzen gekregen en Nicole Kidman mocht als beste actrice zelfs een Oscar in ontvangst nemen. Terecht, vind ik, maar ik had hem graag aan alle drie de dames samen gegund. Ik neem “The Hours” mee naar Maastricht, want wie hem nog niet gezien heeft, moet hem zeker eens van me lenen. En wie weet, haal ik Trudie en Marij komende week wel over om hem hier al op mijn computer te gaan bekijken. Een uitzonderlijke prestatie is het van regisseur Stephen Daldry, voor minder doe ik het niet.

Daar laat ik het bij. De dinsdag en woensdagmorgen sla ik zo maar over. Wanneer mijn volgende brief zal uitgaan, staat nog in de sterren. A.s. zondag komen Trudie en Marij voor een week naar mijn stad afzakken en of ik dan tussendoor tijd vind om jullie te bedienen, ik hoop het maar, maar of ik het ook verwacht? Voor nu, komende zondag is het halfvasten, dus carnavalsvierders, waarom dan niet eens naar Hasselt of Maaseik getuft voor een frisse neus. Hosanna en tot kijk, hasta luego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Ik ben sinds jaren een fan van thrillerschrijver R.J. Ellory. Diverse van zijn boeken heb ik hier al opbeurend besproken. Deze keer is een boek van hem aan de beurt, waarvan ik een “vooruitexemplaar” heb weten te bemachtigen. Vooruitexemplaar, een nieuw woord is mij ten deel gevallen. Dat is nog eens iets anders dan het woord “voorruitexemplaar” met twee r-en, waarmee je een parkeerbon zou kunnen aanduiden. Hoe dan ook, het verhaal is uit 2013 en heet in het Engels “Bad signs”. Niet helemaal correct heeft de Nederlandse uitgever er “Bekrast zielen” van gemaakt. Het speelt in het zuidwesten van de Verenigde Staten, vooral in de buurt van Tucson, Arizona.
De halfbroers boef-in-de-dop Eliott (Digger) Danziger en filosoof Clarence (Clay) Luckmann, met dezelfde ogen als hun gemeenschappelijke moeder, zijn al sinds heel jonge leeftijd wees. Als ze 18 en 17 zijn, in 1964, zitten ze in jeugdinrichting Hesperia, als ene Earl Sheridan op weg naar zijn executie daar een nacht moet doorbrengen. Hij weet zich met het tweetal als gijzelaars te bevrijden en op de vlucht te slaan. Niet lang daarna wordt hij door de politie in een supermarktje gedood, nadat hij daar eerst nog een kleine slachting heeft aangericht. Vlak voor zijn overlijden vertelt Earl dat Clay diens halfbroer heeft vermoord en nu op het oorlogspad is. Aan dat verhaal houden vervolgens de rechercheurs van de FBI (Koenig en Nixon) bijna het hele boek vast, totdat de lokale rechercheur, John Cassidy, ze eindelijk van een andere versie weet te overtuigen. Digger leeft nog en moordt om zich heen, in de voetsporen van zijn recente held Earl Sheridan. Zijn halfbroer Claydaarentegen doet op de keper beschouwd geen vlieg kwaad doet in het verhaal. Hij is op pad met de 15-jarige Bailey Redman, overlevend slachtoffer van de supermarktmoord, en nu ook al ouderloos. Die Bailey is wel mijn type. Halen zij, Digger en Clay het einde van het boek?
Ik heb iets met R.J. Ellory. Zijn “Bad signs” zou ik met “Verkeerd gesternte” vertalen, maar het blijft ook als “Bekraste zielen”een boek om in één ruk uit te lezen. Ik kan er weinig komisch in ontdekken, maar spanning en sensatie des te meer. Als recensiecijfer gaat het met een 8½ terug naar Maastricht, maar eerst zal ik Trudie en Marij vragen om het hier te lezen. Ik weet nu al dat ik geen boek van die Ellory meer wil overslaan.

Als fan van Ian Rankin en diens John Rebus thrillers ben ik deze winter de boeken van hem die ik nog niet gelezen had, één voor één aan het afwerken. Ik heb er intussen nog minder dan tien te gaan, eigenlijk minder dan negen, omdat ik er weer een uit heb: “The hanging garden” uit 1998. Het verhaal speelt zoals steeds vooral in het Schotse Edinburgh. Zegt een Engelsman van de geheime dienst tegen John Rebus: “Feeding you, same thing the English have always done for the Jocks” (p. 73).
In dit verhaal nemen Rebus en andere politiemensen (Pryde, Hogan) plus de groep van Claverhouse, Ormiston en (Shiobhan) Clarke het op tegen een nieuwe misdaadbende in de stad, met aan het hoofd Tommy Telford en diens rechterhand Pretty-Boy (Brian Summers). Er spelen in het boek drie affaires: de dochter van Rebus wordt aangereden door een auto, die daarna doorrijdt. Ze belandt in coma in het ziekenhuis en is Telford niet de “prime suspect”? Rebus moet zich ook bezig houden met een zaak van heel lang geleden: of de in Edinburgh wonende, gepensioneerde Joseph Lintz en de vroegere oorlogsmisdadiger Lintstek, verantwoordelijk voor de moord op bijna duizend Elzassers in WOII, dezelfde persoon zijn. Het derde geval betreft het Sarajevose hoertje, tegen haar wil, Candice (Dunya), hoe die met goed fatsoen uit de handen van de boeven gehouden kan worden.
Naast de “family” van Tommy Telford, oorspronkelijk afkomstig uit Paisley, is ook de eigen mafiaclub van de stad van Big Ger Cafferty actief. Nu Big Ger zelf voor jaren achter de tralies zit, worden diens belangen in de buitenwereld o.a. waargenomen door iemand met als bijnaam The Weasel. Tussen de twee clubs ontstaat in Edinburgh een verwoede oorlog met de nodige slachtoffers. En dan is er nog een nieuwe boevenbende uit Newcastle, maar een paar honderd kilometer van Edinburgh, onder leiding van Jake Tarawicz, die zaken doet met Telford en ook best de baas wil gaan spelen in de stad.Het kan niet op, zelfs een stel mafiosi uit Japan is ineens geïnteresseerd in de drugshandel, prostitutie, gokken en geld witwassen. Als dat maar goed afloopt, roepen Ian Rankin en ik dan in koor.
Jullie horen het wellicht al: in “The hanging garden” is de spanning geregeld om te snijden. De titel van het boek is een beetje raar: houdt hij verband met een ophanging (op een begraafplaats) of met een niet nader genoemd parkje in de stad dat zo heet? Shiobhan krijgt in dit boek maar weinig gelegenheid voor een wise-crack; hier is er een (p. 46): Thank God for the twenty-four-hour shop”. Hoe dan ook, “we” hebben van doen met de zoveelste “Rankin” van formaat, die ik jullie minzaam, zelfs meerzaam kan aanbevelen. Ik geef er als punt een 8+ voor, wat bijna net zo hoog is als voor mijn ”Bekraste zielen”.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten