vrijdag 21 februari 2014

Weblogbrief 9.21, 21 februari 2014

Weblogbrief 9.21, 21 februari 2014

¡Queridos chicos, bismillah! Hier is mijn laatste weblogbrief voordat ik a.s. maandag naar Nederland afreis. Het is de laatste dagen wel een brief geworden met hindernissen. Eigenlijk al vanaf dat ik sinds 1 november hier ben, heb ik een probleem met de aansluiting van mijn laptop op het lichtnet. Digibeet als ik ben, ben ik ervoor al naar Viratel geweest, een computerzaak op de Juan Rejón. Het zit hem niet in de draad naar de elektriciteit, maar in de laptop zelf. Om mijn probleem te verhelpen zou de computer naar elders moeten worden opgestuurd om daar opengemaakt en gerepareerd te worden. Dat heb ik nog maar niet gedaan met mijn bijna negen jaar oude geval. De afgelopen maanden heb ik me kunnen behelpen met net aan contact houden tussen laptop en draad naar de elektriciteit, al gaat dat niet echt goed, met de nodige ongelukjes. Intussen is het op. Ik ga het apparaat mee terug naar Maastricht nemen en na carnaval ga ik mijn nieuwe computer hier ga inzetten. Ik hoop wel dat mijn elektronische woordenboeken, vooral S/N & N/S alsmede E/N & N/E op de nieuwe laptop een plaatsje krijgen.

Genoeg gezeurd? Afgelopen vrijdag, na het versturen van brief 9.20 en het beantwoorden van enige e-mail, ging ik er om half 4 eens goed voor zitten, voor de computer met geluid van Cristina, en keek een optreden van Amália Rodrigues helemaal af. Het was van 24 april 1987 in het Olympia in Parijs en van kop tot staart duurde het een uur en vijftig minuten. Pas om half 6 mocht ik met lijn 12 terug naar La Isleta.
Amália, het blijft iets bijzonders. Ze is van 1920 uit Lissabon (Alfama) en overleed 79 jaar later. Haar eerste plaat maakte ze in 1956, de hit “Coimbra”, en het lijkt wel of ze een abonnement heeft op het Parijse Olympia, zo vaak heeft ze daar opgetreden. In dat van 1987 waren haar begeleiders twee gitaristen plus twee min of meer gitaristen, allemaal “manslui” en keurig in het pak. Zij mochten beginnen met een instrumentaal nummer, maar daarna was het definitief de beurt aan de Portugese diva zelf. Gefilmd werd ze met maar één camera; tegenwoordig zouden we zeggen: met een mobieltje. Ze bedeelde het publiek tussen de liedjes door met af en toe een enkel Frans zinnetje, maar het overgrote deel van haar tekst was toch – voor mij – onverstaanbaar Portugees. “Obrigado” was het woord dat ik het meeste hoorde. Wat heeft het mens een grote kop, sorry hoofd, dat moet me wel van het hart. Bij dames hoor je ook iets over de kledij te zeggen: haar jurk tot op haar enkels bestond uit vooral grote groene en rode vlakken.
Als ik het goed heb bijgehouden, bestong haar concert uit 28 nummers. Daarvan kwamen de nodige mij best bekend voor. Vooral bij de laatste liedjes was het publiek meer aan het zingen dan de dame zelf. Daarvan ben ik helaas minder gecharmeerd. Als toeschouwer kom ik niet om naar het gekweel van mijn buren te luisteren, maar naar dat van de artiest voor wie ik mijn goede geld heb neergeteld. Het hoort er tegenwoordig kennelijk bij dat je als zanger(es) je populariteit op het einde toont door je mond te houden en de zaal het werk te laten doen.
Het optreden van Amália Rodrigues in Parijs in 1987 kon mijn goedkeuring overigens meer dan wegdragen. Maar had ze iets arrogants over zich? Wie ben ik om af te dingen op de kwaliteit van een Portugese mijlpaal.>BR>
Nou verwachten jullie dat ik nu met een plaat kom met alle nummers van het concert op een rijtje, maar die heb ik helaas niet. Het dichtste erbij is voor mij een dubbelalbum uit 1989 met, inderdaad, 28 nummers uit de periode 1963-1977. Als surrogaat geef ik jullie de nummers daarvan, wel met steeds het jaartal erbij wanneer ze de betreffende nummers voor het eerst op de plaat heeft gezet. Daar gaat-ie, te beginnen met CD1:
01. Fado Português 66
02. Partinho-Se 68
03. Timpanas 72
04. Cantiga De Amigo 71
05. Padre Zé 71
06. Rua De Capéalo (Novo Fado De Serena) 73
07. Hortela Mourisca 77
08. Acho Inuteis Palabras 63
09. Cansaço 75
10. Oiça Lá O Señor Vinho 71
11. Andorinha 77
12. Ai Esta Pena De Mim 72
13. Maria Rita Cara Bonita 73
14. Ai Chico, Chico 69
Dat is toch een indrukwekkend rijtje in mijn beste Portugees! En dan komt nu, of het allemaal niks kost, CD 2. Alle nummers zijn alweer in mijn beste Portugees:
01. Erros Meus 65
02. Povo Que Lavas No Rio 75
03. Disse-La Adeua E Morri 68
04. An Poeta Perguntei 71
05. Amendoa Amarga 77
06. Não Peças Demais Ă Vida 68
07. O Rapaz De Camisola Verde 77
08. Alfama 77
09. Não É Desgraça Ser Pobre 71
10. Vou Dar De Beber Á Dor (La Maison Sur Le Port) 68
11. Cheira A Lisboa 77
12. Ah Quizesse Deus 71
13. Coimbra (Avril Au Paris) 75
14. Covilhã Cidade Neve 70
Ik heb op mijn harde schijf nog veel meer muziek van Amália Rodrigues staan. Op bovenstaande dubbel-cd mis ik bijv. Uma Casa Portugesa, maar een mens kan op één plaat (of twee) niet alles hebben. Zijn jullie intussen al zo ver dat je in Maastricht ook een cd-tje van Amália Rodrigues in de cd-speler hebt liggen? En draait hij nou zijn rondjes? Dan heb ik mijn doel bereikt. Het mens lijkt echt geboren te zijn om de Portugese versie van de smartlap “naar een hoger niveau te tillen”. Indrukwekkend, dat is het woord!

Terzijde, voordat ik aan Amália’s Parijse concert op Cristina’s computer begon, moest en zou ik eerst beneden een café americano nemen. Op één van mijn twee Ortego suikerzakjes stond tenderete, dat woord heb ik vorige keer al “behandeld”. Maar op de andere prijkte het woord: “jalar”. Dat is Canarisch voor: “tirar de algo con la mano”, ergens aan trekken met je hand. Wat het wederkerige werkwoord “jalarse” precies is, laat ik hier maar onbesproken.
En vrienden, ik ga toch weer eens een Canarisch woordenboekje kopen; dat spreek ik bij dezen met mezelf en jullie af, al was het maar om jullie met nog veel meer dialectwoorden van hier te kunnen confronteren.

Vrijdagavond ging ik op tijd naar bed, want zaterdagmorgen ging het gebeuren. Dan zou ik eerst naar Triana/ Vegueta lopen om dan de opening bij te wonen van het carnaval “del mundo de la fantasía”. Het was best wat frisjes vrijdagavond, maar wie maalt daarom.
In alle vroegte werd ik zaterdagmorgen wakker. Buiten regende het “tot ’t zeikde” en mijn palmboom zwiepte in de wind driftig op en neer. Ik ging maar eens naar de kleine WC en kroop daarna weer dapper onder mijn dekentje. Om kwart voor 8 werd ik definitief wakker, keek eens naar buiten en wist werkelijk niet wat ik zag: stortregen en windstoten zoals je maar zelden ziet. Ietsje later, met mijn koffie op het balkon gezeten, besloot ik dat ik de Pregón om 1 uur ’s middags op Santa Ana ging overslaan. De hele zaterdag werd Las Palmas geteisterd door felle regenbuien en toen ik om 6 uur tussen de buien door een ommetje van niks maakte over Las Canteras, waaide ik haast van mijn sokken.
Ook de zondagmorgen bleef allesbehalve droog, maar om twaalf uur ’s middags op Santa Catalina zaten we wel weer met zijn allen in het zonnetje. Het carnaval canino, van de honden, werd voorafgegaan door (een min of meer herhaling van) de Pregón, omdat die de dag ervoor letterlijk in het water was gevallen. De openingsdame, Zarina Vega - waarvan ze bekend is, weet ik niet - deed haar best, zeer zelfs, om ons te vermaken, maar echt bekoren kon ze me niet. Ik dacht vooral: Zarina, ein braunes Naturkind, van wie was die Duitse schlager ook al weer? Van Peter Alexander? Onze eigen Anneke Grönloh heeft er nog in het Nederlands mee gescoord: “Zarina, een kind van de dessa”.
Met de introductie van de elf kandidaat koninginnen, met vleugels, had ik geen moeite. Meer had ik nog op met de verschillende kampioenen van vorig jaar. Tot die laatste behoorden een kennelijke bisschop, met mijter, qua omvang en grootte net Thei Dols, die ons voortdurend wilde zegenen. En dan was er nog een betovergrootmoeder met haar hoofd permanent naar de grond gericht. Echter, toen de muziek van “Invitación al carnaval” inzette, kwam ze los.
De hondenshow werd dit jaar aan elkaar gepraat door ene Israel Hacevemos en die deed dat met verve. Er waren 19 honden met baasjes die voor de carnavalsprijs meedongen. Ik wijs jullie op nummertje 10, “Che”, of was het “Hachis”, hatsjie, in het wit met vleugels, net als het baasje. Mijn persoonlijke winnaar was hondje 2, in een blauw carnavalspakje met aan zijn leiband een mensgrote gifgroene kikker. Of dat ook daadwerkelijk de winnaar was, weet ik niet, want na de parade kwam eerst een optreden van een Mexicaans bedoelde “paranda” en dat was voor mij het sein om naar mijn flat en mijn middageten te verhuizen.
Op de tribune vlak bij mij zat een vrouw met als opdruk op haar shirt “NO SOMOS DELINCUENTES”, waarbij van de O in NO een hondenpoot voorstelde. Kennelijk ben je als hond niet meer veilig voor je leven, als de politie voorbijkomt. Verderop zat trouwens iemand met “YA NO ME SE PEGA NADA” op zijn trui. Is dat Spaans voor “ik ben geen plakker”?

Zijn jullie intussen uitgefietst op Amália Rorigues? Dan heb ik als alternatief voor haar een cd van R.E.M.: “In Time, The Best Of, 1988-2003”. R.E.M. staat in mijn geheugen als de groep van Michael Stipe. Hij en zijn mannen hebben dertig jaar lang mooie muziek gemaakt, van 1980-81 tot 2011. Hun hoogtijdagen waren in 1991-93, dus die jaren zitten erbij in de verzamel-cd. Het voordeel van een dergelijke cd is dat je zelf niet meer hoeft te kiezen, dat is voor je gedaan. Hier zijn de achttien nummers:
01. Man on the moon
02. The great beyond
03. Bad day
04. What’s the frequency, Kenneth?
05. All the way to Reno
06. Losing my religion
07. E-bow the letter
08. Orange crush>BR> 09. Imitation of life
10. Daysleeper
11. Animal
12. The sidewinder sleeps tonite
13. Stand
14. Electrolite
15. All the right friends
16. Everybody hurts
17. At my most beautiful
18. Nightswimming
Een van mijn favorieten, “Drive” uit 1992, mis ik, maar als een groep een nummer als “Losing my religion”, uit 1991, kan schrijven en opnemen, kan hij voor mij niet meer stuk. De video daarvan zie ik nog voor me; muy bueno! Ik koos deze cd als alternatief voor Amália echter niet voor dat nummer vooral, maar omdat k ineens iets had, veel zelfs, met “Everybody hurts” uit 1993. Ik weet het, het is nogal een tranentrekker, maar dat moet dan maar eens. R.E.M. is en blijft steeds als ik hem draai, beter dan ik dacht. Ik heb op mijn extra harde schijf nog een paar cd-tjes van de groep staan, die moeten er binnenkort ook maar weer eens aan geloven.

Winkels komen en gaan, dat constateer ik maar weer eens, als ik vanaf mijn balkon omlaag de straat inkijk. Al jarenlang is bij mij op de hoek, Luis Morote 23, een winkel gevestigd waar ik en jullie onze trouwring, gouden enkelkettinkje of het horloge van opa te gelde kunnen maken. De buitenkant is in het goudgeel en goudbruin opgetrokken om de smaak van “ORO”, goud, uit te stralen. De goudwinkel, een van de eerste hier, adverteert op de trap naar het streekbusstation. Hoe het ook zij, nu is hij foetsie.
In zijn plaats is er sinds dit weekend een winkel van MaxDream gevestigd. Ik heb de naam MaxDream niet bedacht, zou er ook niet opgekomen zijn. De nieuwe winkel heeft in ieder geval weer normale, doorzichtige ramen, overdag althans. De topper van de zaak is “tu perfume favorito” MaxDream, 50 ml, voor de luttele prijs van 9.90 euro, echt te geef. Ik heb kennelijk van doen met de Lidl onder de parfums, de Hema onder de eaux de toilette. Links en rechts ertegenover bij Topaz ga je doorgaans voor meer dan 50 euro het schip in voor een flesje van dezelfde inhoud.
Alleen op de rastro op zondagmorgen kun je nog veel goedkoper terecht, maar ik vraag me wel af of een fles namaakparfum of overjarige eau de toilette van een Roemeense gladjakker nou is waar een man als ondergetekende naar op zoek is. Doe mij dan maar MaxDream. Zal ik me eens met dat merk optutten; misschien op maandagmiddag met carnaval?
En nou ik toch in de straat bezig ben, op nummertje 15 bij mij tegenover, boven Azafran, wordt druk geschuurd en geschilderd. Als ik naar het balkon op twee hoog daar kijk, komt bij mij nog steeds het gezicht van “de greune” boven, met zijn sigaretje uiteraard. Trudie weet beter dan ik over welke speler van MVV vroeger ik het heb. Intussen is dat van ondereen wel keurig gerepareerd en bijgewerkt. De afgelopen dagen waren twee mannen druk doende met de kuitenkant gereed te maken voor een verfbeurt. Die komt er ongetwijfeld aan, als ik in Maastricht zit.
Als het zo doorgaat in de Luis Morote, krijgt de straat nog een prijs voor goed gedrag.

Soms grijpen dingen je echt aan. Toen ik afgelopen weekend hoorde dat Els Borst-Eilers vermoord was, was ik echt even stil. De o.a. ex- vice-voorzitter van de gezondheidsraad en minister van volksgezondheid in Paars 1 en 2 (1994-2002) is in haar woning in Bilthoven om het leven gebracht en voor zo ver mij bekend, tast men volledig in het duister wie het gedaan heeft. Ze is 81 geworden, een gezegende leeftijd, maar toch...

Wat is “uitverkoop” in het Spaans? Allereerst is er volgens mijn woordenboek geen verschil tussen uitverkoop en opruiming; in mijn hoofd is dat niet 100% hetzelfde. De gangbare term hier is uiteraard “rebajas”, maar bij een van toeristenwinkeltje bij mij om de hoek (dat met een uiterst onaangename man als verkoper) staat een groot bord met “liquidación”. Het bord staat er altijd, de hele winter door. Bij kledingzaak Benetton aan de Meso y López zag ik overigens “saldos” staan, Dat mag ook volgens mijn van Dale, maar persoonlijk blijft mijn voorkeur uitgaan naar “rebajas”. En wat is korting? “Descuento”.
(En dan denk je: “desnudo” moet dan ontnaakt zijn, gekleed, maar zo zijn we niet getrouwd. “Desnudo” is naakt, ontkleed, terwijl gekleed in het Spaans o.a. “vestido” is. Er is hier zelfs een kledingwinkel, in duplo vlakbij El Corte Inglés, die zich “Desnudos” noemt.

Ik heb iets raars met tijd. Ongetwijfeld heb ik jullie al eens verteld dat ik bij afspraken bijna steevast aan de te vroege kant ben. Komende vrijdag bijv. heb ik om 1 uur met Lluis afgesproken voor een kopje koffie. Ik geef hem dan ook alvast zijn huur voor maart en april, kan hij over een week of zo “in de kaffee” ook eens een rondje geven. Ik weet nu al dat ik om tien voor 1 het oude faculteitsgebouw zal betreden, tenzij bus 12 een lekke band gaat krijgen.
Mijn enigszins malafide occupatie met tijd is meer dan alleen maar royaal op tijd komen. ’s Ochtends vroeg sla ik het bed graag terug om mijn onderlaken enige frisse lucht te gunnen. Met mezelf heb ik afgesproken dat het laken twee uur lucht krijgt, maar mijn koffie – steevast drie mokken – is eerder op. Waarom maak ik van die twee uur dan geen (een à) anderhalf uur? Liever niet, mompel ik dan maar voor me uit.
Met tanden poetsen heb ik het ook. Voor een poetsbeurt met mijn, uiteraard elektrische borstel trek ik 2½ minuut uit, ietsje meer dan de door de fabrikant voorgeschreven twee minuten. De vaste volgorde is boven buitenkant (30), beneden buitenkant (30), beneden bovenkant (15), beneden binnenkant (30), boven onderkant (15) en boven binnenkant (30), waarbij de getallen voor seconden staan. En nou komt het: ik kijk er altijd bij op mijn horloge en begin het liefste op 12, 3, 6 of 9 uur. Aan een start op bijv. vijf over het hele uur of tien over half doe ik liever niet. Daar is natuurlijk niets mis mee, maar – roep ik dan maar – het is zo’n gedoe.

En mag ik dan nu naar de drie voorrondes van de murgas, in totaal 23 kandidaat groepen? Ik heb alledrie dagen mijn uurtjes op Santa Catalina gemaakt. Helaas, maandagavond gooide een striemende regen om even voor 10 uur roet in mijn eten en kon ik niet anders dan afnokken, en met mij, denk ik, hele horden andere toeschouwers. Dinsdagavond zijn traditiegetrouw de minste mensen present, maar ik heb vier murgas aan het werk gezien, waarvan drie met dames. Op de laatste avond van de drie voorrondes was het “goed gevuld”, niet alleen omdat er net als op dinsdagavond geen regen was, maar ook omdat enkele kanonnen van murgas op het programma stonden en daarbij op het einde, om 2 uur ongeveer, de finalisten bekend werden gemaakt. Zelfs toen ging ik voortijdig naar mijn hutje terug, na vijf murgas om 12 uur, maar om 2 uur werd ik wakker, toen de finalisten bekend gemaakt werden. Pas daarna kon ik rustig gaan slapen.
Ik heb het eerder gezegd, maar herhaal het nog maar eens: de murgas van dames mogen nog zo hun best doen, maar ook dit jaar waren van wat ik ervan gezien heb, de murgas met heren beter. Ik heb niets tegen de dames van de Crazy Trottas en de Trampozas, was persoonlijk erg gecharmeerd van de Serenquenquas (uit Agüimes), maar vergeleken met sommige murgas met mannen zoals de Chancletas en de Twittys zijn ze geen partij. In omvang zijn die ook meestal groter, met 65 à 75 participanten.
Om mij heen zaten en stonden alle avonden vooral jongeren. Eentje op woensdagavond, een pittige tante van een jaar of 18, had op haar rug staan: ¿Qual es la murga que sueña? Dat waren voor haar de Chancletas, uit La Isleta bij mij om de hoek. Of die murga gaat winnen, staat nog in de sterren, maar het was wel een van de murgas die de hardste, meest cabareteske kritiek leverde op de politiek en het leven op het eiland. “BASTA YA” hadden ze op een bord staan dat meegezeuld werd.
Morgenavond, zaterdagavond tussen 9 en 3, maar dan is het al royaal zondag, wordt beslist wie van de acht finalisten in 2014 met de eer mag gaan strijken. Ik ga jullie de namen van de uitverkorenen niet noemen, maar ben bereid om er tijdens de Maastrichtse carnaval aan belangstellenden en anderen met enthousiasme over te gaan vertellen. Ik zit zaterdagavond met duizenden anderen hier op Santa Catalina op het puntje van mijn stoel, als ik er niet bovenop sta.

Dat gezegd hebbend zou nu mijn Spaans lesje moeten komen, maar dat bespaar ik jullie deze keer. De boog hoeft niet altijd gespannen te zijn. Vooruit, ik geef jullie nog een kleintje. Op de tribune afgelopen dinsdag zat op een stoel precies voor me een jongeman die duidelijk te dik was. “Diech waors daor e fien menneke bij”, zou Trudie zeggen. Dik of niet, hij was wel de gangmaker van het clubje dat daar smakelijk op de (vrouwelijke) murgas zat af te geven. Op zijn achterkant van zijn blauwe polo stond in grote letters: “GORDO SI”, dik ben ik, en daaronder “¿... Y QUÉ?”, en wat dan nog? Dat is nou eens een man naar mijn hart. Op de weegschaal sta ik op precies 100 kilo en daar moeten jullie het de komende weken maar voor doen.
En met deze voltreffer sluit ik mijn serie weblogbrieven voor mijn carnavalsreces af. Van 24 februari tot 9 maart kom ik me onder jullie mengen in het Maastrichtse. Voor nu, hou je nog even in, spaar het nog even op. Over een week mag het en dan moet het ook maar weer gebeuren. Daarna, in de maanden maart en april zal ik nog een stuk of negen brieven versturen, want ik wil ook deze winter wel graag de dertig volmaken. Hasta luego en Maastricht, tot ziens in Maastricht, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Zelfs in mijn eerste carnavalsweek hier kan ik mijn boeken niet laten verslingeren. Al voor het weekend begon ik in “Interne Zaken” van Ian Rankin. Het speelt uiteraard vooral in Edinburgh en kwam uit in 2009. onder de Schotse titel “The Complaints”.
Hoofdpersoon in het boek is nou eens niet John Rebus, jullie hopelijk bekend, maar inspecteur Malcolm Fox van de afdeling van de matennaaiers, om een term van zijn collega-agenten te gebruiken. Fox (met als baas Bob McEwan, maar die doet er niet toe) bestiert een kleine afdeling, met twee collega’s Tony Kaye en de jonge Jay Waysmith, die vooral in de weer is om malversaties van politiemensen op te sporen. Fox, sinds vijf jaar geheelonthouder, heeft een zus, Jude, die wel nog aan de drank is. Haar nogal malafide vriend, Vince, wordt vermoord en dan blijken er connecties te zijn tussen de politie en het zakenleven. Bij de politie gaat het om o.a. Glen Heaton, Bad Billy Giles en zelfs Adam Traynor, voor het zakenleven tekenen o.a. Charlie Brogan, Joanna Broughton en haar vader en Bull Wauchope. Tegelijkertijd is er alle reden voor “Interne Zaken” om de Kinderkamer (opsporing pedofilie, Annie Inglis Gilchrist) te helpen bij het ontmaskeren van Jamie Breck. Een heel gedoe! En dan heb ik het geeneens over zijstraten zoals Mitch en Audrey dan wel Sandra en Ronnie. Komt een en ander wel op zijn pootjes terecht?
Met Ian Rankin en zijn boeken is niets mis, ook niet als hij Rebus eens inruilt voor Fox. De man trekt onvervaard van leer tegenover iedereen die hem niet aanstaat, zelfs als hij net buiten zijn boekje moet gaan. “Interne Zaken” vind ik dus een goed boek, maar laat ik ook toegeven dat ik wel blij was, toen ik het einde van het boek naderde. Het werd me iets te... Dus is mijn recensiecijfer net geen 8, voor Ian Rankin heel normaal, maar blijf ik met 7½ net onder de goedstreep. Niettemin, aardig zijn Rankin’s boeken, dit niet uitgezonderd.

Mijn tweede voor het reces is een kleintje, maar van iemand die ik hoog heb: Joris Luyendijk. Eerder heb ik over de islam al eens een interessant boekje gelezen van Hans Jansen, maar dat van Luyendijk was mij vreemd. Zijn “ Een tipje van de sluier. Islam voor beginners” is van 2001. In 69 bladzijden wordt mij het geloof uitgelegd, niet meer dan een avond leeswerk, zegt de schrijver er zelf van.
Het boekje is op te delen in geschiedenis, theorie, praktijk, strijdpunten, toekomst en Nederland. Wanneer begint de islamitische jaartelling, bij welk kalifaat kwam er een opsplitsing in sji-ieten en soennieten (zoals Hezbollah en Taliban), waar komt het woord ayatollah vandaan? Ik weet het nu. De eerste islamitische zuil van de vijf is “Er is geen god behalve God en Mohammed is zijn gezant”. Kennen jullie de andere vier nog? (gebed, ramadan, aalmoezen of zakat, Mekkareis of hadj). En wat zijn de vijf belangrijkste strijdpunten in de sharia? O.a. riba, dat is rente of woekerrente, afhankelijk van wie je vraag beantwoordt. In 2001 waren de vijf meest islamitisch landen Saoedi-Arabië, Pakistan, Iran, Soedan en Afghanistan, maar in nogal wat andere landen staat de Koran intussen ook vooraan in de kast. Wisten jullie trouwens dat er momenteel 1,2 miljard islamieten zijn, zeker niet allemaal fundamentalisten uiteraard?
Wie een avondje lering ende vermaak zoekt, enige bijscholing in de islam wel de moeite waard vindt, kan bij dit boekje van Joris Luyendijk prima terecht. Ik vind “Een tipje van de sluier” meer uitgebalanceerd dan dat van Hans Jansen.

Ik heb een klein derde boekje, 63 bladzijden, voor jullie ter bespreking. Het is het boekenweekgeschenk van 1999, geschreven door Connie Palmen. Waarom het “De erfenis” heet, is mij niet erg duidelijk. Het speelt vooral in Amsterdam (denk ik) en een beetje in Bretagne.
De bekende schrijfster Lotte Inden krijgt van haar dokter te horen dat ze een progressieve spierziekte heeft en nog maar een aantal jaren te leven heeft, steeds verder aftakelend. Ze huurt de ikpersoon in het boek Max in om haar bij alles te helpen, 24 uur per dag. Lotte werkt graag met lemma’s, waaronder ze allerlei zaken kwijt kan die ze later in haar nieuwe boek gaat verwerken. Max moet die voor haar destilleren uit allerlei boeken. Voorbeelden van lemma’s zijn: broers, familie, televisie, echt-onecht, originaliteit, geest en lichaam, ergernissen, liefde. Daaronder staan als diverse voorbeelden allerlei miniverhaaltjes, zoals over broertje Timmie, thrillerschrijver Tobias Tallicz, De man met de haak, Marcus Aurelius, noem maar op. En dan zijn er de ringbandklappers, met bijv. brieven van haar moeder, en gesprekken met bijv. ex-man Axel Landauer. Het verhaal houdt op, als Lotte dood gaat.
Tijdens het lezen heb ik aanhoudend gedacht: wie is die Lotte Inden, wie bedoelt Connie Palmen eigenlijk? Jammer, ik kom er niet uit. Ik vind haar boekenweekgeschenk wel aardig, maar zoals dat bijna steeds bij die geschenkjes het geval is, niet meer dan dat. Ik geef voor “De erfenis” niet meer dan een dikke 6.

En nog is het niet op. Op mijn e-reader vond ik een verhaal van Frederick Forsyth dat er op de valreep aan moest geloven: De bruidsschat uit, ik vermoed, 1988. In ieder geval speelt het in dat jaar. De bruidsschat is het materiaal, de gegevens, die een overloper meebrengt voor zijn nieuwe wekgever, nadat hij is overgelopen. Dit ook al niet al te lange verhaal, 106 bladzijden, speelt vooral in Zuid-Engeland en ook wel de Verenigde Staten, maar ook een beetje in Moskou. Het gevoel bekruipt me wel dat ik het verhaal al eens eerder gelezen heb, in een bundel van Frederick Forsyth over Sam McCready, “The Deceiver”.
Hoe dan ook, een hoge Russische spion loopt over naar de Amerikanen, Pjotr (Peter) Orlov. Hij komt aanzetten met een heleboel zaken die het westen graag wil weten. Vooral CIA-man Joe Roth, zijn chef heet Calvin Bailey, melkt hem uit en is verbaasd dat zijn Engelse SIS-collega Sam McCready. met als chef Timothy Edwards, grote vraagtekens bij de betrouwbaarheid van Pjotr Orlov zet. Dat heeft te maken met een andere Russische overloper, chef van de KGB in Londen, zijn bijnaam is Souvenir, die aan Sam uitlegt hoe het Russische plan van de contraspionage is opgezet. Uiteindelijk wordt er hoog spel gespeeld door zowel de Amerikanen als de Engelsen, op niveau van de directeuren zelf. Daarbij komt zelfs de nooit ontmaskerde vijfde Russische spion ter sprake die destijds actief was in Engeland. Is Orlov vlak voor de aftakeling van communistisch Rusland een foute overloper, is er iets loos van Souvenir of is er nog een derde mogelijkheid? En dan verklap ik maar een klein stukje van het spionnenspel, dat maar doorgaat tot op de laatste pagina’s.
Ik vond destijds “The Deceiver” misschien wel Forsyth’s beste boek, nog beter dan “The Jackal” en ook nu eet ik weer uit zijn hand. Wat een mooi verhaal, vol suspense! Je wordt echt van het ene been op het andere gezet en dan weer terug. Ik heb er vlak voor carnaval 2014 nog steeds een 9 voor over, prima de luxe.

vrijdag 14 februari 2014

Weblogbrief 9.20, 14 februari 2014

Weblogbrief 9.20, 14 februari 2014

“¡Buen día! Hoy estoy de buenas”, goedendag, vandaag ben ik in een goede bui! Dat komt niet, omdat het vandaag Valentijnsdag is. In de etalages van diverse winkels hangen de rode hartjes in veelvoud te pronken, je kunt hier vannacht voor een prikje naar de dierentuin en El Corte Inglés heeft het vandaag over “precios de color de rosa”, roze prijzen. Dat zullen wel niet de gangbare zijn. Onder ons gezegd, wie is die San Valentin, die Heilige Valentijn nou helemaal? Is het überhaupt wel een echte heilige of hoort hij thuis in het rijtje van Sint Bernard, Sint Juttemis en voor de Maastrichtenaren onder jullie Sint Kerfitsel?
Nee, de reden dat ik zo goedgeluimd ben, is omdat morgen – eindelijk – ook hier “de” carnaval begint. Opdat jullie niets missen, heb ik hieronder het hele programma voor jullie gekopieerd. Echter, vanaf maandag 24 februari zit ik in Maastricht tot aan de dag dat de festiviteiten hier net voorbij zijn. Belangrijke gebeurtenissen zoals de verkiezing van de koningin (28 februari), de grote optocht (1 maart) en de uitverkiezing van de drag queen (7 maart), zelfs de entierro de la sardina (8 maart) laat ik alweer aan mijn neus voorbijgaan en daar ga ik jullie dus niet bij voorbaat mee lekker maken. Hier is het deel van het programma van 15 t/n 23 februari; waar ik per se heen wil, heb ik aangegeven met het tijdstip erbij. Alle gebeurtenissen behalve de opening zijn op Santa Catalina, bij mij om de hoek, waar al een prachtig kasteel als achtergrond is opgetrokken.
15 februari Pregón (opening) (plaza Santa Ana, 13 uur)
16.februari Carnaval Canino, 12 uur, Comparsas Infantiles
17 februari Murgas 1, 20.30 uur
18 februari Murgas 2, 20.30 uur
19 februari Murgas 3, 20.30 uur
20 februari Niets bijzonders (het kan niet altijd feest zijn)
21 februari Verkiezing Gran Dama + Disfraces Adultos
22 februari Finale Murgas, 21 uur
23 februari Concurso Comparsas Adultos
Sinds ik een habitué in Las Palmas ben, heb ik de finale van de murgaswedstrijd nooit gemist. Dit jaar wordt het de negende keer dat ik mij een beetje op tijd (om 7 uur of zo) op Santa Catalina ga melden om op tijd een stoel te bemachtigen. Op 22 februari ’s avonds staat het plein hier op zijn kop!

Als je als Maastrichtenaar iets een keer of twee, drie achter elkaar doet, spreekt de goegemeente van een traditie. Afgelopen vrijdagmiddag deed ik zoals dat door jullie van mij verlangd wordt, eerst mijn vorige brief op de bus en vervolgens zat ik aan mijn tweezijdige e-mail. Toen ook die geweest was, zowel in- als uitpost, dacht ik: op mijn computer heb ik allerlei muziekfilms staan, maar die krijg ik zonder een internetverbinding niet aan de praat. En thuis hier heb ik van alles, maar een internetverbinding zit daar niet bij. Laat ik er dan gewoon eens eentje uit lichten, dacht ik toen op de universiteit, een concert van een van mijn favoriete dames: Chavela Vargas. In geen tijd had ik een “concierto completo” opgezocht.
Chavela Vargas, vorig jaar of zo is ze op 90-jarige leeftijd overleden en wat heeft ze een plezier in haar lange leven gehad. En zingen, als een kanariepit of liever nog, als een bosuil met haar door rum aangetaste keel. Toen ze net in de 70 was, in 1993, trad ze op in een zaaltje in Madrid, een uitverkocht huis, en zong daar de ene ster na de andere van de hemel, 70 minuten lang (met tussendoor enkele verhaaltjes). In haar roodzwarte poncho om, zeg maar tafelkleed met franje, was ze precies wat ik me van haar had voorgesteld. Vooruit, haar gezicht zag er toen al gegroefd uit, meer rimpels dan strakke huid, maar als ik mezelf tegenwoordig in de spiegel zie, is het verschil met mij kleiner dan jullie vermoeden. Wat een power! En ik wis het, van dat concert in 1993 heb ik op mijn extra harde schijf ook een opname, in MP3. Doe kan ik jullie hier nog eens voorspelen, als plaat van de week. Daar gaan we:
01. Cruz De Olvido
02. Sombras
03. Rogaciano
04. La China
05. Amaneci En Tus Brazos
06. Luz De Luna
07. De Un Mundo Raro
08. La Llorona
09. Toda Una Vida
10. A Prision Perpetua
11. El Andariego
Bij nadere beschouwing vraag ik me af of bovenstaand lijstje wel helemaal conform de video is. Zelfs als het niet helemaal klopt, blijf ik deze plaat en ook de heel veel andere die ik van Chavela Vargas heb, uit de bovenste kunst vinden. Wat Edith Piaf is voor Frankrijk, is Chavela Vargas voor Mexico en omstreken, ik denk zelfs voor de hele Spaanstalige wereld. En er zijn 300 miljoen Spaans sprekenden, dus dat is niet niks. Schaf jullie eens wat aan van deze godheid, is mijn dringende advies.

Een alternatief voor Chavela Vargas heb ik niet, hoogstens een aanvulling. Daarvoor ga ik terug in de tijd naar 1963, als de Amerikaanse tenorsaxofonist Stan Getz, 36 jaar oud, een plaat maakt met de Braziliaanse gitarist en zanger Joao Gilberto, 32 jaar. Is die muziek nou wat ze sambajazz noemen? Is dit de oorsprong van de bossa nova? Hoe het ook zij, ik vind dat ze hun uiterste best hebben gedaan, op de plaat met als titel Getz/Gilberto. Hier zijn de acht nummers:
01. Garota De (The Girl From) Ipanema
02. Dolalice
03. P’ra Machucar Mea Coracao
04. Desafinado
05. Corcovado
06. So Danco Samba
07. O Grande Amor
08. Vivo Sonhando
En het kan niet op, in 1964 doen ze het nog eens dunnetjes over met zijn tweeën, als plaat Getz/Gilberto #2 wordt geboren. Ook daarvan geef ik de tien nummers graag aan jullie door:
01. Grandfather’s Waltz
02. Tonight I Shall Sleep With A Smile On My Face
03. Stan’s Blues
04. Here’s That Rainy Day
05. Samba Da Minha Terra
06. Rosa Moreña
07. Um Braco No Bronca
08. Bim Bom
09. Meditation
10. O Pato
Op mijn versie van Getz/Gilberto #2 staan, ik kan het niet helpen, nog vijf extra nummers die vooral door Joao’s vrouw Astrud, dan 23 0f 24 jaar, worden bij elkaar gezongen. Astrud Gilberto’s The Girl From Ipanema, een nummer van schrijver en zanger Antonio Carlos Jobim, wordt vervolgens een wereldhit. Twintig jaar later wordt ook dochter Bebel van Joao & Astrud als zangeres een bekendheid. Echt prachtig allemaal (voor zo ver ik het heb kunnen uitpluizen)! Voor de volledigheid zijn hier nog de toegevoegde nummers van Astrud:
11. It Might As Well Be Spring
12. Only Trust Your Heart
13. Corvorado (Quiet Nights Of Quiet Stars)
14. Garota De Ipanema (The Girl From Ipanema)
15. Eu E Voce

Ander onderwerp. Op de universiteit heb ik helaas pindakaas weinig aanspraak meer, nou Jorge in een ander gebouw zit en daar niet vandaan te halen is. Noé is al tijden weg bij Lluis, dus om die te zien kan ik beter terecht bij Tasquita Cambullonera dan achter het San José-ziekenhuis. En wat doet een man alleen dan? Die gaat tussendoor op zijn werk naar de kantine om daar in zijn eentje een café americano te drinken. Je krijgt er steevast twee zakjes suiker bij, ook als je “hem” zonder suiker drinkt. Een paar weken terug had ik het al met jullie over Canarische woordjes, die je op de suikerzakjes hier vindt. Het komt van de firma Ortega in Lomo Blanco hier. Willen jullie nog een aantal voorbeelden?
01. Ventorillo
Eettentje, ook voor drank
02. Sopladera
Luchtballon
03 Bembas
(Dikke) lippen
04. Mago
Landbouwer, boer
05. Nombrete
Bijnaam?
06. Tenderete
Marktkraampje, feestje
07. Matraquilla
Zaniker?
08. Amañado
Sjoemelaar
Het wachten is er nog steeds op dat Trudie en Marij eenzelfde serie maken en uitbrengen in het Maastrichtse dialect. Als ze met carnaval nog steeds geen echte aanstalten gemaakt hebben, geef ik het stokje over aan anderen, die ik dan ter plekke in café de Poort of in de Tribunal zal benoemen.

Zaterdagmorgen zat ik om kwart over 10 in de bus naar Telde, het plaatsje aan de oostkust hier waar dan markt is. Op weg erheen zag ik in het zuiden van de stad weer eens het bekende bord “control de galibo”, dat aangeeft dat voertuigen die hoger zijn dan vijf meter, daar niet mogen rijden. Verderop staan grote verkeersborden boven de weg op inderdaad vijf meter hoogte.
In Telde begon mijn wandeling bij de slagerij van Guillermo (“Wum”) en daarna liep ik monter de María Incarnación E Navarra in. Ongeveer halverwege in die straat ligt een bakkerij, “panadería bollería Molino De Fuego”, waar ik nog eens naar binnen moet gaan om een broodje te kopen. Op een groot tegelbord buiten staan enkele details over de zaak: “Edificio que alberga desde 1903 el Molino de Fuego, primero en su género instalado en esta ciudad.”
Op het plein bij de kerk staat een oud rond fonteintje van twee meter doorsnee, met in het midden een waterspuwende vis. Waarom ik die eerder niet heb opgemerkt (of weer verdrongen heb), is me onduidelijk. Ertegenover staat de bekende koperen “betunero” met op het bankje de man die een krantje leest, maar wel zijn schoenen uitgestoken houdt. In de hoofdstraat is alles bij het oude. De enige verandering die ik zie, is de toevoeging van een bakkerij en terras van Granier (“panes artesanos”).
De rommelmarkt achter de gewone markt is er een om subiet weer te vergeten. Ik begrijp niet waarom Trudie en Marij er vorig jaar nog eens heen gegaan zijn. Wel heb ik nog best wat op met de gewone, overdekte markt van de stad. Op een hoog zag ik deze keer een heel rijtje borden naast elkaar aan de muur hangen van de visboeren die daar hun waar aan de man brengen. Ik noem jullie hier de “mariscos, bivaldos, especies cultivadas, túnidos, pescados planos, gádidos, merlúcidos, especies interés comercial I, II y III, moluscos I y II, equinodermos, crustáceos I y II.” Beneden kocht ik in een van de stalletjes, een kaaskraampje, een grote plak Hollandse oude kaas en “majorero gofio”, vervolgens bij mijn favoriete bakker daar twee grote broodbollen. Even later was het smullen geblazen op een bankje bij de fontein daar voor de markt. Nodeloos te zeggen dat enkele voorbijgangers mij “buen provecho” toeriepen.
Ten slotte bracht ik in Telde nog een klein uurtje door in de Daily Price winkel daar. Ik kocht er alleen een cd-tje (van Frankie Laine) plus een paar DVD-tjes. Daarna heb ik op een bank zitten lezen, voordat ik om even over half 4 de tijd rijp vond om terug in de bus te stappen op weg naar de hoofdstad. Met mijn strapatsen (“locuras”) daarna in Triana zal ik jullie niet verder vermoeien. Vooruit, ik maak een uitzondering voor mijn bezoek aan McDonalds daar. Ik kocht er een grote “frappé” chocolade. Weet iedereen wel wat een “frappé” is? Volgens mijn Franse woordenboek staat het voor getikt, kierewiet, maar het is een veredelde smoothy. Is de “frappé” de royale laag slagroom met chocoladesaus die erop gedrapeerd is?

Lluis, de baas hier van mijn flat en op het werk, reist veel, soms naar mijn en zijn mening te veel. Tot de vele landen waar hij geregeld heen gaat, hoort ook Gambia, waar hij in de stad Banjul actief is met een voedselproject. Vandaag de dag leef je pas echt, als je op zijn tijd ook congressen organiseert en dus is Lluis momenteel al een beetje in de weer met het organiseren van het “III World Congress Of Public Health Nutrition WCPHN 2014”. Hij doet dat samen met zijn vrienden in Gambia. Een en ander gaat in het najaar in Las Palmas plaatsvinden, in het Alfredo Kraus Auditorium, op 7-11 november 2014. Het thema is “the core of the international cooperation for development. Arriving together.”, Ik zou een dergelijke ondertitel van zijn leven nooit kunnen bedenken. De belangrijkste onderwerpen zullen zijn:
-Advancing international public-private partnerships for health
-Nutrition and well-being
-Strengthening and harmonizing capacities in community nutrition to address the existing nutritional gaps
-Nutrition as a result of a cultural and sustainable food process
-Nutrition and food security: successes and emerging challenges
Het congres alleen al zou een reden voor mij kunnen zijn om de volgende winter opnieuw hierheen te komen. Aan de andere kant denk ik ook wel eens: wat koop je ervoor?

Mosterd! Iedereen heeft recht op een tic, een afwijking waar hij al dan niet sier mee kan maken. Ik heb er helaas meer en op eentje ben ik bijzonder trots: mosterd. Als jullie mij laten kiezen tussen iets zoets en iets hartigs, kies ik zonder meer voor het hartige gerecht. En hoe sterker de kruiden, hoe dichter sta ik erbij: pepers, sambal, peterselie, worchestershire saus, knoflook, ik lust er wel pap van. Zelden komt bij mij een maaltijd op tafel zonder dat er een pot mosterd naast staat, bij voorkeur van de sterke soort.
Hoe is mij deze afwijking overkomen? Ik ga daarvoor terug naar mijn vroege jeugd, toen ik een jaar of 8, 9 was, denk ik. Op het Cörversplein in Maastricht hadden we thuis wel mosterd, maar die werd alleen uitgehaald, als er kaas was. Om mijn leven een katholieke draai te geven was ik, net als Harry, lid van het zangkoor van de Sint Martinuskerk. Ik herinner me als de dag van vandaag dat we een keer na de Kerstmis, de echte mis, ’s ochtends in alle vroegte, een ontbijt kregen aangeboden: lekker brood met kaas, druugweurs en leverworst. En er stond een grote pot mosterd op tafel, waarvan ik me ook bij de worsten kon bedienen. Dat beviel me toen zo goed dat ik het mosterd eten nooit meer echt heb afgeleerd.
Nu ben ik zo ver dat er in Maastricht altijd wel enkele soorten sterke mosterd voorhanden zijn. Sowieso is die van de Lidl er, de rode tube. Daarnaast zijn er de bekende mosterds van Düsseldorf en Dijon, maar op zijn tijd ook uit diverse andere landen, zoals België (bijv. Gent, Mechelen), maar voor een of meer tubes of potjes uit = ik noem maar een zijstraat - Engeland, Rusland, Iran, Myanmar, Thailand, Syrië, China, Nicaragua, Mexico ga ik evenmin niet opzij. In juli a.s. ga ik met Trudie een rondreis door Cuba maken. Natuurlijk willen we het nodige bezichtigen, gaan we ongetwijfeld naar een fabriekje waar sigaren gemaakt worden en ik voorspel jullie dat er ook meer dan één fles Cubaanse rum doorheen gaat. Echter, waarnaar gaat deze jongen in ieder geval ook nog op zoek? Mostaza fuerte!
Spanje is helaas geen land met een mosterdtraditie en dat is “tampoco” het geval op de Canarische eilanden. Het is hier wel vergeven van de kruiden voor in de keuken, maar wat je aan mosterd in de schappen vindt, kan er maar net mee door. Sterke Spaanse mosterd, dat geeft het niet, jongens en meisjes. Het heeft me enige tijd gekost, maar uiteindelijk heb ik het correcte spul bij de Arabier hier kunnen inslaan. Ik vrees echter dat de “Dijona”, “fuerte con vinagre”, geen locaal product is, ook niet uit een Arabisch land komt, maar rechtstreeks uit het Dijonse. (Terzijde, interessant vind ik het verhaal of de bekende Franse mosterd nou oorspronkelijk uit Parijs komt of uit Dijon. Daar zijn de geleerden nog niet helemaal uit.) Hoe dan ook, voor het moment ben ik uit de zorgen en eventueel kan ik na de carnaval wat potjes en tubes uit het Maastrichtse mee naar hier nemen.

En dan wil ik graag nog iets kwijt over een tijdelijke overbuurvrouw. Aan de overkant zie ik af en toe mensen verschijnen en weer vertrekken. Op een hoog rechts (van mij uit, zou professor Diepenhorst zaliger erbij gezegd hebben) bivakkeert momenteel een echtpaar van rond de vijftig. Op hem is weinig aan te merken, laat staan af te dingen, Maar zij is een type dat echt de hele tijd bezig is met gluren. Als ik ’s ochtends vroeg de mensen van “Vuele latir” met het hartje voorbij hoor komen, staat ze al aan het raam om de dreklui uitgebreid gade te slaan. Er wordt een kopje koffie uitgeserveerd voor een klant van Carlos en zij controleert vanaf één hoog rechts of er wel twee zakjes suiker bij gedaan zijn. Een hondje van niks doet zijn minibehoefte bij een boom hier en wie kan nauwelijks wachten of de troep wel door het baasje wordt opgeruimd, mijn vrouw van de overkant. Lelijk kan ik haar niet noemen, maar al te oplettend vind ik van wel. Het scheelt niet veel, maar het woord “bemoeial” ligt me voor op mijn tong. Er kan hier op mijn stukje straat echt niets gebeuren hier of ze steekt haar neus erin.
(En nou vragen jullie natuurlijk: hoe komt het dat ik dat allemaal weet? Daar wil ik het nu even liever niet over hebben.)

Jullie zijn toch wel bekend met de firma Hopupu Surf? Die club was uiterst actief op het strand en de boulevard hier, afgelopen weekend. Ik heb er zelfs een mooie balpen en een donkerblauwe honkbalpet aan overgehouden. Plus, speciaal voor jullie, ook nog een Spaans lesje, “Hopupu Surf es en club deportivo que aparte de ofrecer los servicios propios de un club de surf, desarrolla el programa “SURF PARA TODOS”, cuya misión es ofrecer una actividad terapéutica diferente. Su objetivo es favorecer las capacidades y el desarrollo global de las personas con discapacidad intelectual, motórica y necesidades educativas especiales, mediante actividades lúcidas que promuevan su crecimiento personal, normalización e integración.”
Ik sla een stukje van de fólder over en komt uit bij het bekende “¿Qué ofrecemos? El material necesario para realizar la actividad: tabla de surf, neopreno, amarradera. Material específico de piscina: tapices, manguitos, collarines, churritos, pelotas… Material psicomotriz: pelotas de pilates, colchonetas, picas, aros, cuerdas, discos sensoriales… De cursussen vinden plaats in de “aula de psicomotricidad, piscina, playa de la laja.” uiteraard in aanwezigheid van “pedagogos terapéuticos, maestros de educación fisica, psicomotricistas, monitor titulado por la federación española de surf, terapeutas acuáticos, socorristas acuáticos.” Bel eens met die mensen, zou ik zeggen, de baas ervan heet Diego Pablo Álvarez Galindo, tlf: (0034) 670510913.

En dan ben ik al weer toe aan de laatste alinea, die ik doorgaans gebruik om jullie een beetje op te peppen. Deze keer laat ik dat voor de variatie eens uit mijn hoofd en constateer met jullie een “stilte voor de (bonte) storm”. Over twee weken moeten we er weer vol tegenaan. Voor mij is het uitkijken naar een nieuw “pekske”; mijn lichtgroene, bijna lichtgevende carnavalsjas met extra zakken heb ik afgelopen zomer per ongeluk in een vuilniszak gestopt. Nog even geduld dus, hoewel: hier begint het morgen al te vlammen (voor details, zie het begin van deze brief).
Ik kom er vóór carnaval nog een keer in met een brief, over precies een week, denk ik. Daarna reis ik op maandag 24 februari af naar Maastricht. Voor nu, tot ziens maar weer, hasta luego, vamonos, Pobrecito Paulito.

BOEKENBIJLAGE

Ik heb iets met Henning Mankell. Zonder uitzondering heb ik al zijn detectives met inspecteur Wallander gelezen, op de allerlaatste na. Zijn vijfde in die serie, “Dwaalsporen”, zou zelfs verkozen zijn tot thriller van de eeuw. En hoe heet zijn allernieuwste, uit 2013? In het Spaans is het “Huesos en el jardin”, botten in de tuin. Mankell, vorige week werd hij 66, heeft daarnaast ook een aantal andere boeken geschreven. Sommige zijn op zichzelf staande politieboeken, andere gaan over leven in Afrika. Tot de laatste reken ik ook “Geschiedenis van een gevallen engel”, 231 bladzijden, uit 2011, dat ruim honderd jaar terug (1904-05) vooral in Mozambique speelt, in de hoofdstad Maputo (dat toen nog Lourenco Marques heette).
Het verhaal begint ergens in een dorp in Zweden, waar Hanna Benström haar moeder en broertjes en zusjes verlaat om uiteindelijk aan te monsteren op een boot dat naar Australië opstoomt. Ze trouwt twee keer, maar beide keren gaan de echtgenoten snel dood. In Lourenco Marques wordt ze via haar tweede man de baas van een groot bordeel. Ze gaat zich daar Ana Branca, blanke Ana, noemen. Interessante dames in het bordeel zijn o.a. Felicia, Laurinda, Belinda Bonita en Esmeralda, maar vergeet ook de aap niet, Carlos, die de drank verzorgt. Andere figuren in het boek zijn bijv. de blanke Pedro Pimenta met zijn zwarte vrouw Isabel, haar broer Moses en diverse andere mensen die ik in deze samenvatting maar zal weglaten. Ruim een jaar later gaat Hanna, Ana weer terug naar Zweden.
Het hele boek door gaat het over de blanke overheersers van de vele zwarten in het land. In de woorden van Mankell zijn de blanken er vooral “ongenode gasten” en is er geen enkele reden waarom ze de baas zouden moeten spelen over de bevolking die er altijd gewoond heeft. Het boek is een langgerekte aanklacht tegen de onderdrukking van de zwarten.
Wat vind ik ervan? Henning Mankell is voor mij niet alleen goed in het schrijven van thrillers, maar kan zeer wel ook uit de voeten met het schrijven van boeken zoals “Geschiedenis van een gevallen engel”. Ik heb het in ieder geval in een vlot tempo uitgelezen en geef er zo maar als recensiecijfer een 8 voor. Misschien moet ik zijn Afrika-boeken maar eens allemaal gaan doornemen.

Op één consumptie kun je niet met goed fatsoen vertrekken. Dus heb ik nu een boek van een oude rot in het vak, Charles McCarry, voor jullie ter bespreking. De man, met zijn wel heel kale kop, is van 1930. Als hij nog leeft, en daar ziet het volgens de Wikipedia naar uit, is hij intussen al aardig in de tachtig; het lijkt Chavela Vargas wel. Hij schreef, toen hij een stuk jonger was, de nodige spionnenboeken, vooral rond de figuur van Paul Christopher. Er heb er al de nodige gelezen en hier ook besproken. Echter, The Secret Lovers, in goed Nederlands “De Geheime Minnaars”, zat daar niet bij. Wat schetst mijn verwondering toen ik het boek, uit 1977, tussen allerlei ander leesspul op mijn e-reader aantrof. Dan kan het niet ongelezen blijven, vrienden. Het speelt in Europa, vooral in hoofdsteden Berlijn, Parijs, Rome en Madrid. En let op de tijd: hoewel het in 1977 uitkwam, speelt het in 1960 (en nog even in 1936).
In dit verhaal krijgt Paul Christopher een manuscript van een boek toegespeeld dat afkomstig is van een heel bekende Russische schrijver, Kiril Kamenski. Bij de overdracht van het manuscript door zijn agent, Horst Bülow, wordt die Bülow vermoord. Paul en zijn Amerikaanse baas David Patchen tasten min of meer in het duister. Zijn het, zoals voor de hand ligt, de Russen zijn geweest, die Bülow hebben omgebracht of speelt een westerse dienst een rol? Al snel komen ze uit bij een voormalige agent van de eigen “agency”, de nu oude en invalide Otto Rothchild, een overgelopen Rus, die met zijn vrouw, voormalige Amerikaanse agente Maria Custer, in Parijs woont. Moet het overigens voor Rusland vernietigende manuscript worden uitgegeven en wanneer dan wel, pas na de dood van Kamenski of nu al? In het laatste geval staat wel het leven van de schrijver wel op het spel.
En dan gaat het ineens over heel vroeger, in 1936 in Madrid, toen een groepje mensen met elkaar optrok. De belangrijkste daarvan zijn dezelfde (?) Kiril Kamenski, Kolka Zhigalko en ene Carlos. Toen blijkt iets heel belangrijks gebeurd te zijn. Bijna op het einde van mijn boek vertelt Spanjaard en ex-agent Jorge de Rodegas het verhaal uit 1936 aan Paul Christopher, mede op aandringen van diens vrouw Cathy. (Die Cathy is trouwens degene naar wie het boek is vernoemd: De geheime minnaars. Zij kan het niet laten om er naast haar man Paul nog meer minnaars op na te houden, zie blz. 283.) Voor een belangrijke bijrol komt met stip agent Bud Wilson in aanmerking. Wie dat te weinig vindt, kan zich ook eens verdiepen in de ziel van uitgever Claude Cerutti of filmbaas Franco Moroti dan wel eens een bezoekje brengen aan Schaefer’s sauna gaan.
Zoals steeds bij Charles McCarrrie heeft het boek een zeker vaart. Wie van verhalen met spionnen over en weer tussen west en oost houdt, komt in dit verhaal beslist aan zijn trekken. Met Paul Christopher en Cathy’s geheime minnaars is het zoveelste mooie boek geschreven, dat ik best kan waarderen. En toch, op het einde vind ik het verhaal eerlijk gezegd een beetje verzanden, vooral als de oude geschiedenis uit 1936 wordt opgerakeld. En hoe het precies met de mensen afloopt met de mensen die zich misdragen, wordt daarna evenmin helemaal helder. Jullie weten het, dat kost punten bij mij. Dus daalt mijn recensiecijfer van een 8, 8½ voor de eerste helft van “De geheime minnaars” naar niet meer dan een 7 op het einde. Jammer, Charles McCarrie, maar niet getreurd. Ik ben graag bereid nog weer andere boeken over Paul Christopher en zijn maten te lezen.

Het geeft mij altijd voldoening, als ik in een week Las Palmas meer dan twee boeken uitkrijg. Deze keer lukte het me zonder probleem. Hier is mijn mening over boek 3, “Praag fataal” van Philip Kerr uit 2011. De titel verwijst naar een stukje tekst helemaal op het einde van het boek, op blz. 310. Het verhaal speelt zich inderdaad af in Praag en omgeving, maar – hoe kan het anders bij de kampioen van de WOII-verhalen - daarnaast ook in Berlijn.
Hoofdpersoon Bernhard (Bernie) Gunther zit in september 1941 op het hoofdpolitiebureau Alexanderplatz in Berlijn, als hij te maken krijgt met achter elkaar de dood van Gert Vranken en even later ook van Franz Koci. De tweede zou eerst de eerste vermoord hebben en later, na een ontmoeting met Arianne Tauber, door een taxi zijn aangereden, met fataal gevolg. Terzijde, Arianne wordt vervolgens de vriendin van Gunther. Dan verplaatst de handeling zich naar een kasteel bij Praag, waar generaal Reinhard Heydrich woont. Die is onlangs benoemd tot baas, rijksprotector van Bohemen en Moravië. Hij nodigt Gunther uit, sommeert hem eigenlijk, om zijn bodyguard te worden, naast de vier adjudanten en ander personeel dat hij al heeft rondlopen in zijn villa. In het weekend komen diverse hooggeplaatste militairen op bezoek. Dan wordt een van de vier adjuncten vermoord, Albert Kuttner. Wie heeft het gedaan? En daarnaast, wie van de bobo’s is degene die met de Tsjechen heult, want naar die verrader is Heydrich eigenlijk meer op zoek? Voor de moord op Kuttner wordt moordcommissaris Bernhard Gunther ingeschakeld, hij is er nu toch, samen met ene Kurt Kahlo. De diverse kopstukken van het weekend worden een voor een op de pijnbank gelegd. Enz.
Al lezende dacht ik: ik heb een verhaal dat hierop lijkt, al eens gelezen. Het wordt mij later in het boek verklapt: “The murder of Roger Ackroyd” van Agatha Christie. (Misschien heeft die dat wel in Las Palmas geschreven, waar ze graag aan haar detectives werkte.) In “Praag fataal” wordt het mij allemaal iets te dikjes overgedaan.
Over Philip Kerr heb ik in deze rubriek eerder en bij herhaling uiterst lovend gesproken. Echter, “Praag fataal” vind ik minder dan sommige van zijn andere boeken, soms echte meesterwerkjes. En – dat heb ik in de samenvatting hierboven niet vermeld – de geslaagde aanslag op Reinhard Heydrich in 1942, waarmee het boek begint en eindigt, had voor mij er niet in gehoeven. Dat verhaal had hier beter weggelaten kunnen worden, was goed genoeg geweest voor een eigen boek. Nu ben ik alles bij elkaar minder content over Philip Kerr’s “Praag fataal”. En mijn recensiepunt is navenant: ik kom helaas voor hem niet verder dan een 6½. Dat de man kan schrijven, weet ik maar al te goed; ik heb zoveel beters op de boekenplank liggen dan “Praag fataal”.

vrijdag 7 februari 2014

Weblogbrief 9.19, 7 febrero 2014

Weblogbrief 9.19, 7 februari 2014(

¡Hola! ¿Qué hay, chiriperitos y fracasados? Hallo, hoe hangt de vlag erbij, geluksvogeltjes en mislukkelingen? Alles kits achter de rits, bij de knopen niet te veel open? Jullie verre vriend dient zich weer aan, op ruim 3000 km van jullie huis en haard, met verse munitie voor een Weblogbrief. Het is potdomme alweer de 19de; wie durft te beweren dat het niet opschiet?
Laat ik die beginnen met (alweer) een correctie. Wat is: “Op de plaats, klaar, af” in het Spaans? Ik heb het Noé gevraagd en die zei zonder blikken of blozen: “Preparados, listos, ya”. Dat lijkt wel enigszins op “Separado, listo, ya”, maar je merkt als Spanjaard direct dat je met een rare buitenlander van doen hebt. En nou ik toch over Noé bezig ben: een drukproef (van ons artikel over het nut van – locaal – Arnica montana) heet hier een “prueba (de imprenta)”, maar het meer gangbare woord is “galerada”. De “galerada” van ons gezamenlijke artikel is gecorrigeerd en het wachten is nu op het echte artikel.

Net als vorige keer begin ik met een wapenfeit te vermelden van de afgelopen vrijdagmiddag. Deze keer gaat het over het einde van de Beatles. Ik wist niet beter of John Lennon zou in 1969-70 de spelbreker was geweest, de man die voor het ophouden van de Beatles verantwoordelijk moet worden gehouden. Hij zou zijn vriendin Yoko Ono per se in de groep willen hebben en dat zou met name Paul McCartney in het verkeerde keelgat zijn geschoten. Het uiteindelijke gevolg zou zelfs het uit elkaar gaan van de groep zijn.
Afgelopen vrijdagmiddag zag ik op You Tube diverse filmpjes over wat John, Paul en ook George Harrison achteraf van de “break-up” hadden gevonden. Paul McCartney, best openhartig, lijkt het, wees in zijn gesprekken met persmensen op heel andere dingen. Toen de vier Beatles, ook Ringo Starr, nog jong waren, in de beginjaren 60, waren hun platen en optredens echt het enige waarvoor ze leefden. Gaandeweg werd de animo echter minder, steeds minder. Bij veel populaire groepen ging dat zo volgens hem. Je kunt wel de beroemdste popgroep van de wereld worden, maar het ook nog blijven? Er ontstaat verzadiging. Het werd trouwens steeds moeilijker om steeds weer opnieuw met iets anders te komen.
John zou de eerste zijn geweest die openlijk vertelde dat hij wellicht beter op de solotoer kon gaan, in ongeveer 1967, ten tijde van het maken van het “White album”. Hij was bovendien iemand die al te gemakkelijk vertelde wat hij van de dingen vond; dat was typisch voor hem. Echter, in delfde periode zou de animo om met de groep door te gaan ook bij George en bij Paul al minder zijn geweest. Zij zouden daar intern en met elkaar toen ook al over gesproken hebben.
Dan was er de geldkwestie. John en George waren daar veel minder mee bezig dan Paul. Die zou, als het over geld ging, zich er altijd veel meer mee hebben bemoeid dan de anderen. Hij was bijv. degene die het percentage van Allan Klein, de nieuwe manager van de groep begin 1969, op 15% wilde houden (en niet de 20%, zoals die voorgesteld had). Dezelfde Paul had zich tevens meer en meer opgeworpen als de leider van het viertal, nogal eens tot verdriet van de anderen. Volgens Paul achteraf zou vooral echter de grote verandering van vrijgezel zijn naar vaste verkering alle vier leden van de Beatles hebben opgebroken. Volgens zijn zeggen wilden dames als Yoko, Linda en die van George en Ringo niet dat hun mannen bijna alleen maar met de groep en zijn muziek bezig waren. Er moest meer tijd en moeite aan hun gezin besteed worden. Dat was voor hem misschien wel het belangrijkste breekpunt.
In een interview in 1975, vijf jaar na het uiteengaan, heeft John Lennon het over nog eens samen een plaat maken. Dat zou zo maar kunnen, zegt hij dan, als Paul en hij daar beiden zin in hadden, maar de pers of de fans hadden daar volgens hem geen enkele stem in. Echter, samen optreden, een reünie, zat er in 1975 voor John niet meer in. Paul McCartney wijst er in zijn interviews na 1970 nog op dat hij het best erg heeft gevonden dat de groep ermee opgehouden was, maar, zei hij, het leven gaat door. “Ik ben nu niet echt meer met de Beatles bezig, maak nu muziek zonder dat John over mijn rug wil meekijken.” En had Yoko hem niet na de dood van John in 1980 nog verteld hoe dierbaar Paul voor John al die jaren was geweest? Op het persoonlijke vlak was er volgens Paul nooit iets mis geweest tussen de twee kopstukken van de Beatles.

Als – toch weer – hommage aan de “Fabulous Four”, op hun laatste benen, zet ik deze week hun “White Album” in de etalage, hoewel het eigenlijk een dubbelalbum is. De plaat is uit 1968, maar deze week ik laat jullie de opgepimpte versie (“totally remastered”) van een paar jaar terug horen. En nou kan ik alle 17 plus 13 onder elkaar gaan schrijven, maar ik vermoed dat een meerderheid van jullie het “White Album” thuis wel in de kast heeft staan of op zijn minst ergens een kopietje heeft getrokken. Ik beperk me daarom tot mijn favoriete rijtje nummers, 1 op 3, en laat de andere even voor wat ze zijn. Jullie kunnen eventueel zelf de plaat erbij halen om mij te kapittelen, omdat ik het in mijn hoofd heb gehaald om bijv. “Back in the USSR” en “Helter Skelter” weg te laten. Dat gaat overigens heel simpel op mijn iTunes. Je vinkt gewoon de v-tjes links vooraan weg van de muziek die je even niet aanstaat, meer hoeft niet. Hier is, met permissie, mijn “White album” top 10:
02A. Dear Prudence
07A. While my guitar gently weeps
08A. Happiness is a warm gun
10A. I’m so tired
12A. Piggies
16A. I will
02B. Yer blues
05B. Sexy Sadie
09B. Honey pie
11B. Cry baby cry
Mooi blijven ze, de diverse nummers van de Beatles, ook op het “White album”. Ik kan het ook niet helpen.

Op Harry’s website kwam ik de naam van de Rooftop Singers tegen. Dat is nog eens een relikwie uit vergane tijden. Eind jaren 50 en begin jaren 60 was een aantal folkgroepen in de VS erg populair. Ik noem hier de Weavers (“Goodnight Irene”, “On top of old Smokey”), het Kingston Trio (Tom Dooley”, “M.T.A.”) en Peter, Paul & Mary (“Blowing in the wind”, “Puff, the magic dragon”). En dan was er in 1963 de Rooftop Singers: Erik (van de Weavers), Bill & Lynne. De groep ken ik van het nummer “Cool water” en uiteraard van hun enige echte hit: “Walk right in”. Hadden wij die plaat niet thuis in Maastricht? Hoe dan ook, het was en is voor mij wel een nummer met een platina randje. Ik kan het nummer nog zo meezingen, inclusief mijn verbastering van de tweede regel die ik ook nu, zelfs op een You Tube filmpje, niet helemaal kan vatten: Walk right in, ..., Daddy let your mind roll on. En verderop in het nummer: Walk right in, ..., Baby let your hair hang down. Na “Walk right in “ probeerden de Rooftop Singers het succes uiteraard te herhalen, o.a. met “Tom Cat”, maar toen dat niet op de radio mocht worden gespeeld vanwege de vermeende dubieuze tekst, was het met de groep gebeurd.
Die Lynne, een voormalige jazz-zangeres, heeft op het You Tube filmpje wel iets van onze Teddy Scholten.

De afgelopen vrijdagavond stond in het teken van iets heel anders dan de Beatles. Noé nodigde mij uit voor een bezoek die avond aan het “Observatorio” in Temisas. Eerder hadden we het wel eens gehad over sterrenkunde en hoe weinig we daar eigenlijk van afwisten. Noé heeft intussen twee Engelstalige e-boeken van Stephen Hawking voor me gedownload, maar het overzetten op mijn e-apparaat gaat later gebeuren.
Om kwart voor 8 haalde hij me met de auto op en toen bleek dat we met een aardige delegatie en twee auto’s richting Temisas tuften, in totaal acht man, d.w.z. drie dames, onder wie Lorena, en vijf heren met o.a. Cucu en wij. Temisas ligt in het binnenland van het eiland. Je rijdt langs de oostkust, buigt af naar Agüimes, ten zuiden van het vliegveld (“Gando” voor de ouderen onder ons), en dan is het nog zo’n 15 km. Het observatorium ligt nog weer eens een klein stukje buiten het dorpje Temisas. Ik moest me warm kleden, wist Noé, want het kon daar verrekte koud zijn ’s avonds laat. Het bleek vooral te gaan om een sterrenkundige bezichtiging van de lucht onder leiding van een deskundige van de sterrenwacht. Ter plekke bleek trouwens dat niemand van ons gezelschap er eerder was geweest.
Noé wist er overigens wel al een beetje van af, van al die sterrenkunde, in ieder geval meer dan ik (hoewel ik van de zomer nog in een sterrenkundeboek voor kinderen heb zitten lezen). In de auto werd er druk gekeuveld met het tweetal achter ons, maar hadden we ook een (herhaalde) discussie over het verschil tussen een “via láctea” en een “galaxia”. Een “galaxia” staat voor een sterrenstelsel in het algemeen, weet ik nu, terwijl het specifieke waar de aarde deel vanuit maakt, de “via láctea” is, het melkwegstelsel. Ik had tot dan gedacht dat er zeer veel melkwegstelsels waren in het heelal, maar dat idee moet ik bijstellen, herzien. Overigens, heelal heet op zijn Spaans “universo” of “cosmos”.
Om even over 9 waren we er, maar het kleine gebouwtje ging pas open om 10 uur en dan tot tot half 12 (of ietsje later). Dus togen we met zijn achten eerst terug naar het dorpje om daar in het volkscafé uitgebreid aan twee soorten wijn en diverse tapas te gaan. Er kwamen als tapas twee soorten olijven op tafel, een bord locale olijfolie, wel vier borden gemengde kaas (jong, jongbelegen en oud), stukjes varkensvlees in een saus en daarbij een overmaat aan stukjes stokbrood. Het café was en is een zaak naar mijn hart. En goedkoop...
We hadden ons er nog eens van gewist dat er in het observatorium inderdaad “leven” zou zijn en om kwart over 10 werd de weg naar boven nogmaals gemaakt. Wat kregen we te zien? Eerst en vooral: het was helder weer, volgens de deskundige een 7 op een schaal van 0 tot 10. De hemel zat boordevol sterren (terwijl je daar in Las Palmas nauwelijks iets van meekrijgt). Met een grote kijker werden ons enkele sterren en planeten in volgorde getoond. Ik kon ze ook best al met het blote oog zien, maar minder duidelijk. Willen jullie namen? Dan ging het eerst om Orion, daarna Sirius en tenslotte Jupiter met zijn manen. Vervolgens werd een stuk hemel getoond waar wij alleen maar blauw zagen, geen sterren. Met de verrekijker bleek dat stuk net zo goed en boordevol allerlei stipjes te zitten. Als sluitstuk werd met een lampje langzaam de hele hemel afgetuurd, te beginnen met de omgeving van de poolster in het noorden met daarna een compleet rondje. Zelfs weet ik nu dat een rood puntje voor iets heel kouds staat en een blauw puntje voor hitte. Als mosterd na de maaltijd kregen we binnen nog een serie foto’s van sterren en planeten te zien, maar toen was het kwart voor 12 en op. Ik hoorde mezelf na afloop tegen de uitlegger van het “Observatorio” zeggen dat ik het “muy interesante” had gevonden en zo iets doe ik alleen maar, als het ook zo is.
Enigszins verkleumd ging ik bijna om middernacht met Noé en het koppel dat we vele uren eerder bij mij in de buurt hadden opgepikt, terug naar de bewoonde wereld. Om kwart voor 1 werd ik bijna voor mijn deur afgezet en niet veel later lag ik in mijn bedje.

Op de autoweg op weg naar de kleine sterrenwacht bij Temisas zag ik een groot bord bij een volgens mij Chinees restaurant staan, met daarop de kreet: ¡CACHO TROLA! En dan heb ik voor de zoveelste keer geen flauw idee wat er staat. Volgens mijn woordenboek staat het letterlijk voor: gebogen smoes. Daar heb je dan vrienden zoals Noé ook voor. Hij keek mij eerst bevreemdend aan en zei toen dat het slang was voor “wat een leugen”.

Genoeg over de vrijdag. Zaterdag had ik vooral een rustig dagje. Overdag zat ik op mijn balkon te lezen en begon aan deze nieuwe weblogbrief te schrijven. In de vroege avond paradeerde ik naar El Corte Inglés, omdat ik mijn voorraadje Fanta Zero Naranja nodig moest aanvullen en ook door mijn knäckebröd heen was, Wasa Vitalité, dat is en blijft de lekkerste. Maar eerst ging ik naar de overkant, naar de andere El Corte Inglés, om een cd te kopen die ik al een paar keer in mijn handen had gehad, van een optreden van Oum Kalsoum, “de ster uit het oosten”, uit 1931.
Afgelopen zomer heb ik een boekje over Oum, Omme of hoe ze heet in de bibliotheek geleend en de enige daar aanwezige cd van haar kunnen kopiëren, “La diva”. Nu heb ik dus mijn tweede binnen, simpelweg “Oum Kalsoum” getiteld. De “gran dama” van Egypte heet in alle volledigheid Oum Kalthoum Ibrahim al-Sayyid al-Beltaguie, maar bij Arabische namen weet je dat nooit helemaal zeker. Haar geboortejaar is 1899 of 1904, ook dat is onduidelijk, maar ze ging dood op 3 februari 1975, afgelopen maandag 39 jaar geleden. Bij leven en welzijn heeft Oum - moeder is dat letterlijk – bijna vijftig elpees gemaakt in de periode 1925-1975. Mijn tweede van haar schalt door mijn flat en voor wie met me mee wil doen, zijn hier de elf nummers:
01. Rohi Wa Rohek
02. Ya Ma Amar Elforaq
03. Yalli Gafak Elmanam
04. Charraf Habib Elqab
05. Khassamatni
06. Mahtar Ya Nas
07. Ya Fayetni
08. Ya Qalbi Kan Malek
09. Youm Elhana
10. Koli Mayezdad
11. Elli Habbak Ya Hanah
Vang me niet op een letter in de bovenstaande opsomming; ik ben blanco, als het om Oum’s taaltje, Egyptisch, gaat. Nummers als bijv. “Yalli Gafak Elmanam” of “Mahtar Ya Nas”, ze zeggen me weinig of helemaal niks en toch vind ik ze iets hebben. Het is wel aanpoten, voor niks gaat hier de zon op. Toen ik enkele jaren terug naar Arabische landen ging, zoals Marokko, Syrië en Jordanië, ben ik wel eens voorzichtig begonnen aan een beginnerscursus Arabisch op het internet. Maar zelfs maar een beetje beklijven doet zo iets niet. Wel denk ik er nu serieus over om via de cd-bieb in Rotterdam nog enkele andere cd’s van Oum Kalsoum en van soortgelijke artiesten buit te gaan maken.

Op de cd-afdeling van El Corte Inglés heb ik voor de zoveelste keer ook weer eens gekeken of er nog cd’s van Mary Sánchez te koop waren, het boegbeeld van de volksmuziek hier. Helemaal niks lag er, nada de nada, trouwens ook bij mijn diverse bezoeken aan Daily Price winkels ving ik tot dusver meestal bot. Ik heb helaas nog steeds niet meer dan negentien nummers in huis. Een cd-tje met tien nummers zingt ze vol met Los Bandama als begeleiders: “Canarias en sol mayor”. Op een andere, “Canarias canta 2” vult ze helft van de plaat, de andere vijf nummers komen van Olga Ramos. En dan is er nog eentje samen met Los Gofiones, “Los Gofiones y Mary Sánchez cantan a Nestor Álamo 1”, waarop vier nummers van haar staan.
De laatste keer dat ik Mary Sánchez in het echt zag, is alweer een jaar of vier terug, toen ze het carnaval hier op Santa Catalina mocht openen met een verhaal over vooral haar jeugd in de stad. Daarvóór ben ik haar eens tegengekomen op Las Canteras bij een optreden van Los Panchos daar. De locale diva wordt er trouwens niet jonger op met haar intussen 79 jaar. En voor wie het wil weten: bekend is Mary Sánchez al vanaf de jaren 50, toen ze, zoals dat heet, ontdekt werd door componist Néstor Álamo, die in al die jaren heel wat muziek voor haar schreef. Sinds 2005, het jaar dat ik hier voor het eerst ’s winters bivakkeerde, staat zelfs een bronzen beeld van haar op Las Canteras, gemaakt door Ana Luisa Benitez.
Als ik één nummer hier eruit mag lichten, kom ik haast automatisch op haar versie van “Pasodoble Islas Canarias”, het inofficiële lijflied van mijn eilanden. Dat kan zelfs ik meehummen.

De zondag stond bij jullie meer dan bij mij in het teken van het uitroepen van Prins Carnaval van “Groet Mestreech”. Helaas kon ik hem, dan nog onherkenbaar verkleed, niet verwelkomen op mijn vaste stek: hoek Grote Staat en Spilstraat. Ook de Markt moest het alweer zonder mij doen. Maar wat was het volgens een internetbericht in de Limburger poepie druk, En wie werd op het schild gehesen? Niemand minder dan de uitbater van café “In d’n awe Vogelstruys” aan het Vrijthof, Henri Hochstenbach. Als de krant het zegt, zal het waar zijn: hij gaat de komende weken, tot 4 maart om middernacht, door het leven als Prins Henri d’n Ierste. Mijn vraag vanuit Las Palmas: spreek je dat “Henri” uit als Henrie of als Horrie?

Woensdagavond zag ik op een muur bij Playa Chica een uitspraak van Nelson Mandela “die me wel wat deed”. Weten jullie dat ik hem, toen ik voorzitter was van Studium Generale in Maastricht, nog eens naar Maastricht heb willen halen voor de lezing van het jaar (genoemd naar Sjeng Tans?) Hij was toen nog niet zo heel erg beroemd, was nog met Winnie en net uit de gevangenis. Ik herinner me dat de baas van Studium Generale, Jacques Reiners, het me toen met alles wat j=hij in zich had, uit mijn hoofd heeft proberen te praten. Een brief naar Zuid-Afrika is nooit verstuurd.
We waren bij de uitspraak van Nelson Mandela, die hij ongetwijfeld niet in het Spaans gedaan heet. Niettemin, ik zag hem staan in het Spaans en dan geef ik hem ook zo door aan jullie.
Si no hay comida, cuando se tiene hambre
Si no hay medicamento cuando se está enfermo
Si hay ignorancia y no se respectan los derechos elementales de las personas
La democracia es una cáscara vacía, aunque los ciudadanos voten y tengan parlamento
Horen jullie het eens van een andere. Terzijde, als je hier je “cáscara” niet op hebt, als je op je motor of brommer door de stad rijdt, krijgt je, als je door de politie betrapt wordt, behalve een bekeuring ook drie strafpunten. Zit je op twaalf of hoger, dan ben je je rijbewijs een tijdje kwijt.

Wat voor mensen van mijn leeftijd de boeken van Kuifje en Lucky Luke zijn, zijn hier de legio boeken met tekeningetjes van Mafalda. Een vergelijking met de Amerikaanse Peacocks is wellicht beter dan met Tintin of de Daltons. De strips van meisje Malfalda komen uit Argentinië, maar worden, als ik het wel heb, ook in Las Palmas nog altijd driftig gelezen door zowel de kleintjes als degenen die ze voor de kleintjes aanschaffen. Dan kan het haast niet anders of er moet ook een kinderopvang met die naam zijn, een “Escuela Infantil Mafalda”. Van een folder van die school ga ik mijn Spaanse lesje maar eens maken. Hier is alvast de inleiding:
“Con más de 40 años de experiencia en la educación de los niños “Mafalda” dispone de unas amplias y adaptadas instalaciones, en una zona muy tranquila y con amplios espacios al aire libre. Un programa educativo integral que potencia el desarrollo de las capacidades del niño-a.”
Wat is het aanbod van de opvang? Waar gaat de “Escuela Infantil Mafalda” prat op?
“Servicio de recogida temprana (7.00 a las 21.00h)
-Cocina natural casera (alimentos de primera calidad)
-Huertos de aprendizaje
-Escuela de familia
-Ludoteca
-Amplia zona de aparcamiento”
En dat allemaal voor een basisprijs van 155€. Maar we zijn er nog niet, kijk vooral ook eens naar de “Pandilla Educativa”:
-Grupos educativos con profesores especializados
-Actividades: apoyo escolar, inglés, teatro, juegos deportivos, manualidades. Además de campanarios intensivos de idiomas
-Horario opcional: lunes e jueves (16.30 e 19.30)
-Edades: 2 a 12 años
-Precio: 80€ (programa completo); 30€ (por actividad)
Het kan niet op. En is de school alleen bedoeld voor de kleintjes? Nee, ¡claro que no! Natuurlijk mogen ook de familie e.d. meedoen.
-Talleres divertidos para disfrutarlos en familia
-Temas: Moda infantil con fieltro, confección máscaras y disfraces, moda infantil patchwork primavera, bisutería infantil, goma eva
-Frecuencia: mensual
-Edades: adultos y niños-as
-Precio: 20€
Voor uitgebreidere informatie verwijs ik naar www.escuelainfantilmafalda.org, maar jullie mogen ook bellen met de Recta de los Tarahales, 0034-928410375. Of zelfs de kinderopvang opzoeken op Facebook.

Rest mij nog om jullie een prettige voortzetting van deze week te wensen. Laat je zondag eens bij de Kemeleers zien, als de grootvorst van Wieck op het pleintje bij de Poshoorn gehuldigd wordt, is mijn voorstel. En verder is het van: “vaank uuch mer e beerke!” (beerke staat voor beertje en niet voor pilsje) en “welt geer neet, knasj boem, naor de pieringe” Het ga jullie voor de wind, zeker Marcel die op de veertig aan gaat. In mijn volgende brief, die ik over precies een week hoop te posten, zal ik iets over de nakende festiviteiten hier vertellen; nu is me dat nog aan de vroege kant. Gedraagt jullie, tot god, adios, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Mijn boekenbijlage begin ik deze week met het boek van de maand van El Corte Inglés. Vergelijk dat maar met de alarmschijf vroeger naast de hitparade van Veronica. Het betreft “El juego del Ripper”, het spel van de Ripper, van Isabel Allende. Ligt het in Nederland in vertaling ook al in de winkel?

Een mens heeft zo zijn voor- en afkeuren. Tot mijn rijtje favoriete thrillerschrijvers (m/v) reken ik zonder meer de uit Boston afkomstige Dennis Lehane, geboren in 1965. Hoewel hij best al een tijdje meeloopt als auteur, is zijn oeuvre relatief beperkt. Bij mijn weten heeft hij zes boeken geschreven rond het detectiveduo Kenzie & Gennaro en daarnaast vijf losstaande boeken. In 2008 kwam zijn “The Given Day” uit en wat vond ik dat adembenemend mooi. In deze rubriek heb ik het zomaar een 9 als recensiecijfer toebedeeld. En voor wie zich zo iets herinnert, ik heb vorig jaar al verteld dat ik me het vervolg daarop zeker ging aanschaffen. In 2012, vier jaar later, kwam “Live by night” op de markt en dat boek ga ik nu bespreken. Het is “live” met een i, niet met een ai, zie daarvoor blz. 22 of 363 in het boek. Het verhaal speelt, zoals dat bij Lehane hoort, in Boston, maar deze keer ook in Tampa en omgeving. We hebben het over de periode 1926-1935.
Hoofdpersoon is de jongste van de MCoughlins, Joe (Joseph), kinderen van een hoge politie-ome. Al als opgeschoten knul komt Joe in het criminele circuit van Boston terecht en samen met de broertjes Bartolo overvalt hij een clandestiene pokertafel, met o.a. Albert White en Emma Gould. Met de eerste krijgt hij in het boek nog heel wat te stellen en Emma wordt zijn vriendin. Vervolgens wordt jacht op het drietal gemaakt, een broertje dood, eentje vlucht naar Canada en Joe draait voor enkele jaren de bak in, de Charlestown Penetentiary. Daar leert hij Maso Pescatore kennen, leider van een concurrerende boevenorganisatie. Als hij de gevangenis mag verlaten, gaat Joe voor hem werken in Miami, Tampa om precies te zijn, waar hij verenigd wordt met de overgebleven Bartolo, Dion. Joe zet er, samen met Esteban Suarez, een handel in Cubaanse rum op, die hem in de tijd van de drooglegging miljonair maakt. Terzijde komt een gloednieuwe vriendin om de hoek kijken, Graciela Corrales, actief in de Circulo Cubano. Op het einde van het boek vechten Joe en zijn vrienden het uit met de groep van Albert White en ook met die van Maso Pescatore.
Heb ik het verhaaltje zo aardig samengevat? Om te laten zien dat ik het helemaal gelezen heb, alle ruim 400 bladzijden, krijgen jullie nu ook nog een aantal namen van bijfiguren: Tom Hickey, Brenny Loomis, vader Thomas Coughlin, Emil Lawson, Dom Polanski, Irving Figgis + Loretta, RD Pruitt + Kelvin Beauregard (KKK) en zoon Digger van de al genoemde Maso Pescatore. Het wordt een ware, maar enigszins met de haren erbij gesleepte slachtpartij.
Wat vind ik van het boek? Is het net als “The Given Day” van dezelfde Dennis Lehane goed voor een volle 9 als recensiecijfer? Als ik de vele krantenstukjes voor in het boek mag geloven, zeker. Ik citeer er hier uit één voor jullie, van de Minneapolis Star Tribune: “”Live by night” is, for and foremost, a great story. But it is also proof positive that Lehane’s 2008 novel, “The Given Day”, was no fluke. More than just a crime writer, Lehane is an author who works on a higher literary plane… “Live by night” is a morality tale in which, as one character notes, “no one’s good, no one’s bad”, Except for the author, who once again shows just how good he is.” En toch, vrienden van me, ben ik ietsje gereserveerder. Ik vind dat Dennis Lehane in dit boek af en toe uit de bocht vliegt, iets jet e gemakkelijk weg wil komen. De voortgang van het verhaal lijdt daar een beetje onder, er zijn mij ietsje teveel losse eindjes. Natuurlijk is “Live by night” best een spannend vervolg op “The given day”, maar het moet het met iets minder roem van mij doen. Ik geef Lehane er een 7½ voor. Ik blijf wel uitkijken naar Colorado stories uit 2006, het enige van hem dat ik nog niet heb gelezen.

Boek nummertje 2 moet ik wel haast van Rocky gekregen hebben voor op mijn e-reader. Hij is een grote fan van José Saramago en spoort me door de jaren heen aan om weer eens een boek van die Portugese auteur te lezen. De schrijver is van 1922 en overleed in 2010, maar enkele jaren terug, op eiland Lanzarote hier vlakbij. Daarachter zit dat Saramago als auteur in Portugal compleet leek te hebben afgedaan, toen hij in 1991 zijn “Bijbel van Jezus Christus” publiceerde, dat een iets vrolijkere kijk op “het meest gelezen boek” geeft. Het staat in Maastricht bij mij in de boekenkast. Met name het katholieke volksdeel liep toen zo erg te hoop dat José Saramago verhuisde naar de Canarische eilanden. Van daaruit ging hij wel gewoon door met schrijven, ook van het boek dat ik nu bespreek, “Alle namen” uit 1997. Het jaar erop, in 1998, kreeg hij in Noorwegen de Nobelprijs voor literatuur uitgereikt.
Het is het verhaal, tegen de 300 bladzijden, van een ambtenaar bij het algemeen archief, van de burgerlijke stand (in een onbekende stad). Hij heet meneer José, is 50 en is een van de acht schrijvers, waarboven vier klerken staan, daarboven twee souschefs en aan top van de piramide de chef. In zijn vrije tijd verzamelt hij op het archief gegevens over beroemdheden tot hij op een dag per ongeluk ook de persoonskaart van een onbekende 36-jarige vrouw mee naar huis neemt. Achter haar gaat hij dan ook aan. Hij spreekt o.a. met een oudere vrouw die haar van vroeger kende, hij breekt in bij de school waar ze heeft gezeten, doet navraag in vroegere buurtwinkels. Dan blijkt dat ze net overleden is. Waarop hij zich naar de begraafplaats begeeft en me kennis laat maken met de personele overeenkomsten en verschillen tussen het archief en de begraafplaats. Enz., enz. Ik zit de inhoud van het boek aardig te verklappen en dus houd ik er nu mee op. Overigens, meneer José doet in een schriftje zelf keurig verslag van zijn naspeuringen.
José Samarago schrikt niet terug voor af en toe wat lange zinnen, maar ze komen wel steeds op hun pootjes terecht. In het boek houdt hij aardig vol dat het leven meer uit toevalligheden bestaat dan wij mensen voor mogelijk houden. Besluiten serieus motiveren doen we vaak na afloop met zogenaamde ronde, kloppende redeneringen.
Net als de eerdere boeken die ik van José Samarago heb gelezen, vind ik ook dit weer best te pruimen, maar heel apart is anders. Het kabbelt mij iets te vrolijk weg zonder dat ik er erg wijzer van wordt. Het gaat naar huis met een 7, best een acceptabel cijfer, maar een Nobelprijs zou ik er niet aan vergeven.