donderdag 27 april 2017

Weblogbrief 12.30, 27 april 2017

Weblogbrief 12.30, 27 april 2017

Queridos amigos y familia, daar ben ik weer, wel voor de laatste keer deze winter. Hoewel, winter? Het is hier heel mooi weer en eigenlijk stelde de winter hier, zeker deze winter, niks voor. Ik herinner me dat, toen Trudie hier in haar eentje was halverwege januari, ze overdag aanhoudend op het strand te vinden was. Het zij zo! Over een paar dagen zit ik weer in Holanda.
Als vanzelf begin ik weer een week terug, op donderdag de 20ste. Lluis is vergeten dat ik de 27ste een lezing ga geven. In ieder geval heb ik, als ik om half 2 het gebouw en de afdeling binnen ga, niks op mijn computer staan en weten de dames (Mariela, Jacqueline, Cristina, Adriana, Patricia, Almudena) en ook Jorge van niks. Lluis zit die dag in Oviedo en als Mariela al naar huis is, stuur ik hem een e-mail. Zoals bijna altijd bij Lluis, krijg ik prompt antwoord van hem. Het is hem ontschoten, maar nu gaat Mariela het voor hem en de afdeling regelen. Waar en hoe laat ik verondersteld word op de 27ste gereed te staan met mijn dia-stick, weet ik nog niet, maar dat komt nog wel.
Ik zit vervolgens een uur lang foto’s en cartoons via Google afbeeldingen te verzamelen. Die moet ik thuis wel nog op mijn namaak Power Point presentatie zien te krijgen. Ik print ook nog een paar foto’s van Lux, Dalí en Luno uit plus mijn weblogbrieven 28 en 29. Aparte aandacht krijgt het commentaar van John op “mijn partijprogramma”, het congres over integriteit van Lex Bouter en twee stukken van ene Loris Borghi uit Parma. Daarna beantwoord ik enkel mailtjes en komt Harry’s website aan de beurt. Om 5 uur geef ik er de brui aan en klim de trappen op naar bus 12.

Als ik om kwart voor 6 thuis ben, wil Marij net onder de douche stappen. Ietsje later zitten we ten tweeden male bij La Alemana aan het Warsteiner bier. Met Marij is het goed kersen eten; stille momenten hebben we niet. Ze vertelt mij o.a. over haar reis in juli naar Californië om Marleen en Derek weer eens te zien (en diens zoon Bradley, van wie ik een mooie foto voorgeschoteld krijg). Die middag hebben we uitgebreid kip gegeten, dus als we om half 9 terugkomen op de flat, moeten we het nu met integral stokbrood doen. Ik ben blij dat Marij net als ik in het Maastrichts “stekbrood” zegt, met een E. Zo herken je je vrienden. Desgevraagd legt ze me nog eens uit wat nou precies het verschil is tussen een “sjotelsplak” en een “potdook”.

Een mens moet wat. Mede op verzoek van Marij krijgen de Paladins op vrijdagmorgen een muzikale beurt, een van de favoriete groepen van Peter, helemaal uit San Diego, met in de frontlijn Dave Gonzalez. Een paar jaren terug heb ik van hem maar liefst acht cd’s van de Paladins gekregen en dan laat ik de registraties van vijf optredens in Nederland nog maar even buiten beschouwing. Hier zijn hun platen uit de periode 1987-2003.
(1987) The Paladins
(1988) Years Since Yesterday
(1990) Let’s Buzz
(1994) Ticket Home
(1999) Excerpts From A Barn
(1999) Slippin’ In
(2001) Palvoline No. 7
(2003) El Matador
Laat ik de laatste die ik heb: “El Matador” uit 2003, maar eens opzetten. Dit is dus echt ouderwetse rock ‘n’ roll, in de Engelse wikipedia “rockabilly” genoemd. Hier zijn de vijftien nummers:
01.El matador (I)
02.Don’t come calling
03.Another one on the way
04.It’s too late, baby
05.Soulfarm (I)
06.Firebird
07.Hot link (I)
08.Midnightliner
09.Dancin’ with Leela (I)
10.You’re so fine
11.Will it ever get easier
12.Lookin’ for a girl like you
13.Goin’ nowhere fast
14.Lil more love
15.Blue cascade (I)
Ik vind het een aardige plaat, best te genieten, maar een beetje uit de oude doos. Extra te pruimen zijn de vijf instrumentale nummers, bovenal het titelnummer “El matador” en uitlui “Blue cascade”, Verder mogen jullie m.i. in ieder geval “It’s too late, baby”, “Midnightliner”, “You’re so fine” en “Will it ever get easier” niet missen.
De Paladins zijn ik geloof vanaf 2014 bezig aan een revivaltour. Van Marij begrijp ik dat de groep de volgende week vrijdag, de dag na de 50ste verjaardag van Willem Alexander en op de verjaardag van Luno, in Maastricht komen optreden. Ze gaat er met o.a. Peter heen. Zou hij er als Paladinsfan achter zitten? Dat is wel haast zeker! In ieder geval slaapt de groep bij hem thuis op Pottenberg. Jullie kunnen er op de 28ste nog heen, morgen dus, als het concert niet is uitverkocht. Waar het dan precies te doen is, weet Marij zo net niet, maar dat moet op het internet en in de Limburger zonder probleem te vinden zijn. In Trefcentrum Oostermaas?

Op zijn tijd kom ik woorden tegen die ik in het Spaans wel ken, maar waarmee ik enige moeite heb om ze me voor de geest te halen. Ik neem me voor om pleisters te gaan kopen – de oude zijn op – maar het duurt even, een minuut of zo, voordat ik op het woord “tiritas” kom. Het is volgens mijn woordenboek van origine een merknaam, zoals bij ons hansaplast en leukoplast. “Tiritar” staat trouwens voor bibberen. Vraag: wat het het verschil tussen hansaplast en leukoplast? Volgens Marij is leukoplast egaal plakkend, je hebt dus nog apart een gaasje nodig om op het wondje onder de leukoplast te leggen. Bij hansaplast is er ook een kussentje in het midden om over je wondje te doen.
Mag ik er nog eentje doen? Ik zit met Marij bij La Alemana en ben vergeten hoe een asbak ook al weer in het Spaans heet. Ouderdom? Nu duurt het zelfs nog ietsje langer, voordat ik erop kom: “El cenicero”. En hoe heet Assepoester in het A.B.S.? La cenicienta”, niet te verwarren met o.a. “Caperucita roja”, “La bella durmiente” en “El gato con botas”.
Ten slotte, hoe noemen ze hier een bouillonblokje? Ik ben vanmorgen met Marij bij de Spar en moet echt even nadenken. Zoals bij ons “spa” en in Frankrijk een “bic” kent men hier de merknaam “Avecrem”, maar het gangbare woord voor een bouillonblokje voor vlees is “cubito de caldo”. Vroeger heetten die dingen trouwens maggiblokjes. Wisten jullie dat ik nog eens als jongeman een aantal zomerweken bij de Maggi gewerkt heb, in de avondploeg. Dat was van 5 tot 2 in Amsterdam-West en als ik een uur eerder kwam, kreeg ik gratis eerst een prima warme maaltijd van de zaak voorgezet. Hier zijn de vloeibare Maggiflesjes nog altijd in de verkoop bij de diverse supermarkten. In Nederland ook?

´s Middags zit ik alles bij elkaar toch weer bijna twee uur aan mijn Power Point Presentatie te sleutelen. Vooral het netjes inpassen van de diverse foto´s en cartoons kost me tijd, die ik er wel voor over heb. Mark Spigt staat er mooi op met twee keer zijn foto, bij allebei zijn studies een. Ook Loris Borghi uit Parma van de bekende nierstenen en extra waterstudie prijkt op een dia. Van de jarige Willem Alexander met zijn vrouw en kinderen (als hoeksteen van de samenleving, John?) heb ik zelfs twee afbeeldingen in het oranje.
Op de vrijdagavond “taffelen” Marij en ik over een nieuwe route, iets verder af van de boulevard, naar het park bij waar het in het Spaanse Las Palmas allemaal begonnen is: het Castillo de la Luz. Daarvoor gaan we langs de Mercado de Puerto, waar het in de cafés een drukte van jewelste is en het bibliotheekje iets verder op. Op de bank bij de kerk houden we even halt, omdat ik mijn (vinger)nagels wil knippen.
In het park zijn ruim genoeg kinderen op de diverse speelapparaten, terwijl de oppassers op het terras zitten om er het weekend in te luiden. Binnen een mum van tijd krijgen we ook drie chihuahua’s in het vizier plus nog enkele honden van meer normaal formaat. Voor wie het naadje van de kous wil, het gaat om een witte labrador, een rijst-met-krentenhond en een chowchow met blauwe tong. Het meeste bij blijft me echter niet de roedel honden, maar de outfit van een van de aanwezige dames. Zij heeft “heur haar” knalblauw geverfd, met ook een blauwe paardenstaart. Op haar T-shirt staat in koeienletters: MISS WORLD. Of ze die titel 100% verdiend heeft, betwijfel ik, maar helemaal verkeerd is ze niet.
Om half 10, niet eerder, zit ik met Marij aan een tweede halve kilo zuurvlees met deze keer gebakken aardappeltjes en een komkommersalade. Van nu af aan mag Marij me daarvoor wakker maken.

De zaterdag gaat voorbij zonder dat er iets gebeurt dat hier om aandacht vraagt. Marij maakt, als we van de markt bij de haven komen, een mooie foto (meer zelfs) van een enkele metersgrote schoen die iemand als zandkunstwerk op het strand heeft gezet.
Op het einde van de middag zitten we aan een van de vier tafeltjes buiten bij Cafetería Nuevo Murias. Carlos is blij met onze komst, maar hij ziet er wel moe uit, “cansado”. Ik vertel hem dat hij wel veel uren maakt, als hij rond 6 uur (op zaterdag iets later) in de morgen al begint met de luiken open te doen. Hij antwoordt dat hij iedere dag behalve zondag al vanaf kwart over 5 in de zaak bezig is, maar de luiken (die ik soms hoor open gaan) pas later open doet. Over lange werktijden gesproken! Om 6 uur ‘s avonds is Tóbalo gelukkig weer als tweede van de partij, na enkele vrije uren, o.a. om zijn “petieterige” hondje uit te laten. Vanaf dan tot een uur of 10, half 11 gaan ze weer met hun tweeën aan de slag.
Marij vertelt me over een terroristische aanslag ergens in Afghanistan, waarover ze op NU.NL heeft gelezen. Een tiental Taliban-strijders heeft zich, verkleed als militair, tussen mensen van een Afghaanse legereenheid gemengd en vervolgens als een zootje wilden om zich heen geschoten. Twee van de tien hebben zich opgeblazen en de rest is doodgeschoten. Volgens NU.NL zouden er meer dan 140 doden zijn te betreuren. Ver weg van mijn bed, maar wat afschuwelijk!
Dichter bij huis, om de hoek eigenlijk bij de Puerto de la Luz, is een grote ferryboot van Armas tegen de kustlijn aangevaren. Er zou toen 60.000 liter olie gelekt zijn, die nu over zo’n 500 meter voor de oostkust van het eiland zou drijven, ten zuiden van San Cristóbal. Trudie vraagt ons per Whatsapp of we er hier ook iets van meekrijgen en Ton mailt helemaal vanuit de Siza-toren in Wieck of Las Canteras ook in de olie is. Nee dus.

Op zondagmorgen gaan Marij en ik naar de rommelmarkt gaan, maar lopen eerst langs de Marquesina om te kijken of het water daar wel onbezoedeld is. Een oneffenheid bespeuren we niet, wel zijn we getuige van een kleine tentoonstelling van allerlei motoren daar. Bijna had ik nog bij een stand van Harley Davidson een T-shirt gekocht.
Op de rastro is het redelijk druk en zie ik op verscheidene plaatsen best wel aardige cd’s liggen. Marij heeft meer interesse in een spotgoedkope lange broek, maar echt kijken doet ze niet. Bij La Alemena nemen we daarna het leven door, mondeling, op onze SMS en Whatsapp en Marij ook op Facebook (niet te verwarren met Facetime, dat een skype-programma van Apple is). Ik controleer op Google of de getallen op de stukjes hierboven (10, 140+ mensen; 60.000 liter) de juiste zijn. Peixia zie ik op 3 mei weer, als ze dan in Maastricht om 10 uur komt “pótse”.
Op de zondag kiezen mensen er nog steeds voor om ‘s middags hun warme maaltijd op te dienen. (Hoewel, dan kun je om 7 uur wel onderuit voor de TV naar Studio Sport kijken.) Marij maakt voor zichzelf en mij vis klaar, met rijst en gemengde groente. De vis is voor haar zalm, ten tweede male, en ik krijg mijn tonijn, die ietsje steviger van structuur is.
Hier is een opvallend verschil tussen ons: zij begint haar maaltijd met haar vis op te eten en daarna pas zijn de rijst en groente aan de beurt. Ik daarentegen ga veel meer gelijk op met de rijst, groente en vis. Op het einde, als mijn bord bijna leeg is, heb ik nog steeds als ongeveer laatste hap een klein stukje vis over.

Een mens hoort op zijn tijd van muziek te wisselen. The Paladins kunnen me op zondagmiddag gestolen worden, maar ze al helemaal laten vallen is ook weer zo wat. Dave Gonzalez van de Paladins gaat vanaf 2002 optreden met de country & westerngroep The Hacienda Brothers uit dezelfde streek. De leider van die groep is ene Luis Gaffney. Naar de muziekregistratie van twee optredens in 2005 en 2007 heb ik hun Demo Sessions uit 2003 en hun eerste echte plaat, denk ik: Hacienda Brothers uit 2005. Die wil ik jullie niet onthouden:
01.She’s gone
02.Mental revenge
03.Leavin’ on my mind
04.I’m so proud
05.South of lonesome
06.Looking for loneliness
07.Walkin’ on my dreams
08.Railed (I)
09.No time to waste
10.The years that got away
11.Seven little numbers
12.I’ve got a secret
13.Turn to grey
14.Saguaro (I)
Dit is dus een album dat steeds mooier wordt, wanneer je er vaker naar luistert. In eerste instantie val ik vooral voor de nummers: “She’s gone”, “Leavin’ on my mind”. “No time to waste”, “Seven little numbers”, “I’ve got a secret” en “Turn to grey”, maar bij nadere beschouwing laat de rest van de plaat zich goed horen, bijv. het instrumentale nummer “Saguaro”. Ook de Hacienda Brothers is een groep die bij mij een potje kan breken.

De zondagavond is uiteraard gereserveerd voor “El Clásico”: Real Madrid thuis tegen Barça. Als Marij en ik even over 7 naar Sana Catalina lopen, is het bij El Palenko al barstens druk. Dat komt mede, omdat UD Las Palmas nog aan het voetballen is, de club van hier. Uiteindelijk blijft het 1-1 tegen Avalés, als de wedstrijd om tien voor half 8 is afgelopen. Zoals ik al vermoed, blijft iedereen gewoon op zijn of haar terrasplaats zitten, in afwachting van de hoofdschotel van de avond. Wij zijn intussen doorgelopen naar La Chacharra, waar vooraan tot onze vreugde aan twee tafeltjes nog één stoel vrij is. We zetten die stoelen naast elkaar en hebben vol uitzicht op een televisiescherm voor ons.
Om kwart voor 8 begint het spektakel. Het spel gaat op en neer, met eerst vooral Real in een aanvallende rol en daarna Barcelona. In overeenstemming daarmee wordt het in minuut 28 eerst 1-0 door een doelpunt van Casemiro na een teruggekaatst schot van Sergio Ramos op de paal (maar staan ze niet buitenspel?). Tien minuten later , in minuut 38, maakt met een schuiver Messi gelijk, nadat hij een paar Real-spelers opzij heeft gezet. Overigens, al in het begin van de wedstrijd heeft hij van Marcelo een geweldige elleboogstoot (in het Spaans “codazo”) op zijn gezicht te verwerken gekregen. Teruglopend van zijn doelpunt zie ik nog allerlei gaas op zijn onderlip plakken.
Na de rust wordt het spel alleen maar driester. Over en weer zie ik een aantal kansen. Dan verdwijnt in minuut 75 een diagonaal schot van Rakitic in de verre hoek: 1-2. Met name de Barça-aanhangers op het terras veren op. Sergio Ramos laat zich vlak daarop tegenover Messi van zijn slechtste kant zien, met een sliding op allebei diens enkels - de zoveelste overtreding tegen de man met de baard – waarvoor hem een rode kaart gepresenteerd wordt: “fuera”. Toch blijft Real best gevaarlijk. Dan maakt invaller James (spreek uit: Chames) vijf minuten voor tijd uit een corner er nog 2-2 van. Dat lijkt mij en Marij gezien het vertoonde spel van beide kanten een correcte uitslag voor een wedstrijd bol van de spanning en de emotie. Ook de twee kampen op het terras kunnen zich in die uitslag vinden.
Rest mij nog te vertellen dat Messi er in minuut 92 2-3 van maakt met een prima schot in de voor de keeper rechter hoek. Leo Messi, Barça’s nummer10, is daarmee de held van de avond. Hij doet er zelfs zijn shirt voor uit, wat hem een gele kaart kost. Zijn evenknie Cristiano Ronaldo van Real aan de overkant kan de nederlaag maar moeilijk verkroppen.

Als Marij maandagmorgen van haar koffie met internet beneden terugkomt, vertelt ze me dat Philip Houben is overleden, op 76-jarige leeftijd. Ik vind met haar dat Annemarie Penn het dit jaar op zaterdagmiddag vóór carnaval best goed gedaan heeft als carnavalsautoriteit tegenover de nieuwe “autoriteitentoeker” van de Tempeleers. Echter, tegen het cabareteske optreden van Philip Houden in de jaren tachtig, negentig zijn maar weinig mensen opgewassen. Die had het toen helemaal, in ieder geval als buutreedner. Ik vind het mooi dat John Wevers, Wil’s vriend, het eerste exemplaar van zijn memoires naast Mia Ebbelink aan Philip Houden heeft aangeboden, afgelopen november, toen hij tachtig werd.
Als Marij Tóbalo beneden vertelt dat ze vanmiddag weggaat, maar hopelijk volgend jaar wel weer terugkomt, mag ze op zijn Canarisch twee zoenen in ontvangst nemen. Later krijgt ze er van mij nog eentje extra.

‘s Avonds mag ik in mijn bibliotheekje langs de boulevard constateren dat Leo Messi inderdaad tot de status van godheid verheven is en dat nog wel op de Catalaanse feestdag van Sant Jordi. Niet alleen de “gezèt” van de voetbalclub, maar ook El País en El Mundo schrijven hem compleet de hemel in. Idem dito weten de regionale kranten Canarias7 en La Provincia nauwelijks met welke superlatieven ze moeten aankomen zetten. Barcelona en Real Madrid staan nu weer op gelijke hoogte in de Liga, maar met de toevoeging dat Real nog een inhaalwedstrijd tegen Celta te goed heeft. Voor Barcelona resten er nog vijf gewone competitiewedstrijden en voor Real zes. Voor de compleetheid: in de halve finale van de Champions league treffen Real en Atletico elkaar op 2 en 10 mei a.s.
Gisteren was in Frankrijk de eerste ronde van de parlementsverkiezingen. De socialisten bakken er maar weinig van, net als in allerlei andere landen in Europa. De twee winnaars zijn Emmanuel Macron van de middenpartij en de “ultrarechtse” Marine Le Penn. Die mogen het tegen elkaar opnemen in de tweede ronde, op 7 mei a.s. De kranten voorspellen dat Emmanuel Macron de nieuwe president gaat worden.
Ik lees ten slotte een artikel over de tomaten hier. Een journalist van Canrias7 prijst ze aan met de kop erboven: “tomates que saben como antes”, tomaten die nog smaken zoals vroeger. De beste zouden van La Gomera komen, van het merk: “Orone”. Het heeft wel wat van een adventorial.

Dinsdagmorgen komt Laura ietsje over 10 aanzetten. Haar “guagua” had een probleem, vandaar. Ze is er zelfs een beetje van uit haar doen. Na een groot glas water van mij gaat ze enthousiast aan de slag. Zelfs geeft ze het buitenraam aan het balkon een beurt dat er een beetje “schmutzig” uitziet. Als ze om even voor 1 klaar is, kan ik weer overal van de vloer eten, zo opgeruimd ziet mijn flat er weer uit. Ik zeg haar toe dat ik haar in november weer ga bellen, als Lluis me meer de flat wil verhuren. Daarover moet ik hem wel nog onderhouden.
‘s Middags ga ik naar de universiteit, vooral om de laatste gouden randjes aan mijn power point presentatie aan te brengen. Lluis is er niet, maar a.s. donderdag om 6 uur wel, als mijn optreden gepland is in de Sala De Grados in het tegenover liggende gebouw van de gezondheidswetenschap. Mariela, mijn buurvrouw op de afdeling, die als “moderadora” zal optreden, stelt me nog enkele vragen om zeker te weten wie ik ben. Als mijn dia’s oké zijn bevonden, is John aan de beurt die mij uitgebreid commentaar op “Verkiezingsprogramma Knipschild 2021” heeft gestuurd. Met elkaar eens zullen we het wel nooit worden, maar het siert hem dat hij commentaar geeft. Het verbaast me dat jullie het op zijn hoogst hebben aangekeken en daarna zijn overgegaan tot de orde van de dag. Verder hebben alleen mijn beide broers kort gereageerd.
Om even over 5 verlaat ik de universiteit voor een leesbeurt bij het Castillo De La Luz. Onderweg zie ik een laatste reclame van Coca-cola zero, met de hartenkreet: ”aún mejor sabor”, nog betere smaak. Wisten jullie al dat “aun” en “aún” twee verschillende Spaanse woordjes zijn? “Aun” staat voor zelfs en “aún” voor nog. “Aun así” is Spaans voor toch, niettemin en “aún no ha llamado” betekent dat hij (of zij) nog steeds niet gebeld heeft.

Mag ik op de dinsdagmiddag nog een laatste cd voor jullie opzetten, van Seasick Steve? Net als Dave Gonzalez en diens vrienden komt Seasick Steve uit Californië, Oakland om precies te zijn, vlakbij San Francisco. Hij is wel een heel stuk ouder dan de Paladins en de Hacienda Brothers. Thuis op de bank heet hij Steve Wold, geboren in 1940. Furore in Nederland maakt hij, als hij in 2012 mag optreden op Pink Pop in Landgraaf. Van Harry heb ik een kopietje van dat optreden gekregen – onbetaalbaar! Daar speelt Seasick Steve met een sinterklaasbaard, honkbalpetje en tatoeages op zijn armen het uitgebreide publiek voor het grote podium helemaal plat. Zijn Hema-hempje steekt mooi af tegen het roze van zijn drummer die nog meer haar op, in en onder zijn aangezicht heeft. Op één nummer gebruikt Seasick Steve een houten plank met één enkele snaar als zelf geconstrueerde gitaar. Ook zijn wieldop met snaren als instrument mag er zijn. “Are we having any fun yet?”
Ik heb intussen vijf van de acht cd’s die de man vanaf 2004 (bijna als AOW'er) maak heeft, helaas nog niet de laatste. Wel ik zijn zevende: Sonic Soul Surfer uit 2015 en hier zijn de twaalf nummers van dat album:
01.Roy’s gang
02.Bring it on
03.Dog gonna play
04.In peaceful dreams
05.Summertime boy
06.Swamp dog
07.Sonic soul boogie
08.Right on time
09.Barracuda ‘68
10.We be moving
11.Your name
12.Heart full of scars
Seasick Steve blijft me verbazen met zijn stem die op de plaat toch de 70 jaar royaal moet zijn gepasseerd, als hij van 1940 is. Als er twaalf liedjes op een plaat staan, mag ik er maar hoogstens zes naar voren schrijven, heb ik mezelf ooit eens gecommandeerd. Dat is hier best nog een gedoe, maar vooruit: mijn favorieten van “Sonic Soul Surfer” zijn: “Roy’s gang”, “Bring it on”, Summertime boy”, “Swamp dog”, Right on time” en als uitsmijter “Barracuda ‘68”. Vooral “Bring it on” houdt me in de lucht.

Als vervolg op zaterdagavond, als Carlos zijn zichtbare vermoeidheid aan me toegeeft, heb ik nog een stukje Canarisch voor jullie. Levendig is in het Spaans “vivo” en in het Canarisch o.a. “relinquiento”. En moe is, zoals jullie intussen behoren te weten “cansado”. In het Nederlands heb je ook wel halve synoniemen zoals vermoeid, uitgeput en bekaf, maar in het Canarisch? In het dialect van de Spaanse eilanden voor de kust van Afrika zijn daar volgens mijn onvolprezen woordenboekje Spaans-Canarisch wel tien woorden voor. Hier komen ze in alfabetische volgorde: “aboyado, amollancado, desgorniado, desguanguillado, encalazado, escanelado, esmagado, farrupiado, fatuto, sajomado”. Ik kan er geen terugvinden in een Spaans woordenboek, behalve de eerste. “Aboyado” is zo iets als afgedreven.
Het Canarische woord voor einde, “fin”, is “suculúm” tussen twee uitroeptekens, eentje omgekeerd ervoor en een westers erachter. Ik beloof jullie bij dezen dat ik mijn brief morgenmiddag daarmee zal eindigen.

Woensdag overdag houd ik het rustig, maar in de avond begin ik maar eens dapper aan de voorbereiding van mijn vertrek hier a.s. zondag. De slof sigaretten voor Ton als oppasser op mijn huis in Maastricht heb ik al gescoord. Wat zal ik voor Trudie eens meenemen? Met chocolade koekjes (“ambrosías”) hoef ik niet aan te komen zetten, want ze is pas een paar dagen terug van Gran Canaria. Laat ik eens een bakje (250 gram) geroosterde hazelnoten voor haar in mijn koffer stoppen. Die moet ik dan wel nog gaan halen bij El Corte Inglés in de kelder.
Om half 8 vertrek ik winkelwaarts. En zoals het dan gaat, neem ik in de beter supermarkt ook nog servetten, Amerikaanse salade (wortel, witte kool) en vissticks mee. Niettemin, met mijn bakje noten is hopelijk niks mis.

Op de donderdagmorgen vraag ik me af of ik nog aan mijn lezing vanavond om 6 uur (bij jullie 7 uur) moet sleutelen, maar beslis dat “het” zo wel goed is. Ik heb zestien oranje dia’s, met op de tweede het hoofd van de koning. Op het einde heb ik er nog eentje, nu van zijn complete gezin in het oranje plus feestvierende oranje “onderdanen”. Je moet als spreker wat om een zaaltje Canariërs tevreden te stellen. Zal ik voor de lezing mijn oranje polo aantrekken?
Van het idee “DO WE HAVE TO DRINK MORE?” ga ik tijdens de presentatie weinig heel laten. Als Lluis mij inhuurt voor het tegenwicht, komen hij en de rest van de aanwezigen vanavond aan hun trekken.

En dan ga ik nu mijn laatste brief van deze winter controleren op kleine verontreinigingen en hem omzetten in een voor mijn weblog hanteerbaar formaat. Daarna mag ik verder in mijn nieuwe boek: “Dilemma” van Elisabeth George, dat veelbelovend is, en vervolgens naar de universiteit voor mijn post en mijn praatje. Het ga jullie goed de komende dagen en ik hoop op een warm welkom, nadat ik zondagavond laat mijn opwachting in provinciestad Maastricht heb gemaakt.
Tot binnenkort “live” en anders tot ergens in november, als mijn volgende serie brieven eraan komt. Tot ziens in het echt, hasta pronto, PaulK. ¡Suculúm!

BOEKENBIJLAGE

Adriaan van Dis geboren in 1946 en met “Nathan Sid” debuterend in 1983, heeft een tijd in Parijs gewoond. ”De Wandeling” uit 2007 in een van zijn boeken (boekje eigenlijk, 140 bladzijden) uit die periode. Nu woont hij weer in Nederland. Meneer Mulder, zonder voornaam, wel een bijnaam (Nicolas Martin) woont ergens in Parijs en is min of meer getuige van een brand in een groot woonpand met diverse huurders. Er vallen de nodige doden en hij houdt er een hond aan over, Le Chien, die met hem mee naar huis loopt. Vanaf dan doet Mulder zijn wandelingen door de buurt en de stad niet meer solo, maar samen met het beest.
In de buurt maakt meneer Mulder kennis met een aantal mensen. Allereerst is daar père Bruno van de kerk, met wie hij over godsdienst van mening verschilt, maar met wie hij best drank en eten kan delen. Dan is er Sri(mathie) Ramdunu, een weduwe uit Sri Lanka; ze heeft net haar man verloren en eerder haar twee kinderen. Voor haar vat hij liefde op, die overigens maar beperkt wederzijds is. Zij heeft meer op met een Chinees die in dozen slaapt en verpleger blijkt te zijn geweest. Terwijl de hond van alles besnuffelt, maken we ook kennis met bijv. Mr Ngono die pater Bruno in de kerk helpt, de eenbenige bedelares, de Triple X zwarte man, en Bubakar, een Senegalese straatveger. Het verhaal gaat zijn gangetje met meneer Mulder op zijn tijd als weldoener. Uiteindelijk geeft hij de hond aan een meisje (Fanta) terug, als dat uit het ziekenhuis komt en ziet hij ook toe hoe Sri en de Chinees gaan samenwonen.
Voor de muziek zorgen vooral de vijf kerkklokken om de hoek: Charlotte, Henriette, Valérie, Pauline en Thérèse. Een nogal filosofische zin in het boek komt van Markies de Sade: God is voor een mens wat kleuren zijn voor een blinde.
“De wandelaar” van Adriaan van Dis is m.i. best een mooi boekje. Van Dis vertelt een stukje van zijn eigen leven, denk ik, en dat doet hij op een luchtige, prettige manier, zonder te veel poespas. Ik heb voor het boekje een volle 8 als recensiecijfer over.

Mijn tweede en laatste boek van deze winter waarvan ik jullie hier een recensie voorschotel, is van John Grisham. De man is van 1955, uit het Amerikaanse Arkansas, en na het nodige advocatenwerk is hij sinds 1988 voltijds schrijver van juridische thrillers. Zijn boek “Dilemma”, dat ik in het Nederlands op mijn e-reader lees, is van 2014, maar het verhaal speelt zes jaar eerder, in 2008. We zitten in de buurt van het Amerikaanse Roanoke in de staat Virginia. zo’n 500 km ten zuidwesten van Washington D.C.
Vlak na het omvallen van de Lehman Brothers bank in Manhattan wordt de 29-jarige advocate Samantha Kofer bij eenzelfde soort andere bank, eveneens in crisis, min of meer aan de kant gezet. Haar moeder Karen in Washington en vader Marshall in New York, ook allebei advocaten, hebben het er moeilijk mee, meer dan Samantha zelf. Die verhuist naar het dorpje Brady in Virginia, voor een onbetaalde baan bij het Mountain Bureau Voor Rechtshulp. Het kantoortje wordt gerund door twee advocaten, de 61-jarige Mattie Wyatt en 45-jarige Annette Brevard, als ik het andere personeel niet meetel. We zitten in de Apalachia, het grote gebied van een aantal staten waar steenkoolwinning, tegenwoordig liefst bovengronds, veel voorkomt. Mattie’s vader is eerder overleden aan stoflongen en Mattie en Annette helpen o.a. werknemers die een uitkering wegens stoflongen horen te krijgen, hoewel de steenkoolmaatschappijen die uitkering steeds en agressief proberen aan te vechten. Het gaat vooral om kleine rechtszaken. Voor het grotere werk moeten we bij bij mensen zoals advocaat Donovan Gray zijn, met diens broer Jeff en Vic Canzarro als helpers.
Ik ben getuige van een aantal kleinere zaken en dan gaat Donovan dood – of is hij vermoord? – vrij snel nadat hij een miljoenenproces gewonnen heeft. De mijnexploitanten zoals Krull Mining, Strayhorn Coal en Lonerock Coal waren hels over de bemoeienis van Donovan en zijn gouden handel. Ze zijn verzekerd van de hulp van de boeven van advocatenkantoor Casper Slate en incasso bureau Judicial Response Associates. Ook het bureau van Mattie, Annette en Samantha krijgt het te verduren. Op de achtergrond speelt dat Donovan’s kantoor stiekem allerlei belastende papieren over kankergevallen heeft ontvreemd van Krull Mining, wat tot een megaproces kan worden.
Als Samantha een nieuwe baan in New York krijgt aangeboden, met het bekende saaie, maar financieel lucratieve werk, wil ze liever in Grady op het kantoor van het Mountain Bureau Voor Rechtshulp blijven. Daar kan ze als advocate van steenkoolarbeiders en bij andere kleine rechtszaken haar werk, maar dan wel redelijk betaald, met veel meer enthousiasme doen.
Het is al lang geleden dat ik een advocatenboek van John Grisham gelezen heb. Wel heb ik een aantal verfilmde versies van zijn boeken gezien – best aardig. Met name op aanraden van Eva ben ik er toch weer eens aan begonnen en ik moet zeggen: “Dilemma” vind ik een goed boek. Het is spannend, er zit een aparte draai in het verhaal, als Donovan dood) gaat en ik krijg een aardig inkijkje in het leven buiten de grote stad. Het einde valt me ietsje tegen, maar al met al heb ik voor “Dilemma” toch een volle 8 als recensiecijfer over. Ik zeg jullie toe dat er de komende winter meer boeken van John Grisham zullen volgen.

donderdag 20 april 2017

Weblogbrief 12.29, 20 april 2017

Weblogbrief 12.29, 20 april 2017

Queridos amigos y familia, iedere winter is er één brief die mijn voorlaatste is, en deze keer is dat deze, mi carta pénultima. Hij bestaat uit drie delen: eerst de twee dagen dat ik nog van mijn rust genieten kan, dan de intensieve periode dat ik hier van zaterdagmiddag laat ergens op maandag Trudie & Marij te verwennen heb en ten slotte nog een dag of drie, dat Marij mij mag uitleggen of er nog iets aan mij verbeterd kan worden.

Daarom niet getreurd, ik begin gewoon op Witte Donderdag, als ik me met een liter Bombay Saphire naar de Ruiz de Alda begeef om Juli van zijn eten te beroven. Ik ben altijd te vroeg en dus zit ik nog eventjes op een bank vlakbij. Daar loop ik Adriano tegen het lijf, een vriend van Noé. Ik herken hem wel van gezicht, maar zijn naam mag hij mij nog eens noemen.
Als ik ietsje later bij Juli boven kom, blijkt hij daar pontificaal te zitten. Hij is de man die mij destijds op het viertal Alexandrië-boeken opmerkzaam maakte, waarvan ik alleen deel 1 met de nodige moeite heb doorgeworsteld. Het is deze middag te doen op Juli’s stuk dakterras; alle al aanwezigen zijn van mening dat het in zijn flat veel te heet is, “mucho calor”. Vooruit, dan moet het maar op het dak gebeuren. In totaal tel ik uiteindelijk elf mannen en vier vrouwen, onder wie de nu zestien dagen oude dochter Nora van de tandarts, van wie ik de naam en de bijnaam steeds vergeet. Juli hoeft die middag niet te koken, maar hij is het wel die net als Lorena de barbecue voortdurend in de smiezen houdt. ‘s Ochtends hebben Noé en Lorena fors ingekocht bij de Macro in Telde en bedenk iets, het is er.
Als de briketten voor de barbecue net staan te dampen, zie ik al schotels met enkele kazen, worst, stokbrood en chips staan. Daar komt in de loop van de middag echt van alles bij: vooral varkensvlees en stukken koe in een aantal variaties, Argentijnse hamburgers met een lekker sausje en op het einde ook aardbeien en “Arabische” koekjes. In een grote bak, gevuld met ijswater (dat af en toe wordt ververst) vind ik wijn, bier en limonades. Als ik de alcoholische dranken op de vroege middag laat voor wat ze zijn, ben ik ongeveer de enige samen met Lorena. Er wordt bier gedronken of het water is en later is de gin-tonic populair. Ik wacht tot een uur of 6, maar dan doe ik met de gin-tonic ook maar mee.
Om 9 uur vertrek ik, als het gezelschap – of wat ervan over is – zich naar beneden begeeft om daar aan de beter whiskey te beginnen. Op de weg terug naar mijn flat bedenk ik dat Jezus (niet die met de bijnaam Cucu; die is in de Ruiz de Alda) ongeveer dan door Judas verraden moet zijn in de Hof van Olijven, “el olivar”. Het evangelie volgens Judas wil ik nog altijd eens doornemen, maar vooralsnog heeft de Kerk daar een stokje voor gestoken. Om half 11 ben ik blij dat ik mijn bed in kan en ik denk dat ik toen in no time vertrokken ben (naar hogere sferen).

Op de vroege Goede Vrijdag gaat er niks boven een opmerkelijke plaat. In 1978 komt het album “The Kick Inside” uit van Kate Bush. Ze is van 1958, dan dus 20 jaar, en komt uit het Engelse Kent. Laat ik haar muzikaliteit samenvatten als het meisje dat een octaaf te hoog zingt. Hier zijn de dertien nummers van de plaat:
01.Moving
02.The saxophone song
03.Strange phenomena
04.Kite
05.The man with the child in his eyes
06.Wuthering heights
07.James and the cold gun
08.Feel it
09.Oh to be in love
10.L’amour looks something like you
11.Them heavy people
12.Room for the life
13.The kick inside
Zou Kate Bush ook praten zoals ze zingt, met dat piepstemmetje? Volgens de Wikipedia heeft ze een bereik van wel vier octaven. “Wuthering heights” is en blijft voor mij een nummer zoals ik ze niet iedere week tegenkom. Luister op “The Kick Inside” ook eens naar liedjes zoals “Moving”, “L’amour looks something like you” en “Them heavy people”. En misschien vind ik “The man with the child in his eyes” nog wel een indrukwekkender lied dan “Wuthering heights”.

Om 2 uur op vrijdagmiddag denk ik: wanneer vandaag heeft Gods zoon nou de geest geven, om 3 uur in Nederland of om 3 uur hier? In het laatste geval hebben we nog een uur te gaan voordat het zo ver is. Echter, het kan ook zo maar Jeruzalemse tijd zijn, waar het twee uur eerder is dan hier. Een puzzel!

Op de vroege zaterdagmorgen, 9 uur, zie en hoor ik beneden in de straat een man met op zijn t-shirt: KEEP IT UNREAL. Dat zinnetje ga ik niet voor jullie vertalen. Ik memoreer de man hier niet vanwege zijn T-shirt, maar omdat hij kennelijk niet weet hoe hij zich een beetje moet inhouden. Hij is aan het skypen of dergelijke, dat is goedkoper dan bellen, en hij schreeuwt echt tegen zijn tablet. En wij worden verondersteld mee te genieten.

Om een uur of 2 heb ik oprecht het idee dat ik alles gedaan heb wat ik moet doen, als Marij en vooral Trudie op bezoek komt. Ik heb naast mijn twee soorten toast en Wasa knäckebröd een liter halfvolle melk en pruimenjam in huis, Goudse kaas en Zwan(enburgse) ham, Canarische chorizo, Philadelphia-kaas met fijne kruiden, een doos eieren, roomboter, Firgas spa en vier soorten blikjes in de zero-variant. Voor de alcoholische trek is er Tropical met tequila, Ricard anijsdrank en een fles dure rode wijn uit Tenerife.
De afwas is aan de kant gedaan, was is er nauwelijks, mijn bed is verschoond, Trudie’s kussen toegevoegd en Marij’s bed opgemaakt.
Alles oké? Dan kan ik nu naar Jorge om zijn twee recente boeken van Olli Miettinen terug te brengen. Daarna is het – met een nieuw boek op schoot – afwachten tot ik om een uur of 5 de wind van voren krijg, omdat ik toch weer “iets” vergeten ben.

En inderdaad, om 5 uur staan Trudie en Marij beneden in het busstation op Santa Catalina, allebei met een minder dan 10 kilo koffertje. Op het plein zelf voegt Trudie mij toe dat ik een man uit duizenden ben, maar hoe positief ze dat bedoelt, laat ze graag nog even in het midden. We lopen gedrieën linea recta naar Cafetería Nuevo Murias en geloof het of niet: Carlos komt ons persoonlijk bedienen aan een tafeltje buiten dat net vrij gekomen is. De dames willen stante pede aan het bier: “tres jarras de cerveza, por favor”. Op één been kun je niet staan, dus is het “el mismo otra vez” uit hun hart gegrepen. We nemen er wel hapjes bij: eerst olijven, dan een kaasplankje, vervolgens chips en ten slotte porties “olieneutsjes”.
Om half 9 of daaromtrent gaan we naar twee hoog. Trudie en ik hebben dan vier halve liters achter de kiezen en Marij twee plus twee “cañas”, gewone glazen. Terwijl de dames minimaal uitpakken, zet ik mijn overheerlijke tomatengroentesoep op het fornuis. Die laten ze zich even later goed smaken met mijn twee soorten toast erbij. Het zal ongeveer 10 uur zijn, als ze vol zitten, geen pap meer kunnen zeggen. Dan is voor allebei tijd om in hun respectievelijke bedden te kruipen. Ik ga solo op het balkon zitten met mijn boek en als ik om 11 uur ook maar tussen de lakens kruip, is Trudie compleet van de wereld.

Op zondagmorgen (Eerste Paasdag) zijn Trudie en ik vóór 8 uur wakker. Trudie gaat zo waar koffie voor me zetten (die zet je niet, die “maak je” in ‘t Mestreechs) en dan douchen. Even later krijg ik mijn eerste bakje en verschijnt ze op het balkon met thee en pruimenjam op Wasa knäckebröd voor zichzelf. Marij sluit zich om kwart over 9 bij ons aan. “Y pues” is het aankleden en vertrekken ze om 11 uur naar een terras aan Las Canteras. Er is mij toegezegd dat ze om 1 uur terug zijn met (kakel)vers brood voor bij o.a. mijn hardgekookte eieren.

Als ze weg zijn, kies ik alvast voor een nieuwe plaat. Dat wordt er een met fado-muziek uit de oude doos: The Rough Guide To Fado. Hier zijn de 18 nummers:
01.Armandinho – Fado Armandinho (I)
02.Alfredo Marceneiro – Lembro-me de ti
03.Hermínia Silva – A tendinha
04.Joao Ferreira-Rosa – Triste sorte
05.Tristao da Silva – Lisboa é sempre Lisboa
06.Fernanda María – Saudade vai-te embora
07.Max – Vielas de Alfama
08.Lucilla Do Carmo – É locoura
09.Antonio Dos Santos – Minha alma de amor sedenta
10.Domingos Camarinha – Guitarra triste (I)
11.María Da Fé – Até que a voz me doa
12.María Teresa De Noronha – Fado das horas
13.Carlos Ramos – Nao venhas tarde
14.Fernando Farinho – Cancao de Lisboa
15.Celeste Rodrigues – Lenda das algas
16.Tony De Mattos – A fado mora em Lisboa
17.Amália Rodrigues – Povo que lavas no rio
18.José Luis Nobre Costa – Olhanda o mar (I)
Mij bekruipt het gevoel dat ik jullie deze echt schitterende plaat al eens eerder gepresenteerd heb. Hij prijkt prominent op mijn namaak-iPod, dus misschien heb ik hem wel vaker afgedraaid voor mezelf, maar nog niet in een weblogbrief aangeprezen. Hoe dan ook, dit is er eentje om te koesteren, over de hele breedte. Eerste klas muziek vind ik het. En als ik er iets moet uitkiezen, doe ik vandaag uiteraard Max met zijn “Vielas de Alfama” en daarnaast de drie instrumentele nummers: Armandinho’s “Fado Armandinho”, Domingos Camarinha’s “Guiarra triste” en José Luis Nobre Costa’s “Olhanda a mar”.

‘s Middags heb ik rust, kan ik onbekommerd van mijn muziek genieten. Om 5 uur staan de dames weer voor mijn deur om te douchen en zich op te tutten en daarna gaat het met mij in een redelijk tempo op naar La Oliva voor drank. Eerst zitten ze tegelijkertijd op hun smart phone te koekeloeren, maar daarna willen ze ook best wat zeggen tegen mij. Het is over 8 uur, als er naar Chinees restaurant Hong Kong gemarcheerd wordt om daar aan een uitgebreide maaltijd te beginnen. Daarna is het maar een klein stukje teruglopen in mijn straat en wordt het langzaam aan tijd om te gaan “bouze”. Marij, moe van het bier en de warmte, trekt zich direct terug op haar kamer, maar ik mag met Trudie wel nog een uurtje op het balkon zitten, voordat we ons ter ruste begeven.

Maandagmorgen staat vanaf 8 uur een toenemende meute kinderen voor mijn deur, met de eerste moeders aan de koffie bij Carlos. De jongens zijn al snel aan het voetballen en de meisjes aan het smiezen en roddelen. Als Trudie om kwart over 8 op het balkon verschijnt, ziet ze het met interesse aan. Om even voor half 9 is het kindergedoe voorbij en kan een nieuwe lading (met name) moeders beneden aan de koffie, zo nodig met een sigaretje erbij. Om 9 uur “sharp” voegt Marij zich bij ons. Trudie is intussen aan het kijken naar mijn Power Point Presentatie, maar min gratis kloon 5.2.2 van LibreOffice krijgt ze helaas niet echt aan de gang. Mijn presentatie is zelfs een paar minuten compleet weg, maar komt dan gelukkig ineens toch weer ongeschonden terug. Ik zal het zonder Trudie’s extra Power Point bemoeienis moeten doen.

De dames gaan eerst naar Carlos voor hun e-mail en WhatsApp en later naar het strand. Rond het middaguur komen ze even terug voor een tweede ronde (na zaterdagavond) van mijn tomaten-groentesoep en zijn vervolgens weer foetsie. Om even over 3 uur is mijn flat weer “the place to be”. Voor Trudie betekent dat: nog eens uitgebreid douchen. Haar tas is daarna snel ingepakt en dan mogen Marij en ik haar in de kelder van Santa Catalina uitzwaaien. Om klokslag 4 uur komt nog een koppel de trappen daar afstormen om nog net bus 60 naar het vliegveld te halen. Dan hopen we maar dat Trudie ons ziet – de busramen zijn donker – als de bus vertrekt. “Salcai utinsa” staat op de Globalbus en laat ik nou vergeten zijn wat dat Canarisch ook al weer betekent.

Aan het begin van de avond nemen Marij en ik het ervan bij La Alemana op het plein, het terras dat in je jaren 60 geopend werd door enkele Duitse dames, die daar toen koffie en taart serveerden. Nu is het een goed lopend, geolied bedrijf. De code van de wc is op dit moment 1010, voor wie eens moet gaan plassen. Om half 9 maak ik tosti’s voor ons en Marij mag ook haar aardbeien uitproberen. Dan gaan we lezen op het balkon, tot iets van half 11, als Klaas Vaak zijn opwachting maakt.

Als Marij dinsdagmorgen terug is van haar koffie en internetten in het cafetería beneden, vertelt ze me dat Greg van Avermate de Amstel Goldrace heeft gewonnen. Bestaat die naam van de enige voorjaarsklassieker van Nederland nog, denk ik, de Amstel Goldrace? Volgens mij is dat lekkere bier – een beetje de Brand Imperator van Amstel – al sinds een hele tijd uit de gratie.
Op weg naar de centrale markt achter El Corte Inglés leg ik haar “dimelo” uit. Die uitdrukking hoort o.a. bij het opnemen van de telefoon, letterlijk “zeg het me”. Op de markt zelf komen daar andere minigezegden bij zoals “¿algo más?”, waarop je, als je niks meer hoeft, hoort te antwoorden met “nada más”. Het is Spaans voor “nog iets van je gading?” en als antwoord “niet meer”. Ik doe er nog eentje om het af te leren. De slager waar we vlees kopen voor het zuurvlees, heeft het over “¿quien sigue?”. Dat is het equivalent van “wie volgt?”

Dan kan Marij niet achterblijven en komt ze met een verhaaltje over Prince, dat ze in De Limburger gelezen heeft. Ze vertelt me dat de man op 57-jarige leeftijd op 21 april 2016 (nu vrijdag dus een jaar terug) overleden zou zijn aan een overdosis Ventalin. Is dat een pijnstiller? Hoe dan ook, zijn huis in Minneapolis was vergeven van de pijnstillers. Ik vertel haar dat “Nothing compares 2 U” van Sinead O’Connor een typisch Prince-nummer is, dat hij samen met een zwarte zangeres genaamd Rosie Gaines heeft gezongen: prachtig.
Zal ik “the late great” Prince (Mister Nelson) dan nog maar eens inzetten als alarmschijf? In 2014 brengt de witte “midget” twee cd’s op de markt: “Art Official Age” en “Plectrumelectrum (samen met 3RDEYEGIRL)”. Kop of munt? Het wordt kop en hier zijn dus de dertien nummers van “Art Official Age”:
01.Art official cage
02.Clouds (f. Lianne la Havas)
03.Breakdown (f. Andy Allo)
04.The gold standard
05.U know
06.Breakfast can wait
07.This could be us
08.What it feels like (f. Andy Allo)
09.Affirmation I & II ( f. Lianne la Havas)
10.Way back home (f. Paloma Ayana)
11.(& 3RDEYEGIRL) Funknroll
12.Time (f. Andy Allo)
13.Affirmation III (f. Lianne la Havas & Paloma Ayana)
Hij blijft mooi, zelfs postuum. Prince voegt steeds een geluid toe dat hem zo apart, afwijkend van anderen, maakt. Alleen al daarom is dit een plaat die je in zijn geheel moet draaien, niet enkele nummers eruit plukken. Toch zijn er wel uitschieters naar boven zoals “Art official cage”, “The gold standard”, “Breakfast can wait”, “This could be us”, “What it feels like” of “Time”. Terzijde, wie is die Andy Allo? Moet ik die kennen? Wordt hij de nieuwe Prince?

Dinsdagavond gaan Marij en ik op de boulevard eens naar links en posteren ons – het waait een beetje – opzij van een muurtje bij Costa Canaria. Daar is het goed toeven en er komt genoeg volk langs om ons met schampere en andere opmerkingen aan de gang te houden. Zo waar ziet Marij ook de magere dame met de elastieken benen voorbij komen snelwandelen.
Thuis mag ik nog een half uurtje op het balkon zitten lezen, als ze de zalm, rijst en sperzieboontjes bijtklaar maakt. Om kwart over 9 hoor ik beneden gejuich en zal Real Madrid wel gescoord hebben tegen Bayern München. Later, om ongeveer kwart voor 10 komt een volgende golf van enthousiasme voorbij; zou dat voor Atletico Madrid zijn dat Leicester de les leest?
Woensdag lees ik de uitslagen in Canarias7. Leicester-Atletico is geëindigd in 1-1, waardoor Atletico bij de laatste vier zit. Real Madrid heeft het thuis zwaar te verduren gehad tegen Bayern München. Na 90 minuten staat het 1-2 en moet er verlengd worden. Dan krijgt Cristiano Ronaldo het op zijn foute heupen en wordt het uiteindelijk nog 4-2. Met terugwerkende kracht had ik bij die wedstrijd op de tv wel aanwezig horen te zijn. Hoe dan ook, ook Real is door naar de halve finales.

Op woensdagavond staan hier vanaf kwart voor 8 Barcelona-Juventus en Monaco-Dortmund op de rol. Tegelijkertijd heeft Marij gisteren een grote portie zuurvlees in de azijn gezet die vanmiddag uitgebreid gestoofd is met uien. Het vlees is intussen echt mals in het kwadraat. Ik heb er, als ze naar het strand is, zelfs nog een aantal keren in mogen roeren.
Dat wordt kiezen! Wil ik liever de Europese afgang van Barcelona beneden bij Carlos en Tóbalo volgen of neem ik het er op dat moment eens goed van aan de keukentafel. Marij serveert er een salade bij met weet ik hoeveel groentesoorten en ouderwetse gekookte aardappelen. We zijn we zelfs nog bij Rocasa een aardappelschilmesje gaan kopen. Het zuurvlees wint, met de toevoeging dat als het terras en de rest van de straat een aantal keren achter elkaar gaat juichen op zijn Catalaans, ik alsnog naar beneden mag vluchten. Echter, het gejuich blijft compleet uit. Vanmorgen op de donderdag krijg ik de uitslagen door. Barcelona tegen Juventus eindigt in een brilstand: 0-0, met Juventus dus als winnaar. Barcelona ligt eruit, godverdegloeiende. Monaco wint thuis van Dortmund met 3-1, waardoor die de vierde halve finalist is.

Eerder al heb ik op de donderdagmiddag, op de donderdag, afgesproken met Jorge om eens over de epidemiologie op zijn Miettinens te praten op de universiteit. Van Lluis ga ik vernemen hoe laat en waar ik over een week met praatje mag houden in een van de gebouwen hier. Een en ander houdt tevens in dat ik dan, op de vijftigste verjaardag van Willem Alexander, mijn laatste, dertigste brief van deze winter aan jullie ga versturen.
Nog even, nog één brief, en dan zijn jullie weer voor een half jaar van me af. Hou is eenvoudig de komende week, want nog steeds geldt voor mij “small is beautiful”. Daarbij, neem eens op een terras plaats met een halve liter bier met tequila. Daar moet met enige goede wil toch ook in Maastricht aan te komen zijn. Dat was hem; ik ga eruit met een welgemeend “tot ziens maar weer”, hasta luego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Mijn eerste boek is er een van Engelsman R.J. (Roger Jon) Ellory, die zijn verhalen graag in de Verenigde Staten situeert. Zijn boek “The Devil And The River” is uit 2013 en speelt in het zuiden van het land, in een dorp van niks genaamd Whytesburg in de staat Mississippi. Geregeld wordt wel de grens met het naburige Louisiana overgestoken. We gaan terug in de tijd: het verhaal ontrolt zich in 1974 met een terugblik naar 1954.
In dat jaar wordt Nancy Denton (16) vermist, als ze aan het picknicken is met haar vriend Michael Webster (21), haar vriendin Maryanne Benedict (14) en vriend Matthias Wade (21). Gedacht wordt dat Nancy hem in haar eentje gesmeerd is, maar dat is wel raar, als bedacht wordt dat ze zielsveel van Michael houdt. In 1974, twintig jaar later, blijkt dat ze destijds gewurgd is, nu gevonden in de modder bij de Pearlrivier (dood maar ongeschonden; haar hart is vervangen door een doosje met een slang erin.) De opschudding is groot, zeker bij sheriff John Gaines en zijn “deputy” Richard Hagen. Even later wordt ook Michael in een motel aangetroffen, verbrand en zonder hoofd en linker hand. Die vindt John Gaines even later terug achter zijn huis.
Daarmee is het moorden nog niet afgelopen, maar laat ik hier nog wat namen geven. Van het puissant rijke gezin Wade is moeder Lillian in 1952 overleden, vader Earl is in 1974 dement en de ontbrekende kinderen naast Matthias (nu 41) zijn Caroline (38), Eugene (36) en Della (30). Eugene is gitarist en via hem ontmoet Della de kleurling en gitarist Clifton Regis. Die zit even later voor een aantal jaren in de gevangenis, waarschijnlijk onterecht en door toedoen van Matthias. De rechterhand van Matthias voor het opknappen van vervelende klusjes is Leon Devereaux, die trouwens ook het loodje legt. In het kamp van sheriff John Gaines en Richard Hagen vinden we o.a. huisarts Bob Thurston en patholoog Victor Powell plus de oudjes Eddie Holland en Nate Ross.
Mag ik het daarbij laten? Het is verre van gemakkelijk om de verscheidene knopen te ontwarren. Over de “revival” met hulp van voodoo en bijpassende geestverhalen zal ik het maar niet hebben en de macht destijds van de Ku Klux Klan blijft hier ook buiten beschouwing. In het boek wordt tevens en voortdurend verwezen naar het Japanse deel van de Tweede Wereldoorlog (Michael Webster) en de Vietnamoorlog (John Gaines). Geen enkele soldaat komt ongeschonden uit een oorlog, is het beeld dat R.J. Ellory ons voorhoudt, met “the distant chatter of CH-47s, the crack and whip and drumroll of the 105s and the Vulcans, Charlie’s 51 cals and 82mm mortars”. In de laatste woorden van luitenant Ron Wilson van John Gaines in Viet Nam, vlak voordat hij door een sniper gedood wordt: “Fighting for peace is like screwing for virginity”.
Wat zal ik eens van dit boek vinden? Ik ben een echte fan van R.J. Ellory en heb hier al diverse boeken va hem lovend besproken. Tegen die achtergrond vind ik “The Devil And The River” – helaas maar waar – niet tot zijn beste boeken behoren. Er is weinig mis met het verhaal, maar mij is het te veel uitgesponnen. Af en toe heb ik echt iets van “kom alsjeblieft ter zake, Ellory”. Misschien speelt bij mijn eindoordeel een rol dat ik er helemaal naast blijk te zitten, als het om de moordenaar van Nancy Denton gaat. Alles op een rijtje zettend is mijn recensiecijfer voor “The Devil And The River” een 7 en niet hoger. Tegelijkertijd blijf ik uiteraard wel met verve speuren naar de vele boeken van R.J. Ellory die ik nog te goed heb.

Mijn tweede boek is er een van Amerikaan (uit Boston) Dave Eggers, “De Cirkel” (“The Circle” in het Engels). De schrijver is geboren in 1970. Ik denk dat het een recent boek is; Trudie heeft het Marcel in februari voor zijn verjaardag gekocht. De locatie van het verhaal is vooral San Vincenzo, een dorpje in de buurt van het Californische Fresno, in het binnenland tussen San Francisco en Los Angeles. Daar ligt het terrein van bedrijfscomplex De Cirkel.
Hoofdpersoon is twintiger Mae Holland die een baan krijgt bij de Customer Experience afdeling van het bedrijf. Er werken in totaal ruim 11.000 werknemers en het krijgt steeds meer macht en invloed, met name door vergaande openbaarheid te prediken. Er worden ook allerlei uitvindingen voorbereid en aan de man gebracht. Het is tevens een eersteklas verzamelpunt van sociale media à la Facebook. De grote firma´s en winkels die adverteren op De Cirkel dan wel de sponsors zijn, betalen de megakosten die het bedrijf maakt. Aan de wieg en nu aan de top staan “De Drie Wijzen”: (de teruggetrokken levende) uitvinder Ty Gospodinov, zakenman Tom Stenton en charismatische spreker Eamon Bailey. Om hen heen is er de “Bende Van 40” voor de beslissingen en de uitvoering, waartoe een vriendin van Mae behoort: Annie Allerton. Zij is het die Mae haar baan bij De Cirkel heeft bezorgd.
Andere namen die ik geregeld terug zie komen in het boek, zijn Dan & Jared van de Customer Experience, Denise & Josiah van personeelszaken, Dr Villalobos voor de preventieve geneeskunde, Mae’s bedvrienden Kalden en Francis. Privé komen daar nog eens o.a. Marion van een kajakverhuurbedrijf bij en Mae’s ouders Vinnie & Bonnie. Gaandeweg wordt ik als lezer ook ingevoerd in allerlei namen die bij De Cirkel horen, zoals “newbies” (nieuwe werknemers), retinale display, PartiRank, Trasparency, Conversion Rate, Bruto Retail en noem maar op.
De invloed van De Cirkel op allerlei gebeurtenissen in de wereld groeit in een razend tempo. Mae smult ervan en wordt zelf steeds populairder. Haar vroegere vriend Mercer, die kroonluchters van hertengeweien maakt, begint haar steeds meer verwijten te maken en wil op een gegeven moment zelfs geen contact meer met haar hebben. Dan nadert De Cirkel zijn voltooiing en gebeuren er akelige dingen, bijv. in een aquarium ter plekke en bij het opsporen van vermiste personen.
Daar laat ik het voor de inhoud bij. “De Cirkel” is weer eens iets anders na mijn diverse thrillerboeken. Je ziet in het boek de privacy steeds meer op de achtergrond raken, zelfs verdwijnen. Moeten we ons niet veel sterker gaan maken voor het behoud van eigenwaarde? Ik heb het boek in een paar dagen uitgelezen en vind het best wel aardig, maar niet geweldig. De inbreuk op de privacy en de min of meer tegenstelling met transparantie had voor mij meer aan bod mogen komen. Toch heb ik voor “De Cirkel” een 7 als recensiecijfer over, o.a. vanwege het originele idee. Wie weet, ga ik later nog eens aan een boek van Dave Eggers beginnen.

donderdag 13 april 2017

Weblogbrief 12.28, 13 april 2017

Queridos amigos y familia, klopt mijn kopnoot wel? In mijn vorige brief heb ik jullie verteld dat ik me op 14 april zou aandienen, maar op de eerste dag van mijn nieuwe brief hoor ik van Mariela en van Lluis dat het op de veertiende Goede Vrijdag is, een van de heiligste dagen van het jaar. In dat kader is is de universiteit, ook het gebouw van waaruit ik mijn brieven aan jullie pleeg te posten, de hele week dicht. Dat wordt uitwijken naar een privé-adres voor mijn besogne. Via Noé kom ik bij Juli terecht die mij a.s (witte) donderdag met zijn computer ter wille zal zijn.
De vorige week heb ik Jorge gevraagd naar recente boeken van Olli Miettinen. Blijkt hij van de recente vier er twee thuis te hebben staan: “Up from Clinical Epidemiology & EBM” uit 2011 en “Epidemiological research: terms and concepts”, zijn dictionaire uit hetzelfde jaar. Jorge heeft ze voor me mee naar “het werk” genomen en deze week mag ik er eens besnuffelen. Ze kosten bij Springer allebei 40 euro, niet echt duur, ik had eerder gedacht dat ze twee keer zo duur waren.
Jorge is echt een verzamelaar van epidemiologie-boeken, meer nog dan een gebruiker. Als ik een blik in de boeken werp, heb ik niet het gevoel dat hij erin heeft zitten lezen. Zelf vind ik ze toch wel weer iets hebben. Hoe je over hem denken mag, Miettinen blijft een klasse apart. Zijn woordenboek, hoe interessant ik het ook vind, zie zie ik mezelf niet echt meer doorwerken op mijn oude dag. Het andere: “Up from Clinical Epidemiology & EBM” is er eentje waarvan ik met goed fatsoen op korte termijn toch weer kennis behoor te nemen. Waar ik het boek (175 bladzijden) ook opensla, zit ik in een mum van tijd gespannen te lezen en te denken: de man heeft nog gelijk ook.
Ik doe op vrijdagmiddag de zevende mijn ding op de universiteit en begeef me om 5 uur, als de tent echt helemaal leeg is – zelfs de “vigilante” aan de overkant beneden kan ik niet meer aantreffen – naar mijn bus 12.

Nou hoor ik jullie iets te vertellen over wat er in de bus gebeurt, wat er op reclameborden staat, over mijn gelees op een bank bij het Lichtkasteel dan wel in de kranten in het bibliotheekje daar staat. Fout! Op de vrijdagmorgen al heb ik besloten dat ik in het kader van het 17de filmfestival van Las Palmas naar de film ga. Ik kies wel een zaal vlakbij mijn woning. Museo Elder brengt in stijl met de filmweek (naast Monopol en het theater) een rijtje films onder de titel “NO FUTURE”, iedere avond om 6 uur een nieuwe. Vandaag om 6 uur staat de laatste film op de rol: “High-Rise” van de Engelse regisseur Ben Wheatley. uit 2015.
Laat ik even teruggaan in de tijd. Er wordt in de jaren zeventig uitgebreid geageerd tegen de bouw van hoge flats, in de Amsterdamse Bijlmermeer en op legio andere plaatsen. Het idee van hoogbouw met groen eromheen (of is het een groot wagenpark?) spreekt veel mensen niet aan. Ik herinner me zelfs een socioloog – of is hij sociaal-demograaf? - die in een van drie flats in een buitenwijk van Utrecht gaat wonen om van daaruit verslag te doen van alles wat er in de flats gebeurt en daarover een mooi boek te schrijven. Als ik zelf onderzoek doe naar het vliegtuiglawaai rond Schiphol, krijg ik de kans om in een van de stadjes (Uithoorn) het gebruik van kalmerende en slaapmiddelen in de aanwezige flats te vergelijken met dat in de laagbouw ernaast. Ik word tot mijn eigen verrassing bedolven onder aandacht, als ik er een stukje over schrijf. Als uit mijn bij-onderzoekje komt dat in de Uithoornse flats juist minder kalmerende middelen gebruikt worden, mag ik mijn verhaal zelfs gaan vertellen op de school voor architecten op het Waterlooplein in Amsterdam.
Terug naar vandaag in Las Palmas, hoewel het verhaal in de jaren zeventig speelt. Terzijde hoor ik een prima nieuwe versie van het nummer “S.O.S.” van Abba uit 1975 (op de cd waarop ook “Mamma Mia” staat). Een architect, Anthony Royal (gespeeld door Jeremy Irons) laat een 40 etages hoge flat bouwen en gaat zelf in het penthouse wonen, met een heel grote eigen tuin erbij. De torenflat heeft zijn eigen supermarkt, zwembad, tennis- en squashruimte enz. In een van de woningen op de 25ste etage neemt Robert Laing zijn intrek, een dokter die met zijn tijd wil meegaan. Andere bewoners zijn o.a. zijn bovenbuurvrouw Charlotte met haar pientere zoontje Toby en, veel lager in het gebouw de brute Richard Wilder en zijn hoogzwangere vrouw Helen. Gaandeweg de film zie je de zaak steeds meer verzieken en eindigen in een ware veldslag tussen de onderste en bovenste helft van de torenflat. Er wordt meer dan voldaan aan wat velen van ons hopen: dat je maar beter niet in een dergelijk gebouw kunt wonen.
Ik vind “High-Rise” van Ben Wheatley best een aardige film, niet geweldig, maar met genoeg sjeu. (Zeg je dat wel zo in het Nederlands?) Als hij bijv. op tv komt, mogen jullie hem best eens proberen.

Dan is het zaterdagmorgen en wordt het tijd om mijn muziekverzameling in stelling te brengen. Mijn eerste keuze in de Heilige Week wordt een cd van een dame die jullie misschien nog van heel vroeger kennen: Marianne Faithfull. Ze is geboren in 1946 in London. Halverwege de jaren zestig is zij de vriendin van Mick Jagger – volgens kenners is zij o.a. de maker van “Ruby Tuesday” en “As time goes by” – voordat ze uit de roulatie verdwijnt wegens haar toenemende heroïnegebruik. Later maakt ze een comeback en bij mijn weten is ze nog steeds in the picture als zangeres, wel intussen de nodige jaartjes ouder. Enkele jaren terug trad ze hier nog op in het Alfredo Kraus auditorium, maar dat was op een zomer dat ik in Nederland zat. Haar laatste studio-album is bij mijn weten “Give My Love To London” en hier zijn de elf liedjes van de cd:
01.Give my love to London
02.Sparrows will sing
03.True lies
04.Love more or less
05.Late victorian holocaust
06.The price of love
07.Falling back
08.Deep water
09.Mother wolf
10.Going home
11.I get along without you very well
Natuurlijk kan ik het niet laten om “The price of love” bij jullie aan te bevelen, pure Rock And Roll, hoewel ik de versie van de Everly Brothers beter blijf vinden. En hoe denken jullie over: “I get along without you very well” van Marianne Faithfull? Ik heb het nummer van een heel stel artiesten en helaas, er gaat m.i. niks boven de versie van Frank Sinatra uit 1955 op zijn misschien wel beste album “In The Wee Small Hours”. Ook de versie van Lew Stone en zijn orkest mag er anno nu nog steeds zijn. En toch, AOW-er Marianne Faithfull levert met haar hese, bijna gebroken stem à la Hildegard Knef toch een aardige cd af. Luister eens naar “Give my love to London”, “Love more or less”, “Deep water” dan wel “Going home”’ om te enigszins begrijpen waar ik het over heb.

Ton & Marion zijn echte fans van detectiveboeken. Over een heel jaar gerekend denk ik dat ze nog meer boeken wegwerken dan ik, misschien omdat ik de neiging heb om me ‘s zomers nogal in te houden. Met Ton, die mijn post in Maastricht verzorgt, mail ik af en toe ook. Onlangs vertelt hij me weer eens dat ik maar eens nieuwe interesse moet gaan tonen in allerlei andere Scandinavische thrillerschrijvers. Natuurlijk is hij bekend met bijv. “Het pantserhart” van de Noor Jo Nesbø, voegt hij mij tussendoor toe.
Op zijn aanraden heb ik onlangs twee Zweedse en twee Noorse auteurs toegevoegd aan mijn BOEKENVERLANGLIJST. Uit Zweden zijn dat de al bejaarde Björn Hellberg, uit 1944, en diens jongere collega Häkan Ostlundh uit 1962. Die Ostlundh is uit Uppsala, daar wil ik nog eens heen. Tons tegenwoordige favoriete detectiveschrijvers uit Noorwegen zijn de al even bejaarde Kjell Genberg uit 1940 en nou komt het: Anna Holt. Zij is geboren in 1958 - kan dus nog even mee - en is actief als thrillerschrijfster sinds 1993. Intussen heeft ze er al meer dan tien op haar naam staan. Volgens Ton word ik wel verondersteld haar boeken wel op volgorde te lezen. In mei zal ik dus maar eens beginnen aan haar debuut “Blinde Godin” uit 1993.

Met Lluis heb ik het op de vrijdagmiddag gehad over het geven van een lezing. Vroeger hoorde dat bij de zaken die ervoor zorgden dat ik mijn vliegreizen naar en van Las Palmas kon declareren, maar met de huidige schaarste is dat “vorüber”. En toch vind ik het wel iets hebben: mijn winterverblijf hier afsluiten met een praatje over wat ik van een heikel onderwerp binnen de epidemiologie vind. Hij roept dan steeds dat ik het wel netjes moet houden, maar zit gereed, als het zo ver is.
In januari van dit jaar heeft hij zichzelf opgeroepen tot professor van de “Hydratación”, genoeg water drinken, en wat ligt er meer voor de hand dan hem nu over dit onderwerp te kapittelen, zelfs nu hij zelf al enigszins op zijn schreden terugkomt. Ik heb de afgelopen tijd af en toe een artikel over extra water drinken gelezen, ben daarnaast eerder zijdelings betrokken geweest bij van dergelijke onderzoekingen vanuit de U.M. in Maastricht, allebei van mijn jonge collega Mark Spigt.
Mijn conclusie is vooralsnog: waarop baseren die mensen zich eigenlijk, die vinden dat wij per dag toch minstens 2,5 liter voor mannen dan wel 2,0 liter voor vrouwen dienen te consumeren, nog los van er via het eten binnenkomt? (Terzijde, in de Verenigde Staten zijn deze aanbevelingen 3,7 respectievelijk 2,7 liter). Vooralsnog kom ik niet verder dan de optelling van wat we aan water dagelijks verliezen: via uitademen 0,5, transpireren 0,5, ontlasting 0,1 plus uiteraard onze urine. Daarbij gaat het om 1,4 liter water, met een minimum van 0.5 liter, bij ouderen vanwege hun verminderde nierfunctie 0,7 liter. Ik kom niet veel verder dan de gedachte: wat eruit gaat, zal op de een of andere manier ook binnen moeten komen. Een onderbouwde relatie met ziektes en functieverlies is m.i. vooralsnog ver te zoeken. Alleen voor het voorkómen van nieuwe nierstenen kan ik tot dusver geloven dat extra water drinken helpt, hoewel ook daar een replicatie van het onderzoek gewenst is. Mijn antwoord op de vraag: moeten we onszelf hydrateren, is: NEE.

Voordat ik op zaterdagavond aan mijn ommetje begin, informeer ik beneden wat de uitslag is van Real tegen Atletico. Die wedstrijd is ´s middags gespeeld en geëindigd in 1-1. Dat biedt perspectief voor Barcelona. Als ze in de avond van Malaga winnen, komen ze op gelijke hoogte met Real, dat dan wel nog een inhaalwedstrijd extra (tegen Celta) tegoed heeft.
Om even over half 9, bij de rust, blijkt echter dat Malaga thuis met 1-0 voorstaat. Ik ben dan op plaza Farray, waar ik de tweede helft afkijk. Hoe Barcelona ook probeert, ook maar één echte kans op de gelijkmaker krijgen ze niet. Als dan ook nog Neymar van het veld wordt gestuurd, zijn de rapen gaar. Messi en Suárez doen hun best, maar meer is het niet. Ook de diverse vrije trappen van Messi gaan eerder de tribune in dan dat de keeper getest wordt. Messi heeft kennelijk zijn dag niet. En zoals het dan gaat, als Barcelona toch weer massaal oprukt in de richting van het doel van Malaga, om toch nog iets te proberen, valt de goal aan de andere kant. Met een stand van 2-0 is de wedstrijd gelopen. Barcelona heeft er zaterdagavond niks van terecht gebracht.
Ik voorspel jullie op zaterdagavond dat Barcelona tegen Juventus (11 en 19 april) het onderspit nogmaals gaat delven.

Vroeger had ik iets met Palmzondag. Op die dag knipte ik steevast vanaf mijn balkon een groot blad van de palmboom voor de deur en gaf dat een mooi plekje in de woning. De boom is gekapt en wat nu tussen het terras van ” De Francesco” en (niet op zondag) “Nuevo Murias” staat, is nog geen meter hoog. Daar valt niet veel aan te verhapstukken.
Mag ik het daarom met een stukje bijbel doen? Ik ben de eerste om toe te geven dat zo’n twee millennia terug een stuk minder gereisd werd dan nu. Maar dat Jezus en zijn apostelen vóór de Goede Week nog nooit in Jeruzalem zijn geweest, dat gaat er bij mij niet in. In het boek van kenner en regisseur Paul Verhoeven heb ik gelezen dat Gods zoon vóór de Semana Santa al minstens twee keer de hoofdstad moet hebben bezocht. De intocht met mensen aan de kant die met palmtakken wuiven, heeft waarschijnlijk bij het tweede bezoek plaats gehad en niet het derde. Waarvan acte!
Hier besteed ik overdag de meeste tijd aan lezen, als ik niet zit te prutsen aan mijn praatje op de universiteit over hydratie, dat gepland staat voor 27 april, de dag dat koning Willem Alexander 50 hoopt te worden. Ik ben wat blij dat ik niet ben uitgenodigd op het diner ‘s avonds in het paleis op de Dam, want dan had ik moeten afzeggen. Zoals dat een leek betaamt, heb toch weer moeite om mijn gefundeerde en minder gefundeerde ideeën over hydratie in een Power Point presentatie te zetten. Nog een paar artikelen wil ik trouwens eerst nog gelezen hebben en uiteraard hoor ik ook nog wat cartoons en foto’s erbij te zetten. Ik hoop een mooie van Mark Spigt te vinden om bij zijn onderzoek te zetten. Voor enkele finesses ga ik proberen om Trudie op Paaszondag of -maandag in te schakelen.
Zondagmiddag laat weet ik wel al haast zeker dat ik mijn half uur tot drie kwartier praten “met lichtbeelden erbij” aardig gevuld ga krijgen.

Als ik zondagavond de boulevard op loop, zitten op een bank bij de Tomas Miller twee mensen met hun gitaar in de aanslag. De ene ken ik als een van de betere strandartiesten hier, mager als hij is, en de ander is volgens mij de dikke van een duo, van wie ik voor Marcel en Damaris nog eens een cd heb aangeschaft. Ten overvloede staat er zondagavond een onderdeur van een dame van middelbare leeftijd bij opgesteld, die met alles wat ze in zich heeft, een ode aan buureiland Tenerife brengt. Het is genieten en dan bedoel ik ook genieten. Ik ga op de bank daar zitten en laat de muziek gelaten over me komen.
Een half uurtje later, als het nieuw gevormde trio lijkt uitgezongen, loop ik door naar rechts en dan verder op La Puntilla naar restaurant Clipper. Het is intussen 8 uur, maar tot mijn verrassing speelt daar nu een damescombo. Alleen de gitarist is een jongen, de anderen zijn allemaal dames: op keyboard, op bas, op drum plus op sommige nummers een zangeres. Ik vermoed dat het meisje op keyboard de baas van het groepje is. Ze spelen van alles: iets tussen jazz en popmuziek in. Het is buiten proportie druk, vooral veel vrouwelijke fans. Ik ga het combootje hier niet verheerlijken, maar het klinkt allemaal best aardig.

Maandag, wasdag. Daar hoort een nieuw muziekje bij. Wie zoekt, zal vinden, maar het moet wat mij betreft, wel iets heel moois zijn. Ik laat verscheidene artiesten de revue passeren, maar vind ze niet geslaagd genoeg. Dan kom ik terecht bij singer-songwriter Eilen Jewell en die gaat het worden. (Eilen, ik ken een aantal Ellens en de Engelse naam Eileen of Eilene, maar Eilen?) De dame met gitaar is een country & westernzangeres die echt een stuk jonger is dan ik, een hele generatie zelfs. Ze is van 1979, geboren in Boise, Idaho (dat ligt boven Nevada) en groeit op en zet, als ik de Wikipedia mag geloven, ook haar eerste muzikale stappen in Sante Fe, New Mexico. We zijn dan ergens bij de Rocky Mountains.
Van Eilen Jewell heb ik maar liefst vijf cd’s plus nog eens twee cd’s van optredens in Nederland. Daar moet wel haast Marij’s neef Peter achter zitten, in het begin van dit millennium en nu nog steeds wel een geregelde bezoeker van allerlei muziekfestivals in Nederland en België. De studio-albums zijn in chronologische volgorde “Boundary County” uit 2006, “Letters from sinners & strangers” uit 2007, “Sea of tears” uit 2009, “Queen of the minor key” uit 2011 en last, but not least “Sundown over ghost town” uit 2015. Laat ik de meest recente die ik heb, maar eens voor jullie op de draaitafel leggen. Hier zijn de twaalf. allemaal eigen nummers van “Sundown over ghost town”:
01.Worried mind
02.Hallelujah band
03.Rio Grande
04.Half broke horse
05.My home town
06.Needle & thread
07.Down the road
08.Somethings weren’t meant to be
09.Pages
10.Green hills
11.Here with me
12.Songbird
Dit is dus C&W in zijn puurste vorm. Singer-songwriter Eilen Jewell zingt echt de sterren van de hemel en vergeet daarbij haar gitaarspel niet. Moet ik nog de beste nummers noemen? Eigenlijk niet, ze zijn bijna allemaal echt goed, maar laat ik, alleen voor wie vindt dat ik perse een keuze moet maken, hier toch weer enkele nummers in de schijnwerper zetten: “Worried mind”, “Hallelujah band”, “Rio Grande”, “Needle & thread”, “Pages” en “Here with you”. Willen jullie geloven dat ik Eilen Jewell’s “Needle & thread” op “Sundown In Ghost Town” nauwelijks meer uit mijn hoofd krijg.
Terwijl jullie het hier met deze ene cd moeten doen, zet ik nu ook de andere cd’s van Eilen Jewell op mijn iTunes en ga er eens goed voor zitten. Is dit de opvolger van Tammy Wynette en Dolly Parton, een jongere versie van Billie Jo Spears?

Op de maandagmorgen, als ik voor vers brood de straat op moet, blijk ik zeer gecharmeerd te zijn van nog weer eens een lucratieve advertentie van Bandido, het bijzondere bier van Tropical. Voor wie het nog niet weet, Tropical is het bekende biermerk van Gran Canaria, best lekker van smaak. Eigenlijk is Bandido niet meer geweest dan een zijstap van het merk tijdens de feestdagen (laat december, vroeg januari), maar – ik kan het ook niet helpen – het blijft beklijven, ook bij mij. Ik schroom niet om op zijn tijd nog steeds ‘s avonds een groot blik Bandido uit de ijskast te halen voor op het balkon bij mijn geroosterde hazelnoten.
In de advertentie is het nog steeds van “SOMOS BANDIDOS”, wij zijn bandieten, met “el cuerpo de Tropical y el alma de tequila”, de smaak van Tropical en de ziel van tequila. Bandido heeft een alcoholgehalte dat meer in de buurt zit van Brand Up dan van gewoon pils, om het eens op zijn Maastrichts te zeggen: 5,9 %. De verdere begeleidende tekst is: “Deberías probarnos”, je moet ons toch eens proberen, en dan: “Sobran los motivos”. Ken ik dat zinnetje niet van Joaquín Sabina: “Nos sobran los motivos”, redenen genoeg?

Maandagavond is bijna een vaste avond aan het worden om eens te gaan kijken of er nog iets bijzonders in de kranten staat. Nogal wat ophef is er over Donald Trump, nou die (net als Obama vóór hem) ook vindt dat de Syrische koning Bachur El Asad om het land te stabiliseren het beste kan opstappen. Nu de Russische beer Vladimir Putin goede maatjes met Asad lijkt te zijn, schroomt zijn evenbeeld Donald Trump niet om het tegenovergestelde te gaan beweren. Eerder is hij door de goegemeente gekapitteld, omdat hij Asad met rust heeft gelaten en nu omdat hij dat niet meer doet. De nieuwe Amerikaanse president zou te veel op zijn gevoel afgaan en te weinig kennis van zaken hebben, vinden Trump’s tegenstanders. Een beetje raar vind ik dat; het is ook nooit goed.
Op de voorpagina van de Spaanse en Canarische kranten prijken mooie foto’s van Carme Chacón. Ze is van 1971, 46 jaar. In het weekend is ze plotseling overleden aan haar aangeboren hartvergroting (Ventrikel Septum Defect?). Iedereen prijst haar in retrospectief de hemel in: premier Rajoy, koning Philippe, diverse prominente socialisten: Carme Chacón was een politica van het zuiverste water. Ze is op jonge leeftijd, rond 2010, nog een tijdje minister van Defensie geweest onder Zapatero. Van haar aandoening heeft ze zich nooit veel aangetrokken, maar nu is ze dan toch voortijdig dood gegaan.
Op de sportpagina’s krijgt de Formule 1 autorace in Shanghai de nodige aandacht. Het verlies van Barcelona zaterdagavond bij Malaga is alweer een gepasseerd station. In China dit weekend heeft de Brit Hamilton gewonnen en is Duitser Vettel tweede geworden. Dat die twee iedere keer weer bovenaan eindigen, als ze zichzelf niet in de vangrails rijden of gigantische motorpech hebben, kan ik jullie wel voorspellen. Aan de orde is: wie knokt zich naar de derde plaats (vanaf positie 16)? Dat is “el niño holandés”, het jongetje uit Nederland. Heel de wereld weet intussen dat daar Max Verstappen mee bedoeld wordt.
Op de terugweg naar mijn woning maandagavond vind ik het heel aangenaam weer en dat gaat door op de dinsdagmorgen. Als pótsvrow Laura monter de trappen opkomt, klaagt ze over “el calor”, de hitte. (Dat is nog eens iets anders dan alle gedoe over “calorías”.) Soms moet je dan streng zijn. Over het weer hebben we hier helemaal niks te mopperen, is mijn rotsvaste overtuiging.

Dezelfde Laura gaat dinsdagmorgen wel als een wervelwind door mijn “piso”. Niets blijft onaangeroerd; zelfs mijn mapje artikelen over hydratie wordt opgetild, afgestoft en teruggelegd. Als ik haar vraag om Marij een plezier te doen door het raam in de zijkamer een beurt te geven, is dat geen enkel probleem. Trudie en Marij komen vanaf zaterdagmiddag langs en ik neem aan dat Marij graag door een keurig gepoetst raam de buitenlucht wil zien, als ze het tijd vindt om bij haar de gordijnen open te doen. Trudie moet het – voor de twee dagen dat ze hier is – met de helft van mijn tweepersoonsbed doen. Daarna staat voor haar Math met zijn GPS in het zuiden op haar programma. Math en Trudie hebben een appartementje gehuurd in Puerto Rico, volgens mij de saaiste plek van mijn hele eiland. Niettemin, ze bezoeken wel allerlei achterlanden hier op mijn eiland, plekken waar ik niet gevonden wil worden. Voor geocachen moet je wat overhebben.
Marij blijft mij de komende week in de hoofdstad gezelschap houden. Wat zal ik eens vragen dat ze voor mij gaat koken? Terzijde, In mijn ijver heb ik vergeten om Laura te vragen ook de vuile vegen op het raam van mijn balkon in te zepen. Als ik dat woensdagmorgen dan maar zelf probeer, blijft het een beetje een rotzooitje. “Cada uno en su oficio”, oftewel ieder zijn vak!

‘s Avonds zie ik een dertiger over Las Canteras lopen - zonder twijfel een autochtoon, want hij spreekt uiterst rap Spaans tegen zijn vriendin – met op zijn shirt de hartenkreet “RISE AND SHINE”. Moet ik die nog voor jullie vertalen? Het is Engels voor sta op en wees het zonnetje in huis. Die indruk maakt hij ook op mij: typisch een man die geen greintje kwaad in de zin heeft. En ietsje verderop zie ik een vrouw die in een toneelstuk “de dikke dame” genoemd zou worden, met een opschrift op haar trui: “MAÑANA MEJOR”, morgen beter. Die slogan kan ik in een moeite door wel meenemen.

Ter ere van de jarige Tonnie Cozijnsen (van Piet) zet ik woensdag wel een nieuw muziekje op: het album “Feest!” van Johnny Jordaan en Tante Leen. Er komen achter elkaar vier behoorlijk lange potpourri’s voorbij van acht minuten per stuk, met een rij oer-Hollandse liedjes die mij niet zo aanspreken, maar waar Tonnie – dat heb ik van haar begrepen – bij kan zwijmelen.

Wat is het druk in mijn straat en elders. Op de woensdag ga ik naar de “mercado central” voor nieuwe koffie (en thee voor Trudie) en nou ik er toch ben, kan ik ook wat groente en stokbrood meenemen. Bij mijn favoriete “tienda de comestibles” op de overdekte markt doe ik er een grote punt oude kaas bij, Majorero, dus van Fuerteventura, het eiland ten oosten van Gran Canaria.
´s Avonds informeer ik uiteraard naar de uitslagen van de kwartfinale in de Champions League. Hier zijn ze. Eerst de dinsdagavond: Juventus – Barcelona 3-0, Dortmund – Monaco 2-3. Dan de woensdagavond: Bayern München – Real Madrid 1-2 en Atletico Madrid – Leicester 1-0 (bij de rust). Mijn voorspelling dat Barcelona het onderspit gaat delven, wordt bewaarheid. Ik zie ze die 3-0 de volgende week absoluut niet meer rechttrekken.

Vorige week mailde ik Lex Bouter over een congres dat hij in Amsterdam organiseert betreffende integriteit in wetenschappelijk onderzoek. Het gaat over de dagen 28-31 mei 2017, van zondagmiddag tot woensdagmiddag. Ik vertelde hem eerlijk dat ik geen geld had om deelnemersgeld voor het congres te betalen, maar misschien kon hij mij wel enige informatie (laten) toesturen, zodat ik kon zien wat er in het vat zat. Ik kreeg prompt antwoord van hem. Bij een samenvatting van wat er allemaal te doen was zat ook een brief waarin hij mij uitnodigde om gratis op het appél te verschijnen. Misschien moest ik hem helpen door één keertje sectievoorzitter te spelen, maar verder kon ik gewoon gaan en staan waar ik wilde.
Dat is nog eens een aanbod. Ik weet nu al dat ik er heen zal gaan. Het onderwerp interesseert me zeer en wie weet, steek ik nog wat op. Daarbij, ik kom wellicht ook nog collega’s van vroeger tegen. Lex vertelde me trouwens dat Iain Schalkers tijdens een diner over het onderwerp zal praten; zie ik die ook weer eens. Hij blijft toch, net als Lex Bouter, een interessante kennis.

Als Noé mij woensdagmiddag belt, weet ik al wanneer en waar ik deze brief aan jullie ga versturen. De barbecue is afgezegd en vervangen dor een gezamenlijke maaltijd bij Juli thuis in de Ruiz de Ada op de donderdagmiddag, vandaag dus. Dat belooft een hoop, want Juli – met een J, geen keelklank, want hij is Catalaans – is naast bekende bioloog ook amateurkok. Het wordt ongetwijfeld smullen.
Ik heb in december een weblogbrief via zijn computer en internet naar jullie verstuurd en dat ga ik vanmiddag ook proberen. Daarmee komt wel een einde aan dit epistel op een iets te vroeg tijdstip, maar dat moet dan maar. Ik heb vanaf nu nog twee volle dagen voordat Trudie en Marij zaterdagmiddag laat op Santa Catalina staan. Geen probleem, denk ik dan voor mezelf uit, hebben jullie een extra lange volgende brief tegoed. Die heb ik gepland voor donderdag 20, eventueel vrijdag 21 april.
Uit mijn correspondentie met sommigen van jullie begrijp ik dat het in de Nederlanden best redelijk weer is. Dat is wel eens anders geweest. Weten jullie nog dat een aantal jaren terug sneeuw viel met Pasen? Hoe dan ook: “!Feliz Pascua!” en dat jullie veel eieren mogen rapen en opeten. Hier zal ik voor de show ook een doosje kopen en ze hard gekookt aan de dames voeren. Het ga jullie nog steeds goed en tot ziens maar weer, hasta luego, PaulK.

APÉNDICE

Het moet er toch weer van komen. Ik heb al een hele bups boeken van Karin Slaughter gelezen en de meeste vind ik best goed, het ene beter dan het andere. Als dan in 2016 haar nieuwe boek “The kept woman” uitkomt, weet ik het al: dat zal er t.z.t. aan moeten geloven. In het Nederlands heet het “Verborgen” en staat er op de kaft een onze-lieve-heer beestje op iemands lip, hoe zo? Trudie heeft het met carnaval op mijn e-reader gezet en hier is mijn recensie. Zoals jullie behoren te weten, zijn de Karin Slaughter’s boeken gesitueerd in het Amerikaanse Atlanta, de hoofdstad van de staat Georgia in het zuidoosten.
Onder leiding van Amanda Wagner zijn Will Trent en Faith Mitchell van het Georgia Bureau of Investigation druk doende met van alles, Will o.a. met het onderbouwen van de beschuldiging van de bekende basketballer Marcus Rippy van de verkrachting van een jonge vrouw (Keisha). Dan worden Will en Faith door Amanda naar een groot winkelcomplex in aanbouw geleid, met een grote discotheek, gefinancierd door een groep Sportsterren, de All-Star Experience. Daar ligt het lijk van Dale Harding, ex-politieman en nu het hulpje van Kip Kilpatrick en diens rechterhand Laslo Zivcovik. Kilpatrick helpt topbasketballers zoals Marcus Rippy met het uitgeven van hun geld en hun vrij te waren van allerlei schandalen.
Dale Harding zou vermoord zijn door Angie Polaski, zijn nicht N.B. en tevens de extravagante (ex-)vrouw van Will; in ieder geval wordt haar Glock 43 daar ook gevonden. Naast Dale ligt het stervende lichaam van zijn dochter en vrouw, tevens hoer en junkie, Delilah en – het kan niet op – ook de zwaar gewonde Jo(sephine) Figaroa. Jo is de vrouw van basketbalster Reuben Figaroa, collega van Marcus Rippy, die niet schroomt om Jo geregeld in elkaar te slaan. Ten slotte vindt de politie ook nog een andere coke snuivende hoer in de buurt. Pathologe Sara Linton, sinds anderhalf jaar de vriendin van Will Trent, komt er niet echt wijs uit en de andere politiemensen evenmin.
Dan gaat het verhaal een week terug en zien we vanuit Angie Polaski’s perspectief hoe de zaken echt gelopen zijn in de week vóór het uiteindelijke slagveld. De laatste 100 bladzijden van de 400 spelen dan weer in het hier en nu. Het verhaal wordt weer opgepakt bij de zinnen van Angie aan Will: “Ik ben het, schat. Heb je me gemist?” De verkrachting van Keisha door Marcus en Reuben blijkt op film te staan, LaDonna Rippy, de vrouw van Marcus, speelt ook een rol, bepaald niet als schoothondje, en hoe zo komt hoerenmadam Victoria Souza ineens om de hoek kijken? Het verhaal eindigt met een schietpartij in winkelcentrum Phipps Plaza met de diverse hoofdrolspelers present. Leeft Jo op het einde nog steeds of ligt ze intussen in een mortuarium? Brengt haar zesjarige zoontje Anthony het er levend van af?
Ergens in het laatste deel, op blz. 341, krijgt Delilah een epidurale bloeding. Dan blijkt weer eens hoe gedocumenteerd in tegenwoordige thrillerschrijfster wel niet hoort te zijn. Kort en goed beschreven, Karin Slaughter!
Ik ben van mening dat Karin Slaughter met “The kept woman” een prima verhaal vertelt, waarbij ik de stap halverwege naar een week terug een vondst vind. Daarbij neem ik maar voor lief dat in de loop van het boek nogal wat mensen familie van elkaar blijken te zijn. Het is een spannend verhaal, tot het einde toe, en is het daar niet primair om te doen? Ik heb er als recensiecijfer een volle 8 voor over en pak de draad met het lezen van boeken van Karin Slaughter weer op.

vrijdag 7 april 2017

Weblogbrief 12.27, 7 april 2017

Weblogbrief 12.27, 7 april 2017

Queridos amigos y familia, om de dertig brieven te halen, voordat ik weer naar de lage landen bij de zee kom, moest ik maar eens een tussensprintje maken. Dus kom ik vier dagen na mijn vorige brief alweer met een volgende aanzetten. Ik neem maar aan dat jullie het me niet kwalijk nemen en met frisse tegenzin je ogen weer de kost geven.
Dat gezegd hebbend vertel ik voor wie het nog niet weet, dat Philippe Gilbert afgelopen zondag de Ronde van Vlaanderen heeft gewonnen. Mijn brief aan jullie is net verstuurd, als ik het op mijn computer op de universiteit vind. De Ronde Van Vlaanderen, dat is niet niks, die gaat over 260 km met op het einde de muur van Geraardsbergen. De laatste 55 km zijn voor Philippe Gilbert ook nog eens een one-man-show geworden, waarbij hij alle zeilen moet bijzetten. In mijn Spanje heet hij nu “El Leon De Flandes”., maar in goed Vlaams is het uiteraard de leeuw van Vlaanderen.

In mijn bibliotheekje bij het Lichtkasteel ‘s avonds lees ik nu al allerlei bijzonders van de Semana Santa, de Goede Week met hoofdletters. Die mag vanaf 9 april (Palmzondag) tot aan het hoogfeest van Pasen op de 16de Spanje weer in de schijnwerper zetten. Ik zie zelfs een advertentie in El Mundo, waarin jullie en ik verzocht worden om ons naar een gehucht in Galicië te begeven, waar men verzekerd zou zijn van de mooiste processie. Ook hier in Las Palmas zullen we er weer aan moeten geloven. Op diverse dagen de komende week trekt het devote volk biddend door de straten en pleinen. Ik zie sommige gelovigen zich al afvragen, waar hun ketting gebleven is die ze willen meesjorren. De dame, die het Heilige der Heiligen gaat toezingen in de calle Mayor de Triana, doet al stemoefeningen. Er wordt zelfs al stiekempjes geoefend met de loodzware, hoge stellages met de Here Jezus of de Maagd Maria; daaronder gaan de komende week weer tientallen pezige mannen onder gebukt.
Echt internationaal nieuws kan ik niet ontwaren in de kranten. Of het zou de uitspraak van Tory-leider Michael Howard over het opgeven van Gibraltar moeten zijn, nu de Brexit eindelijk een feit lijkt te worden. Hij is ervan overtuigd – en zijn zegen heeft het – dat premier Theresa May best bereid zal zijn om een oorlog te beginnen, als Gibraltar door het Britse Koninkrijk uit handen moet worden gegeven. May zal zich, aldus Michael Howard, zeker niet de kaas van het brood laten eten, net als destijds Margaret Thatcher deed, toen de Falklandeilanden aan de orde waren. Is de gekte in de politiek dan nu echt toegeslagen? Kunnen we die Michael Howard niet eens een paar decennia opbergen in de Tower in Londen?

Laat ik op de dinsdagmorgen eens iets Afrikaans opzetten. Harry liet me onlangs een mooie clip zien van Mory Kanté, in 1958 geboren en afkomstig uit Guinee. De man met zijn “kora” (tokkelinstrument) komt in 1988 in de Europese hitparades terecht met “Yé ké yé ké”. Ik heb vier cd’s (van de twaalf) van hem: “Tatebola” uit 1996, “Tamala, Le Voyageur” uit 2001, “Sabou” uit 2004 en “La Guineenne” uit 2012, maar ik kan het niet helpen: het nummer “Yé ké yé ké” kan ik op mijn laptop niet vinden. Daar ga ik nog eens achteraan, als ik weer in Nederland ben.
Dus wijk ik uit naar een drietal dubbelcd’s in de serie “Desert Blues”. De eerste uit 1998 heet “Ambiance De Sahara”, de tweede uit 2002 heeft als titel “Rêves D’Oasis” en dan is er nog uit 2008 “Entre Dunes Et Savanes”. Het zijn in totaal zes cd’s, welke zal ik eens kiezen? Ik ga voor cd 3.1, zonder andere reden dan dat ik geloof ik jullie wel eens iets heb laten horen van “Ambiance De Sahara”. Hier zijn de veertien nummers van “Entre Dunes Et Savanes”, deel 1:
01.Djelimady Bounkara – Fanta Bourama
02.Idrissa Soumaoro – M’ba den ou
03.Souad Massi – Raoui
04.Khaled – Wahran, wahrane
05.Tiris – El nabi
06.Boubacar Traoré & Regis Gizaro – Kanou
07.Markus James – Drean after dream
08.Bakpo Dagnon – Lassidan
09.Fula Flute – Keme Bourema
10.Gigi – Bati, bati
11.Cherif H’baw – Baayo
12.Aldoulaye Albassane Touré – Humaisa
13.Roki Traoré & Kronos Quartet – Bownboi
14.Toumani Diabaté & Ali Farka Touré – Al ga bani
Als ik ergens een foutje heb gemaakt bij het overpennen van de rij artiestennamen en liedjes, moeten jullie me dat maar niet kwalijk nemen. Een mens doet zijn best, ik in ieder geval; meer kunnen jullie niet van mij verlangen. Over de hele breedte vind ik het een heel mooie cd, met op het einde Toumani Diabaté & Ali Farka Touré uiteraard als vlaggenschip. Ze zijn alle twee uit Mali, een land dat ik jullie qua muziek van harte kan aanbevelen. Het noordwestelijke puntje ervan, in de Sahara uiteraard, ligt niet zo ver af van de Canarische eilanden, zo’n 1000 km, maar de hoofdstad Bamako is veel zuidelijker, boven Ivoorkust. Als extraatje wijs ik jullie hier op Souad Massi, nog redelijk jong: geboren in 1972 in hoofdstad Algiers van Algerije. Van haar heb ik twee cd’s: “Raoui” uit 2001 en “Deb” uit 2003. Wat zingt die Souad Massi de sterren van de hemel. Ze is nog niet van me af.
Alle 3x2=6 cd’s van “Desert Blues” zijn trouwens prachtplaten en wie dat wil, mag ze als MP3 best eens van me lenen.

In mijn rubriek: mensen op de bank voor mijn deur mag ik jullie ermee bekend maken dat (ook) het dameskoppel geel-paars terug is naar waar ze vandaan gekomen zijn. Daarover niet getreurd. Ik zie alweer de nodige nieuwe gezichten dagelijks in mijn vizier.
Als ik dinsdagavond terugkom van het inslaan van blikjes bij El Corte Inglés, waaronder citroenlimonade en tonic van Schweppes in de zero-variant, helemaal in orde, ga ik met mijn plastic “bolsa” eerst nog even op “mijn” bank zitten. Naast mij steekt een man die een nogal onsamenhangend verhaal tegen mij af. Hij is van mijn leeftijd, met veel grijswit haar en op de bank naast zich een grote zwarte hoed. Dan ontdek ik, als hij me toch op een nogal dwingende toon om geld vraagt, dat hij een vol halve literblik bier in de zijzak van zijn jas heeft zitten. Daar hoef ik niks mee. Ik steek maar eens over en bekijk hem even later deemoedig vanaf mijn balkon.

De meest bekende vogel voor buitenlanders hier is ongetwijfeld de duif, in het Spaans “la paloma”. Wie van jullie kent niet “Una paloma blanca” van George Baker? Vraag: hoe heet een jonge duif? Dat is een “pichón”, hoewel ik vanavond bij El Corte Inglés een jongetje “palomita” hoorde zeggen; dat reken ik hierbij ook goed. Maar wat is een doffer, een mannetjesduif in het A.B.S.? Ik denk dat het woord “palomo” maar weinig gebruikt wordt, maar dat is wel het officiële woord. Volgens mijn woordenboek mag je ook “paloma macho” zeggen. Dat komt een stuk dichter bij de alledaagse werkelijkheid, denk ik dan.
En wat is “iemand onder zijn duiven schieten”? Die heb ik echt moeten opzoeken. In Spanje heb je het dan over: “cazar el coto vedado de una persona”, iemand opjagen op verboden terrein.

Op de woensdagmorgen vraag ik mij bij mijn koffie van alles af, maar ook of homo’s en lesbiennes in het algemeen slimmer zijn dan hetero’s. Ik ken er nogal wat en die komen bijna zonder uitzondering uit de betere milieus, hebben ook bijna allemaal een aantal schooldiploma’s thuis in de kast liggen. Ik praat alleen over Nederland en vermeld hier dat je in de onderste regionen van de samenleving maar weinig homoseksualiteit tegenkomt, althans voor zo ver mij bekend. Wordt het daar meer verborgen gehouden en komen intelligentere mensen makkelijker “uit de kast”? Of is het echt zo en zit de neiging om voor je eigen geslacht te kiezen op dezelfde golflengte als een hoger Intelligentie Quotiënt. Als ik terug in Maastricht ben, ga ik het toch eens aan een paar insiders vragen.

Kun je in een brief terugvallen op iets dat je eerder hebt gezien? Toen ik door de winkelstraat van Santa Cruz de Tenerife liep, anderhalve week terug, bespeurde ik een wel heel spraakmakend affiche tegen een blinde muur. Beter laat dan niet ga ik die jullie niet onthouden. “NO ES NO”, staat er met grote letters op. Onder elkaar zie ik zes zinnetjes staan die mij aan het hart gaan. De bovenste luidt: “estoy seguro, es no”, ik weet het zeker, het is nee. In de zinnetjes eronder wordt het steeds akeliger. De onderste is: “hasta con las bragas bajadas, es no”, (zelfs) met mijn slipje op mijn knieën, nee is nee. En dan kom ik aan de slotzin, alweer in grote letters: LA ÚNICA COSA QUE SIGNIFICA SI, ES SI, de enige reden die ja is, is als ik ja zeg.
Er moge geen misverstand over zijn: daar ben ik het roerend mee eens. Zou het ook gelden voor mannen die het al te zeer van een vrouw te verduren hebben? Als een man tegen een hitsige dame zegt: “hasta con los calcincillos bajados, es no”, nokt ze dan ook af? M.i. is dat wel de bedoeling!

Op woensdagavond laat ik me verleiden om weer eens naar een voetbalwedstrijd op de tv te kijken. Om half 7 speelt voor de liga nummertje 2 tegen nummertje 3 of 4, Barcelona tegen Sevilla. Net voor het begin van de wedstrijd neem ik plaats op een terrasstoel van “La Tacita”, het kopje (para café, koffiekopje) op de Prudencio Morales in La Puntilla. Druk is het er niet, integendeel, maar ik koester mijn mooie plekje met mijn Coca-Cola zero.
Wat zal ik van de wedstrijd zeggen? Al na vier minuten springt een schot van Luis Suárez (of is het Leo Messi) via de onderkant lat weer het veld in. Sevilla krijgt in de zestiende minuut een kansje, maar daarna is het echt op voor de uitspelende club. In minuut 24 scoort Suárez met een omhaal, in minuut 27 verhoogt Messi zijn koppositie als doelpuntenmaker met een schuiver en in minuut 32 maakt dezelfde Messi er met een ware kanonskogel in de hoek 3-0 van. Daarna is het voor beide ploegen niet meer dan uitzingen. Er gebeurt helemaal niks interessants meer.
Als ik even voor half 9 op mijn bank bij Ferreras ga zitten, zijn de bankzittende dames die een beetje buren van mij zijn geworden, al present. Tussen mij en de dames zet een man die ik ook al van eerdere avonden ken, zijn ruime achterwerk op de tegeltjes. Hij is gehuld in een zwart trainingspak, maar een slonzige indruk maakt hij niet op me. Eigenlijk vind ik hem wel oké, zeker als hij mij ook nog een pepermuntje aanbiedt. Getweeën kijken we voor ons uit naar voorbijkomende wandelaars en dito joggers.
Om 9 uur heb ik voor de woensdag genoeg gezien en loop naar huis voor een finale leesbeurt met een drankje op mijn balkon.

Mag ik in deze brieven in herhaling vervallen? Liever niet, maar er zijn weken zoals deze dat ik het niet kan en ook niet wil laten. Op speciaal verzoek van mezelf komt hier ook cd 3.2 in de serie “Desert Blues”. Ook deze Afrikaanse schijf valt onder de noemer “Entre Dunes Et Savanes”, maar ik presenteer wel weer veertien nieuwe nummers:
01.Dhafer Youssef – A kind of love
02.Seckou Keita Quartet – Tounga
03.Ali Farka Touré – Penda yoro
04.Boubacar Traoré – Kar kar
05.Malouma – Yarab
06.Bassekou Kouyaté/Lobi Traoré – Banani
07.Abdallah As Oumbadougou – Imidiwan
08.N’Gou Bagayoko – Kulu
09.Timariwen – Izarhath Ténéré
10.Oumou Sangaré – Djorolen
11.Habib Koité – Mali ba
12.Amadou & Mariam – Ce n’est pas bon
13.Getatchew Mekurya – Eywat Setenafegagn
14.Gigi – Ethiopia
Ali Farka Touré komt opnieuw voorbij met “Pendara yoro” en ik denk dat jullie de nummers van andere zwarte medemensen net zo erg waarderen, als je ze te horen krijgt. Laat ik er hier eentje uitpikken die N.B. op allebei de cd’s staat: Gigi. Na haar “Bati, bati” van cd 3.1 krijgen jullie nu “Ethiopia” op deze cd – prachtig, toch? Er staat ook op “Entre Dunes Et Savanes”, deel 2 in de serie “Desert Blues”, “anders dan normale” muziek, maar ook deze is mooi over de hele breedte. Luister met mij ook eens naar de begeleidende snaar- en andere instrumenten.
(En wij maar denken dat alle moderne muziek uit Europa en Noord-Amerika komt. Wat een eersteklas misser!)

Reclamecampagnes worden vandaag de dag meestal niet door de firma van het moois zelf bedacht, maar daarvoor wordt een bureau ingeschakeld dat weet hoe je de mensen moet verleiden om het product aan te schaffen. Grote “compañias” maken daarbij gebruik van de allerbeste bureaus. Daar wordt een prijs voor betaald, maar dan heb je ook wat.
Ik vertelde jullie in mijn vorige twee brieven over een naar mijn idee geslaagde campagne van Coca-Cola. Op de eerste heet het: “Esto-es-entre-tú-y-yo” en de tweede gaat van: “El-placer-es-mio”. Als ik op de woensdag een boodschapje doe, zie ik de derde hangen. Een alweer leuke dame om te zien kijkt naar het dienblad van de ober, waarop enkele flesjes met het bruine vocht staan. De begeleidende tekst is: “Parece-que-esta-refrescando”, het lijkt me dat het verfrissend is”. Vlak daarop zie ik op de tv in de rust van Barcelona-Sevilla woensdagavond nog weer een volgende reclame van Coca-Cola voorbijkomen, met een soortgelijk motto.
En dan is hier mijn retorische vraag aan het bedrijf: waarom maken jullie nog altijd vooral reclame met het oudbakken, maar wel mooie mini-flesje van weet ik hoe lang terug? Een enkele keer zie ik op een Coca-Colareclame ook wel eens een blikje verschijnen, maar met name de grote flessen, tot wel van anderhalve of twee liter, blijven volgens mij compleet buiten schot. Zijn die vooral voor de verkoop interessant of hebben die geen aanbeveling nodig? Zelf zou ik er van zijn leven niet voor kiezen om zo’n immense twee literfles in huis te halen. “Klein is dapper”, heb ik zelf eens als aanbeveling gekozen en ik heb er nog steeds iets mee.

Het appartement bij mij tegenover op één hoog links wordt aanhoudend verhuurd aan toeristen. Die verblijven er meestal een week, maar korter en langer heb ik ook al diverse keren mee mogen maken. Nu zitten er nu een man en een vrouw van in de veertig met een jongetje van wie ik denk: hoort die nu niet op school te zijn?
En nou komt het. Als je geen balkon hebt, wordt je verondersteld om je ramen dicht te doen, als je weg bent. “Zoe huurt ‘t ziech”, als ik de legio andere mensen hier mag geloven. Deze drie heb ik gistermorgen in alle vroegte al zien vertrekken – ik neem aan naar het zuiden, want ze komen pas ‘s avonds om half 11 thuis thuis. Vinden ze Playa Del Inglés aantrekkelijker dan mijn Las Canteras? Hoe dan ook, de hele godganselijke dag hebben ze het raam wagenwijd open laten staan. En vandaag is dat opnieuw het geval. Om een uur of 9 zie ik ze met hun drieën met een tas met overduidelijk zwemspullen afmarcheren, terwijl het open raam vol zicht op de woonkamer van hun appartement blijft houden. “Dat deit ziech neet”. Maar het lijken me geen types die er prijs op stellen dat je er iets van zegt. Ik blijf het in de gaten houden, dat wel.

Op de vroege donderdagavond kan ik het niet laten om toch alvast een hap uit mijn volgende boek te nemen. Het begint goed! Voor de auteur en titel moeten jullie wachten tot de volgende brief. Laat ik hier alvast verklappen dat ik het boek heb zien staan tussen allerlei andere Engelstalige boeken bij Idiomática, de winkel die gespecialiseerd is in buitenlandse talen.
Ietsje later op de avond, nog net voordat het donker begint te worden, loop ik voor de variatie eens in de richting van Santa Catalina en verder. Aan het water blijf ik voor de zoveelste keer met enige bewondering kijken naar de aanlegplaats van bootjes die vanaf een groter schip naar de kant komen. ”La Marquesina” heet de aanlegplaats, met grote glas-in-loodramen. In de periode 1916-1965 was dat de plek waar de toeristen aankwamen. Ik heb nog eens een fototentoonstelling mogen bewonderen met allerlei bekendheden van vroeger die hier een trap opgingen om voet aan wal te zetten. Vlak erbij staat trouwens het bord met de aanduiding dat Amsterdam 3173 kilometer van de plek verwijderd is.
Verderop zie ik een grote cruiseboot liggen: de Boudicca uit Nassau. Moderne cruiseschepen zoals de Boudicca hebben niet maar één etage met kamers voor de gasten; het zijn er een stuk of zes, zeven.
In de Muelle is – ondanks dat er nu een grote Hyperdino is gevestigd op begane grond – nog steeds maar weinig te beleven. Bij Idiomática ben ik de enige bezoeker en bij de megawinkel van Worten, concurrent van MediaMarkt, is het niet veel anders. Als ik terug ben gelopen van de Muelle naar Santa Catalina, is het alsof ik vanuit een muisstille buitenwijk de bewoonde wereld weer betreed.

Dan ben ik al weer bijna aan “The end”. Het is deze keer geen litanie geworden, maar wat wil je, als je maar vier dagen tot je beschikking hebt om iets moois te brouwen. “Iech how de pin d’rin”. Voor mijn volgende briefbom neem ik meer tijd. Die kunnen jullie pas over een week verwachten, op 14 april, de verjaardag van mijn moeder zaliger en tevens de dag voordat Trudie en Marij hier hun opwachting komen maken.
Intussen, geniet alvast eens van het lenteweer! Ga er wat mij betreft zelfs eens op uit, zoals Trudie vandaag met enkele vriendinnen naar Aken. En koop eens een nieuwe trui, zodat je er weer “proper” (ik citeer mijn oma Mai) opstaat. Ik geef het jullie te doen, nog drie weken in Las Palmas, maar vervelen is er niet bij. Tot ziens maar weer, hasta luego, PaulK.

BOEKLIJST

Als je maar één boek ter recensie hebt, mag je dan wel van een lijst spreken? In de bijlage van deze midweekse brief 12.27 moeten jullie het doen met zegge en schrijve één verhaal, wel van de bekende Noorse thrillerauteur Jo Nesbø. Het is uit 2009 en heet “Het Pantserhart” (ook in het Noors). Vooral Oslo is de plek waar het gebeurt, maar vlak bijv. Goma in Zaïre, de voormalige Belgische Congo, niet uit.
Harry Hole, voorheen de vermaledijde opspoorder van de Noorse seriemoordenaar De Sneeuwman, wordt uit zijn verblijfplaats Hongkong opgetrommeld en teruggeroepen naar Oslo vanwege een nieuwe boosdoener. Er zijn dan al ettelijke dames vermoord en gaande het boek komen er steeds meer slachtoffers bij. Die zouden als gemeenschappelijks hebben dat ze allemaal op een bepaalde nacht in een zekere sneewhut waren, de Håvasshytte, ergens in het berggebied. Wordt de dader gevangen? De Noorse baas van Harry heet Gunnar Hagen en Harry’s twee secondanten bij zijn onderzoek Kaja Solness, ook zijn bedgenoot, en technische man Bjørn Holm. De min of meer miniclub van Gunnar Hagen krijgt geduchte concurrentie bij de opsporing van de seriemoordenaar van hoofdinspecteur Mikael Bellman van de nationale recherche en zijn mensen, onder wie Jussi Kolkka en Truls “Beavis” Berntsen. Mikael Bellman’s hoofdinteresse blijkt niet primair het opsporen van de dader te zijn, maar ook het vergroten van zijn eigen roem en ervoor zorgen dat zijn team als enige in Noorwegen bij moorden op pad mag gaan. Een zijdelingse verhaallijn in het boek gaat over de ongelijke strijd tussen de topspeurder Harry Hole en de eerzuchtige Mikael Bellman.
In de bijrollen zie ik aan de goede kant mensen als de zogenaamd gestoorde Katrine Bratt en wachtcommandanten Aslak Krongli en Skai in de provincie. Privé heeft Harry Hole (en zus Søs) te maken met o.a. zijn op sterven liggende vader Olav Hole plus diens verpleegkundige Sigurd Altman, ook met zijn oude buurjongen en eeuwige vriend Øystein. Andere interessante figuren meer aan de slechte kant zijn Tony Leike, die geld zoekt voor zijn projecten in Afrika, de foute schoonzoon, zijn verloofde Leke en haar moeder en zwerver Odd Utmo.
Het blijkt nog een hele toer om seriemoordenaar, “De Aanbidder”, te ontmaskeren, waarbij zelfs een paar keer naar een verkeerde persoon wordt gewezen. Voor een sappige Congolese (of is het Zaïrese) zijsprong verwijs ik naar de Belg Eddie van Boorst, die alles van maskers, wapens en een moordwerktuig als de Leopoldsappel weet. En hoe kan het anders, in het stadje Goma in de Congo eindigt het verhaal ook bij de vulkaan Nyiragongo.
Jo Nesbø heb ik eerder al eens aangewezen als een schrijver die verrekte goed weet hoe je een misdaadverhaal aan de man moet brengen. Met “Het Pantserhart” uit 2009 schiet hij opnieuw in de roos. Het verhaal van bijna 500 bladzijden, hoewel een paar keer tegen het ongeloofwaardige aan, vooral bij de naamsveranderingen, blijft spannend genoeg om achter elkaar uit te lezen. En passant krijg ik ook nog enkele wetenswaardigheden mee over andere zaken zoals het verschil tussen de Noorse moraal en Afrikaanse inborst. Ik heb voor “Het pantserhart” met plezier weer een volle 8 als recensiecijfer over. Jo Nesbø mag zeker rekenen op een vervolg van mij als lezer.