maandag 3 april 2017

Weblogbrief 12.26, 3 april 2017

Weblogbrief 12.26, 3 april 2017

Queridos amigos y familia, zitten we alweer in april. Gisteren was de Ronde van Vlaanderen en vandaag mag ik mijn nieuwe brief, de 26ste, aan jullie versturen. Over vier weken zit ik weer met mijn goeie goed in Maastricht.

Laat ik maar weer terug in de tijd gaan. Dan valt vooral me op dat er niemand, werkelijk niemand, ongezouten commentaar heeft geleverd op het verkiezingsprogramma, waar ik toch echt mijn ziel en zaligheid in heb gestopt. Leest niemand mijn brieven meer? Zijn mijn ontboezemingen niet belangrijk genoeg meer om met afschuw of zeer instemmend op te reageren? Trudie, Eva, Marcel, John, Jacques, Piet & Tonnie, Peter G., enz., het kan nog.

Dinsdagavond stond in alle kranten hier een stuk over het debacle waarin het Nederlandse voetbal beland is. Na de nederlaag tegen Bulgarije heeft Blind er kennelijk de brui aan gegeven, maar heb ik hem nooit een goede keuze als bondscoach gevonden? Nee! Nu staat Fred Grim tijdelijk aan het roer; van die hebben ze hier nog nooit gehoord. Wat een gedoe!
In El País las ik nog een aardigheidje, dat ongetwijfeld ook tot in Nederland moet zijn doorgedrongen. Heineken is bepaald niet mijn favoriete biermerk, maar de brouwerij timmert wel uitgebreid aan de internationale weg. Je kunt het gele spul ook hier in Las Palmas op veel plaatsten krijgen (“iets duurder, maar wel apart”). Gaan we naar Hongarije; daar is tegenwoordig een heel rechtse club aan de macht, onder de bezielende leiding van ene Viktor Orbán. Die wil Heineken, in ieder geval het etiket van Heineken, gaan verbieden. Er staat een vijfpuntige, rode ster op en die zou hem teveel aan het communisme herinneren. Kan het nog gekker?

Op de boulevard zie ik een forse uitziende man voorbij komen met in het wit op zijn zwarte T-shirt de woorden, onder elkaar: BIGGER THAN JESUS. Zou hij er nog niet van op de hoogte zijn dat God niet bestaat of Jezus hooguit een van de vele zogenaamde Joodse profeten is geweest, een tweetal millennia terug?

Laat ik op de woensdagmorgen maar weer beginnen met een aparte cd. Het echtpaar Leo Blokhuis & Ricky Koole heeft de afgelopen jaren de nodige dubbelcd’s het licht doen zien met muziek die zeer de moeite waard is, maar om de een of andere reden nooit bekend is geworden. Voor de in geboortecijfers geïnteresseerden: Leo is van 1961 en Ricky van 1972. Als we het span kerstcd’s laten voor wat ze zijn – ik heb die deze winter aan jullie als kerstcadeautje gepresenteerd – kom ik (tot dusver) uit op vijf dubbelcd’s die ik via de cd-theek in Rotterdam heb mogen kopiëren. Hier zijn ze:
(2009) Sleeping Beauties
(2010) Lost And Found
(2011) Back On Track
(2013) Time Will Tell
(2015) May You Never
Op zijn tijd moet je ook als amateur-muziekexpert kiezen. Bij dezen schotel ik jullie een van de twee cd’s voor van Sleeping Beauties uit 2009. Ik kies hem mede, omdat ik het vorige weekend samen met Noé weer eens heb zitten genieten van de muziek van nummertje 1 op deze cd: Bill Withers. Van hem schalde een cd met zijn hits plompverloren door Noé’s karretje, afgelopen zaterdag tussen Buenavista del Norte en La Caleta, op buureiland Tenerife. Hier zijn de twintig nummers van “Sleeping Beauties”, cd 2, in de juiste volgorde:
01.Bill Withers – Sweet Wanomi
02.Harry Nilsson – Turn on the radio
03.Karla Bonoff – If he’s ever near
04.The Band – It makes no difference
05.Willis Alan Ramsey – Muskrat candlelight
06.Blaze Foley – Clay pigeons
07.Shawn Colvin – Facts about Jimmy
08.John Gorka – Love is our cross to bear
09.Gene Clark – For a Spanish guitar
10.Elton John – Tiny dancer
11.Howard Tate – Get it while you can
12.Jeroen Zijlstra – Durgerdam slaapt
13.Fairport Convention – Who knows where the time goes
14.Elliott Smith – Say yes
15.Etta James – I‘d rather go blind
16.Cowboy Junkies – Misguided angel
17.Teitur – I was just thinking
18.George Kooymans – Southside lady
19.King Crimson – Cadence and cascade
20.Colin Bluntstone – Keep the curtains closed today
Het is een ratjetoe, maar wel een mooi ratjetoe, echt van alles en nog wat. Ik wil jullie best ruiterlijk toegeven dat ik niet alle artiesten en nummers kan waarderen - bijv. aan Elton John heb ik al tijden een broertje dood – maar er zit genoeg moois tussen. Vanzelfsprekend vermeld ik hier wel “Sweet Wanomi” van Bill Withers, daarnaast van minstens zo bekende anderen “It makes no difference” van The Band, “For a Spanish guitar” van Gene Clark, “Who knows where the time goes” van Fairport Convention en “Keep the curtains closed” van Colin Bluntstone. Echter, wat vinden jullie van bijv. “Clay pigeons” van Blaze Foley, “Facts about Jimmy” van Shavin Colvin, John Gorka’s “Love is our cross to bear” en “I was just thinking” van ene Teitur? Het zijn voor mij onbekende grootheden, maar het is mooi, toch?
Zal ik de andere 4½ cd van het echtpaar Koole/Blokhuis nu ook maar opzetten? Een andere keer laat ik er zeker nog eens eentje aan bod komen.

Ieder jaar opnieuw kondig ik dapper in een van mijn brieven aan dat er hier weer een filmfestival op stapel staat. Als ik eerlijk ben, maak ik er echter maar bitter weinig of geen werk van. Ik ben wel eens bij cinema Monopol aan de Plaza de las Ranas, waar de films draaien, gaan kijken op de openingsavond, maar dat is al weer een aantal jaren terug en ik vond het geen echt succes. Dit jaar is het festival, het zeventiende in successie al weer, van vrijdag 31 maart t/m de zondag erop, 9 april. Op de twee affiches van het filmfestival bespeur ik apen achter de camera’s. Ik denk dan vooral: welke primaten zijn ook al weer afgebeeld? En: ze hebben best een groot hoofd vergeleken met hun lijf; volgens mij zijn het best slimme beesten.

Op de lijst van documenten op mijn laptop heb ik een aparte plek ingeruimd voor mijn BOEKENVERLANGLIJST. De lijst in kleine letter staat alfabetisch op auteur en op dit moment is ze zeven bladzijden lang. Steeds als ik een vermaledijd boek heb bemachtigd, gaat het van de lijst af. Aan de andere kant komt er ook weer van alles bij: van mijn favoriete auteurs en boeken die mij worden aanbevolen door anderen, zoals door Ton & Marion als het om detectives gaat. Sowieso bevat mijn boekenverlanglijst vooral thrillers, maar andersoortige boeken worden niet compleet verwaarloosd.
Wordt het niet tijd dat ik ook een CD-VERLANGLIJST bij mijn documenten zet? Die lijst is denk ik vooralsnog aan de kleine kant en dat komt mede, omdat ik enkele mensen in mijn directe omgeving heb die op zijn tijd best een en ander voor mij willen downloaden, als ze het zelf al niet in MP3 op een computerschijf hebben staan. Niettemin, wat nog klein is, kan groeien en laat ik er hier dus maar eens een begin maken. Dat is mede ingegeven, als Noé mij in het afgelopen weekend aan allerlei muziek wil helpen, maar dat zijn internetverbinding vervolgens de kuren krijgt.
Deze brief lijkt me niet de plaats om jullie met alle cd´s die ik me liefst al binnenkort wil toe-eigenen, te confronteren. Daarom beperk ik me hier tot één persoon: John Moreland. Hoe ik er precies aan kom, weet ik niet meer, maar het wordt tijd dat ik me van die vlezige vertolker van countrymuziek enige Cd's ga aanschaffen. Hij heeft er zes op zijn naam staan: (2008) Endless Oklahoma, (2011) Things I can’t control, (2011) Something the hard way, (2011) Eastbound blues, (2013) In the throes? en tenslotte nog (2015) High on Tulsa heat. Mocht iemand van jullie er een of meer hebben en die “met mij willen delen”, zoals dat zo fout op zijn Amerikaans heet, dan dien ik mij al te graag aan. In mei ben ik weer in Maastricht, dan ga ik zeker ook de Cd-thee in Rotterdam weer eens aanspreken.

Op de vroege donderdagmorgen word ik geconfronteerd met een luxe probleem. Etel, mijn vorige poetsvrouw, staat voor de deur. Nadat ze de trappen omhoog heeft gelopen, vertelt ze me eerst over haar operatie. Er zijn in februari twee grote galstenen verwijderd, waaraan ze overigens geen centje pijn had. Daarna heeft het best een tijdje geduurd voordat ze voldoende hersteld was, maar nu is ze weer op kracht. (Alleen zitten haar lippen onder een zalmkleurig goedje dat ik zo vlug niet kan thuisbrengen: Spaanse labello?)
Nu ik haar gebel kennelijk niet afdoende heb beantwoord, komt ze maar bij mij langs. Kan ze weer komen poetsen? Ik leg haar uit dat ik wel de nodige keren ben gebeld, maar door een mij onbekend nummer. Dat blijkt het nieuwe nummer te zijn van haar man Hector’s mobiele telefoon. Met haar eigen nummer heeft ze me in maart niet gebeld (“te duur”) en een sms’je kon er ook niet af. Wel heb ik eenmalig Hector’s voicemail afgeluisterd, waarop staat dat zij, Etel, nog niet helemaal beter is.
Ik vertel haar over Cubaanse Laura die de honneurs al twee keer prima heeft waargenomen. Die heb ik intussen ook besteld voor 11 april. Daarna is het nog maar één keer “pótse” - wel uitgebreid, omdat Trudie en Marij op bezoek komen – voordat ik weer naar België en dan Nederland afzak. Etel vraagt me vervolgens of ze in het najaar weer terug mag komen als “limpiadora”. Ik zal het met Laura overleggen, zeg ik haar toe.
Als ik eerlijk ben, bevalt Laura, die veel jonger is dan Etel, mij best. Ik denk dat ik dat tot mijn latere boodschap aan Etel maak. Niettemin, ik ben wel heel blij dat Etel weer helemaal beter is en bijv. geen kanker onder de leden heeft.

Als ik donderdagavond op mijn favoriete Ferrerasbank zit, vertelt een oudere man in een rolstoel en nog maar één been, die ik van dezelfde bank ken, dat het maar frisjes is. Als halve Palmees en Holandés voor de andere helft denk ik dan: ‘s avonds 20 graden, waar hebben we het over? Hij gebruikt het woord “fresco” en ik denk dan: “frio” is koud en “fresco” is toch ietsje minder koud? “Hacer fresco” staat voor “het is frisjes”, maar “huevos frescos” zijn wel verse eieren. Daarnaast is een fresco, behalve koelte, natuurlijk ook - ik heb het nagezocht – een muurschildering met waterverf op een verse laag kalk. Wat zou er gebeuren, als je daar een volle emmer water tegenaan gooit?

Op vrijdagochtend is het even zoeken naar de juiste plaat als opvolger van mijn “Sleeping Beauties”. Vooruit, ik heb hem. Eerder heb ik jullie enthousiast gemaakt voor het nummer “Billy 4”, waarbij dat Billy voor Billy the Kid staat. Het is van Bob Dylan, uit 1973, als hij een bijrol speelt in de westernfilm “Pat Garrett and Billy the Kid”. Zijn filmdebuut is niet best, maar op de filmmuziek, die Bob Dylan uiteraard ook voor zijn rekening neemt, is niets aan te merken. In 2009, 36 jaar later, komt het nummer “Billy 4” van van de soundtrack op een gezamenlijke cd van Stretchen Peters (geboren in 1957) en Tom Russell (geboren in 1953) terecht, “One to the heart, one to the head”, en wat was het nog steeds een prachtnummer.
In hetzelfde jaar 2009 brengt Gretchen Peters geen eigen cd uit, wel het jaar ervoor: “Northern Lights”. Bij mijn weten is dat de enige cd van haar die ik nog eens moet zien te bemachtigen. Wel komt Tom Russell, die terzijde naast countryzanger ook schilder en schrijver is, in 2009 wel met ook nog een soloplaat. Die heet “Blood And Candle Smoke” en laat ik jullie die hier maar eens voorschotelen. Dit zijn de twaalf nummers:
01.East of Woodstock, west of Viet Nam
02.Santa Ana wind
03.Nina Simone
04.Criminology
05.Crosses of San Carlos
06.Finding you
07.Mississippi river runnin’ backwards
08.The most dangerous woman in America
09.Don’t look down
10.Guadelupe
11.American rivers
12.Darkness visible
Gretchen Peters reken ik tot mijn favoriete artiesten, maar Tom Russell kan er ook van van. “Blood And Candle Smoke” vind ik een heel mooie plaat. Bovenmodaal op deze plaat vind ik: “East of Woodstock, west of Viet Nam” (Viet Nam als twee woorden, zo hoort het),“Santa Ana wind”, “Nina Simone”, “Crosses of San Carlos”, uiteraard “Guadelupe” en “American rivers”. De stem van Tom Russell heeft iets weg van die van Johnny Cash, vind ik.

Wat zal ik verder nog over de vrijdag zeggen? Op de vroege avond zit ik in mijn bibliotheekje aan de boulevard, o.a. om te constateren dat er in Nederland nog steeds niets gebeurt (volgens www.nu.nl). Daarna is plaza Farray aan de beurt, waar een min of meer jazz-combootje de mensen op de terrassen gaat vermaken. Het viertal: pianist, gitarist, drummer en zangeres, begint goed, met “Everybody's talking”, dat mij nog levendig bijstaat van Harry Nilsson. Daarna is het echter achter elkaar behelpen en wordt het mijn tijd om langs het Spaanse schooltje naar de boulevard terug te lopen en vandaar huiswaarts. Ik leg mijn moede hoofd na nog ruim een uur lezen te ruste en dan heb ik boek 3 van deze week bijna uit. Dat wordt een staartje van niks, zaterdagmorgen.

Als ik ‘s nachts moet plassen, kijk ik altijd even op mijn horloge hoe laat het is. Kwart over 1, dat is vroeg! Normaal hoef ik pas vele uren later, om een uur of 5, 6. Niettemin, na het plassen ben ik in no time weer terug in dromenland. Echt veel later moet ik alweer plassen en dan is het nog steeds kwart over 1. Dus staat mijn horloge kennelijk al de nodige uren stil. Dat is nog eens een 1 aprilmop op de zeer vroege morgen.
Ik had het kunnen weten, denk ik dan met terugwerkende kracht. Al een tijdje )weken?) verspringt mijn secondewijzer niet iedere seconde, maar slechts een keer per twee seconden. Dat is een veeg teken, ook al blijft de tijd wel kloppen! Het zullen - bedenk ik al een paar keer – de het batterijtjes zijn die aan vervanging toe zijn. Ik had het eerder kunnen bedenken, maar een zuinig persoon als ik laat het graag tot het laatste moment aankomen.
Het blijkt intussen al best licht te zijn in de slaapkamer annex computerruimte. Ik sta maar eens op en dan wijst mijn balkonwekkertje niet alleen al 20 graden aan, maar ook 10 voor half 9. Het is tijd voor mijn pillen en een grote pot koffie. Om even over 11 uur, terwijl de Luis Morote voor de zoveelste keer ontsierd wordt door een volksdans- en zanggroep, met een kleine honderd “guiris” en enkele al te fanatieke kanariepieten als toehoorders, ben ik blij dat ik de andere kant op kan lopen om mijn horlogebatterijman een bezoek te brengen. “Morejón” noemt hij zijn schoenendoos aan de “mercado de puerto”, markt aan de haven. In tijd van niks is zijn handenarbeid aan mijn klokje gepiept en loop ik weer met een iets tastbaars om mijn pols over de boulevard.
Bij een temperatuur van 27 graden diep ik bij het toeristenbureau een nieuwe folder op van museo Elder, van de wetenschap en de technologie. Het aparte museum op Santa Catalina heeft als motto: PROHIBIDO NO TOCAR, verboden om niet aan te raken. Dat zou een pronte dame op haar T-shirt kunnen zetten.
Op aanraden van de vrouw van de kiosk doe ik er een “PROGAMACIÓN Y HORARIOS”, programmaboekje met tijdstippen, van de 17de filmfestival bij. Zie boven. Zal ik mij deze week toch eens in Triana bij Monopol aandienen?

In de middag is mijn nieuwe boek, van Limburger Twan Huys, aan de beurt. Het is maar 159 bladzijden en als ik een beetje vaart maak, kan het nog mee met deze brief. Vier boeken binnen een week, zes dagen eigenlijk, dat is voor deze winter een record.
Als ik ‘s avonds mijn rondje maak, over de boulevard naar rechts, is het daar eivol. Eivol? Het woord staat wel in mijn Nederlandse woordenboek, met als synoniem propvol. Dat vind ik eerlijk gezegd een beetje te veel van het goede. Zal ik er “eidruk” van maken? Ik kijk goed uit waar ik loop en sjok dan door naar het stuk voorbij de aaneengeschakelde terrassen. Is dat waar La Puntilla begint of zit ik al midden in? Hoe dan ook, op een houten bank daar zit ik rustiger en kan ik doorgaan in mijn nieuwe boek. Zie verder mijn boekenbijlage.

Op de zondagmorgen ga ik naar de rastro, omdat mijn iPod van een malafide merk kuren heeft. Er komt nog wel muziek uit, maar alleen maar via één oordopje. Op de markt koop ik voor één euro een nieuwe, tweedehandse aansluiting, maar word er geen cent wijzer van. Ik vrees dat ik het muziekapparaatje aan de wilgen moet gaan hangen.
Als ik toch op de markt ben , kan ik het niet laten om op enkele plekken naar de Cd's te kijken. En daar is-t-ie: een cd met allerlei muziek van Sindo Saavedra. De componist is van 1949 en is gaan hemelen (voor wie daarin gelooft) in 2005. Op de boulevard links van de playa Chica is een paar jaren terug nog een mooie buste van hem neergezet, met daaronder een heleboel papieren. Ik neem maar aan dat dat allemaal uitgeschreven composities van hem zijn. Het allerbekendste nummer van Sindo Saavedra is ongetwijfeld dat uit 1987: El himno del carnaval de Las Palmas de Gran Canaria. Iedereen hier kan het nog steeds meezingen, ik ook. Het staat op de plaat: “Invitación Al Carnaval” van de groep Parranda Cuasquia. Voor wie het wil weten: ik heb destijds via Jorge een kopietje van de plaat gekregen. (Echter, de opvolger ervan: Con Ese Andar”, met nog weer eens carnavalsnummers van de Parranda Cuasquia” heb ik (nog) niet. Maar wat niet is, kan nog komen.
Jullie weten het: ik heb een gloeiende hekel aan allerlei volksmuziek van in klederdracht uitgedoste “boeren”, waarmee ik hier op het eiland letterlijk overspoeld word. Mag ik voor de variatie eens een uitzondering maken? Op de markt koop ik voor een “eurito” een cd van de groep Guanijay, die al vanaf 1971 met Sindo Saavedra samenwerkt, tot aan zijn verscheiden. Hier zijn achttien Saavedra-nummers, gespeeld en gezongen - vertolkt heet dat geloof ik samen in goed Huilands – door de jongens en meisjes van Guanijay. De foute hoeden en dergelijke laat ik hier weg; ze staan gelukkig ook niet op de studio-opnames. Voor wie het naadje van de kous wil, heb ik ook nog per nummer de “cantantes”, of heet dat (bij een orkest) “vocalistas”, maar daarvoor moeten jullie mij maar apart consulteren. Hier zijn de liedjes:
01.La sieca esta seca
02.Nana loco
03.Isa de los campos
04.Fue por Tamadaba
05.La vaca de Pancho
06.Mi Malagueña
07.Doramas
08.Así es mi tierra
09.La cigüeña
10.La sirena
11.Que triste es la vida nuestra
12.Un rincón de mi tierra
13.Mi barca y tú
14.Si la vieran como yo
15.Al niño Rey
16.Si hubiera sido Canario Jesús
17.Ave María Canario
18.La cigüeña
Vind ik het wat? Ik luister de complete plaat twee keer helemaal af, van voor naar achter, en kom uit bij een volmondig “NEE”! Zelfs de uitvinder van het beste carnavalsliedje van mijn tweede stad, Sidro Saavedra, met zijn Himno del carnaval, valt compleet door de mand bij de aan de knie afgezaagde folklore van een verkeerde groep als Guanijay. Hun “timples” kunnen me oprecht gestolen worden. Het minst slechte nummer op de plaat is liedje 18, “La cigüeña”, de ooievaar, want dat zingt Sindo Saavedra zelf.
Ik weet zondagmiddag niet hoe snel ik andere muziek opzet. Voor de resterende 24 uur is dat de dubbel-cd Veteran’s Day, The Tom Russell Anthology. De 38 nummers afzonderlijk zal ik jullie besparen, maar Tom Russell, dat is toch echt de nodige divisies hoger in de pikorde.

Dezelfde middag neem ik het er goed van, als het om mijn lunch gaat. Jullie kennen mijn ideale mix van uien, rode paprika’s en regionale tomaten: onovertroffen. Vandaag doe ik er in een apart bakje zoetzure augurken bij, uit de serie Fijne Tafelzuren van De Spar. Dat is nog eens “best lekkere” gemengde groente bij een portie sardines en “barra gallega”(uit Galicië). Wisten jullie dat pilchards (die ik mezelf vroeger graag voorzette) ook gewoon sardines zijn?
Dan bedenk ik dat vegetariërs geen vlees eten en de minst zuiveren in de leer wel heel af en toe vis. Ikzelf ben ook wel een viseter, maar ga op zijn tijd niet uit de weg voor bijv. een halve geroosterde kip of zelfs bijv. chorizo-worst, karbonade en dergelijke. Zou er iets van een hiërarchie inzitten, samenhangend met de biologische volgorde: geen dieren, vissen, amfibieën, reptielen, vogels en zoogdieren? De meeste mensen hebben weinig moeite met vis eten, dan komen slakken of zo, vervolgens kip of kalkoen en bovenaan de echte beesten. Bij die maakt “men” dan weer onderscheid tussen van alles en nog wat. Weinig mensen hebben moeite met het eten van varkens (behalve joden en moslims), liefst uit de mega-fabriekshal, en ook schapen, konijnen en aanverwant spul liggen best goed op een eetbordje. Ratten zijn m.i. ook zeer eetbaar, maar dienen wel een beetje stiekem de keuken in geloodst te worden. Iets dubieuzer wordt het, als het om koeien, paarden en zo gaat en bij de kalveren, herten en consorten begint het een probleem te worden. Echt fout wordt het katten en honden – “huisdieren eet je niet”, is het adagium. Terzijde, met het panklaar maken van apen is het ook uitkijken.
(Een aparte plaats nemen de geprepareerde vlezen in, die mij maar weinig aan hogere diersoorten doen denken. Voor toastjes met vleessalade, filé americain of boerenpaté dan wel een kroket of bitterballen kunnen jullie mij wakker maken.)

Ik weet niet of ik hem helemaal goed gelezen heb, maar ik heb op de valreep nog een tweede Coca-Colareclame in de aanbieding. Ze gaat deze keer over een jongedame die aan een pglas drinkt. Daarbij zie ik ¨El-placer-es-mio¨staan, het genoegen is aan mijn kant.
Als het om frisdrank gaat, zou ik Coca-Cola niet snel bovenaan zetten. Ik zou eerder kiezen voor drankjes van appel, sinaasappel of citroen. Niettemin, het is en blijft wel een winnaar.

Daar laat ik het bij. Deze brief is mij lang genoeg, zoals hij nu is. Vanmiddag gaat hij op de bus jullie kant op. De volgende komt er al weer a.s. vrijdag 7 april aan, als er tussentijds geen akeligheden gebeuren.
Ga er intussen eens op uit, bergop met je elektrische fiets. En maak vooral een vaartje, als je later bergaf weer op de terugweg bent. Hier in Las Palmas is het volop zomerweer, maar wat willen jullie? April doet wat hij wil, in Nederland dan. In Spanje, althans de “peninsula”, is de uitdrukking, als ik mijn Spaanse woordenboek erop nakijk: “Abril aguas mil”. Die regen zie ik hier nog niet zo snel vallen.
Laat ik me verder beperken tot: tot ziens maar weer, hasta luego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Mijn eerste boek van deze brief kom ik tegen in een boekenkastje op de Heerderweg bij iemand voor de deur daar. Als je zelf ook boeken in het kastje stopt, mag je er ook boeken uithalen. Het boek is in het Nederlands vertaald als “L staat voor leugens”, maar in het oorspronkelijke Amerikaans is het “‘L’ is for lawless”. De vrouwelijke auteur van haar twaalfde (?) Kinsey Millhone is Sue Grafton,. Van haar heb ik hier al een aantal boeken in dezelfde serie besproken. Dit boek speelt vooral in Santa Teresa en in Dallas, op het einde ook in Louisville.
De in het boek 35-jarige Private Investigator Kinsey Millhone uit Santa Teresa (bij Santa Barbara in Californië) wordt door haar hoogbejaarde huisbaas Henry Pitts gevraagd om eens langs te gaan bij de familie van de enkele maanden eerder overleden hoogbejaarde Johnny Lee. Zoon Chester en kleinzoon Bucky (plus diens vrouw Babe) proberen nu de begrafeniskosten te verhalen op het Ministerie van Defensie, omdat Johnny in de Tweede Wereldoorlog naar eigen zeggen als vliegenier een held zou zijn geweest. De opgestuurde papieren naar het ministerie zijn echter ontoereikend; men is zelfs niet bekend met Johnny Lee. Dan blijkt de toekomstige huurder van het nu lege pandje, de nu 65 oude Ray Lawson, een vroegere vriend van Johnny Lee te zijn. Hij vertelt Kinsey Millhone dat er niks van het vliegeniersverhaal klopt. Ruim veertig jaar eerder hebben Johnny en hij een bankoverval gepleegd samen met vier anderen. Ze hebben veel geld, waardepapieren en juwelen buitgemaakt, maar de zaak werd wel verraden en twee van de zes bleven erin samen met een politieagent. Johnny wist als enige buiten schot te blijven.
Even later – en later nog eens – wordt in het lege pandje vervolgens ingebroken door iemand die een mede-inbreker van toen blijkt te zijn: Gilbert Hays. Diens jonge vrouw Laura is de dochter van Ray Lawson. Ze reist zelf af naar een hotel in Dallas, waar zich vervolgens een groot deel van het verhaal afspeelt. Op zoek naar de miljoenen van de buit destijds en op de vlucht voor concurrent Gilbert Hays komen Kinsey Millhone en de twee Lawsons tenslotte in Louisville terecht, waar ook Ray’s moeder Helen in beeld komt, oud maar niet versleten. Het einde van het verhaal speelt zich af op een kerkhof daar ergens in de buurt.
Sue Grafton is met haar boeken steeds opnieuw goed voor de nodige uurtjes vermaak. Echt spannend vind ik de Kinsey Millhone-boeken niet, maar ze kunnen er steeds wel mee door. Dat is ook het geval met “’L’ is for lawless”. Een beetje gezocht is het boek wel, maar kloppen doet het niettemin, ook zoveel decennia na de bankoverval. Ik heb er als recensiecijfer een 7 voor over.

Ik heb altijd iets gehad met cabaret, eigenlijk al van jong af aan, heb het zelf ook nog willen doen. Ook vandaag de dag wil ik al te graag ontdekken wie de show steelt. Tot de nieuwe generatie reken ik, een beetje, Claudia de Breij, 42 jaar, lesbisch getrouwd met twee zoontjes en een poes, ex-D.J. en radio-reporter, tegenwoordig zangeres en cabaretière. Ik heb haar eerste conference de afgelopen zomer op de tv gezien, maar die heb ik halverwege afgezet, mij net niet goed genoeg.
In 2015 komt een boekje van haar uit: “Neem een geit”, met als ondertitel “Leven voor gevorderden”. Dat laatste slaat op haar interviews over het leven zelf die ze samen met partner Jessica van Geel maakt met tien bekende Nederlanders van ongeveer 70 jaar. Alfabetisch op voornaam zijn “de tien wijzen”: Anne-Wil Blankers (toneelspeelster), Erica Terpstra, Geert Mak, Hanneke Groenteman, Hans Wiegel, Hedy d’Ancona, Herman van Veen, Nico ter Linden (dominee), Paul van Vliet en Willeke Alberti. Dat zijn ze inderdaad alle tien? In bijna 70 stukjes van enkele bladzijden per stuk laat Claudia de Breij vooral die uitleggen “hoe de vork in de steel zit”, wat ervoor nodig is om carrière te maken, of ouder worden ook voordelen heeft, hoe het met verliefdheid en de liefde zit, waar de kinderen vandaan komen, enz. Uiteraard doet Claudia de Breij er ook een flinke scheut eigen ervaring bij en ook de diverse raadgevingen van haar ouders vroeger (uit Utrecht-Overvecht).
De leukste, interessantste antwoorden krijgt ze m.i. van Geert Mak (en zijn Maastrichtse Mietsie) en Hanneke Groenteman met haar Fuck-it lijstje in plaats van een bucketlist. De titel: “Neem een geit”, is ook van Hanneke Groenteman. Als je het niet meer weet, kun je altijd nog een geit nemen. Als die je vervolgens de keel uit komt, doe je hem gewoon weer weg.
Dan is hier ten slotte mijn oordeel, sorry mening, over het boekje. Laat ik vóór alles zeggen dat ik het taalgebruik van Claudia de Breij heel erg goed vind. Ze lijkt wel een tweede Paulien Cornelisse. Ze weet echt leuke stukjes te brouwen, met een mooie dosis humor erin. Tegelijkertijd is ze mij soms wel aan de iets te softe, te milde kant. Een van haar stukjes heet niet voor niks: Wees blij, zoals de inscriptie op een zilveren ringetje van haar. Dobedobedo! En toch, als geheel vind ik dat Claudia de Breij een alleszins aardig boekje heeft geschreven, waar ik als recensiecijfer zo maar een 8- voor over heb.

Gaan we naar mijn derde boek. Dat krijg je ervan, als de boeken niet te dik zijn en ik omkom in de vrije tijd. Het is het zevende van advocaat Victor Carl. De thrilerschrijver is William Lashner en diens boek heeft als titel “A killer’s kiss” meegekregen, in het Nederlands “Erewoord” (hoewel het boek niet over erewoorden gaat). Het verhaal speelt vooral in Philadelphia, dat voor wie het niet weet halverwege tussen Washington en New York ligt. Ik ga toch eens een grote kaart van de Verenigde Staten kopen om aan de muur te hangen. Trudie, heeft de ANWB in de Wiecker Brögkstraot die niet? En neem er dan in één moeite ook een van Groot-Brittannië mee.
“A killer’s kiss” gaat over wat er gebeurt, direct nadat uroloog Wren Denniston vermoord wordt. Zijn vrouw Julia is dan op bezoek bij hoofdpersoon Victor Carl, die nog steeds gek op haar is. Ze heeft zich net in de badkamer teruggetrokken, als het rechercheursduo Sims en Hanratty bij Victor Carl binnenvalt. Vlak erop komt Julia’s advocaat en slijmjurk Clarence Swift in beeld plus het boevenkoppel Gregor Trocek met zijn hulpje (uit Cádiz) Sandro. De uroloog is al een tijdje geen praktiserende uroloog meer en runt tot aan zijn dood een malafide en intussen ook failliete investeringsmaatschappij. Er is nu geen cent over en dan blijkt dat de 1,7 miljoen dollar, die Gregor Trocek erin gestoken heeft, wel nog ergens te zijn. Wie heeft de poen en hoe komt het eventueel in handen van andere spelers, daarover gaat het boek in essentie. In de bijrollen, maar o zo belangrijk, herkennen we een vroeger schoolvriendje van Julia, Terry, aan de drugs, en amateurdiefje Derek Moats die tegen beloning best privé detective wil spelen. Tenslotte wijs ik jullie hier nog op ene Miles Cave en een aantal dames: Edna, Ellie, Gwen en Margaret. Op het einde voorspel ik jullie een compleet slagveld.
Intermezzo: wat is een filtrum? Volgens William Lashner is dat het stukje huid met eventuele inham tussen je neus en je mond. In mijn woordenboeken is het eerder een minnedrank. (Hoewel: de Grote Van Dale heeft het als tweede betekenis over het “onbehaard strookje huid langs de bovenlip van hoek tot hoek”; dat begint erop te lijken.) Misschien moet ik er in Maastricht eens een Latijns woordenboek bijhalen.
Met “Erewoord” (“A Killer’s Kiss”) heeft William Lashner een alleszins redelijke advocatenthriller afgeleverd. Zo ver als Vrij Nederland’s Detective & Thrillergids ervan maakt, vijf sterren, wil ik niet gaan, het boek is ook niet spannend, maar heel onderhoudend vind ik het boek wel. Laat ik deze keer ook eens de vertaalster, Riek Borgers-Hoving, in het zonnetje zetten, die er het Amerikaans in heel acceptabel Nederlands heeft omgezet. Ik heb me bepaald niet verveeld bij het lezen en dus geef ik als recensiecijfer een 7½ voor dit boek. T.z.t wil ik best nog eens een ander boek van William Lashner gaan proberen.

En nog is het niet op. Als ik op zaterdagmiddag aan “De Clintons” begin, van Limbo en Amerika-kenner Twan Huys uit 2016, denk ik: zo’n 150 bladzijde, die kan ik nog wel hebben. Voor alle duidelijkheid, het is uitgekomen vóór de Amerikaanse presidentsverkiezing en echt af is het dus niet. Gistermiddag op de zondag heb ik het helemaal uit en kan ik deze recensie schrijven.
Het was en is me het koppel wel. Bill, geboren in 1946, is een hillbilly uit een stadje in Arkansas (“Hope”), waar hij zijn ongelukkige jeugd koestert. Hillary, geboren in Chicago in 1947, is in stijl van haar tijd een feministe. Als Bill in 1963 Kennedy een hand mag geven en Hillary in 1962 die van Martin Luther King, zijn ze allebei verkocht voor de politiek. Ze lopen elkaar tegen het lijf op school Wellesbey in Boston en zitten daarna op Yale Law School. Als George McGovern in 1972 de race om het presidentschap van Richard Nixon verliest, komt Bill, met zijn geldingsdrang, roekeloosheid en innemendheid in het kwadraat, in actie. De uitgekiende, intelligentere, maar zeer berekende Hillary staat vervolgens aan zijn zij in Arkansas, als hij daar in 1978 gouverneur wordt. Dan al is hij goed voor legio escapades met andere vrouwen, maar mensen zoals Betsey Wright weten hem bij herhaling redelijk uit de schijnwerper te houden. Dat wordt uiteraard anders in de tijd dat Gary Hart als presidentskandidaat afvalt wegens een buitenechtelijke affaire en de perswereld zich in 1991 ook op de “bimbo eruptions” van Bill mag storten. (Dat is nogal nieuw; vroeger wist de pers het privé-leven van politici gescheiden te houden van hun politieke leven.) Hillary redt Bill in 1992 in een “60 Minutes” interview en Bill, the Comeback Kid, roept: met Hillary erbij is het twee voor de prijs van één. Uiteraard komen de affaires met Gennifer Flowers, Paula Jones en vooral later Monica Lewinsky hem vreselijk duur te staan, zeker als hij ze eerst glashard ontkent. Kenneth Starr wordt ingezet (ook door de Republikeinen?) om Bill ten val te brengen, maar slinks als hij is en met de hulp van Hillary herrijst hij uit zijn as.
Laten we de acht jaren van George W. (hoort erbij) Bush voor wat ze zijn en gaan naar 2008. Een herrezen Hillary verliest de democratische kandidatuur van nieuwkomer Barack Obama, maar wordt vervolgens wel diens minister van Buitenlandse Zaken de eerste vier jaren. Dan kan het spel ergens in 2015 opnieuw beginnen, ondanks de eerdere Winterwatergate (bouwfraude?) in Arkansas, haar gedoe met e-mail op haar eigen computer en andere zaken die doen vermoeden dat de bekwame, maar nors overkomende dame niet om een leugen verlegen zit. Er is een man als Donald Trump voor nodig om haar van het pluche van het Witte Huis weg te houden.
Ik vind dat Twan Huys best een aardig boekje over “De Clintons” heeft opengedaan. Het is nogal pro-Clintons, denk ik, maar waarom zou je een absolute middenpositie als journalist moeten innemen? Als je je beweringen maar onderbouwt en dat doet Twan Huys, mag je best je mening inbouwen (al had ik graag ook een stuk pro Bernie Sanders gelezen). Hebben de fantastische speeches van Bill Clinton, nog beter dan die van Barack Obama, en de goed bedoelde adviezen van mensen als Sidney Blumenthal en Robert Bennett toch te weinig geholpen om de Clintons voor een tweede termijn van vier of acht jaar in Washington? Het boekje van Twan Huys gaat met een 7½ terug de kast in en omdat hij uit “Limburg, mie land” komt, doe ik er nog een ½ punt bij, een 8. Wat zal hij op 8 november 2016 op zijn neus gekeken hebben, als Hillary het aflegt tegen de Trump tower, die sindsdien in de Verenigde Staten aan de touwtjes trekt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten