vrijdag 7 april 2017

Weblogbrief 12.27, 7 april 2017

Weblogbrief 12.27, 7 april 2017

Queridos amigos y familia, om de dertig brieven te halen, voordat ik weer naar de lage landen bij de zee kom, moest ik maar eens een tussensprintje maken. Dus kom ik vier dagen na mijn vorige brief alweer met een volgende aanzetten. Ik neem maar aan dat jullie het me niet kwalijk nemen en met frisse tegenzin je ogen weer de kost geven.
Dat gezegd hebbend vertel ik voor wie het nog niet weet, dat Philippe Gilbert afgelopen zondag de Ronde van Vlaanderen heeft gewonnen. Mijn brief aan jullie is net verstuurd, als ik het op mijn computer op de universiteit vind. De Ronde Van Vlaanderen, dat is niet niks, die gaat over 260 km met op het einde de muur van Geraardsbergen. De laatste 55 km zijn voor Philippe Gilbert ook nog eens een one-man-show geworden, waarbij hij alle zeilen moet bijzetten. In mijn Spanje heet hij nu “El Leon De Flandes”., maar in goed Vlaams is het uiteraard de leeuw van Vlaanderen.

In mijn bibliotheekje bij het Lichtkasteel ‘s avonds lees ik nu al allerlei bijzonders van de Semana Santa, de Goede Week met hoofdletters. Die mag vanaf 9 april (Palmzondag) tot aan het hoogfeest van Pasen op de 16de Spanje weer in de schijnwerper zetten. Ik zie zelfs een advertentie in El Mundo, waarin jullie en ik verzocht worden om ons naar een gehucht in Galicië te begeven, waar men verzekerd zou zijn van de mooiste processie. Ook hier in Las Palmas zullen we er weer aan moeten geloven. Op diverse dagen de komende week trekt het devote volk biddend door de straten en pleinen. Ik zie sommige gelovigen zich al afvragen, waar hun ketting gebleven is die ze willen meesjorren. De dame, die het Heilige der Heiligen gaat toezingen in de calle Mayor de Triana, doet al stemoefeningen. Er wordt zelfs al stiekempjes geoefend met de loodzware, hoge stellages met de Here Jezus of de Maagd Maria; daaronder gaan de komende week weer tientallen pezige mannen onder gebukt.
Echt internationaal nieuws kan ik niet ontwaren in de kranten. Of het zou de uitspraak van Tory-leider Michael Howard over het opgeven van Gibraltar moeten zijn, nu de Brexit eindelijk een feit lijkt te worden. Hij is ervan overtuigd – en zijn zegen heeft het – dat premier Theresa May best bereid zal zijn om een oorlog te beginnen, als Gibraltar door het Britse Koninkrijk uit handen moet worden gegeven. May zal zich, aldus Michael Howard, zeker niet de kaas van het brood laten eten, net als destijds Margaret Thatcher deed, toen de Falklandeilanden aan de orde waren. Is de gekte in de politiek dan nu echt toegeslagen? Kunnen we die Michael Howard niet eens een paar decennia opbergen in de Tower in Londen?

Laat ik op de dinsdagmorgen eens iets Afrikaans opzetten. Harry liet me onlangs een mooie clip zien van Mory Kanté, in 1958 geboren en afkomstig uit Guinee. De man met zijn “kora” (tokkelinstrument) komt in 1988 in de Europese hitparades terecht met “Yé ké yé ké”. Ik heb vier cd’s (van de twaalf) van hem: “Tatebola” uit 1996, “Tamala, Le Voyageur” uit 2001, “Sabou” uit 2004 en “La Guineenne” uit 2012, maar ik kan het niet helpen: het nummer “Yé ké yé ké” kan ik op mijn laptop niet vinden. Daar ga ik nog eens achteraan, als ik weer in Nederland ben.
Dus wijk ik uit naar een drietal dubbelcd’s in de serie “Desert Blues”. De eerste uit 1998 heet “Ambiance De Sahara”, de tweede uit 2002 heeft als titel “Rêves D’Oasis” en dan is er nog uit 2008 “Entre Dunes Et Savanes”. Het zijn in totaal zes cd’s, welke zal ik eens kiezen? Ik ga voor cd 3.1, zonder andere reden dan dat ik geloof ik jullie wel eens iets heb laten horen van “Ambiance De Sahara”. Hier zijn de veertien nummers van “Entre Dunes Et Savanes”, deel 1:
01.Djelimady Bounkara – Fanta Bourama
02.Idrissa Soumaoro – M’ba den ou
03.Souad Massi – Raoui
04.Khaled – Wahran, wahrane
05.Tiris – El nabi
06.Boubacar Traoré & Regis Gizaro – Kanou
07.Markus James – Drean after dream
08.Bakpo Dagnon – Lassidan
09.Fula Flute – Keme Bourema
10.Gigi – Bati, bati
11.Cherif H’baw – Baayo
12.Aldoulaye Albassane Touré – Humaisa
13.Roki Traoré & Kronos Quartet – Bownboi
14.Toumani Diabaté & Ali Farka Touré – Al ga bani
Als ik ergens een foutje heb gemaakt bij het overpennen van de rij artiestennamen en liedjes, moeten jullie me dat maar niet kwalijk nemen. Een mens doet zijn best, ik in ieder geval; meer kunnen jullie niet van mij verlangen. Over de hele breedte vind ik het een heel mooie cd, met op het einde Toumani Diabaté & Ali Farka Touré uiteraard als vlaggenschip. Ze zijn alle twee uit Mali, een land dat ik jullie qua muziek van harte kan aanbevelen. Het noordwestelijke puntje ervan, in de Sahara uiteraard, ligt niet zo ver af van de Canarische eilanden, zo’n 1000 km, maar de hoofdstad Bamako is veel zuidelijker, boven Ivoorkust. Als extraatje wijs ik jullie hier op Souad Massi, nog redelijk jong: geboren in 1972 in hoofdstad Algiers van Algerije. Van haar heb ik twee cd’s: “Raoui” uit 2001 en “Deb” uit 2003. Wat zingt die Souad Massi de sterren van de hemel. Ze is nog niet van me af.
Alle 3x2=6 cd’s van “Desert Blues” zijn trouwens prachtplaten en wie dat wil, mag ze als MP3 best eens van me lenen.

In mijn rubriek: mensen op de bank voor mijn deur mag ik jullie ermee bekend maken dat (ook) het dameskoppel geel-paars terug is naar waar ze vandaan gekomen zijn. Daarover niet getreurd. Ik zie alweer de nodige nieuwe gezichten dagelijks in mijn vizier.
Als ik dinsdagavond terugkom van het inslaan van blikjes bij El Corte Inglés, waaronder citroenlimonade en tonic van Schweppes in de zero-variant, helemaal in orde, ga ik met mijn plastic “bolsa” eerst nog even op “mijn” bank zitten. Naast mij steekt een man die een nogal onsamenhangend verhaal tegen mij af. Hij is van mijn leeftijd, met veel grijswit haar en op de bank naast zich een grote zwarte hoed. Dan ontdek ik, als hij me toch op een nogal dwingende toon om geld vraagt, dat hij een vol halve literblik bier in de zijzak van zijn jas heeft zitten. Daar hoef ik niks mee. Ik steek maar eens over en bekijk hem even later deemoedig vanaf mijn balkon.

De meest bekende vogel voor buitenlanders hier is ongetwijfeld de duif, in het Spaans “la paloma”. Wie van jullie kent niet “Una paloma blanca” van George Baker? Vraag: hoe heet een jonge duif? Dat is een “pichón”, hoewel ik vanavond bij El Corte Inglés een jongetje “palomita” hoorde zeggen; dat reken ik hierbij ook goed. Maar wat is een doffer, een mannetjesduif in het A.B.S.? Ik denk dat het woord “palomo” maar weinig gebruikt wordt, maar dat is wel het officiële woord. Volgens mijn woordenboek mag je ook “paloma macho” zeggen. Dat komt een stuk dichter bij de alledaagse werkelijkheid, denk ik dan.
En wat is “iemand onder zijn duiven schieten”? Die heb ik echt moeten opzoeken. In Spanje heb je het dan over: “cazar el coto vedado de una persona”, iemand opjagen op verboden terrein.

Op de woensdagmorgen vraag ik mij bij mijn koffie van alles af, maar ook of homo’s en lesbiennes in het algemeen slimmer zijn dan hetero’s. Ik ken er nogal wat en die komen bijna zonder uitzondering uit de betere milieus, hebben ook bijna allemaal een aantal schooldiploma’s thuis in de kast liggen. Ik praat alleen over Nederland en vermeld hier dat je in de onderste regionen van de samenleving maar weinig homoseksualiteit tegenkomt, althans voor zo ver mij bekend. Wordt het daar meer verborgen gehouden en komen intelligentere mensen makkelijker “uit de kast”? Of is het echt zo en zit de neiging om voor je eigen geslacht te kiezen op dezelfde golflengte als een hoger Intelligentie Quotiënt. Als ik terug in Maastricht ben, ga ik het toch eens aan een paar insiders vragen.

Kun je in een brief terugvallen op iets dat je eerder hebt gezien? Toen ik door de winkelstraat van Santa Cruz de Tenerife liep, anderhalve week terug, bespeurde ik een wel heel spraakmakend affiche tegen een blinde muur. Beter laat dan niet ga ik die jullie niet onthouden. “NO ES NO”, staat er met grote letters op. Onder elkaar zie ik zes zinnetjes staan die mij aan het hart gaan. De bovenste luidt: “estoy seguro, es no”, ik weet het zeker, het is nee. In de zinnetjes eronder wordt het steeds akeliger. De onderste is: “hasta con las bragas bajadas, es no”, (zelfs) met mijn slipje op mijn knieën, nee is nee. En dan kom ik aan de slotzin, alweer in grote letters: LA ÚNICA COSA QUE SIGNIFICA SI, ES SI, de enige reden die ja is, is als ik ja zeg.
Er moge geen misverstand over zijn: daar ben ik het roerend mee eens. Zou het ook gelden voor mannen die het al te zeer van een vrouw te verduren hebben? Als een man tegen een hitsige dame zegt: “hasta con los calcincillos bajados, es no”, nokt ze dan ook af? M.i. is dat wel de bedoeling!

Op woensdagavond laat ik me verleiden om weer eens naar een voetbalwedstrijd op de tv te kijken. Om half 7 speelt voor de liga nummertje 2 tegen nummertje 3 of 4, Barcelona tegen Sevilla. Net voor het begin van de wedstrijd neem ik plaats op een terrasstoel van “La Tacita”, het kopje (para café, koffiekopje) op de Prudencio Morales in La Puntilla. Druk is het er niet, integendeel, maar ik koester mijn mooie plekje met mijn Coca-Cola zero.
Wat zal ik van de wedstrijd zeggen? Al na vier minuten springt een schot van Luis Suárez (of is het Leo Messi) via de onderkant lat weer het veld in. Sevilla krijgt in de zestiende minuut een kansje, maar daarna is het echt op voor de uitspelende club. In minuut 24 scoort Suárez met een omhaal, in minuut 27 verhoogt Messi zijn koppositie als doelpuntenmaker met een schuiver en in minuut 32 maakt dezelfde Messi er met een ware kanonskogel in de hoek 3-0 van. Daarna is het voor beide ploegen niet meer dan uitzingen. Er gebeurt helemaal niks interessants meer.
Als ik even voor half 9 op mijn bank bij Ferreras ga zitten, zijn de bankzittende dames die een beetje buren van mij zijn geworden, al present. Tussen mij en de dames zet een man die ik ook al van eerdere avonden ken, zijn ruime achterwerk op de tegeltjes. Hij is gehuld in een zwart trainingspak, maar een slonzige indruk maakt hij niet op me. Eigenlijk vind ik hem wel oké, zeker als hij mij ook nog een pepermuntje aanbiedt. Getweeën kijken we voor ons uit naar voorbijkomende wandelaars en dito joggers.
Om 9 uur heb ik voor de woensdag genoeg gezien en loop naar huis voor een finale leesbeurt met een drankje op mijn balkon.

Mag ik in deze brieven in herhaling vervallen? Liever niet, maar er zijn weken zoals deze dat ik het niet kan en ook niet wil laten. Op speciaal verzoek van mezelf komt hier ook cd 3.2 in de serie “Desert Blues”. Ook deze Afrikaanse schijf valt onder de noemer “Entre Dunes Et Savanes”, maar ik presenteer wel weer veertien nieuwe nummers:
01.Dhafer Youssef – A kind of love
02.Seckou Keita Quartet – Tounga
03.Ali Farka Touré – Penda yoro
04.Boubacar Traoré – Kar kar
05.Malouma – Yarab
06.Bassekou Kouyaté/Lobi Traoré – Banani
07.Abdallah As Oumbadougou – Imidiwan
08.N’Gou Bagayoko – Kulu
09.Timariwen – Izarhath Ténéré
10.Oumou Sangaré – Djorolen
11.Habib Koité – Mali ba
12.Amadou & Mariam – Ce n’est pas bon
13.Getatchew Mekurya – Eywat Setenafegagn
14.Gigi – Ethiopia
Ali Farka Touré komt opnieuw voorbij met “Pendara yoro” en ik denk dat jullie de nummers van andere zwarte medemensen net zo erg waarderen, als je ze te horen krijgt. Laat ik er hier eentje uitpikken die N.B. op allebei de cd’s staat: Gigi. Na haar “Bati, bati” van cd 3.1 krijgen jullie nu “Ethiopia” op deze cd – prachtig, toch? Er staat ook op “Entre Dunes Et Savanes”, deel 2 in de serie “Desert Blues”, “anders dan normale” muziek, maar ook deze is mooi over de hele breedte. Luister met mij ook eens naar de begeleidende snaar- en andere instrumenten.
(En wij maar denken dat alle moderne muziek uit Europa en Noord-Amerika komt. Wat een eersteklas misser!)

Reclamecampagnes worden vandaag de dag meestal niet door de firma van het moois zelf bedacht, maar daarvoor wordt een bureau ingeschakeld dat weet hoe je de mensen moet verleiden om het product aan te schaffen. Grote “compañias” maken daarbij gebruik van de allerbeste bureaus. Daar wordt een prijs voor betaald, maar dan heb je ook wat.
Ik vertelde jullie in mijn vorige twee brieven over een naar mijn idee geslaagde campagne van Coca-Cola. Op de eerste heet het: “Esto-es-entre-tú-y-yo” en de tweede gaat van: “El-placer-es-mio”. Als ik op de woensdag een boodschapje doe, zie ik de derde hangen. Een alweer leuke dame om te zien kijkt naar het dienblad van de ober, waarop enkele flesjes met het bruine vocht staan. De begeleidende tekst is: “Parece-que-esta-refrescando”, het lijkt me dat het verfrissend is”. Vlak daarop zie ik op de tv in de rust van Barcelona-Sevilla woensdagavond nog weer een volgende reclame van Coca-Cola voorbijkomen, met een soortgelijk motto.
En dan is hier mijn retorische vraag aan het bedrijf: waarom maken jullie nog altijd vooral reclame met het oudbakken, maar wel mooie mini-flesje van weet ik hoe lang terug? Een enkele keer zie ik op een Coca-Colareclame ook wel eens een blikje verschijnen, maar met name de grote flessen, tot wel van anderhalve of twee liter, blijven volgens mij compleet buiten schot. Zijn die vooral voor de verkoop interessant of hebben die geen aanbeveling nodig? Zelf zou ik er van zijn leven niet voor kiezen om zo’n immense twee literfles in huis te halen. “Klein is dapper”, heb ik zelf eens als aanbeveling gekozen en ik heb er nog steeds iets mee.

Het appartement bij mij tegenover op één hoog links wordt aanhoudend verhuurd aan toeristen. Die verblijven er meestal een week, maar korter en langer heb ik ook al diverse keren mee mogen maken. Nu zitten er nu een man en een vrouw van in de veertig met een jongetje van wie ik denk: hoort die nu niet op school te zijn?
En nou komt het. Als je geen balkon hebt, wordt je verondersteld om je ramen dicht te doen, als je weg bent. “Zoe huurt ‘t ziech”, als ik de legio andere mensen hier mag geloven. Deze drie heb ik gistermorgen in alle vroegte al zien vertrekken – ik neem aan naar het zuiden, want ze komen pas ‘s avonds om half 11 thuis thuis. Vinden ze Playa Del Inglés aantrekkelijker dan mijn Las Canteras? Hoe dan ook, de hele godganselijke dag hebben ze het raam wagenwijd open laten staan. En vandaag is dat opnieuw het geval. Om een uur of 9 zie ik ze met hun drieën met een tas met overduidelijk zwemspullen afmarcheren, terwijl het open raam vol zicht op de woonkamer van hun appartement blijft houden. “Dat deit ziech neet”. Maar het lijken me geen types die er prijs op stellen dat je er iets van zegt. Ik blijf het in de gaten houden, dat wel.

Op de vroege donderdagavond kan ik het niet laten om toch alvast een hap uit mijn volgende boek te nemen. Het begint goed! Voor de auteur en titel moeten jullie wachten tot de volgende brief. Laat ik hier alvast verklappen dat ik het boek heb zien staan tussen allerlei andere Engelstalige boeken bij Idiomática, de winkel die gespecialiseerd is in buitenlandse talen.
Ietsje later op de avond, nog net voordat het donker begint te worden, loop ik voor de variatie eens in de richting van Santa Catalina en verder. Aan het water blijf ik voor de zoveelste keer met enige bewondering kijken naar de aanlegplaats van bootjes die vanaf een groter schip naar de kant komen. ”La Marquesina” heet de aanlegplaats, met grote glas-in-loodramen. In de periode 1916-1965 was dat de plek waar de toeristen aankwamen. Ik heb nog eens een fototentoonstelling mogen bewonderen met allerlei bekendheden van vroeger die hier een trap opgingen om voet aan wal te zetten. Vlak erbij staat trouwens het bord met de aanduiding dat Amsterdam 3173 kilometer van de plek verwijderd is.
Verderop zie ik een grote cruiseboot liggen: de Boudicca uit Nassau. Moderne cruiseschepen zoals de Boudicca hebben niet maar één etage met kamers voor de gasten; het zijn er een stuk of zes, zeven.
In de Muelle is – ondanks dat er nu een grote Hyperdino is gevestigd op begane grond – nog steeds maar weinig te beleven. Bij Idiomática ben ik de enige bezoeker en bij de megawinkel van Worten, concurrent van MediaMarkt, is het niet veel anders. Als ik terug ben gelopen van de Muelle naar Santa Catalina, is het alsof ik vanuit een muisstille buitenwijk de bewoonde wereld weer betreed.

Dan ben ik al weer bijna aan “The end”. Het is deze keer geen litanie geworden, maar wat wil je, als je maar vier dagen tot je beschikking hebt om iets moois te brouwen. “Iech how de pin d’rin”. Voor mijn volgende briefbom neem ik meer tijd. Die kunnen jullie pas over een week verwachten, op 14 april, de verjaardag van mijn moeder zaliger en tevens de dag voordat Trudie en Marij hier hun opwachting komen maken.
Intussen, geniet alvast eens van het lenteweer! Ga er wat mij betreft zelfs eens op uit, zoals Trudie vandaag met enkele vriendinnen naar Aken. En koop eens een nieuwe trui, zodat je er weer “proper” (ik citeer mijn oma Mai) opstaat. Ik geef het jullie te doen, nog drie weken in Las Palmas, maar vervelen is er niet bij. Tot ziens maar weer, hasta luego, PaulK.

BOEKLIJST

Als je maar één boek ter recensie hebt, mag je dan wel van een lijst spreken? In de bijlage van deze midweekse brief 12.27 moeten jullie het doen met zegge en schrijve één verhaal, wel van de bekende Noorse thrillerauteur Jo Nesbø. Het is uit 2009 en heet “Het Pantserhart” (ook in het Noors). Vooral Oslo is de plek waar het gebeurt, maar vlak bijv. Goma in Zaïre, de voormalige Belgische Congo, niet uit.
Harry Hole, voorheen de vermaledijde opspoorder van de Noorse seriemoordenaar De Sneeuwman, wordt uit zijn verblijfplaats Hongkong opgetrommeld en teruggeroepen naar Oslo vanwege een nieuwe boosdoener. Er zijn dan al ettelijke dames vermoord en gaande het boek komen er steeds meer slachtoffers bij. Die zouden als gemeenschappelijks hebben dat ze allemaal op een bepaalde nacht in een zekere sneewhut waren, de Håvasshytte, ergens in het berggebied. Wordt de dader gevangen? De Noorse baas van Harry heet Gunnar Hagen en Harry’s twee secondanten bij zijn onderzoek Kaja Solness, ook zijn bedgenoot, en technische man Bjørn Holm. De min of meer miniclub van Gunnar Hagen krijgt geduchte concurrentie bij de opsporing van de seriemoordenaar van hoofdinspecteur Mikael Bellman van de nationale recherche en zijn mensen, onder wie Jussi Kolkka en Truls “Beavis” Berntsen. Mikael Bellman’s hoofdinteresse blijkt niet primair het opsporen van de dader te zijn, maar ook het vergroten van zijn eigen roem en ervoor zorgen dat zijn team als enige in Noorwegen bij moorden op pad mag gaan. Een zijdelingse verhaallijn in het boek gaat over de ongelijke strijd tussen de topspeurder Harry Hole en de eerzuchtige Mikael Bellman.
In de bijrollen zie ik aan de goede kant mensen als de zogenaamd gestoorde Katrine Bratt en wachtcommandanten Aslak Krongli en Skai in de provincie. Privé heeft Harry Hole (en zus Søs) te maken met o.a. zijn op sterven liggende vader Olav Hole plus diens verpleegkundige Sigurd Altman, ook met zijn oude buurjongen en eeuwige vriend Øystein. Andere interessante figuren meer aan de slechte kant zijn Tony Leike, die geld zoekt voor zijn projecten in Afrika, de foute schoonzoon, zijn verloofde Leke en haar moeder en zwerver Odd Utmo.
Het blijkt nog een hele toer om seriemoordenaar, “De Aanbidder”, te ontmaskeren, waarbij zelfs een paar keer naar een verkeerde persoon wordt gewezen. Voor een sappige Congolese (of is het Zaïrese) zijsprong verwijs ik naar de Belg Eddie van Boorst, die alles van maskers, wapens en een moordwerktuig als de Leopoldsappel weet. En hoe kan het anders, in het stadje Goma in de Congo eindigt het verhaal ook bij de vulkaan Nyiragongo.
Jo Nesbø heb ik eerder al eens aangewezen als een schrijver die verrekte goed weet hoe je een misdaadverhaal aan de man moet brengen. Met “Het Pantserhart” uit 2009 schiet hij opnieuw in de roos. Het verhaal van bijna 500 bladzijden, hoewel een paar keer tegen het ongeloofwaardige aan, vooral bij de naamsveranderingen, blijft spannend genoeg om achter elkaar uit te lezen. En passant krijg ik ook nog enkele wetenswaardigheden mee over andere zaken zoals het verschil tussen de Noorse moraal en Afrikaanse inborst. Ik heb voor “Het pantserhart” met plezier weer een volle 8 als recensiecijfer over. Jo Nesbø mag zeker rekenen op een vervolg van mij als lezer.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten