vrijdag 24 februari 2017

Weblogbrief 12.20, 24 februari 2017

Weblogbrief 12.20, 24 februari 2017

Queridos amigos y familia, zit ik op vrijdagmorgen, nog een hele week voordat in Maastricht de “vastelaovend” begint, achter (voor is het toch?) mijn laptop en denk: ik ben nu wel mijn dagelijkse ritme aan het verstieren. Normaliter hier zit ik iedere morgen eerst op mijn balkon met koffie, vier bekers (goed voor de gezondheid volgens Lluis). Daarna, om een uur of 10, half 11, neem ik plaats aan mijn bureautje hier om eventuele wetenswaardigheden van de dag ervoor of “spontaan opkomende” gedachten op te schrijven. Mag dat nu niet, omdat ik morgen naar Maastricht ga? Onzin!
Dus begin ik gewoon met jullie te vertellen over mijn discussie met Lluis over extra water drinken. Ik vertel hem dat het psychologische onderzoek naar een glas water extra drinken bij schoolkinderen veel dubieuzer is dan eerder op het symposium naar voren is gebracht. Zelf zou ik overigens eerder een onderzoek opzetten bij bejaarden met gebleken lichte dehydratie (als we Europese deskundigen mogen geloven). Lluis vertelt over een recent artikel dat netjes een vergelijking maakt tussen water drinken en diverse andere dranken, van melk via koffie en dieetcola tot bier.
Terzijde is Lluis ook best gecharmeerd dat ik hem de huur voor maart en april al geef. Ik probeer hem te overtuigen dat hij met dat bedrag in zijn portemonnee een prima carnaval voor de boeg heeft. Zijn antwoord is dat hij het dan wel niet aan Vanessa thuis moet zeggen, want haar interesseert meer het idee dat het geld nodig is als bijdrage aan de hypotheek van hun huis in Vegueta.
Tot mijn verrassing is Jorge die middag ook op de afdeling. Hij komt terug van les geven en heeft later een student op bezoek, als ik om kwart voor 6 richting de bus terug ga. Lluis zit dan alweer aan een uitgebreid diner met mensen van de universiteit. Na carnaval moet ik maar weer eens heel voorzichtig met Jorge over popmuziek beginnen. Wie weet!
Misschien komt het, omdat ik er niet op gelet heb, maar in de bus heen en terug heb ik niks interessants voor jullie kunnen oppakken. Wel lees ik in het bibliotheekje bij het Castillo de la Luz over de veeg uit de pan die voetbalclub Barcelona in Parijs gekregen heeft in de confrontatie met Paris Saint-Germain. Vier-nul, of je een emmer leeg gooit. De kranten hebben het er al over dat er bij de club – die ik ook minder vind dan een paar jaren terug – nu drastisch iets moet veranderen. Moet trainer Luis Enrique binnenkort het veld ruimen? Is het tijd om linksbuiten Neymar Jr te vervangen? Moet de complete achterhoede niet op de schop? Moet er een tweede Messi gekocht worden?>BR>
Om even voor 9 uur loop ik naar Santa Catalina, waar volgens mijn menukaart de wedstrijd van de “Disfrases” op beginnen staat. Een disfraz is een masker in het Spaans. Het verbaast me dan ook dat ik vooral dansende kinderen zie in een overigens volgepakt feestterrein met ook vele moeders en oma’s met kinderen, zelfs ook met baby's. Er is kennelijk iets veranderd, want ik kijk naar de wedstrijd van de “Comparsas infantiles”. Om bijna half 11 is die afgelopen, eindelijk, ik ben er niet zo’n fan van, en is mijn tijd gekomen voor de balkonscène thuis. Blijkt dat daarna de “Disfrases” hun opwachting gaan maken. Als ik om 1 uur even wakker word, hoor ik – niet al te hard – de aangename stem van de dame die de aankondigingen doet, nog steeds door de straat klinken. Zij had eerder die avond een strooien hoed op met daaronder een olijk gezicht en daar weer onder een veelkleurig zomers broekpak. Als de vrouw al mijn type is, vind ik haar toch minder geslaagd voor “wee small hours”.

Als ik op vrijdagochtend vroeg mijn e-reader controleer, nadat hij de hele nacht is aangesloten op het stroomnet, geeft hij wederon geen sjoege. Ik zal ergens heen moeten om de batterij te laten vervangen dan wel een nieuwe kopen. Ik bedenk – voor me uit mijmerend – dat er eigenlijk vanaf het eerste begin een Paar jaren geleden, toen ik hem van Eva kreeg, iets mis was met de battterij. Het probleem is deze winter wel een stuk erger geworden. Het pad van een digibeet gaar niet over rozen, helaas.

Mag ik, als ik toch bezig ben, ook alvast een plaatje opzetten? Na ampel overwegen kom ik deze keer uit bij Dave Alvin. Wie is dat nou weer? Ik ga hem voor jullie opzoeken op het internet, als ik in Maaastricht ben; nu ben ik zelf ook nog een buitenstaander. Niettemin, ik ben de eigenaar van zeven studio-albums van de man omdat er ook nog de registratie van zes live optredens van hem op mijn extra harde schijf bij zitten, waaronder eentje in Utrecht, ga ik er met zekerheid van uit dat Peter de boosdoener is.
Een mens moet kiezen en dus gaat deze brief de deur uit met de laatste die ik van Dave Alvin heb, zijn “Eleven Eleven”, de elf nummers uit – hoe kan het anders – 2011. Ze zijn zonder uitzondering ook door Dave Alvin (twee samen met iemand anders) gecomponeerd. Hier komen ze:
01.Harlan county line
02.Johnny Ace is dead
03.Black rose of Texas
04.Gary, Indiana 1959
05.Run conejo run
06.No worries Mija
07.What’s up with your brother
08.Murrietta’s dead
09.Manzanita
10.Dirty nightgown
11.Two lucky burns
Word ik verondersteld om jullie nu ook nog te gaan “verdutse” wat ik de mooiste nummers op de cd vind? Mijn “fab four” zijn deze keer: “Harlan county line”, “”Johnny Ace is dead”, “Murrietta’s dead” (dat is dan de tweede) en “Manzanita”. Ach, vergeet ik het meest melodieuze nummer op de cd te noemen: “No worries, Mija”, met trekharmonica. Daar kunnen zelfs de “fab four” niet tegen op.

Terzijde, voor wie het niet meer weet, een “manzanita” is Spaans voor een appeltje. Zal ik in stijl nog enkele Nederlandse uitdrukkingen met een “appeltje” voor jullie uit de doeken doen? Appeltjes van oranje zijn uiteraard “naranjas” en nog een appeltje met iemand te schillen hebben is “tener que arreglar cuentas con una persona”. Voor een appeltje voor de dorst heeft mijn woordenboek “un dinerillo para cuando haga falta “ in de aanbieding.
Willen jullie ook nog iets met “voetje”? In het Spaans is dat een “piececito”? Daar vind ik in de gauwigheid maar één uitdrukking bij: een wit voetje proberen te halen. Daarvoor kun je hier terecht met “hacerle la rueda a una persona” of “intentar ganarse a (la gratia de) una persona. Voetjevrijen is in het Spaans gewoon “hacer piececitos”. Wordt dat nog wel eens stiekem onder de tafel gedaan?

Als ik op de boulevard de mensen zit uit te kijken, komt een man voorbij met in grote letters op zijn zwarte trui: DON’T LOOK BACK. Hij is een jaar of 40. Ik kan me levendig voorstellen dat kinderen, vooral kleine kinderen, liever in het heden of zelfs vooruit willen kijken in plaats van naar het verleden. Echter, toen ik 40 was, in 1986, net hooggeleerde aan de UM en met een aardige familie- en vriendenkring in Maastricht, leefde ik in het heden, keek ik nog wel vooruit, maar kon op zijn tijd ook warm lopen voor geschiedenis, zeker die van mijn directe omgeving in de twintigste eeuw.
Hoe is dat nu? Met mijn 70 jaar heb ik niet veel jaren meer te gaan en daarbij heb ik niet het minste idee hoe de wereld er over zeg 25 jaar uit zal zien. Ik zie ook af van enige bemoeienis daarmee, behalve dan dat ik in kleine kring af en toe nog wel eens denkbeeldig uit mijn vel wil springen. Vooral het heden is mij momenteel lief en zo waar krijg ik steeds meer interesse in het verleden. Het begint langzaam een “Opa vertelt (over vroeger)” te worden, als er jonge mensen in de buurt zijn. Ik moet echt uitkijken. Nog even en ik begin ook nog in herhaling te vallen en vergeetachtig te worden.

Op Santa Catalina en omstreken is er op de vrijdagavond al aardig een carnavalsstemming. Ik zie tussen de niet-verkleders de nodige mensen lopen en zitten die zo in de carnavalsoptocht mee kunnen.
Een van de dansgroepen (comparsas) komt met een voor mij apart zinnetje als titel voor zijn dans: “Todos somos uno”, we zijn allemaal een (grote familie).
Ik zit op een goede plek op de tribune, royaal op tijd en constateer (niet voor de eerste keer) dat er nog weinig plekken bezet zijn, maar dat de enkele aanwezigen over weet ik hoeveel stoelen vestjes, jassen, tassen en dergelijke hebben neergestrooid. Als het dansen dan eindelijk begint – een (Palmees?) kwartier te laat, ook vanwege de aanwezige televisie, zie ik nog steeds zo ongeveer hele families binnendruppelen die op de vrijgehouden, beste plaatsen gaan zitten. Dan begint het onvermijdelijke nootjes en chips eten en worden diverse goed belegde broodjes rondgedeeld.
Op het podium is vooraf een mannetje of zeven druk aan het dweilen – zo heet dat bij ons bij schaatswedstrijden. Men is wel een half uur in de weer en hetzelfde gebeurt tussendoor steeds, maar dan maar steeds een paar minuten, als een comparsa plaats gaat maken voor de volgende.
Om half 11 houd ik het voor gezien en drink op het balkon de laatste Ricard met spa weg en nog een halve zak chips. Morgen ga ik naar Maastricht.

En hier is dan Maastricht! Gisterenmiddag was het nog 23 graden in Las Palmas, nu moet ik het doen met net boven nul, maar wel met Trudie naast me. Hoe dan ook, een heel verschil. En ik heb er een familielid bij: Julien, spreek uit zoals ruziën. Afgelopen donderdag is hij in Haarlem op de bank geboren, als zoontje van Floor en mijn neef Marc. De bevalling was in het ziekenhuis gepland, maar hij kwam ietsje te vroeg. Moeder en kind maken het prima, vertelt Trudie me, omdat ik mijn mail niet meer gelezen heb.

Als ik op zondagmorgen mijn Maastrichtse laptop wil opstarten, zegt hij mijn wachtwoord niet te kennen, ook al probeer ik het een aantal keren. Als Trudie mij ophaalt om naar John & Ans te gaan, vertel ik haar (ook) over de laptop. Dat wordt een bezoek aan Paradigit, a.s. Dinsdag. (Op maandag zijn ze gesloten.)
In Herkenbosch, bij Roermond, is het weer goed toeven. In een restaurant in de buurt gaan we voor koffie met vlaai en daarna volgt drank bij hun thuis alsmede een maaltijd, zoals ik van Ans gewend ben: eersteklas.

Op maandag verwelkom ik Peixia, doe ik mijn post en reik ik Ton zijn slof sigaretten aan. 's Middags is Albert Heyn uitgebreid aan de beurt, waarna het wachten is op Trudie met haar autootje voor een bezoek aan de MediaMarkt, waar ik een nieuwe e-reader koop, en vervolgens gaat het op naar Peter & Marianne achter het Emmaplein. Ook daar zijn de spijzen en dranken prima voor elkaar en wordt zich wat “aofgevreigeld” (net als zondag bij Johnny). Peter verdedigt het CDA-programma, maar daar kan ondergetekende zich niet in vinden. Sybrand Buma lijkt me een aardige man, maar met name zijn ideeën over het gezin als hoeksteen van de samenleving bevallen me niet. Voeg daarbij dat de man en zijn partij (hun) God heel hoog hebben en ik haak compleet af. Ik ben op tijd thuis om nog naar Jinek te kijken op de televisie. Eva Jinek doet het aardig, maar ik vind wel dat ze haar eigen mening een te prominente plaats gunt.

Dinsdag ga ik naar Paradigit om ter plekke te vernemen dat ze met mijn opstartprobleem niks kunnen vanwege de “privacy”. Desgevraagd raden ze me aan om met hun ex-medewerker Rutger de Vries contact op te nemen. Die zou er wellicht wel iets aan kunnen verhapstukken. Dat doe ik dan maar. Hij zal donderdag langskomen, op de dag voordat deze twintigste brief de deur uit hoort te gaan.
Royaal op tijd ben ik op het einde van de middag bij Trudie thuis om Marcel, Damaris & Yves te zien. Blijkt dat Damaris intussen aan het bevallen is (de dag na de uitgerekende dag) en Marcel ernaast staat mee te puffen, zoals dat heet. Met Trudie en Yves eet ik een prima stamppot met spinazie, venkel en zalm. Er is nog over, omdat we met zijn drieën in plaats van met zijn vijven zijn en die royale portie mag ik mee naar huis nemen. Vanaf half 9 zijn ook de ouders van Damaris present. Die zijn eerder gebeld dor Marcel en hebben zich vervolgens vanaf Terneuzen in het verkeersgewoel van Antwerpen en daarna gestort om naar Maastricht te komen. Dan bellen Marcel & Damaris om even voor 9 uur om te vertellen dat het gezin verrijkt is met Raúl. De meute trekt naar het azM, Yves voorop, om de nieuwe wereldburger te bewonderen. Omdat opa Math zich ook naar het ziekenhuis spoedt, wordt het mijn tijd om naar huis te fietsen. Voor alle zekerheid doe ik op de fiets mijn Dante-handschoenen aan. Die komen in dit Maastrichtse weer 's avonds van pas.

Het getrakteerd worden houd niet echt op. Op de woensdagmiddag doe ik eerst aanvullende boodschappen in het centrum (“de stad”). Bij de Tribune koop ik de autobiografie van John Wevers, de nieuwe vriend van Wil, die nu Willemien heet. Mijn ex is zijn levensgezellin sinds 2009. John, uit Heerlen, geboren in 1936 (nu 80 jaar), heeft in zijn “Eigenwijs in Maastricht”, ruim 400 bladzijden, een hoop te vertellen. Hij was o.a. wethouder Volkshuisvesting, Stadsvernieuwing en Ruimtelijke Ordening in Maastricht van 1974 tot 1994.
Om even over 5 uur dien ik me aan bij Rim, Desiree & Tristan om, samen met Trudie in hun auto naar Marij te gaan, waar ook een andere Peter (Sollet) mij verwelkomt. De zelf gemaakte frieten van Marij, met “zoervleis” en sla, blijven een tractatie.

Dan is het donderdag, als om ongeveer half 11 Rutger de Vries voor de deur staat om mijn laptop te bepotelen. Hij probeert mijn wachtwoord aan de machine te ontfutselen, het klopt prima wat ik hem voorzeg, maar het apparaat blijft geen sjoege geven. Ook hij komt er niet in, zelfs niet na de nodige trucs geprobeerd te hebben. Hij denkt dat er ergens in de updates van mijn Windows 10, die ik niet heb kunnen verwerken in de afgelopen drie maanden, iets mis is gegaan (als ik goed begrepen heb wat hij zei. Mijn laptop kan volgens hem het beste opnieuw geïnstalleerd worden, nadat hij mijn belangrijkste data gesaved heeft (alweer Engels). Ruim twee uur later is de laptop weer als vanouds en kan ik aan de slag om een aantal nieuwe cd's in te voeren en – eindelijk – Floor & Marc te mailen dat ik op hun gezondheid en die van Julien met de “karnevalsdaog” een glas bier extra zal drinken.

Op de valreep vind ik het tijd worden voor mijn tweede cd in de dagen voor carnaval: “Blue And Lonesome” van de Rolling Stones uit 2016. Het viertal Mick, Keith, Ronnie & Charlie gaat richting de 300 jaar samen, maar ze presteren het steeds, ook in de studio. Sterker nog, men brengt deze keer weer eens een ode aan de roots van de rock & roll, te weten de blues. Alsof het nog 1964 of zo is, toen de groep bekend werd met hun versie van allerlei bluesnummers. Hier zijn de twaalf nummers van Blue And Lonesome”:
01.Just your fool
02.Commit a crime
03.Blue and lonesome
04.All of your love
05.I gotta go
06.Everybody knows about my good thing
07.Ride 'em on down
08.Hate to see you go
09.Hoo doo blues
10.Little rain
11.Just like I treat you
12.I can't quit you baby
Wat een muzikaal geweld! De (onbekende) nummers van oorspronkelijk Little Walter, Howlin' Wolf en consorten vind ik stuk voor stuk zeer te pruimen en zo vlak voor mijn eerste glas bier ga ik jullie geen limoenen voor citroenen verkopen. Koop die plaat en als je je geld liever in het café verbrast, kun je hem kopiëren via Centre Ceramique of een kennis die hem al in huis heeft. Doen!

Als ik vanmorgen, op de vrijdag voor carnaval, mijn laptop wil opstarten, krijg ik hem pas weer aan de praat, nadat ik de aan/uit knop meer dan enkele seconden ingedrukt houd. Het embleem dat mijn i-Tunes moet activeren, laat het (nog even?) afweten, maar ik kan nu wel mijn brief aan jullie – zo goed en zo kwaad als dat gaat – afmaken. Bij dezen. Over een paar uur breng ik nog enkel cd's terug naar Centre Ceramique, geef nog de nieuwe Stones cd terug aan Rim, maar daarna is het voluit aantreden in café de Poort.

En daarmee gaat brief nummertje 20 de deur uit. Jongens en meisjes, dames en heren, “veer zien us” een van de komende dagen hopelijk op straat of aan het buffet in een van de diverse uitspanningen die Wieck en Maastricht rijk zijn. Mijn volgende epistel laat op zich wachten tot over anderhalve week. IJs en weder dienende kom ik er op 7 maart, de derde verjaardag van Yves, weer in. Gedraag je, maar overdrijf dat gedragen niet, tot ziens, hasta luego, PaulK.

BOEKBIJLAGE

In de week vóór carnaval heb ik toch nog één boek helemaal uitgelezen. Dat komt vooral doordat ik erg mijn best heb gedaan op de zaterdag, zowel in de ochtend en middag als 's avonds in het vliegmachine. In kleine etappes heb ik de laatste strubbelingen daarna op mijn (doorgezeten) bank in Maastricht verwerkt.
Het betreft een boek uit de oude doos, een groene Penguin uit 1957, en om het nog veel ouderwetser te maken: het verhaal speelt in 1829. De schrijver is John Dicksin Carr, die voor zijn “Fire, burn! in Frankrijk een prijs kreeg. Het verhaal is overigens volledig gesitueerd in Londen.
Superintendant John Cheviot van de New Scotland Yard krijgt eerst een diefstal van vogelzaad, dan van juwelen en in één moeite door ook nog eens een moord op te lossen. Het betreft het zaad en vijf juwelen van een oude dame, lady Cork, en de moord op een jonger iemand die daar rondloopt: Margaret Renfred. Die is in haar hart geschoten in een ruimte waar ook Cheviot's rijke verloofde Flora Drayton en chefklerk Alan Henley zich bevinden. Er zou ook nog een deur eventjes zijn opengegaan. Eigenlijk bepalen de diefstallen en de moord mede of Cheviot zijn baan als toprechercheur krijgt. Daarover gaan advocaat Richard Mayne en kolonel Charles Rowan, met op de achtergrond politiebaas John Peel. Gaandeweg komt John Cheviot allerlei obstakels tegen, zoals kapitein Hogben, en luitenant Wentworth. Iets meer aan zijn kant staan Freddie Debbitt en Louise Tremayne. Nadat zich een en ander heeft afgespeeld bij o.a. een casino (van Vulcan en Kate de Bourke) en op een schietbaan, is de ontmaskering van de dader(s) in zicht.
Ik heb “Fire, burn” van John Dicksin Carr helemaal uitgelezen en dat is heel wat voor een boek uit de zeer oude doos. Of ik het mooi vind, is iets anders. Af en toe zijn de gaslampen, koetsen en het schiettuig uit de 19de eeuw me net iets te veel van het goede en spannend? Er zit ook wel iets ongeloofwaardigs in het verhaal. Dus kom ik niet verder dan een 7- als recensiecijfer voor het boek.

donderdag 16 februari 2017

Weblogbrief 12.19, 16 februari 2017

Weblogbrief 12.19, 16 februari 2017

Queridos amigos y familia, hier ben ik weer, maar wel met de laatste brief voor mijn winterreces in Maastricht. Hij begint op de eerste dag van carnaval hier en eindigt op twee dagen voordat ik met de ijzeren vogel naar Eindhoven ga vliegen om daar Trudie “‘ns lekker te duije”.
Laat ik beginnen met een toelichting op het embleem waarmee de (niet: het) carnaval van 2017 hier wordt geproclameerd. Ik zou het jullie eigenlijk moeten laten zien, maar met de plaatjes toevoegen aan een brief heb ik slechte ervaring. Daarom is hier mijn al te eenvoudige beschrijving. “La Eterna Primavera”, het motto, duidt op de tweede helft van de jaren zestig, als de jeugd in San Francisco en overal elders in de Westerse wereld zich in bloemen gaat hullen, in één woord de “flowerpower”. Het embleem is een overduidelijk ban-de-bom-teken, maar dan van bloemen. In het midden staan een blonde vrouw en een zwarte man elkaar “af te lebsje”, met hun benen zo dat het Merdedes-met een extra-streepje teken duidelijk zichtbaar is. Op de ronde buitenkant herken ik Beatles Paul, George en Ringo tussen de bloemen en elders John & Yoko in hun blote kont (“en pelotas” in het Spaans). Ook vang ik een glimp op van iemand die mij zeer aan Andy Warhol doet denken. Kennelijk worden wij verondersteld anno 2017 net zo lief en vredelievend voor elkaar te zijn!

Zal ik nog iets vertellen over mijn besognes op de universiteit op vrijdagmiddag 10 februari? Mijn verhaal over de “bolsita azul”, blow tuut, komt later in drie delen, maar hier wil ik alvast kwijt dat ik een aantal videootjes over populisme in Nederland en elders heb zitten bekijken. Ik ben er niet uit, net zo min als bijv. Wouter Bos en Jeroen Pauw; het blijft een uiterst moeizaam onderwerp. Alleen al dat gesprek kost me een uur en echt wijzer ben ik niet geworden.
Volgens hen zie je aan mensen als Geert Wilders in Nederland en Donald Trump in Amerika onverholen hoe ze net doen alsof ze de macht terug aan “het volk” geven. Aldus krijg je, vind ik, allerlei denkbeelden van hen toegeschoven die we beter niet kunnen hebben. Als politicus, maar ook in andere openbare beroepen, kun je er niet omheen dat je je bij je (de) mensen een beetje populair moet maken. Echter, ergens dien je een ferme grens te trekken. Zo niet, dan word je de spreekbuis van een ophitsende massa die je in de besluitvorming bepaald niet een beslissende stem wilt geven. Uiteindelijk dien je zelf – als partij dan – je programma te maken en hoop je maar dat daar bij het volk veel aandacht en waardering voor is.
Ik vind het zeer de vraag of volbloed populisten zoals Wilders en Trump in hun besluitvorming wel zoveel rekening willen houden met “wat het volk nou eenmaal wil”. Nogal eens komen ze wel met populistische ideeën op de proppen, maar zijn ze in de uitvoering daarvan soms best nog wel terughoudend. Wouter Bos in zijn gesprek met Jeroen Pauw, merkt bovendien op hoe moeilijk het soms voor een belangrijke politicus aan de macht is om niet gedeeltelijk in te binden naar partners in de regering of in Brussel. Vanuit de oppositie is het veel gemakkelijker om voet bij stuk te houden, vindt hij, vooral als je daarvoor steun vanuit je achterban krijgt.

Hier is deel 1 van mijn “blow tuut”. Op de eerdere maandag (6 februari) heb ik op de universiteit zeven artikelen over extra water drinken gedownload en naar de kopieermachine gedirigeerd. Ik heb van thuis speciaal een blauw, plastic tasje meegenomen om ze in op te bergen op de terugweg naar mijn noordelijke deel van de stad. Blijkt dan later op de middag, als ik de artikelen wil ophalen in de printerkamer, dat de printer het niet meer doet. Er is een probleem met de “toner”, dat ik helaas niet kan verhelpen. Op dat moment zijn alleen bij farmacologie nog twee mensen present – men gaat op de universiteit maar vroeg huiswaarts – maar die kunnen mij niet helpen, terwijl Tomas in begane grond, die over dit soort dingen gaat, ook al lang elders is. Dan verlaat je onverrichter zake het pand, maar wel met de bedoeling om de volgende keer – op de vrijdag dus – te kijken of de kopieën later niet toch uit het apparaat zijn komen rollen en al dagen lang in de opbergkast bij de printer liggen.

Ben ik nu bij deel 2 van de “blow tuut”. In de morgen is er zowaar een regenbuitje gevallen, in Las Palmas, maar vanaf de middag is het weer droog en warm genoeg. Tot mijn aangename verrassing blijkt dat op de universiteit mijn kopieën er op de vrijdag liggen. Bedankt, lieve mensen! zou voormalige tv-ster Mies Bouwman geroepen hebben. Later doe ik er nog kopieën bij van mijn brieven 12.16, 12.17 en 12.18 en met de hele bups in mijn blauwe, plastic tasje, opnieuw meegenomen, zit ik op de vrijdagmiddag om half 6 in bus 12, deze keer van Las Palmas Zuid naar Parque San Telmo in Triana.
Ik kijk eens rond en loop dan de hoofdstraat in. Niet veel later zit ik op mijn favoriete bank bij McCarthy’s. Als ik op de voorbijgangers uitgekeken ben, neem ik daar alvast drie van de zeven artikelen door. Van eentje, het verslag van een “randomised pilot study” van Mark Spigt uit Maastricht in 2005 over water drinken en migraine, ben ik zelf medeauteur en mag ik dat het beste van de drie artikelen vinden? De trial is heel klein (8 en 9 patiënten) en hij (“wij”) suggereren dat er best aanleiding is om het probeersel van extra veel water drinken te laten volgen door een veel grotere trial. Daaruit zou wel of niet kunnen blijken of dat extra water drinken het hoofdpijnprobleem van migrainepatiënten kan verminderen. Het tweede artikel, van Julie Suhr uit Ohio uit 2004, gaat over de invloed van water drinken op de cognitie van ouderen. Het is meer een statistische verhaaltje bij een steekproef van 28 ouderen dan iets dat lijkt op een echte interventietrial. Er zou ook nog een vervolg komen, maar dat heb ik niet kunnen ontdekken in PubMed. Uit de exercitie zou wel een aanwijzing komen dat de waterstatus gerelateerd is aan de “psychomotor processing speed and attention/memory skills”, maar vooralsnog vind ik haar conclusies zeer voorbarig. Het derde stuk, van de Dortmunder H. Kalhoff uit 2003, gaat over de vraag in hoeverre de waterhuishouding invloed heeft astma, bronchitis en dergelijke longaandoeningen. Met name uit het epidemiologisch onderzoek zouden met elkaar tegenstrijdige uitkomsten komen en dus zou er grote behoefte zijn aan meer en vooral beter klinisch onderzoek. Dat extra water drinken goed zou zijn om je astma te bestrijden staat nog zeer te bezien.

Mag ik dan nu terug naar de eerste “signs and symptoms” van carnaval hier? Om 7 uur komt een zootje ongeregeld voorbij in de Grote Staat van Triana. Het betreft Fidel Castro uit Cuba en diens vriend Che Guevara, een strompelende betovergrootmoeder, een 100% doedelzakspeler, een drag queen (travestiet) en twee bejaarde nozems, van wie eentje met een immense bierbuik. Ze houden op diverse plekken in de straat halt om met de mensen een praatje te maken en er mag bij gelachen worden. Als ik om 8 uur op de plaza Cairasco arriveer, zie ik nog veel meer van die “verkleiders”. (Wie die meneer A. Cairasco was, blijft mij onduidelijk, maar onder zijn buste op het plein staat het jaartal 1876. Haalde hij toen zijn zwemdiploma A, Lux?) De groep staat met elkaar te keuvelen en voor toeristen te poseren vlakbij het “ilustrisimo gabinete literario”, hotel (en café-terras) Madrid en aanpalende gelegenheden. Ik herken nu ook een paar vampen, een Sevillana-danseres, een tambour-maître, een drag queen met een televisiecamera, een man met een hoed als een bruidstaart, Charley Chaplin, een volbloed indiaan en een pater met platte hoed, groot kruis en bijbel.
Om half 9 trekken ze met hun allen voor de “aankondigingsoptocht” uit in de richting van de kathedraal, “op hun elfendertigs”. Achter hen speelt harmonie “Banda Isleña”, de enige in de stoet, die ik ook nog maar matigjes vind klinken. Ik geef met stip de voorkeur aan het een na de ander Zaat Hermenieke in Maastricht. Dan komen er enkele Duitse en Zweedse toeristen die de weg in Triana/Vegueta kennelijk kwijt zijn en zich nu een weg banen langs de rijen toeschouwers met een plattegrond van de stad in de hand. Daarop volgt een uiterst actieve Braziliaanse trommelgroep. Die wordt geëscorteerd door echt tientallen jonge carnavalisten die beter dan ik weten wat dansen is. De beentjes gaan aanhoudend van de vloer en hoog in de lucht. Op het eind van de stoet zie ik een grote praalwagen met daarop de kandidaat drag queens van dit jaar en (neem ik maar aan) ook de twaalf kandidaat koninginnen. Heb ik de dame – Rosana – die de “Pregón”, openingstoespraak, dit jaar houdt, gemist?
Tegen die tijd dat de praalwagen voorbijhopst, ben ik overigens al voorbij de Plaza de las Ranas en de snelweg naar de overkant gelopen en sta nu op de hoek van de Obispo Codina. Ik heb een prima plekje bij de lantaarnpaal, tussen de vele andere omstanders. Dan loop ik in de bonte stroom mee naar Santa Ana, tegenover de kathedraal. Daar wachten we met zijn allen totdat het ook de regionale tv, tien minuten later, behaagt om ons “live” in beeld te brengen. Het is echt vol op het plein. Steeds opnieuw worden er enkele advertenties van de stad vertoond, zoals “TODO UNA CIUDAD – LAS PALMAS”. Kennelijk mag mijn tweede stad wel eventueel een meervoudsvorm hebben, maar het blijft wel één stad. Is het dus “toute Las Palmas” en niet “toutes Las Palmas”?
Dan, als een heleboel lampen om kwart over 9 allemaal tegelijk aangaan, zien we uit het niets bij de kathedraal zangeres Rosana verschijnen. Volgens de Wikipedia is ze 53 jaar en uit Lanzarote, het Canarische eiland dat het dichtst bij de kust van Afrika ligt. Ze heeft zich voor de gelegenheid in een bont carnavalskleed gehuld, met idem dito hoed en veren. “Con paso solemne” komt ze over de hele lengte midden tussen de menigte door, wel met een camera op zich gericht, zodat we door naar een scherm vooraan te kijken niks hoeven te missen. Dan is ze eindelijk op het podium, een beetje hyper, dat wel, maar wie zou dat niet zijn, als hij of zij voor het belangrijkste optreden van zijn leven staat. Ze wordt verwelkomd door het organiserende comité, diverse carnavalswinnaars van vorig jaar, afvaardigingen van allerlei murgas, comparsas, kandidaat koninginnen en noem maar op. De begroeting is kort, maar hevig. Binnen een minuut zit Rosana in een prachtig verhaal dat ze met veel Schwung brengt, met maar een halve blik op een papier dat voor haar ligt. Las Palmas is nu wel La(s) Palma(s), ze is zo Canarisch als het maar zijn kan. Ik vind haar speech uiterst amusant; ik kan hem zelfs bijna woordleijk volgen. En verplicht mezelf nu wel om me een cd'tje van haar aan te schaffen, zoals ik in mijn vorige brief heb aangekondigd.
Na de Pregón volgt vanzelfsprekend Sindo Saavedra’s hymne: “Invitación al carnaval” tot genoegen van het aanwezige publiek, Daarna komt er om even voor 10 uur een orkest het podium op om ons aan de zwier te krijgen, maar ik ben dan al weer op de terugweg naar de bus.

Dan volgt nu deel 3 van mijn verhaal over het blauwe, plastic tasje. Ik sta te wachten op de Pregón van Rosana, als ik ineens denk: waar is sodeju mijn tasje gebleven? Ik kijk om mij heen en zie niks liggen. Mijn buren links en rechts schijnen ook nog eens met telefoonlampjes over de grond, als ik hun vertel dat ik mijn blauwe, plastic tasje kwijt ben, maar nee. Lou loene! Ik treuzel, nee ik treuzel niet, tenminste niet heel lang: dan maar voor het moment geen kopieën meer van artikelen over water drinken en mijn drie weblogbrieven. Ik zal de stukken later nog een keer opnieuw moeten printen.
Als ik terugloop over het plein en de Obispo Codina, denk ik wel: laat ik de weg terugnemen zoals ik hem heen gelopen heb en en toch eens om mij heen kijken. Je weet maar nooit. En wat ligt daar op de grond tegen de lantaarnpaal aan het begin van de Obispo Codina: mijn blauwe, plastic tasje met daarin al mijn papieren die ik kwijt ben geraakt. Dus zit ik in de bus terug wel weer met mijn “bolsita azul” op schoot.

De zaterdagmorgen begint rustig, maar het is wel tijd om mijn eerste cd van deze brief aan te kondigen. Kennen jullie Eric Bibb? Voor mij is deze bluesmuzikant (zang, gitaar) relatief nieuw. Of moet ik hem tussen de jazzmuzikanten zetten? De zwarte man is van New York City, is uit 1951 en zit al vele decennia lang in de muziekbusiness. Zijn eerste plaat dateert van 1972 en hij heeft er intussen tientallen op zijn naam staan, alleen en samen met anderen. De enige cd die ik van Eric Bibb heb, heet “Painting Signs” en is uit 2001. Hier komen alle dertien nummers:
01.Kokomo
02.Delia’s gone
03.Hope in a hopeless world
04.I heard the angels singin’
05.Five miles above
06.Angel
07.Got to do better
08.Walkin’ home
09.Paintin’ signs
10.To know you
11.Honest I do
12.The light was worth the candle
13.Don’t ever let nobody drag your spirit down
Waarom gaan liedjes bijna altijd over de liefde, als het niet voor iemand van de andere kunne is dan toch voor Onze-Lieve-Heer? Ook deze cd kent dit euvel, maar mooi blijft-ie wel. Apart vind ik dat ze “Painting Signs” als titel heeft meegekregen, terwijl ik met het aanwezige nummer “Paintin’ signs” (met een ‘) op de plaat niet kan weglopen. Nog even los van Eric Bibb’s prima vertolking van Jimmy Reed’s “Honest I do” stelen andere liedjes veel meer de show. Mijn top 5 is deze keer “Kokomo”, “Delia’s gone”, ”Walkin’ home”, “To know you” en bovenal “Five miles above”. De plaat doet mij verlangen naar meer van de man. Ik ga van de zomer eens rondkijken en rondvragen.

‘s Middags op mijn balkon krijg ik slaande ruzie met mijn e-reader. Ik heb jullie in mijn vorige brief al uitgelegd dat hij ernstige kuren heeft. Met name het steeds uitvallen van het apparaat, omdat het zogenaamd geen stroom meer zou hebben, staat me niet aan. Als dat na de lunch een paar keer achter elkaar gebeurt, nadat ik het N.B. net compleet heb opgeladen, begin ik maar eens verwoed op toetsen drukken. Dat is kennelijk niet waar het apparaat op zit te wachten. Er komt in plaats van een teken dat hij helemaal opgeladen is, een teken dat er onweer in de lucht zit en dan is door mij in ieder geval geen leven meer in te krijgen.
Mijn eerste gedacht is: net goed. Maar dan bedenk ik dat ik nu in ieder geval voor deze week moet terugvallen op het kleine stapeltje boeken dat ik nog in de kast heb liggen als noodrantsoen. Het boek waarin ik op de e-reader bezig ben, laat ik – helaas voor mij en jullie – voor wat het is. Ik begin opgewekt aan een echt boek, uit de oude doos (1971), maar het bevalt me prima. Voor bijzonderheden, zie mijn boekenbijlage.

Als ik ‘s avonds voorbij de boulevard met het boek op een bankje zit, met een lantaarnpaal als verlichting, begint het te miezeren. Ik ga terug naar mijn bank bij Ferreras en dan is het een echte bui geworden. Het is nog geen half 8, als ik langs de etalages en huizen terugloop naar mijn appartement. Serieus, om 8 uur zit ik al op mijn balkon te lezen in mijn nieuwe boek, met een halve liter Bandido (pils met een scheutje tequila) van Tropical op de balkonrand en uiteraard een knabbeltje erbij.
Even later – als beneden op de televisie voetbalclub Osasuna het opneemt tegen koploper Real Madrid (uitslag 1-3), zie ik toute (zonder s) Las Palmas weer over straat lopen. Uren regen achter elkaar is in deze stad een zeldzaamheid. Zal ik terug naar beneden gaan en me opnieuw in het zaterdagavondgedruis gaan mengen? Nee, dus, het is ook best leuk om het dagelijkse leven met al zijn dagelijkse zonden vanaf het balkon gade te slaan.

Op de zondag ben ik vooral in mijn boek bezig. Ik heb iets over me dat ik de verloren gegane tijd wel moet inhalen. Er zal toch minstens één compleet boek gerecenseerd dienen te worden, als ik mijn 19de brief rond ga sturen.
Om half 8 die avond begeef ik me naar Santa Catalina om alvast eens rond te kijken voordat ik toeschouwer ga zijn bij het “Gala De La Gran Dama”, het uitzoeken van de beste oudere dame als – zo noem ik het maar – koningin-moeder. De plekken voor lollies, suikerspinnen, chips, hot dogs, patat friet e.d. staan deze keer aan mijn straat verder op, links van het podium. Dat geldt ook voor twee keer een “Meson Conejo“, waar ongetwijfeld een beste portie Canarische konijn te krijgen is en bijv. ook allerlei bier en bierworsten. Er is een aparte stand voor mojitos, dat hebben wij in Maastricht niet.
Ik vind op het carnavalsterrein voor het grote podium een mooi plekje op de tribune, bijna in het midden, heel centraal ten opzichte van het “escenario”. Het achtergronddecor van het podium valt mij een beetje tegen deze keer, met zijn horizontale strepen en bijbehorende ballen. In zes grotere ballen schijnt synchroon iets wat op kleuren en bloemen kijkt. Twee nog grotere, links een en rechts een, zijn er voor de reclame. Precies in het midden is bovendien nog een mega-bal, alweer om de diverse sponsors een lol te doen. Daarachter, tegen de grondvloer aan, is een grote deur voor de mensen die gaan optreden of om hun kunstje als kandidaat Gran Dama te vertonen. Eromheen is een groot ban-de-bomteken te bewonderen met de vele bloemen met eronder “Eterna Primavera”, eeuwige lente, en erboven “Amor” en “Paz”, Het lijkt verdorie wel “Noche de paz, noche de amor”, de Spaanse versie van “Stille nacht, heilige nacht”. Op de gefilmde aankondigingen van carnaval 2017 met het flowerpower embleem komt nu ook geregeld een bellen blazende “yellow submarine” voorbij. Als het 8 uur is, is het terrein niet tot op de laatste plek gevuld, maar zowel de vele tientallen rijen stoelen beneden als de tribunes zijn meer dan behoorlijk gevuld. Ook staan er nog zo’n honderd mensen te wachten tot het begint.

Op kwart over 8 – en niet 8 uur, zoals aangekondigd - begint het optreden met een dansgroep, die er m.i. niet veel van bakt. Dan laten de twee presentatoren, Roberto en Rebecca (in korte broek), hun gezicht voor het eerst zien. Ze doen het opvallend goed, vind ik. De twaalf jonge kandidaat-koninginnen en de al eerder gesignaleerde bende ongeregeld (zie plaza Cairasco op vrijdagavond) laten even hun gezicht zien en dan is het tijd voor de eerste vijf kandidaat Gran Damas. Die zijn om even voor 9 uur weer achter de coulissen verdwenen en maken plaats voor een tweede dansgroep, alweer van mindere kwaliteit. Dan is het weer tijd voor een “publicitario” – de regionale tv is er alweer live bij. Dan betreedt om kwart over 9 een tweede vijftal oudere dames (van mijn leeftijd of ietsje jonger) een voor een het podium met daarna weer reclame.
Vervolgens zie ik allereerst een klasje van negen bejaarde, kreupele mannen met hekjes, stokken en rolstoelen, de chirimurga Los Muy Yayos (yayos zijn opa’s). Zij krijgt het publiek tenminste aan het lachen. Dan, om kwart voor 10, stelen drie zingende en dansende jongedames de show, samen met een rock en rollende jongeman: Los Guardaplasmas. Misschien vind ik hun optreden nog wel het leukste van de avond, met als hoogtepunt hun “Tres gardenias para ti”, dat ik al ken van Ibrahim Ferrer van de Buena Vista Social Club uit Cuba. Dan - we zitten nu op even over 10 – treden de zussen Encarna & Antonia Salazar op, “Azúcar moreno”, bruine suiker. Ze zijn uit Extremadura (in West-Spanje, bij Portugal). Hun gezang roept herinneringen aan de flamenco op en het koppel van middelbare leeftijd danst er navenant bij. Mij zijn ze volkomen vreemd, maar het publiek blijkt er uiterst gecharmeerd van te zijn.
Om half 11 komt een deskundige jury mij uitleggen dat ik toch weer voor de verkeerde dame als Gran Dama gekozen heb. De echte kampioen wordt dame 5, van wie ik vind dat ze wel een geslaagde kerstboom om zich heen heeft laten bouwen, maar die er voor mij maar moeilijk mee uit de voeten kan. Ze heet María Hernández Rodríguez en de tranen lopen haar echt over de wangen, terwijl ze vooraan midden op het podium staat te glunderen voor de toegesnelde fotografen.
Even daarna is er vuurwerk en alweer Saavedra’s “Invitación al carnaval”. Ik neem mijn kuierlatten en begeef me weer huiswaarts om daar te constateren dat het Gala De La Gran Dama wel aardig is geweest, maar niet meer dan dat. Ik heb wel eens betere en leukere avonden op Santa Catalina meegemaakt. Eens kijken of de drie murgavoorrondes maandag, dinsdag en woensdag meer spektakel opleveren.

Op de maandagmorgen is het tijd voor nieuwe muziek. Ik neem aan dat jullie Dolly Parton uit en te na kennen. De diva uit Tennessee is sinds een paar weken 71; ze is uit 1946, een goed jaar. En ze heeft nog steeds dezelfde immense suikerspin (in het Spaans “algodón de azúcar”) op haar hoofd met daaronder een onschuldig gezicht met een veel te brede mond. Aan het profiel is de laatste jaren het nodige vertimmerd door de plastische chirurgie, maar of dat een verbetering is geweest, waag ik te betwijfelen. La Parton is van mijn leeftijd en heeft die niet zijn eigen charme? Tegelijkertijd zit haar immense berg hout voor de deur nog steeds op zijn plaats. Een klein duwtje in haar rug en ik zie haar zonder pardon nog eens voorover vallen.
Dat gezegd hebbend houd ik vol dat Dolly Parton een van de allerbeste Country & Westernzangeressen van de tweede helft van de vorige eeuw is en dat ze ook in deze eeuw haar partij nog royaal meeblaast. Haar eerste plaat is van 1963; dan zit ik nog in Maastricht op (de verkeerde) school. Ik heb vele tientallen cd’s van haar in mijn bezit en sinds afgelopen zomer zit daar ook “Pure And Simple” bij, haar 43ste studio-album, dat in 2016 is uitgekomen. Hier zijn de twaalf nummers:
01.Pure and simple
02.Say forever you’ll be mine
03.Never not love you
04. Kiss it (and make it better)
05.Can’t be that wrong
06.Outside your door
07.Tomorrow is forever
08.I’m sixteen
09.Head over high heals
10.Forever love
11.Mama
12.Lovin’ you
Ik ga niet zeggen dat dit de beste cd totnutoe is, maar alweer haalt Dolly Parton al haar kwalificaties uit de kast en presenteert me (en jullie) een mooie portie C&W. “Pure And Simple” mag er zijn! Uitschieters op de plaat zijn het titelnummer, uiteraard, maar ook “Kiss it (and make it better)”, “Outside your door”, “Forever love” en “Lovin’ you”. En jullie willen tot slot ook nog een hartenkreet? Dan doe ik er “Can’t be that wrong” bij. Als ik nog eens naar de Verenigde Staten ga met Trudie, zou een bezoek aan pretpark Dollywood zo maar op het programma kunnen staan.

En dan later op de maandagochtend, als ik serieus overweeg om eens te gaan douchen, probeer ik mijn e-reader nog eens. Ik heb we eens eerder problemen opgelost door later net te doen of ze erniet zijn. En voorwaar, ineens komt hij weer tot leven. Het lijkt wel mijn blauwe, plastic tasje. Hoe dan ook, ik ga nu wel eerst mijn echte boek uitlezen. Echter, als ik mijn best doe, kan ik daarna mijn korte verhalenboek van Elisabeth George toch nog uitlezen.

In de avond loop ik eerst op mijn gemakje naar de bibliotheek links op de boulevard. Voordat ik in de kranten duik, mail ik eerst Peixia dat ik op haar poetsijver hoop, als ik de volgende weken in Maastricht ben. Ook Trudie mag ik niet overslaan, want die wil natuurlijk precies weten hoe laat ze zich a.s. zaterdagavond om 11 uur op vliegveld Eindhoven dient te vervoegen.
Om half 9 zit ik – ongeveer op dezelfde stoel als zondag – te kijken naar Daniel Calero, als die voor de zoveelste keer aftrapt voor de strapatsen van de optredende murgas. Het zijn er in totaal twintig deze keer, verdeeld over drie avonden. Iedere groep krijgt op de kop af een half uur en a.s. zaterdag - dan ben ik hier helaas weg – komen de acht beste voor de finale opnieuw in actie. Het begint op de maandag met de damesgroep Las Simpaticonas, dan na een korte pauze: “estamos en un corte publicitario” van de tv zijn de mannen van Los Chichirones aan de beurt. Als daarna een tweede damesgroep het podium betreedt, houd ik het voor die dag voor gezien en zit even later met een drankje op mijn balkon.
Niettemin, op de dinsdagavond zit ik er weer om half 9, nu om eerst Las Golisiones aan te moeten horen en daarop volgend het best aangename geluid van Las Kikirinietas. Het zou me verwonderen, want de finalisten-murgas zijn bijna alleen maar mannengezelschappen, en terecht, maar Las Kikirinietas spelen zich in de kijker. De frontvrouw, in een afwijkend paars gewaad, maakt er een echte show van. Als derde murga op avond twee van de voorrondes zie ik een klein gezelschap mannen verschijnen, zeker geen 42 zoals Daniel Calero aankondigt, en acht ik mijn tijd voor vertrek gekomen. De reclameblokken hebben intussen een andere aankondiging: “Estamos en una corta pausa publicitario”, “En breves momentos continuamos el espectáculo”. Ook hoor ik “Volvemos en unos instantes”.

Voordat ik op de dinsdagavond Santa Catalina aandoe, ben ik wel eerst op weg naar de Daily Price bij mij in de Tomas Miller. Als je iets belooft, moet je het ook doen. Ter plekke loop ik linea recta naar de R bij de “musica nacional” om te kijken of ik een cd van Rosana tegen een afbraakprijs kan bemachtigen.. Eerder had ik al geconstateerd dat haar recentste cd in de top 10 van El Corte Inglés staat, maar nieuw is Rosana mij te duur. Bij Daily Price zie ik wel ene Rosa liggen, ook een groep genaamd Rosario (rozenkrans, maar dan in het Spaans) , maar van Pregonista Rosana ligt er helaas niks.
Zal ik me dan maar een cd van Azúcar Moreno aanschaffen? Er liggen maar liefst drie cd’s van de zussen. Nee, beslis ik, de Spaanse variant van onze Selvera’s – wie kent ze niet? – met hun flamenco-gekweel vind ik niet echt klinken. Onverrichter zake begeef ik me richting Santa Catalina voor mijn tweede murgavoorronde (zie boven).

Op woensdagmorgen kijk ik om 8 uur naar het groepje moeders en oma’s dat hun kinderen naar de school bij mij naast brengt. Ik signaleer, zoals steeds, ook een wit hondje dat mij veel te veel blaft, maar bij de kinderen wel de populaire bink mag spelen. De jongens zijn al snel aan het voetballen opzij van mijn huis, terwijl de meisjes samendrommen o.a. om te roddelen. Carlos verdient aan zijn terrasvolkje een aardige cent. Als de hele club om even voor half 9 naar de school aftaait, komt er een nieuwe club dames, de club die, nadat ze hun kinderen op school heeft afgeleverd, nu even van zijn verdiende rust mag genieten en hun zware lasten met andere moeders doornemen. Ook de tweede lading moeders vindt bij Carlos een gewillig oor.
Dan – dat is nieuw voor mij – verschijnt de aardigste travestiet die ik hier ken met twee bejaarden, van wie eentje in een rolstoel. Normaliter zie ik die pas een uurtje later op het toneel verschijnen. De blonde man/vrouw met een paardenstaart heeft zijn hondje bij zich; dat spreekt. En hij schuift vandaag gewoon aan bij de huismoeders (“amas de casa”) en huisoma’s om zich in het geprek te mengen. Zijn we hier niet één grote familie?

Zal ik er op de woensdagmorgen nog een laatste cd tegenaan gooien? Dan kom ik dankbaar uit bij Tom Petty. Het is niet de eerste keer dat ik hem gebruik om mijn muzieksmaak te verduidelijken, maar ik heb iets met die man. De meeste van zijn cd’s zijn samen met de Heartbreakers, dan wel met de Traveling Wilburys of tegenwoordig de Mudcrunch. Drie van zijn studio-cd’s staan echter geboekt als soloplaten: “Full Moon Forever” uit 1989, “Wildflowers” uit 1994 en “Highway Companion” uit 2006.
Als bonus, omdat ik er dit weekend aankom in Maastricht en omstreken, verblijd ik jullie hier met “Wildflowers”. Terzijde, ik heb jullie al eens vermoeid met het schitterende “Wildflowers” van Dolly Parton uuit 1988, met Linda Ronstadt en Emmylou Harris als tweede en derde stem. Echter, kennen jullie de cd “Wildflowers” van Judy Collins ook, met daarop o.a. haar versie van Joni Mitchell’s “Both sides now”?
Goed, dat gezegd hebbend, zijn hier de vijftien nummers van “Wildflowers” van Tom Petty solo in 1994, zonder zijn Heartbreakers:
01.Wildflowers
02.You don’t know how it feels
03.Time to move on
04.You wreck me
05.It’s good to be king
06.Only a broken heart
07.Honey bee
08.Don’t fade on you
09.Hard on me
10.Cabin down below
11.To find a friend
12.A higher place
13.House in the woods
14.Crawling back to you
15.Wake up time
Als iemand van jullie Tom Petty echt een mooie man vindt, stuur ik hem of haar naar de Specsavers in de Wieker Brögkstraot voor een nieuwe bril. Wat een lelikerd, daarmee vergeleken ben ik zelfs een schoonheid. Niettemin, geef hem een gitaar en een microfoon en hij speelt de sterren uit de hemel. Dit is zijn zoveelste interessante plaat en dat dienen jullie te weten. Uitschieters naar boven zijn er zoveel dat ik die in twee etappes ga opsommen. Eeerst kom ik bij “Wildflowers”, “You wreck me”, “It’s good to be king” en “Only a broken heart”. Als jullie dat viertal verwerkt hebben, ga ik rustig door met “Cabin down below”, “To find a friend”, “A higher place” en “(I keep) “Crawling back to you”. De teksten van Tom Petty gaan niet over het wereldleed, de nadelen van de oude dag of een reis naar Mars, maar wat geeft het? Mij weet Tom Petty in ieder geval steeds weer te amuseren.

Om 5 uur denk ik dat een ommetje over de boulevard of dergelijke er vandaag niet inzit. Vanaf een uur of 3 is het aan het regenen – mag het misschien eens in februari – en ik zie het zo snel nog niet ophouden. Ik signaleer zelfs paraplu’s. Als het zo nog even doorgaat, zal de derde murga-voorronde het vanavond zonder mij moeten doen, helaas.
Echter, vanaf 6 uur, half 7 is het weer kurkdroog. Carlos krijgt hernieuwd klanten die met hun sigaretten buiten zitten en dan niet per se onder een van zijn grote parasols. Als het bijna kwart voor 8 is – dan begint hier Real Madrid tegen Napels voor de Champions League – zijn er al weer aardig wat stoelen buiten bezet. Ik kan het niet laten en loop toch maar weer naar buiten de straat in. Allereerst wil ik mijn vingernagels weer eens knippen, voordat ik naar Verwegnistan (Nederland) afreis. Mijn teennagels zijn inmiddels al weer okidoki; die moesten er die middag al aan geloven. Daarna staan de murgas op Santa Catarina voor de derde keer op de rol.

Daniel Valero kondigt later dan ik dacht, met dezelfde charme als eerder de eerste murga aan: Las Ladys Chancleta. Daarna kijk ik vanf mijn stoel naar twee mannengroepen: eerst Los Melindrosos en vervolgens Los Trapasones. Ik weet het: mannen en vrouwen zijn gelijk, ook met carnaval. En de dames op slippers (een “chancleta” is een slipper) brouwen best een aardig feestje op het podium. Maar toch, tegen het geweld van de aanstellers (melindrosos) en de murmulaars (trapasones) kunnen ze helaas niet op. Die nemen echt bezit van het podium en hun geschreeuw draagt veel verder. Plus is Los Melindrosos met 49 (“falta uno”, zegt de dirigent) en Los Trapasones met 84 man.

Als murga nummertje 4 van de derde voorronde-avond zich aandient – nu weer een gezelschap dames – “how iech de pin d’rin” en zoek weer mijn “piso” op. Omdat het op Santa Catalina allemaal iets later begonnen is die avond, betreed ik pas om kwart over 11 mijn etage. En denk: welke acht murgas zouden nou de finale a.s. zaterdag halen? Als ik om half 2 of zo wakker word, kan ik daarvoor op het balkon gaan zitten en dan weet ik het. Helaas, dat is mij niet gegund; ik ben iemand die door het lawaai heen kan slapen. Eens kijken of ik jullie in mijn volgende brief kan vertellen wie een, twee en drie geworden zijn in de nacht van de komende zaterdag op zondag. (Dat moet a.s. zondag op “lpacarnaval” toch te vinden zijn.

Dan is het donderdagmorgen en word ik verondersteld om mijn slotzinnen te schrijven. Klopt het dat er hier en daar wel eens een letter of zo mis gaat, als je een tekst safet en opslaat en hem later weer te voorschijn haalt. Ik heb bij het controleren het gevoel dat ik sommige fouten die ik nu ontdek, eerder niet echt gemaakt heb. Het zij zo; daarvoor is een spellings- en grammaticacontroller kennelijk ook bedoeld.
Mijn volgende, twintigste brief kunnen jullie pas tegemoet zien over bijna drie weken, op dinsdag 7 maart, als ik op de verjaardag van Yves weer naar de universiteit ga. “De jong” wordt dan 3 en heeft nog een heel leven voor zich, samen met zijn broertje die nu nog in statu nascendi is. Maar wie weet, verblijd ik jullie ook nog met een weblogbrief uit Maastricht, vlak voor carnaval. Beloven is er deze keer niet bij.
Intussen hoop ik maar dat jullie langzaam aan het drinktempo een beetje aan het opvoeren zijn, want over een goede week is het zo ver. Dan zijn “we” toch al snel goed voor enkele tientallen glazen bier per dag, om de vroegere baas van café “De Belsj” te parafraseren. Neem alvast ook eens een rolmops “in de mayonaise” of doe eens een complete schijf “speebak” op een pistolet, want een maag kan niet alleen van bier leven. Ik zie jullie graag in het echt: als het niet in de komende week is, dan toch wel “mèt die daog”. Tot binnenkort, hasta pronto, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Lezers hebben zo hun favoriete schrijvers, dat geldt ook voor lezers van moordboeken zoals ondergetekende. Als mijn e-reader het afgelopen zaterdagmiddag laat afweten, ga ik noodzakelijkerwijs mijn restvoorraadje boeken aanspreken. Ik kom uit op een ouderwets, Engels pocketboek uit 1971: “Shroud for a Nightingale”, voor wie geïnteresseerd is in een Nederlandse vertaling: Doodskleed voor een verpleegster. De schrijfster van het boek is ene P.D. James; het is een dame, voluit Phyllis Dorothy. Ze is geboren in 1920 (mijn vader van 1919 en mijn moeder van 1921) en is pas twee jaar dood. Ze is 94 jaar geworden, kom me dus niet meer aan met het praatje dat thrillerschrijfsters niet oud kunnen worden. De dame is uit het Engelse Oxford en heeft meer dan dertig boeken op haar naam staan, met politie-ínspecteur Adam Dalgliesh in de startblokken, maar ook met andere personen in de hoofdrol. Ik kan me de verhalen met politieman Dalgliesh nog vaag herinneren van de tv vroeger, maar van het onderhavige verhaal weet ik echt niks (meer).
Het boek, bijna 300 bladzijden met kleine letter, speelt in een plaatsje vlakbij Londen, in en om Nightingale House. Ik citeer de allerlaatste zin van het boek: “It should have been pulled down fifty years ago. And it had never been in the least suitable as a nurse training school.” (Dat Nightingale slaat overigens niet op een nachtegaal en ook niet op Florence Nightingale, maar op ene Thomas Nightingale die er destijds voor zorgt dat de school gebouwd wordt.)
In de school voor de opleiding tot verpleegkundige vallen vlak na elkaar twee doden: eerst de leerling-verpleegkundige en nogal hypocriete Heather Pierce en dan haar oudere en slimmere medescholiere Jo Fallon. Hoofdinspecteur Adam Dalgliesh van New Scotland Yard wordt erbij gehaald met zijn jonge rechterhand sergeant Charles Masterson. Zij krijgen van doen met de strenge, ongetrouwde directrice Mary Taylor en haar staf: de Duitse Ethel Brunfett, de lesbische Hilda Rolfe en de wispelturtige Mavis Gearing. Behalve de twee slachtoffers staan de volgende derdejaars verpleegkunde vlak voor hun eindexamen: de nogal gewone tweeling Maureen en Shirley Butt, Julia Pardoe die seksueel graag van twee walletjes eet en op zoek is naar geld, de hypernerveuze Christine Dakers, de rijke Diana Harper (die even later van school gaat) en de slimste en beste Madeleine Goodale, die met een predikant in het huwelijk gaat treden en daarmee geen verpleegstersfunctie ambieert. Zijn er nog meer potentiële verdachten? Misschien moeten we dan denken aan chirurg Stephen Courtney-Briggs of apotheker Leonard Morris dan wel mensen van de huishoudelijke dienst zoals Martha Collins en Morag Smith. Er ontrolt zich een verhaal van bijna 300 bladzijden dat langzaam, maar zeker naar een trefzeker einde toewerkt. Laat ik ten slotte verklappen dat ik tot bijna aan het einde dacht dat iemand anders de dader was dan de werkelijke.
Zo schrijf je een prima detective, denk ik dan. Met P.D. James kan ik na “Shroud for a Nightingale” lezen en schrijven en ik ga na zeker nog andere van haar boeken lezen. Voor deze, typisch Engelse thriller, spannend en levendig gehouden tot de laatste bladzijde, heb ik een 8+ als recensiecijfer over. Prachtig!

En hier is ze dan, mijn alsnog bespreking van een korte verhalenboek van Elisabeth George uit 2001. Het zijn er vijf in het boek en het geheel heeft als Engelse titel meegekregen: “I, Richard”, doelend op verhaal 5 over de dood van de gebochelde Engelse koning Richard III van York in 1485. Wij in Nederland verbasteren dan de titel tot “Moordmotieven”, waarom in hemelsnaam?. Voor details over schrijfster Elisabeth George verwijs ik naar een vorige brief. Haar voornaam heeft bij mijn weten niets van doen met die van Elisabeth van York, meer dan 500 jaar terug.
Laat ik hier de vijf verhalen in notendop opsommen. Het eerste: “Moordmotieven” gaat over het bezoek van een klasje zomerstudenten van Cambridge aan een architectonisch verantwoord monument: het “Abinger Manor” ergens in Engeland. Daarna komt “Betrapt”, dat in het Californische Orange County speelt. Een man verdenkt zijn vrouw van overspel met zijn jongere broer en schakelt een privé-detective in om zijn gelijk te bewijzen. Als derde verhaal is er “Een vriendendienst” dat gaat over een Russische emigrante in de V.S., die er eerder al een reis naar een Siberisch concentratiekamp op heeft zitten en nu haar hobby: ratten houden, in Amerika wil praktiseren. Dan komt “Ik zal altijd van je blijven houden” over een medewerker van farmaceutisch bedrijf Biosyn die een virus ontdekt dat zeker van belang kan zijn bij de biologische oorlogsvoering. Als hij er zelf aan doodgaat, probeert zijn liefhebbende vrouw er ook nog een slaatje uit te slaan. En dan is er ten slotte nog als vijfde verhaal “Ik, Richard”, dat Josephine Tey’s verhaal over dezelfde Richard III nog eens fijntjes wil overdoen. In het heden zorgt geschiedenisleraar Malcolm voor de dood van zijn schaakvriend en zatlap Bernie. Eigenlijk wil hij aan diens hitsige vrouw Betsy een brief uit 1485 ontfutselen, die Richard III geschreven heeft op de avond voordat hij door Henry Tudor en diens companen op Bosworth Field bij Gloucester in de pan wordt gehakt.
Als ik per verhaal twee punten mag uitdelen, 5x2=10, geef ik die twee aan verhaal 4 en 5. De eerste drie moeten het met één punt doen, zodat het totaal op een 7 als recensiecijfer uitkomt. Het is allemaal niet verkeerd, maar voor mij zijn Elisabeth George’s dikke boeken over zegge en schrijve één onderwerp geslaagder. Na mijn carnaval zal ik graag nog eens een echte pil van haar gaan proberen.

vrijdag 10 februari 2017

Weblogbrief 12.18, 10 februari 2017

Weblogbrief 12.18, 10 februari 2017

Queridos amigos y familia, eindelijk komt de carnaval hier tot leven. Na mijn bezigheden op de universiteit vanmiddag loop ik op mijn dooie akkertje naar de oude stad, Vegueta/Triana, allereerst voor een kijkje in de winkeletalages en een scherpe blik vanaf mijn bank bij McCarthys naar het voorbij kuierend gepeupel. Dan, om laten we zeggen eeen uur of 8, “sjravel” ik naar de Plaza Cairasco om me als toeschouwer naar de “verkleiders” te begeven. Met de mini-optocht (“Pasacalles Anunciador”) trek ik op naar Plaza Santa Ana in Vegueta, tegenover de kathedraal, voor de “Pregón”, de opening van het carnavalsseizoen hier. Voor details, zie mijn volgende brief.

Natuurlijk, een dag of vier eerder zit ik nog op maandagmiddag. Dan heb ik al met mezelf afgesproken dat Madeleine Peyroux aan de beurt was om deze weblogbrief muzikaal te omlijsten. Ik vind haar een van de weinige jazz-zangeressen van de laatste tijd die ik hogelijk kan waarderen, naast Norah Jones.
Eigenlijk ben ik niet zo’n fan van jazz, tenzij jullie dat jazz heel ruim willen opvatten. Vooral van experimentele jazz moet ik niks hebben. Ik ben ergens blijven steken bij de jaren 50, denk ik. Dat geldt min of meer ook voor de jazz-zangeressen. Diva’s zoals Billie Holiday, Dinah Washington, Sarah Vaughan en Ella Fitzgerald. Hollands glorie Rita Reys kan ook nog wel een klein potje bij me breken. Die van daarna, de nieuwe generatie, kan mij veel minder bekoren. Jullie willen namen? Dan heb ik het allereerst over de jongere generatie Nederlandse zangeressen zoals Caro Emerald (uit 1981) of Trijntje Oosterhuis (uit 1973) - wat vallen die geweldig tegen! Idem dito ben ik bepaald niet kapot van de meeste van hun Engelse collega zangeressen zoals Adele (uit 1988), wijlen Amy Winehouse (uit 1983) of zelfs Joss Stone (uit 1987). Dan steek ik de oceaan over en geef als mijn mening dat ook de nieuwbakken Noord-Amerikaanse sterren mij eerlijk gezegd een beetje tegenvallen. Ik heb niet veel op met bijv. Katie Melua (uit 1984), , Stacey Kent (uit 1968) of de Canadese Diana Krall (uit 1964). Ik zal nu wel geestelijk door de diverse jazz-liefhebbers niet voor vol worden aangezien, maar het is niet anders.
Maar dan is er Amerikaanse Madeleine Peyroux. Ze zingt werkelijk de sterren van de hemel, met jazz-combootjes op de achtergrond die mijn goedkeuring eveneens kunnen wegdragen. Ze kan, als ze niet alsnog in de drugs en alcohol gaat verzuipen, nog voor heel wat eersteklas jazz zorgen. Madeleine Peyroux is geboren in 1974 ergens in Georgia. Na enkele omzwervingen verhuist ze als dertienjarige naar Parijs. Daar doet ze als straatmuzikante in Quartier Latin haar eerste zangervaring op vanaf haar 15de jaar. Als jonge twintiger mag ze haar eerste (dan nog) lp op de markt brengen. Volgens de Wikipedia heeft ze de volgende albums op haar naam staan:
01.Dreamland (1996)
02.Got you on my mind (EP, met William Galison, 2003)
03.Careless love (2002)
04.Half the perfect world (2006)
05.Bare bones (2009)
06.Standing on the rooftop (2011)
07.The blue room (2013)
08.Secular hymn (2016)
Helaas, van de studio-albums heb ik er nog maar twee: “Careless Love” uit 2004 en “Bare Bones” uit 2009. Dan is er ook nog een verzamelcd uit 2014 die ik me in me graag eens wil toe-eigenen: “Keep Me In Your Heart For A While”. Daar moet de nodige verandering in komen. Een mens moet kiezen, soms uit het weinige dat hij heeft. Hier is “Careless Love”, dat de nodige bekendheid heeft gekregen. Er staan tien nummers op:
01.Dance me to the end of love
02.Don’t wait too long
03.Don’t cry baby
04.You’re gonna make me lonesome
05.Between the bars
06.No more
07.Lonesome road
08.J’ai deux amours
09.Weary blues
10.I‘ll look around
Tien nummers, dan mag je bij mij niet meer dan vijf uitschieters verwachten. Bij “Careless Love” gaan mijn extra punten naar “Don’t wait too long”, “You’re gonna make me lonesome”, “Lonesome road”, “J’ai deux amours” en “Weary blues”. Echter, ik mag het prima de luxe “Dance me to the end of love” van wijlen Leonard Cohen niet vergeten. Zijn het er aldus zes van de tien geworden? Kom, mensen, ik heb het hier niet over Trijntje Oosterhuis. Iemand als jazz-grootheid Madeleine Peyroux valt niet zo gemakkelijk uit de boot.

Op weg naar het gezondheidsblok van de universiteit kijk ik vanuit bus 12 graag naar de directe omgeving, naar wat er in de bus en buiten naast de bus gebeurt. Wie zie ik, om 1 uur ‘s middags langs de snelweg rennen, vlak voordat ik bij het stadhuis kom, het voormalige Engelse hotel, waar Agatha Christie nog in de jaren 40 heeft gebivakkeerd? De speer! Ik weet niet beter of hij trekt zijn sprintjes alleen in de vroege avond op Las Canteras. Blijkt hij zijn werkterrein te verleggen of – met gevaar voor zijn leven – overdag nog een tweede route te nemen. Joggen, hij zou niet de eerste zijn die nog eens een keer dood neervalt.

Bij mijn e-mail op de universiteit zit er eentje van Ton die nou zijn DSM-diagnose van Donald Trump echt definitief doorgeeft: een obsessief compulsief mens, met een narcistische, antisociale persoonlijkheidsstoornis. Hij voegt er een krantenartikel bij waarin een keur aan klinisch psychologen en psychiaters zich in ongeveer dezelfde bewoordingen uitlaat. Hij en zij vinden het een schande dat iemand als Trump president is van de Verenigde Staten.
Intussen denk ik: als de man zo’n narcist is en dergelijke, loopt hij een gerede kans om een of andere ultralinkse gek, een soort Volkert van der G. tegen te komen en door zo iemand doodgeschoten te worden door. Is dat erg? Ik vind van wel, zeer zeker, maar wie zou niet liever vice-president Mike Pence in zijn plaats in het Witte Huis hebben?
Ik heb nog een intussen. Mensen als Donald Trump en in Nederland Geert Wilders hebben een heleboel afwijkende ideeën van de mijne. Aan de andere kant, daartussen zitten, denk ik wel eens, ook zaken waarvan ook ik oprecht vind dat ze maar eens geëffectueerd moeten worden. Met Donald Trump vraag ik me af of we op een uitgebreide instroom uit een land als Soedan of Jemen zitten te wachten. En is die muur vanuit Mexico naar de Verenigde Staten echt zo vreselijk? (Iets anders is hoe de V.S. zich destijds een flink stuk van Mexico heeft kunnen toe-eigenen.)
Ik ken genoeg weldenkende Nederlanders die vinden dat mensen uit de derde wereld het beste in hun eigen land geholpen kunnen worden en, politieke uitzonderingen daargelaten, niet door ons moeten worden opgevangen. Geert Wilders is selectief anti-islam, maar enkele miljoenen moslims erbij in Nederland staat zelfs mij tegen, zeker als de sharia-aanhangers de baas gaan spelen. Waarom is er nog zo weinig verzet van Arabieren tegen die club extremisten? En heeft Geert Wilders niet gelijk, als hij beweert dat we meer aandacht, dus ook geld moeten besteden aan de belangen van bejaarden. Ik kon het zelf gezegd kunnen hebben.

Op de terugweg, als ik in Las Palmas Zuid sta te wachten op bus 12 terug, zie ik op de halte een advertentie van alweer een organisatie die het van mijn en jullie geld moet hebben. Echter, deze – Manos Unidas – spreekt mij wel aan. Bovenaan in de advertentie staan diverse etenswaren, zoals vlees, kaas, brood, groente en fruit. Volgens Manos Unidas kiepen “we” in het rijke westen daarvan 1/3 zonder pardon bij het afval en dat terwijl 800 miljoen mensen in de wereld nog steeds honger lijden. Ten slotte volgt er wel een meer problematische zin: “El mundo no necesita más comida. Necesita más gente comprometida”, de wereld heeft niet meer eten nodig; hij heeft behoefte aan meer betrokken mensen.
Ik weet niet of ik het daar (grotendeels) mee eens wil zijn. Ik denk dan bijv. aan het laatste boek van Dan Brown, waarin simpel uit de doeken wordt gedaan dat, als we niet binnenkort met 16 miljard, daarna 32 miljard en dan 64 miljard willen zitten, we van alles moeten gaan doen om daar paal en perk aan te stellen. De pil en andere anticonceptie is niet voor de show uitgevonden! Toch zie ik best wel wat in Manos Unidas. Hoe heet die organisatie in het Nederlands? Of ze in Nederland niet actief om geld te vergaren voor haar werk in de derde wereld.

‘s Avonds in het bibliotheekje bij het Lichtkasteel lees ik dat Elisabeth de Britse troon heeft beklommen op 6 februari 1952. Dan is ze dus nu met haar 90 jaar op de dag af 65 jaar “Reina Isabel”, om het eens op zijn Spaans te zeggen.
Begin met iemand als mij liever niet over koningshuizen. Als die vroeger al iets voorstelden, mogen ze nu in ieder geval acuut worden opgedoekt. Wordt het niet tijd dat Queen Elisabeth er de brui eraan geeft? Haar warhoofdige zoon Charles zal in ieder geval worden overgeslagen, maar is William of Harry iemand waar we als a.s. koning verlangend naar uitkijken? Ze komen op een foto bij het artikel over Elisabeth rennend voorbij. Iemand als premier Mai van Groot-Brittannië is mij voldoende als staatshoofd (voor zo ver de macht niet al lang in handen is van de grote bedrijven).

In het carnavalshoekje noteer ik dat de Pregón volgens Canarias7 dit jaar wordt uitgesproken door ene Rosana. Ik prakkiseren wie dat ook al weer is. Ik kom met enige huiver uit op een zangeres van hier met die naam. Als Rosana er wat van bakt a.s. vrijdag, meer dan zoete broodjes, zal ik met plezier de komende week bij Daily Price een tweedehands cd van haar afnemen.

Het is hier onverminderd mooi weer. Op de dinsdagmiddag schijnt de zon op mijn balkon blaren, alsof ze niet weg te branden is. Ze zit inmiddels net boven de flats aan de overkant van de straat – dat was in december en januari anders. Dat betekent wel dat het lezen op het balkon er ‘s middags enigszins bij inschiet. Ik kan dan altijd nog vanaf mijn bed mijn boek bemonsteren.
In de sector kleine vogeltjes, “pájaros”, vertelde ik jullie eerder dat we hier geen merels of dergelijke hebben. Dat moet ik in zoverre bijstellen dat er bij mij op de hoek, ter hoogte van MaxDream, een nest klein zwartbruin spul is neergestreken dat ik gemakshalve tot de merels reken, de “mirlos”. Niettemin, als een echte vogelaar me vandaag of morgen gaat vertellen dat het geen merels, maar mezen, “paros”, zijn of koolmezen, “carboneros”, reken ik dat ook goed. Het zijn in ieder geval van mussen, “gorriones”, ook geen “hoesdoeve” (van de Tempeleers), laat staan van die potsierlijke duiven, “palomas”.
Op insectengebied houd ik vol dat er hier voldoende vliegen zijn, ook van die razendsnelle. Echter, hoe ik ook mijn best doe om jullie met het tegendeel te confronteren, muggen zijn deze winter nog altijd zo’n zeldzaamheid dat ik me afvraag of het wel goed zit met de natuur. Een muggenbeet heb ik de afgelopen maanden maar een enkele keer opgelopen en het is maar de vraag of ik die wel van in huis heb of van ergens op een terras of bank. Kakkerlakken zouden hier nu ook in groten getale moeten rondlopen (en een beetje vliegen), maar ook daarvan heb ik er alleen eentje in november gezien, een groot exemplaar onder een struik aan de boulevard, maar sindsdien niet meer. Bijen, wespen, darren en aanverwant spul zijn hier sowieso zeldzaam, ook deze winter. Moet ik nou blij zijn of is dit alles een teken dat het met de insecten verre van voor de wind gaat?

Om precies 8 uur op dinsdagavond is het te doen in Camp Nou, waar Barcelona en Atletico Madrid de terugwedstrijd spelen voor een finaleplaats in de “Copa Del Rey” (maar ik zie de koning niet zitten). De eerste wedstrijd in Madrid is geëindigd in 1-2, dus Barcelona begint als favoriet voor de eindzege. Ik zit eerste rij op het terras van alweer El Palikeo in Parque Santa Catalina, op de hoek met de Luis Morote. El Palikeo is echt een multiculti-nering van vooral mannen vanavond. Om mij heen zitten Palmezen, Marokkanen, negers, sorry: “African Canarians”, Spanjolen, Zuid- en Midden-Amerikanen en toeristen. We hebben het best naar onze zin met zijn velen. De meesten zijn Barcelona-aanhangers.
Kort gezegd zijn de eerste dertig minuten volledig, volkomen voor Atletico, dat Barcelona dan aanpakt op diens eigen helft. Het is aan met name keeper Jasper Cillessen te danken dat het 0-0 blijft. Dan komt Barcelona in de wedstrijd en gebeurt het onverwachte: in minuut 43 schiet Leo Messi hard op doel tussen een legertje Atletico-spelers, keeper Moyá kan de bal nog maar net het veld in stompen, maar daar staat Luis Suárez uiteraard gereed staat om binnen te tikken: 1-0.
De tweede helft wordt pas spannend, echt spannend, na een kwartier, als rechtsback Sergi Roberto van Barcelona (m.i. terecht) een rode kaart krijgt. A la calle, hoor ik de televisiecommentator zeggen. Vlak daarop staat Griezmann net niet buitenspel, als hij Cillessen passeert met een diagonaal schot, maar de scheidsrechter ziet het anders. Het blijft daarmee 1-0 voor Barcelona. In minuut 68 moet vervolgens Carrasco van Atletico ook het veld af wegens zijn tweede gele kaart en lijkt de wedstrijd gestreden. Tien minuten later belandt een vrije trap van Messi van zo’n 25 à 30 meter keihard op de lat. Wij Barcelona-fans zeggen tegen elkaar dat die Messi toch een klasse apart is en blijft.
Laat ik maar eens een nieuwe alinea beginnen. Een minuut erna is er weer sprake van een complete ommekeer van de wedstrijd, nadat Gerard Piqué vlak daarop een penalty veroorzaakt. Met Cillessen in het doel zou de penalty toch een eitje moeten zijn, maar Gameiro – de vervanger van Torres – schiet de bal royaal over. Vier minuten later, in minuut 82, is het dan toch raak voor Atletico door een velddoelpunt van dezelfde Gameiro na een pass van Griezmann: 1-1. Camp Nou schrikt op uit zijn gedoezel en idem dito het terras van El Palikeo. In minuut 87 en 90 krijgt Luis Suárez twee gele kaarten - de tweede m.i. onterecht – maar hij moet er niet alleen af, het zal hem ook deelname aan de finale gaan kosten. In aantallen spelers staat het nu in de (ik citeer een krant) “semifinal de infarto” 9-10. Volgen nog vijf minuten extra tijd met peentjes zweten voor Barcelona. Zelfs keeper Moyá van Atletico staat nu in het strafschopgebied van Cillessen, maar de eindstand blijft wel 1-1.
“Onze” Jasper is overduidelijk de held van de avond, niet alleen in het stadion en op de tv, maar ook op het terras. Terwijl de andere spelers van Barcelona het in de bladen de dag erop met een 5 of 6 moeten doen (Sergi Roberto krijgt zelfs een 4), gaat Cillessen met een 9 het veld af. Barcelona is deze keer zeker niet de beste van de twee ploegen geweest, maar zit wel in de finale door de winst in Madrid en het gelijke spel thuis. Wat een emotie!
(De tegenstander wordt Avalés, dat woensdagavond thuis van Celta wint met 1-0.)

Ik zie een pracht van een carnavalsreclame van Tropical bier. De bekende hond heeft de nodige snorharen plus een voorhoofdsmaskertje op met twee kattenoren. Uit een ballonnetje klinkt: MIAUUW! De slagzin erbij luidt: “QUE NO TE DEN GATO POR PERRO”, dat ze je als kat niet voor een hond houden. Heb ik dat zo wel goed vertaald? Ik zal het bij Tobelo of iemand anders hier nog eens navragen.

Hier is weer een opmerking in de sector: klein ongerief, maar o zo vervelend. Ik heb een hekel aan papieren servetten en nog meer aan wc-papier dat niet dik genoeg is. Het gaat me om het aantal lagen papier. Voor mij is drie lagen (“tres capas”, het staat op de verpakking) het minimum, zeker bij wc-papier. Je wilt toch niet dat je na het poepen je kont afveegt en dan stront aan je vingers hebt zitten. Ik heb hier in de woning op mijn tweede wc nog wc-papier liggen van het Mexicaanse meisje dat in oktober hier woonde. Of is het zelfs nog uit een aanbieding die Trudie & Marij in april niet konden laten liggen? Nu mijn wc-papier met drie lagen op de wc in de badkamer echt op is, val ik voor één keer terug op het dunnere spul. Laat ik het resultaat voor jullie eens netjes opnoemen: het is het tegenovergestelde van dik genoeg voor mijn achterste. Ik linea recta op naar de winkel voor echt wc-papier. Waarvan akte!

Mag ik de donderdag met een nieuw muziekje voor jullie beginnen? Tot de pioniers van de jazz-zangeressen reken ik, naast bijv. Ma Rainey, Bessie Smith en Lucille Bogan, ook Alberta Hunter. Deze alweer zwarte dame is van 1895, oorspronkelijk uit Memphis, dat is nog eens verleden tijd. Als kind verhuisde ze wel al naar Chicago. Overlijden deed ze pas in 1984, 89 jaar later; het lijkt mijn oma zaliger wel. Ze is er een voorbeeld van dat jazz-zangeressen best oud kunnen worden, als het leven maar een beetje mee wil zitten.
Van Alberta Hunter heb ik misschien wel meer muziek dan mij lief is, te beginnen met haar jonge jaren, 1921-1923. In 1996 is alle muziek van haar uit die tijd op een stel cd’s uitgebracht, maar helaas ben ik echter nog steeds op zoek naar eentje van het stel. Ik heb de serie niet compleet. Daarnaast heb ik muziek van Alberta Hunter uit de jaren zestig: “Songs we taught your mother” uit 1961 en “With Lovie Austin And Her Blues Serenaders” uit 1962. Toen was ze net 65+. Tenslotte, uit haar jaren als hoogbejaarde heb ik van Albrta Hunter ook nog “The Glory Of Alberta Hunter” uit 1981 en “Look For The Silver Lining” uit 1982. En dan zijn er op mijn extra schijf nog de registraties van twee live optredens plus is er wat restmateriaal.
Vergeet ik nog iets? Ja, inderdaad, ik heb ook nog een mooie, enkelvoudige verzamel-cd van haar uit 1996. Die heeft als titel: “Young Alberta Hunter, The 20’s And 30’s”. Laat ik die hier eens voor jullie opzetten. Hier zijn alle 23 nummers:
01.You can’t tell the difference after dark
02.Second handed man
03.Send me a man
04.Chirpin’ the blues
05.Downhearted blues
06.I’ll see you go
07.Fine and mellow
08.Yelping blues
09.Someday sweetheart
10.The love I have for you
11.My castle’s rockin’
12.Boogie woogie swing
13.I won’t let you down
14.Take your big hands off
15.He’s got a punch like Joe Louis
16.How long, sweet daddy, how long?
17.Downhearted blues
18.Gonna have you, ain’t gonna leave you
19.You can have my man if he comes to see you
20.Bring it with you when you come
21.Nobody knows the way I feel this morning
22.Early every morn
23.I’m goning to see my ma
Duidelijk is dat nogal wat nummers van Alberta Hunter op sexgebied ietsje dieper gaan dan “Lerang, bis neet zoe bang, geef miech e muilke op mien wang”. Zelfs gooien de tekstschrijvers er af en toe echte erotiek in: “You can’t see the difference after dark”, “Second handed man”, “Send me a man”, “My castle’s rockin’”, “Take your big hands off (me)”. Het kan natuurlijk ook zijn dat ik weer eens spoken zie.
Natuurlijk staat “Downhearted man” (uit 1922) bij de nummers op de cd, zelfs in twee versies, maar er is veel meer. Deze cd is voor mij een stukje historie, niet eentje waarbij je naar de hits zit te vlassen. Probeer eens bijv. “Fine and mellow”, van Alberta Hunter, of anders “Yelping blues”, “You can have my man if he comes to see you” of “”Early every morn”.

In mijn bibliotheekje aan de kust die avond lees ik dat Roger Walkowiak overleden is. Hij is 89 geworden, een gezegende leeftijd. En nou vragen jullie natuurlijk, zeker de jongeren onder jullie: Roger Walkowiak, wie is dat in godsnaam? De man won – tot veler verrassing – in 1956 de Tour de France. Ik was toen net verhuisd van het Cörversplein naar de Waldeck Pyrmontstraat. Het is zestig jaar geleden dat hij de sportpagina’s haalde. Bij mijn weten hebben “we” daarna niet meer van hem gehoord.

Donderdagavond zit ik op mijn bank bij Ferreras te genieten van achtereenvolgens de cd’s Trio I en Trio II. Het trio is Dolly Parton, Linda Ronstadt en Emmylou Harris in 1986 respectievelijk 1998. To know him is to love him, heel mooi en Wildflowers van vooral Dolly Parton zet ik zelfs een paar keer op.
Dan valt mij op dat De Speer niet present is. Ik had hem uiteraard wel verwacht met dit prima avondweer. Zou hij echt zijn oefenterrein van Las Canteras verlegd hebben naar het Parque Doramos in het middenstuk van de stad?
Ik heb hier al eens verteld dat truien en T-shirts met Spaanse opschriften aan het verdwijnen zijn in het straatbeeld hier. Vanaf mijn bank kan ik er maar een ontdekken, wel in het Engels, die ik de moeite waard vind. Er komt een man voorbij van een jaar of 50, die overduidelijk niet het postuur van mensen als De Speer heeft. Zijn buik bengelt royaal over zijn korte broek heen. Of het niks is. Ik zie in hem iemand die zich absoluut niet van de wijs laat brengen door mensen die zweren bij “gezond” eten. En wat staat op zijn donkerrode trui geschreven in kapitale letters? POLE POSITION. Die plek is normaliter vergeven aan de twee formule-1-coureurs die bij de training de snelste rondetijd hebben. Max Verstappen hoort tot het eliteclubje dat daarnaar solliciteert bij iedere autorace. Echter, het totale gewicht van Max zal niet veel meer zijn dan wat de “pole positron” man aan gewicht van alleen al zijn benen meesjouwt.

Als ik mijn gezicht vrijdagmorgen op het balkon laat zien, blijkt het te regenen. De parasols beneden bij Carlos verrichten goed werk. Dat mij dat nou moet gebeuren op de dag van de “Pregón”? Niettemin, de dag is nog lang en “het kan verkeren” volgens Bredero. Als het vanavond maar niet plenst, als ik me richting Plaza Cairasco begeef.
Intussen is het wel weer tijd om mijn handtekening onder deze brief te zetten. Voor vier dagen heb ik genoeg stof geleverd. Vanmiddag ga ik hem posten op de universiteit en daarna hebben jullie er nog één tegoed, a.s. donderdag of vrijdag, voordat ik koers ga zetten naar Eindhoven en van daar naar Maastricht-Oost. Op nu.nl – dat kennen jullie – lees ik dat het in Nederland nu rond het vriespunt is, ‘s nachts er duidelijk onder. Als dat zo blijft, moet ik me over een week echt heel anders gaan kleden als nu. Hier zit ik de hele dag nog in een polo op mijn balkon, als ik niet in eenzelfde outfit door de stad banjer. ‘s Avonds – om het niet te gek te maken – heb ik er “en route” wel een colbertje overheen.
Geniet nog even van de winter, mensen, maar zet de verwarming niet te hoog in de woonkamer. Dat kost veel te veel aardgas en de Groningers hebben het al zo moeilijk. Is het trouwens niet tijd om een zelfgemaakte carnavalshoed in elkaar te gaan flansen? Met die opbeurende mededeling ga ik er uit. Tot ziens, hasta luego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Eigenlijk vind ik dat je een boek in je handen moet hebben, als je besluit het te gaan lezen. Een e-reader is echter heel gemakkelijk en als je van her en der gratis en voor niks e-boeken krijgt aangeleverd, waarom zou je dan nog de volle mep voor een boek gaan betalen. En toch, als ik de e-versie van “Land of the living” van Nicci French wil gaan lezen, kom ik wel direct al een paar hobbels tegen. Het is uit 2003 en heet in het Nederlands “De bewoonde wereld”, maar de Engelse titel en het jaartal ontbreken op mijn e-reader. Echt vervelend vind ik dat een nieuw onderwerp nogal eens begint zonder enige afstand van het vorige en (minder erg) dat wat verschillende mensen zeggen, gewoon achter elkaar is geplaatst. Ten slotte heb ik ook nog iets tegen woordjes als “naai”, “nie” en “I Iet”, als “na al”, “me” en “Het” bedoeld wordt. Een e-reader is behelpen. Je wilt goedkoop uit zijn, maar betaalt er wel een prijs voor.
“De bewoonde wereld” van Nicci French speelt in Londen. Abbie Devereaux wordt daar in het begin 50 lang van de 269 bladzijden ergens op een vliering in leven gehouden. Ze zit stevig vastgebonden aan de muur, met een kap over haar hoofd en een strop om haar nek. Toch weet ze te ontsnappen, belandt in het ziekenhuis, maar wordt vervolgens niet geloofd door de politie en de opgetrommelde psychiater. Daarbij mist ze een stuk van haar recente geheugen vanwege de hersenschudding, die ze bij de ontvoering door een klap op haar hoofd heeft overgehouden. Als ze eenmaal weer op straat staat, gaat de ontvoerder hernieuwd achter haar aan. Tegelijkertijd gaat ze ten einde raad zelf ook op onderzoek uit, wie haar dat geflikt heeft. En zo krijg ik een heel stel mensen in het boek voorgeschoteld: vrienden van haar, mensen van haar werk, klanten van haar werk en de nodige anderen van wie de bijdrage pas ergens in het boek duidelijk wordt. Ik ga hier niet uitgebreid namen noemen, maar maak een uitzondering voor vriend Terry Wilmott, politieman Jack Cross, huisgenoot Jo(sephine) Hooper en ontwerper Ben Brody. Op het einde van “De bewoonde wereld” komt Ben aanzetten met een houten ei van haagbeuk en wie zou daar niet voor vallen?
Op Nicci French als schrijversduo is weinig aan te merken, ook niet op hun “Land of the Living”. Misschien duurt de ontvoering (50 bladzijden) mij wat lang, maar daarna is er voldoende vuurwerk om er toch een spannende thriller van te maken, hoewel mij iets te vrouwelijk (als jullie begrijpen wat ik daarmee bedoel). Over het einde en de afloop heb ik wel weer wat bedenkingen. Als totaal gaat “De bewoonde wereld” op mijn e-reader terug in zijn holletje met een 7½ als recensiecijfer. Ik heb van Nicci French nog veel meer boeken op mijn e-reader staan. T.z.t. ga ik graag aan een volgende beginnen.
(En dan is er nog het euvel dat af en toe mijn e-reader er de brui aan geeft, omdat de batterij leeg zou zijn, ook als dat absoluut niet het geval is. Het geeft steeds een oponthoud van zeg een minuut. Een e-reader, het blijft in mijn geval behelpen.)

Ik heb er nog eentje, op de valreep uitgelezen. Het heet “Zwarte dageraad”, in het Zweeds “Svart gryning”, en is uit 2014. Het is een boek van een schrijversduo: Cilla & Rolf Börjlind – zij is uit 1961 en hij is veel ouder, uit 1943. Het speelt in Skåne op de zuidpunt van Zweden, vlakbij Denemarken, en in hoofdstad Stockholm en omgeving.
Acht jaar eerder is een zwarte (‘getinte” heet dat in het boek) brouw vermoord. De recherchecommissaris van destijds, Tom Stilton, kreeg de zaak niet opgelost en raakte later zelfs aan lager wal. Inmiddels gaat het beter met hem en heeft hij ook weer een vriendin, Luna. In het heden wordt in Skåne een geadopteerd negermeisje uit Ghana, Emelie Andersson, de nek om gedraaid. De ingevlogen rechercheur Sven Svensson (bijnaam “de augurk”) uit Malmö en de locale politiemensen Frans Jönsson en vooral de 26-jarige Olivia Rönning staan vooralsnog voor een raadsel. Olivia zat eerst bij de politie in Stockholm en daarheen wil ze graag terug. Dan blijkt ook in Stockholm een allochtoon kind vermoord te zijn, Aram Mellberg. Daar bij de Stockholmse recherche trekt vooral Mette Olsater aan de touwtjes, met Bosse Thyrén en Lisa Hedquest als secondanten. Via de Iranese moeder van Aram, Jian, komt naar voren dat een racistische groepering erachter kan zitten: het Zweeds Arisch Verzet van Måns Berntsson. Hij communiceert graag met drie anderen (met de bijnamen Wolfsangel, Hagalrune en Triskele) op het internet, maar hun echte namen zijn moeilijk te ontdekken. Ook blijkt er een samenhang te zijn met een (bijna religieuze) secte van vroeger, in de jaren 70, met Stellan en Barbro Eklind als leiders. Stellan overlijdt in 1975, is hij verdronken? Een jaar later is ook dochter Linnea van de aardbodem verdwenen. Heeft Stellan ook een zoon? En wie zaten er destijds nog meer in het “collectief”? Mag ik het voor mijn samenvatting daarbij laten?
Intermezzo: wat is een bolder? Ik kom niet verder dan een meerpaal, maar mijn Grote Van Dale komt met een iets uitgebreider verhaal: twee palen of een grote klamp (?) om trossen of kettingen aan vast te maken. Een klamp is volgens hetzelfde woordenboek een uitsteeksel, waar je iets aan vast kunt maken.
Ik had eerlijk gezegd nog niet van het schrijversduo Cilla & Rolf Börjlind gehoord, maar vind dat ze met “Zwarte dageraad” – de titel komt ik tegen op blz. 181 – degelijk werk hebben afgeleverd. Het verhaal is spannend genoeg en het ontbreekt niet aan politieke, religieuze en medische zijstappen. Ik heb als recensiecijfer een volle 8 voor het boek over. Er zijn nog meer boeken van de Börjlindjes; “Springvloed” heb ik zelfs op mijn e-reader staan. Het Zweedse koppel is nog niet van mij af.

maandag 6 februari 2017

Weblogbrief 12.17, 6 februari 2017

Weblogbrief 12.17, 6 februari 2017

Queridos amigos y familia, we zitten met ons hele hebben en houden alweer in februari, Lux, Trudie, Rik en Marcel zijn weer een jaartje ouder en hier is het onverminderd mooi weer. Heeft een (of meer) van jullie nog iets recents van Jerome 1, Geronimo Uno, meegekregen? Kent iemand van jullie hem überhaupt of is hij de zoveelste persoon uit een andere wereld, met uiteraard een portie vermaak uit de oude Tempeleersdoos?
Laat ik snel overstappen op mijn eerste plaat. John Prine, die mag toch geen volslagen onbekende voor jullie zijn. Hij is van mijn geboortejaar: 1946, geboren in Illinois. Volgens de Wikipedia woont hij nu wel als senior in Nashville. Volgens mensen die het (beter dan ik) weten kunnen, is hij een van de belangrijkste singer-songwriters van de vorige eeuw, o.a. vanwege zijn: “Hello in there”. Terzijde, dat nummer heb ik ook van Joan Baez en de gouden versie van Bette Midler.
Op mijn harde schijf vind ik drie platen van live optredens van John Prine; heb ik die van Peter? En heb ik niet ook eens een video opname van een optreden van de man geleend bij Centre Ceramique? Ik denk van wel. Daarnaast heb ik helaas nog maar twee cd’s van studio-opnames: “In Spite Of Ourselves” uit 1999 en “Souvenirs” uit 2000. Laat ik “Souvenirs” dan maar eens gaan draaien. Hier zijn de vijftien nummers:
01.Souvenirs
02.Fish and whistle
03.Far from me
04.Angel from Montgomery
05.Donald & Lydia
06.Christmas in prison
07.Storm windows
08.Grandpa was a carpenter
09.The late John Garfield blues
10.Blue umbrella
11.Six o’clock news
12.People puttin’ people down
13.Sam Stone
14.Please don’t bury me
15.Hello in there
Ik heb grote moeite om nummers op de cd “Souvenirs” te vinden die ik niet heel goed vind. Vooruit, ik ben eruit, hier komen de liedekes waar ik Spaanse chocola van kan maken: “Souvenirs”, “Far from me”, “Angel from Montgomery”, “Storm window”, “The late John Garfield blues”, “People puttin’ people down”, “Sam Stone” en last but not least de originele versie van “Hello in there”. Het zijn er acht van de vijftien geworden, boven mijn maximum van 50%, maar voor één keer moet dat dan maar. De beste cd van John Prine - hij heeft er meer dan twintig op zijn naam staan – zou volgens de Engelse Wikipedia “Fair & Square” zijn uit 2005, maar die heb ik (nog) niet. Die ga ik van de zomer zeker bij het Rotterdamse Muziekweb lenen.

Heb ik deze keer niks meegemaakt in al mijn uren naar, op en terug van de universiteit? Natuurlijk wel, maar ik vrees dat jullie maar zeer beperkt geïnteresseerd zijn in de vraag of schoolkinderen een extra glas water moeten drinken om hun cognitie (geheugen, aandacht, taal e.d.) op peil te houden en hoe je daarnaar onderzoek doet. Van professor Rosa Ortega uit Madrid kreeg ik een zestal artikelen toegestuurd over het onderwerp en ik heb zo’n vermoeden dat er nog veel meer onderzoeksliteratuur is die ik moet zien te bemachtigen. En vreemd genoeg staat er over interventie-onderzoek (meer drinken) bij bejaarden haast niks op papier. Laat ik hier en nu al het volgende van zeggen: ik kom zeker nog eens op het onderwerp terug, ook naar jullie toe.

Harry’s tweede artikel over het beleg van Maastricht in 1794 door een overmacht aan Fransen (80.000 tegenover 8000 in de stad) heb ik alweer met veel aandacht gelezen. Ik heb maar weinig op met geschiedenis, zeker als die van meer dan 200 jaar terug is, maar voor die van mijn geboortestad Maastricht maak ik graag een uitzondering. Harry vertelt weer eens hoe weinig de Randstad zich gelegen laat liggen aan wat er in de uithoek Limburg aan het gebeuren is. Als dan ook nog de in de stad aanwezige Oostenrijkse troepen het laten afweten, is het in een paar dagen gepiept. Vanaf 4 november 1794 is Maastricht zo Frans als het zijn kan, tot aan 1814, als na Napoleon aan Nederland weer nieuw leven wordt ingeblazen met de zoon van stadhouder Willem 5, nu koning Willem 1, en diens club.

Laat ik mijn verhaal rond bus 12 op de dinsdagmiddag afsluiten met een welgemeende waarschuwing, deze keer in de richting van een organisatie van wie ik niet dacht dat ze mee parasiteerden: Artsen Zonder Grenzen. Die heten hier “Medicos Sin Fronteras” en ik weet best van allerlei gevaarlijke bezigheden van de club. Niettemin, wat moet ik met de advertentie “Solo hay un lugar más peligroso que el mar. Su hogar.” Er is maar één plek die gevaarlijker is dan de zee. Je huis. Er staat een foto bij afgedrukt van iemand die uit het water gehesen wordt. Mijn eerste gedachte is dan, nog steeds: de advertentie vraagt aandacht voor ongelukken in de huiselijke kring. Nee dus, er moet weer eens gedokt worden, om Artsen Zonder Grenzen haar werk te laten doen. “Ayúdamos a rescatar a los que huyen por mar y a seguir asistiendo a los que viven atrapados bajo las bombas”. Het gaat deze keer om hulp aan bootvluchtelingen en mensen die door bommen getroffen zijn. Zeg dat dan direct, Artsen Zonder Grenzen en aanpalende medisch deskundigen, en kom niet eerst aanzetten met een praatje over “su hogar”.

In mijn brieven zou ik gemakkelijk een rubriek “Meligheid” kunnen starten. Vanochtend in alle vroegte sta ik al onder de douche, want Etel komt om (even voor) 9 uur poetsen. Blijkt dat ik vergeten ben om mijn badhanddoek op de wastafel naast de douche gereed te leggen. Die moet ik dus in mijn blote kont en nat gesproeid gaan halen. Nu maar hopen – ik hoor en zie niks – dat er niet net iemand op de trap is.
Als Etel een half uur later binnenkomt, is ze heel tevreden over de door mij op haar verzoek aangeschafte nieuwe “escobillas de baño”, pleebeurstels in good Mestreechs. Wel vertelt ze me dat ze over twee weken onder het mes moet, een operatie van haar “vesicula”, vanwege “piedras”, stenen. waarvoor ze al een waarschuwing (“aviso”) gehad heeft. Gaat het om galstenen in haar galblaas? Het woord “biliar” hoor ik niet. Ze vertelt me op het einde spontaan dat ze vandaag na het poetsen erg moe is. Dat is toch niet een veeg teken, mag ik hopen.
Wat het ook zij, voorlopig kan ze niet komen schoonmaken. Etel belooft me te bellen, als ze zich weer voldoende fit voelt. Dat kan volgens haar best pas eind maart zijn. Ik leef een beetje met haar mee en hoop met haar dat ze snel weer de oude zal zijn.
Het is nog ruim twee weken tot mijn carnavalsreces in Maastricht. Die zing ik gemakkelijk uit zonder enige poetshulp. Echter, na de “Entierro De La Sardina” hier op 5 maart zal ik toch eens moeten rondvragen of een van mijn kennissen hier een “limpiadora” (of een “limpiador”, waarom niet?) weet voor een of twee keer poetsen van mijn “piso”. Ik zie mezelf dat nog niet zelf doen.

Woensdagavond staat – voor mij – in het teken van de “Copa”. De halve finalisten voetbal in Spanje zijn bekend en vanavond treden Atletico Madrid en Barcelona om 8 uur Canarische tijd in het strijdperk voor de heenwedstrijd. Morgen zijn Celta en Avalés, tweede garnituur vind ik, aan de beurt. (Dat wordt, vul ik later in, een Frits van Turenhout brilstand: 0-0, in de stromende regen.) De volgende week krijgen we de terugwedstrijden, die van Barcelona tegen Atletico op dinsdagavond 7 februari. De finale is overigens pas ergens in mei.
In een vol Madrileens stadion domineert Barcelona in de eerste helft. Met een prachtig en uitgelezen doelpunt van Luis Suárez in minuut 7 en een heuse kanonskogel van Leo Messi van twintig meter afstand binnenkant paal in minuut 33 lijkt de wedstrijd, zelfs ook de terugwedstrijd, gespeeld. Dan komt de tweede helft, van Barcelona-kant met alleen een mooie vrije trap van Leo Messi, die via de lat en de keeper weer het veld in gaat. Er komen nu legio mogelijkheden voor Atletico om een en ander terug te doen. Eentje, een kopbal van Griesmann, gaat erin, maar keeper Jasper Cillesen (voorheen Ajax) moet verder echt kunst- en vliegwerk verrichten om zijn doel schoon te houden. De eindstand wordt 1-2 en Barcelona mag in staat worden geacht om zich de komende week naar de bekerfinale te dirigeren.

Donderdagmorgen, Maria Lichtmis, zit ik de verschillende stukken over hydratie te lezen die ik van Rosa Ortega heb gekregen. Zij is de voedingsexpert uit Madrid die op het hydratiecongres hier zou spreken, maar op het laatste moment ziek werd. Wat mij uit de stukken opvalt, is dat de deskundigen nog verre van zeker van hun zaak zijn dat lichte dehydratie (volgens de aanbeveling van officiële commissies) een echt probleem is en tot allerlei ongerief kan leiden. Uit de beperkte literatuur die mij door haar is toegestuurd, blijkt dat de insiders veel terughoudender zijn dan in de presentatie van Luis Peña Quintana (namens de zieke Rosa Ortega) naar voren is gekomen. Dan heb ik het allereerst over extra water drinken van schoolkinderen. Eigenlijk is er helemaal nog niet zoveel bewijs dat een of twee extra glazen per dag drinken de cognitie van de kinderen zou verhogen.
Minstens zo interessant vind ik intussen de vraag of ouderen (zoals ik) baat zouden kunnen hebben bij meer drinken. Ik krijg de indruk dat de gevolgen van (zogenaamde) lichte dehydratie in de ouderenpopulatie nog een compleet onontgonnen terrein is. Ook de causaliteit van de relatie tussen lichte dehydratie en allerlei ziektes acht een insider zoals de Amerikaanse Kristen D’Anci nog verre van aangetoond, met uitzondering van nierstenen (en inspanningsastma, hoe zo dat?). Als ik door wil zetten met dit onderwerp te bestuderen, heb ik allereerst nog heel wat nieuwe literatuur te verstouwen.

Een vertaling van dat “lichtmis” in Maria Lichtmis (2 februari) kan ik in mijn Spaanse woordenboek niet terugvinden. Het had moeten staan tussen lichtmeter en lichtmot, maar helaas pindakaas, daar staat niks. Mijn Engelse woordenboek geeft als vertaling van lichtmis “rake, profligate, reprobate”. Een “rake” is een hark, ook wel een losbol, en ook voor de twee andere vertalingen kom ik uit bij losbandig en verdoemd. De grote van Dale tenslotte heeft het ook over lichtzinnig. Mijn vertaling van Maria Lichtmis wordt dus: Maria Losbol. Wie had dat gedacht!

Afgelopen dinsdag op de universiteit zit tussen mijn internetpost een mailtje van Noé waarin hij aankondigt dat hij in het weekend wellicht weer naar Las Palmas komt. Ik wordt gevraagd om mijn telefoon voldoende op te laten, zodat hij me eventueel kan bellen. Hij lijkt Trudie wel. En dan, op de donderdag om 5 uur is hij aan de lijn om te vertellen dat er die avond wat hem betreft weer Mexicaans gegeten gaat worden bij La Picantina in de Secretario Artiles 40. Daar zijn we vijf weken eerder ook geweest en toen was het eten (en drinken) daar dik in orde.
Als ik om even voor half 9 het restaurantje binnenkom, zit hij al met enkele andere vrienden aan de bar. Uiteindelijk blijken we met zijn twaalven te zijn. We lijken wel de twaalf apostelen. Ik ga ze jullie niet allemaal apostelen opnoemen, maar volsta hier met te zeggen dat zijn vrienden en vriendinnen Noé nog niet vergeten zijn.
Voor de variatie zal ik deze keer eens uit de doeken doen dat ook mijn hoofdgerecht van deze keer, iets met bonen, er zijn mag: “chile con carne”, dat chile met een e in het Spaans. Het staat voor rode (paprika) peper. Ook de drank vloeit weer rijkelijk, voor mij “michelada” met donker bier (Modelo Negro) en na afloop “margarita de limón” uit een grote kan.
Om toch ook iets van de sfeer weer te geven heb ik één zinnetje op de muur voor jullie overgepend. “Lo sentimos no tenemos WIFI. Hablen entre ustedes”. In goed Nederlands is dat: We vinden het jammer (maar) WIFI hebben we niet. Praat maar onder elkaar.
Als Trudie en Marij half april weer naar Las Palmas komen, zal ik kijken of ik met hun ook eens in het zaakje kan gaan eten. Het lijkt me dat ik dan vooraf wel moet reserveren, want het is er avond aan avond bomvol, een uitverkocht huis.

De belangstelling voor Americana muziek is niet van vandaag of gisteren. Die bestaat al sinds zo ongeveer het begin van de grammofoonplaat en ik neem aan zelfs daarvoor. Ook het dwepen met de muziek van singer songwriters is verre van nieuwerwets. Wat doen Chuck Berry, Buddy Holly, Bob Dylan en Leonard Cohen, om een viertal mannelijke voorbeelden van Amerikaanse solozangers te geven? Ze schrijven meestal hun eigen liedjes om ze vervolgens zelf ook ten gehore te brengen.
Intussen ben ik de trotse bezitter van een flinke stapel verzamelplaten van muziek van diverse singer songwriters – het woord Americana dringt zich ook weer op, als ze uit de V.S. komen – die ik met veel plezier zit te draaien. Afgelopen zomer haal ik er eentje te leen in Centre Ceramique, die ik nog niet in mijn bezit heb. Ik kan jullie die bij dezen zeer aanbevelen. De cd heet “The Rough Guide To Americana”, is in 2001 uitgekomen en er staan twintig nummers op van verschillende (C&W, folk, pop) artiesten die zonder uitzondering genietbaar zijn. Als ik ze hier een voor een moet gaan noemen, blijf ik aan de gang, dus maak ik voor jullie een 50%-selectie van de nummers die ik op de cd de mooiste vind. Hier zijn ze:
01.The Handsome Family
(01)Weightless again
02.Gourds
(04)Meat off the bone
03.Townes Van Zandt
(05)Lost highway
04.Johnny Dowd
(06)Ft. Worth, Texas
05.Long Ryders
(08)You don’t know what’s right
06.Dave Alvin
(11)Roalroad Bill
07.Neal Casal
(13)Me and queen Sylvia
08.Utah Carol
(16)My fear
09.Nadine (niet van Chuck Berry)
(17)So that I don’t miss you
10.Arlenes
(19)She ran me down
Kennen jullie een paar van deze Americana singer-songwriters? Ik ben uiteraard bekend met Townes Van Zandt, maar veel verder kom ik niet (behalve dan dat ik losse nummers van enkele anderen heb). Dat betekent vooral dat ik maar een Americana-beginneling ben. Er is en was zoveel meer muziek, soms van grote klasse, waar ik nog nooit van gehoord heb. Wie een cd zoals “The rough guide to Americana” in zijn of haar handen krijgt, vraag ik vriendelijk doch dringend om er toch eens werk van te maken. Prachtige muziek!

Vrijdagavond houd ik me weer eens op in het bibliotheekje aan de boulevard, o.a. om Marcel alvast een alleszins acceptabele verjaardag toe te wensen. Dan neem ik een kijkje in de regionale kranten. A.s. zondag is er feest in het centrum van mijn eiland, in de buurt van de bergtop. Daar staan nu, als ik de krant mag geloven, 163.000 amandelbomen in bloei. 163.000, is dat niet één of meer nullen te veel? (Jullie kennen het verhaal over de 100.000 apen in één boom, nou 10.000 dan, toch zeker 1000 apen. Het is een van de betere moppen van Lex van Kalken.) Met name in Tejeda zou het te doen zijn. Het is me te ver om zelf een kijkje te gaan nemen.

Ik heb ook weer een nieuwtje over “vastelaovend” hier, dat als motto “La eterna primavera”, de eeuwige lente, heeft meegekregen. Jullie (horen te) weten dat een van de hoogtepunten van carnaval hier het “gala drag queen” is. Daarin neemt een hele serie bont verklede mannen, met op het laatst haast geen kleding meer aan hun donder, het tegen elkaar op voor een immens druk, druk, druk Parque Santa Catalina. Voor dat spektakel een entreekaartje krijgen is een tour de force. Echter, nu komt er ook een “cabaldrag”. Op 26 februari (carnavalszondag in Maastricht) is er een optocht, waarin o.a. alle winnende drag queens van de afgelopen twintig gala’s hun gezicht zullen laten zien. Ik zou er bijna voor in Las Palmas blijven om dat mee te maken. Gelukkig ben ik wel net terug, als de Gran Cabalgata op zaterdagavond 4 maart door de Palmese straten trekt.

Op zaterdagmorgen wordt ik wreed in mijn balkonrust gestoord door een stelletje Canarische volksmensen die verderop bij Lolita Pluma mijn straat onveilig maken – en niet voor de eerste keer. Omdat ik er toch nog uit moet om vers brood en fleswater te kopen, loop ik dan maar even heen. Het betreft een gemengd gezelschap, ongeveer even veel mannen als vrouwen. Er zijn 8x2 dansers (mannen X vrouwen) en een ongeveer even grote club muzikanten met zangers en zangeressen. Echter, ik loop ook tegen meer dan honderd omstanders aan, natuurlijk toeristen, maar ook lokalen die de verschillende liedjes vrolijk meezingen. We leven in een vrij land, maar dit is dus niet mijn ding!
Thuis gekomen trek ik me daarom weer terug op de achterkant van mijn etage voor mijn “almuerzo”. Ik ben geen vegetariër, maar ook geen volbloed vleeseter. Als het bij mij geen vis of ei is en ik aan een schotel met een beest begin, wil ik het beest wel zo compleet mogelijk opeten. Dus staat deze keer als lunch “callos” op het menu, de Spaanse variant van “tribes provençales”, maagdarm. Ik heb er “Anguillaans”, groene pepertjes, en “barra galleca”, stokbrood op zijn Galicisch, bij en volle yoghurt na.
´s Avonds beweeg ik me naar El Corte Inglés om me een nieuw voorraadje geroosterde hazelnoten aan te schaffen. Dan kan ik in één moeite door ook een paar andere eet- en drinkwaren mee naar huis slepen. Ik neem en passant de moeite om weer eens verlekkerd naar de cd’s te kijken die ik mijzelf eerder beloofd heb, maar dan liefst gratis en voor niks. Ik zit ook nog een tijdje op een bank daar voor de deur en ben om half 9 terug op het honk voor een hernieuwde duik in mijn nieuwe boek. Ik ben pas in het begin, uitkrijgen voor maandagmiddag is er niet bij.. Op het krukje op het balkon staat een bakje hazelnoten, niet voor niks.

Op zondagmorgen in redelijke vroegte ben ik rijp voor nog een laatste cd voordat ik weer met mijn weblog in de weer mag gaan op de maandagmiddag. Ik had de man al gememoreerd in de bespreking van mijn vorige cd, maar hier is hij volledig: Townes Van Zandt. Hij komt uit Texas, geboren in 1944 en oud is hij niet echt geworden, volgens de Wikipedia mede door zijn overmatig gebruik van drugs en alcohol. Daarbij is hij in zijn leven ook nog manisch-depressief. Op nieuwjaarsdag 1997, hij is dan 52 jaar, is het met hem “gebeurd”. Bij mijn weten is hij de favoriete artiest van de promotor van Harry’s proefschrift in 2005 (wiens naam ik even kwijt ben).
Ik heb nog maar een beperkt aantal cd’s van Townes Van Zandt. Volgens de Wikipedia ligt het muzikale hoogtepunt van zijn carrière in de jaren 1968-1973. Uit die periode heb ik uit 1972 “High, Low And In Between”, waaraan, als ik het wel heb, zonder mijn medeweten “The Late , Great TVZ” is toegevoegd. Ik kom aldus op mijn VERBATIM-schijf tot een totaal van 22 nummers en er eentje weglaten is er niet bij. Daar gaat-ie:
01.Two hands
02.You are not needed now
03.Greensboro women
04.Highway kind
05.Standin’
06.No deal
07.To live is to fly
08.When He offers his hand
09.Mr. Gold and Mr. Mudd
10.Blue Ridge mountain
11.High, low and in between
12.No lonesome tune
13.Sad cinderella
14.German mustard
15.Don’t let the sunshine fool ya’
16.Honky tonkin’
17.Snow don’t fall
18.Fraulein
19.Pancho and Lefty
20.If I needed you
21.Silver ships of Andilar
22.Heavenly houseboat blues
Ik zal voor jullie natuurlijk moeten beginnen met “To love is to fly”, “Pancho and Lefty” en “If you needed me” de hemel in te prijzen. Dat staat immers in ieder stuk over Townes Van Zandt. Laat ik dat dan maar ook doen en erbij vertellen dat van die drie vooral “If you needed me” me zeer kan bekoren. Echter, er is meer en dan niet “German mustard”, een mooie titel (Löwensenf?), maar het nummer vind ik niet veel soeps. Mijn speciale vermeldingen gaan deze keer uit naar “Standin’”, “No deal”, “Mr. Gold and Mr. Mudd”, “No lonesome tune”, “Honky tonkin’” en niet te vergeten ook “Fraulein”. Dat “Fraulein”, ik wist niet dat dat uit de koker van Townes Van Zandt kwam, heel geslaagd. Of is het van iemand anders zoals Bobby Helms, de man van “(You Are) My special Angel”, dan wel door iemand geschreven om Kitty Wells een hit te bezorgen?

Later op de morgen ga ik de rastro, rommelmarkt, weer eens met een bezoek vereren. Op weg erheen kom ik langs het beeld van Lolita Pluma met haar katten, in mijn brieven wel vaker genoemd. Het is vervaardigd en opgeleverd in 1998, staat in een zee van bloemen en mooi blijft het. De dame leeft van 1904 tot haar dood in 1987. Haar officiële naam is Dolores Rivero Hernández. Volgens een plaatje bij het beeld is ze een “personaje popular entrañable, querida por todos. Con su bohemia multicolor fue simbolo de libertad, musa del turismo y los artistas, protectora de los animales”. Dat ze een I.Q. van niks heeft gehad, wordt gemakshalve weggelaten. Moet ik de Spaanse zinnen nog voor jullie vertalen? Nee, deze keer laat ik het bij de oorspronkelijke tekst. Sinds 1984, drie jaar voor haar dood, is ze tot de koningin van Parque Santa Catalina gekroond. Daar kunnen de diverse carnavalskoninginnen van hier een puntje aan zuigen. Er is zelfs een café op het plein naar haar genoemd.
Op de rommelmarkt zie ik vooral oude troep liggen, aan de “man” gebracht door luid schreeuwende dames en heren uit de voormalige Oostbloklanden. Tot de wat bonafidere zaken reken ik een boekenhandelaar die vooraan rechts zijn stal heeft. Hij heeft een “diccionario de rimas” te koop, maar die is wel uit 1829, van bijna 200 jaar terug, terwijl de eerste helft van het woordenboek over andere dingen dan rijtjes rijmwoorden gaat. Zal ik hem wel of zal ik hem niet kopen, voor negen euro? Het wordt “niet”.
Eigenlijk had ik gehoopt op de rastro nu ook diverse carnavalsspullen tegen te komen, minder dan een week voor de Pasacalles Anunciador en de Pregón in Triana/Vegueta, “meh dat gaof ‘t neet”. Voor mijn knalgele pruik met pijpenkrullen zal ik toch naar een Chinees hier moeten gaan of wachten tot in Maastricht.

En dan is het al weer maandagmorgen en word ik verondersteld deze brief door de spelling- en grammatica-controller te halen. Of die op mijn nieuwe Libre Office 5.2.2_Win_x64 net zo gedegen werkt als op mijn vroegere, officiële Word-versie, waag ik te betwijfelen, maar het is beter dan niks. Daarna zet ik hem over op mijn memory stick, krijgt hij mijn BR-toevoegingen en kan hij op de universiteit de deur uit.
De neefkes & nisjekes, die gisteren bij Trudie “op de koffie” kwamen, heb ik niks toe te voegen. Gedraag je, is alles wat in in de aanbieding heb. Voor de anderen heb ik de opbouwende mededeling dat het hoogfeest van carnaval hier nou eindelijk ook gaat beginnen a.s. vrijdagavond. Diezelfde dag zal ik jullie nog verblijden met een nieuwe weblogbrief, nummertje 18. Die komt dan wel erg snel na deze, maar dat moet dan maar. Keep smiling, maar houd je hoofd erbij. Ik wens het jullie, tot ziens maar weer, hasta luego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Misschien moet ik minder weggeven. In mijn vorige brief kondigde ik al het postume boek van Henning Mankell: “Zweedse laarzen” aan en hier is mijn bespreking. Het heeft overigens geen 437, maar 350 bladzijden op mijn e-reader. Het verhaal speelt zich evenals zijn voorloper “Italiaanse schoenen” af op de Zweedse eilanden en deze keer ook een beetje in Parijs.
Alweer is voormalig (orthopedisch) chirurg Fredrik Welin de ik-figuur en hoofdpersoon. Al op bladzijde 1 van het boek staat zijn huis, eigenlijk dat van zijn grootouders, in lichterlaaie. Om het nog erger te maken wordt hij ervan verdacht het huis zelf in brand te hebben gestoken en dus is de verzekeringsmaatschappij niet happig om snel uit te keren. Hij verhuist naar de caravan die naast de puinhoop staat. Van daaruit gaat het leven zijn gangetje. Fredrik’s dochter Louise bevalt in Parijs van Agnes, met als vader Algerijn Ahmed. Postbode Ture Jansson is nu gepensioneerd, journaliste Lisa Modin is en blijft een generatie jonger dan Fredrik. Ook zien we o.a. Bengt Alexandersson van de kustwacht, elektricien Kolbjörn Eriksson, Axel Nordin van zijn nieuwe gummilaarzen, Rut Oslovski, die alles van oude auto’s weet en noem maar op. Dan overlijden achter elkaar Nordin en vervolgens Oslovski. Fredrik begint mede daardoor in te zien dat hij met zijn 70 jaar zelf ook bepaald de jongste niet meer is. Er branden in korte tijd achter elkaar nog eens twee andere huizen af, op dezelfde manier aangestoken als het huis van Fredrik, terwijl hij elders is en dus kan Fredrik de brandstichter niet zijn. Wie wel?
Henning Mankell verdient voor deze “Zweedse laarzen” voor de zoveelste keer een hoop punten. Zijn boek is een mengeling van spanning (over de brand) en diverse wederwaardigheden die mij zonder meer aanspreken. Voor “Zweedse laarzen” bedeel ik Henning Mankell daarom met een 8½ als recensiecijfer, heel hoog. Jammer dat hij niet wat langer mee is gegaan; dan had hij wellicht nog veel meer mooie boeken kunnen schrijven. Terzijde, de eerder romans die ik nog niet gelezen heb, ga ik in mei alsnog proberen te bemachtigen.

Mijn tweede boek is er weer eentje van Elisabeth George: “Stormgevaar” op mijn e-reader; de oorspronkelijke titel is “The edge of nowhere”. Het is deel 1 van een trilogie, in het Nederlands genaamd “Het fluistereiland”. Het verhaal speelt inderdaad in “the edge of nowhere”: een eilandje van niks voor de kust in de staat Washington in het noordwesten van de V.S.
Hannah, 14 jaar, is met haar moeder Laurel uit San Diego gevlucht voor Jeff Corrie, Laurel’s vriend en zwendelaar, die net stiekem zijn zakenpartner heeft vermoord. Laurel stuurt Hannah, onder de schuilnaam Becca King, naar een vriendin van haar op het eilandje Whidley en gaat zelf op zoek naar meer permanente woonruimte ergens in Canada. Dan blijkt diezelfde vriendin net te overlijden, als Becca naar haar toegaat. Ze komt in het motel van AA-consulente Debbie Grieder terecht, die daar met haar kleinkinderen Josh en Chloe woont. Andere bekenden vanaf het begin van het boek zijn Seth (met zijn Volkswagen Sammy en hond Gus), Seth’s opa Ralph en Diana Kinsale. Becca gaat in het plaatsje naar school en komt daar in contact met andere tieners zoals Hayley, Derric, Jenn en Dylan. Even verder op in het boek valt Derric van een heuvel omlaag, of is hij omlaag geduwd, en ligt dan in coma in het plaatselijke ziekenhuis. Derric komt oorspronkelijk uit Oeganda, maar is geadopteerd door sheriff Dave Mathieson. Er zijn meer verhaallijntjes in het boek, die ik hier gemakshalve buiten beschouwing laat. Zal Derric in leven blijven?
Hier is mijn oordeel over “Stormgevaar”. Eerlijk gezegd valt het boek me tegen, zeker voor eentje van coryfee Elisabeth George. Door het hele boek heen krijg ik de “fluisteringen” in Becca’s omgeving mee; om die te vermijden heeft ze een AUD-box. Bedoelt Elisabeth George daar stemmen mee, auditieve hallucinaties? Zeg dat dan. (Of is het een “auditief verwerkingsprobleem”, waarbij de “ruis uit de AUD-box de fluisteringen maskeert”. Daar heb ik nog nooit over gelezen in mijn KNO-boek.) Er zitten meer rariteiten en deus ex machina’s in het boek. Op het einde duikt Laurel’s vriend Jeff Corrie in het plaatsje op. Word ik verondersteld nu ook deel 2 en deel 3 te gaan lezen. Niet dus, vind ik. Dit boek – als het al wat is, is het meer iets voor tieners – krijgt van mij niet meer dan een 6½ als recensiecijfer.