Weblogbrief 8.16,
woensdag 30 januari 2013
¡Varones y hembras!, ¡preciados niños! Zelfs
Trudie is maar één keer per jaar jarig en laat dat nou vandaag zijn. Op de kop
af 63 wordt ze in de loop van de dag, hoe laat precies ben ik even kwijt. Perfisia!
En totste de hoonderd vol maags make, in gooi gezoondheid.
Daarmee
is tevens de kop van mijn brief eraf, ik ben - uitgaande van dertig brieven per
winter - nu echt over de helft. Het is alweer mijn negentigste dag in Las
Palmas, in mijn achtste winter hier. Ik begin hier een beetje bij het meubilair
te horen. Er zijn mensen op de boulevard, niet veel, die mij vriendelijk gedag
knikken, zo erg begin ik intussen bij de habitués te horen, die (nagenoeg) dag
in dag uit hier hun rondje doen, al was het maar om de al enigszins stramme
gewrichten los te maken. (Daar heeft Trudie, als ik het wel heb, met haar omvangrijke
familie- en vriendenkring geen last van. Voeg daarbij haar geocachen, ze zit
intussen boven de 3000 punten, en ze zou best wat minder mogen bewegen.) Tevens
vind ik het tijd worden om me weer eens richting Maastricht te begeven ten
einde de band met jullie aan te halen. Over een week is het zo ver, dan ben ik zo’n
elf dagen in het straatbeeld daar te bewonderen.
Genoeg
ingeleid, jullie zitten ongetwijfeld te wachten op mijn muzikale bijdrage aan
deze brief. Daarvoor heb ik zelfs enig huiswerk gedaan, op de zondagavond. Ik
heb twee muziekmakers voor jullie, de eerste is ene Jack Johnson? Voor alle
duidelijkheid, ik bedoel niet Joe Jackson, maar Jack Johnson. Hij is geboren in
1976 ergens op Hawaï, maar verhuisde als kind al naar het zuiden van Californië.
Daar was hij een befaamde surfer en in Santa Barbara studeerde hij filmwetenschap.
Als jongeman kreeg hij tevens aanzien als singer-songwriter en zoals dat dan
soms gaat, kwamen er vervolgens steeds meer optredens en daarna ook Cd’s. Hier
zijn ze, in een chronologisch rijtje:
2001 Brushfire Fairytales
2002 September Sessions/O.S.T.
2003 On And On
2003 Thicker Than Water (Soundtrack)
2005 In Between Dreams
2008 September Sessions (Limited Edition)
2008 Sleep Through The Static
2009 Jack Johnson In Concert
2010 To The Sea
2012 Jack Johnson And Friends. The Best of Kokua Festival
Ik
heb deze informatie van Allmusic en er wordt me bij verteld dat de eerste vijf Cd’s
allemaal platinum waren, dus een gigantische verkoop kenden. Op mijn harde
schijf heb ik CD 1, 3 en 5 zitten plus nog 20 nummers waarvan de herkomst mij nog
niet helder is. Mijn mening? Het houdt niet over, maar Jack Johnson gaat wel! Heet
dat niet een omfloerste stem? En alweer, net als in mijn vorige brief met David
Gray, ontdek ik tussen zijn liedjes in dit geval zelfs twee instrumentale
nummers die er mogen zijn: “Acoustic Lullabye” en “Acoustic Jam”. Maar laten we
het niet overdrijven, zeg ik erbij.
En
dan is het nu tijd voor een tussenstukje van niks, maar ik wil het toch gezegd
hebben. Tonnie van Piet kan me nog zo de Italiaanse les willen lezen, voor mij
zingt Dean Martin op het nummer “Torna A Surriento” dat Surriento met een U en nou komt het: een I achter
de R en voor de E. Volgens mijn internet is het van Ernesto De Curtis uit 1902, waarschijnlijk zelfs van 1896. TORNA A SURRIENTO, FAMME CAMPA!
Ik
beloofde jullie twee muziekmakers en dus ben ik hier nogmaals aangever, nu voor
de Amerikaanse muziekgroep Tortoise. (Tortoise is het Engelse woord voor schildpad.)
Als ik het wel heb, bestaat de groep uit maar liefst zeven leden, indianen, en
spelen ze “Indy Rock”. De soft rock van Tortoise is voor mij een mix van
allerlei invloeden door elkaar en daarbij is het zuiver instrumentaal. Hier
zijn ook de diverse Cd’s van deze “indianen”groep:
1994 Tortoise
1995 Millions Now Living Will Never Die
1995 Rhytms, Resolutions & Clusters
(Remix Album)
1998 TNT
1999 In
The Fishtank (EP, & The Ex)
2001 Standards
2004 It’s All Around You
2006 The Brave And The Bold (& Bonny
Prince Billy)
2006 A Lazarus Taxon (3 CDs & DVD)
2009 Beacons
Of Ancestorship
Hoe
erg kan Tortoise mij bekoren? Van bovenstaand overzicht heb ik van Noé het
bekende album “Millions Now Living Will Never Die” gekregen, uit 1995, ook “TNT”
uit 1998 en “Standards” uit 2001, verder een EP genaamd “Gamera”, een drietal
losse nummers plus een opname van een live concert in Frankfurt uit 1999. Op de
keper beschouwd vind ik Tortoise best wel aparte muziek maken, weer eens iets
anders. Muziek van een andere groep of muzikant die erop lijkt, heb ik niet
paraat. Met enige moeite kom ik op sommige oude nummers van Pink Floyd.
Tortoise, ik vind de groep de moeite waard!
Afgelopen
vrijdagavond zat ik weer eens met Noé op het terras van Tasquita Cambullonera.
Het was een beetje winderig op de boulevard, wij zaten enigszins overdekt, en
wellicht heeft dat zijn vrienden ervan weerhouden om zich bij ons aan te
sluiten. Noé zegde (zegde?) mij toe dat ze ook op de zaterdag bij La Guarida
present zouden zijn, maar deze zaterdag haak ik af. Terzijde, de kalende, dikkige
man die bij Negonza bij mij tegenover als tweede man fungeert, was ook in de
zaak aanwezig om naar de “levende jazz” op vrijdagavond te komen kijken. Die
werd gebracht door een drietal mannen: een pianoman, een klarinettist en eentje
met een trombone. Erg jazzachtig kon ik het niet vinden. Aan de andere kant, de
vrouw die Noé en mij bediende, deed heel aardig tegen ons; ze heet Stefanie en
komt uit Duitsland.
Noé
heeft me op het terras eens bijgepraat over de andere eilanden. Zijn familie is
van Fuerteventura en Tenerife en van die twee is vooral Tenerife hem zeer
dierbaar. Het eiland ten westen van Gran Canaria ziet er op een kaartje nogal
raar uit, een driehoek met in het midden de berg de Teide, 3718 meter hoog, en een
lange uitloper in het noordoosten van de driehoek. Daarop ligt in het zuiden de
hoofdstad, Santa Cruz, en vlak daarboven op zo’n 8 à 9 km de tweede stad La
Laguna. Laat ik hier eens een paar zinnen aan La Laguna wijden. Dat is de plaats
van de universiteit van Tenerife, er wonen iets minder dan 100.000 mensen, 70.000?,
en daarbij zitten een heleboel studenten. En, denkt Noé, La Laguna is de oudste
stad van de Canarische eilanden, einde middeleeuwen en met de allure van de
wijk Vegueta in Las Palmas, vol oude straatjes, huisjes en terrassen. Omdat het
700 meter boven de zeespiegel ligt, kan het in La Laguna echt koud en nat zijn,
net als in San Mateo en Cueva Grande op Gran Canaria. En de noordenwind die je
min of meer weg kan blazen, maakt het er niet beter op.
Voor de zon en de warmte kun je dus beter
in het zuidelijker Santa Cruz De Tenerife zitten, Noé’s geboorteplaats. Daar
wonen meer dan 200.000 mensen, maar hij vindt het een nogal dooie stad, veel minder
bruisend dan Las Palmas. Santa Cruz heeft ook geen mooi strand. Echter, voor
carnaval maakt Noé graag een uitzondering. Dat feest is volgens hem
onmiskenbaar beter, flitsender in Santa Cruz. Enthousiast vertelt hij over zijn
nachtelijke escapades met carnaval in de stad. Hij begint op die dagen met zijn
vrienden niet al te vroeg, integendeel. Pas om een uur of 11 ’s avonds gaan ze
op stap, maar dan wel gewoon door tot ergens in de (echte) ochtend. En niet te
vergeten, in Santa Cruz de Tenerife ligt de allerbeste broodjeszaak van de
wereld, of toch in ieder geval van de Canarische eilanden: La Garriga, met zijn
“bocadillos” met vleesbeleg, beter bestaat niet.
Terzijde,
ook op andere plaatsen op de eilanden zijn er vestigingen van La Garriga, in
Las Palmas zelfs meer dan een; bij voorbeeld weet ik er eentje bij de Mercado
Central. Voor wie het naadje van de kous wil weten: als je van de Plaza España
door de Nestor De La Torre naar de markt gaat, met het bekende café Opera op de
hoek rechts, ligt de broodjeszaak vooraan aan de linkerkant. Het is een
langwerpig geval zonder zitplaatsen. De specialiteit van het huis is bovenal broodjes
met rauwe ham, “jamones y embutidos ibericos de bellota”. Bellota slaat erop
dat de varkens met eikels gevoerd zijn. In de Sagasta bij mij om de hoek is ook
een speciaalzaak te vinden, maar dan van een concurrent, El Retinto uit
Salamanca.
Gaan
we terug naar Tenerife. Het eiland heeft verder een naam op te houden, waar het
wijn betreft. Zelfs de kenners uit Gran Canaria willen graag toegeven dat de
wijn op het buureiland smakelijker is. Veel mensen maken en bottelen hem thuis trouwens
zelf, van eigen druiven, in matige hoeveelheden en die wijn kun je bij hun thuis
komen proeven, met bijbehorende tapas. Ter plekke op het terras spreken we af
dat wij tweeën voor zijn vriendenkring hier een keer een wijnproeverij gaan organiseren.
En,
hier is mijn uitsmijter: iedereen heeft het over de zeven Canarische eilanden, las
Islas Canarias, maar vergeet La Graciosa niet, net boven Lanzarote; daar is
volgens Noé eveneens het een en ander te beleven. En Trudie, daar ben je nog
niet gaan geocachen.
Nou
ik toch aardrijkskundeles aan het geven ben, kan ik net zo goed ook de
Kaapverdische Eilanden even met jullie doornemen. Noé gaat daar geregeld voor
zijn werk heen, vanuit Tenerife of Gran Canaria. Het bedrijf, waarvoor hij
werkt, helpt de overheid van “Cabo Verde” momenteel om een goed werkend systeem
voor het landelijke alarmnummer op te zetten. In de week vóór carnaval is Noé voor
de zoveelste keer te vinden in de hoofdstad Praia (Portugees voor playa,
strand).
De
Kaapverdische Eilanden liggen een kleine 1000 km voor de Afrikaanse kust ongeveer
ter hoogte van de grens tussen Mauretanië en Senegal. Het kleine landje, een stelletje
eilanden bij elkaar, is veel minder arm dan de meeste Afrikaanse vastelanden.
Er woont ongeveer een half miljoen mensen, vooral mulatten, een vermenging van
blank en zwart. De voertalen zijn Portugees en Creools. Vanaf de Canarische
Eilanden is het 2 uur en 20 minuten vliegen, met Binter Canarias, en het is best
duur, een retourtje kost 500 euro.
Net
als de Islas Canarias zijn de eilanden, negen stuks, in twee provincies opgedeeld.
Van de noordelijke vijf, Barlavento, is São Vicente het grootste met als
belangrijke stad Mindelo; de plaats telt 70.000 mensen en daar waait het
constant. In contrast daarmee heeft het zuiden, Sotavento, geen last van de wind,
daar is de zee ook veel kalmer. Het grootste eiland van de vier hier is
Santiago, met Praia, een stad met zo’n 120.000 inwoners, Ik zou er best eens
een lang weekend heen willen.
Noé
maakte me vrijdagavond bij zijn tweede fles Paulaner attent op een internetsite
waarvandaan zo ongeveer alle software die ik kan bedenken, gratis te downloaden
is. Gratis, je zou ook kunnen zeggen: clandestien, want de site heet niet voor
niks PIRATEBAY. Jullie, crashers van computersoftware in Maastricht en de
Randstad, jullie kennen deze onderkruiper natuurlijk al, maar voor mij is hij
nieuw.
Heb ik ook iets voor jullie van de zaterdag?
Ik heb, zoals dat op die dag hoort, een paar boodschapjes gedaan en ben heb
daarna in mijn boek van Allan Folsom zitten lezen, zie beneden. Op het einde
van de middag ben ik gewoontegetrouw mijn ommetje gaan maken. Niks bijzonders
heb ik dus te melden, maar is dat op zichzelf niet ook aardig? O.a. keek ik in
El Muelle bij de filmzalen hoe laat Django Encadenado van Quentin Tarantino
draaide. Die film was net begonnen, om 7 uur, toen ik er was; de volgende
vertoning was om 10 uur, dat vond ik aan de late kant. Dus kon ik beter
huiswaarts keren. Om 9 uur zat ik op mijn balkon met mijn boek en een drankje
en vond het leven zo slecht nog niet. Even later kwam ik op het idee om thuis
dan maar naar een film te kijken op mijn laptop.
Jullie
kennen Private Eye Philip Marlowe toch nog wel? Welk verhaal van Marlowe’s
bedenker Raymond Chandler begint op de navolgende manier? Een dame met mooie
benen en naaldhakken komt de trap op lopen en stopt bij het kantoor. Binnen zit
Marlowe de krant te lezen. De dame zegt: “Good Morning!”. Waarop de beroemde
P.I. antwoordt: “Marlowe. This is my home. What is your problem, lady?” De dame weer: “Missing
husband. Three days married. Woke up this morning, he was not there.” En dan
weer Marlowe: “I will take the case. But I never sleep with a client.” Dan gaat ze op zijn schoot zitten, etc.
Ik
denk dat ik alle boeken van Raymond Chandler gelezen en wel in mijn
thrillerkast op één hoog heb staan, mannetje aan mannetje. Eentje heeft Chandler
wegens zijn voortijdig overlijden niet meer af kunnen maken, “Poodle Springs”, en
dat heeft, ik meen in 1973, collega Robert B. Parker toen maar voor hem gedaan.
En ik moet zeggen: op een voortreffelijke manier. De film die op dat boek
gebaseerd is, begint met bovengenoemde scène.
De
vrouw die het kantoor van Philip Marlowe, James Caan, binnenkomt, is Laura
Parker, Dina Meyer, zijn echtgenote sinds een paar dagen. En anderhalf uur
later eindigt de rolprent met een krant van die dag op een tafeltje. Daarin staat
dat president Kennedy Dallas gaat bezoeken. Dus speelt de hele film zich af in
het najaar van 1963, als Philip Marlowe na zijn wilde jaren 40 en 50 zowaar
last van vermoeidheid begint te krijgen en zijn zenuwen af en toe niet meer
helemaal de baas is. Toch dient zich nog een klus aan, in een plaatsje in
Nevada, op behoorlijke afstand van zijn kantoor in Los Angeles. Meer zeg ik er
hier niet over. Willem jullie nog enkele namen? De regisseur van “Poodle
Springs” heet Bob Rafelson en een van de belangrijke bijrollen is weggelegd
voor David Keith, die in de film zowel Larry Victor als Charles Nichols is.
Raymond Chandler en zijn afmaker Robert
B. Parker wil ik graag met terugwerkende kracht bedanken met het onderliggende
verhaal. Ik kreeg de ondertiteling bij de Engelse versie op mijn laptop zo vlug
niet aan de praat - dat helpt wel bij het afkijken - maar kan jullie de film niettemin
aanbevelen. Het is allemaal best mooi aan elkaar gebreid door Bob Rafelson en filmster
James Caan maakt er in de film echt een Philip Marlowe in zijn nadagen van.
Maar wat wil je, als je als simpel detectiefje net met een stinkrijke advocate,
Laura, Dina, bent getrouwd.
Zo
maar tussendoor een woordje Spaans en een “geslaagde” (cynisch bedoeld) milieuactie.
Hoe heet in Algemeen Beschaafd Canarisch zo’n kraampje, dat voor de omstanders
drank en spijs in de verkoop heeft bij gelegenheden zoals carnaval? Het woord
dat ik van Noé meekrijg, is een “chiringuito”.
Tot
dit jaar stonden in de weken voor en tijdens carnaval nogal wat van die
stalletjes op de pleinen van Santa Catalina, maar nu zijn ze daar van hogerhand
verboden. De bewoners van het plein, het lijkt wel het Vrijthof, hebben met de
nodige omhaal geklaagd over de te verwachten herrie, zijn ook weer naar de
rechter gestapt en die heeft godbeterhet verordonneerd dat de kraampjes in de
open lucht met al die “verkleiders” tot in de ochtend niet langer toelaatbaar
zijn. Voor carnaval compleet met “chiringuitos” wordt men dezer dagen uitgenodigd
naar de Plaza De La Música te gaan, ergens achter het Auditorio, waar gedurende
de carnavalsdagen tot 5 uur ’s ochtends muziek gemaakt mag worden. Het is zo
iets als in Maastricht carnaval organiseren op een grasveld achter de Geusselt;
dat kan niks worden. (En gelukkig, gisterenmiddag signaleerde ik toch een enkel
“Meson Conejo” op Santa Catalina.)
Terug
naar mijn besognes op Las Palmas de afgelopen dagen. Op de maandagmorgen moest
ik eruit voor van alles. Allereerst was het tijd om een van mijn colbertjes
naar de stomerij te brengen. Die bij mij om de hoek twee straten verder op de
Padre Cueto heet Lavandería Atlantico. Het personeel doet een beetje nors, maar
het is wel een prima zaak om je “americanos” voor een beurt te brengen.
Terug
naar de zee viel mij op dat er de laatste tijd toch wel verdacht veel
Scandinaviërs en Duitsers op de boulevard lopen en op het strand zitten. Is dit
de tijd van het jaar om vanuit het noorden af te zakken naar de Canarische
Eilanden? Bij het toeristenbureau op Las Canteras zat een aardige jongen aan de
balie, met wie ik eerst in mijn beste Spaans goed terecht kon, maar hij sprak
ook redelijk Engels. Via hem kwam ik aan een folder met alle evenementen van
LPAcarnaval.com op en rijtje, van het Gala De La Reina op 1 februari (vrijdag
al) t/m de 17 februari, als er weer omstandig gehuild mag worden, als de
Entierro De La Sardina in het water hier wordt gekiept. Van hem kreeg ik ook
nog een nieuwe uitdrukking, de levenswijsheid: “Culo veo, culo quiero”. Die
laat ik onvertaald!
Op
de markt van de haven was het redelijk druk en gezellig. Buiten zat een hele
meute in en voor een nieuwe zaak, genaamd Cafetería y Churrería Mercado De La
Puerto, hoe kunnen ze de naam bedenken. Wel weer leuk! Ik kocht op de markt
mijn bekende drietal: komkommer (“pepino”), tomaten (“tomatos”) en rode paprika
(“pimiento rojo”). Met een potje knoflookteentjes (“dientes de ajo en vinagre”)
erbij was en is dat mijn groente voor de komende dagen, bij brood en beleg.
Thuis deed ik de groentes, al enigszins in stukken, eerst in een bak lauw water
om de laatste restjes modder te verwijderen. Wat dan opvalt, is dat de tomaten
en de komkommer min of meer blijven drijven, maar dat mijn stukken rode paprika
en de knoflookteentjes naar de bodem zakken. Interessant, die verschillen in
soortelijk gewicht! Hoe dan ook, even later zat ik maandag, inmiddels tussen de
middag, aan een voedzame maaltijd: een net gekochte barra matalauva (met een
vleugje anijs), belegd met Duitse vleessalade dan wel een chorizopaté en daarbij
een grote bak vitamines en mineralen.
Maandagavond
kreeg ik een Sms’je van Trudie dat Beatrix met al haar achternamen haar baan
per 30 april op heeft gezegd, twee dagen nadat ik weer definitief in het land ben.
Na 33 jaar met verve onze koningin gespeeld te hebben, van de in totaal 200
jaar koninkrijk, houdt ze het op 75-jarige leeftijd voor gezien. Ik denken:
zijn “we” eindelijk verlost van de Oranjes, lees ik op NU.NL dat dezelfde dag
nog Prins Pils oftewel Willem Alexander op de troon gehesen wordt, met Máxima als
koningin aan de ene en de 9 jaar oude Amalia als kroonprinses aan de andere
kant. Terzijde, koninginnedag wordt koningsdag en die is nu op zijn eigen
verjaardag, 27 april.
Valt
daar nog iets aan te verhapstukken? Máxima haar ouders, van wie de vader minister
was onder dictator Videla eind jaren 70 in Argentinië, komen niet naar de
inhuldiging, dus die troef is me uit handen geslagen. Is het wellicht alleen
maar wat linkse praat van mij, lid als ik ben van het kleine clubje rechtgeaarde,
koninkrijk hatende republikeinen? Pas geleden kreeg ik een mailtje van Trudie’s
broer John, zeer VVD, met daarbij een krantenartikel. Hij vond en vindt het
echt belachelijk dat het koninklijk huis nog steeds vorstelijk uit de
overheidsruif eet dat het een aard heeft. En hij is niet de enige, zo’n hof is niet meer van deze tijd. Trouwens, als kind
vond ik het al kut met peren en dat was nog in de tijd dat Juliana, minder
verkeerd, de scepter zwaaide. Ik denk oprecht dat “de mensen in het land” het
in grote meerderheid een poppenkast vinden, waar ze best vanaf willen. Heel
misschien moeten we alleen nog de lintjes doorknippende functie in ere houden.
In de paar maanden tijd voor de kroning
moet toch iets op poten gezet kunnen worden om de macht en invloed van de
Oranjes tot nul te reduceren en Willem Alexander met zijn aanhang naar een
rijtjeshuis te verbannen dan wel naar zijn stolpje in Argentinië. Mijn voorstel
is om het probleem met carnaval bij een stevig glas bier maar eens door te nemen.
Ik
heb een boekje met allerlei Spaanse gebruiken en gewoonten. Als Spaans lesje volgt
hier een stukje over “Saludos formales e
informales” (op blz. 122). Als ik het handen geven, omarmen en zoenen erbij
ga doen, blijf ik aan de gang. Dus beperk ik me hier tot wat er over groeten
wordt geschreven.
Conviene saber
distinguir entre saludos formales e informales. “¡Buenos días!”, “¡Buenas
tardes!” y “¡Buenas noches!” son saludos formales que se usan tanto al
encontrarse con alguien como al despedirse. “¡Eh!”, “¿Qué hay?”, “¿Qué pasa?”
son saludos informales que se utilizan sólo cuando las personas se encuentran,
no como despedidas. “¡Buenas!” podemos considerarlo como un saludo semiformal. “¿Qué
tal? y “¡Hola!” son más bien informales, pero también se emplean en contextos
formales. En cuanto a las despedidas, “¡Adiós!” puede encajar en prácticamente
cualquier contexto. En situaciones informales son frecuentes fórmulas como
“¡Hasta luego!”, “¡Que vaya bien!” y “¡Nos vemos!”.
En
las zonas rurales la gente está tan acostumbrada a saludar a todo el mundo que
también suelen hacerlo con los desconocidos y esperan que éstos respondan al
saludo. La gente de ciudad no tiene esa costumbre. Sin embargo, cambia sus
hábitos en determinadas circunstancias: cuando se va por carretera en moto, se
suele saludar a otros motoristas; los aficionados al ciclismo suelen saludar a
cualquier ciclista que se encuentran en carretera; cuando se va al bosque a
pasear o a correr, también se suele saludar a las personas con las que uno se
cruza. La forma concreta de saludar puede ser sólo verbal – “¡Hola!”, “¡Adiós!”,
“¡Buenos días!”... sólo gestual levantando la mano, las cejas, sonriendo... o
combinando palabras y gestos.
En met deze “saludos” is mijn brief alweer aan zijn laatste zinnen toe. Voordat
ik naar Maastricht afreis, laat ik nog één keer van me horen, nou ja, van me
lezen. Dat zal zijn op dinsdag 5 februari, opver zes dagen. Daarvóór ga ik Rik op 31 januari en Marcel op
4 februari zeker nog een mailtje sturen, omdat ze op die donderdag
respectievelijk maandag mogen worden toegezongen met: Cumpleaños felíz, cumpleaños
felíz, te deseamos todos cumpleaños felíz.
Jongens en meisjes,
ga nog even niet achter de harmonie aan, wacht nog een dag of tien met je “reipe
rok¨ dan wel je ¨berepak”, maar wat is erop tegen om in alle stilte thuis alvast
eens te oefenen. Voor nu, gedraag je je en tot ziens maar weer, hasta luego, knakkerpistolen
Paultje.
BOEKENHOEKJE
Gebruikelijk
in deze rubriek is dat ik boeken het hemelruim in prijs met een bijbehorend
recensiecijfer van een 8 en soms zelfs hoger. Vorige keer maakte ik eens een
uitzondering en kwam voor het boek van Alan Furst, “Het Rijk Der Schaduwen”, niet
verder dan een 6-. Hoe zal het Allan Folsom vergaan, wiens boek “The Hadrian
Memorandum” ik afgelopen week las? Het is uit 2009, recent nog, en heet in de Nederlandse
vertaling “Dag van ontmaskering”. Het is volgens de uitgever een echte actiethriller,
die eerst in Equatoriaal Guinea speelt en daarna in West-Europa, met nog een
staartje Verenigde Staten.
(Equatoriaal
Guinea is een ministaatje in West-Afrika, een stuk land bij de zee, Rio Muni
genaamd, plus een eiland, Bioko. De hoofdstad Malabo ligt op het eiland. Ik had
eerlijk gezegd geen idee en moest het in mijn atlas opzoeken.)
Hoofdrolspeler is Nicholas Marten, 35 jaar,
voorheen een actieve politieman in Los Angeles, maar nu tuinarchitect in Engeland.
Door een bejaarde pater wordt hij naar Equatoriaal Guinea geloodst om met zijn
eigen ogen te zien dat het daar een rotzooitje is. Terwijl om hem heen bij
bosjes doden vallen, ontkomt Nicholas Marten zelf steeds weer op het uiterste
nippertje, te beginnen in dat land. Daar heeft een particuliere Amerikaanse
oliemaatschappij, Striker, zijn boortorens neergezet, met in zijn kielzog beveiligingsbedrijf
SimCo. Namen daarbij zijn de overijverige baas van Striker, Sy Wirth en zijn
advocaat Arnie Moss, en het trio Conor White, Patrice en Irish Jack van SimCo. Zij
voorzien de rebellen in het land van wapens in hun strijd tegen dictator Thiombe,
waarbij de CIA evenmin vrijuit gaat. Een interessante figuur in het verhaal is
Anne Tidrow van Striker, die gaandeweg steeds meer de kant van Nicholas Marten
kiest.
Andere
namen zijn bijv. Joe Ryder die een onderzoekscommissie van het Amerikaanse
congres voorzit, met zijn twee veiligheidsagenten Grant en Birns. Dan zijn er
de broer van de pater en tevens Nobelprijswinnaar voor literatuur Theo Haas,
hoofdcommissaris van politie in Berlijn Emil Franck, een paar Russen, van wie
vooral Yuri Kovalenko en diens geheugenkaart mij zeer kan bekoren en voor het
deel dat zich in de Algarve en in Lissabon afspeelt, uiteraard ook de nodige
Portugezen, zowel boeven als politiemensen. Vooral door de telefoon speelt de
neef van Nicholas Marten, president Jack Harris, een rol van betekenis. En
loopt het goed af? Ik denk het wel, althans voor Nicholas Marten zelf, want
Allan Folsom heeft nog meer boeken met die persoon in petto.
Wat
zal ik eens van dit boek vinden? Mijn waardering is hoger dan de 6- van
“Kingdom of shadows” van Alan Furst, maar veel hoger? Op zijn tijd een actiethriller
à la Ludlum, dat moet kunnen, hoewel ik persoonlijk meer een fan ben van onderkoelde
spionnenverhalen. Echter, het hoeft voor mij geen aaneenschakeling van onwaarschijnlijke
gebeurtenissen te worden, waar de hoofdpersoon zich, telkens weer opnieuw, met
zijn allerlaatste krachten doorheen weet te slepen. Ietsje minder, Allan
Folsom, had niet misstaan; het is me allemaal net ietsje te grof. Daarmee
verliest “Dag Van Ontmaskering” voor mij wel zijn status als topboek. Volgens
de recensent van de Volkskrant “kom je thrillers van dit kaliber niet elke dag
tegen, zelfs niet elk jaar.” En toch belandt “Dag Van Ontmaskering” van Allan
Folsom met een 6½ op de gewone stapel, zelfs de brandstapel. Dit lijkt me nou
echt een boek om aan de Slegte te verkopen.
Na
twee mindere goden wordt het tijd voor een thrillerschrijver die bij mij niet
stuk kan: Michael Connelly. Ik heb hem hier al legio keren lovend besproken,
laat ik er maar weer eens eentje doen: “The Reversal” uit 2010. Heb ik het over
een boek van Michael Connelly, dan speelt het haast automatisch in Los Angeles
en omgeving.
“The
reversal” staat voor de juridische herziening, nadat een hoger gerechtshof het
vonnis van een lager echelon vernietigd heeft. We hebben het over rechtbankdrama,
deze keer een nieuwe rechtzaak over een vonnis van 24 jaar terug, waarbij een chauffeur
van een bedrijf gespecialiseerd in auto’s wegslepen, Jason Jessop, levenslang
had gekregen. Het sperma op de jurk van het slachtoffer destijds, Melissa
Landy, blijkt niet van Jessup te zijn, nu het op DNA getest kan worden.
Advocaat Clive Royce wil hem 24 jaar later graag verdedigen in zijn nieuwe zaak
en staat met hem al te graag de pers te woord om zijn standpunt zo publiek
mogelijk te brengen. En wie spelen er voor procureur, aanklager namens “the
people” en hier zie ik een tweede reden om het boek “The Reversal” te noemen?
Niemand minder dan Mickey Haller, in de rechtbank de bij uitstek verdediger van
de underdog vanuit een Lincoln auto, maar nu eenmalig een “turncoat”, samen met
zijn ex-vrouw Maggie McPherson (bijgenaamd McFierce). Als onderzoeker aan de
kant van de twee vinden we bovendien politiedetective Harry Bosch. (Omdat
Mickey Haller de ikpersoon van het boek is en niet Harry Bosch, had ik in het
begin even moeite met ze uit elkaar te houden, maar dat mag de pret niet
drukken.). Toch 24 jaar na dato kan zus Sarah van Melissa zich de toedracht van
destijds nog goed herinneren. En de mensen van de SIS, gespecialiseerd in
schaduwen van verdachten, zien Jason Jessup in de nachtelijke uren, als er geen
camera’s op hem gericht zijn, de raarste dingen doen. Dat kan niet goed
aflopen, denk ik dan maar.
Het
is niet voor niks dat ik echt alle boeken van Michael Connelly gelezen heb,
behalve de laatste twee: “The Drop” en zijn allernieuwste. Zijn boeken, ook
“The Reversal”, vind ik stuk voor stuk kleine meesterwerkjes. Wat heb ik weer
zitten genieten, nu Mickey Haller voor aanklager moet spelen en Harry Bosch hem
geregeld vor de voeten loopt. Zo’n boek als “The Reversal”, toch bijna 500
bladzijden, heb ik dan in twee dagen helemaal uit, van kaft tot kaft. Mijn
recensiecijfer is navenant; Michael Connelly krijgt voor “The Reversal” een 8½
van mij, maak er maar een 9- van.