woensdag 27 november 2013

Weblogbrief 9.06, 27 november 2013

Weblogbrief 9.06, woensdag 28 november 2013

¡Hombre! Dat staat deze week eens niet voor “man” of “mens”, maar voor “lieve hemel”. ¡Hombre, amigos y familia!, of laat ik eens voor de afwisseling openen met: ¡Hombre, amigas y familio! Hier ben ik weer met mijn repeterend geweer. We gaan in Nederland al aardig op de feestmaand aan, nog eventjes. In Las Palmas, om een mij onbekende reden ook wel LPA genoemd, gaat het Canarisch leventje zijn gangetje. In deze brief ga ik als vanouds vertellen wat er zo al met mij gebeurt. “Small talk”, ik weet het, maar wat is daartegen?

Afgelopen vrijdag op de faculteit had ik tijd te over voordat ik me naar het Centro de Castillo zou begeven om de (andere) senioren daar weer eens aan het dansen te zien. Ik had het winnende carnavalsliedje “Gekleurd op stap” met Roger Villevoye maandag al eens op You Tube bekeken en ik deed dat nu nog maar eens, live op het concours en ook op de officiële plaat. En vooruit, het liedje valt me tegen, ik vind de tekst eigenlijk maar matigjes en de melodie houdt evenmin over. Ik zag op You Tube bijv. “’t Doedelzekske” van Jef Duchateau, gepresenteerd door Ziesjoem, en dat vind ik eerlijk gezegd beter.
Aansluitend kwam ik op het lumineuze idee om eens iets van Johnny Meijer (of is het Meyer?) te gaan bekijken. De man is van 1912, vooral in de jaren 50 waren hij een Jordaans monument in het op zijn harmonica spelen, in 1953 en 1954 werd hij zelfs wereldkampioen. (Ik wist overigens niet dat daar wereldkampioenschappen in werden gehouden, toen al.) De grootmeester overleed als 79-jarige in 1992 en twee jaar later zond de NOS een documentaire van een half uur over hem uit, met Guus van Waveren als regisseur.
Ik kreeg op You Tube alles mee van het portret, de foto’s van vroeger, enkele muziekstukjes van hem, toen hij op middelbare leeftijd was en vooral film van hem, toen hij al 76 was, als muzikant en als geïnterviewd persoon. De laatste jaren van zijn leven waren niet de leukste, zoals Johnny Meijer zelf ook verkondigde. Maar wat kon hij, ook op zijn oude dag, nog mooi spelen op zijn harmonica (zeg liever niet accordeon, zei hij). Of het nou om volksmuziek ging, meezingers uit zijn geliefde Amsterdamse Jordaan, of om allerlei jazznummers, hij speelde ze met verve. Waarvan acte!
Zijn zwager, Manke Nelis, was vroeger bassist in zijn combo, geen al te beste, maar die had later wel een paar hits: “D’r is een Amsterdammer doodgegaan” en “Kleine jodeljongen”. Hoor ik daar Johnny Meijer als begeleider op zijn platen?

Beloofd is beloofd, dus ik heb ook nog een stukje bejaardendansen voor jullie. Ik betrad het gebouw achter het Castillo de la Luz om kwart voor 6; wat zat het op één hoog in de danszaal weer vol. Ik telde in de gauwigheid zo’n 200 aanwezigen, de meeste zeer bereid om de vereiste pasjes te maken. En het moet gezegd: alle dansers die me de afgelopen jaren waren opgevallen, waren nog steeds present. Het heeft iets van een vaste groep die iedere vrijdag weer opnieuw zijn best komt doen.
En er is altijd levende muziek bij het dansen. De komende weken staan ons dit jaar nog de “Merengue Show”, “Festivo”, “As de Copas” en “Sonora Zoom” te wachten; 27 december is het gebouw geloof ik dicht. Deze keer was “Duo Trotamundos” aan de bak. “Trotamundos”, het lijkt wel de naam van een murga, maar die treden pas over enkele maanden aan, met carnaval. Het duo had wel iets van mijn huidige overburen op een hoog, de twee mannen die afgelopen weekend de flat daar hadden gehuurd. De ene Trotamundo bediende het keyboard en was de andere louter ingehuurd voor de zangpartijen. En zingen, dat kon die laatste als de beste. Het ene na het andere bekende Spaanse nummer kwam voorbij en geloof maar dat de aanwezigen in groten getale lieten merken dat ze het kenden. Ik zal toch nog eens iemand vragen om voor mij nog een serie nummers te kopiëren, na de cd die Spaanse lerares Natalia eens voor mij maakte. Immers, dan kan ik ze thuis oefenen en ter plekke een volgende keer mee gaan blèren. Af en toe kwam er een nummer voorbij, waarmee ik wel al goed bekend was, zoals “Volare (Nel blu di pinto di blu)”, van oorsprong van Dominico Modugno, en bijv, ook het instrumentale “Guitar Tango”, dat ik van The Shadows ken, maar nu werd het aangekondigd in het Spaans. Om de feestvreugde te verhogen riep de zanger van de twee trouwens nogal eens “Hosa”, aan het eind van een liedje, dat is weer eens wat anders dan “Asi”. Het werd steeds meer een dolle bedoeling. Toen om even voor half 8 een ware carnavalsstemming ontstond, ben ik maar naar huis gegaan, via de boulevard, dat spreekt.

Zaterdag nam ik de bus naar Ton & Marion in Playa del Inglés. Door perikelen met mijn rittenkaart van Global moest ik eerst naar San Telmo om vandaar de bus te nemen naar het zuiden. Ik ging er, zoals bij mij past, te vroeg heen en dus kon ik nog even mijn benen strekken in Parque San Telmo (met opzij rechts vanuit het busstation gezien het grote Hotel Parque). Ik viel midden in wat de “laatste hand leggen aan” heet van een tent van de Fundación Repsol. Repsol, dat is toch een benzinemerk? Binnen was er in duplo een rad van avontuur opgesteld, met allemaal kreten erop, en de rest van de tentbodem was één grote hinkpot. Opzij stond in kapitalen: “Ciudadano, el gran juego del R”. En de deelnemers maar hopen dat ze niet op een “bomba” trappen.
Even verderop stond een tiental mensen te verkondigen dat het “jornada de amistad con Dios” was, dag om vriendjes te worden met de Here Here. “Acercaos a Dios, y se acercara a ti”. Laten we ons wenden tot God, dan zal Hij zich tot ons richten. Op hun truien stond de kreet: “Oramos por ti”, we bidden voor jou. Dat heeft me geen kwaad gedaan op mijn weg naar T&M.

Toen ik aankwam bij winkelcentrum Yumbo, stonden ze me al braafjes op te wachten. Op weg naar hun huisje 50 meter verder in de Dragon Club vroeg ik Marion me een van haar favoriete muzikanten te noemen, dan zou ik die hier eens aandacht geven. Ze hoefde niet lang te denken, kwam aanzetten met John Denver.
Er zijn grenzen, denk je dan, aan wat een man kan verduren, maar natuurlijk heb ik een overzichtsalbum plus twee losse nummers van de bard op mijn harde schijf staan. Maar liefst 22 nummers heb ik zondagmorgen met goed fatsoen opgezet en “wat ging er door me heen”? Inderdaad, het is mijn zanger niet, maar omdat Marion met hem dweept, in ieder geval dweepte, noem ik jullie hier een vijftal liedjes die in mijn achterhoofd zijn blijven staan: “Annie’s Song”, “Calypso”, “(Thank God I’m a) Country Boy”, “Leaving On A Jet Plane” en “Take Me Home, Country Roads”. Heb ik er een vergeten die er zeker bij had moeten staan? Zelf dacht ik ook nog aan “American Pie”, maar dat blijkt niet van John Denver, maar van Don McLean te zijn. Daar wist Marion me fijntjes op te wijzen.

In “El Corte Inglés”, de winkel die vandaag de dag adverteert met “Nos gusta la Navidad”, maar die wel een steeds kleinere cd-afdeling heeft, zag ik de allernieuwste van Robbie Williams liggen; ze heeft als titel “Swings Both Ways” meegekregen. Wil ik graag een kopietje van hebben.

Ook Ton vroeg ik naar zijn favoriete artiest, maar die vertelde mij dat hij al jarenlang niets meer met muziek heeft. Hij kon me, ook na enig aandringen, geen enkele favoriet noemen. Dus val ik voor mijn tweede cd van deze week terug op een ware liefde van mij, Mary Gauthier. Hier zijn nog eens al haar cd’s:
(1997) Dixie Kitchen
(1999) Drag Queens In Limousines
(2002) Filth And Fire
(2005) Mercy Now
(2007) Between Daylight And Dark
(2008) Genesis
(2010) The Foundling
(2012) Live At Blue Rock
Helaas, het album Genesis heb ik nog niet; daar ga ik nog eens achteraan. Zo lang ken ik die Mary Gauthier overigens nog niet, ik denk dat mijn interesse begon, toen ik “Mercy Now” een keer gekocht heb, toen die plaat net uit was. Eerlijk is eerlijk, wat vind ik haar goed, al haar cd’s. Ze staat op mijn harde schijf bij “Folk, Country” (en John Denver bij Pop, Rock). En vooruit, van Rocky heb ik nog eens een opname van haar optreden in het Limburgse Heythuizen gekregen: “Live At Tom Tom Club”, alweer een bezit voor het leven. De cd “Live Art The Blue Rock” is van hetzelfde mooie laken een nieuw pak, die ga ik jullie een andere keer zeker aanpraten.
In 2010 kwam Mary Gauthier voor de zoveelste keer met een pracht van een studio-cd, die ik pas afgelopen zomer heb kunnen bemachtigen: The Foundling. (Jorge wilde hem eerder voor mij niet opsporen, omdat hij in countrymuziek niks ziet.) Er staan op “The Foundling” drie ministukjes die ik voor jullie over zal slaan (Interludium I en II, Coda); hier zijn de tien echte nummers:
01. The Foundling
02. Mama Here, Mama Gone
03. Goodbye
04. Sideshow
05. Blood Is Blood
06. March 11, 1962
07. Walk In The Water
08. Sweet Words
09. The Orphan King
10. Another Day Borrowed
. Een nieuwe plaat van Mary Gauthier op je gemak afluisteren en je weet weer dat het leven best een pretje is. En nou verwachten jullie natuurlijk dat ik niet kan kiezen welke nummers ik het beste vind. Dat is ook zo, maar met het mes op mijn keel adverteer ik een lichte voorkeur voor: “The Foundling”, “Blood Is Blood”, “March 11, 1942”, “Sweet Words” en “Another Day Borrowed” en bovenal ”Goodbye”.

In de bus van Las Palmas naar het zuiden kwam bij Meso Y Lopez hier de bekende kledingwinkel Punt O Roma voor de zoveelste keer voorbij. Als opschrift stond overduidelijk de O. netjes opgevuld, in het midden, met een spatie achter Punt en voor Roma. De winkelketen heet dus vanaf nu definitief Punt Roma en niet Punto Roma, heb ik besloten.
En op het meest zuidelijke puntje van Las Palmas staat niet langer een grote Carrefourwinkel met daaronder het Zweedse kerkje. Daar weer onder ligt nu een vestiging van Mercadona. Volgens Johnny moet ik naar die zaak, of eenzelfde winkel elders in de stad, voor de goedkoopste lekkere wijn.

Op weg naar Playa del Inglés heb ik iets met het aanschouwen van reclames, de ene nog beroerder dan de andere. Er zijn gelukkig uitzonderingen. Die van Zwan (Zwanenburg) heb ik al eens hier in het zonnetje gezet en wat vinden jullie van – meer naar het zuiden – “Chuletas, 1.99 €/kg” (chuletas zijn koteletten) bij een keurslager? De apartste deze keer vond ik “nadiesolo.es”, niemand hoeft alleen te zijn, vertaal ik het maar. (Dat “es” staat voor “España”, maar ik vermoed ook een beetje voor “es”, is.) Is dat er een van de psychische traumatologie? Ik zal de bijbekorende site op internet eens voor jullie opzoeken. En hier is een laatste, een groot affiche, aangetroffen op een muur in Playa del Inglés: “Prohibido fijar tarjetas”, verboden aan te plakken. Als ik daar mijn boodschap kwijt wil, kan ik niet anders dan ze bovenop de grote, bestaande affiche te plaatsen.

Ga ik nog even terug naar mijn middag met Ton & Marion. Het was goed toeven aan de zuidkust (en dat hebben we nog op een kaart aan Lux en Dalí geschreven). Eerst waren er in hun huisje stokbroodjes met speciaal voor mij ook gehaktbal met Kühne mosterd. Vervolgens gingen we op Maspalomas aan deze keer, o.a. naar Maximilian’s, voor de bekende versnaperingen. Daarna was het nog even opzitten of het terrasje voor het huisje, o.a. moest de locale kat nog haar brokjes krijgen. Om even over 6 namen we plaats bij Broodje Amsterdam op Gran Chaparal voor een halve kip (Marion), een zigeunerschnitzel (Ton) en een varkenshaasje als saté (ondergetekende), met frites en een beetje groente. En na mijn ijsje mocht ik weer met de bus terug naar Las Palmas. Die reed door naar Santa Catalina en het laatste stukje, van San Telmo naar Santa Catalina, heb ik maar onbetaald gesmokkeld.
Terzijde, bij Broodje Amsterdam zagen we dat Broodje Maastricht schuin ernaast eindelijk met zijn nering gestopt was. Het is al vele jaren een tent van niks en nu is ze overgenomen door een Zweeds echtpaar dat het restaurant uitvent onder de naam “Eliten”. In Broodje Amsterdam zaten, toen wij er waren, ongeveer 20-30 man, maar “Eliten” stond nog helemaal droog.

Ton & Marion geven hoog op van hun twee zoons, mijn neefjes. Rik en Paulien hebben net een huis gekocht, een twee-onder-een-kap woning met tuin aan het water in een buitenwijk van Apeldoorn. Ze verhuizen erheen per 1 mei 2014 en ik me er al zitten op 14 juni, als daar de barbecue van de Knipschildjes gehouden wordt. Marc & Floor hebben in een buitenwijk van Utrecht een (huur)huis aan het water. Daar is afgelopen week iemand doodgeschoten, op 50 meter van hun huis. Hoe bestaat het...

Ik heb tenslotte ook nog een aardigheidje van Ton & Marion over een paar Boa’s in Maastricht. Ton leest op zijn terrasje in Playa del Inglés zo ongeveer alle landelijke kranten op zijn laptop, daar is zelfs iemand als Piet een amateur bij. Uiteraard logt hij ook dagelijks in bij Dagblad De Limburger, dat spreekt, o.a. voor het wel en wee van “us MVVke” en voor ander nieuws uit de regio, vooral Maastricht en omgeving.
Hier is een bericht dat ik aan jullie mag vertellen, als jullie het al niet weten en bediscussieerd hebben. Tegenwoordig telt een stad als Maastricht handenvol Boa’s, Buitengewone Opsporings Ambtenaren. Een pistool mogen ze gelukkig niet hanteren, dat zou al te gek zijn, wel een bonnenboekje om foutparkeerders direkt te beboeten. De gemeente verdient aldus een aardige cent bij. Daarnaast zijn ze ingehuurd voor nog een paar, waarvoor ze eveneens een bon mogen uitschrijven, zoals wanneer iemand het waagt om voor zijn deur op de stoep te gaan zitten zonder vergunning.
Onlangs is een restaurant geopend in de Capucijnenstraat in Maastricht, volgens Ton gaat het om “Bon Vivant”, maar dat weet hij niet meer zeker. Op de receptie zijn o.a. wethouder John Aarts en een hoge meneer van de politie aanwezig. Vanwege de opening heeft de zaak eenmalig buiten een rode loper uitgelegd; erg lang kan die niet zijn in een straat als de Capucijnenstraat. De politiechef binnen zegt nog tegen de eigenaar dat zo iets normaliter niet mag zonder vergunning, maar voor die paar uurtjes moet het toch door de vingers gezien worden.
Dan heeft men kennelijk buiten de waard gerekend van de speurneuzen van het politiebureau, de bonnenschrijvende Boa’s. Er komen er in tijd van niks twee aangesneld, die checken voor alle zekerheid nog even dat er geen vergunning voor is afgegeven en schrijven dan een boete uit van 220 euro. Ik weet het, de bon is later verscheurd, maar toch. Wordt het niet hoog tijd dat we die boa constrictors en de persoon die ze aanstelt, uit het straatbeeld laten verdwijnen?

Ik ga met jullie terug naar het begin van mijn vorige winter hier, nog in 2012. Toen rondden Noe en ik een artikel af, waarin we alle klinische onderzoek naar de effectiviteit van plantproduct Arnica op een rijtje hadden gezet. Het ging homeopathische dosis. Onze uitkomst was dat, als Arnica al werkt tegen locale pijn en ontsteking, dan is dat waarschijnlijk pas het geval, als het in een behoorlijke dosis wordt toegediend. De naam van het tijdschrift waarin ons stuk zou verschijnen, is mij intussen ontschoten, maar de eindredacteur heeft ons wel al verteld dat het stuk pas in het voorjaar van 2014 zal verschijnen.
So far, so good, naar dat blad stuur ik geen artikel meer. Deze week zag ik, vlakbij het oude faculteitsgebouw een “billboard” met daarop een advertentie van IBUSTICK. Dat is een roller met 40 mg Ibuprofen per gram gel. Ibuprofen, dat is toch die bekende pijnstiller; wordt het spul tegenwoordig ook locaal toegepast? Laat ik de hele aanprijzing maar eens afdrukken:
“GOLPES, CONTRACTURAS, ESQUINCES
Para hacer desparacer el dolor, prueba el primer buprofeno en roll-on. Alivio local del dolor y la inflamación leve. (Kleine lettertjes: No aplicar a menos de 12 años ni sobre heridas ni mucosas. Lea les instrucciones de este medicamento y consulte el farmacéutico.)”
Wat zouden jullie doen, als je iets tegen stijve spieren zou willen gebruiken? Zouden jullie voor plantproduct Arnica gaan, eventueel samen met kamille in het Zwitserse product EUTERA, of zou je voor de IBUSTICK kiezen? Ik heb een duidelijke voorkeur voor de “reguliere” roller.

Nou ik toch in medische sferen ben, geef ik nog een andere advertentie weg. Bij mijn bus 12 hier prijzen de twee Hospitales San Roque zich aan, de twee in Maspalomas en hier in Las Palmas. “Da prioridad a tu salud. No esperes más.”, zegt een billborad. Vreemd, heel vreemd vind ik het dat mensen met een probleem met hun gezondheid zich bij een particulier ziekenhuisje zouden moeten vervoegen, waar mensen zitten met een roeping, “vocación”, op hen zitten te wachten, volgens de advertentie.

In de Telegraaf van afgelopen zaterdag stond over de breedte van de voorpagina geschreven dat misdaadverslaggever John van den Heuvel bijna het loodje had gelegd. Een aanslag op hem was op het nippertje verijdeld. Ik heb wel wat op met die ronde, kale man, die zijn gezicht wel eens laat zien bij RTL Boulevard. Laat hem met rust, “bribones”, roep ik jullie toe vanuit mijn eiland.

Jullie kennen het werkwoord “decir”, al was het maar van de telefoon. Gangbaar hier is dat iemand opneemt met de kreet “Dime” of “Digame”, zeg het me. Sinds ik weer terug in Las Palmas ben, hoor ik echter steeds meer “dice” zeggen. In mijn eenvoudige perceptie staat dat voor “hij zegt” of als je op zijn Canarisch de S inslikt, voor “jij zegt”. Ik heb oprecht de indruk dat “dice” een nieuwe imperatief aan het worden is of op zijn minst een vocatief: jij zegt het. Interessant!

Dinsdagmorgen werd ik om even voor 8 uur uit mijn bed getrommeld. Ik wilde al net opstaan, omdat ik mijn slaapuren weer royaal gemaakt had. Echter, zo iets gebeurt toch iets abrupter, als twee employees met “Parques y jardines” op hun gele hesjes zich voor je deur beneden aandienen en de palmboom in wording voor de zaak van Carlos (Nueve Murias) om gaan zagen. De boom van nog beperkte hoogte staat er pas, maar maandagavond waren al vier van de acht takken aan de stam gesneuveld. Misschien dat Carlos hem iever helemaal weg wilde hebben om zijn zaak meer allure te geven; wie weet. Daarbij, opzij van de “cafetería”, precies voor mijn flat, staat ook al een palmboon, van groot formaat.
Hoe dan ook, vanaf mijn balkon zie ik met het webhakken enkele montere kakkerlakken met de noorderzon vertrekken. Even later komt een vrachtwagen van”Vuelve a latir” voorrijden en wordt de boom in stukken op de wagen gehesen en afgevoerd. En dan is het nu tijd voor koffie, denk ik vervolgens.

En dan was er gisteravond nog de voetbalwedstrijd Ajax-Barcelona, in de Amsterdam Arena. Nou is Barcelona mijn favoriete club hier en Ajax in Nederland. Wie moest er volgens mij dan winnen? Omdat Barcelona al zeker was van de volgende ronde van de Champions League, zette ik mijn geld vooraf op Ajax en besliste zelfs dat als Ajax zou winnen, jullie Spaans huisvrij kregen, deze week niet ook nog een moeizaam Spaans lesje hoefden door te worstelen.
Wat gebeurde met de jeugd van Ajax tegen het het geroutineerde Barcelona, met nogal wat invallers, o.a. zonder Messi? Ik heb de hele wedstrijd op een terras onderaan de Sagasta hier bekeken. Ajax vond ik in de eerste helft opvallend goed, stukken beter dan Barcelona, had ook veel meer balbezit. Het verbaasde mij niks dat het Amsterdamse grut met de rust voorstond met 2-0, doelpunten van Sereno en Hoesen. Toen kwam de tweede helft. Al na vier minuten maakte Veltman een echte beginnersfout in het strafschopgebied en moest van het veld, vloeren van een doorgebroken speler. Xavi benutte de strafschop vervolgens en de Spaanse meute op mijn terras leefde helemaal op, terwijl ik in mijn schulp kroop. Er volgden bijna drie kwartier zeer eenzijdig voetbal, met bijna alleen balbezit voor Barcelona en met een tiental Ajaxieden dat vooral goed was in het ver weg of in de tribune trappen van de bal. Met kunst en vliegwerk, dat wel, maar stand hielden de jonge Ajax-gasten. Einduitslag 2-1 en een juichend Amsterdams stadion plus een eenling die zich op het terras hier stiekem zat te verkneukelen.

Mijn Spaanse lesje laat ik eenmalig weg, jullie mogen direct door naar de afsluiting van mijn brief. Hij is alles bij elkaar, zeker als ik de boekenbijlage meetel, lang genoeg. Houdt de komende dagen de moed erin, “iech how de pin d’rin”, tot ergens in het begin van volgende week, waarschijnlijk dinsdag. En wat is er tegen een prettige voortzetting van jullie en mijn winterleven, niks toch?. Tot ziens maar weer, hasta luego, vanaf mijn balkon op de Luis Morote, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Af en toe begin ik deze rubriek met jullie de goudvinken onder de boeken van het moment te noemen. Deze keer keek ik daartoe naar de top 10 van de boekwinkel in de kelder van San Telmo. “Inferno” van Dan Brown staat nog steeds hoog op de bestsellerlijst. De kroon wordt vandaag de dag gespannen met maar liefst twee boeken van schrijver Hiromi Shinya. Dat is een dieetgoeroe, zoals die geregeld opstaan (zoals bij ons Sonja Bakker) voor mensen die zich graag willen laten bedriegen. Manneke Shinya staat op één en vier met “La enzima prodigiosa” en “La enzima para rejuvenecer”. Wonderbaarlijke enzymen, verjongingsenzymen, daar moet ik het fijne van weten, zei de koopman en haalde nog een nieuwe doos boeken in huis om de wachtende meute tevreden te stellen. Elders zie ik trouwens ook nog “El factor microbio y las enzimas sanadoras” prominent in de schappen liggen.

Mijn eerste boek bij deze brief is er een van het echtpaar en thrillerduo Nicci French. Ik heb al eerder van hen een aantal boeken gelezen, maar nu met mijn e-reader heb ik het echt voor het uitkiezen. Uit een heel rijtje koos ik “Verloren” (in het Engels “Losing You”) uit 2006. Het verhaal speelt op het eilandje The Sandling op ongeveer 100 km van Londen.
Charlie, de 15jarige dochter van wiskundelerares Nina Landry en haar ex Rory Oates, is zoek. En dat nog wel een week voor Kerstmis en op Nina’s 40ste verjaardag. De nacht ervoor heeft ze nog bij een vriendin gelogeerd, ze heeft ’s ochtends zelfs (een deel van haar) kranten rondgebracht. ’s Middags wordt ze verondersteld op vakantie naar Florida te gaan, met Nina, haar broertje Jackson en Nina’s nieuwe vriend Christian. Om 11 uur die ochtend staat nog de halve buurt voor de deur om Nina toe te zingen, maar geen Charlie, die het feestje NB georganiseerd heeft. Wie is verantwoordelijk voor de verdwijning? Afgaande op het feestje ’s morgens, toen enkele kleren van Charlie meegenomen zouden zijn, kunnen we denken aan een hele rij volwassenen, o.a. Renate, Rick, Karen, Alix, Joel en Tom, o.a. En laten we de jeugd niet vergeten: Eamonn, Ashleigh, Jenna, Suzie, Laura, Graham en Jay. Uiteraard laat ik ook nog de nodige andere verdachten hier buiten beschouwing.
Al snel blijkt dat Nina, de moeder van Charlie, veel voortvarender is, als het die dag op zoeken aankomt, dan de mensen van de politie (Mahoney, Beek, Hammill). Die beginnen pas echt wakker te worden, als Nina dezelfde dag het lijk ontdekt van een meisje, Liv Mullen, met wie Charlie de afgelopen zomer op een cursus surfen heeft gezeten en die al een week zoek is. Echter, ook daarna is vooral Nina in touw, een rasdetective.
Ik ben een fan van Nicci French, maar zoals dat gaat, het ene boek is zelfs bij hen beter of minder dan het andere. En nu komt het: ik vind dit boek een van de minste tot dusver. Ik kan het ook niet helpen: het is niet echt spannend en het einde vind ik nogal gemaakt. (Daarbij: na 1/3 boek weet ik al haast zeker wie Charlie ontvoerd heeft, maar dat blijkt later niet te kloppen.) Ik geef het boek dus niet meer dan een mager zesje. Ik verzeker jullie wel dat zeker nog weer een andere Nicci French ga proberen, maar nu even niet.

Mijn tweede boek is er eveneens eentje van een schrijver die ik niet of nauwelijks meer hoef te introduceren: Dennis Lehane, de man die maakt dat ik nog eens naar zijn stad Boston op bezoek wil. Ik heb hier al van alles van hem lovend besproken, o.a. het boek “Gone, Baby, Gone” uit 1998. Daarin haalt privé-detective Patrick Kenzie, met aan zijn zijde Angie Gennaro, de vierjarige Amanda weg uit de handen van het brave echtpaar Doyle om haar terug te brengen naar haar echte moeder Helene, die er niks van bakt. Intussen is het twaalf jaar later, 2010; Amanda is 16 en ten tweeden male thuis weggelopen. Patrick wordt opnieuw ingeschakeld om haar terug te halen, Het boek heet “Moonlight Mile”, naar een liedje van Jagger & Richards (van “Sticky Fingers” uit 1971). Boston en omgeving zijn nog steeds de plaats/streek van handeling.
Eerst maar weer wat inhoud. Patrick en Angie zijn nu veertigers, getrouwd met een eigen kind van vier, Gabriella, kortweg Gabby, dat o.a. zeer in bomen geïnteresseerd is. Patrick werkt voor een verzekeringsfirma, hopend op een vaste aanstelling in deze sombere tijden, maar zit intussen nog altijd in de maag met zijn rol in het terugbrengen van Amanda twaalf jaar eerder. Dus gaat hij pro deo op zoek naar de tiener. Moeder Helene hokt nu met ene Kenny Hendricks, ze leven er royaal van met het stelen en verzilveren van Credit Cards, maar hebben wel een stelletje Oost- Europeanen op hun nek. Als die mensen (o.a. Yefim, Pavel, hun baas heet Kirill) Patrick’s laptop confisqueren, moet vriend Bubba eraan te pas komen om hem terug te krijgen. Dan verplaatst het verhaal zich naar Amanda, haar vriendin Sophie, freak Zippo en niet te vergeten gewezen dokter en nu sociaalwerker Dre, ik neem aan met een streepje op de é. In de finale vallen er de nodige slachtoffers, dat hoort zo bij een boek van Lehane, en wat gebeurt er met de vaste aanstelling van Patrick? Dat verklap ik niet.
Zo maar een uitdrukking uit dit Engelse boek: wat is een “douche bag”? Een douche” is een “shower”, maar je mag in het Engels ook “douche” zeggen, en een “bag” is een zak, maar “douche bag”? Niet iets fraais, vrees ik zo, als een zeer malafide persoon ermee aangesproken wordt.
Gaan we naar mijn beoordeling. Dit vind ik nog eens een boek naar mijn hart. Dennis Lehane weet de juiste snaar te raken en dat in een taaltje waar ik van zijn leven niet aan kan tippen. Daarbij is het verhaal niet alleen spannend, bij alle ellende is er geregeld gelegenheid om eens voluit in de lach te schieten en dan de nootjes op het balkon te verversen. Daar hoort vanzelfsprekend een mooi recensiecijfer bij; ik kom uit op een 8+, bijna nog ietsje meer, als het einde me niet net ietsje te bijzonder was geweest. Ik heb hier nog een boek van Dennis Lehane liggen, “Live By Night” uit 2012, dat ik zeker ga lezen, deze winter nog.

En dan mag ik nu naar nog een boek, niet al te dik, 120 bladzijden, dat ik gisteren uitgelezen heb: “Tangohart” van Elia Barceló. Ook dat boek heb ik niet van mijn e-reader gehaald, maar gewoon als boek in handen gehad, wel in het Nederlands. (Mijn Spaans is nog steeds te min om echt van te genieten.) Vorige winter heb ik van de vrouw uit Alicante, geboren in 1957, “Bal Masqué” gelezen en best hoog gewaardeerd. “Tangohart” is van 2007, in vertaling van 2008, en waar speelt het? Als we de kleine uitstapjes naar Oostenrijk en Spanje laten voor wat ze zijn, speelt het boek in Buenos Aires, vooral in de immigrantenwijk La Boca, waar de Argentijnse tango is uitgevonden. Ik ben er zelf geweest en kan jullie aanbevelen om er ook eens rond te lopen in de wijk Caminito en zo. Als ik de uitstapjes naar nu even weg laat, moet ik voor het verhaal van Elia Barceló wel een kleine honderd jaar terug in de tijd gaan, naar ongeveer 1920.
Natalia Irati, die sinds twee jaar met haar vader in de Stad Van De Schone Luchten woont, is stapelgek van tangodansen. Toch trouwt ze net voor haar 20ste verjaardag met een niet-danser, bootsman Heidi Berstein, zeg maar De Rooie, die haar nogal koud laat. Niet eerder dan twee dagen voor de bruiloft leert ze journalist en danser Diego Monteleone kennen, die brengt haar met vrienden een serenade op de avond voor het trouwen en NB op het trouwfeest zelf steelt hij met haar de show op de dansvloer. De Rooie gaat getrouwd en wel terug naar zee en lijkt daar ergens voor de kust van Brazilië schipbreuk te lijden; hij overleeft het als enige van zijn boot, de Estrella del Sur. Maar dat weten Natalia en de bootmaatschappij niet. Haar uitkering houdt op en ze moet zich redden met naaiwerk en als “Private Dancer” (ik verwijs naar het nummer van Tina Turner) in danstent El Divino van doña Prázedes. Daar treft Diego, met ietsje scheefstaande hoed à la Carlos Gardel, haar uiteindelijk weer, maar vlak daarop komt ook De Rooie weer op de proppen, die Diego maar een opgedirkt kereltje vindt. En dan ben ik bijna aan het einde van het verhaal.
Mooie bijrollen in het verhaal zijn er o.a. van doña Medina, de moeder van een vriendin, en ook van kunstschilder Nicanor Urias.
Kun je al na twee boeken van een schrijfster beweren dat het om meer vraagt. Bij Elia Barceló lukt me dat. Ik vind “Tangohart” een alleszins te pruimen boek. Het is apart geschreven, waarbij zowel Natalia als Diego en De Rooie de ik-figuur mogen spelen, en daarbij leest het verhaal heel lekker weg. Ik geef er daarom zonder reserve een 8 voor, een volle 8. Laat ik nou nog een boek van Elia Barceló in de la hebben liggen, het ruim 500 dikke “Stemmen uit het verleden”; dat gaat er t.z.t. zeker ook aan geloven.

vrijdag 22 november 2013

Weblogbrief 9.05, 22 november 2013

Weblogbrief 9.05, vrijdag 22 november 2013

¡Hola! mis impresentables, mi panda de vagos, mijn zootje ongeregeld, hier ben ik weer, met een nieuwe brief voor het thuisfront, nummertje 9.05. Ik heb maar vier dagen gehad om hem te componeren, maar hij is toch nog aardig lang geworden. En op de kwaliteit heb ik extra gelet deze keer. Daar gaan we.

Als entree meld ik jullie dat de vrachtwagens zand voor de “belén de arena”, de kerststal van zand, aan het strand gestort zijn. Weer gestort zijn, moet ik zeggen, want we zitten aan de zoveelste keer. De jongens en meisjes van de zandsculpturen kunnen de komende weken weer aan de slag. Ik neem aan dat hun kerstcreaties klaar zullen zijn zo ongeveer als in Nederland sinterklaas op zijn schimmel over de daken gaat rijden.
Ik heb ook een minpunt “zum Anfang”. Dat begint met El Molinet, het restaurant vlakbij het toeristenbureau, dat geen gluten in zijn eten wenst te doen. “Men” heeft nu al een grote opgetuigde kerstboom, “árbol de Navidád”, bij de ingang van de zaak staan, met opzij een immense kerststal en een plastic pop van “papa Noel”. En nu ik erop let, zie ik op legio andere plaatsen al sparren van plastic en in het echt in mijn gezichtsveld opduiken. Lieve mensen, het kan nog gekker. Daarvoor neem ik jullie mee naar Le Praliné, een taartenzaak aan de boulevard ter hoogte van de José Franchy Roca. Die beveelt nu al zijn “Roscón de Reyes” aan, de grote, ronde cake, liefst met boon, die kleine en grote mensen hier plegen te eten, nadat ze naar de Driekoningenoptocht zijn gaan kijken. We hebben het dan over 5 januari 2014, 6½ week van nu. Hoe diep kan een mens zinken, dat is toch echt aan de al te vroege kant.

Hoe ga ik deze keer mijn muziek aan jullie verkopen? Noe vertelde mij vorige week vrijdag over allerlei Cubaanse voorgangers van de nu al klassieker “Buena Vista Social Club”. De “panda de vagos” (zie boven) van de BVSC kennen jullie toch nog wel? Ze is in de negentiger jaren door Ry Cooder uit de vergetelheid gehaald met een cd en een mooie film uit 1996, denk ik; ik zie nog de live beelden uit het Amsterdamse Concertgebouw voor me. Voor wie het kwijt is, zijn hier nog eens de namen van de vijf kopstukken van de BVSC: Compay Segundo, Elíades Ochoa, Ibrahim Ferrer, Omara Portuondo en Rubén González. Van de groep heb ik intussen een heel rijtje albums. En de verschillende participanten afzonderlijk zijn goed voor het nodige extra’s. Helaas, wel zijn er al drie van het vijftal gaan hemelen; alleen Elíades en Omara zijn nog over.>BR> Houdt het daarop wel op, mijn Cubaanse muziek? Natuurlijk niet, wie kent niet Celia Cruz, Machito’s orkest of dat van Perez Prado (Mambo #8) en Tito “Oye como va” Puente? Of, minder bekend, Bebo Valdés, Elsa Torres, Luis Frank, Manuel Galbán, Manuel “Puntilla” Licea, Pio Leira dan wel de Vieja Trova Santiaguera? Ik ben voornemens om de komende zomer met Trudie naar Cuba te gaan en in afwachting heb ik deze week mijn Cubaanse muziek maar eens in een aparte file gezet. Het is bij elkaar al een alleszins respectable collectie.
. Zitten de oudjes van Noe er ook tussen? Hij, al jaren een Spotify-adept, trakteerde mij op vier voor hem onvergetelijke andere namen: het trio Matamoros, Guillermo Portabales, Beny Moré en de Sonora Matancera. Die Sonora Matancera had mij bekend moeten voorkomen van een cd met Celia Cruz. Van de SM heb ik ook nog twee losse nummers: “Mala mujer” en “Eso se hincha”. Het trio Matamoros en Guillermo Portabales zijn mij helaas onbekend. Gelukkig, van Beny Moré heb ik wel weer vier nummers: “Soy del mote”, “Francisco Guayabal”, “Maracaido Oriental” en “Que bueno baila usted”.
. Vooruit, laat ik als hommage aan mijn Cubaanse vrienden de dubbel-cd “Music that inspired Buena Vista Social Club” eens opzetten, 2 keer 25 nummers, met een nummer van de Sonora Matancera en vier keer Beny Moré. Zo krijg ik in ieder geval een heel aardig beeld van allerlei Cubaanse muziek uit vroegere tijden, bewonderenswaardig.

Wie twee keer probeert, heeft meer kans om te scoren (Johan Cruyff waarheid). Dus heb ik nog een tweede muzikant voor jullie, Toumani Diabaté. Daarvoor ga ik, van hieruit is het niet zo heel ver, ten oosten van Mauretanië, naar Mali. In de hoofdstad van dat land, Bamako, is de man geboren in 1965. Het is dus, bij mij vergeleken, best nog een jonge gast, die zijn eerste cd-tje maakte, toen hij 22 was, “Kaira”. Het instrument, waarmee hij intussen furore heeft gemaakt, is de kora. Dat is een soort van verticale sitar, niet zo eenvoudig te omschrijven; kijk zelf eventueel maar eens in een boek of internet hoe het tokkelen in zijn werk gaat. Toumani maakt er m.i. fantastische muziek mee, steeds samen met andere artiesten. Via Centre Ceramique en de cd-bibliotheek in Rotterdam heb ik afgelopen zomer al zijn cd’s opgespoord en braaf gekopieerd. Hier zijn de studioalbums alle elf op een rijtje:
(1987) Kaira
(1989) Songhai
(1994) Songhai 2
(1995) Djelika
(1997) New Ancient Strings
(1999) Kulanjan
(2005) In The Heart Of The Moon
(2006) Boulevard De L’Indépendence
e (2008) The Mande Variations
(2010) Ali And Toumani
i (2012) A Curva Da Cintura
Daarnaast heb ik ook nog twee verzamel-cds van de man. Ze zijn naar mijn bescheiden mening allemaal even mooi, de deuntjes van Toumani Diabaté en bovendien weer eens iets heel anders dan bijv. muziek uit Cuba. Eerder heb ik de cd “Ali And Toumani”, die hij samen met Ali Farka Touré maakte, al eens zo maar in mijn top 20 aller tijden gezet. Maar misschien vind ik de andere die ze samen maakten, “In The Heart Of The Moon”, nog indrukwekkender. Luister eens met mij naar de twaalf nummers:
01. Debe
02. Kala
03. Mamadou Boutiquier
04. Monsieur Le Maire De Niafunké
05. Kaira
06. Simbo
07. Al Ga Bani
08. Soumbou Ya Ya
09. Naweye Toro
10. Kadi Kadi
11. Gomni
12. Hawa Dolo
Het heeft me enige moeite gekost om de titels zonder fouten over te schrijven. maar het is me gelukt. Nou nog de muziek erbij, maar die moeten julllie zelf maar ergens vandaan zien te halen. Ik vind de plaat – geloof het of niet – een echte beauty. Haast onovertroffen, een meesterwerkje. Nou jullie nog,

Terug naar de werkelijkheid van alledag. Dinsdagavond liep ik keurig mijn rondje over Las Canteras. Ik zat net tevreden op mijn bank bij calle Ferreras, de mensen uit te kijken en ineens begon het uit het niets te regenen. Wij Palmezen weten dan niet, hoe snel we ons onder een afdak moeten begeven om daar gezamenlijk te wachten tot het droog is. Zo kom je nog eens onder de mensen die je net hebt uitgekeken. Het was een buitje van niks, maar daarna was mijn bank wel een beetje nat. Een kwartier later begon het gedoe opnieuw en dus togen we met zijn allen naar een van de intussen overdekte terrassen of gingen, zoals ik, huiswaarts. Op de terugweg kwam ik langs een winkel van AXA, op de hoek van de Alfredo Jones naast de Spar. Die deed nu eens niet in fietssloten, maar in verzekeringen. Het groot uitgevallen motto was/is “reinventando los seguros”, wij vinden ze opnieuw voor je uit”. “Lo hacemos juntos”, dat doen we samen. Daar kunnen we dus terecht voor om bijv. onze gezondheidszorgverzekering te laten ijken, “¿Tienes dudas sobre tu seguro de salud? Aquí te respondemos.” Vooralsnog zie ik persoonlijk geen reden om me in de winkel te gaan informeren.>BR>
Thuis gekomen nam ik monter plaats op mijn balkon, waar je altijd droog zit. Echter, bij een volgende plensbui een half uur later kreeg ik zo waar enkele druppels op mijn linker arm en dat was reden genoeg om eens te kijken of ik binnen nog iets te doen had. Afgelopen zomer heeft Harry me een aantal films op mijn harde schijf gezet, maar voor de eerste die ik wilde bekijken, had ik internet nodig en dat heb ik hier thuis niet. Dus nam ik mijn toevlucht tot de film “Help”, die ik wel zonder mankeren kon afspelen.
“Help” van regisseur Richard Lester is van 1965. Ik heb hem destijds in een Amsterdamse bioscoop gezien en daarna nooit weer. Dus vond ik het best aardig om de jonge Beatles weer eens mee te maken. Ringo heeft een grote, donkerrode ring aan een vinger die een religieus clubje uit India wil bemachtigen. Van alles probeert men, en ook enkele Engelse wetenschappers, om de ring te pakken te krijgen, en het duurt anderhalf uur voordat het lukt. Tussendoor brengen de Beatles met verve de nodige liedjes en die ga ik hier maar eens opsommen:
- Help
- You’re gonna lose that girl
- You got to hide your love away
- Ticket to ride
- I need you
- The night before
- Another girl
- Help (voor de tweede keer)
Ik noem enkele andere nummers, die zeer onvolledig aan bod komen, maar niet, zelfs niet “A hard day’s night”, dat ik destijds wel aardig vond evenals bijv. het wel gememoreerde “(Treat me like you did) the night before”. De film houdt niet over, zeker niet anno nu, maar hij is onderhoudend genoeg om nog eens gezien te hebben. Ik heb hem dinsdagavond wel voor het slapen gaan gedeleet (schrijf je dat zo?).

En of het zo moest zijn, ik lag in de nacht van dinsdag op woensdag in bed, toen ik voor het eerst deze winter een mug bij mijn oor hoorde zoemen. Zoeken de muggen de huiselijke kring op, als het buiten begint te spetteren? Je legt dan je arm boven de dekens en klaar is kees. Binnen een mum van tijd zit zo’n mug, als het tenminste een zwanger vrouwtje is, vol bloed gezogen op de muur en dan is het uitbuiken voor het beestje. Je kunt haar er ’s ochtends, als je daar zin in hebt, op je dooie gemak pletten.

En dan wil ik het nu, naar de woensdagmiddag. Ik wou het vanmiddag eens met jullie hebben over het boek “Cosa Nostra” van Engelsman John Dickie uit 2004, best nog een jong iemand trouwens. Ter introductie: ik was afgelopen oktober een week op rondreis door Sicilië met KRAS, nadat mijn reisorganisatie SRC het had laten afweten. Het geld dat SRC van mij had, heb ik intussen wel al weer teruggekregen via de verzekering. Mijn KRAS-reis ging vooral langs allerlei oude tempels en middeleeuwse kerken en liet mij, vind ik, iets te weinig zien van het hedendaagse Sicilië. Gelukkig was reisleidster Dita niet te beroerd om daar wel in de bus uitgebreid over te vertellen, ook over de Siciliaans maffia. Wie meer wou lezen, raadde ze John Dickie’s boek aan om te lezen, ruim 400 bladzijden. Dat heb ik, in stukjes, de afgelopen week en vooral die ervoor gedaan.
Het boek geeft een (niet “de”) geschiedenis van de Siciliaanse maffia van haar ontstaan tot aan de dag van vandaag, van de citrusgaarden en zwavelmijnen van Sicilië tot de straten van Manhattan. Talloze verhalen en legenden doen de ronde over wat de maffia eigenlijk is. Sinds zij 140 jaar geleden werd opgericht, heeft de maffia vele namen gehad: de Sekte, de Broederschap, het Genootschap van Eer, en ten slotte de Cosa Nostra. Maar achter al deze namen en verhalen zijn de geraffineerde en bloedige methoden steeds dezelfde gebleven. Dickie vertelt hoe de maffia, die ontstond in de dorpen van Sicilië, gaandeweg heel Italië in zijn greep kreeg en vervolgens de oversteek naar Amerika waagde. En hij laat zien hoe vanaf het begin getracht is de maffia te controleren en te bestrijden, eerst door moedige Siciliaanse dorpsagenten en uiteindelijk door de professionele anti-maffiarechters van de jaren tachtig en negentig. Aan het einde van de twintigste eeuw werden de maffia zware slagen toegebracht, en dankzij de spijtoptanten weten we nu meer over de innerlijke werking van de maffia dan ooit tevoren.
. Is dat niet een mooie samenvatting? Jullie vinden hem op de achterkant van het boek. Wat zal ik nog toevoegen aan het verhaal, met terzijde een pracht van een foto op de voorkant van drie oudere heren aan een cafétafeltje? Centraal staat in het boek van historicus Dickie m.i. de getuigenis van ex-maffialeider en daarna pentito (verrader) Tomasso Buscetta, die vanuit de eerste hand vertelt over de piramide, eentje, niet een hoop losse elementen, met aan de top de Commissie en de capo dei capi. In de jaren 80 en 90 van de twintigste eeuw was dat Toto “De Korte” Riina, die ook de baas was ten tijde van de moord op o.a. Falcone en daarna Borsellino in 1992. De leider nu, van vlak na Riina’s detentie, is bij mijn weten Bernardo Provenzano, oom Bennie, maar er kan intussen best alweer een of meer wisselingen van de macht geweest zijn. De maffia is vanaf zijn oprichting en nu nog steeds met name op het geld uit. En de structuur is nog even uiterst hiërarchisch en wee je gebeente als je als man van eer je geheimhouding, omerta, schendt. Overigens, dames spelen in de maffia geen enkele rol van betekenis.
Voor de volledigheid geef ik hier de indeling in de verschillende delen om aan te geven dat het echt een geschiedenisboek is. Daar gaan we:
00. Proloog/Inleiding/Mannen van eer
01. Ontstaan van de maffia 1860-1876
02. Bedreiging van de Italiaanse overheid 1876-1890
03. Corruptie op hoge plaatsen 1890-1904
04. Socialisme, fascisme, maffia 1893-1943
05. De maffia vestigt zich in Amerika 1900-1941
06. Oorlog en wedergeboorte 1943-1950
07. God, beton, heroïne en Cosa Nostra 1950-1963
08. De “eerste” maffiaoorlog en zijn gevolgen 1962-1969
09. De oorzaken van de tweede maffiaoorlog 1970-1982
10. Terra infidelium 1983-1992
11. Bommen en “onderdompeling” 1992-2003
De werkelijkheid is dat de maffia al anderhalve eeuw bol staat van de zogenaamde “protectie”, misdaden en moorden, als het niet tegen handelaren en wetsdienaren is dan toch wel onderling. Het boek is een “huiveringwekkend verslag van de sinistere, gruwelijke realiteit van de maffia, volgens The Sunday Times. En in de woorden van Times Literary Supplement: “Dickie’s boek heeft vele potentiële films in zich.” Met de al dan niet valse romantiek van films als “The Godfather 1, 2 en 3” heeft het geschiedenisboek helaas weinig uitstaande. Eigenlijk is “Cosa Nostra” een boek dat jullie ook behoren te lezen. Daar laat ik het bij; het is niet het soort boek waar ik een recensiecijfer voor gereed heb.

Bij tijd en wijlen (wijlen?) praat ik jullie graag bij over wat er in mijn stukje van de Luis Morote gebeurt. Deze week is het koffiehuis van Carlos bij mij beneden aan de beurt. Voor de zoveelste keer is het aan een opknapbeurt toe. Intussen is het ’s ochtends wel weer gewoon open. Onlangs heeft een kunstzinnig type op de zijmuur bij mij een sprekende tekening gemaakt van een persoon (man, vrouw) met kuifje die een dampende kop koffie in de hand heeft. En vandaag, donderdagmorgen, staan twee kennelijke vaklui hun best aan de gevel te doen, zie ik vanaf mijn balkonnetje. Carlos zelf staat het met zijn bovenop kale kop vrolijk lachend aan te kijken.
Op de achterkant van de truien van de twee staat met hoofdletters: LUMINOSOS, LETRAS, CORPOREAS, ROTULACIÓN. “Luminosos”, dat weet ik, het staat voor verlichting. “letras” zal wel belettering zijn en “rotulación” gaat over het aanbrengen van opschriften. Het woord “corporeas” is mij echter onbekend, tref ik ook niet in mijn woordenboeken aan. “Corporación kennen jullie wel en “corpulencia” zal ook geen geheim zijn. In mijn grote van Dale vind ik wel nog “corporeo” met een O op het einde en met de klemtoon op de eerste O; dat is stoffelijk, lichamelijk, maar “corporeas”? Dit is er weer een om aan Noe, Lorena, Lluis of Cristina voor te leggen.
En dan nu de uitkomst van de “interventie”. Staat “CARLOS” sinds nu in neonletters op de voorgevel, boven de ingang van de zaak? Nee, het nieuwe opschrift, niet in neon, is “Cafetería Nuevo Murias”, iets nieuws. Ik ga Carlos zeker eens vragen waar dat “murias” voor staat. Is het misschien zijn achternaam, Carlos Murias?
Cristina zag ik trouwens, eindelijk, op de faculteit afgelopen maandag. Zij en Mexicaanse studente Itanoei of hoe ze heet (die mij eens echt alles over Mexicaans bier heeft verteld) waren druk in gesprek, toen ik op de kamer arriveerde om kwart 0ver 2. Er moest zelfs door beide dames gezoend worden, twee keer doe je dat hier. Op beide wangen kreeg ik, van twee dames, dus twee keer twee is vier bescheiden kusjes geplaatst.

Nou ik toch bezig ben als buurtbewoner, kan ik de bank bij mij op de hoek, La Caja De Canarias, die tegenwoordig als Bankía door het leven gaat, wel even meepakken.
In Nederland zijn alle vier de grote banken intussen besmet. De ABN-AMRO en de SNS zijn genationaliseerd, de ING kreeg van de overheid een lening van weet ik hoeveel miljard euro en onlangs is gebleken dat de RABO de zaak geflest heeft rond de rentes, wat haar van de EU een boete van een miljard dollar opleverde. Hier is het van hetzelfde laken een pak. Ik begrijp dat de Banco Santander, de BBVA en de Bankia hier de grootste zijn en alle drie min of meer in de lappenmand.
Dat weerhoudt ze er niet van om ons te bestoken met zeer opwekkende reclame. Bij mij naast, beneden, naast mijn gebruikelijke pinautomaten, wil men ons “Planes de pensiones” aanpraten. Er hangen voor dit doel drie affiches achter de ramen, met daarop drie getekende kindjes en steeds eindigend met “porque el tiempo pasa sin que te de cuenta”, omdat de tijd voorbijgaat zonder dat je je er rekenschap van geeft. De zinnetjes ervoor gaan als volgt:
- Si te emotionaste cuando encontró a su madre...
- Si sus ideas te parecían geniales, necesitas un plan…
- Si tu sabes su canción, necesitas un plan…
Ik ga ze nou eens niet voor jullie vertalen, maar de laatste van de drie stripheldjes is Maya De Bij. Dat die zich daarvoor leent!
Intussen wordt het, vind ik, tijd om de grote banken de rug toe te keren en gewoon het spaargeld naar een kleinere bank te brengen, en dat zonder allerlei internationaal gedoe van aandelen en beleggingen. Mijn bank, TRIODOS, waarop ik mijn geld iedere maand binnenkrijg en waar ik een spaarrekening heb, begint helaas ook al met mij met allerlei onzin te bestoken, nog even los ervan dat ik ze enigszins aan de te alternatieve kant vindt. Mijn tweede, andere bank is de ASN, waar ik voor Lux en Dalí een spaarrekening heb, maar de ASN is wel een dochter van de failliete en nu genationaliseerde SNS. Is het niet tijd voor een nieuwe collectieve bank van milieuvriendelijke signatuur? Waar je alleen terecht kan voor het gewone geldschuiven, ook aan het loket, en daarnaast sparen en vooruit, ook hypotheken voor huizen? Ik geef jullie het idee zo maar cadeau; wellicht kan iemand van jullie die min of meer slapende rijk wil worden, er zijn voordeel mee doen.

Ik kan het niet laten om het hondenprobleem hier voor de zoveelste keer onder jullie aandacht te brengen. Natuurlijk, als baas van een rottweiler of een koppel pinchertjes ga je niet de straat op zonder afvalzak, desnoods een oude krant, om je mormels uit te laten en de troep op te ruimen, als er stront aan de knikker is. Maar toch, zoals die beesten, klein en groot, aan anderhonds pies gaan ruiken, die zelfs opslurpen en continu aan elkaars kont zitten te snuffelen. daar word een mens, ik dus, bepaald niet vrolijk van. En dan heb je nog het probleem dat nogal wat honden het te pas en te onpas op een blaffen zetten. Ook daarvan ben ik in het geheel niet gediend. “Blaffende honden bijten niet”, wordt wel gezegd, maar dat moest er nog bijkomen, dat zo’n strontbak zich ook nog aan mijn kuiten vastgrijpt. Het zal misschien wel het ecologische evenwicht in gevaar brengen, maar wat mij betreft schieten we de hele hondenhandel af.

Kerstmis is het nog lang niet, maar “men” maakt zich al op om t.z.t. met het werk, de familie dan wel de vriendenkring iets kerstachtigs te gaan doen. Noe en Lorena nodigden me vorig weekend uit voor een gezamenlijke maaltijd van een mannetje of vijftien in restaurant Don Quixote in de calle Diderot achter de plaza de España, op vrijdagavond 13 december a.s. Het is wel “Dutch treat”, iedereen moet zelf zijn deel betalen, maar daar maal ik niet om. Volgens een foldertje van de zaak zitten daar de “especialistas en carnes a la piedra”, de experts in het steengrillen. Als het klopt dat onze vriendenkring voor menu 1 gaat, is dit wat mij over drie weken te wachten staat (in het Spaans, dus maak ik er tevens mijn Spaans lesje van):
ENTRANTES:
Surdido de Ibéricos
Tostadas de champiñones frescos
Gambas de ajillo
Croquetas de jamón ibérico
Pan con ajo

PRINCIPAL:
Carne a la piedra
(variada: solomillo, cerdo, pollo)
Papas fritas y seis salsas
Bol de ensalada

VINO, AGUA, REFRESCOS
POSTRES Y COPA DE CAVA
Ziet dat er niet prima de luxe uit? Het water loopt me al in (en uit?) mijn mond. Graag kom ik op een en ander terug in mijn brief na 13 december.

Het komt me voor dat ik nu maar eens een einde aan deze brief moet breien. Kunnen jullie me uitleggen waarom aansporingen en dergelijke doorgaans in het enkelvoud zijn. Ik wou nu schrijven: houden jullie je haaks, maar kan dat wel in het meervoud? Hoe dan ook, bedenk de komende dagen alvast eens wat je met goed fatsoen aan de Goedheiligman kunt vragen, zodat hij op 5 of 6 december niet met het verkeerde cadeau komt aankakken. En doe voor het paard eens een taaitaai in de schoen die je bij de open haard zet komend weekeinde. Daar knapt zo’n beest van op, meer dan van een emmer water en een bosje stro.
En daarmee geef ik de pijp aan Maarten. Mijn volgende brief verschijnt over een aantal dagen, wanneer precies weet ik eerlijk gezegd nog niet. Tot ziens, hasta luego, PaulK.

BOEKHOEK

Ik heb deze korte week zegge en schrijve maar één boek uitgelezen, wel een dik boek van bijna 500 bladzijden en dat nog wel in het echt, niet op mijn e-reader. In september vorig jaar terug kocht ik Jan Willem voor zijn verjaardag “De begraafplaats van Praag”. Ik heb later een paar keer gevraagd of hij het al in had gekeken, er zelfs in begonnen was, maar ik kreeg steeds enigszins ontwijkende antwoorden. Dus ben ik afgelopen september, toen hij weer een jaartje ouder werd, maar weer overgegaan op non-fictie, een biografie van ik geloof Bill Clinton of George Bush jr. “De begraafplaats van Praag” is geschreven door de intussen hoogbejaarde (81) Italiaan Umberto Eco. Hij is vooral bekend van zijn dertig jaar terug gepubliceerde bestseller “De naam van de roos”, dat trouwens ook mooi verfilmd is met Sean Connery in een glansrol. En nou zullen jullie natuurlijk denken dat zijn nieuwste boek in Praag speelt, maar dat is in het geheel niet het geval. Plaatsen van handeling in het boek zijn Turijn, Palermo en vooral Parijs. Wel gaan we weer terug in de tijd, deze keer naar de periode 1830- 1898.
Mede voor Jan Willem wijd ik eerst een aantal zinnen aan de inhoud. Al als kind leert Simone Simonini, vooral door zijn opa, dat we een hekel aan Joden dienen te hebben. Die zouden graag de wereld willen veroveren en andere rassen hun wil opleggen. Om hun plan te trekken zouden de leiders van de twaalf stammen van Israel, de Rosj-Bet-Avot, met hun hoofdrabbijn daartoe bij elkaar zijn gekomen, eens in de honderd jaar en ook nu, op de Joodse begraafplaats in Praag. Ik weet hoe klein en bezaaid met grafstenen die is; ik ben er zelf geweest. Voor details verwijs ik naar bijv. blz. 226 en 231 en volgende. Simonini houdt er een min of meer levenslange hekel aan Joden aan over; in ieder geval treedt hij geregeld op als antisemitische spion voor de katholieke kerk en de bijbehorende monarchie.
Het is 1897, als kapitein Simonini, dan al 67 jaar, besluit om zijn levensgeschiedenis op te schrijven in een chronologisch dagboek. (Sommige stukken uit de Parijse tijd worden door zijn alterego abt Dalla Piccola ingevuld, nadat hij de echte abt die naast hem woonde, in 1869 heeft vermoord.) Zijn jeugd brengt Simonini door in Turijn, waar hij o.a. kennis maakt met jezuïet Bergamaschi. Als hij voor notaris Rebaudengo komt te werken, later als diens opvolger, gaat hij spioneren en in die rol komt hij, zogenaamd als journalist, terecht op Sicilië, in Palermo, om zich bij Garibaldi, Bixio, Mazzini en accountant Nievo en hun roodhemden aan te sluiten. Zijn bevindingen brieft hij intussen wel door aan zijn echte superieuren. De koningstroepen blijken ondanks hun veel groter aantal geen partij te zijn voor Garibaldi en zijn roodhemden. Ze stomen zonder probleem door naar Napels en even daarna is de Italiaanse republiek geboren.
Het is intussen 1865 en tijd voor Simonini om naar Parijs af te reizen, waar de rest van het boek gesitueerd is. Daar krijgt hij zijn instructies van ene Lagrange van de geheime overheidsdienst, later van Hebuterne, om alweer de Joden zwart te maken en ook de nodige roddel over de satanisten, vrijmetselaars en paladisten te delibereren. Het schotschrift over de begraafplaats van Praag vent hij als eigen werk in allerlei versies (protocollen) uit, daarbij echte auteurs ervan zoals Sue en Joly buiten spel zettend. Ook in de republiek, na het Franse keizerrijk, zetten Simonini en Dalla Piccola hun beste beentje voor. In de jaren 70 keert overigens pater Bergamaschi weer terug op het toneel en krijgen we tevens van doen met mensen zoals meestercharlatan Leo Taxil, die vooral in geschrift tegen de vrijmetselaars ageert, in een serie van 240 deeltjes, en diens helpster Diana Vaughan. Belangrijk is ook journalist Edouard Drumont van de antisemitische loge, zijn boek La France Juive en het blad La Libre Parole. Tussendoor speelt de Dreyfus-affaire, waarbij ene Esterhazy de onschuld uithangt. Op het einde, in de jaren 1890, komen de Russen steeds meer in beeld en wil Simonini samen met vuurmaker Gaviani best een stuk van de in aanbouw zijnde metro opblazen.
Wie niet zo in allerlei gedoe uit de 19de eeuw geïnteresserd is, vindt in “De begraafplaats”, niet kerkhof, want dat hoort naast een kerk te liggen, ook allerlei smakelijke dranken en nog meer gerechten, uit Turijn en Palermo, bijv. “bicerin” op blz. 83, en vooral uit Parijs. Op blz. 307 bijv. kunnen jullie voor de “fricassée de poulet Marengo” en “les mayonaises devolaille” in de Grand Véfour” terecht. En terzijde: een “mouchard” is een verklikker (“pentito” in het Italiaans, zie boven), maar wat is een “gaffeur”? Dat is volgens de schrijver een stoethaspel, iemand die op het verkeerde moment de verkeerde vraag stelt.
Wat vind ik van het boek? Uit alles blijkt dat Umberto Eco zich voor “De begraafplaats van Praag” heel goed gedocumenteerd heeft, maar leest het boek ook lekker weg? Nou, nee, dat kan ik er niet van maken. Ik heb het af en toe best taai gevonden en moet dat nou, echt de ene dode na de andere, terwijl de hoofdpersoon er steeds mee wegkomt? De thrillergids van Vrij Nederland gaf het boek vijf sterren, maar voor mij is het bepaald geen thriller. Los daarvan vind ik het met een 6½ goed betaald. En Jan Willem, je mag je exemplaar vanaf nu aan iemand cadeau doen die er hopelijk meer in ziet dan ik.

maandag 18 november 2013

Weblogbrief 9.04, 18 november 2013

Weblogbrief 9.04, maandag 18 november 2013 ¡Cuidado! mis seres queridos, kijk uit, mijn dierbaren, we zijn nog lang niet aan het einde van de herfst, laat staan dat de winter al begint te vorderen. Het moet intussen bij jullie best een donkere bedoeling zijn, met die beperkte lichtperiode overdag. Zelfs hier, een behoorlijk stuk verder van de noordpool, valt het niet mee. ’s Ochtends is het nu om kwart over 7 licht, dan gaan de lantaarns uit, tot ’s avonds om kwart over 6, als ze weer aan mogen. De periode dat het licht is, is alles bij elkaar dus nog maar zo’n 11 van de 24 uur. Gelukkig is het wel nog zeer te pruimen weer hier. Over de verschillen met Nederland in bijv. regenval en temperatuur kan ik het waarschijnlijk beter niet met jullie hebben.

> Afgelopen dinsdag was ik om kwart voor 3 op de afdeling van Lluis, maar alweer trof ik niemand, echt niemand, op het werk aan. Lluis zit beneden, Jorge in een ander gebouw en Almudena zal afgelopen zomer bevallen zijn van haar tweede kind. Die heeft waarschijnlijk nog vrij en dan vraag ik jullie: wie moet er opletten dat de anderen een beetje bij de les blijven? Of word er haast niemand meer netjes uitbetaald (zoals bij Noe aan de hand is, die wel gewoon zijn baan nog heeft, mar de firma doet moeilijk met op tijd uitbetalen van zijn salaris). Maar goed, ik had geen afspraak, laat staan een vergadering, en dan doe je niet echt mee. Ik heb Cristina, op wiens kamer ik een werkplek heb en waarvandaan ik mijn brieven aan jullie verstuur, maar eens per e-mailtje gecontacteerd. En kreeg prompt antwoord: ze vroeg zich al af waar ik bleef. Vanmiddag drink ik een kopje koffie je met haar voordat ze om half 3 de kinderen gaat ophalen van school.
Los daarvan, tot welk aantal personen spreek je nog van een afspraak en wanneer wordt “het” een vergadering? Is dat niet een mooi onderwerp om op het werk in het koffiehoekje te bediscussiëren?

Ik heb nog een kleine correctie wat betreft mijn zaakjes rechts aan Las Canteras in de richting van La Puntilla. Voorbij het toeristenbureau, naast de kelders waar een aantal huisdokters een inloopspreekuur heeft en waar het Scandinavische El Ancla gesitueerd is, heeft sinds pas nog weer een nieuw koffiehuis annex terras het licht gezien. Het heet “Blancosahara”, aan elkaar geschreven, en ziet er, zoals de naam al aangeeft, zeer wit uit. Buiten doet het met de rest van de terrassen mee, alsof de zaak al sinds mensenheugenis bestaat.

Ik heb een zwak voor Twan Huis, een Limbo met een uitgebreide bos zwart haar boven op zijn hoofd. In navolging van bijv. Felix Meurders heeft hij zich opgewerkt tot een eersteklas presentator op de televisie. Nogal eens is hij ’s avonds op Nederland 2 van 10 tot 11 de ankerman van een informatief praatprogramma (NOS Laat?). De vrouw die het programma met hem afwisselt - ik heb haar naam niet paraat - kan ik niet echt uitstaan, het loeder, maar dat terzijde. Twan Huis houdt daarnaast, op de vrijdagavond, voor een zaal studenten, interviews met bekende mensen; het heet College Tour. Afgelopen zomer had hij diverse bekendheden te gast, o.a. Karin Slaughter en Robbie Williams. Karin komt deze brief aan bod in mijn boekenbijlage, zie beneden, maar Robbie kan niet langer wachten.
De man, uit Engeland, met zijn lijf vol tatoeages, is enigszins een ongeleid projectiel, vind hij zelf ook. Beslissingen worden vandaag de dag voor hem genomen en dat is naar zijn zeggen maar goed ook. Tegen Twan Huis verklaarde Robbie Williams wel dat hij intussen ietsje minder extreem is, sinds hij getrouwd is en mee mag helpen om een kindje op te voeden. Als het over zangkunst gaat, vind ik hem wel iets hebben van Frank Sinatra. Het komt allemaal best mooi uit zijn strottenhoofd (met een –n volgens de moderne spelling).
O.a. via Centre Ceramique heb ik alle negen studio-cd’s van Robbie Williams weten te bemachtigen op de eerste na. Hier zijn ze, chronologisch:
(1997) Life thru a lens (wie heeft hem voor me?)
(1998) I’ve been expecting you
(2000) Sing when you’re winning
(2001) Swing when you’re winning
(2002) Escapology
(2005) Intensive care
(2006) Rudebox
(2008) Really killed the video star
(2012) Take the crown
Laat ik Robbie Williams, met zijn “Angels” (heb ik van een verzamel-cd), “She’s the one” en andere wereldnummers, laat ik die deze week eens de maat nemen, althans zijn laatste cd, “Take the crown”. Hier zijn de nummers van die cd op een rijtje:
-Be a boy
-Gospel
-Candy
-Different
-Shit on the radio
-All that I want
-Hunting for you
-Into the silence
-Hey, wow, yeah, yeah
-Not like the others
-Losers
Het was even wennen, maar voor de zoveelste keer vind ik het na een paar keer draaien een alleszins acceptabele cd, waarvan ik wat blij blij ben dat ik ze afgelopen zomer heb kunnen bemachtigen. Iedereen heeft zo zijn eigen favoriete nummers; voor mij zijn dat op deze cd “Be a boy”, “Different”, “Hunting for you” en “Losers”. Aan het laatste nummer levert naast Robbie Williams ook ene Lissie haar bijdrage, met animo. Ik kijk nu al uit naar zijn volgende album.

Tussendoor vraag ik jullie vriendelijk, doch dringend, wat een “buzoneador” is? Ik begin vooraan met “buzón”; dat is een brievenbus. Heet een postbode misschien zo? Nee, dat is hier een een “cartero”, een brievenbrenger, van “carta”, brief. Brieven, ze verdwijnen ook hier helaas langzaam uit het straatbeeld. (Een briefkaart is een “postal”, een poststuk een “pieza postal” en postzegels zijn “sellos”.) Daar komt-ie: een “buzoneador” brengt net als een “cartero” post rond, in een geel hesje met zijn beroep erop, maar hij is niet van de officiële “correos”, meer van het ongevraagde drukwerk. De bejaarde buitenlander die in Maastricht de Maaspost in de bus stopt en mijn buurjongen van de foute folders die dat tegen betaling doen, waar het maar kan, behalve als er een bepaalde sticker bij de brievenbus geplakt is, zouden jullie dus met het woord “buzoneador” kunnen aanduiden.

Gaan we naar mijn tweede cd van het tweetal dat ik deze keer voor jullie in petto heb. Of het zo moet zijn, betreft het ook een tweetal, Hollanders deze keer, Acda & de Munnik. Eerder had ik heel wat muziek van het duo op schijf staan, allemaal eventjes van de bibliotheek geleend, maar die muziek is vorig jaar verloren gegaan, weggespoeld, toen mijn harde schijven er de brui aan gaven. Vlak voordat ik enkele weken terug weer naar Las Palmas vertrok, heb ik echter nog snel één cd, verzamel-cd “Hier zijn A & deM” uit 2001, van het duo gekopieerd. En die mag ik hier met het grootste genoegen aan jullie presenteren.
Don & Phil of de Kalin Twins is het niet, het duo Acda & de Munnik, maar ik ben gecharmeerd van hun liedjes, Die hebben voor mij iets van tussenstukjes in een cabaretprogramma, prima teksten! Klinkklare uitschieters ontdek ik zo vlug niet, maar over het geheel genomen komen A en deM bij mij goed weg. Ter informatie geef ik hier ook maar weer het hele rijtje:
-De Beatles en de buren
-Verkeerd verbonden
-Foto’s van vandaag
-Als je me morgen ziet
-De kapitein (deel twee)
-Zo’n lief als ik had
-Morgen is ze weg
-Andere maan
-Uit het hoofd
-Misschien wel niets
-Ergens zingt een zanger
-Kees
-Een Spaanse moslim groet zijn god
Natuurlijk kennen jullie “Kees”, als je het hoort spelen. (En “Laat me slapen”, dat niet op deze cd staat, mag er ook best zijn.) Aardige muziek en misschien moet ik eens wat meer naar Nederlands cabaret luisteren op mijn computer.

Op de terugweg van mijn vorig bezoek aan het oude faculteitsgebouw kon ik het niet laten om de vier grote flats bij het Vegueta kerkhof weer eens te bewonderen. Ze zijn over de onderste etages met elkaar verbonden en, zoals ik vorige winter al meldde, van boven zijn ze niet allemaal van dezelfde hoogte. Voor zo ver ik het kan zien, is er nog niemand in gehuisvest, maar wel staat er al met grote letters op de zijgevel: EDIFICIO JUDICIAL, gerechtsgebouw. Krijgt het gebouw nog meer functies dan alleen het paleis te zijn van de rechterlijke macht? Als ik er langs bus, zie ik opzij de nodige brandweerlieden, “bomberos”, staan, in vol ornaat, die druk met elkaar aan het “klasjenere”, kletsen zijn. Het zal niet lang meer duren voordat het hele complex in gebruik zal worden genomen. Als er interessante nieuwe ontwikkelingen zijn, zal ik jullie verder graag informeren.

Mag ik eens in herhaling vervallen? Ik ben de eerste om toe te geven dat ik misschien ietsje te weinig aan de telefoon zit - ik ben meer een man van e-mailen - maar om mij heen maken sommige gasten er echt een potje van. Jullie kennen ze wel, die mensen die in de trein tegenover je zitten en aan iemand op afstand omstandig gaan zitten te vertellen hoeveel bomen of koeien er voorbij komen dan wel aan het thuisfront willen meedelen wat voor pastasaus ze graag een uur later bij hun pasta willen hebben. In supermarkten heb je tegenwoordig ook van die onverlaten, die niet vooraf eventueel een boodschappenlijstje maken, maar met de telefoon in de aanslag met hun dierbare(n) overleggen wat voor “kemissies” er gehaald gaan worden. “Sjemelik!”
Dinsdag in bus 12 hier kreeg ik een paar ongevraagde gesprekken mee, waarbij ik graag had willen ingrijpen, maar dat doe je om duistere reden niet. Naast me op de stoel nam een tienermeisje plaats, die kennelijk kon bellen zonder een telefoon aan haar oor te hoeven houden. Ze praatte gewoon voor zich uit, een beetje luid en ik mocht aldus meegenieten van een oeverloze conversatie met een vriendinnetje over haar favoriete en minder favoriete jongens. Bonter nog maakte een overduidelijke homo het, die halverwege in Vegueta instapte en prompt met zijn mobieltje zijn vriendjes een voor een aan de lijn probeerde te krijgen. Een paar keer kreeg hij geen gehoor (nummerherkenning?), maar toen had hij er toch een te pakken, die hij vervolgens niet meer liet gaan. Op het laatst wilde hij later op de dag zelfs met die het café in (de “dark room”?). Welke zaak had hij op het oog? Zei de vlinder met een castraatstem: “sorprendeme”?. Bijna had ik hem toen het apparaatje uit zijn hand getrokken en uit de bus gegooid. “Sorprendeme”, m’n hoela! Als je iemand wilt opbellen, daar is op zich weinig op tegen, zeker als je iets te melden hebt, maar doe dat dan een beetje in beslotenheid. En mocht je in het openbaar gebeld worden, hou het een beetje kort.

Dinsdagavond kwam ik Noe en Lorena tegen in de calle Ferreras bij de boulevard. Ik vertellen dat ik de dag erop zeven Hollanders moest gaan voeden. Begon Lorena me tot in detail uit te leggen, welke kaas ik in huis moest halen: Mediaflor semicurado (belegen kaas) en queso de Guia, uiteraard curado (oude kaas). Ik heb ze toen maar niet verteld hoe gehecht vooral Ton is aan zijn jonge kaas van Nederlandse bodem. “Wat de boer niet kent, dat eet hij niet”, is geloof ik een van zijn motto’s.
Dezelfde Lorena was mij trouwens behulpzaam bij het bellen van mijn werkster van vorige winter, Etel. Het nummer dat ik in mijn mobieltje had staan, bleek verkeerd te zijn (“my mistake”), maar via een belletje naar Etel’s dochter Cecilia, die bij Noe poetst, hadden we het juiste nummer snel te pakken. Vervolgens werd Etel gebeld en gelukkig kwam die afgelopen vrijdagmorgen om 9 uur aanzetten om mij wederom iedere twee weken hier uit de brand te helpen.

Ander onderwerp: dat mijn stukje straat nu autovrij is, heeft wel wat. Zo horen straten te zijn, niet in de ban van het autoverkeer, maar plekken waar mensen ongehinderd kunnen lopen. Op de Luis Morote constateer ik niettemin naast alle voordelen één nadeel: “ze” hebben ook alle grote bakken weggehaald waar “we” ons afval in plegen te deponeren. Ik heb het dan over bakken in verschillende kleuren, voor grof vuil, glas (ongesplitst), blik en plastic, papier. Daarvoor dien ik me nu verderop in de straat te begeven of – beperkt – in aanpalende straten. Jongens en meisjes, ik doe dat graag!

Ik ben de middelste van drie broers; met beide anderen heb ik een heel redelijk contact. De oudste is Harry, hij woont met Greetje in een dubbele flat in Oegstgeest. Vanuit hun grote werkkamer bestiert hij een “site” die ik jullie nog steeds van harte kan aanbevelen: www.harryknipschild.nl. De belangrijkste onderwerpen op zijn “site” zijn reizen, de missie en vooral popmuziek. De afgelopen week bracht hij me per computer naar Woodstock 1969, het plaatsje op een uur rijden van New York, waar toen in de zomer een driedaagse pophappening plaatsvond met een heel stel eersteklas artiesten en een “grote stad” aan bezoekers. Wie het volledige muziekprogramma van toen nog eens wil nalezen, kan in zijn artikel terecht en zijn artikel geeft ook een verwijzing naar een aantal You Tube clips. (Ik heb o.a. weer eens kunnen genieten van een lange versie van Tim Hardin’s “If I were a carpenter”.) Harry was destijds betrokken bij de Nederlandse uitgave van de platen, 2½ uur live muziek van het festival (van de 70 beschikbare uren). Het popfestival van Woodstock is mede zo bekend geworden, begrijp ik uit zijn artikel, omdat er destijds een film gemaakt is, die later, in Nederland bijna een jaar later, hoge ogen gooide.
Harry en Greetje waren in de tweede helft van oktober, een maandje terug dus, in het noordoosten van de VS en namen een uitgebreid kijkje op het voormalige Woodstock-terrein. Zo krijg je nog eens extra informatie vele decennia na datum. En met het fototoestel van Greetje op scherp ook nog prachtige plaatjes.

Terzijde snijdt Harry in zijn Woodstock-artikel een onderwerp aan dat me sinds kort bezighoudt. Voor het houden van het muziekfestival in Woodstock in 1969 werd toestemming verleend zonder dat de overheid ook maar een idee had hoeveel mensen er zouden komen opdagen. Het geschatte aantal werd steeds groter en aan het begin van het evenement werd – schrikbarend – uitgegaan van maar liefst 150.000 mensen. Het bleken er later twee tot drie keer zoveel te zijn. De locale bevolking moest er echt even aan wennen, aan al die hippies, maar kon bij nadere beschouwing de grote toestroom van bezoekers op de weilanden daar wel waarderen. Gelukkig zijn er toen geen grote ongelukken gebeurd,
Afgelopen zomer las ik het nieuwste boek van Dan Brown, Dante’s “Inferno”. Het speelt grotendeels in Florence en heeft als onderwerp op de achtergrond de toename van de wereldbevolking. Als het aantal mensen op aarde in enkele tientallen jaren verdubbelt, is dat voorlopig niet zo erg, lijkt het, zolang er maar ruimte zat is voor eten, drinken en dergelijke. Echter, het gaat vandaag de dag steeds sneller. de stap van 1 naar 2, vandaar naar 4 en onlangs naar 8 is intussen gezet. Als de wereldbevolking in hetzelfde tempo blijft doorgroeien naar 16, 32 en 64, gaat het over niet al te lange tijd faliekant mis. En, zo vraag ik jullie: wat doen we eraan?

Genoeg over Harry voor het moment. Laat ik ook weer eens iets over Ton, mijn jongere broer, memoreren. Wat tijdstip van warm eten betreft, is hij een man van de (Hollandse) klok: om half 6 ’s avonds hoort dat in zijn Siza-toren op tafel te staan en geen minuut later. Hij is niet te beroerd om daar zelf de hand aan te houden, zelf de potten en pannen te hanteren.
Deze hele maand zit hij met Marion op Gran Canaria, in een vakantiehuisje in Playa del Inglés in het zuiden. De afgelopen week waren de kinderen bij hen op bezoek, Rik en Marc, mijn hooggeëerde neefjes, zeg maar neven, want ze lopen aardig naar de 30. Marc had Floor bij zich, maar Rik’s halve eega Paulien was niet present; die zat met drie vriendinnen op Curaçao. Rik’s vrienden Hidde en Noor waren er wel weer.
Afgelopen woensdag moest en zou het complete gezelschap van zeven mensen naar Las Palmas komen om mij te vervelen. Dat werd met al die jongvolwassenen dus royaal proviand inslaan om de hongerige monden te voeden en de dorst te laven. Door omstandigheden - Noor moest naar de tandarts vanwege een opspelende verstandskies – kwamen ze niet om 12 uur, zoals afgesproken, maar ruim twee uur later, maar toen mochten ze bij mij thuis ook “aanvallen”. Daarna, om 3 uur ongeveer, ging de jeugd eerst “shoppen”; Ton, Marion en ik deden enkele voorzichtige stappen op “El Paseo De Las Canteras”, voordat we eerst op het terras links bij “Oleiros” en daarna rechts bij “La Oliva” plaatsnamen.
Om even over 5 werd Ton onrustig; hij had wel graag zijn warme eten een beetje op tijd. Mijn verhaal, ondersteund door Marion, dat hij twee en een half uur daarvoor nog overdadig aan het stokbrood had gezeten, had ongelukkigerwijs maar een beperkte invloed op zijn gemoed. Dat hij, na zijn ontbijt, te laat geluncht had, kon natuurlijk weinig invloed hebben op het juiste tijdstip van zijn avondeten, vond hij. Mensen hebben zo hun gewoontes waar ze moeilijk van af te brengen zijn. Trudie heeft dat ook een beetje met avondeten, niet te laat graag, maar die kan ik enigszins vermurwen door haar om een uur of 4, 5 een kleinigheid te laten eten.
Uiteindelijk zaten we, door Ton aangespoord en met alle jeugd erbij, om precies 10 over 6 bij de Chinees aan de boulevard. Ik was mijn lunch nog aan het nakauwen. Ton wist ter plekke oprecht niet hoe snel hij zich naar het buffet kon spoeden om zich een bord eten op te scheppen en daarna nog een tweede, dat weer wel. En vervolgens, terwijl wij pas halverwege waren, begon het lange wachten voor hem, tot wij allemaal uitgegeten en uitgedronken waren. Tussendoor mocht hij wel nog even een sigaretje roken, maar vervolgens was het voor hem echt uitzingen en daarna in gestrekte draf naar de bus terug naar Playa. Van Marc en Floor hoorde ik vrijdag, toen ze nog even langs kwamen, dat die bus een minuut te vroeg, net vertrokken was.
A.s. zaterdag mag ik Ton en Marion in Playa del Inglés met een bezoek vereren. Dan, geef ik alvast grif toe, is hij de baas en weet ik nu al hoe laat we ’s middags in de Dragon Club en ’s avonds, ik hoop bij Broodje Amsterdam, aan tafel gaan.

Jullie weten uit mijn vorige brief wat een “bulli” is. Dat is het Duitse woord voor een Volkswagenbusje. Donderdag zat ik om op mijn balkonnetje en zag in de dwarsstraat bij Topaz een busje voorbijkomen met daarop de tekst: “alquiler una furgoneta”. In goed Nederlands is dat: “busje te huur”. Zo hoor je het eens van een ander.

Op vrijdagmorgen om even voor 9 is Etel er. Ze is al snel druk doende met “pótse”, terwijl ik aan mijn computer ga zitten om jullie later, nu dus, te plezieren. Thuis bij haar is het tegenwoordig behelpen, omdat haar man (loodgieter) en zoon niet of nauwelijks werk hebben. Etel is blij dat ze weer bij mij aan de slag kan, en niet alleen vanwege de “centen”, maar ook omdat ze mij kennelijk best aardig vindt. Dat is dan wederzijds.
Ik mag in de vroege morgen wel nog een aantal schoonmaakspullen bij de Spar voor haar halen: nieuwe “bayetas” (keukendoekjes), een “fregona”, (mop, stokdweil), “fregasuelos” (dweilwater). Ik doe daar “voor de show” ook nog een paar nieuwe roze schoonmaakhandschoenen bij, “guantes de menaje, resistentes, latex-puro, anatómicos, antideslizantes”. En, eindelijk, eindelijk, in de keukenkast vind ik mijn oude, houten “pinzas de ropa”, wasknijpers. Ik had vorige week al weer nieuwe gekocht, twee dozen, en vroeg me af of ik Liesette, die hier in oktober gelogeerd heeft, nog erover zou mailen. Nu heb ik dus vier dozen in huis, genoeg wasknijpers voor de was van een volledig gezin met opa in huis.

Zoals ik dat vroeger wel met Jorge deed, vroeg ik Noe vrijdagavond naar restaurantjes waar ik nodig eens, eventueel met hem, heen moest gaan voor een maaltijd. Aan de boulevard kwam hij op twee zaken die hem zeer bevielen: het Canarische “Toma pan y moja” (neem wat brood en doop het in de saus) bij playa Chica en ietsje verderop bar Janny, waar een Koreaanse de scepter zwaait. Van de Chinese/Indonesische zaken was en is hij geen fan; hij ging daar vroeger wel eens eten, toen hij nog zeer onvermogend was. Wel kon hij mij een Vietnamees zaakje aanraden aan het begin van de Joaquín Costa, “Il Song Jeong”, op de vertaling van die naam moeten jullie nog eventjes wachten. En natuurlijk kwam hij ook op “Clandestino” bij de Ripoche, maar die Hollandse zaak ken ik al. “Clandestino” is Spaans voor heimelijk; “trabajo clandestino” is zwartwerken.
In de Ripoche wees hij mij en passant nog op een andere nering: DE zaak voor fotografie in Las Palmas, waar ik al onnoemelijke keren langs was gelopen zonder dat te weten: Duke. Dat spreek je hier niet uit zoals café The Duke in de Maastrichtse Koestraat (dat klinkt niet, het is “Koojstraot”), maar als DOEKE. Hier is dus de plek, bij mij om de hoek NB, waar toutes Las Palmas (meervoud) voor hun fototoestel, lenzen en aanverwante artikelen plegen heen te koersen.

En wie zie ik vrijdagochtend tussendoor de winkel Negonza openen? Mijn mannetje van al acht jaar overbuurman zijn. Hij is ietsje voller in zijn gezicht geworden, ook in zijn lichaam, maar zijn mobieltje heeft hij nog steeds in de aanslag. Nu nog de honden en zijn plantenhobby en ik ben weer helmaal bij de les.

Keer ik terug bij Noe en Lorena. Ik had vrijdagavond met ze afgesproken bij Tasquita Combullonera en daar ter plekke kreeg ik zowaar een paar Canarische uitdrukkingen te horen. Ze moesten ze wel voor me vertalen, maar nu geef ik ze belangeloos aan jullie door.
Wat betekent “Conosco las cabras que guardo”? Letterlijk is het: ik ken de geiten die ik bewaak. Eronder zit de uitdrukking: ik ken mijn pappenheimers. En hier is nog een andere: “Ya el conejo me arriscó la perra”. Dat is zo iets als: het konijn bracht me de vrouwelijke hond in gevaar. De bijbetekenis is: het was een probleem waaraan ik niets kon doen. Dat “perra” brengt me trouwens bij een prachtige reclame van biermerk Tropical hier. Het embleem op het flesje is gesierd met een groene hond. En wat is dan een “perro azul”, een blauwe hond? Dat is een flesje Tropical dat gelukkig zo koud is dat de hond erop blauw uitslaat.

Vrijdagavond, zelfs iets eerder al in de week, was ik definitief overgehaald door Noe en Lorena om mij (ook) een Spaanse telefoon aan te schaffen. Dat belt en SMSt vanuit hier veel goedkoper dan eentje die van Nederland naar Spanje en weer terug moet om mensen te bereiken. De locale belletjes zijn op een Spaans toestel haast voor niks. En, ook voordelig, voor mij althans: als iemand van jullie, Hollenders, mij op mijn Spaanse nummer belt of SMSt, kost mij dat geen geld.
Ik naar mijn benedenbuurman uit India. In een mum van tijd kwam hij aanzetten met een Samsung telefoontje (simpel, een GT-E1190) met een Spaanse SIM-kaart, helaas van Vodafone. En vanaf nu mogen jullie me bij voorkeur op mijn Spaanse nummer contacteren. Ik zal vandaag nog een mailtje aan iedereen sturen met het precieze nummer.>BR>
Terwijl Trudie in Amsterdam bij Piet & Tonnie - neem ik aan - doende was met haar eerste alcoholische consumptie, even later een eetclub-maaltijd, in aanwezigheid van Ellen & Jacques en Toussaint & Tonnie 2, zat ik wat telefoonnummers in te voeren in mijn rode aanwinst. Daarna was het voor mij tijd voor een rondje boulevard. Het aantal joggers was deze keer uiterst beperkt en hoe kwam dat? Even verderop, bij het streekbusstation achter Santa Catalina, was “men” druk in de weer met de start van de “NIGHTRUN”. Waarom ook hier tegenwoordig van alles in het Engels moet, heeft niet mijn zegen. Bovendien moet het “evening run” zijn, als je ratrace om half 9 van start gaat. (In Spanje bestaat het woord “avond” niet echt; “la tarde” gaat, als de zon eenmaal onder is, over in “la noche”, de nacht.).
Om even voor half 9 stonden bij het plein meer dan 3.000 mannen en vrouwen gereed om er wat van te maken, de mannen met bijna allemaal een gifgeel hesje aan en de vrouwen een paars, een en ander keurig verstrekt door de organisatie. Het ging om een soort van halve marathon, met “avituallamientos”, ravitaillering op 5, 10 en 16 kilometer en achter de finish. Daar, achter de finish, moest je ook de verstrekte chip weer inleveren. “La devolución del chip es obligatoria. Tu compromiso se premiará con un obsequio.”
Zal ik er maar een Spaans lesje van maken? “Obligatorio por motivos de seguridad: Vestir la camiseta oficial o ropa y elementos reflectantes. Y también:
-Llevar el chip
-Devolver el chip al finalizar
-Llevar el dorsal
-Venir con tiempo
-Llevar la pulsera
Een “dorsal” is een rugnummer en “pulsera” staat voor polsbandje. En wie was de hoofdsponsor van het evenement, ook prominent zichtbaar op de rugnummers van de deelnemers? De Spar, mijn Spar. Dus verleng ik daarmee mijn Spaans lesje daarmee tot een acceptabele proportie door nog iets over te schrijven uit het nieuwste reclameblaadje van de winkelketen. Daarin staan steeds onderaan de bladzijden allerlei kreten waarmee de zaak me bij de les wil houden. Hier zijn ze:
-Bienvenido al lugar donde lo encontrarás todo
-En Spar nos renovamos por y para ti
-Nos adaptamos de forma real a tus necesidades
-Para que Ahorres en todo menos en Felicidad
-Saber escoger es saber Ahorrar
-Gracias por tu confianza y damos tu opinión para mejorar
-Estar siempre cerca de ti, nos permite ofrecerte “Todo lo que necesitas”
Dat lijkt me wel genoeg! Waar blijft de tijd? Ik ben nog van “Kopen bij de Spar is sparen bij de koop” en de jaren dat de Spar in Nederland nagenoeg uit het straatbeeld verdween. Hier is het nog steeds een hit.

Mag ik dan nu naar mijn uitlui? Jullie hebben misschien gedacht: eindelijk, na drie foute brieven, krijgen we weer eens een alinea-indeling in brief 9.04 voorgeschoteld. Houdt die rare Palmees op om zijn zinnen klakkeloos achter elkaar te zetten zonder op tijd op met een nieuwe regel te beginnen, laat staan af en toe een regel over te slaan.
Het euvel komt helaas niet door mij, maar heeft van doen met een onvolkomenheid van Windows. Mijn oude Windows 2003 versie op mijn computertje hier is niet langer 100% compatibel met de nieuwere Windows op de computer op de faculteit van waaruit ik mijn blog verstuur. Trudie deed mij afgelopen weekend een noodoplossing aan de hand: iedere keer, voordat ik een “enter” toets typ op mijn Windows 2003 brief om naar een volgende regel te gaan, dien ik eerst BR in te typen, tussen kleiner en groter dan tekens. Wat erachter zit en in hoeverre het een oplossing is, ik weet het niet, maar het lijkt erop dat het werkt (zeg ik na verzenden van de brief). Ik hoef jullie niet te vragen of jullie gisteren nog naar de sint en zijn pietjes bent gaan kijken, want dat spreekt vanzelf, toch? Als het klopt, heeft Trudie ze zelfs in Amsterdam “levend en wel” mogen aanschouwen, met Lux & Dalí aan een denkbeeldig handje, en natuurlijk in aanwezigheid van Eva & Jan Willem. Ik mis hier in Las Palmas niet veel, maar helaas, sinterklaas hebben we hier de komende weken niet te vieren. Hier is het een maand wachten, tot de drie alternatieve sinterklazen, los Reyes Magos, per stoomboot aankomen (helemaal uit Holland?).
Voor nu, want het duurt nog even voordat het “Makkers staakt uw wild geraas” weer richting de schoorsteen of centrale verwarming mag klinken, zet alvast maar eens je schoen, dat moet zo maar kunnen. En verkruimel eens een speculaasje (of twee of drie), vooruit, neem ook al maar je eerste stukje boterletter met amandelspijs, gekocht bij je favoriete middenstander of de Hema. “Wie zoet is, krijgt lekkers (wie stout is de roe)”. Het ga jullie redelijk, wat zeg ik, goed, en tot ziens maar weer, hasta luego. Met de gloeiende “compleminte” van mij, PaulK, uit een eiland in de buurt van Mali, dat is nog eens een end van Nederland vandaan.

BOEKENBIJLAGE

De bespreking van mijn eerste boek begin ik met een zinnetje uit het boek dat naar film kijken verwijst. In veel landen, zoals Spanje en de VS, worden films meestal nagesynchroniseerd, als ze in een andere dan de eigen taal zijn. Ik heb daar welbeschouwd een beetje een hekel aan. Een Japanse film zoals Rashomon, om eens een zijstraat te noemen, wil ik graag in het Japans zien met Nederlandse ondertiteling en niet met de stemmen van Ko van Dijk en Willeke Alberti. En in Duitsland zegt een filmcowboy wat mij betreft niet “Hãnde hog”, maar “hands up”. Wat wij doen in Nederland, de oorspronkelijke taal ongemoeid laten en de Nederlandse vertaling eronder geschreven, is eerder uitzondering dan regel.
Als haar personages hetzelfde zijn als Karin Slaughter zelf, zouden die een Franse film liever niet in het Frans zien, met Engels onderschrift, maar wordt bij de Franse bakker geen “pain” besteld, maar “bread”. Wat zal ik dus vinden van een dame die tegen haar “date” over een ondertitelde Franse film zegt: “Ik wil geen film met ondertiteling. Als ik wil lezen, neem ik wel een boek.” Mijn idee is het niet.

“Een lichte, koude huivering”, gepubliceerd in 2003, is een van Karin Slaughter’s eerste boeken. Het verhaal speelt, zoals een boel van haar boeken, in het denkbeeldige Grant county in de staat Georgia, op redelijke afstand van Atlanta. Sara Linton, kinderarts en obducent daar, wordt bij een lijk geroepen, van student Andy Rosen van de TH. Sara’s ex-man Jeffrey Tolliver, een rauwdouw, wordt met het onderzoek belast, zeker als Sara Linton’s zus Tessa ter plekke door een onbekende in haar zwangere buik wordt gestoken, met de dood van het kindje tot gevolg, en Andy’s dood een moord blijkt te zijn. Andere politiemensen, onder Jeffrey, zijn o.a. Frank.Wallace en Brat Stephens. En dan zijn er de mensen van de beveiliging van de TH, Chuck Gaines, Lena Adams en Ron Fletcher, van wie Lena het jaar ervoor nog bij de politie zat, totdat haar zus Sibyl, samenwonend met Nan Thomas, vermoord werd en zij verkracht en gewond.
Jullie willen nog meer namen? Dan noem ik hier de ouders van Andy, psychotherapeute Jill Rosen, getrouwd en bont en blauw geslagen door onderzoeker Brian Keller. Laten we bovendien Brian’s rechterhand op de TH, Richard Carter, niet vergeten, de studenten Ellen en Scooter, die ook vermoord worden en spierbundel Ethan van de sportschool. Theorieën over wat zich achter de schermen allemaal afspeelt, zijn er genoeg. Zouden er racistische motieven in het spel zijn? Ja, toch?
Misschien moeten nu bekende schrijvers er soms nog inkomen en zijn hun eerste boeken nog wat minder. In ieder geval vind ik “Een lichte koude huivering” bepaald niet Karin Slaughter’s beste boek. Het leest wel aardig, ook op mijn e-reader, maar echt vlotten is anders en de plot is m.i. niet helemaal je dat. Ik geef voor het boek niet meer dan een 6½. En maak er vervolgens een 7- van, omdat Karin Slaughter zich van de zomer zo open en eerlijk gedroeg tijdens de “College Tour” van Twan Huis. Helaas, het kunnen niet allemaal superboeken zijn; de andere nog ontbrekende ga ik wel nog eens lezen.
Ik heb nog een nastoot bij het boek. Wisten jullie dat het Italiaanse woord graffiti meervoud is? Het is dus, bijv.: “Er staan originele graffiti op mijn muur gekalkt” en “Dat is wel een heel foute graffito.” Let er eens op, als je het woord graffiti binnenkort weer eens gebruiken gaat.

Op IJsland worden mensen bij voorkeur met hun voornaam aangeduid. De schrijver van mijn tweede boek is dus Arnaldur. Zijn eventuele achternaam is de zoon van Indrida, Indridason. De zussen van Arnaldur, als hij die heeft, heten allemaal Indridadóttur, dochter van Indrida. Die Arnaldur is een van mijn favoriete thrillerschrijvers. Afgelopen week las ik zijn “Furdustrandir”, Verdwijnpunt” heet het in de Nederlandse vertaling. Als ik het wel heb, is het van 2003, in vertaling van 2012. Het speelt in het oosten van IJsland, ver weg van de hoofdstad Reykjavík.
Inspecteur Erlendur (Sveinsson) gaat daar af en toe heen, omdat hij er vandaan komt en ook, omdart hij er als kind zijn broertje Bergur heeft verloren in een sneeuwstorm. In dit verhaal krijg ik een inkijkje in hoe de verdwijning van Bergur gegaan moet zijn. Zelfs blijkt nu diens speelautootje te zijn teruggevonden en zijn er destijds twee botten van hem ontdekt (een stukje kaakbeen en jukbeen).
Het boek gaat echter vooral over een andere verdwijning in dezelfde contreien. Ene Matthildur is in 1942 (zestig jaar terug) spoorloos verdwenen tijdens een storm, op weg naar haar moeder in Reydarfjördir. Getrouwd als ze was met visser en grafdelver Jakob, zou ze een relatie hebben gehad met een andere man, visser Ezra die ook een koelhuis beheerde. Vlak voor haar ongeluk zou Matthildur vernomen hebben dat Jakob eerder haar zus Ingunn zwanger had gemaakt. Die is toen naar Reykjavík vertrokken en Matthildur’s affaire is toen begonnen. Jakob leed zeven jaar later schipbreuk bij ook weer een storm, maar zijn begrafenis toen zou bepaald niet vlekkeloos gegaan zijn.
Erlendur heeft nu al zijn koppigheid nodig om de stokoude waarheid uit de overgebleven hoogbejaarde mensen dan wel hun kinderen te trekken. Hij moet zelfs drie graven omspitten en drie lijken bekijken voordat hij in hoofdstuk 60, op blz. 284, weer naar Reykjavík terug mag keren.
“Verdwijnpunt” ving ik alweer een pracht van een boek, de zoveelste op rij van Arnaldur. Misschien is hij wel de beste thrillerschrijver van de laatste decennia. Het verhaal gaat ergens over, is net vlot genoeg geschreven en ik krijg antwoorden voorgeschoteld zoals ik ze graag zie. Mijn beoordeling is navenant; ik beloon hem er met een 8½ voor, goed tot heel goed. Van Arnaldur wil ik echt geen boek missen, geen een.

dinsdag 12 november 2013

Weblogbrief 9.03, 12 november 2013

Weblogbrief 9.03, 12 november 2013 “¡Hola!, seguidores”, hallo, volgers, of mag ik trawanten zeggen, “compinchos”? “Pablo y sus compinchos”, daarvoor doe ik het. Hier is mijn blog 9.03 en ik beloof jullie alvast op zijn Pim Fortuin’s “dat ik er zin an heb”. Voordat ik verder mijn brief ga ontvouwen, kom ik nog even terug op het ontbreken van de man van Negonza, zoals ik al aan jullie meldde in mijn vorige brief. Wat is er van de honden geworden, zullen jullie mij intussen vragen. Zowel zijn eigen zwarte geval als de poolhond van oorspronkelijk zijn vader zie ik ook niet meer, niet voor de deur zitten om het voorbij stappende volk in de smiezen te houden en ook niet gereed om Negonzo op een wandelinkje te trakteren. Laat ik maar vlug overstappen op mijn muziek. Alweer vele jaren geleden vond ik hier een juweeltje van een CD uit 1993 van Janet Jackson, eenvoudig “Janet” geheten. Daarin werden gedichtjes en liedjes min of meer afgewisseld. Het album begon met “Morning” en dat gedichtje ging moeiteloos over in “That’s the way love goes”, een wereldhit. Rowen Hèze is een Nederlandse groep die ik wel kan waarderen. Ik heb intussen, met dank aan o.a. Arno, alle cd’s van ze op mijn Verbatim harde schijf staan, die ik afgelopen weekend eindelijk aan de praat heb gekregen. Ik zal jullie de details van mijn hersteloperatie besparen, maar soms moet je gewoon nog even een knopje extra omzetten, voordat zo’n schijf mee wil werken. Van Rowen Hèze vind ik bovenal Tren van Eckevort met zijn bandoleon en piano heel goed en natuurlijk mag de gitaar van Jack Poels er zijn, hoewel ik hem vooral waardeer vanwege zijn teksten. Zijn zang is enigszins ondermaats, althans naar mijn onbescheiden mening. Het tweetal van de vijf van Rowen Hèze is behalve op alle eigen platen prominent aanwezig op een pracht van een DVD. “Langs de weg”, van een live optreden uit 2009 in Herberg De Troost. Daarop steelt een combi van allerlei muzikanten uit Noord-Limburg, onder wie hen tweeën, de show steelt. Van de nummers van Jak Poels op de DVD is een CD gemaakt; “Langs de weg” is een solo-album dat ik jullie kan aanbevelen. En van eentje komt tweetje en dus verscheen er vorig jaar een nieuwe CD, “Rijstwafels met pindakaas”; of daar ook een DVD bij hoort, is me onbekend. Welbeschouwd is het de tweede soloplaat van Jack Poels en niks anders, hoewel alweer met een prima achtergrondorkestje. Op deze plaat wisselt hij net als Janet Jackson twintig jaar eerder korte mijmeringen af met mooie balladen. Het gaat vooral over een eerste kerstdag op de Oude Gracht in Utrecht, waar hij en zijn vriendin (“we”) kennelijk gewoond heeft. Nou ben ik iemand die best geïnteresseerd is in poëzie, maar steeds opnieuw naar dezelfde zinnetjes zonder muziek luisteren is me wat veel. Ik noteer hier wel dat bijv. Flaco Jimenez, The Pogues en Bruce Springsteen in het gesproken deel een eervolle vermelding krijgen. Hier laat ik de twaalf liedjes op “Rijstwafels met pindakaas” bij herhaling voorbijkomen. Op een rijtje gaat het om achtereenvolgens: -Eerste kerstdag -Slaapkamer -Broodje knak -Kort gazon -Wereldhit -Spoor een -Eveline -Kip met chocoladesaus -Rijstwafels met pindakaas -Buiten is het koud -Troost -Witte rook Het album kan er, vind ik, zeer mee door. Jullie willen uitschieters naar boven? Dan noem ik “Slaapkamer”, “Spoor een” en “Eveline”. Een nummer, “Buiten is het koud”, doet Jack Poels heel mooi samen met een Limburgs meisje, van wie ik best nog wat meer gezang wil horen. Het heeft de sjeu van “Nothing compares 2U” van Prince met Rosie Gaines. Arno, doe eens iets voor me, hoe heet de zangeres ook al weer? Echter, ik zit met mijn goeie goed in Spanje, niet in America met een C. Dus kan ik niet anders dan nu ook nog met een recente CD van hier aan te komen zetten, van twee senioren uit de “peninsula”, Joaquin Sabina en Joan Manuel Serrat. Beiden zijn het beroemdheden hier en wie kent niet hun gezamenlijke “Dos pajaros de un tiro” (twee “vliegen” in een klap) uit 2009 en “La orquestra del Titanic” uit 2012. Vorig jaar gaven ze bovendien samen een concert, in Buenos Aires, waarvan ik jullie –alweer - de DVD graag onder de aandacht breng. De bijbehorende cd van het concert heet “Serrat y Sabina en el Luna Park” en is eveneens de moeite waard. Laat ik hier eens voor de variatie de vijf nummers opsommen die op “La orquestra de Titanic” staan en ook op “Serrat y Sabina en el Luna Park”. Hier zijn ze, gerangschikt zoals op de laatste plaat: -Acuérdate de mi -La orquestra de Titanic -Cuenta conmigo -Martinez -Hoy por ti, mañana por mi Wat een jolijt, wat een mooie muziek! En dan vergeet ik nog “Eclipse de mar” met het terugkerende zinnetje “El diablo hablaba de ti”, dat bij mij echte Sabina-gevoelens oproept. Het duo blijft zijn faam bevestigen en dat terwijl Serrat een paar jaar terug op doodgaan stond en ook Sabina in ieder geval geestelijk toch langzaam aan het eind van zijn Latijn moet zijn. Ik heb geen idee of hun cd’s eenvoudig te krijgen zijn in Nederland, maar zo niet, kom dan vooral eens bij mij langs om ervan te genieten. Zoals met jullie afgesproken begaf ik mij afgelopen vrijdag, na het versturen van mijn vorige brief, naar de plaza Saulo Torón hier voor mijn muziekshow van de “Banda Municipal De Música De Las Palmas De Gran Canaria”. Onlangs nog is de “hermenie” nog begiftigd met de gouden medaille van de stad en over een dag of wat viert ze haar 125ste verjaardag met een uitvoering in Teatro Pérez Galdós. Wat hadden de 31 leden van het orkest, met als dirigent Alfonso Maribona, vrijdagavond voor mij en zo’n 100 andere toehoorders in petto? Het optreden duurde twee keer 25 minuten, tijd voor twee keer vier stukken, met in het midden een pauze van 10 minuten. Ik ga de acht werkjes hier niet een voor een opsommen en aanprijzen en ze apart scoren naar muziekkeuze en uitvoering is er evenmin bij. Maar genoten heb ik wel van bijv. Traner (met een mooi solofluitje), ICOD (castagnetten!) en La boda de Luis Alonso. En nummertje laatst, de toegift, was uiteraard het bekende lijflied van de Canarische eilanden. Om onduidelijke reden ging mijn extra aandacht deze keer vooral uit naar de dirigent, een adonis van ongeveer 50 jaar. Enige, maar laat ik het niet overdrijven, arrogantie kon ik hem niet ontzeggen met zijn ietsje te lange pantalon, die aan de enkels bolde. Op zijn tijd ging hij zelfs een beetje door de knieën. En toch, wat leefde hij met de muziek en de orkestleden mee, moest zich zelfs af en toe het zweet van zijn gezicht vegen, met een schone zakdoek. Alles bij elkaar was het een man naar mijn hart, die royaal voor de troepen uit ging. Die troepen hadden overigens minilampjes boven hun partituur hangen die iets van het lampje van mijn E-reader weg hadden. In orde! Ik ben, zoals jullie kenners van mijn blog al weten, een liefhebber van bijzondere reclame-uitingen. Vrijdagavond na het optreden van het stadsorkest zag ik er eentje (van Movistar: compartida, la vida es más) die hier maar eens een plekje moet krijgen. Op een billboard - vergeef me mijn Engels - stond met grote letters te lezen: “Anúnciese aquí”, hier moet je adverteren. Zou de crisis hier nu diep zitten dat de meeste bedrijven geen geld meer hebben om reclame voor zichzelf te maken? Of is het gewoon een originele manier van Movistar om zichzelf de markt in te prijzen? En als ik toch op de crisistoer ben, hier is er nog een die ik op het aanplakbord bij de universiteit aantrof: “¿Te fías de lo que te dice el banco?” Adicae (een consumentenorganisatie hier).”analiza gratuitamente tus contratos financieros”, met de naam van een website erbij. Moet ik die annonce nog vertalen voor jullie? Vertrouw je wel wat de bank je vertelt? Ga naar Adicae voor een gratis analyse van je financiële contracten. Er staat een mooie foto bij van een uil. En hoe heet zo’n roofdier, oehoe, in het Spaans? “Un búho”. Het is tevens de naam van een rijtje cafés hier in de stad. Heeft er nog iemand (of meer) van jullie het Vrijthof gefrequenteerd afgelopen maandag? Daar was het volgens hordes “Verkleiders” te doen, de opening van het carnaval in Limburg, “vaan Eijsde tot de Mokerhei”. En na deze intro mag ik het nieuwe carnavalsliedje van Tout Mestreech komen, het nummer van Leon Aarts en Roger Villevoye dat op 3 november met de eer ging strijken. Er stond helaas niks afgedrukt in de Limburger, maar dan is er Trudie nog om me de complete liedtekst toe te sturen. “Gekleurd op stap” heet het nummer, daar gaan we, eerst het couplet: Miene sjat sjeldert toch zoe gere Bodypainting wouw zie ins perbere Mie lief is noe ein kleureprach Zoe sjoen, dat had iech noets verwach Meh gelökkig heet ze miech belaof Nao Asselegoonsdag haolt zie alles d’raof Onder mie pekske gaon iech gekleurd op stap Dat is noe zjus de grap! Hebben jullie het tot hier onder je pet? Dan mag ik nu naar het alles overtreffende refrein. In hoofdletters graag, hoor ik al iemand roepen, want wat nu komt, moet zeker uit het hoofd geleerd worden. Hier is het refrein: ROED, GEEL EN GREUN IECH BIN GEKLEURD TOT ÓNDERAON MIEN SJEUN HERMENIEKES, BÓNTE STÖRREM, ALLES VINSTE TRÖK OUCH ’T MOOSWIEF EN D’N INGEL STOON OP MIENE RÖK ROED, GEEL EN GREUN IECH BIN GEKLEURD TOT ÓNDERAON MIEN SJEUN MET AL DIE KLEURE OP MIEN PRIJ BIN IECH ZJUS E SJÈLDERIJ Ieder commentaar is hier overbodig, zoe get sjoens gief ’t neet mie! Het is nog indrukwekkender dan het eerdere liedje “Roed, geel en greun” van good old Frans Theunisz, en dat was voorwaar toch een blijvertje. Jullie hebben nog even, maar over drie maanden, op zondag 2 februari (Maria Lichtmis), dus vier weken voor carnaval al, horen jullie het redelijk uit je hoofd te kennen, met melodie erbij en al. “Gekleurd tot ónderaon mien sjeun”, of hoe is het, daar kunnen zelfs de zate hermeniekes weer eventjes mee vooruit! Ik ben intussen al twee keer op de kamer van Cristina geweest om mijn weblogbrieven te versturen, maar haar zelf heb ik nog niet gesproken. Sowieso is het op de kleine afdeling van Lluis op de zesde etage uiterst rustig na 2 uur, als ik dan afgelopen vrijdag mijn opwachting maak. Zijn het allemaal vroege vogels, denk ik dan, de dames die daar zitten en rondlopen? Of geldt hier dat met name de vrijdagmiddag langzamerhand niet meer als werktijd beschouwd wordt? In afwachting van een verhaal uit de eerste hand vertel ik jullie nu alvast dat Cristina (Ruano Rodríguez) afgelopen juli aan de universiteit hier gepromoveerd is. Haar Tesis Doctoral gaat over “Factores dietéticos asociados a la calidad de vida (en el proyecto SUN)”, met Almudena (Sánchez Villegas) als haar promotor. De laatste is intussen kennelijk tot bevorderd tot “profesora titular”, want zij alleen staat genoemd als promotor, niet ook Lluis. En terzijde, een verstrooide vrouwelijke professor is in het Spaans “una despistada”. Zaterdagavond zag ik op de boulevard een paar opschriften op T-shirts die ik niet onopgemerkt mag laten. Een man van middelbare leeftijd met een sinterklaasbaard had op zijn zwarte trui staan: “El limite de mi lenguaje es el limite de mi conocimientos”. Die laat ik maar eens onvertaald, maar me erin vinden kan ik niet. En wat denken jullie bij een knalgeel hemdje om een knappe jongen heen met daarop “”100% puro gofio”, 100% zuiver maismeel. Om die te begrijpen moet jullie wel weten dat “gofio” een locaal product van de eilanden is dat echt bij allerlei eten ingezet kan worden. Wellicht betekent dat “100% puro gofio” wel dat het om een echte autochtoon gaat. In dat geval moet ik me toch eens zo’n hemdje toe gaan eigenen. Mijn huis in Maastricht is afgelopen zomer helemaal geschilderd door twee Duitsers, schoonzoon en vader, die bovendien in alle kamers nieuwe vloerbedekking hebben gelegd. Afgelopen september was alles voor de bakker, alleen moest de vorige vloerbedekking en allerlei rommel nog worden afgevoerd. Omdat Klaus, de oudere van de twee, toen ziek werd en aan een liesbreuk geopereerd moest worden, is het er nog steeds niet van gekomen. De jongste, Andreas, belde mij begin oktober op en verklaarde dat het wachten was op de beterschap van zijn schoonvader en dan zouden ze getweeën komen en de restspullen afvoeren met een bulli. Ik heb sindsdien niks meer vernomen; het zal nu wel carnaval worden of zelfs mei, maar wat is een bulli? In mijn Duits-Nederlandse woordenboek staat het woord niet. Pas dit weekeinde kwam ik erachter, wat een bulli is. Ik liep zaterdagavond over een markt hier waar van alles op het gebied van mode verkocht werd (zie hieronder). In een winkeltje hing tussen allerlei andere borden een blikken bord met daarop zo’n ouderwets Volkswagenbusje, met daar weer boven in koeienletters: bulli. Een bulli (zonder hoofdletter, op het einde een i) is kennelijk een busje in het Duits, zo leer je nog eens bij. Die mode-markt had trouwens wel wat. In het gebouw naast het wetenschapsmuseum op Santa Catalina en het deel van het plein in de buurt presteerden zo’n 50 winkeltjes zich met van alles en nog wat op mode- en ander cultureel gebied. Ik zag uiteraard een keur aan oorbellen en kettinkjes voorbij komen, allemaal zelf gemaakt, als ik de winkeliers mag geloven. En wat vinden jullie van een nieuwe rubberen boodschappentas in een felle kleur, een topje in nog fellere kleuren of een heel “kleidsje” in zwartwitte blokken? Het is allemaal best aardig, zo’n markt, alleen had het – althans toen ik er zaterdagavond rondliep – niet zo druk moeten zijn. Je kon over de koppen lopen, zouden we in Maastricht zeggen. De hiphoppers, die opzij op een podium hun valse stem opzetten, konden er niet echt verandering in brengen. Dan vond ik het minifeestje bij mij om de hoek even later, georganiseerd door cerveceria Munich, meer naar mijn gading. Daar stonden nog ouderwetse banken en er speelde een saxofonist, toen ik er langs liep, enkele sterretjes van de hemel. Over de zondag kan ik kort zijn: ik heb tot 6 uur ’s middags vooral zitten lezen op mijn balkonnetje. Het rondje erna bracht me allereerst naar een happening bij La Puntilla, op het pleintje van Real Club Victoria Nautica. Daar was een eersteklas op opzwepende muziek dansende dame zeer bezig om zo’n 100-150 bijna alleen dames (waarom nauwelijks heren?) aan de gang te houden. Het ging maar door, ze wist van geen enkel ophouden. Navraag in het publiek leerde me dat het a.s. donderdag “Día mundial de diabetes” is, werelddag van de suikerziekte. Dat was kennelijk reden genoeg voor de grote groep mensen om nu alvast, in sportbroekje en in een trui van Adigran, de benen, armen en lijf te laten wapperen. Adigran, is dat een merk van een antidiabeticum? Op de voorkant van hun truien stond steeds een grote blauwe cirkel op een witte achtergrond. Is dat het embleem van suikerziekte? Een mens moet op zijn tijd zijn vitamines en bepaalde mineralen binnenkrijgen, anders gaat het mis. Om die reden neem ik iedere morgen hier een pil waar echt alles inzit. En nog zijn Trudie en Eva, de bewakers van mijn gezondheid, niet tevreden. Behalve vis en vlees dien ik eveneens geregeld melkproducten en groente/fruit tot me te nemen. Voor het eerste doe ik spaarzaam een beroep op een liter pudding, eigenlijk vla, maar meestal behelp ik me met kleintjes yoghurt, bij voorkeur ongesuikerd. Mijn groente en fruit krijg ik heel soms binnen, als ik een grote pan soep maak van verse groenten (met uiteraard ook de nodige gehaktballetjes). Echter, meestal doe ik het voor Canarische tomaten, komkommer in azijn, olijven met stukjes paprika of dergelijke. Heel af en toe neem ik mijn toevlucht tot een mengsel van diverse groenten. In het Spaans heet dat een “menestra de verduras”. Maandagmorgen kocht ik bij de Spar een diepvriespak van vier ons. Het woord “ons” is hier onbekend, dus het werd 400 gram, “cuatro cientos gramos”. Wat zit er allemaal in zijn mix, zullen jullie willen weten. Hier zijn de “ingredientos: judias (19%), zanahorias (19%), guisantes (19%), coliflor (19%), alcachofas (10%), coles de bruselas (7%) y habas (7%). Opgeteld kom ik inderdaad tot 100% en voor wie een vertaling wil: het gaat om resp. boontjes, worteltjes, erwten, bloemkool, artisjokken, spruitjes en tuinbonen. En mocht er iemand met enige kennis van het Spaans willen weten hoe je het diepvriesmengsel bordklaar moet maken, dan heb ik hier ook nog de “modo de preparación: vierta el contenido de este producto, sin descongelar, en un recipiente con agua hirviendo. Añada sal. Espere a que vuelva a hervir y mantenga el hervor a fuego moderado durante 12-15 minutos aproximamente. Escúrralo y utilicelo a su conveniencia”. Ik herhaal een detail nog maar eens: de groente moet wel een klein kwartiertje doorkoken voordat ze kan worden opgediend. (En weten jullie wel wat “escúrralo” is? “Escurrir” is afgieten, uitdruipen. Een afdruiprek is een “escurreplatos”.) Zo, dat was een alleszins acceptabel Spaans lesje van niet al te grote omvang. Doen jullie het daarvoor? Dan ben ik hiermee aan het einde van mijn verademing gekomen, al de dag na de 11de van de 11de. Ik beloof jullie hierbij plechtig dat mijn volgende brief pas aan het begin van volgende week zal uitgaan, niet eerder, dus als jullie deze uithebben, liefst met boekhoek, mogen jullie weer terug naar je dagelijkse en andere besognes. Voor nu, nog luttele dagen en het is weer zingen van “Sinterklaasje, kom maar binnen met je paard” en “Wie zoet is, krijgt lekkers, wie stout is, de roe”. En dan laat ik de evergreen “De zak van Sinterklaas” nog maar even voor wat hij is. Gedraag je, maar niet te veel, en doe eens net of de advent al begonnen is. Tot ziens maar weer, hasta luego, PaulK. BOEKHOEK Ik heb er maar één deze keer, maar er zijn ook maar vier dagen voorbij sinds mijn vorige brief en ik ben wel al aardig op steek in mijn volgende. Het moordboek dat ik helemaal uit heb, heet “Dossier 64” uit 2010 ( in heel mooie Nederlandse vertaling uit 2011) . Het gaat over een afdeling van niks in de kelder van een politiebureau in Kopenhagen. Het is er een in de serie Q, onderzoek van onopgeloste zaken van lang geleden, die nieuw leven ingeblazen moeten worden. De schrijver, Jussi Adler-Olsen, kreeg er vijf sterren voor, de maximum score, in de Vrij Nederland thrillergids. Waar heb ik dat eerder gezien, de bestudering van oude, vergane zaken. Was dat niet bij thrillergrootheid Michael Connelly? In het kelderhok zitten drie personen, de overijverige, eigenzinnige, maar o zo actieve secretaresse Rose Knudsen, dakloze Arabier Hafez el-Assad, zeg maar Assad, en als chef de op een zijspoor gebonjourde Carl Mørck. Thuis heeft Carl de resten van een fout gelopen zaak zitten, met zijn ex-vrouw Vigga en zoon Jeffrey heeft hij niet de allerbeste verhouding en zelfs vriendin Mona biedt maar beperkt uitkomst. Van de echte afdeling Geweldsdelicten van Marcus Jacobsen is de rondborstige Lis op zijn hand, maar daarmee is ook dat wel verteld. In het boek werken Carl met Assad en Rose aan een verdwijning, op 4 september 1987, 23 jaar terug, van een aantal personen tegelijk: hoertje Rita Nielsen, drankorgel Tage Hermansen, visser Viggo Mogensen, advocaat Philip Nørdig en ziekenverzorgster Gitte Charles. Ook Nete Hermansen, nicht van Tage, is zoek, maar die wordt door Rose opgespoord. Het blijkt dat Nete als tiener misbruikt, geaborteerd en gesteriliseerd is, ongeveer ten tijde van haar verblijf op het eiland Sprogø, en dat alle vijf vermisten daarmee te maken hebben. In 1987 was Nete 50 jaar om er eens een jaartal bij te doen. Het verhaal nu, in 2010, gaat vooral over dokter Curt Wad, destijds al een bekende van Nete, die als 88-jarige de motor is achter de ultrarechtse politieke beweging De Zuivere Lijn, met daaraan gekoppeld de foute vrouwenartsen van De Geheime Strijd. Ik zal jullie verdere details en namen besparen, van advocaten, journalisten, hoertjes, onderwijzers, bejaarden, politiemensen en anderen, maar het verhaal loopt zonder ook maar een moment gehakkel naar zijn climax in de woning van Nete Hermansen. Als intermezzo maak ik jullie bekend met een hobby, behalve drank, van Tage Hermansen: het knutselen aan brommers. Tot zijn favorieten behoort de Kreidler Florett. Die brommer ken ik. Piet, jij had toch een roje Kreidler Floret van de tante gekregen, toen je 16 werd, waarmee je als tiener Maastricht onveilig maakte? Met mij achterop hebben we de nodige rondjes in het centrum gereden, van en naar Jamin op de hoek van de Grote en Kleine Staat. Terug naar het boek geef ik toe dat ik me misschien al een beetje verraden heb in mijn samenvatting van het boek. Ik vind “Dossier 64” een heel spannend en te pruimen boek. Tot aan “Dossier 64” had ik nog nooit van Jussi Adler-Olsen gehoord, maar het boek is echt een hit. Ik geef er een 8½ voor en kijk ernaar om andere boeken te gaan lezen. Ik heb er nog twee van hem op mijn e-reader staan en die gaan er t.z.t. zeker aan geloven.