maandag 18 november 2013

Weblogbrief 9.04, 18 november 2013

Weblogbrief 9.04, maandag 18 november 2013 ¡Cuidado! mis seres queridos, kijk uit, mijn dierbaren, we zijn nog lang niet aan het einde van de herfst, laat staan dat de winter al begint te vorderen. Het moet intussen bij jullie best een donkere bedoeling zijn, met die beperkte lichtperiode overdag. Zelfs hier, een behoorlijk stuk verder van de noordpool, valt het niet mee. ’s Ochtends is het nu om kwart over 7 licht, dan gaan de lantaarns uit, tot ’s avonds om kwart over 6, als ze weer aan mogen. De periode dat het licht is, is alles bij elkaar dus nog maar zo’n 11 van de 24 uur. Gelukkig is het wel nog zeer te pruimen weer hier. Over de verschillen met Nederland in bijv. regenval en temperatuur kan ik het waarschijnlijk beter niet met jullie hebben.

> Afgelopen dinsdag was ik om kwart voor 3 op de afdeling van Lluis, maar alweer trof ik niemand, echt niemand, op het werk aan. Lluis zit beneden, Jorge in een ander gebouw en Almudena zal afgelopen zomer bevallen zijn van haar tweede kind. Die heeft waarschijnlijk nog vrij en dan vraag ik jullie: wie moet er opletten dat de anderen een beetje bij de les blijven? Of word er haast niemand meer netjes uitbetaald (zoals bij Noe aan de hand is, die wel gewoon zijn baan nog heeft, mar de firma doet moeilijk met op tijd uitbetalen van zijn salaris). Maar goed, ik had geen afspraak, laat staan een vergadering, en dan doe je niet echt mee. Ik heb Cristina, op wiens kamer ik een werkplek heb en waarvandaan ik mijn brieven aan jullie verstuur, maar eens per e-mailtje gecontacteerd. En kreeg prompt antwoord: ze vroeg zich al af waar ik bleef. Vanmiddag drink ik een kopje koffie je met haar voordat ze om half 3 de kinderen gaat ophalen van school.
Los daarvan, tot welk aantal personen spreek je nog van een afspraak en wanneer wordt “het” een vergadering? Is dat niet een mooi onderwerp om op het werk in het koffiehoekje te bediscussiëren?

Ik heb nog een kleine correctie wat betreft mijn zaakjes rechts aan Las Canteras in de richting van La Puntilla. Voorbij het toeristenbureau, naast de kelders waar een aantal huisdokters een inloopspreekuur heeft en waar het Scandinavische El Ancla gesitueerd is, heeft sinds pas nog weer een nieuw koffiehuis annex terras het licht gezien. Het heet “Blancosahara”, aan elkaar geschreven, en ziet er, zoals de naam al aangeeft, zeer wit uit. Buiten doet het met de rest van de terrassen mee, alsof de zaak al sinds mensenheugenis bestaat.

Ik heb een zwak voor Twan Huis, een Limbo met een uitgebreide bos zwart haar boven op zijn hoofd. In navolging van bijv. Felix Meurders heeft hij zich opgewerkt tot een eersteklas presentator op de televisie. Nogal eens is hij ’s avonds op Nederland 2 van 10 tot 11 de ankerman van een informatief praatprogramma (NOS Laat?). De vrouw die het programma met hem afwisselt - ik heb haar naam niet paraat - kan ik niet echt uitstaan, het loeder, maar dat terzijde. Twan Huis houdt daarnaast, op de vrijdagavond, voor een zaal studenten, interviews met bekende mensen; het heet College Tour. Afgelopen zomer had hij diverse bekendheden te gast, o.a. Karin Slaughter en Robbie Williams. Karin komt deze brief aan bod in mijn boekenbijlage, zie beneden, maar Robbie kan niet langer wachten.
De man, uit Engeland, met zijn lijf vol tatoeages, is enigszins een ongeleid projectiel, vind hij zelf ook. Beslissingen worden vandaag de dag voor hem genomen en dat is naar zijn zeggen maar goed ook. Tegen Twan Huis verklaarde Robbie Williams wel dat hij intussen ietsje minder extreem is, sinds hij getrouwd is en mee mag helpen om een kindje op te voeden. Als het over zangkunst gaat, vind ik hem wel iets hebben van Frank Sinatra. Het komt allemaal best mooi uit zijn strottenhoofd (met een –n volgens de moderne spelling).
O.a. via Centre Ceramique heb ik alle negen studio-cd’s van Robbie Williams weten te bemachtigen op de eerste na. Hier zijn ze, chronologisch:
(1997) Life thru a lens (wie heeft hem voor me?)
(1998) I’ve been expecting you
(2000) Sing when you’re winning
(2001) Swing when you’re winning
(2002) Escapology
(2005) Intensive care
(2006) Rudebox
(2008) Really killed the video star
(2012) Take the crown
Laat ik Robbie Williams, met zijn “Angels” (heb ik van een verzamel-cd), “She’s the one” en andere wereldnummers, laat ik die deze week eens de maat nemen, althans zijn laatste cd, “Take the crown”. Hier zijn de nummers van die cd op een rijtje:
-Be a boy
-Gospel
-Candy
-Different
-Shit on the radio
-All that I want
-Hunting for you
-Into the silence
-Hey, wow, yeah, yeah
-Not like the others
-Losers
Het was even wennen, maar voor de zoveelste keer vind ik het na een paar keer draaien een alleszins acceptabele cd, waarvan ik wat blij blij ben dat ik ze afgelopen zomer heb kunnen bemachtigen. Iedereen heeft zo zijn eigen favoriete nummers; voor mij zijn dat op deze cd “Be a boy”, “Different”, “Hunting for you” en “Losers”. Aan het laatste nummer levert naast Robbie Williams ook ene Lissie haar bijdrage, met animo. Ik kijk nu al uit naar zijn volgende album.

Tussendoor vraag ik jullie vriendelijk, doch dringend, wat een “buzoneador” is? Ik begin vooraan met “buzón”; dat is een brievenbus. Heet een postbode misschien zo? Nee, dat is hier een een “cartero”, een brievenbrenger, van “carta”, brief. Brieven, ze verdwijnen ook hier helaas langzaam uit het straatbeeld. (Een briefkaart is een “postal”, een poststuk een “pieza postal” en postzegels zijn “sellos”.) Daar komt-ie: een “buzoneador” brengt net als een “cartero” post rond, in een geel hesje met zijn beroep erop, maar hij is niet van de officiële “correos”, meer van het ongevraagde drukwerk. De bejaarde buitenlander die in Maastricht de Maaspost in de bus stopt en mijn buurjongen van de foute folders die dat tegen betaling doen, waar het maar kan, behalve als er een bepaalde sticker bij de brievenbus geplakt is, zouden jullie dus met het woord “buzoneador” kunnen aanduiden.

Gaan we naar mijn tweede cd van het tweetal dat ik deze keer voor jullie in petto heb. Of het zo moet zijn, betreft het ook een tweetal, Hollanders deze keer, Acda & de Munnik. Eerder had ik heel wat muziek van het duo op schijf staan, allemaal eventjes van de bibliotheek geleend, maar die muziek is vorig jaar verloren gegaan, weggespoeld, toen mijn harde schijven er de brui aan gaven. Vlak voordat ik enkele weken terug weer naar Las Palmas vertrok, heb ik echter nog snel één cd, verzamel-cd “Hier zijn A & deM” uit 2001, van het duo gekopieerd. En die mag ik hier met het grootste genoegen aan jullie presenteren.
Don & Phil of de Kalin Twins is het niet, het duo Acda & de Munnik, maar ik ben gecharmeerd van hun liedjes, Die hebben voor mij iets van tussenstukjes in een cabaretprogramma, prima teksten! Klinkklare uitschieters ontdek ik zo vlug niet, maar over het geheel genomen komen A en deM bij mij goed weg. Ter informatie geef ik hier ook maar weer het hele rijtje:
-De Beatles en de buren
-Verkeerd verbonden
-Foto’s van vandaag
-Als je me morgen ziet
-De kapitein (deel twee)
-Zo’n lief als ik had
-Morgen is ze weg
-Andere maan
-Uit het hoofd
-Misschien wel niets
-Ergens zingt een zanger
-Kees
-Een Spaanse moslim groet zijn god
Natuurlijk kennen jullie “Kees”, als je het hoort spelen. (En “Laat me slapen”, dat niet op deze cd staat, mag er ook best zijn.) Aardige muziek en misschien moet ik eens wat meer naar Nederlands cabaret luisteren op mijn computer.

Op de terugweg van mijn vorig bezoek aan het oude faculteitsgebouw kon ik het niet laten om de vier grote flats bij het Vegueta kerkhof weer eens te bewonderen. Ze zijn over de onderste etages met elkaar verbonden en, zoals ik vorige winter al meldde, van boven zijn ze niet allemaal van dezelfde hoogte. Voor zo ver ik het kan zien, is er nog niemand in gehuisvest, maar wel staat er al met grote letters op de zijgevel: EDIFICIO JUDICIAL, gerechtsgebouw. Krijgt het gebouw nog meer functies dan alleen het paleis te zijn van de rechterlijke macht? Als ik er langs bus, zie ik opzij de nodige brandweerlieden, “bomberos”, staan, in vol ornaat, die druk met elkaar aan het “klasjenere”, kletsen zijn. Het zal niet lang meer duren voordat het hele complex in gebruik zal worden genomen. Als er interessante nieuwe ontwikkelingen zijn, zal ik jullie verder graag informeren.

Mag ik eens in herhaling vervallen? Ik ben de eerste om toe te geven dat ik misschien ietsje te weinig aan de telefoon zit - ik ben meer een man van e-mailen - maar om mij heen maken sommige gasten er echt een potje van. Jullie kennen ze wel, die mensen die in de trein tegenover je zitten en aan iemand op afstand omstandig gaan zitten te vertellen hoeveel bomen of koeien er voorbij komen dan wel aan het thuisfront willen meedelen wat voor pastasaus ze graag een uur later bij hun pasta willen hebben. In supermarkten heb je tegenwoordig ook van die onverlaten, die niet vooraf eventueel een boodschappenlijstje maken, maar met de telefoon in de aanslag met hun dierbare(n) overleggen wat voor “kemissies” er gehaald gaan worden. “Sjemelik!”
Dinsdag in bus 12 hier kreeg ik een paar ongevraagde gesprekken mee, waarbij ik graag had willen ingrijpen, maar dat doe je om duistere reden niet. Naast me op de stoel nam een tienermeisje plaats, die kennelijk kon bellen zonder een telefoon aan haar oor te hoeven houden. Ze praatte gewoon voor zich uit, een beetje luid en ik mocht aldus meegenieten van een oeverloze conversatie met een vriendinnetje over haar favoriete en minder favoriete jongens. Bonter nog maakte een overduidelijke homo het, die halverwege in Vegueta instapte en prompt met zijn mobieltje zijn vriendjes een voor een aan de lijn probeerde te krijgen. Een paar keer kreeg hij geen gehoor (nummerherkenning?), maar toen had hij er toch een te pakken, die hij vervolgens niet meer liet gaan. Op het laatst wilde hij later op de dag zelfs met die het café in (de “dark room”?). Welke zaak had hij op het oog? Zei de vlinder met een castraatstem: “sorprendeme”?. Bijna had ik hem toen het apparaatje uit zijn hand getrokken en uit de bus gegooid. “Sorprendeme”, m’n hoela! Als je iemand wilt opbellen, daar is op zich weinig op tegen, zeker als je iets te melden hebt, maar doe dat dan een beetje in beslotenheid. En mocht je in het openbaar gebeld worden, hou het een beetje kort.

Dinsdagavond kwam ik Noe en Lorena tegen in de calle Ferreras bij de boulevard. Ik vertellen dat ik de dag erop zeven Hollanders moest gaan voeden. Begon Lorena me tot in detail uit te leggen, welke kaas ik in huis moest halen: Mediaflor semicurado (belegen kaas) en queso de Guia, uiteraard curado (oude kaas). Ik heb ze toen maar niet verteld hoe gehecht vooral Ton is aan zijn jonge kaas van Nederlandse bodem. “Wat de boer niet kent, dat eet hij niet”, is geloof ik een van zijn motto’s.
Dezelfde Lorena was mij trouwens behulpzaam bij het bellen van mijn werkster van vorige winter, Etel. Het nummer dat ik in mijn mobieltje had staan, bleek verkeerd te zijn (“my mistake”), maar via een belletje naar Etel’s dochter Cecilia, die bij Noe poetst, hadden we het juiste nummer snel te pakken. Vervolgens werd Etel gebeld en gelukkig kwam die afgelopen vrijdagmorgen om 9 uur aanzetten om mij wederom iedere twee weken hier uit de brand te helpen.

Ander onderwerp: dat mijn stukje straat nu autovrij is, heeft wel wat. Zo horen straten te zijn, niet in de ban van het autoverkeer, maar plekken waar mensen ongehinderd kunnen lopen. Op de Luis Morote constateer ik niettemin naast alle voordelen één nadeel: “ze” hebben ook alle grote bakken weggehaald waar “we” ons afval in plegen te deponeren. Ik heb het dan over bakken in verschillende kleuren, voor grof vuil, glas (ongesplitst), blik en plastic, papier. Daarvoor dien ik me nu verderop in de straat te begeven of – beperkt – in aanpalende straten. Jongens en meisjes, ik doe dat graag!

Ik ben de middelste van drie broers; met beide anderen heb ik een heel redelijk contact. De oudste is Harry, hij woont met Greetje in een dubbele flat in Oegstgeest. Vanuit hun grote werkkamer bestiert hij een “site” die ik jullie nog steeds van harte kan aanbevelen: www.harryknipschild.nl. De belangrijkste onderwerpen op zijn “site” zijn reizen, de missie en vooral popmuziek. De afgelopen week bracht hij me per computer naar Woodstock 1969, het plaatsje op een uur rijden van New York, waar toen in de zomer een driedaagse pophappening plaatsvond met een heel stel eersteklas artiesten en een “grote stad” aan bezoekers. Wie het volledige muziekprogramma van toen nog eens wil nalezen, kan in zijn artikel terecht en zijn artikel geeft ook een verwijzing naar een aantal You Tube clips. (Ik heb o.a. weer eens kunnen genieten van een lange versie van Tim Hardin’s “If I were a carpenter”.) Harry was destijds betrokken bij de Nederlandse uitgave van de platen, 2½ uur live muziek van het festival (van de 70 beschikbare uren). Het popfestival van Woodstock is mede zo bekend geworden, begrijp ik uit zijn artikel, omdat er destijds een film gemaakt is, die later, in Nederland bijna een jaar later, hoge ogen gooide.
Harry en Greetje waren in de tweede helft van oktober, een maandje terug dus, in het noordoosten van de VS en namen een uitgebreid kijkje op het voormalige Woodstock-terrein. Zo krijg je nog eens extra informatie vele decennia na datum. En met het fototoestel van Greetje op scherp ook nog prachtige plaatjes.

Terzijde snijdt Harry in zijn Woodstock-artikel een onderwerp aan dat me sinds kort bezighoudt. Voor het houden van het muziekfestival in Woodstock in 1969 werd toestemming verleend zonder dat de overheid ook maar een idee had hoeveel mensen er zouden komen opdagen. Het geschatte aantal werd steeds groter en aan het begin van het evenement werd – schrikbarend – uitgegaan van maar liefst 150.000 mensen. Het bleken er later twee tot drie keer zoveel te zijn. De locale bevolking moest er echt even aan wennen, aan al die hippies, maar kon bij nadere beschouwing de grote toestroom van bezoekers op de weilanden daar wel waarderen. Gelukkig zijn er toen geen grote ongelukken gebeurd,
Afgelopen zomer las ik het nieuwste boek van Dan Brown, Dante’s “Inferno”. Het speelt grotendeels in Florence en heeft als onderwerp op de achtergrond de toename van de wereldbevolking. Als het aantal mensen op aarde in enkele tientallen jaren verdubbelt, is dat voorlopig niet zo erg, lijkt het, zolang er maar ruimte zat is voor eten, drinken en dergelijke. Echter, het gaat vandaag de dag steeds sneller. de stap van 1 naar 2, vandaar naar 4 en onlangs naar 8 is intussen gezet. Als de wereldbevolking in hetzelfde tempo blijft doorgroeien naar 16, 32 en 64, gaat het over niet al te lange tijd faliekant mis. En, zo vraag ik jullie: wat doen we eraan?

Genoeg over Harry voor het moment. Laat ik ook weer eens iets over Ton, mijn jongere broer, memoreren. Wat tijdstip van warm eten betreft, is hij een man van de (Hollandse) klok: om half 6 ’s avonds hoort dat in zijn Siza-toren op tafel te staan en geen minuut later. Hij is niet te beroerd om daar zelf de hand aan te houden, zelf de potten en pannen te hanteren.
Deze hele maand zit hij met Marion op Gran Canaria, in een vakantiehuisje in Playa del Inglés in het zuiden. De afgelopen week waren de kinderen bij hen op bezoek, Rik en Marc, mijn hooggeëerde neefjes, zeg maar neven, want ze lopen aardig naar de 30. Marc had Floor bij zich, maar Rik’s halve eega Paulien was niet present; die zat met drie vriendinnen op Curaçao. Rik’s vrienden Hidde en Noor waren er wel weer.
Afgelopen woensdag moest en zou het complete gezelschap van zeven mensen naar Las Palmas komen om mij te vervelen. Dat werd met al die jongvolwassenen dus royaal proviand inslaan om de hongerige monden te voeden en de dorst te laven. Door omstandigheden - Noor moest naar de tandarts vanwege een opspelende verstandskies – kwamen ze niet om 12 uur, zoals afgesproken, maar ruim twee uur later, maar toen mochten ze bij mij thuis ook “aanvallen”. Daarna, om 3 uur ongeveer, ging de jeugd eerst “shoppen”; Ton, Marion en ik deden enkele voorzichtige stappen op “El Paseo De Las Canteras”, voordat we eerst op het terras links bij “Oleiros” en daarna rechts bij “La Oliva” plaatsnamen.
Om even over 5 werd Ton onrustig; hij had wel graag zijn warme eten een beetje op tijd. Mijn verhaal, ondersteund door Marion, dat hij twee en een half uur daarvoor nog overdadig aan het stokbrood had gezeten, had ongelukkigerwijs maar een beperkte invloed op zijn gemoed. Dat hij, na zijn ontbijt, te laat geluncht had, kon natuurlijk weinig invloed hebben op het juiste tijdstip van zijn avondeten, vond hij. Mensen hebben zo hun gewoontes waar ze moeilijk van af te brengen zijn. Trudie heeft dat ook een beetje met avondeten, niet te laat graag, maar die kan ik enigszins vermurwen door haar om een uur of 4, 5 een kleinigheid te laten eten.
Uiteindelijk zaten we, door Ton aangespoord en met alle jeugd erbij, om precies 10 over 6 bij de Chinees aan de boulevard. Ik was mijn lunch nog aan het nakauwen. Ton wist ter plekke oprecht niet hoe snel hij zich naar het buffet kon spoeden om zich een bord eten op te scheppen en daarna nog een tweede, dat weer wel. En vervolgens, terwijl wij pas halverwege waren, begon het lange wachten voor hem, tot wij allemaal uitgegeten en uitgedronken waren. Tussendoor mocht hij wel nog even een sigaretje roken, maar vervolgens was het voor hem echt uitzingen en daarna in gestrekte draf naar de bus terug naar Playa. Van Marc en Floor hoorde ik vrijdag, toen ze nog even langs kwamen, dat die bus een minuut te vroeg, net vertrokken was.
A.s. zaterdag mag ik Ton en Marion in Playa del Inglés met een bezoek vereren. Dan, geef ik alvast grif toe, is hij de baas en weet ik nu al hoe laat we ’s middags in de Dragon Club en ’s avonds, ik hoop bij Broodje Amsterdam, aan tafel gaan.

Jullie weten uit mijn vorige brief wat een “bulli” is. Dat is het Duitse woord voor een Volkswagenbusje. Donderdag zat ik om op mijn balkonnetje en zag in de dwarsstraat bij Topaz een busje voorbijkomen met daarop de tekst: “alquiler una furgoneta”. In goed Nederlands is dat: “busje te huur”. Zo hoor je het eens van een ander.

Op vrijdagmorgen om even voor 9 is Etel er. Ze is al snel druk doende met “pótse”, terwijl ik aan mijn computer ga zitten om jullie later, nu dus, te plezieren. Thuis bij haar is het tegenwoordig behelpen, omdat haar man (loodgieter) en zoon niet of nauwelijks werk hebben. Etel is blij dat ze weer bij mij aan de slag kan, en niet alleen vanwege de “centen”, maar ook omdat ze mij kennelijk best aardig vindt. Dat is dan wederzijds.
Ik mag in de vroege morgen wel nog een aantal schoonmaakspullen bij de Spar voor haar halen: nieuwe “bayetas” (keukendoekjes), een “fregona”, (mop, stokdweil), “fregasuelos” (dweilwater). Ik doe daar “voor de show” ook nog een paar nieuwe roze schoonmaakhandschoenen bij, “guantes de menaje, resistentes, latex-puro, anatómicos, antideslizantes”. En, eindelijk, eindelijk, in de keukenkast vind ik mijn oude, houten “pinzas de ropa”, wasknijpers. Ik had vorige week al weer nieuwe gekocht, twee dozen, en vroeg me af of ik Liesette, die hier in oktober gelogeerd heeft, nog erover zou mailen. Nu heb ik dus vier dozen in huis, genoeg wasknijpers voor de was van een volledig gezin met opa in huis.

Zoals ik dat vroeger wel met Jorge deed, vroeg ik Noe vrijdagavond naar restaurantjes waar ik nodig eens, eventueel met hem, heen moest gaan voor een maaltijd. Aan de boulevard kwam hij op twee zaken die hem zeer bevielen: het Canarische “Toma pan y moja” (neem wat brood en doop het in de saus) bij playa Chica en ietsje verderop bar Janny, waar een Koreaanse de scepter zwaait. Van de Chinese/Indonesische zaken was en is hij geen fan; hij ging daar vroeger wel eens eten, toen hij nog zeer onvermogend was. Wel kon hij mij een Vietnamees zaakje aanraden aan het begin van de Joaquín Costa, “Il Song Jeong”, op de vertaling van die naam moeten jullie nog eventjes wachten. En natuurlijk kwam hij ook op “Clandestino” bij de Ripoche, maar die Hollandse zaak ken ik al. “Clandestino” is Spaans voor heimelijk; “trabajo clandestino” is zwartwerken.
In de Ripoche wees hij mij en passant nog op een andere nering: DE zaak voor fotografie in Las Palmas, waar ik al onnoemelijke keren langs was gelopen zonder dat te weten: Duke. Dat spreek je hier niet uit zoals café The Duke in de Maastrichtse Koestraat (dat klinkt niet, het is “Koojstraot”), maar als DOEKE. Hier is dus de plek, bij mij om de hoek NB, waar toutes Las Palmas (meervoud) voor hun fototoestel, lenzen en aanverwante artikelen plegen heen te koersen.

En wie zie ik vrijdagochtend tussendoor de winkel Negonza openen? Mijn mannetje van al acht jaar overbuurman zijn. Hij is ietsje voller in zijn gezicht geworden, ook in zijn lichaam, maar zijn mobieltje heeft hij nog steeds in de aanslag. Nu nog de honden en zijn plantenhobby en ik ben weer helmaal bij de les.

Keer ik terug bij Noe en Lorena. Ik had vrijdagavond met ze afgesproken bij Tasquita Combullonera en daar ter plekke kreeg ik zowaar een paar Canarische uitdrukkingen te horen. Ze moesten ze wel voor me vertalen, maar nu geef ik ze belangeloos aan jullie door.
Wat betekent “Conosco las cabras que guardo”? Letterlijk is het: ik ken de geiten die ik bewaak. Eronder zit de uitdrukking: ik ken mijn pappenheimers. En hier is nog een andere: “Ya el conejo me arriscó la perra”. Dat is zo iets als: het konijn bracht me de vrouwelijke hond in gevaar. De bijbetekenis is: het was een probleem waaraan ik niets kon doen. Dat “perra” brengt me trouwens bij een prachtige reclame van biermerk Tropical hier. Het embleem op het flesje is gesierd met een groene hond. En wat is dan een “perro azul”, een blauwe hond? Dat is een flesje Tropical dat gelukkig zo koud is dat de hond erop blauw uitslaat.

Vrijdagavond, zelfs iets eerder al in de week, was ik definitief overgehaald door Noe en Lorena om mij (ook) een Spaanse telefoon aan te schaffen. Dat belt en SMSt vanuit hier veel goedkoper dan eentje die van Nederland naar Spanje en weer terug moet om mensen te bereiken. De locale belletjes zijn op een Spaans toestel haast voor niks. En, ook voordelig, voor mij althans: als iemand van jullie, Hollenders, mij op mijn Spaanse nummer belt of SMSt, kost mij dat geen geld.
Ik naar mijn benedenbuurman uit India. In een mum van tijd kwam hij aanzetten met een Samsung telefoontje (simpel, een GT-E1190) met een Spaanse SIM-kaart, helaas van Vodafone. En vanaf nu mogen jullie me bij voorkeur op mijn Spaanse nummer contacteren. Ik zal vandaag nog een mailtje aan iedereen sturen met het precieze nummer.>BR>
Terwijl Trudie in Amsterdam bij Piet & Tonnie - neem ik aan - doende was met haar eerste alcoholische consumptie, even later een eetclub-maaltijd, in aanwezigheid van Ellen & Jacques en Toussaint & Tonnie 2, zat ik wat telefoonnummers in te voeren in mijn rode aanwinst. Daarna was het voor mij tijd voor een rondje boulevard. Het aantal joggers was deze keer uiterst beperkt en hoe kwam dat? Even verderop, bij het streekbusstation achter Santa Catalina, was “men” druk in de weer met de start van de “NIGHTRUN”. Waarom ook hier tegenwoordig van alles in het Engels moet, heeft niet mijn zegen. Bovendien moet het “evening run” zijn, als je ratrace om half 9 van start gaat. (In Spanje bestaat het woord “avond” niet echt; “la tarde” gaat, als de zon eenmaal onder is, over in “la noche”, de nacht.).
Om even voor half 9 stonden bij het plein meer dan 3.000 mannen en vrouwen gereed om er wat van te maken, de mannen met bijna allemaal een gifgeel hesje aan en de vrouwen een paars, een en ander keurig verstrekt door de organisatie. Het ging om een soort van halve marathon, met “avituallamientos”, ravitaillering op 5, 10 en 16 kilometer en achter de finish. Daar, achter de finish, moest je ook de verstrekte chip weer inleveren. “La devolución del chip es obligatoria. Tu compromiso se premiará con un obsequio.”
Zal ik er maar een Spaans lesje van maken? “Obligatorio por motivos de seguridad: Vestir la camiseta oficial o ropa y elementos reflectantes. Y también:
-Llevar el chip
-Devolver el chip al finalizar
-Llevar el dorsal
-Venir con tiempo
-Llevar la pulsera
Een “dorsal” is een rugnummer en “pulsera” staat voor polsbandje. En wie was de hoofdsponsor van het evenement, ook prominent zichtbaar op de rugnummers van de deelnemers? De Spar, mijn Spar. Dus verleng ik daarmee mijn Spaans lesje daarmee tot een acceptabele proportie door nog iets over te schrijven uit het nieuwste reclameblaadje van de winkelketen. Daarin staan steeds onderaan de bladzijden allerlei kreten waarmee de zaak me bij de les wil houden. Hier zijn ze:
-Bienvenido al lugar donde lo encontrarás todo
-En Spar nos renovamos por y para ti
-Nos adaptamos de forma real a tus necesidades
-Para que Ahorres en todo menos en Felicidad
-Saber escoger es saber Ahorrar
-Gracias por tu confianza y damos tu opinión para mejorar
-Estar siempre cerca de ti, nos permite ofrecerte “Todo lo que necesitas”
Dat lijkt me wel genoeg! Waar blijft de tijd? Ik ben nog van “Kopen bij de Spar is sparen bij de koop” en de jaren dat de Spar in Nederland nagenoeg uit het straatbeeld verdween. Hier is het nog steeds een hit.

Mag ik dan nu naar mijn uitlui? Jullie hebben misschien gedacht: eindelijk, na drie foute brieven, krijgen we weer eens een alinea-indeling in brief 9.04 voorgeschoteld. Houdt die rare Palmees op om zijn zinnen klakkeloos achter elkaar te zetten zonder op tijd op met een nieuwe regel te beginnen, laat staan af en toe een regel over te slaan.
Het euvel komt helaas niet door mij, maar heeft van doen met een onvolkomenheid van Windows. Mijn oude Windows 2003 versie op mijn computertje hier is niet langer 100% compatibel met de nieuwere Windows op de computer op de faculteit van waaruit ik mijn blog verstuur. Trudie deed mij afgelopen weekend een noodoplossing aan de hand: iedere keer, voordat ik een “enter” toets typ op mijn Windows 2003 brief om naar een volgende regel te gaan, dien ik eerst BR in te typen, tussen kleiner en groter dan tekens. Wat erachter zit en in hoeverre het een oplossing is, ik weet het niet, maar het lijkt erop dat het werkt (zeg ik na verzenden van de brief). Ik hoef jullie niet te vragen of jullie gisteren nog naar de sint en zijn pietjes bent gaan kijken, want dat spreekt vanzelf, toch? Als het klopt, heeft Trudie ze zelfs in Amsterdam “levend en wel” mogen aanschouwen, met Lux & Dalí aan een denkbeeldig handje, en natuurlijk in aanwezigheid van Eva & Jan Willem. Ik mis hier in Las Palmas niet veel, maar helaas, sinterklaas hebben we hier de komende weken niet te vieren. Hier is het een maand wachten, tot de drie alternatieve sinterklazen, los Reyes Magos, per stoomboot aankomen (helemaal uit Holland?).
Voor nu, want het duurt nog even voordat het “Makkers staakt uw wild geraas” weer richting de schoorsteen of centrale verwarming mag klinken, zet alvast maar eens je schoen, dat moet zo maar kunnen. En verkruimel eens een speculaasje (of twee of drie), vooruit, neem ook al maar je eerste stukje boterletter met amandelspijs, gekocht bij je favoriete middenstander of de Hema. “Wie zoet is, krijgt lekkers (wie stout is de roe)”. Het ga jullie redelijk, wat zeg ik, goed, en tot ziens maar weer, hasta luego. Met de gloeiende “compleminte” van mij, PaulK, uit een eiland in de buurt van Mali, dat is nog eens een end van Nederland vandaan.

BOEKENBIJLAGE

De bespreking van mijn eerste boek begin ik met een zinnetje uit het boek dat naar film kijken verwijst. In veel landen, zoals Spanje en de VS, worden films meestal nagesynchroniseerd, als ze in een andere dan de eigen taal zijn. Ik heb daar welbeschouwd een beetje een hekel aan. Een Japanse film zoals Rashomon, om eens een zijstraat te noemen, wil ik graag in het Japans zien met Nederlandse ondertiteling en niet met de stemmen van Ko van Dijk en Willeke Alberti. En in Duitsland zegt een filmcowboy wat mij betreft niet “Hãnde hog”, maar “hands up”. Wat wij doen in Nederland, de oorspronkelijke taal ongemoeid laten en de Nederlandse vertaling eronder geschreven, is eerder uitzondering dan regel.
Als haar personages hetzelfde zijn als Karin Slaughter zelf, zouden die een Franse film liever niet in het Frans zien, met Engels onderschrift, maar wordt bij de Franse bakker geen “pain” besteld, maar “bread”. Wat zal ik dus vinden van een dame die tegen haar “date” over een ondertitelde Franse film zegt: “Ik wil geen film met ondertiteling. Als ik wil lezen, neem ik wel een boek.” Mijn idee is het niet.

“Een lichte, koude huivering”, gepubliceerd in 2003, is een van Karin Slaughter’s eerste boeken. Het verhaal speelt, zoals een boel van haar boeken, in het denkbeeldige Grant county in de staat Georgia, op redelijke afstand van Atlanta. Sara Linton, kinderarts en obducent daar, wordt bij een lijk geroepen, van student Andy Rosen van de TH. Sara’s ex-man Jeffrey Tolliver, een rauwdouw, wordt met het onderzoek belast, zeker als Sara Linton’s zus Tessa ter plekke door een onbekende in haar zwangere buik wordt gestoken, met de dood van het kindje tot gevolg, en Andy’s dood een moord blijkt te zijn. Andere politiemensen, onder Jeffrey, zijn o.a. Frank.Wallace en Brat Stephens. En dan zijn er de mensen van de beveiliging van de TH, Chuck Gaines, Lena Adams en Ron Fletcher, van wie Lena het jaar ervoor nog bij de politie zat, totdat haar zus Sibyl, samenwonend met Nan Thomas, vermoord werd en zij verkracht en gewond.
Jullie willen nog meer namen? Dan noem ik hier de ouders van Andy, psychotherapeute Jill Rosen, getrouwd en bont en blauw geslagen door onderzoeker Brian Keller. Laten we bovendien Brian’s rechterhand op de TH, Richard Carter, niet vergeten, de studenten Ellen en Scooter, die ook vermoord worden en spierbundel Ethan van de sportschool. Theorieën over wat zich achter de schermen allemaal afspeelt, zijn er genoeg. Zouden er racistische motieven in het spel zijn? Ja, toch?
Misschien moeten nu bekende schrijvers er soms nog inkomen en zijn hun eerste boeken nog wat minder. In ieder geval vind ik “Een lichte koude huivering” bepaald niet Karin Slaughter’s beste boek. Het leest wel aardig, ook op mijn e-reader, maar echt vlotten is anders en de plot is m.i. niet helemaal je dat. Ik geef voor het boek niet meer dan een 6½. En maak er vervolgens een 7- van, omdat Karin Slaughter zich van de zomer zo open en eerlijk gedroeg tijdens de “College Tour” van Twan Huis. Helaas, het kunnen niet allemaal superboeken zijn; de andere nog ontbrekende ga ik wel nog eens lezen.
Ik heb nog een nastoot bij het boek. Wisten jullie dat het Italiaanse woord graffiti meervoud is? Het is dus, bijv.: “Er staan originele graffiti op mijn muur gekalkt” en “Dat is wel een heel foute graffito.” Let er eens op, als je het woord graffiti binnenkort weer eens gebruiken gaat.

Op IJsland worden mensen bij voorkeur met hun voornaam aangeduid. De schrijver van mijn tweede boek is dus Arnaldur. Zijn eventuele achternaam is de zoon van Indrida, Indridason. De zussen van Arnaldur, als hij die heeft, heten allemaal Indridadóttur, dochter van Indrida. Die Arnaldur is een van mijn favoriete thrillerschrijvers. Afgelopen week las ik zijn “Furdustrandir”, Verdwijnpunt” heet het in de Nederlandse vertaling. Als ik het wel heb, is het van 2003, in vertaling van 2012. Het speelt in het oosten van IJsland, ver weg van de hoofdstad Reykjavík.
Inspecteur Erlendur (Sveinsson) gaat daar af en toe heen, omdat hij er vandaan komt en ook, omdart hij er als kind zijn broertje Bergur heeft verloren in een sneeuwstorm. In dit verhaal krijg ik een inkijkje in hoe de verdwijning van Bergur gegaan moet zijn. Zelfs blijkt nu diens speelautootje te zijn teruggevonden en zijn er destijds twee botten van hem ontdekt (een stukje kaakbeen en jukbeen).
Het boek gaat echter vooral over een andere verdwijning in dezelfde contreien. Ene Matthildur is in 1942 (zestig jaar terug) spoorloos verdwenen tijdens een storm, op weg naar haar moeder in Reydarfjördir. Getrouwd als ze was met visser en grafdelver Jakob, zou ze een relatie hebben gehad met een andere man, visser Ezra die ook een koelhuis beheerde. Vlak voor haar ongeluk zou Matthildur vernomen hebben dat Jakob eerder haar zus Ingunn zwanger had gemaakt. Die is toen naar Reykjavík vertrokken en Matthildur’s affaire is toen begonnen. Jakob leed zeven jaar later schipbreuk bij ook weer een storm, maar zijn begrafenis toen zou bepaald niet vlekkeloos gegaan zijn.
Erlendur heeft nu al zijn koppigheid nodig om de stokoude waarheid uit de overgebleven hoogbejaarde mensen dan wel hun kinderen te trekken. Hij moet zelfs drie graven omspitten en drie lijken bekijken voordat hij in hoofdstuk 60, op blz. 284, weer naar Reykjavík terug mag keren.
“Verdwijnpunt” ving ik alweer een pracht van een boek, de zoveelste op rij van Arnaldur. Misschien is hij wel de beste thrillerschrijver van de laatste decennia. Het verhaal gaat ergens over, is net vlot genoeg geschreven en ik krijg antwoorden voorgeschoteld zoals ik ze graag zie. Mijn beoordeling is navenant; ik beloon hem er met een 8½ voor, goed tot heel goed. Van Arnaldur wil ik echt geen boek missen, geen een.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten