vrijdag 27 februari 2015

Weblogbrief 10.20, 27 februari 2015

Weblogbrief 10.20, 27 februari 2015

Lieve dames, beste heren, “querida gente”, ik beloofde jullie dat ik in de week na carnaval weer zou beginnen om jullie met brieven te bestoken vanuit Verweggistan en wat je belooft, moet je doen: hier is nummertje 10.20. De epitheta “mager en gezond” zijn nog steeds niet op mij van toepassing, maar lol heb ik de afgelopen periode wel weer gehad in mijn geboortestad.
Wie het aantal uren carnaval in die tijd wil tellen, stuit vanzelf op het probleem of de weg heen naar en terug van de “kaffee” wel of niet meemogen doenen wat vinden jullie van mijn carnaval op zaterdagmiddag, toen ik de “machseuverdrach” in het stadhuis, drie uur lang, live op mijn TV thuis heb bekeken. Ik ben alle carnavalsdagen, van vrijdagmiddag tot woensdagavond, op stap geweest – zaterdag het minste, omdat ik toen nog een vrijdagse kater aan het uitzieken was. In een zuinige berekening kom ik tot een goeie 30 uur tussen de bierglazen en “dröpkes”, iets minder dan een werkweek voor ambtenaren. Voor een 68-jarige is dat “niet mis”, toch?
Wat wil ik verder over mijn carnaval in Maastricht kwijt? Trudie was met carnaval iets minder paraat dan in eerdere jaren, Eva die in haar eentje twee dagen gekomen was, zaterdag en zondag, had zondag een off-day na de nodige Apfelkorn op de zaterdagavond en Piet & Tonnie komen nog steeds op bezoek van de maandag- tot de donderdagmiddag. Helaas zag ik verder maar weinig vrienden en familie bij mijn favoriete uitspanningen: de Poort, de Tribunal en de Duke. Gelukkig waren Toussaint& Tonnie, Bea & Nico, Pieke en dochter Julie alsmede Marc & Floor wel af en toe present, maar bijv. Trudie’s zonen en haar vele “neve en nisjekes” lieten het afweten. Ik ben ze in ieder geval niet tegengekomen.Arno is naar zijn eigen zeggen wel onderweg geweest en Marcel was helaas gezegend met een stevige griep. En dan was er Yves, nog geen jaar oud, die in de kinderoptocht meeging, met Damaris achter de “kouts”. Een foto van de jonge deelnemer in de kleuren “roed, geel en greun” ga ik op het prikbord hangen.
Heb ik verder nog wapenfeiten over de dagen vóór en na carnaval? Niet veel eigenlijk. Op de dinsdagavond laat werd ik bij “kaffee de Belsj” omver geduwd, waarna mijn brilmontuur in twee egale stukken op de grond lag. De man die mij dat flikte, vluchtte direct naar buiten, zodat ik hem niet verrot hoefde te slaan. Op donderdagmiddag na carnaval ging ik naar Specsavers – ze waren tot dan dicht vanwege “die drei daog” - voor een nieuw montuur, de glazen waren nog heel. De zaak had mijn montuur nog in voorraad, na anderhalf jaar, maar het was intussen fors afgeprijsd en bovendien kreeg ik 50% “gevarenkorting”. Voor zegge en schrijve 14 euro 50 liep ik later die middag met een splinternieuw montuur en dezelfde glazen weer door de Wiekerbrögkstraot.
De dagen vóór carnaval waren er vooral om mijn nieuwe (elektriciteits-)meterkast te bewonderen en de jongens van Volta de kans te geven om bij mij op zolder een nieuwe boiler te plaatsen. Tussendoor wist mijn tandarts een van mijn onder voortanden weer met lijm in het gelid te krijgen en stonden Ton & Marion gereed met hutspot. Peixia kwam donderdagmorgen voor en vrijdagmorgen na carnaval om te “pótse” en laat ik het maar eerlijk toegeven: ze is echt een aanwinst. Verder was ik vooral doende om eerst mijn eten en drinken thuis op peil te brengen en later om te constateren dat ik heel veel eten gekocht had. Mijn diepvries in Maastricht is weer rijkelijk gevuld met porties zuurvlees van Trudie en huzarensalade, die de carnaval overleefd hebben.
Dan was er nog afgelopen vrijdagavond, toen ik bij Marij in de Hazendans met Trudie getrakteerd werd op de beste friet van Maastricht. De avond erop in Maastricht kreeg ik bij Trudie thuis nog een prima lasagne voorgezet, samen met Marcel, Damaris en “de jong”, en later liet ook Arno daar zijn gezicht nog zien, die we ook thuis afzette. Zondagmorgen bracht mijn geliefde me in haar bolide naar Düsseldorf Airport.Trudie en ik gaven elkaar eerlijk toe dat anderhalve week Maastricht als tussenstop van mijn Spaanse winter aan de korte kant is. Aan de andere kant, over een paar weken, met halfvasten, staat ze met Marij hier in Las Palmas voor de deur en wordt mijn diepvriesvoorraad zuurvlees en goulash hier ook op orde gebracht. (Voor de liefhebbers, van 14 tot 21 maart is hier ook weer een filmfestival, vooral in Triana bij bioscoop Monopol.)

Van mijn stukjes muziek voor jullie krijg ik nog steeds geen genoeg. Of dat voor jullie ook het geval is, laat ik in het midden. Daarbij is mijn collectie Cd’s weer op volle sterkte, inclusief mijn immense Engelse pop- en rockverzameling en mijn Spaanstalige repertoire.
Van Elvis heb ik zo ongeveer alles op mijn schijf staan. Hartverscheurend vind ik vooral zijn rock ‘n’roll periode, voordat hij in Duitsland zijn dienstplicht ging vervullen en echt rijk werd. Wie kent niet zijn meezingers zoals “Hound dog”, “Don’t be cruel”, “All shook up”, “Jailhouse rock” e.d. Zoals jullie weten, kwam Engeland vervolgens met zijn eigen Elvis, moederskindjeen “bachelor boy”Cliff Richard. Die begon zijn carrière eveneens met R&R-nummers zoals “Dynamite”, “Move it” en “Please don’t tease”, maar stapte, net als de echte Elvis, al snel over op de “slow ballads”. Erbovenuit stekende nummers uit het beginvan zijn langzame nummerstijd zijn o.a. “Living doll”, ‘Bachelor boy”(zie boven) en, mijn favoriet,“Travellin’ light”. Elvis gaf twintig jaar later de geest (en het lichaam), maar Cliff Richard bleef daarna gewoon in de running. Op zijn oude dag is hij wonderwel nog steeds als zanger actief. In 2011 verscheen zijn Cd “Soulicious”, een aantal duetten. Hier zijn de titels van de nummers:
01.Saving a life (&FredaPayne)
02.Go on andtellhim
(& Dennis Edwards, Temptations Review)
03.Do youever (& Brenda Holloway)
04.Teardrops (&CandiStaton)
05.When I was yourbaby (& Roberta Flack)
06.Are you feeling me (&Deniece Williams)
07.Oh! How happy (& Marilyn McCoo, Billie Davis Jr)
08.Every piece of my broken heart (& Valerie Simpson)
09.How we get down
(& Russell ThomkinsJr, New Stylistics)
10.This time with you (& Candi Staton)
11.Don’t say you love me (It’ll ruin myday)
12.She lookedgood
(& Dennis Edwards, Temptations Review, Lamont Dozier)
13.I’m yourpuppet (& Percy Sledge)
14.Always andforever (& Billy Paul)
15.Birds of a feather (&PeakoBryson)
Ik vind het, senioren onder elkaar, nog steeds te pruimen muziek. Jullie kennen wellicht “Teardrops” van Womack & Womack, maar nu is het Cliff Richard die met Candi Staton de show steelt. En ik vind “I’m your puppet”ook best aardig, dat hij samen met Percy Sledge brengt. Als we toch bezig zijn, jullie zouden ook eens naar bijv. “Saving a life” met Freda Payne of “Are you feeling me” met Deniece Williams kunnen luisteren. Op de Cd staat één solonummer, “Don’t say you love me. It’ll ruin my day” en dat kan er, meer dan vijftig jaar na Cliff Richard’s debuut, ook nog best mee door.

Terug naar de realiteit van alledag. Afgelopen zondagmiddag laat stond ik weer op Santa Catalina, waar men doende was om het carnavalskasteel van 1001 nacht af te breken. De avond ervoor was de “sardina” al ten grave gedragen, in het water bij Las Canteras gedumpt. Van het hoogfeest van carnaval was al weinig meer over.
Direct onder mij, op één hoog, woont een koppel uit ik denk India. Hij heet Lavi en zij Komal. Enige luidruchtigheid kan ik het tweetal niet ontzeggen, maar als ik op mijn balkon zit, heb ik er geen enkele last van ze en daarbij geldt: waar gehakt wordt, vallen spaanders. Of is dat de verkeerde uitdrukking? Eerder hebben die ywee al eens de trap uitbundig versierd met kerstspullen en ik neem maar aan dat ze ook aan carnaval doen; daar lijken het me wel types voor. Buiten voor hun raam hangt een enkele laatste rode slinger te bungelen tussen twee grote palmtakken.
Volgens mijn Nederlands-Spaans woordenboek is slingers ophangen “ adornar con guirnaldas”. Ik heb het woord “guirnalda”wel eens ergens opgevangen, het lijkt erg op ons woord guirlande, maar dan met de n en l op de verkeerde plaats. Overigens, verwar het woord niet met “guindilla”; dat is Spaans voor een zakkenroller en ook wel een peper. Bij mijn tonijn mag ik graag een (half) potje “guindillas” wegwerken.
Op de maandagmorgen zie ik hoe net de laatste stellage bij het Topaz-gebouw aan de overkant, schuin tegenover mijn balkon, verwijderd wordt. De villa erboven, of hoe zullen we hem noemen, ziet er weer pico bello uit in een egaal beige kleur, terwijl de balustrades en raamlijsten donkerbruin geverfd zijn. Terzijde, net om de hoek is hetzelfde huis egaal bruin met gele raamstijlen. Precies op het hoekje is het bord van de CALLE VIENTINUEVE DE ABRIL keurig opnieuw bevestigd. (Ik blijf problemen houden met de B in ABRIL, waar ik steevast een V van wil maken.)
Later op de maandag mag ik zoals iedere doordeweekse dag tegenwoordig meegenieten met de muziek van het koffiehuis van Carlos beneden. Het begint steeds om een uur of 4, 5 en gaat door tot het voetballen begint of op zijn laatste een uur of 10, als de zaak dichtgaat. Ik hoor vooral jaren 50 en 60 popmuziek uit Amerika, best aardig allemaal en vanaf mijn balkon is het niet meer dan vrij stille achtergrondmuziek.
Tenslotte, de gevaartes vol kerststerren bij mij in de straat zijn weggehaald. Op de plaza Saulo Torón staat er echter nog een, nu met een oerwoud aan viooltjes. Vooruit maar…

Gaan we naar de dinsdag. Toen deed ik (alweer) eigenlijk niks bijzonders behalve lezen. ’s Avonds maakte ik een wandelingetje naar La Puntilla, maar dat leverde geen nieuwe inzichten op over hoe ik mijn leven beter kan inrichten. Het gaat me nog steeds voor de wind.
Intussen vraag ik me wel al enkele dagen over wat pudding, vla in het Spaans ook al weer is. Ik heb het moeten opzoeken: “natillas”. Vlaai zoals in fruitvlaai heet hier “pastel de frutas”, voor wie dat nog niet weet. Ik heb er ook omgekeerd een voor jullie. Bij de veredelde kioskwinkel in calle de Ferreras, waar je limonade, sigaretten, kranten e.d. kunt kopen, zag ik tussen allerlei bekende woorden het woord “chuche” staan. Wat is dat nou weer? Ik denk dat het voor snoep staat, want mijn woordenboek vermeldt bij chuchear o.a. snoepen.
Tegenover de “tienda de chuche” is een bekend café met de naam “La esquinita latina”. Het is zo Cubaans als de pest en in plaats van “latina” lijkt me de toevoeging “Cubana” meer op zijn plaats. Als je daar de straat in gaat, de calle Faro (maar een vuurtoren zie ik niet), kom je op de volgende hoek bij “El Rinconcito de Kelly”. Hij ligt uit de richting, maar dat is nog eens een zaak naar mijn hart. Bij de kassa daar staat geschreven: “los que dejan propina suben al cielo”, wie hier fooi geeft, komt in de hemel.

Op de woensdagmorgen zit ik in mijn derde leesboek op bladzijde 139, als ene Laura daarin zwijmelt bij een nummer van Kate Bush: “Army dreamers”. Ik naar mijn computer om te kijken of ik het heb, maar dat is (nog) niet het geval. Ik heb eerlijk gezegd geen enkele Cd van het mens dat steevast zingt of iemand boven op haar tenen is gaan staan. Wel heb ik in totaal vijf losse nummers, die ik jullie alfabetisch ga opsommen:
-Babooshka
-Don’t give up (& Peter Gabriel)
-The man with the child in his eyes
-Rocket man
-Wutheringheights
Vooral dat “Wuthering heights” staat me nog bij als hit van vroeger. Daarbij herken ik ook “The man with the child in his eyes”, maar – onder ons - mijn voorkeur gaat uit naar “Babooshka”. Kennen jullie die Kate Bush eigenlijk wel? Als de dame een sopraan is, is dat te licht uitgedrukt. Wat een hoogspringer! Niettemin, die Kate Bush is toch weer eens iets anders dan Cliff Richard.

Woensdagavond mocht ik in mijn bibliotheekje aan Las Canteras constateren dat Barcelona uit bij Manchester City de avond ervoor inderdaad met 2-1 gewonnen had. Deze keer was Luis Suarez twee keer de doelpuntenmaker en wist Leonel Messi vlak voor tijd nog een penalty niet te verzilveren.
Daarna keek ik op mijn flat naar een mooie film op DVD. Barbra Streisand heb ik hier in het najaar al eens gememoreerd als onderschatte actrice. Deze keer was de film “Nuts” aan de beurt, uit 1987, met Martin Ritt als regisseur. In het Spaans heet hij “Loca” en iets van een gek heeft ze inderdaad in deze “largometraje” van bijna twee uur. Als Claudia Draper speelt La Streisand daarin een dure hoer - “hooker” is het Amerikaanse woord - die een man heeft neergestoken die maar geen genoeg van haar kon krijgen en haar wilde verkrachten. In een gerechtelijke “hearing”, waarin moet worden vastgesteld, of ze echt stapelgek is of gewoon terecht kan staan, wordt ze verdedigd door advocaat Aaron Levinsky, in het echt Richard Dreyfuss. Belangrijke bijrollen in de film zijn er o.a. voor Maureen Stapleton en Karl Malden (moeder en stiefvader Rose en Arthur van Claudia) en gevangenispsychiater Eli Wallach (Dr. Herbert A. Morrison). Laat ik hier volstaan met te zeggen dat de film in Nederland waarschijnlijk nooit in de bioscoop of op TV is vertoond, maar dat hij mij best beviel. Ik neem hem in mei mee naar Maastricht voor wie hem dan eens wil bekijken.

Mijn donderdag is zoals donderdagen horen te zijn en dan ben ik alweer bij de vrijdag, het begin van een nieuw weekeinde in mijn “nooit winter”-stad. Een oeverloos epistel is het deze keer (nog) niet geworden, maar jullie moeten het er maar voor doen.
Vergeet niet om je “chuche” te bewaren tot de zondag, want we zitten volop in de vasten. Mijn volgende brief kunnen jullie verwachten op donderdag 5 maart, als die maand zijn staart alweer vijf dagen geroerd heeft. Voor nu, bedenk eens iets leuks en doe het dan ook nog. Ik wens het jullie, ook Harry die zondag jarig is, tot kijk, hastaluego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Mijn eerste boek van deze nieuwe serie had ik al bijna helemaal uit, toen ik vóór carnaval op Düsseldorf landde. Tijdens mijn reces heb ik echt geen bladzijde gelezen, maar op de terugweg naar hiero had ik het al uit, voordat ik in het vliegtuig stapte. Het is er een van Karin Slaughter, dat ik op mijn e-reader heb staan. Het is uit 2005, in het Engels heet het “Faithless”, in mijn vertaling naar het Nederlands “Trouweloos”. Het speelt in het denkbeeldige Grand County, in de buurt van de stad Macon in het Amerikaanse Georgia.
Hoofdpersonen zijn uiteraard kinderarts Sara Linton en haar vriend Jeffrey Tolliver van de politie in Grand County. In dit boek is er eveneens een belangrijke rol voor diens rechterhand rechercheurLena Adams. Er wordt een meisje dood gevonden in een doodskist, begraven en wel. Jeffrey en Lena komen voor de dader(s) al snel uit bij een godsdienstige gemeenschap, sojabedrijf De Gezegende Groei, waar de scepter wordt gezwaaid door een vijftal broers en zussen Ward: Lev, Mary, Rachel, Paul en Esther. Vooral de mannen, Lev en Paul, spelen de baas, Lev als coördinator van het bedrijf en Paul als advocaat. Andere interessante figuren op de farm zijn Dale Stanley en ene Cole, naast honderden ex-verslaafden voor het handwerk. Dan ontrolt het verhaal zich verder en duurt het een hele tijd, voordat er meer doden vallen. Niettemin, langzaam aan wordt steeds duidelijker wie de boosdoener(s) zijn. Laat ik hier verder maar weer niks verklappen.
Ik vind “Trouweloos” best een aardig boek, maar tegelijk vind ik dat het verhaal ietsje overdreven gebracht wordt. Karin Slaughter is een van de betere thrillerschrijfsters, maar dit boek steekt er niet bovenuit. Ik geef er als recensiecijfer een 7 voor, een ruime voldoende, maar niet geweldig. Natuurlijk ga ik wel nog meer boeken van haar lezen.

Mijn tweede boek, in zijn geheel opgesoupeerd in Las Palmas, is er een van een van Nederlands beste thrillerschrijvers: Tomas Ross. Van de man heb ik al een hele serie moordboeken hier besproken, waarbij steeds opvalt dat zijn verhalen echt langs het randje van de werkelijkheid gaan. Of het nu over Prins Bernard in de Tweede Wereldoorlog gaat, over het koloniale verleden van het koninkrijk of over onze bezigheden in Argentinië in 1978, steeds weet Tomas Ross er een mooie thrillerdraai aan te geven. Over het fenomeen Pim Fortuyn heeft hij intussen verschillende boeken “het licht doen zien”, o.a. “De marionet” uit 2008, zes jaar na diens dood, dat ik net uit heb.
In het boek wordt net gedaan of Fortuyn de aanslag op hem op 6 mei 2002 in het Mediapark in Hilversum overleefd heeft; hij komt er met een wond aan zijn linkerhand genadig vanaf.Wat gebeurt er daarna? Negen dagen later komt de LPF in de verkiezing uit op maar liefst 53 zetels. Met de 24 van de VVD is dat genoeg voor een nieuwe meerderheidsregering. Waarom vervolgens niet Pim Fortuyn, maar de net tot de LPF toegetreden Hans Wiegel minister-president wordt, is enigszins raar. Nog opmerkelijkeris het dat in het nieuwe kabinet allerlei ministers zitten die je niet, zeker niet bij de LPF, zou verwachten. Pim Fortuyn zelf gaat niet in het kabinet zitten, maar wordt de fractievoorzitter van de LPF in de Tweede Kamer. Zijn bevlogenheid raakt hij daarna in een mum van tijd kwijt.
Er zijn minstens twee mensen die zich intussen bovenmatig afvragen, wat er aan de hand is: voormalig ambtenaar Ben Evers van de AIVD (BVD) en fotograaf Lex de Rooij van het NRC-Handelsblad. En er zijn de nodige interessante bijfiguren: allereerst Anke van Dam, de vriendin van Lex en later van Keje van Essen, de woordvoerder van Pim, vervolgens staatssecretaris. Interessant is ook de rol van de beginnende journaliste in spe Marike Spaans, die haar overmoed in het politieke circus moet bekopen met een verblijf op de intensive care in een ziekenhuis. Jullie willen nog meer namen? Dan eindig ik hier mijn opsomming met Rob Wouterse van de AIVD, hoofdinspecteur Muntinga uit Leeuwarden en ene Janna Buitenweg. Op de achtergrond speelt een bijeenkomst in 1971 van een groep jonge mensen, Icarus, met o.a. de Sjeik.
(Dat Vic Bonkeminister van Onderwijswordt in het kabinet Wiegel, terwijl Pim meer in Mariëtte dan in hem geïnteresseerd was, neem ik maar voor lief.)
Laat ik beginnen met te vermelden dat “De marionet” een compleet foute titel voor het boek is; hoe komt de schrijver erop? In het hele boek komt geen marionet voor, vrienden. Toch vind ik het idee van Tomas Ross om de tijd na 6 mei 2002 eens over te spelen met Pim Fortuyn als grote winnaar van de verkiezingen, een regelrechte vondst. M.i. had hij het erop aansluitende verhaal wel iets minder dramatisch mogen maken;er wordt gaande het verhaal teveel tegelijk overhoop gehaald naar mijn onbescheiden mening. Niettemin, ik vind dar Tomas Ross (alweer) een heel leesbaar boek heeft afgeleverd, waarvoor ik een 7½ als recensiecijfer overheb, vooruit, een 8-.

Wie veel leest, kan bogen op een uitgebreide boekenbijlage. Ik heb er nog een voor jullie: “Ventoux” van misdaadjournalist van de Volkskrant Bert Wagendorp, dat ik op mijn e-reader las. Het is uit 2013, een uitgewerkte versie van een filmscenario dat hij eerder schreef. Het boek heeft hem geen windeieren gelegd; het werd vorig jaar een bestseller in de Lage Landen.
Is het boek autobiografisch? In ieder geval loopt het verhaal gelijk op met de Zutphense jeugd van Bert Wagendorp zelf, geboren in 1964.In het boek heet hij Bart Hoffmann. Als hij op de middelbare school zit, is hij al heel lang bevriend met (An)dré en Joost en daar komen dan achtereenvolgens David, Peter en Laura bij. Met zijn zessen gaan ze als tieners in 1982 naar de Provence, de achttienjarige jongens alle vijf hoteldebotel van de iets jongere Laura. Die kiest voor dichter Peter, maar doet “het” ter plekke toch ook een keer met Bart. Dezelfde Bart gaat met Joost en de ongetrainde Peter de 21 km Mont Ventoux beklimmen, terwijl de andere drie toekijken. Op de weg terug naar beneden daarna verliest Peter de macht over zijn fiets en overlijdt. Het vriendenclubje valt daarop direct uiteen.
Dertig jaar later is Bart een bekende journalist, Joost is professor natuurkunde, André is een gewezen coke-dealer, David heeft (nog steeds) een reisbureau in Zutphen en Laura is regisseuse ergens in Italië. Op haar aandringen komen ze, nu met hun vijven, opnieuw bij elkaar in Bédoin, bij Avignon, onderaan de Mont Ventoux, de vier mannen om vervolgens opnieuw de bochtige klim van 21 km omhoog te maken. Op hun reünie wordt ietsje duidelijker hoe de vork in de steel zat dertig jaar eerder.
Tussendoor lees ik op bladzijde 153: “Petrarca is niet dezelfde als Drs. P., dat je dat even weet”. Kennelijk vindt hoofdpersoon Bart Hoffman Petrarca een stuk beter dan Drs. P. Ik waag dat te betwijfelen als (in het verleden) verzamelaar van de gedichten en verhalen van Drs. P.
Bert Wagendorp heeft met zijn “Ventoux” m.i. een prima wielerboek geschreven, een waardige opvolger van “De Renner” van Tim Krabbé en sonnetbundel “Fietsen op de Mont Ventoux” van Jan Kal. Echt heel erg overhouden doet het niet, maar zijn stijl en het tempo waarin Bert Wagendorp “zijn” wielerverleden beschrijft, maken dat ik er zo maar een 8 als recensiecijfer voor over heb. Ik heb wel eens minder spannende Nederlandse boeken tot mij moeten nemen.

dinsdag 10 februari 2015

Weblogbrief 10.19, 10 februari 2015

Weblogbrief 10.19, 10 februari 2015

“Queridos hermanos y paganos”, beminde gelovigen en heidenen, daar zitten we dan, nog even van elkaar gescheiden, maar vanaf morgenavond verenigd, als jullie tenminste in Maastricht zijn. Woensdagmiddag, morgen dus, land ik om 5 uur in Düsseldorf, waar Trudie staat te smachten, in ieder geval te wachten, om mij en mijn hebben en houwen naar Mokum-Zuid en Parijs-Noord af te voeren.
Op de donderdagmorgen ga ik in alle vroegte kennismaken met de man die mijn nieuwe meterkast geïnstalleerd en onder stroom heeft gezet. Dan meldt zich ook een Volta-heer of (-dame, waarom niet?) om mijn boiler te repareren en niemand minder dan Chinese Peixia komt de pótsvrow spelen. ’s Middags word ik verondersteld naar mijn computerzaak te gaan om mijn extra harde schijf te laten keuren, is Karl de tandarts hopelijk voornemens om mijn losse tand vast te plakken en om 5 uur schuif ik aan bij Ton & Marion voor hutspot met een kuiltje jus. Dezelfde middag ben ik hopelijk ook nog onderweg naar mijn warme bakker op Plein 1992, slager Dresen, gehaktballenman Huijdts en viszaak Emons, en wie weet, doe ik ook nog een of twee supermarkten. Wat ik donderdag niet gedaan krijg, is vrijdagochtend aan de beurt. En voor wie het graag weten wil, dezelfde vrijdagmiddag om een uur of 5 sta ik in café de Poort, alsof ik daar niet weggeweest ben. Het pad van een “abuelo” in ruste gaat niet (altijd) over rozen.

Als ik in de bus naar de universiteit zit, kijk ik altijd om me heen om een alineaatje tekst te bemachtigen. Afgelopen woensdag kwam een vrouw tegenover me zitten met een boodschappentas van Nescafé. Voor alle zekerheid stond er bij dat de koffie van Nescafé een “dolce gusto” had. Ik maar denken dat je het spul ’s ochtends vooral opslurpt om de nacht af te spoelen. Daar zit ik faliekant naast; “el café puede serun viaje”. Koffie drinken is of je op reis gaat. Die heb ik onthouden. Op mijn reis morgen, met al dat wachten op het vliegveld hier, het in een te krappe stoel hangen van Gran Canaria naar Düsseldorf en in Trudie’s mini-autootje naar Maastricht, moet ik niet vergeten om de nodige koffie tot me te nemen. Anders kom ik geestelijk nooit aan op de WaldeckPieringestraat.

Terug naar woensdagavond, vrienden. Natuurlijk liet ik ook de laatste van de drie voorrondes van de murga-wedstrijd niet schieten. Om klokslag half 9 zat ik op Santa Catalina en wat was het weer druk. Vorig jaar hadden we dat ook, dat het op de laatste van de drie avonden van de voorrondes het drukste was. Het zal misschien te maken hebben met de uitslag, om een uur of 2 ’s nachts, wie uitverkoren wordt om zaterdagavond in de finale te mogen aantreden.
Ik heb me woensdagavond alweer beperkt tot vier groepen: Los Silensiosos uit Aldea, goed voor 54 man, Los Chacho Tu met zijn tachtigen, Los Nietos de Sary Mánche met 73 Teldenaren en de eerste damesgroep van de avond, Las Traviesas, goed voor nog eens 50 keer meedoen.
De laatste drie van de avond heb ik vanuit mijn bed mogen bewonderen, voor zo ver ik niet al onder zeil was. Aardig: op de terugweg naar mijn flat hadden een paar andere “bijstanders” het over “los 40 ladrones de Ali Baba y más”. En voor de derde keer had ik wel gezoem in mijn oren van de luide muziek, toen ik ze en de rest van mijn lijf te ruste legde. Een TTS, temporary threshold shift, tijdelijke gehoor vermindering, is geloof ik het adequate woord. En nou komt het: om 2 uur werd ik wakker, toen Pepe Martín onder het nodige gejuich en geschreeuw aankondigde wie in de finale zaterdag zat. Ik controleerde het donderdagmorgen bij de man van het toeristenbureau die de honneurs waarneemt op Las Canteras. Hier zijn ze, de negen finalisten in de volgorde zoals ze hem zaterdag van jetje zullen geven:
- Los Twitty’s
- Las Golisniosas
- Los Nietos De Sary Mánche
- Los Legañosos
- Los Chimosos
- Las CrazyTrotas
- Los Serenquenquenes
- Los Trabasones
- Los Chancletas
Van de negen murgas zijn er zeven een mannenaangelegenheid en twee bestaan uit vrouwen.Vorig jaar was dat acht en een, de dames gaan erop vooruit. Verderop in mijn brief, als ik de complete murga-finale achter mijn kiezen heb en het zondagmorgen is, ga ik jullie vertellen wie een, twee en drie geworden zijn.

De reden dat ik op de donderdagmorgen de straat op ging, was om een sleutel van Cristina te kopiëren. He is de sleutel van de buitenbinnendeur op de zesde etage van het oude faculteitsgebouw. Bij Don Tacón (van de hakkenbar) werd me een ijzergeslepen kopietje overhandigd voor € 1.10, een euro tien. Dat zou in Maastricht een stuk duurder zijn, denk ik er dan bij. (De benzine, loodvrij 95, is doet deze week bij de Disa 92 cent.)

Meziek! Ik denk, zonder dat ik er gedegen onderzoek naar gedaan heb, dat de populariteit van de Maastrichtse carnavalsliedjes in de jaren 50 een beetje te vergelijken is met die van de Amsterdamse hits uit de Jordaan, uit dezelfde periode. Intussen hoef ik jullie niet meer uit te leggen hoe “Mijn wieggie was een stijfselkissie” en later “Amsterdam huilt” meegezongen moeten worden. Om Tonnie (van Piet) een plezier te doen noem ik hier ook “Aan de Amsterdamse grachten” van Tante Leen, terwijl ik zelf, voor zover ik überhaupt iets met Tante Leen heb, de voorkeur geef aan “Oh Johnny”.
Boven alles gaat, als het om Jordanese muziek gaat, uiteraard niemand minder dan Johnny Jordaan. Ik heb zijn muziek op mijn oude dag nog altijd heel hoog zitten. Hier is mijn top 15 van de man, alfabetisch:
01.Aan de voet van de mooie Wester>BR> 02.Bedankt lieve mensen
03.Bij ons in de Jordaan (met fluitje)
04.De afgekeurde woning
05.De parel van de Jordaan
06.Een pikketanussie
07.Geef mij maar Amsterdam (van Epidemiologie)
08.Het carillon
09.Ik heb maling aan de buren
10.Ik heb mooie bloemen
11.Jordaanwals (mijn favoriet)
12.Lach als je die wagen ziet staan
13.Omdat ik zoveel van je hou
14.Op de oude Lindengracht
15.Pruimenpap
Nou gaan jullie me vertellen: ik mis dit nummer en waarom heb je dat liedje er niet bijstaan. Welnu, een mens moet op zijn tijd kiezen en dit is, na ampel overwegen, mijn favoriet lijstje. Alleen “Oh Sabberajosidee”, of hoe het heet, ontbreekt, maar dat ga ik nog eens een keer toevoegen, vrees ik. Ik heb het niet op mijn computer staan, behalve dan een heel klein stukje op een nummer met van alles wat, dus houd nog even van mij te goed.
Overigens, op geen enkele nummer hoor ik Johnny Jordaan een ode brengen aan de trekzak (bijv. die van Johnny Meijer). Wel heeft hij iets met het carillon (althans van de Westerkerk) en nog meer het pierement, het (draai-)orgel. “Johnny Jordaan, al is ‘t ‘nen Hollender, iech vin tot dee mèt de carnevalgedrejd maag weure”.

Ander onderwerp: in mijn stukje straat is weer van alles te doen. Ik vertelde jullie al dat geurwinkel Topaz in de steigers staat, met een groen net ervoor. Sinds afgelopen maandag lopen daar nu nog maar een paar mensen te banjeren, bepaald niet aanhoudend, twee met een rode en ik heb ook iemand met iets geels op zijn kop gezien. Ze nemen ministukjes gele muur weg en her en der brengen ze er een flinke laag plamuursel op aan. Intussen is er op de gevel reclame te over! Naast een embleem van Bibiano is hangt nu ook eentje van Jusamar: “servicios y contratos”. Eronder staat, in ongeveer dezelfde grootte: “construcciones, reformas, fachadas y mantenimientos”. Nou willen jullie natuurlijk weten wat “fachadas” is. Volgens mijn woordenboek zijn dat puien, voorgevels en dat had ik natuurlijk al kunnen weten: het Hollandse façades. Dat het opknappen van de buitenmuur, zeker als er ook nog geschilderd gaat worden, meer dan een paar weken gaat duren, wordt met de dag zekerder. (Nagekomen bericht: afgelopen vrijdag zag ik er helemaal niemand. Zijn de plamuurders en schilders leden van murgas die de finale gehaald hebben? Dan is het terecht stilte voor de storm.)
Terug naar mijn straat. Op nummertje 19, één hoog, staat een van de twee flats zeg maar permanent leeg. De eigenaar is een jongeman die kennelijk goed in de slappe was zit en alleen bij heel bijzondere gelegenheden van het pand gebruikt maakt. Ik heb hem ruim een jaar terug eens met oudejaarsavond een heel regiment vrienden en vriendinnen van drank en spijs zien voorzien. Op nieuwjaarsdag zag ik hem toen ook aan de koffie met een vriendin, met kindje, maar daarna was het weer afgelopen. Tot nu: ik zag hem zo maar met een vriend binnen in de kamer zitten, met buiten op het balkon een groene lamp. De dag erop waren ze alle twee weer foetsie. Het heeft iets van een mysterie.
Ook op Luis Morote 17 is de nodige bedrijvigheid, op het dak wel te verstaan. Daar was de voorkant van de bovenste etage tot voor kort één grote plantenbak, maar die tijd is geweest. It is time for a change! Een mannetje of twee, drie is daar de zaak aan het dichtmaken. Ik zie diverse raamlijsten verschijnen en er wordt, ietsje meer naar binnen, zelfs aan een deur getimmerd. Helaas, ook hier gaat het werk bepaald niet van een leien dakje. Wie iets goed wil doen, heeft daar zijn tijd voor nodig.
Last but not least, ik vertelde jullie eerder met gepaste trots dat er in de stad, ook in mijn straat een aantal kerstbomen isopgetuigd, of is het opgetogen. Per stuk bestaat zo’n gevaarte, twee meter hoog, uit zo’n honderd rode kerststerren in een aantal horizontale rijen, die naar boven toe iets smaller worden. Ik begrijp best dat men met het weer weghalen van de kerststerren gewacht heeft tot na Driekoningen. Echter, het is intussen bijna carnaval en ze staan er nog steeds. Een kerstster heet in het Spaans een “flor de Pascua”, paasbloem. Ze willen de gevaartes toch niet tot aan Pasen laten staan. Opgemieterd ermee!

En dan ga ik nu naar de vrijdag. De ochtend stelde, althans om jullie over te vertellen, weinig voor. Ik deed enkele boodschappen en haalde een colbertje uit de stomerij. Eten deed ik niet, want om half 3 was ik door de afdeling van Lluis uitgenodigd in restaurant “El conejo alegre”, het vrolijke konijn.Het uitje van de afdeling! We hadden er een jaartje of drie terug ook al eens gegeten.
Zoals steeds bij bijeenkomsten was ik de eerste, om even voor half 3. Daarvóór had ik zelfs nog vijf minuten op een bankje vlakbij gezeten om het niet te gek te maken. Keurig om half 3 kwamen Almudena en Marta aanzetten. Met zijn drieën namen we buiten op het terras plaats voor een eerste drankje. Ik heb hier eens verteld dat ik vind dat Almudena te weinig op het werk is, haar bezigheden ietsje te veel binnenshuis heeft. Op het terras vertelde ze me doodleuk dat ze haar man onlangs de deur had uitgedaan. N.B., haar tweede kind is nog geen jaar oud. Haar verhaal dat hij bij nader inzien niet meer dan een klaploper was, die te lui was om te werken, kon ik echter wel volgen. Ik heb ze eens bij de Daily Price gezien en toen dacht ik al voorzichtig: dat zou die van mij niet zijn! Nu was het kennelijk zo ver dat hij vriendelijk, doch dringend verzocht was om op te hoepelen. Gelukkig was de gemeenschappelijke woning van haar, dus daar was geen probleem. Almudena’s familie woont in de “peninsula”, dus nu is ze hier moeder alleen met twee hele kleintjes. Niettemin: als je partner je echt de keel uit gaat komen, kun je maar het beste van hem of haar scheiden. Almudena, alaaf!
Om even voor 3 kwam de rest van de afdeling aangemarcheerd: Lluis, Jacqueline, Itandehui (zeg maar Dehui), Raquel, Mariela en even later ook Cristina. Terzijde, Raquel was voor mij een nieuweling; ze werkt als assistente mee aan de nieuwe Mediterrane dieetstudie. De afwezigen waren Elena, Jorge en Patricia; Patricia was afwezig, omdat ze al wekenlang een zeer akelige griep onder de leden heeft. Ik sprak haar op het werk even, afgelopen woensdag, en toen zag ze er echt uit als een lijk. Vlak daarop was ze trouwens weer huiswaarts vertrokken. Ik vroeg Lluis nog naar Adriana die inhet kader van de crisis afscheid van de groep heeft moeten nemen, maar erg veel wijzer werd ik niet van hem. Ze neemt kennelijk zelfs een telefoontje van hem niet meer aan.
Bij “El gallo feliz”, de gelukkige haan, heb ik al verscheidenen keren kip gegeten, bij “El cerdo que rie”, het lachende varken, staat voor mij varken op het menu en bij “El novillo precoz”, de vroegrijpe jonge stier, maar die zaak uit Uruguay hoort niet bij de keten, mag ik graag een stuk mannelijke koe proberen. Dus wist ik al van tevoren dat ik bij “El conejo alegre” het konijn zou nemen, om zijn Canarisch klaargemaakt. Wat schetst mijn verbazing dat konijn niet op de kaart stond. Ik heb er natuurlijk, wel op een komische manier, over geklaagd bij de bazen van de zaak. Wisten jullie al dat Vanessa, de vrouw van Lluis, intussen huisarts, een volle nicht is van de eigenares, Isodora. Desgevraagd vertelde Lluis me dat hij haarvoor het eerst niet op de universiteit is tegengekomen, maar in “El conejoalegre”.
Het werd vrijdagmiddag wat je noemt een gezellige bedoeling. De drank vloeide rijkelijk, zodanig dat ik me op het einde serieus afvroeg of Lluis en sommige anderen nog wel in hun auto mochten stappen. Eerst waren er vooral stukjes haring in de azijn en iets wat lijkt op heel veel bitterballen van allerlei soort plus toast en knoflookbrood. Daarna kwamen enkele “sombrero’s” op de tafel, grote naar boven toelopende gevallen, van onderen verhit, waarop wij verondersteld werden ons vlees, stukjes magere “solemillo” (biefstuk) en varkensvlees met een vetrandje (van zwarte varkentjes), tegen aan te plakken. Voor nitwits als ik zaten er ook een aantal minispijkertjes op de hoeden. Het vlees werd dan vrij snel gegrild en we konden het eten met vijf sausjes die op tafel stonden. Als een bakje vlees of een bakje saus bijna leeg was, werd het prompt aangevuld. Er werden in overmaat ook Franse frietjes bij geserveerd. Mij viel in dat ik die “sombrero” destijds ook gehad heb in “El conejo alegre”, maar lekker blijft het. Daarna kwam er voor mij nog een chocoladepuddinkje en als uitsmijter koffie met sterke drank ernaast.
Ik ga hier de diverse vrolijke en spannende verhalen tijdens het eten niet herhalen, maar maak een uitzondering. Weten jullie wie “El pequeño Nicolas” is? Ik had zijn naam al een paar keer gehoord bij de voorrondes van de murgas; iedereen behalve ik begon dan te gniffelen. Het blijkt een jongeman te zijn die zich steeds op de voorgrond weet te werken, als er iets belangrijks in Spanje gebeurt en dat op de TV wordt uitgezonden. Een minister houdt een toespraak, de koning knipt een lint door, de burgemeester van Madrid spoedt zich naar een demonstratie en wie staat zo ongeveer naast hem: “El pequeño Nicolas”. Hij weet zich met allerlei trucs steeds opnieuw in de kijker te zetten. Onze Sinterklaas, die over de daken trippeltrappelt met zijn schimmel, is er niks bij.
Om ongeveer 6 uur werd er voor de deur van “El conejo alegre” nog wat afgezoend en toen mocht ik geheel verzadigd terug naar mijn flat. Ik was blij dat ik even kon gaan liggen en daarna heb ik mijn (eerste) boek van deze brief uitgelezen.

’s Avonds om half 10 kon ik, als ik dat wilde, naar een nieuwe vreetpartij. Bij “El Rincón De Velasquez” ging kennis en amateurkok Juli de ketel aanmaken voor een gezelschap waar Noé prominent deel van uitmaakt. Ik was ook uitgenodigd, maar nog eens aanschuiven voor een “cena” op maar enkele uren van een copieuze “almuerzo” was me een beetje te veel van het goede. Ik had daarom eerder al braafjes afgezegd. Wel kon ik daarom met goed fatsoen naar parque de Santa Catalina, waar het gala was van de Gran Dama en de (volwassen) disfraces, Op weg erheen mocht ik nog eens constateren dat Terraza Bar Central, naast tabakszaak “La Esfinge”, inderdaad helemaal uit de glorie is. Er staan al maanden geen stoeltjes en tafeltjes meer en eerder heb ik gezien dat binnen, helemaal leeg, een cementmolen stond te draaien.
Het was heel druk op de open ruimte van het carnaval. Net op tijd kon ik mij achter de immense rijen stoelen beneden posteren voor een “avondje uit”. Eerst kregen we een achttal individuele disfraces te aanschouwen. Ze kwamen een voor een op met de volle muziek op de achtergrond om daar een dansje van enkeleminuten te maken. De meesten waren uitgedost op zijn “Ali Baba’s” of “Sherezade’s”, best aardig allemaal. Mijn persoonlijke voorkeur ging uit naar een zeer Arabische fietser die op het podium rondzeilde op de muziek van “Mustafa, Oh Mustafa”, kennen jullie dat nummer nog? (In de Sahara tussen de kamelen…, maar dan op zijn Spaans).
Na een korte “publicitario” kwamen vervolgens drie kandidaat Gran Damas achter elkaar op. Meer dan drie had men er kennelijk niet kunnen strikken om de heldin van de avond te worden. Echt gecharmeerd kon ik niet van ze raken, de dames van mijn leeftijd verkleed als kerstboom (paasboom). Daarna waren de groepen disfraces aan de beurt, een stuk of tien groepen. Die bestonden uit een mannetje en vooral vrouwtje tussen de 15 en de 75, om het eens royaal te zeggen. De eerste, 50 bijna alleen meisjes, eindigde met een mooie “selfie”, allemaal tegen elkaar aangeplakt voor een zogenaamd megamobieltje. Ook bij de groepen was het een en al Arabische en Indiase muziek dat de klok sloeg. Allah kwam in diverse muziekstukken voorbij; mag dat wel van Mohammed? Ik koos, met enige moeite, voor het gezelschap dat het podium vulde met het nummer “ChucuChucu” als achtergrondmuziek.
Als klapper op de vuurpijl trad daarna nog een zanggroep op, twee afgetrainde jongens en meisjes, die ik helemaal niks vond, maar voor wie het publiek echt uit zijn dak ging. Uit volle borst klonk het “Yo viveré” mee, dat ik van Gloria Gayner ken als “I will survive”. En ik was zo ongeveer de enige die niet meedeed, toen het viertal op het einde de Spaanse variant van “Those were the days, my friend” van Mary Hopkin inzette, “Que tiempo tan feliz”. Ik neem maar aan dat ze daarmee heel hoog in de hitparade stonden.
Ten slotte kwamen alle deelnemers, individueel en groepen, plus de kandidaat Gran Damas, tegelijk op het “escenario”. Bomvol was het nu ook daar. Deze jongen besloot echter om de uitslagen niet ter plekke af te wachten. Verderop op het plein kreeg ik net nog mee dat bijde individuele disfraces mijn fietsende Mustafa niet tot winnaar was uitgeroepen, maar een als Indiase god verkleed persoon. Thuis gekomen om half 1 kroop ik direct mijn bed in.

Afgelopen zaterdagmiddag dacht ik: zo’n reflecterend geel hesje met carnaval, dat zou me wel passen bij mijn hoed en schmink. In het Spaans heet zo iets een “chaleco reflectante”. Van Trudie begrijp ik dat je het verplicht in de kofferbak van je auto moet hebben met een gevarendriehoek, voor als je op de snelweg met pech langs de kant komt te staan.
Ik heb er mijn woordenboek nog eens bijgehaald: er blijkt uiteraard dat er veel meer ”chalecos” zijn. Een “chaleco antibalas” is een kogelvrij vest, een “chaleco de fuerza” een dwangbuis en een “chaleco salvavivas” een reddingsvest, zwemvest. Meer algemeen staat het woord “chaleco”, denk ik, voor een vest zonder mouwen, een “spencer” om het eens op zijn Engels te zeggen.

De zaterdagavond was natuurlijk voor de murgas. Het terrein gaat om een uur of 5, half 6 open en dat is mij echt te vroeg. Ik kwam aanzetten om even over 7, een uur te vroeg, en kon nog een mooie staanplaats bemachtigen aan de (vanaf het podium gezien) rechte zijkant, vlakbij de doventolk en het TV-beeld in het paarse paleis. Je moet er iets voor over hebben!
Om klokslag 8 uur kwam humorist en presentator Daniel Calero naar de microfoon om ons een vrolijke avond en nacht te wensen. Eerst werden de Nietos de Kika uit Arucas verondersteld ons op te warmen. Dat is een groep oude zeuren, min of meer het equivalent van “De Zaate Hermenie” van John Hoenen, die in Maastricht destijds de boel al in de jaren 60 aan de gang kreeg. Rocky Courtens, die mij de muziek van Johnny Jordaan bezorgd heeft, waarvoor mijn oprechte dank, speelde in die harmonie tuba.
Daarna begon de echte finale van de negen “lámparas magicas”, om ongeveer kwart voor 9. Alle negen murgas kregen precies een half uur om ons bezig te houden, ons een carnavalsgevoel te bezorgen. Moet ik ze een voor een de revue laten passeren? Als ik het al; zou willen, lukt me dat niet echt, omdat – ik kan het ook niet helpen – ik na vier en een halve murga zo moe aan mijn benen was dat ik het voor gezien hield. Op een bankje verderop op Santa Catalina overdacht ik mijn zonde, maar besloot om me niet opnieuw in het feestgedruis te storten. Het was intussen wel al over 12 uur.
Hier is mijn indruk van de eerste 4½ deelnemer. Nummertje 1, Los Twitty’s, was best aardig, maar zag ik niet als kanshebber voor een medaille. De tweede murga, Las Goliosniosas, viel mij zwaar tegen. Ik zei het jullie al eerder: scoren bij de murgas is een herenbezigheid. Toen kwam nummertje 3: Los Nietos de Sary Mánche, die ik echt uit de kunst vond. Met zo’n club mannen zou ik best op stap willen met carnaval, een en al charme en vrolijkheid. De vierde murga, Los Legañosos, was m.i. ietsje minder carnavalesk, maar als het op kritiseren aankwam nog beter. Hun stuk over de bootvluchtelingen en arme sloebers uit Afrika die hun heil op de Canarische eilanden zochten, was op en top. “Todos somos iguales” stond op een groot spandoek dat ze op het einde lieten zien en op het plein, zo’n 7000 toeschouwers (volgens de politie iets minder),was het toen muisje stil. Ik ben blij dat ik niet in de jury zat en daarmee tussen murga 3 en 4 hoefde te kiezen. De vijfde deelnemer, nieuwlichter Los Chimosos, had ik eerder al eens een positieve beoordeling gegeven en het was nu vooral meer van hetzelfde.
Vanuit mijn bed dacht ik de overige vier: Las Crazy Trotas, Los Serenquenquenes, Los Trabasones en Los Chancletos, prima te kunnen volgen, maar begenadigd slaper als ik ben, dat was helaas niet zo. Ik vermoed dat de Crazy Trotas me al de das om deden. Om half 5 schrok ik even en toen was het al stil op het plein. In mijn straat stal een eenzame zanger de show.
Dus mocht ik op de zondag de definitieve uitslag op de boulevard vernemen. En op de maandag kon ik het nog eens uitgebreid nalezen in de kranten. De dames hebben het inderdaad wederom niet gemaakt. En ik heb geluk gehad met mijn eerste herenmurgas: als winnaar kwamen Los Nietos de Sary Mánche uit de bus met Los Legañosos waren een goede tweede. De bronzen medaille ging dit jaar naar Los Serenquenquenes. Daarmee was wel ook een andere mijlpaal gezet: alle top drie murgas waren niet van LasPalmas, maar uit de Gran Canaria regio: respectievelijk van Telde, Ingenio en Aguïmes.De Limburger van de eilanden, Canarias7, opende maandag met:“Los Sary Mánchestocan las nubes”.

Zondagen zijn rustdagen en niet alleen voor de Here Here. Ik kom voor deze brief niet veel verder dan een slagzin van Mapfre die ik op de Ripoche hier vond: “Paque la funeraria de una sola vez”. Ik wist eerlijk gezegd niet dat je de kosten van een begrafenis ook in termijnen kon voldoen.
En allee, ik ben ’s avonds nog twee uurtjes gaan kijken naar de “comparsas”, verklede dansgroepen, die toen het Parque de Santa Catalina onveilig mochten maken. Met name Lorena had me op het hart gedrukt dat ik daar ook eens heen moest. Wat zal ik ervan zeggen? De dame die de presentatie deed, journaliste Carolina Pérez, was helemaal mijn type. Daarbij zag ik de eerste vier “comparsas”, (vooral) 20 à 30 dames, hun dansjes deden met bijpassende muziek, steeds gedurende twintig minuten. Tussendoor was er ook nu weer het “en breves momentescontinuará el espectaculo”.
Veel variatie tussen de groepen kon ik eerlijk gezegd niet gewaar worden. Het waren alle keren leden van dansscholen van het eiland die reclame voor zichzelf en hun school moesten maken, met de rest van de familie in de zaal, ik bedoel: op het plein. Zonder uitzondering was het thema Midden-Oosten schonen gekozen, best aardig allemaal, maar geef mij maar wat vettiger vertier met carnaval. Van de vier vond ik de derde, uit Aguïmes, nog het meest afwijkend en daarmee rijp voor een vetleren medaille.
Na de vierde, toen ik huiswaarts keerde, kwamen nog een stuk of vier het podium op. Ik herinner me vaag dat ik van het geboenker nog een keer wakker geworden ben. En ook had ik et geluk om de winnaar wel mogen aanschouwen. Inderdaad, mijn comparsas uit Aguïmes.

Ik ben bijna bij het gaatje van deze brief. Zal ik op de valreep toch maar afsluiten met Maastrichtse, of in ieder geval Limburgse carnavalsmuziek? Dan kies ik eens vooreen album van het duo Jean Kraft en Jaap Menten, twee prominente “Mestreechse monekaspäölders” van vroeger, met zestien instrumentale nummers die me als apotheose wel geschikt lijken. Limburgse souvenirs heet hun plaat en “hei koume ze”:
01.Limburgs volksleed
02.Als de sterredaobovestraole
03.Ich kin ’n aordigmaedje
04.Limburg allein, ’t Huiske, Zefke Mols
05,Gluck auf
06.Ich haj van Limburg
07.Mestreech is neet breid
08.Van Eijsde tot de Mokerhei
09.Mestreechs volksleed
10.Die bis mie maedje
11.Och was ich maar
12.Tant Neske
13.Loeënde klokke
14. Wie sjoonoos Limburg is
15.Kirchraotje medsjes, ’t Sjoenste op de welt, Doe erme pappa, Geleen waggelt
16.Tralalala, De zaate hermenie, D’r lange Jan, De beste sjot
Limburgse souvenirs, dat is echt muziek voor in de “carnevalskaffee”. Je kunt als je wilt, er een potje bij gaan staan zingen (Loeënde klokke, van Limburg mie land) (Wie sjoon oos Limburg is, dat wet toch geine) (De zaate hermenie, die trek altied mer weijer ouch al kinne ze neet mie). Als je jong van geest bent, is dansen ook een optie, om het eens op zijn Huillands te zeggen. Verwaterde kerels als ondergetekende staan aan de “toog” met de trekzakmuziek op de achtergrond en zitten zo maar midden in een goed gesprek met een pot bier erbij.

Op de maandag mocht ik voor het eerst nog het borstbeeld van Sinda Saavedra bewonderen dat onlangs is neergezet bij de bank van flatgebouw “Aguas verdes” aan de boulevard, aan de Plaza de la artista Plinito de Oro. De compositor van o.a. de meezinger Himno Del Carnaval - dat zou nog eens een nummer voor onze Fabricio zijn - is geboren in 1949 en gestorven in 2005. Echt oud, 65-66, is de man dus niet geworden; ik heb hem al een paar jaar overleefd. Onder zijn kop in brons (of iets dergelijks) heeft men een hele vracht muziekpapier gedeponeerd. Heeft de man, naar wie al een stukje straat van Las Canteras in een uithoek was vernoemd, eindelijk ook zijn standbeeld.Wisten jullie trouwens dat de boulevard in zijn huidige vorm volgens een plakkaat van het jaar 1981 is? Zo leer je steeds weer bij, als je erover heen loopt.

En dan was hem dan, mijn laatste brief aan jullie voordat ik morgen naar Maastricht afreis om mij aldaar met Trudie en anderen in het feestgedruis te storten. Ik mis hier de komende anderhalve week o.a. het “gala de la reina” (13 februari), de “gran cabalgata” (14 februari), het “gala drag queen” (20 februari) en de “entierro de la sardina” (21 februari). Hopelijk krijg ik daarvoor in Maastricht enige compensatie. Op zondag 22 februari kom of ga ik weer terug naar Las Palmas en ga jullie nog eens van een brief of 11 voorzien, want de dertig wil ik ook deze winter volmaken. Tot kijk, hasta luego, “en wee wèt, koume veer us nog hei of daotege”, PaulK.

BOEKBIJLAGE

Laat ik beginnen met een verzuchting. Waarom gaan mijn boeken steeds vergezeld van weet ik hoeveel aanprijzingen? Ongeveer uit iedere recht hebbende krant pikt de uitgever wel een paar woordjes om zijn waar aan de man te brengen. En daarmee houdt het niet op; er zijn nog andere misselijkmakende aanduidingen. Kan iemand mij uitleggen waarom aan het woord thriller in Nederlandse detectives vaak het woord “literaire” is toegevoegd? Is dat in de hoop dat kinderen het boek moge lezen voor hun eindexamenlijst? En wat voor zin heeft het om bij Engelstalige boeken en schrijvers steevast te spreken van “the number one bestseller”? Kan de goegemeente eens met die flauwekul ophouden, graag?

Dat gezegd hebbend - knoop het in je oren, uitgevers – mag ik naar mijn enige boek van zeg maar het uitgebreide weekend vóór carnaval, mijn alternatieve “goede week”. Ian Rankin hoort intussen bij de thrillerschrijvers van wie ik alles wil weten. Zijn allerlaatste (of is het zijn voorlaatste) uit 2013 heet “Saints of the shadow bible”. Het speelt uiteraard (vooral) in Edinburgh en hier is mijn bespreking. Maar voordat ik dat doe, meld ik dat Malcolm Fox van The Complaints eerder in ere is hersteld in een van Rankin’s laatste boeken. In dit boek gaat Rankin nog ietsje verder, speelt de man naast John Rebus en Siobhan Clarke een aimabele hoofdrol. Ik zie Rebus nog eens van het toneel verdwijnen, met Malcolm Fox, ex-alcoholist en geestiger dan ik dacht, als nieuwe ster aan het Schotse firmament.
John Rebus begon dertig jaar terug, in november 1982, als broekie detective bij de politie in Edinburgh. Hij werd ingedeeld bij het groepje rechercheurs met de bijnaam “Saints of the shadow bible” in Summerhill, en daar ging het er behoorlijk ruw aan toe. De baas van het team was Stefan Gilmour en de andere detectives waren George “Dod” Blantyre, Eamonn “Porkbelly” Paterson, Frazer Spence en Billy Saunders. Hun motto was simpel: de boeven moeten van de straat en wij zijn er om ze ervandaan te halen. Er gebeurden daarmee op het politiebureau dingen die het daglicht niet konden velen. Er vielen zelfs doden bij. Teamleider Stefan Gilmour werd verplicht om de politie te verlaten.
We gaan naar het heden. Siobhan Clarke en John Rebus worden opgeroepen bij een auto-ongeluk. De enige (?) passagier is Jessica Traynor, studente en dochter van Owen Traynor, een botte en schatrijke man. Ze wordt naar het ziekenhuis afgevoerd. Haar vriendin en flatgenote heet Alice Bell, wiens oom is een echte boef is, Rory Bell. Het vriendje van Alice is Forbes McCuskey. Hij blijkt degene te zijn die sommige studenten van drugs voorziet, terwijl N.B. zijn vader de Schotse minister van Justitie is. Als vader McCuskey even verderop in het boek thuis dood (vermoord?) wordt aangetroffen, gaat het verhaal rollen. Er vallen meer doden en zowel Siobhan Clarke als de al genoemde Malcolm Fox krijgen een onderzoek toegeworpen, met John Rebus als voormalig lid van de “Saints of the shadow bible” in de bijrol. Op de achtergrond speelt de kwestie of Schotland wel deel moet blijven uitmaken van het United Kingdom.
Ik ben een ware fan van het taalgebruik van John Rebus en Siobhan (“Shiv”) Clarke. Hier zijn weer enkele uitspaken om mijn gelijk te bewijzen (maar het boek staat er vol mee): “Page would have kittens” (Shiv: Page krijgt de kriebels), “Can I toss another tiny grenade into your foxhole? ” (John heeft een idee), “Want me to bring anything for them – an ear trumpet or a bag of pan drops?” (John over hoogbejaarden),“Apparently a lot ofthem went walkies afterthe Falkland War” (Shiv over wapens), “At some point in the story the gun stops being a character“ (Shiv: idem).
Is alles hiervoor vooral bedoeld om mijn oordeel over “Saints of the shadow bible” van Ian Rankin uit te stellen?Hier is mijn oordeel. Natuurlijk, Rankin’s stijl van schrijven is en blijft bijzonder, ook in dit boek. Echter, het is niet anders, niet alles aan dit boek bevalt me. Het begin al: waarom zouden twee topdetectives, eentje zelfs best hoog in rang (Shiobhan Clarke), een kijkje gaan nemen bij een auto die tegen een boom is gebotst, waarna de jonge bestuurder naar het ziekenhuis wordt afgevoerd? Ook verderop in het boek kom ik verscheidene eindjes tegen die misschien niet los zijn, maar toch minstens een beetje met de haren erbij gesleept. Kort gezegd, “Saints of the shadow bible” is best te doen, maar Ian Rankin heeft me wel eens voor grotere verrassingen geplaatst. In een cijfer uitgedrukt, kom ik voor dit verhaal niet verder dan een 7+ als recensiecijfer.

woensdag 4 februari 2015

Weblogbrief 10.18, 4 februari 2015

Weblogbrief 10.18, 4 februari 2015

¡Oh mi madre! Quiredosimagos, hier ben ik weer, met mijn voorlaatste brief voordat ik een welverdiende vakantie in Maastricht op het programma heb staan. Na deze brief komt er nog eentje en dan is het afreizen. Even goed zitten we nu wel in “febrero”; Maria Lichtmis is een gepasseerd station.
Heeft iemand van jullie nog Harry’s stuk gelezen over George Baker (Hans Bouwens, geboren in 1944)? Daar zat ik mooi naast, toen ik het in mijn vorige brief aankondigde. Het verscheen pas een paar dagen, nadat ik jullie erover bericht had. Als hommage terug in de tijd heb ik wel nog eens een aantal clipjes van de man en zijn George Baker Selection bekeken. Zijn hoogtijdagen waren vooral tussen 1969 en 1975, toen hij met het ene na het andere nummer hoog in de hitparade stond, niet alleen in jullie landje bij de zee, maar ook op de nodige plaatsen elders in de wereld. Wie kent ze niet, zijn “arbeidersliedjes”: “Little green bag”, “Dear Ann”, “I’m on my own way”, “Tonight”, “Sing a song of love”, “Una paloma blanca” en “Morning star”. Psychedelisch kan ik zijn muziek niet noemen, maar bijv. “Una paloma blanca” schreeuwt erom om nog eens door Beppie gecoverd te worden.
Ik beloofde jullie het Spaanse woord voor de opzetstukjes van mijn elektrische tandenborstel. Mariela van het werk hier, een Argentijnse die nu ook al ietsje beter Engels spreekt, wist het direct: “repuestos”. Het is een algemeen woord dat ook voor andere (reserve)onderdelen gebruikt wordt, maar is ook gangbaar voor “(cepillos de) repuestos”.

In de bus naar de universiteit afgelopen donderdag keek ik uit op een aankondiging van de film “Bob Esponja”. Un héroefuera del agua”. Dat is nog eens andere kost dan de witte sponsjes in de vorm van Gran Canaria. Spons Bob beleeft zijn nieuwe avontuur op de grond! Gelukkig ben ik te oud om de film te gaan bekijken, maar de kleintjes onder ons is het deze keer van harte gegund, dit heldenverhaal.

Ik zat op de kamer van Cristina mijn e-post door te nemen, het zal ongeveer 4 uur geweest zijn, toen ik dacht: ik ga eens naar WC, plassen. Ik de kamer uit, door de lege ruimte tussen de kamers naar de gangdeur, maar toen bleek dat die deur in het slot was gevallen. Dan kun je wrikken en trekken, maar open gaan doet ze niet. Ik terug naar mijn kamer, op de zesde etage in het gebouw, en bedenken hoe ik een en ander moest tackelen. Het telefoonnummer van de portier beneden had ik niet, als die al op zijn plek was, en woest met de deur rammelen had ook niks opgeleverd. Toen bedacht ik ineens dat ik met mijn mobieltje Jorge’s nummer op zijn werk kon bellen, in het nieuwe gebouw van geneeskunde. De man maakt altijd vele uren op zijn werk en die zou er, om 4 uur ’s middags, zeker nog zijn. Hem kon ik dan het nummer van de portier beneden vragen en als ik dat had, was ik hopelijk uit de brand.
Hij nam direct op, nam me per telefoon mee naar de gang en vertelde me daar over twee schuiven aan de linker deurhelft die ik tegelijkertijd moest ontsluiten. Het Engelse woord voor schuif (“bolt”) wist hij niet, wel het Spaanse (“pestillo”?). Ik moest die aan de boven- en onderkant gelijktijdig van het slot doen. Dat lukte probleemloos en even later was de deur van het slot. Klein leed, maar je zult het maar hebben!

Donderdagavond keek ik naar de film “Walk the line” van regisseur James Mangold uit 2005, het levensverhaal van Country &Westernster Johnny Cash. Ik vond de film, 130 minuten, best aardig, maar om nou te zeggen dat hij helemaal te gek was, dat is overdreven. Natuurlijk is hij een begenadigd zanger en liedjesschrijver. Denk eens aan het onvergetelijke Folsom Prison Blues (I shot a man in Reno, just to watch him die) en jullie weten wat ikbedoel. Minder is dat de zanger er, ook blijkens de film, naast zijn muziek zijn hele volwassen leven er een aparte hobby op nahield, die ik hem niet wil na-apen: amfetamine, speed of hoe zullen we het noemen gebruiken. De dames in zijn leven vonden dat overigens maar niks. In de film speelt ene Joaquin Phoenix de artiest. Van de echte zanger, “the man in black”,heb ik intussen een paar dozen MP3-platen bij elkaar gesprokkeld.
Toch gaat mijn krediet deze week niet uit naar Johnny Cash, de man met zijn gitaar dwars over zijn borst bespeelde, maar naar misschien wel de belangrijkste vrouw in zijn leven: June Carter (1920-2003). Zij is een van de dochters van moeder Maybelle van de beroemde C&W Carter Family. Ze leert Johnny Cash kennen, als ze met hem en anderen op tournee gaat in 1961 en uiteindelijk trouwen ze in 1968 om bij elkaar te blijven tot hun dood. In de film “Walk the line” wordt June Carter gespeeld door Reese Witherspoon en die krijgt daar zo maar een Oscar voor als “mejoractriz 2005”.
In het echt is June Carter een zangeres die al jong furore maakt als lid van de Carter Family.Later heeft ze met Johnny Cash samen de nodige cd vol gezongen, zoals“Rainbow quest” in 1960 (?) (met ook Pete Seeger), “Carryin’ On” in 1968, “Children’s Album” in 1975 en daarbij meld ik hier ook de posthume cd’s “Duets” en “Collections”. Ik heb die cd’s allemaal keurig op mijn computer staan. Solo is zangeres June Carter, vergeleken met de Carter Family en daarna Johnny Cash, goed voor maar een zeer beperkt aantal platen. Ik ben de trotse bezitter van een kopietje van Apalachian Pride uit 1975 en van na haar dood na een hartoperatie, vier maanden voor die van Johnny Cash zelf, de cd’s “Press On”, “Church In The Wildwood” en “WildwoodFlower”.
De nalatenschap van June Carter als solozangeres is ook mooi vastgelegd in een dubbel-cd, genaamd Keep On The Sunny Side: June Carter Cash. Her Life In Music”. Hij is uit 2005 en het is m.i. teveel tekst om hier alle veertig nummers te gaan opsommen. Ik beperk me tot tien nummers die echt solo zijn en die ik nog leuk vind ook:
01.Juke box blues
02.The heel
03.Without a love to call my own
04.Losin’ you
05.Gatsby’s restaurant
06.Gone
07.Apalachian pride
08.I love you sweetheart
09.Will the circlebeunbroken
10.Keep on the sunny side
June Cash, dat is toch weer echt iets anders dan Johnny. En dan heb ik het nummer “Wildwood flower” nog niet eens genoemd, terwijl ik dat misschien wel haar mooiste solonummer vindt. Het wordt trouwens ook mooi gezongen door Reese Witherspoon in de film. (En het mag niet verward worden met “Wildflowers” van Dolly Parton uit 1986, dat ik ook zo mooi vind.) Mij lijkt June Carter (Cash) een C&W artieste, die je gemakkelijk over het hoofd ziet, maar die wel degelijk bij de top hoort.

Vrijdag was de dag dat Trudie 65 werd. In haar e-mail de dag ervoor had ze me al verteld over het Veldeke Kabberet, waar ze de zondag ervoor heen was geweest. Ik denk dat de (Trudie’s woorden) “awhoorderij” van het zestal echt goed is en natuurlijk brachten ze ook weer de nodige “sjoen leedsjes”. Hoogtepunten dit jaar bij de conferences waren die over de strapatsen van Onno Hoes, de gekleurde Pieten, de tram naar Hasselt en het landelijke darmonderzoek bij ouderen. Over dat laatste zou ik vele bladzijden hier kunnen vullen, maar ik zal ze jullie besparen. Mijn hoop is erop gevestigd dat ik een aantal stukjes met carnaval op TV Maastricht of L1 te zien krijg, als ik over ruim een week in mijn tweede (of eerste) thuis ben. De drie dames en heren van het Veldeke Kabberet zijn echt in een gat gesprongen.

“¿Qué más?”, wat heb ik nog meer? Ik probeerde Trudie vrijdagavond thuis te bellen, verscheidenen keren, maar ze nam niet op. Had ik haar SMS verkeerd begrepen, waarin stond dat ik het beste na 7 uur thuis bij haar kon bellen? Even later kreeg ik haar toch aan de lijn ophaar mobiel, maar toen zat ze bij Marcel, Damaris en Yves en werd het een kort gesprek. Ze had me per SMS voorgesteld om de avond erop met mij te “klasjenere”. Dan was ze toch thuis de hele avond eten aan het klaarmaken voor een zondagmiddag met alle “neefkes en nisjekes”.

Op vrijdagavond om 9 uur had ik met Noé en Juli afgesproken bij El Rincón De Velásquez. Daar zouden we met enkele tientallen mensen de verjaardag van Adriano gaan vieren. Het café wordt gerund door Ana, met op gepaste afstand haar man Paco. Paco is binnenhuisarchitect en werkt op de peninsula. De zaak is eigenlijk een cadeautje, omdat Ana dichter bij haar zus wou zijn die hier woont. De bediening van het café wordt daarnaast door enkele jonge meisjes gedaan. En er is uiteraard de keuken, waar Adriano de scepter zwaait met in zijn kielzog de oudere Gloria en Paqui, een vriendin van Ana’s zus.
Zijn jullie nu op de hoogte? Dan vertel ik nu dat we om 10 uur binnen aan tafel gingen, met uitzicht op de keuken. Als camarera fungeerde Ana, terwijl Paco ons vooral met grapjes bezig hield. De keuken bleef uren lang aan het werk. Achter elkaar kwamen ons vijf gangen voorgezet, eerst een soort gazpacho, daarna pannenkoekjes met allerlei groente erin, dan een zeer aangeklede tartaar van rauwe tonijn, vervolgens een eveneens aangeklede biefstuk en ten slotte een sorbet van papaja met drank erin. Bij de verschillende gangen werd een andere wijn geserveerd, eerst witte, daarna rosé, vervolgens twee keer een rode wijn. Tussendoor mochten we een aantal keren het “Cumpleaños feliz” aanheffen, waarop Adriano dan even uit de keuken kwam om nogal schuchter naar ons te zwaaien. Op het einde werd nog een stukje cabaret opgevoerd, gelukkig niet door mij en kreeg Adriano cadeautjes een een taart aangeboden.
Om half 2 nokte ik als eerste van het gezelschap af, moe maar voldaan. Noé, die ik de dag erna bij Juli tegenkwam, vertelde me dat het heel laat, wat zeg ik, zeer vroeg was geworden.

Op de zaterdag begon, zoals ik in mijn vorige brief al aankondigde, het carnaval hier. Om kwart voor 1 spoedde ik me in een flauw zonnetje en druilerige regen via de Plaza De Las Ranas naar de Plaza Santa Ana tegenover de kathedraal. Even later kwam een kleine carnavalsoptocht aanzeilen, met maar één harmonie, wel een goeie, en één groep trommelaars. Er waren nog maar weinig “verkleiders”, maar eentje moet ik hier toch noemen, de zwarte Driekoning Baltasar met een bord: de laatste met Driekoningen, maar de eerste met carnaval. In de stoet vooraf zat ook een dubbeldekker met daarop o.a. de tien kandidaat-koninginnen. Het is en blijft een mooi gezicht, zo’n cortège, met erom heen ongeveer duizend mensen zoals ik, die weinig willen missen.
De opening, Pregón, op het plein kwam dit jaar voor rekening van Tito Rosales, boegbeeld van murga Los Chancletas. Hij had zijn hele murga bij zich om hem te helpen bij enkele liedjes, waarin o.a. Tenerife als een tweede keus eiland voor carnaval werd aangewezen. Tussendoor bracht een oudere dame (van mijn leeftijd) een mooi gedicht over carnaval hier. Drie kwartier later klonk het vuurwerk hoog op en mochten we uit al dan niet volle borst de “Himno del carnaval “ van Sindo Saavedra aanheffen. Partida popular burgemeester Juan José Cardona stond enigszins van zijn stuk gebracht terzijde.
Zoals min of meer toegezegd stortte ik me vervolgens niet met de carnavalsmeute in het feestgewoel, maar nam op mijn gemakje, dat weer wel, de bus terug naar mijn deel van de stad. Bij Juli thuis, vlakbij Farray, was een copieuze lunch gepland voor in totaal twaalf mensen, die ik hier niet een voor een zal noemen. Er was eerst pizza en zwaardvis, daarna eend en loempiaatjes met een sausje en vervolgens biefstuk met zelfgemaakte alioli. Ook stonden er permanent “pétalos de sal” op tafel, bloembladen van zout, met een “sabor ahumado”, rooksmaak. Is dat het Canarische equivalent van ons zeezout? En alweer kwam er ook fris, maar vooral wijn en bier op tafel, zelfs champagne (Moet & Chandon), rum en oude jenever (van mij). Toen ik om half 7 vertrok, was ik alweer de eerste, net als de nacht ervoor, maar ik moest Rik nog mailen en niet vergeten om Trudie te bellen.

Wisten jullie al dat met carnaval hier ongeveer 80% van de mannen verkleed gaat als vrouw. Dat schijnt hier helemaal in te zijn. Het is niet voor niks dat Noé vorig jaar met zijn vrienden als de Supremes (las Supremas) door de stad trok. Omgekeerd is minder het geval, van de dames gaat maar ongeveer 20% als man verkleed.
Nu begin ik het carnavalsbeeld in Aguïmes ook beter te begrijpen. Er staan een man en een vouw op, maar de man is als vrouw gekleed en de vrouw als man. Toen Trudie met mij in Aguïmes was afgelopen december, heeft ze nog een mooie foto van mij gemaakt, terwijl ik tussen de twee carnavalsvierders in sta. Opmerkelijk!

Dat bellen met Trudie is geheim, iets tussen Trudie en mij, waar jullie niks mee te maken hebben. Vooruit, laat ik een klein stukje openbaren. Dat ging over de diverse ongemakken die mijn huis in Maastricht onlangs ten deel zijn gevallen. Ton als postverzamelaar in mijn huis heeft er een hoop gedoe mee gehad en die heeft hij nog. Ik bedank hem hier oprecht voor zijn bemoeienis.
Het begon een paar weken terug, toen mijn elektriciteit het ineens begaf. Die dingen kunnen gebeuren, maar zijn wel heel vervelend, als je op 3000 km van je woning zit. In de gang thuis was de aardlekschakelaar uitgegaan, mijn verwarming deed het niet meer - het was ijskoud, en mijn halfvolle diepvries was compleet ontdooid. Gelukkig kon Ton de aardlekschakelaar weer aanzetten en toen deed alles het weer. Een paar dagen later gebeurde hetzelfde opnieuw en daarna nog eens. De diepvries is intussen leeggeruimd door Ton, een heel werkje, er kwam een elektricien, die de boiler als euvel aanwees en uitzette. Vandaag wordt een nieuwe meterkast geïnstalleerd. Voor de boiler moet ik ook nog eens iemand anders, van Volta, laten komen. Daarbij blijkt mijn dakgoot aan de voorkant te lekken, het water loopt langs de muur, waarvoor ik ook nog eens op een dakdekker ben aangewezen. Ik hoop maar dat ik alle schade gerepareerd krijg, als ik in Maastricht ben over een week.

Als jullie aan typisch Amerikaans vleesgerecht denken, welke naam komt dan bovendrijven? Uiteraard de hamburger, de steak, eventueel ook de vleesgrill, maar ik denk dan ook aan “corned beef”. Mijn moeder zaliger zou in goed Maastrichts kornetbief zeggen, alsof het een muziekinstrument was. Ik denk bij het woord “corned” op geen enkele manier aan zout.
Toch vind ik die betekenis van “corn” ook in mijn Engels woordenboek, naast koren, maïs. Het woord “corned beef” staat echter voor gezouten rundvlees. In het Frans is het “boeuf salé” en omdat ik in de Carrefour een blik “corned beef” met Frans opschrift kocht, werd ik de andere betekenis gewaar. In het Spaans is het trouwens ook gewoon “corned-beef”, wel aan elkaar geschreven.

Gaan we naar de zondagochtend, ik in ieder geval. Om 12 uur zat ik met vele honderden gereed voor het “carnaval canino”. In de ochtend was nog een regenbuitje gevallen, maar om 12 uur was het droog en scheen zelfs een flets zonnetje. Maar “mojado” was het wel nog op de tribune, waarop ik me had gepost. Daar had ik een pracht overzicht van het podium met zijn “palacio árabe de las mil y unasnoches”, het Arabische paleis van duizend en één nacht.
Gastheer van de wedstrijd was de jonge Fabi Solano en hij deed het voortreffelijk. Een voor een kwamen de twaalf kandidaten op, verkleed en wel, zowel baasje als “mascota” of “mascotas”. Sommige hondjes maakten zelfs een wandeling over de brede lage tafel die in het midden van het podium stond. Er kwamen diverse namen van “perritos” en “mascotas” voorbij: “Mono”, “Payaso”, “Pirata”, “Batman”, “Abeja”, maar geen hond kon zo goed met zijn baasje overweg als “Ashé” (Canarisch voor hatsjie? In mijn Canarisch woordenboekje vind ik hem niet bij de dieren.). Die was net als zijn begeleidster uitgedost als Indiase prinses met extra armen en keurig in bontgekleurde zijde.De creatie heette: “Om, el divino Brahman”. En Ashé ging, net als vorig jaar, voor niets minder dan de hoofdprijs. Mijn buurman zei tegen zijn zoontje dat het een “alfombra mágica” dan wel een “lámparamilagrosa” was.
En die kreeg hij ook uitgereikt, maar pas nadat een groep van vier zingende mannen hun waardeloze optreden beu was. Ik zat toen alweer aan mijn eieren met spek met voor de gezondheid een kom spinazie.

’s Avonds heb ik eens naar een zwart-wit film zitten kijken, “Good Night, And Good Luck”. De regisseur van de film is George Clooney en hij is uit 2005. In essentie is het de tegenaanval van journalisten van tv-station CBS op de beschuldigingen van senator McCarthy van Wisconson, als zou het communisme in de VS welig tieren, ook in journalistieke kring. We hebben het over diens hearings in de jaren vijftig en zijn verwoestende uitspraken. Met name Edward R. Murrow, spreekbuis van de omroep, gespeeld door David Strathairm, neemt het tegen McCarthy op, daarbij geruggesteund door o.a. Fred Friendly, gespeeld door George Clooney.
Ik vind de DVD zo mooi dat hem wil bewaren en meenemen naar Maastricht. Daar ga ik hem zeker nog eens bekijken. En voor wie van jazzmuziek houdt, in de film is jazz-zangeres Dianne Reeves een aantal keren van de partij.

Het is nu maandagmiddag en dat lijkt me nu het moment aangebroken om van muziek te veranderen. Vooruit, wat vinden jullie van Dianne Reeves? Heb ik van die iets in de sectie Engelstalige jazz & blues? Even kijken… Ik heb één los nummer van de zwarte diva: In a sentimental mood, een erfenis van Duke Ellington, en twee complete cd’s: Art & Survival uit 1993 en The Best Of Dianne Reeves uit 2002. Laat ik voor de tweede kiezen, maar ik heb alleen de laatste twaalf van de dertien nummers. Dus zet ik “In a sentimental mood” gewoon als eerste nummer erbij:
X1.In a sentimental mood
02.I remember
03.You taughtmyheartto sing
04.Endangered species
05.Old souls
06.Nine
07.Testify
08.Love forsale
09.Afro blue
10.River
11.Lullaby ofbirdland
12.Misty
13.Fascinating rhythm
Als je een album bespreken gaat dat The Best Of als titel heeft, is het moeilijk kiezen welke nummers je het beste vindt. Ik waag toch een poging, nadat ik de plaat van Dianne Reeves een aantal keren beluisterd heb. Mijn voorkeur gaat uit naar: “I remember”, “Endangered species”, “Nine”, “Testify” en “Misty”. Pin me er niet op vast, het kan goed zijn dat ik er over een week of twee anders over denk, maar vooruit. En ik herhaal maar eens, wat ik eerder al opmerkte: wat geeft Dianne Reeves een mooie muzikale draai aan de film ”Good Night, AndGoodLuck”.

In de etalage van verschillende boekwinkels ligt een boek met de titel: “Lo te dije”, ik zei het je. Ik heb ook al een tijdschrift gezien dat QMD gedoopt is, “¿Qué me dices?”, wat zeg je me nou? En mensen nemen hier hun telefoon op met “Digame” en “Dime”, zeg het me. Het werkwoord “decir” moet ik toch eens netjes leren vervoegen.

Maandagavond was het zo ver. Mocht ik eindelijk hier kijken of de murgas nog net zo carnavalesk waren als in eerder jaren. We werden op Santa Catalina om (even over) half 9 verwelkomd door Pepe Martin, een oudere heer die er geen gras over liet groeien. Hij stelde de jury (“jurado”) voor en toen was het direct tijd voor het optreden van de eerste van – over drie avonden verspreid – 21 murgas, drie keer zeven. Een murga is een groep van gemiddeld zo’n vijftig personen, vreemd genoeg of allemaal mannen of allemaal vrouwen, geen 50%-50% mix of iets van dien aard. In totaal waren er in de woorden van Pepe Martín meer dan “mil y unas participantes”, die stuk voor stuk precies een half uur kregen om liedjes te blèren en anderszins de kachel aan te maken. Tussen de optredens was er steeds ruimte op Santa Catalina en op de Canarische TV voor “estamos en un corte publicitario”, gevolgd door “en breves momentos continuamos el espectaculo”. Ik blijf die van de stadsbus mooi vinden: “Guaguas, para todo, para todos”. En Pepsi maakt tegenwoordig hier sier met “Pepsi Max, zero azúcar”, nageaapt van concurrent Coca Cola.
Diverse wijken van Las Palmas zijn met hun murga vertegenwoordigd, maar ook een aantal andere plaatsen op Gran Canaria leveren hun bijdrage. De beste acht of negen strijden vervolgens a.s. zaterdagavond tot in de kleine uurtjes in de finale, waar, ik kan het ook niet helpen, toutes Las Palmas bij present is. Dan kun je hier over de koppen lopen. Het concours is intussen zo populair dat zelfs de drie voorrondes op de Canarische TV live worden uitgezonden.
We waren maandagavond op het plein met een kleine duizend mensen aanwezig, voor een belangrijk deel leden en supporters van de murgas die moesten optreden. Het ging door tot half 2, maar toen lag ik al lang in mijn bedje. Dus heb ik twee jaarlijkse kanshebbers, Los Twitty en Los Serenquenquenes gemist. Ik heb wel de eerste vier murgas mogen bewonderen, waarbij nieuweling Los Chimosos, nummertje 2, me bepaald meeviel; “¡qué gusto!”. (Ik heb overigens geen idee waar het woord Chimosos voor staat.) Bij nummertje 3: Los Melindrosos, de aanstellers, kregen we een kort buitje te verduren, helaas, terwijl mijn colbertje die middag N.B. net uit de stomerij was gekomen. Werd me door enkele meisjes achter me op de tribune zelfs een paraplu aangeboden. En toen het enkele minuten later weer bijna droog was, gingen alle paraplu’s acuut weer op de nulstand.
Dinsdagavond was een herhaling van murgazetten, van hetzelfde laken een pak. Alleen waren deze keer vooral damesgroepen aan de beurt. Ik val in herhaling, maar die doen het door de bank genomen minder goed dan die van de heren, waar gewoon meer pit, meer enthousiasme in zit. Vorig jaar waren acht van de negen finalisten murgas van heren. En gisteravond vond ik van de vier à vijf die ik meekreeg, de enige mannengroep de beste: Los Trapasones. De club was een mannetje of 75 sterk (met enkele dames om de reclameborden vast te houden) en voert nog steeds als strijdkreet: “contigo vibro”, met jou tril ik mee. Daar kunnen damesgroepen als Las Colisniosas en Las Ladies Chancletas niet echt tegenop.

“¿Qué más? ¡Nada más!” Met deze wijze woorden van mij over de tweede avond van de voorrondes voor de murgafinale stuur ik jullie terug het bos in. Vanavond is voorronde drie en dan, om een uur of twee vannacht, worden de negen finalisten bekend gemaakt. Het zal ongetwijfeld weer druk worden op het plein, ook na middernacht.
Kom me niet aan met het verhaaltje dat carnaval pas op de zondagmiddag van 15 februari begint. Wie zichzelf en zijn omgeving respecteert, is in Maastricht vanaf de dertiende al van de partij, eventueel zelfs de twaalfde in Valkenburg of Sittard, maar dan heb je echt een schroef los. Over precies een week reis ik af naar mijn “wortels” (vaan de “worteleboere”) en daarvóór krijgen jullie op waarschijnlijk 10 februari, volgende week dinsdag, nog enkele laatste aanwijzingen over wat je wel en niet moet doen en laten “mèt die daog”. Voor nu, “Wee bringk nog ’n weurs nao Clara?” en tot kijk de volgende week, hastaluego, PaulK.

BOEKBIJLAGE

Laat ik deze wekelijkse rubriek eens beginnen met een boek van Noé aan te bevelen. Hij volgde eerder cursussen diepzeeduiken en nu lees ik dat er een regionale duikersgids is waar hij wel in geïnteresseerd moet zijn: “Bucear en Canarias 2”. De auteur van het boek heet Sergio Hanquet en het bevat 180 adressen van clubs en duikcentra en 400 punten waar Noé nodig eens de diepte in moet. En daar kom je dan 400 soorten schaal- en schelpdieren tegen, als ik de kaft van het boek mag geloven.

Zelf heb ik, mede door alle besognes op Santa Catalina, maar één boek uit. Het is van bekendheid Dan Brown (geboren in 1964) en heet “De Delta Deceptie” (in het Engels “Decepton point”). Het is volgens mij zijn tweede boek, uit 2001, na “Het Juvenalis Dilemma”.Het verhaal speelt zich vooral af in Washington en de noordpool.
Hoofdpersoon in het boek is Rachel Sexton, de 34-jarige vrijgezelle dochter van de rechtse presidentskandidaat Sedgewick Sexton. Rachel werkt onder Bill Pickering voor het geheime National Reconnaissance Office. Als medewerkster maakt ze daar uittreksels voor president Zach Herney over ontwikkelingen waarvan hij op de hoogte hoort te zijn. Zij is een fan van Herney, terwijl ze met haar vader, de tegenkandidaat bij de aankomende nieuwe verkiezing, weinig op heeft. Andere belangrijke mensen rond de president zijn diens rechterhand Marjorie Tench en de baas van de ruimtevaartorganisatie NASA, Larry Ekstrom. Met de NASA gaat het slecht door allerlei budgetoverschrijdingen en missers; de laatste is dat hun nieuwe vinding, de Polar Orbiting Density Scanner, nog niet goed blijkt te werken. Aan de kant van Segdewick Sexton, die de NASA graag wil privatiseren, noem ik diens jonge medewerkster Gabrielle Ashe en een vriendin van haar bij ABC TV, Yolande Cole.
Rachel Sexton wordt door president Herney naar de noordpool gestuurd, waar de NASA gereed zit om haar een grote meteoriet te laten zien, die daar is opgegraven. Daarin zit het fossiel van een levend wezen, een halve meter grote pissebed. Alles wijst erop dat eindelijk leven in de ruimte is ontdekt. Daar zijn intussen ook vier ingevlogen, onafhankelijke superdeskundigen van overtuigd: Mike Tolland, Corky Marlinson, Norah Mangor en Wailee Ming. Vervolgens overlijdt eerst Ming, als hij extra proeven wil doen met hetwater rond de steen, dan wordt Mangor vermoord, als ze controleert of de steen er niet van onderop is ingelegd. De andere twee en Rachel worden vervolgens opgejaagd door een rücksichtslos Delta team en zijn hun leven eveneens niet veilig. Langzaam beseffen ze dat de zogenaamde meteoriet met zijn inhoud niet echt iets uit de ruimte is, maar een stunt om de status van NASA op te poetsen.Wie zit erachter, Sedgewick Sexton, Larry Ekstrom, Marjorie Tench? En hoe overleven de “good guys” en leggen de “bad guys” het loodje?
Ik moet zeggen: het verhaal begint heel goed. En het is halverwege nog steeds best te pruimen, maar op het einde verzandt het toch in gedoe met vliegtuigen en bootjes en dergelijke, waar ik weinig boodschap aan heb. Dus gaat het “reken maar de “De Delta Deceptie” spannend is” (NRC Handelsblad) voor mij steeds minder op. Omdat ik hier de recensent ben, levert Dan Brown bij mij punten in en eindigt net onder de 8. Hij moet voor zijn “Deception point” in mijn recensie genoegen nemen met een 7 en niet meer.