maandag 26 maart 2018

Weblogbrief 13.22, 26 maart 2018

Weblogbrief 13.22, 26 maart 2018

Querid@s amig@s y familia, een nieuwe lente, een nieuw geluid. Van wie dat zinnetje is, weet ik niet, maar ik doe het ervoor. Het weer gaat heel aangenaam worden, is mijn hoop en verwachting, laten we zeggen zoals in 1986.

Meestal heb ik wel een mooie boodschap vanuit de bus naar de universiteit, maar dat is er afgelopen dinsdag niet van gekomen. Of het zou een hernieuwde aanklacht van mij tegen www.manosunidas.com moeten zijn, maar mijn brieven zijn niet bedoeld om in herhaling te vallen, toch? Wel heb ik voor twee maanden een nieuwe kamergenote op de universiteit: Isabel, en dat lijkt me best een aardige dame. De volgende keer zal ik haar eens om een mondeling curriculum vitae vragen.

Na de universiteit is het parkje bij het Castillo de la Luz aan de beurt en dan, als de straatverlichting op aangaan staat, het bibliotheekje daar in de buurt. Leo Messi staat nu op 25 doelpunten, drie meer dan Cristiano Ronaldo die er afgelopen weekend maar liefst vier in geschoten heeft. Alleen Mohamed Salah van Liverpool staat in Europees verband met zijn 28 stuks nog hoger op de doelpuntenladder dan Leo Messi.
Mijn snoepje van de week is echter een artikel van Stephen Hawking, dat hij net voor zijn verscheiden heeft geschreven samen met ene Thomas Hertog uit Leuven. Het ligt nog ter goedkeuring bij een tijdschrift, maar de essentie is nu al de moeite waard om te vermelden. (En als jullie in Nederland de details al weten, heb ik pech gehad, maar daarom niet getreurd.) Hawking & Hertog hypothetiseren dat er niet maar één oerknal is geweest, waarna het heelal steeds meer is uitgedijd. Zij denken dat er meer oerknallen waren en dat er dus parallelle heelals zijn. T.z.t. zal ons heelal ook verdwijnen, geloven zij, maar dan blijven er nog andere over. Het is nog maar een theorie en het wachten is op echte bewijzen. Niettemin, de meute van sterrenkundigen kan weer even vooruit, heeft er weer een onderwerp van discussie bij.

Harry zadelt me af en toe op met clips van artiesten waar ik nog nooit van gehoord heb, maar die mij best wel aanstaan. Een aardig voorbeeld van vorig jaar is de Australiër Xavier Rudd. Ik heb mijn CD’s op voornaam van de artiest staan en Xavier met een X als eerste letter staat bij mijn Engelstalige popmuziek bijna onderaan. Tot de weinige artiesten daarna van wie ik muziek heb, horen o.a. de Yardbirds en de Zombies. Van Xavier Rudd heb ik, ik vermoed via Rotterdam, een CD in huis gehaald in Maastricht en die ga ik jullie nu voorzetten. Ze heeft als titel “Dark Shades Of Blue” meegekregen en is uit 2008 (toen hij dertig was). Hier zijn de elf liedjes op de CD:
01.Black water
02.Dark shades of blue
03.Secrets
04.Guku
05.Egde of the moon
06.This world as we know it
07.Shiver
08.Uncle
09.Up in flames
10.Hope you’ll stay
11.Home
Het kan niet altijd feest zijn. Bij Xavier Rudd is het naar mijn bescheiden mening niet allemaal goud dat blinkt (in het Spaans idem dito: No es oro todo que lo que reluce). De CD van de man valt me een beetje tegen en ik hoop maar dat het nummer van de clip, dat ik wel mooi vond, niet op deze CD staat. Als ik toch enkele uitschieters moet noemen, kom ik uit bij “Black water”, “Shiver” en “Hope that you’ll stay”. Is dat wat weinig? Dan doe ik er “Guku” bij, mede omdat ik het vermoeden heb dat het een aboriginal-woord is.

Hier is er iets raars aan de hand met deurbellen. In Nederland is het een goed gebruik om je naam op je buitendeur dan wel bij je bel te zetten, zeker als je met meer mensen in één huis woont. Op mijn deur in Maastricht staat P G Knipschild, geloof ik. Ik had liever Paul Knipschild gehad, maar ik doe het ervoor. Het bordje heb ik nog vanuit de tijd dat ik in Amsterdam woonde. Hier heb ik al een paar keer een stickertje bij mijn bel gezet, maar dat wordt dan prompt weggehaald. Vreemd!

Op het einde van de middag maak ik een lange wandeling, langs de Tomas Miller, Pio XII en Tomas Morales naar Triana. In de tweedehands platenwinkel op de Tomas Morales koop ik na veel vijven en zessen één CD: “40 Years” van de Dubliners, vele decennia lang Ierlands trots op het gebied van volksmuziek. Ze zijn in 1962 begonnen in O’Donoghue’s pub, waar ik nog eens met Trudie en Marij aan de Guinness gezeten heb. De man die de platenzaak hier bestiert op de vrijdagmiddag, is een beetje een proleet die mij er bij herhaling op wil wijzen dat alles wel precies moet blijven zoals hij het eerder geordend heeft, vandaar. Door zijn toedoen ga ik voortijdig weer de straat op en dwaal af naar de bekende winkelstraat daar.
Hoe kan het anders, uiteindelijk eindig ik weer op de bank tegenover café McCarthy’s, al even Iers als mijn Dubliners-plaat. Ik blijf zo wel in de stijl van het eiland ten westen van Engeland verkeren, dat ik de afgelopen zomer met Trudie zelfs helemaal gerond heb. Willen jullie nog een voorbeeld van een acceptabel trui-opschrift? Er komt een meisje langs, een twintiger of moet ik twintigster zeggen, gekleed in een bruine trui met daarop de tekst: “Badness stole my heart”. Dat hoef ik neem ik aan voor jullie niet te vertalen.
Het begint intussen een beetje te waaien en dan hoor ik Las Palmas al snel om mij heen mopperen hoe “frio” het weer wel niet is. Mede om die reden wordt het ook minder druk in de straat. Op het terras buiten bij McCarthy’s zijn nu diverse tafeltjes onbezet. Als ik om 8 uur, half 9 met bus 1 naar Las Canteras terug tuf, zie ik op een scherm dat het nu 18, 19 graden is. Waar hebben die subtropische koukleumen het over? Op mijn balkon op twee hoog, waar ik later op de avond mijn boek uitlees, is het 20 graden, nog steeds een uiterst aangename temperatuur.

De zaterdagmorgen begin ik maar eens met de aangeschafte CD op de draaitafel te leggen. Op “40 Years” staan 21 nummers, waarvan twaalf nieuwe uit 2002. Ik ga me hier beperken tot die nummers; hier komen ze:
01.Dont give up til its over
02.Lord of the dance
03.Dancing at Whitsum
04.When the boys come rolling home
07.The last thing on my mind
08.Grace
10.Plains of Boyle + Sheaf of wheat
14.Gerry Cronin’s reel + Denis Langton’s reel
15.Carrickfergus
16.La quinta brigada
18.Marino casino
19.Scorn not his simplicity
De folkgroep uit Ierland kan ook bij mij een potje breken. Jullie kennen ongetwijfeld hun “Seven drunken nights”, “The wild rover” en andere hits van ze. Echter, wat vinden jullie bijv. van de Dubliners-versie van de traditional “Carrickfergus” (in een arrangement van Jim McCann, John Sheahan & Eamonn Campbell), liedje nummer 15 op de CD? Ik zie me in het plaatsje Carrickfergus nog met Trudie op het terras buiten zitten tegenover het oude kasteel aan het water, met een groot glas Smithwick voor ons. Hier en nu beweer ik dat hun “Carrickfergus”, eerder in verkorte vorm al opgenomen in 1975, de concurrentie met het gelijknamige nummer van Van Morrison & de Chieftains uit 1988 best aankan. Ik ga verder geen uitschieters op deze plaat noemen hier; het is gewoon allemaal mooie muziek.

Als ik ´s avonds mijn gebruikelijke ommetje maak, wil ik bij La Oliva nog wel eens kijken of er nog iets in Nederland of in de nog verdere buitenwereld gebeurd is dat ik wil lezen. Op zaterdagavond mag ik tot mijn grote verdriet constateren dat een van mijn favoriete thrillerauteurs net is overleden: de Brit Philip Kerr. Hij is maar 62 jaar geworden, helaas. Wat heb ik destijds genoten van zijn Berlijn-trilogie en alle andere boeken met en zonder Bernie Gunther, de Duitse al dan niet politieman in en rond de Tweede Wereldoorlog. N.B., vorige week nog heb ik een boek van Philip Kerr hier besproken: “The other side of silence”, uit 2016. Ik beloof jullie hierbij dat alle boeken van hem die ik nog niet gelezen heb, wel nog aan bod gaan komen. Zal ik beginnen met “De vrouw van Zagreb” met Bernie Gunther of met “Transfermaand” over de voetbalwereld , zijn laatste twee?

Enigszins uit het lood kijk ik later op de avond nog eens naar “The Shawshank Redemption”, redemption = redding. De film onder regie van Frank Darabont is van 2002, met in de hoofdrol Tim Robbins en Morgan Freeman. Zij zijn in de film allebei veroordeeld tot levenslang en zitten in de bak ergens in het Amerikaanse New England, in Shawshank. Als de film begint, is het 1947 en verliest Ellis Redding, kort gezegd Red ( Morgan Freeman) een weddenschap, omdat hij Andy Dufresne (Tim Robbins) verkeerd inschat. Gaande weg ontwikkelt zich een vriendschap tussen de voormalige bankdirecteur (Andy) en de man die alles voor je kan regelen, de fikser (Red). Hun belangrijke tegenstanders in de gevangenis zijn het hoofd van de bewakers (Hatley) en de gevangenisdirecteur (Norton). Na negentien jaar samen optrekken, als ze al compleet “institutionalised” horen te zijn, wordt het Andy te veel, zeker als bewezen kan worden dat hij (bij grote uitzondering) destijds onschuldig was. Het wachten is dan op zijn vertrek naar het Mexicaanse Zihualamejo, met in zijn kielzog Red.
“The Shawshank redemption” is een prima film. Overigens vind ik de Spaanse titel van de film passender: “Cadena eterna”, levenslang, voor eeuwig aan de ketting. Het is niet voor niks dat hij zeven Oscarnominaties heeft gekregen (die niet verzilverd zijn). Voor mij had er aan de twee hoofdrolspelers best een filmprijs mogen worden uitgereikt.

Op Palmzondag, Día de Ramos, ben ik er best mee verguld dat ik de grote wijzer van de klok de goede kant op heb geschoven, een uur vooruit. Voor alle zekerheid heb ik het nog even gecontroleerd op mijn laptop, waarvan de klok automatisch naar de zomertijd springt. De Here Here kan vandaag ongestoord de Palestijnse hoofdstad in, met horden supporters langs de kant.
Dan app ik Trudie (o.a.) over de dood van Philip Kerr. Ik krijg van haar het bericht terug dat Fons Kessels onlangs gestorven is. Daar sta ik toch ook weer meer dan een momentje bij stil. Fons is van 1947, precies één jaar jonger dan ik, en ik ken hem van mijn werk. Hij is door mijn collega professor Ferd Sturmans bij de vakgroep Epidemiologie van de U.M. gehaald. Ik twijfel een beetje of ik hem wel een aanstelling zou hebben gegeven, maar je hebt het niet altijd voor het zeggen. Ik heb Fons altijd wel slim gevonden, maar heb hem meer als een ervaren statisticus gezien dan als iemand die de opzet van medisch onderzoek naar een hoger plan wil tillen. Daar komt mij dat ik hem in de omgang soms echt een rare snuiter heb gevonden. Af en toe kon hij vreselijk kwaad op je worden, dat duurde dan enkele dagen en dan was hij weer de vriendelijkheid zelf.
Op aangeven van Sturmans heeft hij heel wat werk, vooral in de data-analysefase van onderzoek, opgeknapt voor dokters in het azM en andere ziekenhuizen. En eerlijk is eerlijk, ook sommige mensen die ik heb begeleid, hebben van zijn vooral statistische hulp mogen profiteren. Later, toen ik al weg was bij Epidemiologie en bij Huisartsgeneeskunde zat, is Fons Kessels op de kleine hulp-bij-onderzoekafdeling van het azM gaan werken. Een jaar of vijf terug is hij met pensioen gegaan, ik geloof op de dag dat hij 65 werd. Van zijn oude dag heeft hij helaas niet lang kunnen genieten.

Op de boulevard is het op zondagavond best druk. Wat wil je, op de eerste dag dat het een uur langer licht is, nu tot ongeveer half 9. Dat is maandagmorgen heel anders bij mij in de straat. Als ik uit mijn bed kom om 8 uur, is het normaliter redelijk druk voor mijn deur. Nu met de zomertijd is het nog niet echt licht en dat zie je aan de straat, die nog steeds in rust is. De Canadees met de luide stem houdt verderop enkele van zijn medezwervers bezig, maar gelukkig is het mij te ver om er last van te hebben. De school bij mij in de straat heeft paasvakantie.

Deze brief sluit ik daarmee ook maar af. De “semana santa” is hier niet allen “goed”, maar ook heilig, hoewel daar haast niemand meer in gelooft. Ik geef mezelf nu een hele week om mijn volgende in elkaar te zetten. De komende week, vooral vanaf donderdag, wordt er hier van alles gedaan, maar werken: ho maar. Aan de andere kant is Paasmaandag 2 april hier weer een gewone werkdag. Dan meld ik mij graag weer bij jullie met nieuwe munitie.
Voor nu: eet eens een visje of voor mijn part een hele visschotel. Vooral a.s. vrijdag is het eten van vlees en gevogelte, als we de Kerk mogen geloven, volstrekt uit den boze en vooruit, daar wil ik me best eens aan houden. Blikmakreel, inktvis, krabsalade, vissticks, het moet zo maar kunnen om God De Vader, Zijn Zoon en de Heilige Geest een plezier te doen. Gedraag je allemaal, dat ik geen klachten krijg, en tot ziens maar weer, hasta luego, PaulK©.

BOEKBIJLAGE

Mijn eerste en enige boek van deze week is best een pil: “Alle Verhalen” van Maarten ‘t Hart, geboren in 1944. De eerlijkheid gebiedt me om te zeggen dat het alleen verhalen uit zijn beginperiode als schrijver zijn, de periode 1974-1981, maar het zijn er wel 47. Ik heb ze geteld en op een totaal van bijna 600 dichtgedrukte bladzijden kom ik op een gemiddelde van ruim twaalf per verhaal. In het boek staan alle verhalen van “Het vrome volk” uit 1974 (dat ik al eens eerder gelezen heb), “Mammoet op zondag” uit 1977 en “Zaterdagvliegers” uit 1981. Bovendien zijn nog zes andere verhalen uit de tijd opgenomen, toen de schrijver 30-37 jaar oud was. Maarten ‘t Hart heeft ze nu, zo goed als dat gaat, chronologisch af laten drukken, heel verdienstelijk.
De eerste 200 bladzijden gaan over zijn jeugd in Maassluis. Maarten is van gereformeerden huize, calvinistisch. Heidenen krijgen in dit deel van het boek het predicaat “hervormd op grote wielen” mee. Over zijn moeder en broer en zus wil de jonge Maarten niet veel kwijt in het boek. Zijn vader Pau daarentegen, van beroep grafdelver en voor het onderhoud van het kerkhof, schildert hij soms chagrijnig af vanwege diens maagzweer, maar die mag thuis wel ook de lolligste zijn met zinnetjes als “Ik praat niet op afbetaling” en “Als je loopt, beschimmelt je gat niet” (uit het verhaal “Tijdelijk dienstverband”).
Dan komt Maarten ‘t Hart’s studietijd, zijn korte tijd als leraar en militaire diensttijd, waaraan nauwelijks aandacht wordt besteed. Hij lijkt in de wieg gelegd te zijn om als wetenschapper-bioloog zijn brood te verdienen, heeft op zijn wandelingen ook ruimschoots kennis van al wat leeft en bloeit en altijd weer boeit. Hij wordt etholoog, bestudeert het diergedrag, bovenal dat van stekelbaarsjes en ratten. Over het wel en wee van ratten schrijft hij zelfs een heel boek, wat hem in combinatie met zijn schrijverij aanhoudend vragen oplevert of hij niet ergens kan komen opdraven. Hij is een slechte slaper (in ieder geval in zijn jonge jaren) en ook wordt het steeds duidelijker dat hij zijn geloof (alsmede ieder ander geloof) niet meer ziet zitten. Van het feminisme moet hij niks hebben. Ook als hij al lang en breed getrouwd is, is hij blijkens het boek nog steeds geregeld verliefd op andere dames. Hij had mij best ook iets meer mogen vertellen over zijn afkeer van auto’s en zijn keuze om geen kinderen te willen. Dat zijn onderwerpen die in het boek nauwelijks aan bod komen.
De 47 verhalen van Maarten ‘t Hart in het boek zijn haast zonder uitzondering vermakelijk en goed geschreven. Zijn verwijzingen tussendoor naar allerlei (ook nog rijmloze) gedichten hoeven van mij echter niet. Daarbij verlang ik soms naar een beter einde bij een verhaal, maar als lezer kun je niet alles hebben. “Alle verhalen” is en blijft voor mij een heel leesbaar boek, af en toe ook hilarisch, waarvoor ik hier als recensiecijfer een 8 over heb. Ik ben nog lang niet klaar met Maarten ‘t Hart, in wie ik een van de betere Nederlandstalige schrijvers zie. Lees hem weer eens, zou ik zeggen, en dan denk ik speciaal aan V.U.-biologe Liesbeth, die samen met Greetje begin juni weer eens in Maastricht op bezoek gaat komen om te golfen en mij s avonds van mijn rust af te houden.

dinsdag 20 maart 2018

Weblogbrief 13.21, 20 maart 2018

Weblogbrief 13.21, 20 maart 2018

Querid@s amig@s y familia, nog even en dan is ook voor jullie de winter een gepasseerd station, in ieder geval op papier. Laten we hopen op een aangename april en mei en daarna, als ik terug in de Euregio ben, een ouderwets warme zomer, wat mij betreft liefst met een aantal hittegolven. Zet alvast je strooien hoed maar op en de barbecue aan.

Terug naar alledag hier, op woensdag de veertiende. Al bij de bushalte op Santa Catalina valt mijn oog op een groot reclamebord van de “Federación española de enfermedades raras”. Wat moet ik daar nou weer mee? Ik heb zo’n vermoeden dat men daar van mening is dat ieder patiëntenleven, ook bij de meest zeldzame aandoeningen, zonder aarzelen gered moet worden, uiteraard tegen elke prijs.
Dezer dagen storten farmaceutische industrieën, ook in Nederland en Spanje, zich graag op ziekten die haast niet vóórkomen, en bedenken dan een medicament om die ziektes draaglijk te maken of zelfs min of meer te laten verdwijnen “als sneeuw voor de zon”. Ik heb er de afgelopen zomer op de Nederlandse TV enkele mooie voorbeelden van gezien, van die “enfermedades raras” met hooguit enkele tientallen bestaande gevallen in heel Nederland. Als de industrie eenmaal een probaat geacht middel in handen heeft, biedt ze het al te graag aan de patiënten en hun omgeving aan met daaraan gekoppeld een vreselijk duur prijskaartje. Ik heb het dan over honderdduizenden euro’s of meer per jaar, met steeds hetzelfde achtergrondverhaal: het onderzoek om het medicament te vinden is nou eenmaal peperduur en het geld moet wel terug in het laatje komen. Hoe dan ook is het in ieder geval ook regelrechte handel. De verzekeraars van gezondheidszorg of anders de directe omgeving van de patiënt moeten echt alle zeilen bijzetten om het medicament te bemachtigen. Ook de minister van volksgezondheid wordt af en toe, al dan niet met succes, ingeschakeld, want gaat gezondheid niet boven alles? Die is geregeld met de farmaceutische industrie aan het onderhandelen over wat nog net een aanvaardbare prijs is.

Op de universiteit overhandigt Lluis mij trots een entreekaartje voor vrijdagavond, als hij – begrijp ik intussen – een prijs krijgt uitgereikt in het Alfredo Kraus auditorium hier. Voor bewezen diensten? Het hoe en wat is mij op de woensdagmiddag nog verre van duidelijk. Adriana met wie ik later spreek en die er ook zal zijn, vertelt me dat ik er wel proper op moet staan vrijdagavond. (Ze lijkt mijn oma zaliger wel.) Er komt me een vracht hotemetoten en dan kan ik mijn strand- of boulevardkleding volgens haar beter thuis laten. Ik beloof jullie nu al dat ik er zaterdag in deze brief op terug zal komen.

Om half 8, een kwartier te vroeg, zit ik al gereed bij El Palikeo op Santa Catalina om mezelf een “frontseat” te verschaffen bij Barcelona tegen Chelsea. De eerste wedstrijd in Londen twee weken terug werd 1-1 en nu is het voor alle twee alles of niets. Vooraf zie ik op de TV een echt mega-spandoek in Camp Nou met daarop “God save the king” en dat is volgens de Barça-supporters Leo Messi en niemand anders. Het is prima weer voor een potje voetbal bij een temperatuur van 14 graden.
De wedstrijd is net twee minuten oud, als Leo, nummer 10 van Barça, voor het eerst aan de bal is. Vanaf schuin rechts schiet hij keeper Courtois van Chelsea keihard de bal tussen diens benen door: 1-0. De Engelse club mag vooral in het kwartier erna nog zo aanwezig zijn, goed komt het niet echt meer. In minuut 20 schiet Dembélé nummertje twee diagonaal in de touwen, op aangeven van Messi. Courtois kan er net niet meer bij. Een vrije trap van Chelsea-speler Alonso in minuut 45 eindigt buitenkant paal. Dan mogen de voetballers en het scheidsrechterlijk viertal aan de thee.
In de tweede helft claimt Giroud van Chelsea in minuut 51 of zo ten onrechte een strafschop, waarvoor hij geel krijgt. Ik zie op het flatscreen van El Palikeo geen overtreding van Piqué, eerlijk waar. Messi schiet in minuut 63 voor de tweede keer met verve tussen de benen van Courtois door, nu vanaf links: 3-0. Daarna is het vooral de wedstrijd uitzingen van beide kanten. Barcelona-trainer Valverde en zijn manschappen gaan monter terug de catacomben in. Opvallend vind ik dat Messi en Chelsea-trainer Conte min of meer hand in hand het veld verlaten. Zou de mega-deal van het decennium op stapel staan?
Ik kan er niks aan doen, maar met name keeper Courtois van Chelsea is best wel het een en ander aan te rekenen. De lange Belg heeft enkele aardige reddingen op zijn conto staan, maar toch: wie op dit niveau twee keer een schot, hoe hard ook, tussen zijn benen door laat glippen, heeft iets heel erg uit te leggen, vind ik.

Op donderdagmorgen herinnert Harry me eraan hoe de hit “Zoutelande” van de groep Bløf, de trots van Zeeland, tot stand gekomen is. De Duitse zanger Bosse heeft met “Frankfurt, Oder” een hit te pakken bij onze oosterburen. Pascal Jacobsen en zijn companen maken daar een cover van, met een aardige tekst: “Zoutelande”, met hetzelfde lang-kort-lang-kort trefwoord als “Frankfurt, Oder”. Er is een hele CD omheen gebouwd, “Aan” in 2017, met deze veertien nummers:
01.Zachtjes zingen
02.Ego
03.Hierheen
04.Als je weggaat
05.Wereld van verschil
06.Languit vallen
07.Zonsopgang boven zee
08.Bewaar me
09.Zoutelande
10.Controle
11.Een mens blijft maar een mens
12.Over de dam
13.Porselein
14.Dertien
Het moet maar eens gezegd worden: Bløf is al enkele decennia een van de betere Nederlandse popgroepen. Ik had al iets met Rowen Hèze uit de Peel, maar daar komt de Zeeuwse Bløf bij. (Terzijde: heeft dat Bløf, bluf dus, nog een aparte betekenis?) Goede popmuziek, dames en heren van de Randstad, wordt niet alleen in de vierhoek Amsterdam, Utrecht, Rotterdam & Den Haag gemaakt, maar ook in de rest van de lage landen. En laat ik hier eens mijn waardering uitspreken voor de Bløf-teksten: innemend. En dan heb ik het niet alleen over “Zoutelande”(“blij dat je hier bent”), maar ook over bijv. “Zachtjes zingen”, “Hierheen”, “Zonsopgang boven zee”, “Bewaar me”, ”Over de dam” en liedje nummertje veertien op het album, getiteld “Dertien”.

Op de latere donderdagavond vind ik het tijd voor weer eens een film. Ik zet zwaar in en kies voor “Stalingrad” uit 1993 van regisseur Joseph Vilsmaier. Ruim twee uur zit ik aan mijn laptop naar een Duitse tekst te koekeloeren. Van Duitse bekende filmsterren weet ik niets of nauwelijks iets en dan is de film ook nog van 25 jaar terug. Dus vermeld ik hier de hoofdrolspelers vooral voor de show: Dominique Horwitz, Thomas Kretschmann, Jochen Nickel en niet te vergeten ook Sebastian Rudolph.
De film gaat over de ware hel waarin de Duitse Wehrmacht in Rusland terecht komt in de winter van 1942-43. Vooral een viertal jongens wordt in beeld gebracht, eerst nog even in een Italiaanse badplaats (een soort Zoutelande), dan in de trein naar Stalingrad en vervolgens en vooral op de plek van de oorlog zelf. Het weer daar werkt niet mee, met een temperatuur tot min 30 graden. Terzijde, met de andere 260.000 Duitse soldaten in Stalingrad en een veelvoud ervan aan de Russische kant gaat het niet veel beter. Van het kwart miljoen Duitsers komt haast niemand ongeschonden uit de strijd.
Misschien dat sommigen van jullie iets in een gerechtvaardigde oorlog zien. Dan kan hij of zij zijn mening eens herzien door deze film helemaal uit te kijken. Ik moet er niet aan denken dat ik ooit in zo iets als “Stalingrad” terecht ga komen. Als, bijv. door een onvolkomenheid van Trump, Poetin of die Chinees, de volgende wereldoorlog in mijn buurt uitbreekt, rest mij denk ik weinig meer dan het moede hoofd in de schoot te leggen.

De vrijdag staat een beetje in het teken van Lluis en het Alfredo Kraus auditorium. Om half 6 ga ik eerst nog even naar mijn bibliotheekje aan de boulevard. Onderweg mijmer ik over het woord “pensionado”, dat door Nederlanders vaak gebezigd wordt, als ze “pensionista” of “jubilado” bedoelen. Misschien is “pensionado” ook goed - ik sluit het niet uit – maar mijn woordenboek vermeldt eerder uitkeringsgerechtigde en kostganger.
In de kranten zie ik weinig staan dat mij echt interesseert, zeker niet zaken die ik aan jullie moet doorgeven. Om half 8 loop ik door naar het Alfredo Kraus. Op een muur onderweg zie ik op een muur nog een beetje rare filosofische spreuk: “Dicen las estrellas que los fugaces somos nosotros”, men zegt dat wij de vluchtige sterren zijn.

Dan ben ik waar ik zijn moet. Met een grote stroom anderen loop ik mee – kaartje van “Honores y distinctos 2018” van de “Cabildo de Gran Canaria” in mijn knuist – de “Sala Sinfónica” van het auditorium in. “ El cabildo”, voor wie het niet weet, is het bestuur van het eiland Gran Canaria, “la isla de mi vida”. Het is om kwart voor 8 al aardig vol en ik ben blij dat ik op de eerste etage nog een hoekplekje in het midden kan bemachtigen. Als de avond om even over 8 uur geopend wordt met een dansje van vijf dames, ballet van de “Escuela Dansarte”, is haast geen zitplaats meer te krijgen. Ik heb het over meer dan duizend mensen, misschien eerder tweeduizend. Naast mij zit een echtpaar dat tot het begint, nogal met zijn mobiel in de weer is en weinig oog voor mij heeft.
Op het podium gaan in het midden een zevental mensen achter een tafel zitten, de gedeputeerden of de commissie van aanbeveling, wie zal het zeggen? In ieder geval is de middelste de gouverneur, “el presidente” zelf of hoe je hier zo iemand noemt. (Ik neem aan dat hij niet “cabildero” heet, want dat is volgens mijn woordenboek Spaans voor een lobbyist, intrigant.) . Het zevental wordt links en rechts geflankeerd door een page in het blauwgeel en eigenlijk is het hele podium een en al blauwe en gele strepen, de kleuren van het eiland. Ietsje opzij van de hotemetoten zie ik de twintig prijswinnaars plaatsnemen, met Lluis vooraan in het midden. Twintig prijswinnaars, is dat niet wat veel van het goede? Van iedere uitverkorene wordt een kort filmpje (twee minuten) op een scherm geprojecteerd, waarna hij of zij naar voren mag komen om van de “presidente” een plaquette en bijbehorend papier in ontvangst te nemen. Als er ook een geldbedrag genoemd is, heb ik dat stukje gemist.
Lluis is vrij vooraan aan de beurt, nummer 4 van de 20, en op het filmpje over hem komt ook Vanessa in beeld plus enkele mensen van de afdeling bij een vergadering. De hele bedoeling van het prijzen van alle twintig duurt een uur. Ik bespeur enkele sportlui, een handje wetenschappers (onder wie Lluis), mensen uit de toeristenindustrie, een paar kunstenaars etc. Daarna spreekt kunstenares Concha Jerez, nummer 3, een dankwoord uit namens alle twintig en komen ze met zijn allen nog eens vooraan op het podium staan om het klaterende applaus van de zaal in ontvangst te nemen. Typisch Spaans vind ik dat de meeste prijswinnaars meeklappen met de zaal. De meeste aanwezigen in de zaal gaan staan. Dat ken ik wel van Nederland. Ik behoor met mijn directe buren tot de weinigen die gewoon blijven zitten.
Mijn klokje wijst kwart over 9 aan, als “presidente del Cabildo de Gran Canaria” - zijn naam is Antonio Morales Méndez – opnieuw het woord neemt voor een praatje. Dat is echt gortdroog, bevat geen enkele kwinkslag of zelfs maar iets om over te glimlachen, en duurt (tot mijn ergernis) een kwartier lang. Dan is het tijd voor de uitsmijter, Canarische muziek. Het begint met een instrumentaal nummer, heel acceptabel, van de groep Atlántida, vijf man met zowaar ook iemand op de “timple”, een soort ukelele van hier. Echter, vanaf het tweede nummer maakt vooral een zanger de dienst uit: Pedro Manuel Afonso uit Mogán. Hij bakt er in alle vijf volgende nummers niet veel van, vind ik, maar wie weet denkt de zaal daar anders over. Voor mij is hij niet meer dan een gemankeerde operazanger en geen stemmingmaker.
Dan, om even over 10, we zijn intussen twee uur onderweg – worden we allemaal uitgenodigd om beneden in de hal een “cóctel” te gaan gebruiken (en te gaan netwerken). Ik heb intussen mijn bekomst van het geheel en ga op zoek naar de uitgang. Dan loop ik over Las Canteras terug naar de Luis Morote, waar ik met een groot glas Richard met spa de avond afsluit.
Mocht ik op mijn oude dag nog eens voor een semi-politieke prijs zoals deze in aanmerking komen, dan zal ik hem weigeren, eventueel iemand anders sturen, als er geld voor onderzoek in het spel is.

Op zaterdagmorgen vind ik dat ik weer eens een groot blik tonijn moet opentrekken. Mijn lunch bestaat verder uit knäckebröd en menestra. Dat is een mengsel van verscheidene soorten groente. Er zitten ook (een beperkt aantal) spruitjes bij, heel lekker. Trudie, als ik weer in Nederland ben, mag je me best weer eens een hele bak van die groene bollen voorzetten. Eventueel kan er wat mosterd bij of een hand gebakken tamme kastanjes.
Van La Oliva heb ik de internetcode met wachtwoord. Als ik er ‘s avonds langs loop, kan ik het niet laten, ga even op een bank zitten en zoek ik op nu.nl even op wie precies tegen wie moet in de kwartfinales van de Champions League. Hier komen de vier wedstrijden:
3 en 11 april: Sevilla – Bayern München
Juventus – Real Madrid
4 en 10 april: Liverpool – Manchester City
Barcelona – Roma
Barcelona heeft het m.i. niet slecht getroffen met Roma. Terzijde krijg ik op nu.nl mee dat ik me eerder in de datum van de gemeenteraadsverkiezing vergist heb. Die is op 21 maart, nu a.s. woensdag, en niet op 11 maart, wat ik ergens in mijn hoofd had opgeslagen. Helaas moet links het op de eerste lentedag zonder mijn stem doen.

Ik heb een aardige collectie Franstalige muziek, waarvan ik eigenlijk weinig af weet. In café de Poort destijds hing een mooie foto van Jacques Brel, George Brassens en nog iemand, ongetwijfeld van Magda afkomstig,. En zo kom ik vanzelf op George Brassens (1921-1981). Hij is niet iemand die al op jonge leeftijd in muziekstudio’s zijn hart uit zijn lijf zingt. Zijn eerste platen zijn van begin jaren vijftig, als hij de dertig al gepasseerd is. Laat ik uit zijn begintijd eens iets opzetten. Van de vijf CD’s die ik van George Brassens heb, kies ik voor “Le Gorille” met nummers uit 1952-53. Hier zijn de negentien nummers:
01.Le gorille
02.Brave Margot
03.La mauvaise réputation
04.Le parapluie
05.Le fossoyeur
06.La chasse aux papillons
07.Les amoureux des bancs publics
08.Le petit cheval
09.Le mauvais sujet repenti
10.Hecatombe
11.Comme hier
12.La cane de Jeanne
13.Le vent
14.Comme d’Aurochs
15.J’ai rendez-vous avec vous
16.La marine
17.Il n’y a pas d’amour heureux
18.Ballade des dames de temps jadis
19.Il suffit de passer le pont
Om de liedjes van George Brassens te snappen wordt van je gevraagd om behoorlijk goed Frans te spreken of in ieder geval je kennis van het Frans van vroeger drastisch op te halen. Wat is een “fossoyeur”, een “hecatombe”, een “cane”, een “aurochs” dan wel “jadis”? Kennen jullie die woorden wel allemaal, Damaris en René? Vooralsnog vind ik de muziek van George Brassens iets hebben van een gezellig optreden in het buurthuis. Over de breedte is het wel aangename muziek, maar voor een prutsende Fransoos als ik is het best moeilijk om extra bijzondere nummers uit te zoeken. Als jullie mij niet om details vragen, geef ik hier mijn lichte voorkeur aan voor liedjes 2, 3, 7, 9, 12, 13, 15 en 17 op de CD. Niettemin, het wordt hoog tijd dat ik mijn Frans eens ga ophalen. Zal ik voor de variatie eens een winter aan de Rivièra doorbrengen, in Nice bijv., en dan op Franse les gaan?

Op zondagmorgen word ik om 7 uur van allerlei geklets en gestommel in de straat wakker in mijn bed. Dan bedenk ik dat er gisteravond een lichtblauwe loper voor mijn deur is uitgelegd. Staat er weer een sportwedstrijd op stapel? Ik draai me eens op mijn andere zij en val probleemloos opnieuw in slaap. Toch ben ik om 8 uur zo ver dat ik op het balkon wil gaan kijken wat er gaande is.
In de straat zijn allerlei sportmensen in flinterdunne pakken in de weer. Met name wielrennen en hardlopen is troef. Ik denk dat ik getuige ben van iets dat lijkt op een biathlon, maar dan zie ik op de rug van een paar organisatoren “oficial triatlon” staan, in het Spaans, dus zonder h. Er wordt kennelijk naast hardlopen en wielrennen ook gezwommen. Komen de deelnemers uit de zee? Ik zie ze hier in allerijl een badmuts afdoen, dan ook nog wat kleren, om vervolgens op hun racefiets te stappen en er als de wind weer vandoor te gaan. Er is ook een beperkt aantal invalide deelnemers. Die zit voor het hardlopen een rolstoel à la Marja zal ik maar zeggen, maar met een extra, klein wiel aan de voorkant. Bij het wielrennen liggen de gehandicapten in een nagenoeg horizontaal vervoermiddel, à la Arnold Kester voor ingewijden.
Vele uren later, om half 2, komt een dame, kennelijk aan de winnende hand, in volle vaart voorbij rennen met daarachter op zo’n 25 meter afstand een uitgerekt peloton dat haar zo te zien niet kan bijhouden. Als ik mocht denken dat het evenement daarmee voorbij is, heb ik buiten de waard gerekend. Om 3 uur komen een bonte stoet mannen voorbij, met alweer eentje ietsje voorop, nog harder van zich afbijtend dan de dames. Pal voor mijn deur in de Luis Morote gaan de badmutsen af en een deel van de kleding, wordt vervolgens schoeisel aan de blote voeten gedaan en dan is het weer keihard weg spurten.
Om kwart voor 4 hoor ik vanaf de kant van Santa Catalina allerlei geschreeuw komen en om even over 4 uur ben ik - op acceptabele afstand - getuige van de huldigingen. En dan kunnen, ook in de Luis Morote, de lopers, de restbakken en hekken e.d. eindelijk weer opgeruimd worden.

Maandag, wasdag. Dus draai ik in alle vroegte een was die ik om half 11 te drogen hang op mijn plat. Als ik mijn broek van wasknijpers (“pinzas” op zijn Spaans) wil voorzien om aan één van de twee waslijnen te gaan hangen, valt er een sok uit, die op de bodem van mijn plat anderhalve meter lager belandt. (Normaal loop ik rond zonder sokken, in navolging van Ruud Krol, maar afgelopen vrijdagavond heb ik op aandringen van Adriana sokken aangetrokken, die ik nu mee heb gewassen.) Hoe krijg ik dat vermaledijde geval van een sok weer in mijn handen? In mijn bezemkast heb ik door de jaren heen allerlei schoonmaakgerei verzameld. Daar zit een plastic blik bij dat ik met enige moeite aan een lange stok kan koppelen. Met die combinatie omlaag hengelen is te proberen. Het lukt boven wonder prima. Even later is het euvel alweer verholpen.
Het is maar één keer per jaar Sint Joep of zoals het hier heet: San José. Dan dient Jozef, de man van de maagd – helaas – Maria en (voedster-)vader van Jezus in het zonnetje gezet worden. Bij dezen: Well, he’s a jolly good fellow, he’s a jolly good fellow…

En dan is het weer afgelopen met mijn brievenschrijverij, voor de 21ste keer deze winter. Morgen gaan we de lente in en Jezus kan zich opmaken voor een glorieuze intocht – op een ezel – in Jeruzalem. Hij moet zaterdagnacht wel zijn horloge een uur vooruit zetten (of is het terugzetten?). Deo volente komt mijn volgende brief eraan op maandag 28 maart, net al in de “semana santa”.
Zo vlak voor de “día de ramos” heb ik een keer geen dringend advies. Vooruit, zet alvast een paar vaasjes gereed, met een bodempje water erin, om de palmtakken die jullie deel worden vanaf zondagmorgen, een lang leven te gunnen. Tot ziens maar weer, hasta luego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE (ANNEXE DE LIVRES)

Mijn eerste boek van deze week is de laatste die ik heb van Val McDermid, haar dertigste, als ik alleen de echte detectiveboeken tel. Het is uit 2016 en heet “Out Of Bounds”, Engels voor Verboden Terrein, Taboe. Het verhaal speelt zich af in Edinburgh, maar ook in Glasgow, iets meer westwaarts, en in Dundee, ten noorden van de Firth Of Forth.
Centrale figuur is Karen Pirie, DCI van de Historic Cases Unit met als enige medewerker Jason “The Mint” Murray. Getweeën krijgen ze met twee moorden in het verleden (“cold cases”) te maken. Eentje betreft de verkrachting en moord van een kapster genaamd Tina McDonald, twintig jaar eerder. Nu vindt men een DNA-overeenkomst met een 17-jarige autodief, Ross Grorie, en dan is het terugzoeken wie in diens directe familie voor de moord kan worden aangeklaagd. De andere zaak betreft een moord of zelfmoord nu, van de dertigjarige Gabriël Abbott. Wie heeft die moord eventueel op zijn geweten en is er een verband met de moord op zijn moeder Caroline, als het vliegtuigje waarin ze zit met Ellie MacKinnon en het echtpaar Richard & Mary Spencer door een bom ontploft, 22 jaar eerder.
Er komen allerlei voor- en tegenstanders van Karen Pirie en “The Mint” voorbij, die het lezen van de 484 bladzijden alleen maar verder veraangenamen. Ik noem hier als vrienden van Karen: Giorsal (Gus) Kennedy, Jimmy Hutton en River Wilde aan de pluskant en aan de keerzijde o.a. de politiemensen Simon Lees (“The Macaroon”) en Alan Noble en de Grassies. Terzijde, wat doen mensen als voormalig buschauffeur Gary Foreman, spelletjesmaker Will Abbott en niet te vergeten het zeer behoudende Lid van het Hogerhuis Frank Sinclair in het boek? En spelen Miran en Tarek uit Syrië nog een rol van betekenis?
Voordat ik mijn mening over het boek kenbaar maak, wil ik jullie erop wijzen hoe uitgebreid en mooi het woordgebruik van Val McDermid is en hoe goed ze is met uitdrukkingen. Af en toe klinken daarin ook liedjes door die ik ken. Ik beperk me hier tot een klein onderwerp: drank. Karen laat haar collega zeggen: “Let’s knock it on the head before we screw it. Do you fancy a pint?” Een vriendin van haar komt met: “She knocked back the last of het coffee and smacked her lips. Just what the doctor ordered.” En als sluitstuk is hier nog een uitspraak van haar overleden vriend: “When life gives you lemons, make a gin and tonic.”
En dan nu mijn oordeel. De Engelse Guardian is uiterst lovend over “Out Of Bounds” van Val McDermid. Karen Pirie wordt de hemel in geprezen als de “grieving, insubordinate and dogged in her pursuit of the various culprits”. Zal ik eens afwijken van dit en andere grof geschut in de pers? Nee, integendeel: net als de Guardian en de recensenten in andere kranten vind ik “Out of bounds” echt een geweldig boek. Probeer het zelf eens, beste mensen, eventueel in Nederlandse vertaling. Het zal ongetwijfeld in Maastricht in Centre Ceramique aanwezig zijn. Briljant als ik het vind, geef ik zo maar een 9 als recensiecijfer weg. Om de Independent te citeren: “Val McDermid, the new queen of crime is still at the top of her game”.

Ik heb er nog een uit 2016: “The Other Side Of Silence” van Philip Kerr. Het is de zoveelste “Bernie Gunther” thriller en deze wijkt in zoverre af van de meeste eerdere dat hij niet in de jaren 30 en 40 in Duitsland speelt, maar in 1956 aan de Franse Rivièra (Cap Ferrat bij Nice).
Bernie Gunther gaat in het boek schuil achter de naam Walter Wolf. Hij verdient zijn brood als conciërge van het Grand Hotel in Villefranche. In zijn vrije tijd speelt hij in een ander hotel in de buurt, La Voile D’Or, bridge, met het Engels echtpaar Rose en Antimo Spinola van het casino. Niemand in de omgeving weet iets over zijn verleden. Dan wordt zijn bridgepartner Spinola vermoord, door wie?
Daarbij krijgt Bernie Gunther, pardon Walter Wolf, te maken met de schrijver Somerset Maughan, de intussen 82-jarige beroemde schrijver, tevens een echt uitgesproken homo. Hij heeft in de buurt een grote villa, waar hij met zijn neefje Robin, vriend Alan en het nodige personeel woont. Maughan wordt gechanteerd door een oude tegenstander van Gunther, Harold Hebel. Eerder heette hij Harold Hennig en hij is bij Bernie Gunther al bekend van eerdere afpersingen in 1938 en 1945, die hem nog helemaal voor de geest staan. Hij besluit Somerset Maughan te gaan helpen, als hij niet in bed ligt met Anne French, een schrijfster die een biografie van Somerset Maughan wil schrijven. De afpersing door Harold Hennig wordt alleen maar akeliger, als de Engelse geheime dienst uitgebreid onder vuur komt te liggen.
Philip Kerr kan bij mij niet echt stuk. Zijn boeken, zeker die met Bernie Gunther als hoofdpersoon, zijn mij allemaal even lief, inclusief zijn “The Other Side Of Silence”. De recensent van de Washington Post vindt het boek: “a welcome break from the relentlessly grim atmosphere in which Bernie is accustomed to working”. Daar kan ik een heel eind in meegaan. Het boek is vlot en onderhoudend geschreven en op zijn tijd ook best spannend. Ik geef er als recensiecijfer een 8 voor.

woensdag 14 maart 2018

Weblogbrief 13.20, 14 maart 2018

Weblogbrief 13.20, 14 maart 2018

Querid@s amig@s y familia, ben ik op tweederde of niet? Na deze brief heb ik er nog tien te gaan en ik heb nog precies twee maanden Las Palmas voor de boeg, van 14 maart tot 19 mei. Mijn huur voor de laatste twee maanden is nu ook betaald, wat kan mij gebeuren...

Terug naar afgelopen donderdag. In de bus naar de universiteit is het best warm. Ik ben een beetje een amfibie, maar toch, zelfs ik. Om mij heen in de bus is het een gepuf in het kwadraat en dat voor een doordeweekse dag begin maart. Op de universiteit is het al even zomers. Lluis heeft intussen echt zijn influenza te pakken. Hij zit met een grote sjaal om aan zijn bureau. Voor zo ver dat in mijn vermogen ligt, stuur ik hem linea recta huiswaarts en bedwaarts.
Verder is het op de afdeling bijna uitgestorven; alleen Patricia “hèlt pin”. Die heeft altijd van alles nog te doen. Harry heeft het op zijn site eerst over Herman Hesse en diens boek Siddharta (dat mij bij lezing destijds tegengevallen is). Dan gaat het in zijn popartikel van de week over Pattie Boyd, George Harrison en de rest van de Beatles (en ook het koppel Mick Jagger & Marianne Faithful) op bezoek bij de maharishi. Zo waar krijg ik later in Harry’s stuk ook nog een bijdrage van de Stichting Scepsis voorgeschoteld. De Eindhovense Jan Willem Nienhuys van die club ken ik nog uit mijn jaren actieve dienst op de U.M. In die tijd kwam hij niet uitgepraat over het zogenaamde “hoppen”, omhoog komen, zelfs vliegen vanuit lotushouding. In een Eindhovense collegezaal is toen een bekende “hopper” (maar niet die van de Volkskrant) compleet door de mand gevallen.

Voor de variatie neem ik vervolgens bus 12 terug niet tot helemaal het Castillo de la Luz, maar stap al uit op San Telmo in Triana. Daar blijkt het tot mijn verrassing veel drukker te zijn dan ik gewend ben. Vooral zie ik veel dames en meisjes in paarse truitjes, in de buurt van een spandoek met als opschrift: “Si nosotros paramos, se para el mundo”, als wij ermee ophouden, is dat het einde van de wereld.
Bij de oversteek naar de calle mayor de Triana zie ik de waarschuwing: “No me pides, sin pararte y mirar”, stap niet op me zonder te stoppen en te kijken. Het lijkt wel die bij El Corte Inglés. Gaan we dat ook in Nederland krijgen? Pas in de straat zelf krijg ik definitief door wat ik natuurlijk al veel eerder had kunnen bedenken: vandaag is het “Día internacional de las mujeres” en dat zullen we weten. Ik heb eerder al borden gezien met “8M” erop geschilderd, maar waar staat dat voor, denk je dan? Voor mij is wereldvrouwendag ergens in november, maar wie ben ik? (Wereldkinderdag is voor mij met Sinterklaas, Kerstmis en/of Driekoningen, maar ik kan het niet laten om hier en nu ook een lans te breken voor een nog in te stellen wereldmannendag.)
Vrouwen, vermoed ik, zijn veel solidairder met elkaar dan mannen en “8M”, “ocho de marzo”, zien de nodige vrouwen kennelijk als een dag bij uitstek om massaal de straat op te gaan en de andere sekse, de “machistos”, eens hun plaats te wijzen.
De Grote Staat van Oud Las Palmas is intussen steeds meer vergeven van de paarse truitjes, paarse sjaals, paarse embleempjes op de borst. Terzijde : hoe heet zo’n embleempje – eigenlijk een half opgevouwen lintje – in goed Nederlands? Hier is het woord “lazo” gangbaar, wat zo iets als strik of lus betekent. De bekendste “lazo” is voor mij die van AIDS, maar de paarse feministenvariant is vandaag de dag minstens zo populair.
Als ik om even over 7 op mijn bank bij McCarthy’s zit, komt twee motorpolitiemannen met enig vertoon zeggen dat het personeel van de zaak de tafeltjes en stoeltjes buiten echt acuut moet verwijderen, anders zwaait er wat. Zo meteen krijgen we een “cortijo” te zien die voorwaar geen kinderspel is. En inderdaad, vanaf half 8 komt vanaf San Telmo een ware “huelga feminina”, de bonte stoet van vrouwelijke stakers, langs gemarcheerd. Schattingen van aantallen deelnemers in zo’n optocht zijn altijd moeilijk, maar eerlijk is eerlijk: ik heb een colonne voorbij trekkende (grotendeels) dames een vol uur in beeld. Is tienduizend protesterenden oké of moet ik daar nog weer boven gaan zitten? De regionale kranten hebben het de dag erop over “miles” en “decenas de miles de personas”, duizenden dan wel tienduizenden personen in Las Palmas.
Uiteraard is het geschreeuw, geklap en gefluit niet van de lucht. Ik zie ook een vracht aan spandoeken. Populair, met lippenstift op je lijf aangebracht en ook op diverse truitjes van de “stakers”, is het vrouwenteken - een cirkel met een kruis eronder – met een vuist midden in de cirkel. Meegebrachte borden hebben het o.a. over “proud to be a woman”, “igualdad de género”, “soy dueña de mi vida” en “no quiero tu piripo” (wat in hemelsnaam is een “piripo”?). Aardig vind ik een groot spandoek met “nosotras decidimos”, met een a, met daarachter een aaneengesloten horde dames. Laat ik bovendien de slagzin van de dag nog eens herhalen die ik al op San Telmo heb gezien: “Si nosotros paramos, se para el mundo”. En dan is hier wel mijn vraag: zou de wereld echt veel beter af zijn, als vooral vrouwen aan de politieke touwtjes gaan trekken?
Laat ik het maar toegeven: ik sta een en ander vanaf de zijkant, tegen de gevel van een parfumerie, een beetje met gemengde gevoelens aan te kijken. Is het voor de zoveelste keer claimen van meer vrouwenrechten nou echt zo’n hot item? Moet ik echt meegaand in het kwadraat zijn, nu de helft van de wereldbevolking, het vrouwvolk, massaal opkomt tegen haar onderdrukking, ook in Las Palmas? Natuurlijk, mannen die hun vrouw minderwaardig vinden, mogen wat mij betreft best een flink toontje lager gaan zingen. Tegelijkertijd denk ik: zijn er in onze westerse wereld geen politiek interessantere onderwerpen te bedenken om met voorrang aan de orde te stellen?
Op microniveau ben ik trouwens best blij, als ik ongeschonden en met nog steeds een schoon geweten weer in de bus terug naar Santa Catalina zit.

Ander onderwerp: op vrijdagmorgen staat de “mercado central” weer eens op het programma, voor zes kwartkilopakken koffie, twee soorten diepvriesgroente, bruine broodjes en een grote portie “pulpo gallego”, inktvis met groente uit de streek waar ik met Trudie in juni dit jaar heen ga.
Op de markt zie ik een vrouw, eigenlijk nog een tiener, lopen met op haar T-shirt: “Chocolate is my boyfriend”. Ik neem aan dat ik die niet voor jullie hoef te vertalen. Willen jullie er nog een? Bij het weggaan van de markt loop ik een zwarte schoonheid, een negerse, tegen het lijf, die mij op het verkeerde (of is het juiste) been zet met de slagzin: “What’s in your bag?”, wat zit er in je tas? Zie boven.

Dan is het tijd voor muziek. Ik kom deze keer uit bij James Blunt, de Engelsman van wie ik op een verkeerd moment wel eens gedacht heb dat hij veertien jaar terug regelrecht vanuit een psychiatrisch ziekenhuis de muziekstudio is ingetrokken om muziek op te nemen. Zijn eerste CD, uit 2004, heet “Back To Bedlam”, bedlam is gesticht. Daarop staat het nummer “You’re beautiful” en dat blijft extreem goed. De platen erna die ik heb, heten “Butterfly”, een beetje meer van hetzelfde, en dan in 2013 “Moon Landing”.
Een van de keren dat ik afgelopen zomer weer eens naar de allernieuwste platen van Centre Ceramique sta te kijken, zie ik een nieuwe CD van James Blunt in het rekje met het de recente aanwinsten staan: “The Afterlove” , uit 2017. Ik weet ter plekke niet hoe snel ik hem mee moet troggelen om hem thuis af te draaien en behoedzaam te kopiëren. Hier zijn de dertien nummers van “The Afterlove”, met de man in flagrante actie:
01.Love me better
02.Bartender
03.Love my number
04.Don’t give me those eyes
05.Someone singing alone
06.California
07.Make me better
08.Time of our lives
09.Heartbeat
10.Paradise
11.Courtney’s song
12.2005
13.Over
James Blunt, hij blijft me met zijn muziek verbazen. Zijn stem heeft wel wat van die van Robbie Williams, ook iemand die op zijn tijd ook graag eens buiten de lijntjes wil kleuren, in ieder geval in het verleden. “The Afterlove” is best weer een mooi vervolg op Blunt’s succesplaat “Back To Bedlam” en zijn onvergetelijke “You’re beautiful”. Hoogtepunten op deze nieuwe schijf zijn voor mij “Bartender”, “California”, “Make me better”, “Time of our lives”, “Paradise” en tot slot “Over”. Het is mooi allemaal, heel mooi op zijn tijd.

Wat is het rustig, als ik zaterdagmorgen om half 9 mijn voeten op de slaapkamertegels zet, mijn spaarzame kleren aantrek en dan vanaf het balkon de straat bemonster. Komt het, omdat het weekend is en daarbij mijn stuk Luis Morote autovrij is? Of is er meer aan het handje?
Tot de belangrijke, bijkomende voordelen van wonen in Las Palmas reken ik het nagenoeg ontbreken van brommers in het straatbeeld. Ik weet het: ook hier maken de “auto’s, “coches” in het Spaans, en vrachtwagens, “camiones”, er af en toe een potje van, zeker in de grote, doorgaande straten. Hoewel, het volk achter het stuur is hier wel veel coulanter naar voetgangers toe dan in Nederland. Er zijn overal waar je loopt, zebrapaden en je hoeft als voetganger, “peatón”, zo’n strepengedoe maar te naderen of er wordt door de aankomende automobilist resoluut op de rem gestaan.
Tegelijkertijd probeert de stad echt van alles om de mensen uit de auto en meer op de fiets, in het Spaans bici(cleta), te krijgen, maar vooralsnog lukt dat voor geen meter. Ook van de doorgaande fietsroute, van de haven in het noorden hier tot helemaal aan de Carrefour in het zuiden, zo’n tien kilometer lang, wordt helaas nauwelijks gebruik gemaakt. Intussen stikt het in Las Palmas wel van de taxi’s. Een taxirit is hier veel goedkoper is dan in Nederland (waar het af en toe net is of je portemonnee gerold wordt, als je aan betaling toe bent.) en dus wordt er veel meer gebruik van taxi’s gemaakt.
De gemeente Las Palmas mag tegelijkertijd constateren, met mij als fervente supporter, dat het bussysteem van de stad een groot succes is. Een stadsbus voor wie het nog niet weet, heet hier niet “el autobús”, maar “la guagua”, op zijn Cubaans. Bussen is hier, vergeleken met bijv. Maastricht, echt spotgoedkoop,. Voor een rit, als je dat nodig vindt met overstap, betaal je met een tienrittenkaart 85 cent per keer. De diverse bussen, echt alle kanten op, rijden overdag af en aan en zelfs in mindere mate ook nachts. Mijn favoriete bus 12, waarmee ik intussen een beetje getrouwd ben (naast mijn bus 1 naar Triana), stopt geloof ik iedere tien minuten op Santa Catalina. “La guagua, para todo, para todos”, de bus voor alles, voor allen, ik kan het alleen maar beamen.
Een groot verschil met bijv. Maastricht of Amsterdam is dat er hier nauwelijks of geen brommers rondrijden. Geef het mij maar toe, Nederland is vergeven van de bromfietsen. Die kunnen gevaarlijk hoge snelheden halen, ook op het fietspad, en een herrie maken, je gelooft soms je oren niet. Als het enkele decennia terug te gek wordt en het dragen van een brommerhelm verplicht wordt gesteld, is het een paar jaren wat rustiger op straat. Dan brengt de bromfietsindustrie iets minder snelle modellen op de markt, waarvoor geen helm vereist is. Je kunt ze, als je er enig idee van hebt, wel weer zelf gemakkelijk opvoeren tot ouderwetse monsters met een pokkenherrie. Begrijp me niet verkeerd: ik heb weinig tegen een solex of aanverwant kinderspul, maar een uit de hand gelopen snorfiets met een bestuurder zonder helm op kan mijn zegen in het geheel niet wegdragen. Tot overmaat van ramp is daar inmiddels de elektrische fiets bovenop gekomen, zodat ook een beetje bejaarde het fietspad tegenwoordig onveilig kan maken en eerzame fietsers en voetgangers wegdrukken.
Ik herhaal het maar eens: hoe de middenstand en de grote jongens hier ook hun best doen om ons, Palmezen, over de streep te trekken om een brommer, helmloze bromfiets of elektrische fiets aan te schaffen, voorlopig lukt dat van geen kant en ik vind dat prima de luxe. Naast de auto (helaas, pindakaans) is en blijft de “guagua” hier een uiterst favoriet vervoermiddel. Krijgen jullie van mij nog eens een andere reden dan het weer en het strand, waarom ik het hier in Las Palmas zo prettig toeven vind.

‘s Avonds kijk ik naar een film uit de oude doos: “The Boys From Brazil”, als boek een bestseller van schrijver Ira Levin, in 1978 verfilmd onder regie van Franklin Schaffner. De twee belangrijkste filmsterren in de film zijn Laurence Olivier en Gregory Peck, die resp. de rol van nazi-jager Ezra Lieberman en nazi-arts Dr Josef Mengele spelen in de naoorlogse tijd. Mengele wil zijn (hier niet verder uitgelegde) klonenplan uitvoeren en daarbij best over lijken gaan, als hij aldus “Het Vierde Rijk” kan verwezenlijken. Zijn tegenstander is de overijverige Weense bejaarde Lieberman. Die kan er geen genoeg van krijgen om bekende nazi’s zoals Mengele op te sporen en voor het gerecht te brengen. Ik vind het onderhavige verhaal, bijna twee uur film, niet in alle opzichten even boeiend, maar wel onderhoudend genoeg voor de late avond.

Op de zondag houd ik mij in. Ik zit vooral te lezen en deze brief bij te werken. ‘s Avonds maak ik wel mijn uitje langs de boulevard; kan ik nog wel zonder? Bakkerij Granier aan het strand verrast mij met twee aanbiedingen. De ene betreft “torrijas de panadería” en de andere “buñuelos de cuaresma”. Jullie willen vertalingen naar het Nederlands? Dan begin ik met “torrijas de panadería”, dat is Spaans voor wentelteefjes van de bakkerij. En “buñuelos de cuaresma” zijn beignets van de vastentijd. Is dat voldoende of zijn sommigen van jullie nog steeds niet veel wijzer?
Volgens mijn Van Dale Groot Woordenboek Hedendaags Nederlands zijn wentelteefjes sneeën brood in melk en eieren gedoopt, met suiker en kaneel bestrooid en even in de pan met boter aan beide kanten gebakken. Beignets zijn licht gefrituurde bollen, waarin stukjes van vruchten verwerkt zijn, meestal appel. Laat ik hier eens toegeven dat ik, in ieder geval de laatste zestig jaar, geen wentelteefjes dan wel appelbeignets gegeten heb.
Een mens bedenkt wat, voordat hij of zij terzake kan komen. Het bovenstaande is allemaal inleiding om dezer dagen het woord “cuaresma” weer eens onder jullie aandacht te brengen. Het is Spaans voor vastentijd, maar wees nou eerlijk: is er nog iemand van jullie die zich in de periode 14 februari, Aswoensdag, tot aan 1 april, Paaszondag, (behalve op zondag) inhoudt met eten en drinken, omdat de Drie-eenheid dan wel paus Franciscus dat graag zo heeft?

Het is intussen maandagmorgen en dus is tijd voor een nieuw stukje muziek. Het moge bij jullie bekend zijn: blanke bluesvirtuoos Van Morrison komt uit Belfast, in Noord-Ierland. Ik kom vandaag met een andere bluesartiest uit dezelfde stad op de proppen: zanger en meer nog gitarist Gary Moore. Hij is geboren in 1952 en helaas in 2011 weer van ons heengegaan. Van hem heb ik drie CD’s en laat ik die uit 1994 eens voor jullie uitserveren: “Ballads And Blues”. Hier zijn de veertien nummers op die plaat:
01.Always gonna love you
02.Still got the blues
03.Empty rooms
04.Parisienne walking live
05.One day
06.Separate ways
07.Story of the blues
08.Crying in the shadows
09.With love (remember)
10.Midnight blues
11.Falling in love with you
12.Jumpin’ at shadows
13.Blues for Narada
14.Johnny boy
Wat een plaat van de allerbovenste plank! Je gelooft af en toe je oren niet, wat Gary Moore uit zijn gitaar weet te halen. Het maaiveld ligt bij hem heel hoog. Er net bovenuit steken dan nog weer voor mij “Still got the blues”, “Parisienne walking live”, “One day”, “Story of the blues”, “With love (remember)”, “Jumpin’ at shadows” en “Blues for Narada”. En om te laten blijken dat Gary Moore wel degelijk Iers bloed in zijn donder heeft, doen wij er als toegift “Johnny boy” bij.

Er zit eindelijk nieuw leven in de “piso” bij mij aan de overkant. Ik heb het over Luis Morote 19 een hoog rechts. Heel lang, meer dan een jaar, heeft die een eigenaar gehad die er niet wil wonen, de woning niet verhuurt en de ruimte eigenlijk alleen maar leeg laat staan. Vorig jaar al bemoeit een makelaar zich ermee, maar zonder succes. Sinds een maand of twee, drie komt een nieuwe bemiddelaar in het vizier. Sindsdien zie ik af en toe iemand binnen een kijkje nemen en dan weer weggaan. Dan, vorige maand denk ik, komt de woning, denk ik, in handen van een jong stel.
Ik heb ze, met een kleuter, een paar keer binnen zien ronddrentelen, maar de verhuizing laat nog even op zich wachten. En dan is het vandaag. Op een hoog rechts aan mijn overkant is een ouder iemand binnen druk aan het schilderen. Eindelijk, nog even en dan heb ik nieuwe overburen.

Op maandagmiddag ga ik naar de universiteit, nou eens niet vooral om een weblogbrief te versturen, maar om Jorge de helpende hand te bieden. Hij krijgt die middag om half 6 bezoek van twee studenten, zesdejaars neem ik aan, die enkele stukjes uit de British Medical Journal hebben gelezen over de effectiviteit van met name homeopathie en acupunctuur. Het betreft beide keren het standpunt van een voor- en tegenstander achter elkaar. De twee studenten worden verondersteld om partij te kiezen: zijn ze voor of tegen deze vorm van gezondheidszorg (in het basispakket) en waarop is hun mening gebaseerd?
Jorge gaat hen later helpen hoe je dergelijk onderzoek het beste zou kunnen doen. Intussen heeft hij mij gevraagd om bij deze bespreking te zijn, daarbij zelfs enigszins het voortouw te nemen, als ik hem vertel dat ik de auteurs van de stukken van vroeger persoonlijk ken. Als ik hem ook nog vertel dat ik een kleine twintig jaar terug allerlei literatuuronderzoek naar de effectiviteit van alternatieve gezondheidszorg begeleid heb, is hij helemaal om.
Het wordt een aangename conversatie met zijn vieren. Eerst gaat het vooral over homeopathie en Peter Smith (voor) tegenover Edzard Ernst (tegen). Dan gaat het ook nog even over acupunctuur bij chronische pijn met o.a. Asbjorn Hróbjarttson als tegenstander. Vervolgens komt aan de orde hoe je onderzoek naar de effectiviteit van deze en andere alternatieve gezondheidszorg het beste zou kunnen doen. Een van de studenten, een 23-jarig meisje, heeft veel interesse in yoga als eventueel probaat middel tegen stress en dus komen we daarover een tijdje te spreken. Kun je yoga onderzoek wel blinderen, is een belangrijk punt van aandacht voor ons. De andere student, een jongen die weinig van alternatieve gezondheidszorg moet hebben, moet enigszins geprest worden om zijn mening over zaken te geven.
De studenten gaan de komende weken aan de slag om de literatuur over een alternatieve therapie te bestuderen die ze zelf aardig vinden. Jorge en ik hopen op een plan van hun hoe ze een geblindeerd, gerandomiseerd experiment naar de effectiviteit zouden opzetten. Over drie weken, op paasmaandag – dat is hier gewoon een werkdag - komen we met zijn vieren opnieuw bij elkaar.

In mijn tweede boek van deze week vind ik de uitdrukking: “to rest on your laurels”, op je lauweren rusten. Lauweren, dat zijn bij mijn weten – naast eretakken – de takken die met palmpasen door de clerus aan de beminde gelovigen worden uitgedeeld: palmtakken dus. Laurierbladen (“laveleerblajer” in het Maastrichts) zijn in het Engels “bay leaves” en palmtakken “palms”. In het Spaans zijn laurierbladen “hojas de laurel” en is Palmzondag “Domingo De Ramos”.

Op woensdag, de dag dat de universiteit mij weer mag verwelkomen, bekruipt mij het gevoel dat ik nodig weer eens “Whiskey In The Jar” van Thin Lizzy moet opzetten. Wat een bijzonder nummer, 5 minuten en 45 seconden echt vuurwerk! ! Hiermee kom ik weer aan mijn einde van mijn brief. Vanmiddag ga ik naar de universiteit om hem te versturen via www.paul-brief701.blogspot.com. Daarna is het aftellen tot vanavond, als Barcelona het weer tegen Chelsea opneemt, hier om kwart voor 8 en bij jullie een uur later. Mijn volgende, alweer 21ste brief kunnen jullie tegemoet zien op dinsdag 20 maart, één dag voordat het voorjaar zich definitief aandient.
Het is pas maart, dus doe nog niet te uitbundig, is mijn wijze raad. Misschien is het tijd om eens “de stad” in te gaan om iets nieuws te kopen, bijv. een nieuwe regenjas of eindelijk die “flat screen” televisie, die langzamerhand toch echt bij het meubilair hoort. Hier gaat het leven zijn gangetje, nog twee maanden voor mij. Het beste ermee, tot ziens, hasta luego, PavelK.

BOEKENBIJLAGE

Mijn eerste boek deze keer is van niemand minder dan Ian Rankin, de overbekende thrillerschrijver uit Edinburgh. In die stad spelen ook al zijn boeken; dat alleen al zou een reden kunnen zijn om er weer eens heen te gaan. Het voorliggende verhaal is uit 2016 en heet “Rather Be The Devil” (hoewel ik die uitdrukking geen enkele keer in het boek tegenkom). Ter extra aanprijzing op de kaft zie ik wel staan: “A cold case can still kill” en ook “A case that won’t die”. Allez, ik die er een stukje Daily Mail bij: “Superbly told and impossible to put down”.
Hoofdpersoon John Rebus is de zestig gepasseerd en is blij dat hij nog wat politiewerk mag doen op de afdeling “Cold cases”, over moorden van lang geleden die nooit opgelost zijn. Hij stort zich deze keer op de dood van schoonheid Maria Turquard, bijna veertig jaar eerder. De dame is toen in een bekend Edinburghs hotel vermoord, terwijl daar op dat moment allerlei bekendheden present zijn, zoals muzikant Bruce Collier, road manager Vince Brady, ook artiest Dougie Vaughan, Maria’s vrijer Peter Attwood en dan laat ik haar man John Turquard nog maar even buiten beschouwing. Acht jaar geleden heeft politieman Rab Chapman de zaak voor het laatst onder de loep genomen. John Rebus spreekt hem nu twee keer en dan wordt dezelfde Rab Chapman vermoord.
Zoals meestal bij Ian Rankin is er tegelijkertijd een tweede zaak, waarop Siobhan Clarke zich mag storten. Onderwereldfiguur Darryl Christie is afgetuigd vóór zijn huis en de vraag is wie dat gedaan heeft: zwerver Craw Shand of iemand anders? Vanwege Darryl komt Siobhan’s zaak al snel in handen van de afdeling politiemensen gespecialiseerd in geld witwassen. Sinds kort werkt ook Malcolm Fox op de afdeling en voor het onderzoek wordt hij Siobhan’s collega. Er blijkt dat Darryl Christie samenwerkt met Anthony Brough, kleinzoon van Sir Magnus Brough. Samen zouden die twee tien miljoen achterover gedrukt hebben, uit een grote witwaspraktijk, waarvoor Ukraiener Aleksander Glushenko naar de stad komt.
Ik kan nog wel verder gaan met informatie, bijv. over de rol van assistente Molly Sewell van Anthony of meesterboef Big Ger Cafferty. Echter, het lijkt me langzamerhand tijd worden dat jullie het boek zelf gaan lezen. Vooruit, als extraatje is hier nog enige conversatie tussen Siobhan Clarke en John Rebus. We gaan naar bladzijde 41. Siobhan: “You went to see Cafferty. Of course you did.” John: “Got a confession in full.” Siobhan: “Aye, right, did he tell anything useful?” Dan ziet John de doos met allerlei informatie over de zaak Maria Turquard: “What do you think? Did I forget Christmas or something?” Willen jullie er nog eentje, om het af te leren, op dezelfde bladzijde? Over de werkwijze van zijn vriendin patholoog Debarah zegt John: “You’ve seen the way she runs the mortuary. You could eat your dinner off one of her slabs”. Terzijde: Malcolm Fox kan er ook wat van. Als die zijn mond open doet, is het eveneens geregeld oppassen. Een volgende keer ga ik die met liefde ook eens citeren.
Ian Rankin hoort tot mijn favoriete thrillerschrijvers, laat daar geen misverstand over bestaan. “Rather Be The Devil”, zijn 21ste Rebus, is niet zijn allerbeste verhaal, maar zoals in de Evening Standard te lezen staat: “The old devil still has all the best tunes.” Ik vind het alweer spannend genoeg, met voldoende zijstappen, om mij bij de les te houden. Ik ga voor een welverdiende 8 als recensiecijfer.

Ik heb er nog een voor jullie: “The Woods” van alweer een kroonjuweel van een schrijver: Harlan Coben. Het boek is van 2007 en speelt in Newark en omgeving. direct onder New York.
Paul Copeland, voor zijn vrienden Cope, is openbaar aanklager in New Jersey. Hij stamt van Russische ouders. Zijn vader is onlangs overleden en de moeder heeft hem en de vader achttien jaar terug definitief verlaten. Nog eerder, twintig jaar geleden, is de zus van Paul, Camille, verdwenen uit een bos dat bij een zomerkamp hoorde. Samen met Camille verdwenen destijds ook Gil Perez, terwijl tevens het lijk van twee andere tieners, Margot Green en Doug Bilingham, gevonden werd. Een dader is nooit gevonden. Het kamp destijds was van ex-hippie Ira Silverstein, die nu seniel aan het worden is. Evenals de later bekend geworden “serial killer” Wayne Steubens zorgde Paul destijds in het zomerkamp voor enig toezicht. Paul was in de betreffende zomer het liefje van dochter Lucy van Ira; zij geeft nu les op een naburige universiteit.
Nu, twintig jaar later blijkt dat Gil destijds niet vermoord is, uit het bos ontkomen is, maar pas heel onlangs is omgebracht. Paul vraagt zich vertwijfeld af af zijn zus het er toen misschien levend heeft afgebracht. Bij zijn naspeuring naar wat er destijds gebeurd is. is de jonge Loren Muse van zijn kantoor van onschatbare waarde.
De zaak van de toen verdwenen tieners wordt gecompliceerd door een andere die op dit moment speelt. Twee rijkeluiszoontjes, Barry en Edward, hebben onlangs een meisje verkracht, Chamique, maar hun ouders doen er vervolgens alles aan om de jonge boosdoeners te beschermen en het te doen voorkomen of er van verkrachting geen sprake is. Daarbij deinzen ze er niet voor terug om te proberen aanklager Paul en diens familie te belasteren, als hij niet wil schikken.
Mag ik het voor de inhoud daarbij laten? En dan nu mijn oordeel. Ik vind “The Woods” echt een pracht van een boek. Het is zo spannend dat ik de 440 bladzijden in twee dagen heb doorgeworsteld. Mijn recensiecijfer is navenant: ik geef een 9 voor dit boek en zie uit naar andere boeken van dezelfde schrijver die nog op lezen staan.

Is er nog tijd voor de bespreking van een derde werkje? Philip Frederiks, geboren in 1944, is bij mij vooral bekend als correspondent uit Parijs en later als min of meer mislukte nieuwslezer. Hij heeft zich voor het onderhavige boekje (en bijbehorende toneelvoorstelling) laten inspireren door Fransman Georges Pérec. Die komt in 1978 met een toneelvoorstelling over zijn herinneringen, met steeds als beginzinnetje: “Je me souviens”. Het idee heeft Pérec overgenomen van de Amerikaan Joe Brainard, die in 1970 voor het eerst zijn “I remember” publiceert.
Het boekje van Philip Frederiks is helemaal in dezelfde stijl en heet: “Ik herinner me”. Het bestaat uit een royale inleiding plus bijna tachtig bladzijden met zinnen, soms iets meer, die een en ander vertellen over hoe het hem door de jaren heen vergaan is. Iedere zin begint met “Ik herinner me”, zoals in de Franse en Amerikaanse voorbeelden. Het boekje van Philip Frederiks heb ik in twee uur uit. Eruit citeren laat ik hier achterwege, maar het geeft best een beeld van hem. Ik heb er een 7- voor over als recensiecijfer, wel aardig. .

donderdag 8 maart 2018

Weblogbrief 13.19, 8 maart 2018

Weblogbrief 13.19, 8 maart 2018

Querid@s amig@s y familia, van verscheidene kanten verneem ik dat de helse kou in Holanda voorbij is. Gelukkig! Hier loopt de temperatuur dagelijks op tot bijna 30 graden in de middag. Laten we samen hopen dat het ook in Nederland verder de warme kant op zal gaan. Mijn wijsheid: in maart is er altijd (minstens) één zomers weekend. Dan kunnen jullie ook zonder jas buiten in het zonnetje zitten.

Onderweg in de bus naar de universiteit afgelopen vrijdag zie ik een aansprekende advertentie van alweer een nieuwe “provider” van telefoon- en internetdiensten: Giovo. Die doet hier zijn best om zieltjes te winnen met het zinnetje: “Tú pide? Ya vamos nosotros! Vraag het en we komen er al aan!

Op de afdeling staat alleen Patricia’s deur open. Ik neem maar aan dat zij de enige is die nog present is. Als ik even later de muziek op mijn computer ietsje te hard laat schallen, ook nog eens met de deur wagenwijd open, komt ze vriendelijk vragen of het wat minder kan. Natuurlijk, bovendien kan ik om haar een lol te doen de deur dicht houden. Patricia’s Engels moge dan maar zeer mondjesmaat zijn, in het Spaans kan ze iemand de oren van zijn hoofd kletsen. Van haar leer ik af en toe een woordje Spaans dat ik wonderwel zo vlug niet zelf kan ophoesten. Lawaai is in goed Spaans “ruido”, dat jullie het maar weten.
Later komt ook Jorge nog even buurten. Hij vertelt mij dat zijn vader – 88, oud en versleten – vorige week overleden en afgelopen maandag gecremeerd is. Daarna gaat het over twee studenten die hij de helpende hand aan het bieden is. Samen met hen doet hij iets dat met enige goede wil literatuuronderzoek naar de klinische effectiviteit van alternatieve behandelingen genoemd kan worden. Voor mij is het bepaald geen splinternieuw onderwerp. Jorge komt zelf op de proppen met een stukje van Oostenrijker Edzard Ernst, bij wie ik vijftien jaar terug nog eens in het Engelse Exeter op bezoek ben geweest. Aanstaande maandag, om half 6, gaat Jorge het met de studenten hebben over homeopathie. Wil ik er misschien eens een keer bij zijn? Ik zeg toe.

Harry heeft mij deze keer weinig aparte dagclips te bieden. Wel lees ik zijn artikel over “the dean of DJs” Jack Jackson (1906-1978) met plezier. Als jongeman is Jack Jackson trompettist en in de jaren dertig heeft hij vijf jaar lang zijn eigen orkest. Op YouTube vind ik probleemloos een nummer van bijv. Al Bowlly met het orkest van Jack Jackson (I’m playing with fire, uit 1933-34). Vervolgens, in WOII verdient Jack Jackson zijn brood vooral als cartoonist. Daarna wordt hij lid van de City Slickers, met als uithangbord drummer Spike Jones. De groep is hilarisch vanwege hun parodieën op bekende liedjes. De clip “Cocktails for two” uit 1945, aan Harry’s artikel toegevoegd, gaat mij lang bijblijven. Dan wordt Jack Jackson’s werk voor de avonduitzendingen van Radio Luxemburg steeds populairder. Wie kent hem niet, als bijv. de DJ van Jack Jackson’s Jukebox op de zondagavonden om 7 uur en als man van een heel arsenaal aan geluidseffecten. Hij hoeft daarvoor overigens niet voortdurend naar het groothertogdom. Bijna alles neemt hij thuis in Engeland op, in een eigen studio en dat wordt dan als tape naar “the continent” doorgestuurd. Bekende collega’s van Jack Jackson op Radio Luxemburg in de jaren vijftig zijn o.a. (voormalige zanger) Sam Costa en Pete Murray. Een mooi stuk!

Als snoepje van de week kijk ik vervolgens naar een documentaire over Joan Baez. In een klein uur tijd krijg ik vooral het nodige mee over haar bezigheden in de jaren zestig, ook samen met Bob Dylan – men heeft het over een wederzijdse crush. Later raakt ze steeds verzeild in anti-Vietnam activiteiten. Joan Baez trouwt in 1968 met ene David Harris, die vindt dat jongelui niet voor hun nummer moeten opgaan in de Vietnamoorlog. Hij belandt daarvooor, en Joan Baez ook, nog in de gevangenis. Veel later herhaalt ze haar pacifistische inslag nog eens in Sarajevo in 1992-93. En toch, mag ik vooral gecharmeerd blijven van haar muziek?

Op het einde van de vrijdagmiddag is het voor mij uitgebreid mensen uitkijken op een bank bij het Castillo de la Luz. Daarna is het naburige bibliotheekje weer aan de beurt. Een beetje ter ere van de latere DJ Jack Jackson krijgen jullie een (uitgeschreven) cartoon van mij, die ik tegenkom in El Mundo. Onlangs was een grote demonstratie op diverse plaatsen in Spanje, waarin werd geprotesteerd vanwege het uithollen van de pensioenen: “Queremos pensiones dignas”, wij willen een behoorlijk pensioen. In de cartoon staat naast het plaatje uit 2018 eenzelfde uit 2038 met de zin: “Queremos pensiones”, waar blijft ons pensioen?
Atletico Madrid blijft maar winnen. Afgelopen woensdag wordt het 4-0, met aal vier de doelpunten op naam van Antoine (nou weet ik zijn voornaam weer) Griezmann. Barcelona daarentegen laat het donderdagavond een beetje afweten, tegen UD Las Palmas NB. Lionel Messi scoort uit een mooie vrije trap de 0-1 in minuut 20, maar vlak na rust wordt UD Las Palmas ten onrechte een penalty toegekend, goed voor de 1-1, Daar blijft het vervolgens bij. Barcelona staat nu nog maar vijf punten voor op Atletico, 66 versus 61, met a.s. zondagmiddag de titanenstrijd in Camp Nou in het verschiet. Real Madrid en Valencia staan inmiddels heel ver achter op het tweetal.

Soms kom je zo maar een leuk opschrift op een trui tegen. Dat zo iets in het Spaans aan de hand is, ligt alweer een tijd achter me. Als ik vrijdagavond op weg naar mijn etage ben, loop ik een forse dame tegen het lijf, met op haar voorgevel: “Wake me up when the winter is over”, maak me maar wakker, als de winter voorbij is. In het Spaans kom ik dan uit op: “Despertame, cuando se acabó el vierno” (maar dat staat er helaas niet).

Op zaterdagmorgen weet ik al bij het opstaan en koffie zetten dat Joan Baez geboren in 1945) mijn eerste artiest(e) van deze week gaat worden. Ik heb een hele doos muziek van haar: studio-albums, live optredens en compilaties. Uit een kleine 50 CD’s kies ik voor jullie “Diamonds & Rust” uit 1975, mede omdat die schijf in de documentaire gistermiddag een aantal keren genoemd is. Hier komen de elf nummers:
01.Diamonds & rust
02.Fountain of sorrow
03.Never dreamed you’d leave in summer
04.Children and all that jazz
05.Simple twist of fate
06.Blue sky
07.Hello in there
08.Jesse
09.Winds of the old days
10.Dida
11.I dream of Jeannie/Danny boy
Een mijlpaal kan ik van de CD (eigenlijk nog LP) niet maken, maar Joan Baez is en blijft een acceptabele sopraan. Het aardigste op de plaat vind ik het titelnummer: “Diamonds & rust” en verder “Fountain of sorrow”, “Simple twist of fate”, “Jesse” en vooruit, ook (Lucy Ball’s) “I dream of Jeannie”. Dan bedenk ik ineens dat ik nog een tweede “Diamonds & Rust” CD heb, van een live optreden, “Diamonds & Rust In The Bullring” uit 1989. Dat album, met twaalf heel andere nummers, heb ik hier al eens de revue laten passeren, jaren geleden, dat wel.

´s Avonds is het op de boulevard niet echt druk. Dat kan mede komen, omdat het waait als de pieten. Van een “tormenta” is geen sprake, maar toch ben ik blij dat ik aan de goede kant op mijn bank bij hotel NH Imperial zit, met de wind in mijn rug, “con el viento en popa”.
Er komt voor een zaterdagavond weinig volk voorbij. Vooruit, vlak voor me langs zie ik een dame langs wandelen met alles erop en eraan. Op haar trui, met lange mouwen, staat: “Don’t judge me by my sweat shirt”, beoordeel me niet op mijn (sport-)trui. Waarom heb ik, als het om trui-opschriften gaat, een voorkeur voor dames?
Verderop bij het pleintje van La Puntilla, op weg naar visrestaurant La Marinera, is een herhaling van murga-optredens gaande. Is dat niet wat laat? We zitten immers al in maart en carnavalszondag was dit jaar op 11 februari, drie weken geleden. Toch laat ik me overhalen om – al is het maar voor even – die kant op te lopen. Het blijkt er toch behoorlijk druk te zijn, vele honderden toeschouwers. Net als ik aankom, begint de kampioen van dit jaar op Santa Catalina, Los Serenquenques, aan zijn litanie van een half uur. Dan kan ik het niet laten en kijk het hele optreden glimlachend uit, voordat ik me over de boulevard weer huiswaarts begeef.

Thuis is het dan tijd voor een weekend (speel-)film. Het wordt een DVD van “The Story Of Us”, van regisseur Rob Reiner met Bruce Willis en Michelle Pfeiffer in de hoofdrol. Hij is uit 1999, nog net van voor het nieuwe millennium. (Ik heb hem eerder al eens bekeken, maar wat is er tegen een herhaling?) Bruce en Michelle, in de film Ben en Katie, zijn netjes getrouwd en hebben intussen twee kinderen. Dan komt de klad een beetje in hun huwelijk. Vraag (in het Spaans): “Puede el amor durar para siempre?”, is liefde iets eeuwigdurends? Voor de muziek van de film tekent niemand minder dan Eric Clapton (samen met ene Marc Shaiman), heel goed.
Als ik de DVD anderhalf uur later weer uit mijn laptop haal, heb ik er best “een goed gevoel” bij. Met een “waarom zou je per se je hele leven bij een en dezelfde partner moeten blijven?” kruip ik onder mijn katoenen dekentje.

De ochtendstond heeft goud in de mond, zeker op zondagmorgen. Al om 8 uur ga ik eerst eens plassen, neem dan mijn zes verschillende pillen en vul tenslotte mijn koffiezetapparaat met water en koffie, goed voor vier mokken. Daarna neem ik in een nog lege Luis Morote plaats op mijn balkon, voor een hap uit mijn leesboek. Voor erg vol hebben we diverse woorden in het Nederlands, maar hoe zeg je dat iets, bijv. een straat, nog helemaal leeg is?
Om 11 uur ben ik ook nog eens fris gewassen en aangekleed en kan ik met goed fatsoen naar de rommelmarkt voor een “run” op nieuwe DVD’s. Die kosten hier doorgaans één “eurito” per stuk en tevreden kom ik terug met een tiental nieuwe films. Heb ik er voorlopig weer genoeg in huis om eventuele mindere avonden door te komen.

Mijn zondagse middageten is deze keer corned beef, zilveruitjes en mayonaise/mosterd, aangevuld met een salade van uien, komkommer en Franse selderij. Daarna is het een beetje afwachten totdat ik met goed fatsoen de straat op kan om naar Barcelona thuis tegen Atletico Madrid te gaan kijken. Ik ga daarvoor deze keer naar het terras van El Palikeo, op de hoek van Santa Catalina bij hotel Miami. Wat mij van de zaak vooral aanstaat, is het grote scherm dat buiten is neergezet. Vooraf vrees ik dat Atletico helaas met de drie punten naar huis zal gaan, dat Barcelona voor het eerst dit seizoen tegen een nederlaag gaat aanlopen. In dat geval staat mijn club nog maar een luttele twee punten voor op de arbeidersclub van de hoofdstad.
De wedstrijd begint om kwart over 3 en dan zit het goed vol op het terras, met mij op een centrale plek op de voorste rij. Dan nu de wedstrijd zelf. In de eerste helft gebeurt er weinig behalve in minuut 26, als Leo Messi zijn tweede of derde vrije trap neemt. Vanaf 23 meter – het is nagemeten – krult hij de bal met een vaartje over een muur van verdedigers heen in de driehoek. Keeper Oblak van Atletico kan hem nog net aanraken, maar er echt bij komen is hem niet meer gegeven: 1-0. In de woorden van de televisiecommentator is het een “golazo”, een schitterend doelpunt, en daar heb ik niks aan toe te voegen. Vooruit, laat ik El País citeren die op maandag met een foto van een mooie achteraanzicht van Jan Oblak komt, die gestrekt naar de driehoek gaat, maar onverrichter zake: “Oblak se estira sin poder detener el disparo de lanzamiento de falta de Messi, al fondo a la izquierda”.
Veel gebeurt er verder niet meer in de eerste helft, of het zou moeten zijn dat Iniesta na eerst een opdonder in minuut 23 en daarna nog een in minuut 35 het veld geblesseerd moet verlaten. Messi krijgt ten onrechte een gele kaart, nadat hij in aanvaring is gekomen met de langharige Filipe Luis.
Na de rust worden de bordjes nou eens niet verhangen. Ik zie vooral veel gedoe op het middenveld, maar tot echte doelkansen voor Barcelona of Atletico komt het niet meer. Ik zie wel hoe met name midvoor Diego Costa van Atletico zich steeds vervelender gaat gedragen. Hij is het ook die heftig protesteert, als een doelpunt van Atletico in minuut 85 wordt geannuleerd, omdat hij net aan buitenspel staat. Luis Suarez is veel eerlijker, als diens doelpunt op het einde wegens buitenspel wordt weggestreept. Aan de kant van Barcelona zie ik bij de jonge Braziliaan Coutinho in de tweede helft wel nog een paar aardige ideeën. Van Antoine Griezmann van (nu nog) Atletico krijg ik helaas weinig te zien. Het blijft 1-0 en Barcelona staat weer acht punten op Atletico voor.

Terug op het honk om kwart over 5 vind ik dat Joan Baez wel weer de lappenmand in kan, dat het tijd is voor nieuwe muziek. Laat ik voor de afwisseling eens iets veel recenters nemen, van een dame die nog lang niet tussen de mottenballen ligt. Ik kom uit bij Katy Perry, uit 1984, van wie in 2013 de CD “Prism” uitkomt. Ik heb hem eerder in Maastricht al eens gedraaid, ook als DVD met lichtbeelden, en nu gaat hij op reprise. Hier zijn de dertien nummers van het album:
01.Roar
02.Legendary lovers
03.Birthday
04.Walking on air
05.Unconditionally
06.Dark horse (feat. Juicy J)
07.This is how we do
08.International smile
09.Ghost
10.Love me
11.This moment
12.Double rainbow
13.By the grace of God
Dit is muziek van een andere orde dan mijn vele platen van vroeger, van inmiddels overledenen artiesten dan toch op zijn minst bejaard. Katy Perry is een van de idolen van nu, van de jeugd, van “hoe kom ik zo snel mogelijk hoog in de hitparade”. Geloof het of niet, maar ik vind de CD “Prism” best wel in orde. Voor wie ook nog wil weten welke nummers er bij mij extra ingaan, noem ik hier: “Roar”, “Legendary lovers”, “Walking on air”, “International smile”, “Love me” en “This moment”.
Ik heb ook nog een MTV Unplugged CD van haar uit 2009, met zeven andere nummers, en als ik op “Prism” uitgekeken ben, dan kan ik die altijd ook nog eens opzetten.

Als ik ‘s avonds mijn rondje boulevard doe, is het heel druk, veel drukker dan gisteren. Komt dat mede, omdat het nu zondag in plaats van zaterdag is? Nee, daar geloof ik niks van. Ik denk dat het alles te maken heeft met de wind die er vanavond helemaal niet is.
Ik zie een nieuwe reclame van Bandido. Mijn bierfabriek Tropical heeft zijn speciaalbier nu ook op de markt gebracht met een scheutje rum, in plaats van tequila. Daar zit iets raars in. Een fles tequila heb je niet zo snel in huis, ook hier niet, maar rum van het eiland hoort haast bij het meubilair. Het is voor kanariepieten net zo gewoon als een fles afwasspul en een duizend-dingen-doekje. Waarom zou je nou iets op tafel zetten dat verdacht veel lijkt op wat in Nederland een stelletje heet: een groot glas bier met een jonge klare?
Voor wie mij ervan verdenkt dat mijn trui-opschriften steeds Engelser aan het worden zijn, heb ik er nu een die ik met de beste wil van de wereld niet als Engels kan verkopen: een T-shirt met alleen een varkenskop erop. Ik kan er wel “pig’s head” van maken, maar de jongeman die er in zit, is onmiskenbaar een Spanjaard, bijna zeker zelfs van hier. Dus bedenk ik voor mezelf (en jullie) als onderschrift: “cabeza de cerdo”. Echter, in Spanje wemelt het van de soorten varkens. Naast “cerdo” vind ik in mijn onvolprezen woordenboek vijf andere “varkens”: “cochino”, “gorrino”, “guarro”, “marrano” en “puerco”. Het blijft behelpen met vreemde talen! (En het Spaanse equivalent van “zo lui als een varken” is “más vago que el sastre de Tarzán”. Een sastre is een kleermaker, niet vergeten!).

Gaan we naar de maandag. Mijn gordijn begeeft het steeds meer. Het lint waarmee de haakjes vastgezet horen te worden aan het enorme gordijn zelf, laat steeds meer los. Ik ga Lluis ervan op de hoogte stellen, ‘s middags, als ik toch op de universiteit moet zijn. Hij vraagt mij om een foto te appen en daarna zal hij actie gaan ondernemen.
Ik moet eigenlijk naar de universiteit om Jorge te helpen met zijn studenten en hun homeopathische literatuur. Blijkt ter plekke dat de twee hebben afgebeld, omdat ze dachten dat Jorge nog wel met zijn overleden vader bezig zou zijn. Jorge zelf vertelt me dat ze waarschijnlijk intussen een andere afspraak hebben gemaakt, die ze niet meer kunnen of willen veranderen. Ons gesprek met de twee studenten over homeopathie wordt een week uitgesteld.
Mij rest die middag weinig anders dan op mijn schreden terug te keren naar Las Palmas-Noord. Ik doe een paar boodschapjes bij El Corte Inglés en loop vervolgens door naar het bibliotheekje aan de boulevard. Als ik daar – behalve diverse verslagen van Barcelona-Atletico – weinig van mijn gading kan vinden, kuier ik op mijn gemak terug naar huis en ga door in mijn boek dat ik intussen grotendeels uit heb.

Voor Lluis maak ik dinsdagmorgen in alle vroegte twee foto’s van mijn losgeraakte gordijn en daarmee mag ik met een liter koffie op het balkon gaan zitten. Later op de dag appt Lluis mij terug dat het gordijn, “la cortina”, wat hem betreft aan vervanging toe is. Het gaat wel een week of zo duren, voordat het klaar is.

Trudie laat me, ook al per app, weten dat onze reis in de tweede helft van juni met reisorganissator Ambiance Travel er waarschijnlijk eentje wordt per huurauto, van San Sebastián naar Santiago De Compostella. We nemen het vliegtuig naar Bilbao en komen veertien dagen later terug vanaf Santiago. We prefereren die reis boven de eerder bedachte rondreis over een stuk van Noord-Spanje langs de kust en dan terug over het binnenland via León, Burgos en Vitoria. Een offerte van onze reis komt eraan.

Op dinsdagmiddag ben ik Katy Perry een beetje beu en ga op zoek naar toch weer een gouwe ouwe. Wie zal ik eens nemen? Ik ben al heel lang fan van Dolly Parton, het fameuze country & western opdondertje uit mijn geboortejaar. Haar eerste twee LP’s, uit 1963 en 1967, heb ik helaas (nog) niet, maar ik ben wel de trotse lener van “Between You And Me”, een hele doos duetten, intussen op zes CD’s gezet. Die heeft Dolly in de jaren 1967-1974 opgenomen samen met countrygrootheid (uit die tijd) Porter Wagoner, met zijn eigen TV-show. Als ik de hele bups via de Rotterdamse CD-theek in huis haal, krijg ik er ook nog een fotoboek bij uitgeserveerd. Daarin heb ik nog eens naar hartenlust zitten bladeren. Uiteraard staan alle maar liefst 160 nummers van “Between You And Me” intussen op mijn computer (“voor eigen gebruik”). Daaruit een keuze maken voor deze brief is moeilijk, zo niet ondoenlijk. Laat ik jullie het allereerste begin van hun samenwerking voorschotelen, de twaalf nummers uit 1967, ruim vijftig jaar terug. Hier komen ze:
01.Just between you and me
02.Before I met you
03.Two sides of every story
04.Mommie, ain’t that daddy
05.Four o thirty three
06.Love is worth living
07.The last thing on my mind
08.Sorrow’s tearing down the house (that happiness once built)
09.How is where the hurt is
10.This time has gotta be our last time
11.Put it off until tomorrow
12.Because one of us was wrong
Het is – Country &Wester muziek van vijftig jaar terug – een beetje huisje, boompje, beestje plus wat verliefd naar elkaar kijken en een scheut luduvudu, maar hoort dat niet een beetje bij C&W muziek uit die tijd? Echte uitschieters naar boven bespeur ik niet, of het zouden de volgende moeten zijn: “Just between you and me”, “Mommie, ain’t that daddy” (met een gesproken stukje), “Home is where the hurt is”, “This time has gotta be our last time” en “Because one of us was wrong”. Ook de jonge Dolly Parton is het aanhoren royaal waard, zelfs met een foute man erbij.

‘s Avonds kies ik, of het niks kost, nog eens voor een stevig partijtje voetbal. Paris Saint Germain heeft twee weken geleden uit bij Real Madrid verloren met 3-1 en staat nu volgens de pers in Parijs op scherp. Kan het de achterstand in het eigen stadion nog in winst omzetten? Op het terras, alweer bij El Palikeo, ben ik de enige, denk ik, die de Parijse club de overwinning een beetje gunt. Groot minpunt voor mijn standpunt: PSG’s hoop in bange dagen Neymar Jr., voorheen van Barcelona, is helaas geblesseerd en doet niet mee. In zijn plaats speelt Ángel Di María, ex-speler van Real Madrid en bepaald niet een voetballer voor wie ik over de omheining wil klimmen. Een opvallend ander detail gaat over het reclame-opschrift op de kleding: beide ploegen komen het veld op met de slagzin: “Fly Emirates” op hun shirt. Zou het de klandizie van de vliegtuigmaatschappij echt bevorderen?
In de eerste helft valt mij vooral op hoe snel het allemaal gaat. Er wordt over en weer wat afgetikt in een ijltempo. Keeper Areola van PSG krijgt twee echte doelkansen te pareren, van Sergio Ramos in minuut 17 en van Benzema in minuut 37. Aan de overkant moet Navas ingrijpen bij een schot van Mbappé in minuut 42.
Dan, vlak na de rust, komt voetballer van het jaar Cristiano Ronaldo in actie. Hij kopt nog naast in minuut 49, maar twee minuten later mikt hij voor de zoveelste keer raak met zijn gecoiffeerde hoofd. Apart blijft het. Ronaldo’s Champions league score deze winter staat nu op twaalf doelpunten in acht wedstrijden. In minuut 65 krijgt Marco Verrati van PSG, best een aardige speler, voor de tweede keer geel (na een aanmerking op de scheidsrechter) en mag zich gaan douchen. Tegen de verhouding in wordt het in minuut 70 1-1 door een ouderwetse frommelgoal, die op naam komt van de weinig indrukwekkende Edinson Cavani. Benzema mist vervolgens opnieuw en dan mag Calimero van Real Madrid de 1-2 intikken. Kansen daarna zijn er alleen nog voor Realspelers en 2-1 blijft het.
Eerlijk is eerlijk, Real Madrid is eigenlijk geen moment in gevaar geweest. De club is gewoon veel beter dan Paris Saint Germain. De uitslag over twee wedstrijden, 5-2 voor Real, vind ik volkomen terecht. De winnaar van de Europacup in de vorige twee jaren zit opnieuw bij de laatste acht.

Als Laura woensdagmorgen bij mij thuis aan het poetsen is, gaat de telefoon. Trudie vertelt me dat de reis van San Sebastián naar Santiago de Compostela definitief doorgaat. Ik kijk ernaar uit. Als ik in Maastricht ben, zal ik wat literatuur proberen te bemachtigen.
Verder is het een echt rustige dag, die ik vooral met lezen doorbreng. Voordat ik ‘s avonds van mijn wandelingetje terugkom, zit ik soms nog even voor me uit te kijken op een bank in mijn straat. Er komt een dikke man voorbij met op zijn T-shirt een basketbal die door het netje gaat. Erboven staat: “I am dunk”. Daar was ik zo vlug niet opgekomen; ik dacht eerst dat er “I am drunk” stond. Even later komt hij “weerom” van de andere kant. Blijkt er “Slam dunk” te staan. Die uitdrukking ken ik van het basketballen. Het is zo iets als met een geweldige klap de bal van bovenaf in het mandje kiepen.

Mag ik het hierbij laten voor deze keer. met de toevoeging dat het voorjaar eraan komt? Voor wie gelooft in 1 maart als de eerste dag van de lente, is het al ze ver, maar Laura komt pas weer poetsen op woensdag 21 maart, de enige, eerste echte voorjaarsdag. Zelfs de zomertijd is nakende, beste mensen: op 25 maart, op Palm(takken)zondag, gaat de klok weer een uur vooruit, of is het terug? In ieder geval blijft het ook vanaf 21 maart hier een uur vroeger dan in Nederland. En voordat ik het vergeet, mijn volgende brief komt er alweer aan op woensdag 14 maart, over zes dagen.
Voor nu, maak er het beste van. Koop eens een paar makrelen; dat schijnt de kans op een hart- en vaatziekte te verminderen. Of haal eens een zak hazelnoten in huis; ook die zouden de balans de juiste kant op kunnen trekken. En als het allemaal “flaweköl” mocht zijn, lekker blijven ze, die makrelen en hazelnoten. Tot ziens maar weer, hasta luego, PaulK.

BOEKBIJLAGE

Op zijn tijd is een boek van RJ Ellory (Roger Jon) hier op zijn plaats. Er zijn menen die vinden dat hij een tweederangs thrillerschrijver is, maar daar hoor ik absoluut niet bij. In deze bijlage heb ik eerder al diverse boeken van hem lovend besproken. Deze keer is “Carnival of shadows” aan de beurt, gepubliceerd in 2014. Het speelt echter in vooral het jaar 1958 in de VS, rond een circus in de buurt van Kansas City.
Senior Special Agent Michael Travis is van 1927 en in 1958 dus 31 jaar. Hij is heeft een uiterst beroerde jeugd gehad, erin uitmondend dat zijn moeder Janette zijn brute vader Jimmy met voorbedachte rade doodt en daarna ter dood veroordeeld wordt. Hij komt in een weeshuis terecht, maar woont vanaf zijn 16de samen met aangetrouwd familielid Esther Faulkner, dan 34 jaar oud. Ze overlijdt helaas in 1950 aan kanker. Dan gaat Michael Travis het leger in en vanaf 1953 werkt hij zich omhoog in de FBI. In 1958 krijgt hij zijn eerste grote opdracht: de moord op een Hongaars bendelid, wiens lichaam wordt gevonden onder een draaimolen van een rondtrekkend circus in het plaatsje Seneca Falls in Kansas.
Daar raakt Travis steeds beter bekend met het dorpsleven, o.a. sheriff Chas Rourke en Laura McCaffrey van het plaatselijke hotel waar hij logeert. Bij het circus werken o.a. goochelaar Mr. Slate, dwerg Chester Greene, de broodmagere Oscar Haynes en niet te vergeten het koppel Edgar Doyle en Valeria Mironescu. Vooral van Edgar Doyle steekt Travis veel op, ook over de legio schandalige dingen die de overheid aan het doen is, o.a. in Unit X: de Behavioral Science Division. De FBI wordt gekenmerkt door een uitermate hierarchische structuur: van Michael Travis naar Tom Bishop naar Frank Gale van Unit X. Gale rapporteert weer aan Warren, die aan Tolson en die aan hoogste baas J Edgar Hoover. Gaandeweg gaat agent Michael Travis steeds meer inzien dat het oplossen van zijn moordzaak voor zijn superieuren maar bijzaak is, dat het hen vooral om Edgar Doyle te doen is en dat er in de Unit X ontoelaatbare dingen gebeuren. Hij komt gaandeweg tot de conclusie dat hij bij de FBI niks meer te zoeken heeft en beter wat anders kan gaan doen.
Voor mij is “Carnival of shadows” misschien niet het beste boek van RJ Ellory, maar het mag er zeer zeker zijn. Het is spannend tot op het eind en ik krijg ook iets mee van het reilen en zeilen van organisaties zoals de FBI. Mijn minpuntje is dat het feilen van de dienst en de foute geestesexperimenten in die tijd m.i. een ietsje te prominente plaats krijgen. Dat gezegd hebben kom ik toch nog uit op een goede beoordeling. “Carnival of shadows” van RJ Ellory gaat terug in zijn mand met een 7½ als recensiecijfer, vooruit een 8- vanwege eerdere verdiensten van de schrijver.

vrijdag 2 maart 2018

Weblogbrief 13.18, 2 maart 2018

Weblogbrief 13.18, 2 maart 2018

Querid@s amig@s y familia, al is het nog maar net maart, er moet toch iets in de lucht hangen van: we zijn er bijna doorheen, nog even, de lente is in aantocht. Intussen voel ik me hier op mijn subtropische adres nog steeds zo senang als ik maar zijn kan. Dat krijg je ervan, als je naar Afrika verhuist!

Zoals steeds begin ik met terug te gaan naar een week terug, “23 de febrero”. Als ik me die dag om 1 uur naar bus 12 begeef, regent het een paar druppels. Onder een afdakje van niks wacht ik met diverse andere Canarios tot mijn “guagua” komt voorrijden. Misschien ook vanwege het weer duurt het deze keer vervolgens een eeuwigheid, voordat ik in zuid het laatste stukje naar de universiteit mag lopen. Om even over 2 uur kom ik op de tweede etage van mijn gebouw aan. Dan blijkt dat ik de enige op de etage van Lluis ben. Ambtenaren op vrijdagmiddag?
Mijn vorige brief aan jullie is “in no time” verstuurd en ook een kopietje voor mijn archief is snel getrokken. Ik bekijk mijn spaarzame internetpost en beantwoordt wat beantwoord moet worden. Bij de recente clips van Harry ben ik vooral gecharmeerd van “Catch and release” van Matt Simons. De Amerikaanse jongeman, geboren in 1987 in het Amerikaanse Palo Alto, kan in 2014 zelfs een lach toveren op het gezicht van Janine Hennings, of hoe de voormalige minister van defensie ook al weer heet. Janine zingt het hele nummer, gespeeld in de RTL Late Night Show, van het begin tot het einde mee, wel zachtjes voor zich uit. Ik kom er niet onder uit om me t.z.t. eens een paar CD’s van Matt Simons aan te gaan schaffen.

Daarna kijk ik op YouTube naar een prachtig optreden van Bob Dylan uit 1976. Het is, als ik het goed begrijp, een NBC Special van bijna een uur. Het heeft als titel “Hard Rain” meegekregen, misschien ook omdat het eerste nummer “A hard rain’s gonna fall” is. De eerste twintig minuten doet Bob Dylan samen met Joan Baez. Om hen heen zie ik allerlei bekendheden, o.a. Roger McGuinn. Ik beken hier dat Bob Dylan in 1976 nog best aardig kan zingen, maar dat ik minstens zo gecharmeerd ben van de tweede stem. Hebben Bob en Joan een tijd het bed gedeeld?

Om 5 uur, als Lluis toch even zijn gezicht laat zien met een sjaal om – ook hier houdt een griepvirus huis – zit ik in de bus terug. Op mijn bank bij het Castillo de la Luz zit ik semi-geconcentreerd in mijn boek te lezen, totdat het om kwart over 6 de zegen weer van boven komt. Dan is de weg naar Pepe Dámaso, althans het bibliotheekje met die naam, snel gevonden.
Intussen weet ik niet meer wat een sjaal in het Spaans is, schande! Even opzoeken: het gangbare woord is “bufanda” (op je hoofd: “pañuelo”). En nou ik toch bezig ben, een stropdas is in het Spaans een “corbata”. En weten jullie nog waar een “pajarita” voor staat? Dat is een strikje, in goed Maastrichts een “noondezjuke”.

Zaterdagmorgen zie ik in mijn “kalleping” dat Rocky vandaag 76 geworden is. Met carnaval ben ik hem helaas niet tegengekomen. Te zijner ere ga ik iets draaien van Toronzo Cannon, van wie hij mij eerder drie CD’s in mijn maag heeft gesplitst: “My Woman” uit 2006, “Leaving Mood” uit 2011 en “John The Conquer Root” uit 2013. De bluesmuzikant is van 1968, komt uit Chicago en is zwart met een sikje. Hij combineert zijn gezang met niet weg te cijferen gitaarmuziek. Ik hoop voor Rocky dat ik niet de verkeerde plaat kies, maar hier en nu wordt het “John The Conquer Root”, omdat dat de meest recente is die ik van Toronzo Cannon heb. Hier zijn de twaalf nummers:
01.John the conquer root
02.I’ve been doing fine
03.Cold world
04.Gentle reminder
05.if you’re woman enough to leave me
06.Shame
07.You made me this way
08.Been better to you
09.Big Ray bop
10.Let it shine always
11.Sweet, sweet, sweet
12.Root to the fruit...She’s mine (reprise)
Wie weet is Toronzo Cannon’s muziek net niet goed genoeg om van hem een staartster te maken, maar onder ons gezegd vind ik zijn gitaarspel wel uit de kunst. Superlatieven op deze CD zijn m.i. het titelnummer “John the conquer root” (wat een rare titel)”, “I’ve been doing fine”, “Gentle reminder”, “Been better to you”, “Big Ray bop” en uitsmijter “Root to the fruit...She’s mine (reprise)”. Stiekem ben ik intussen ook al naar zijn andere twee CD’s aan het luisteren...

Zaterdagavond om 6 uur, als ik me net zit af te vragen, waarheen mijn anti-artrose wandelingetje die avond zal gaan, krijg ik een appje van Noé. Ik ken hem van toen hij nog in Las Palmas woonde. Nu zit hij alweer vele jaren in Santa Cruz de Tenerife op het naburige eiland. Hij vraagt me om present te zijn “bij de “Taxi Bar” aan de Guanarteme”, zijn woorden, om half 8. Daar zou ik dan een locale band gaan optreden die ik niet mag missen. Weet ik veel, waar de “Taxi Bar” is; in mijn (verouderde) telefoonboek vind ik die in ieder geval niet. Dus wordt er over en weer nog een paar keer verwoest geappt, totdat mij duidelijk is dat de hoek van Las Canteras en de calle de Salvador bedoeld wordt, vlakbij het Alfredo Kraus auditorium. Daar is tegenwoordig inderdaad de NYC Taxi Rock Bar, weet ik van vorige winter. Een tweede vestiging van dezelfde nering is voorbij de punt van La Puntilla.
Iets te laat, om 8 uur, ben ik ter plekke en daar staat Noé, in zijn bruine outfit en met een halve liter bier in een plastic beker. In zijn gezelschap bespeur ik, naast een aantal nieuwelingen, ook bijv. Rafaela en Luis & Tacela met hun nu elf maanden oude Nora. Die zit er monter bij, in de “kouts”, alsof haar avond net begonnen is. Wie ik niet zie, zijn Agus & Nere – die zitten nu op een ander eiland - en Lorena, die kennelijk naar het carnaval in Brazilië is afgereisd. Wie weet, gaat ze ook op bezoek bij haar familie in Argentinië. Dit is mijn kans: ik vraag Noé of hij nou een relatie heeft met Lorena of niet, nu ze samen een woning in La Puntilla hebben gekocht. Dat is echt onzin, krijg ik te horen. Op dit moment is hij ieder tweede weekend in Madrid, omdat hij daar “iets” heeft lopen. Hij is heel tevreden met zijn werk en gaat mij een paar van zijn recente review-artikelen toesturen, waarop hij heel trots is.
De rockband van de “NYC Taxi Rock Bar”, uiteraard in de open lucht, valt mij niet mee. Wel is het, zelfs in het donker, prachtig weer. Als de band er om 9 uur de brui aan geeft, verplaatst ons hele gezelschap zich naar een groot café aan de calle Lepanto, waar een groep van veel betere kwaliteit zijn best staat te doen (vind ik oprecht). Tussendoor komt ook amateurkok en bioloog Juli ook bij ons aanschuiven.
Niet veel later zitten we met zijn allen in een pizzatentje vlakbij. Daar begint echt iedereen behalve ik aan de deegwaren met tomaat. Het belangrijkste onderwerp van gesprek ter plekke is de met rasse schreden naderende “tormenta”, storm met onweer. Op alle aanwezige mobieltjes staat te lezen dat het een afschuwelijke bedoeling gaat worden. Ben ik een fan van preventieve meteorologie? Eerlijk gezegd maar beperkt. Ik ben om even voor 12 uur thuis en doe ik voor alle zekerheid wel alle ramen dicht, voordat ik in bed kruip.

Als ik zondagmorgen mijn bed uitstap, mag ik niettemin constateren dat het voorspelde noodweer, vanaf de vroege ochtend, nog niet op het eiland “geland” is. Dat is nog steeds zo, als ik me om 11 uur opmaak voor een bezoek aan de rommelmarkt. Eigenlijk is het heel aangenaam weer en ik hoop een hand tweedehands DVD’s te bemachtigen voor de late avonden. Blijkt de complete rommelmarkt preventief te zijn afgelast! Ik zie alleen wat “cambulloneros”, zwarthandelaren, die het staangeld niet willen betalen, met hun morsige waar. Nog vóór half 12 zit ik braafjes op een bank tussen de rommelmarkt en Santa Catalina, bij het beeldje van een overleden burgemeester.
Ook daar en zonder aankopen is het goed toeven. Ik zie legio mensen, die heen en terug van de afgelaste markt komen – op zijn tijd ook eens aardig om aan te kijken. Hun kledij is heel verschillend, van een dikke vrouw op een huurfiets met alleen een bikini aan tot aan oudere mensen in lange broeken en met jassen aan. Met mijn zomers truitje en toch maar een lange broek zit ik zelf kennelijk een beetje aan de conservatieve kant van het spectrum.
Om 1 uur zit ik aan mijn zondagse lunch en als ik om half 3 deze brief zit bij te werken, is het nog steeds “zomer”. Eigenlijk had ik vandaag mijn beddengoed willen wassen, maar dat heb ik vanmorgen uitgesteld vanwege de aangekondigde “tormenta”. Weersvoorspellingen, hoe zinvol zijn ze?

Zondagmiddag snijd ik voor jullie in het kort een bekend, maar moeilijk thema aan. Is bij grote politieke onderwerpen vooral de overheid aan zet of kan die het beter overlaten aan de vrije krachten van het bedrijfsleven? De afgelopen decennia heeft de landelijke overheid belangrijke zaken zoals het trein- en busverkeer en de verstrekking van gas en elektriciteit geprivatiseerd. Ben ik daar veel mee opgeschoten? Nee, integendeel. Ook zijn nogal wat goed functionerende diensten zoals de belasting, systematisch uitgekleed. Ik kan me er best kwaad over maken.
De overheid en het bedrijfsleven, het zijn tegenwoordig twee werelden met totaal verschillende belangen. Bij de overheid bekruipt me af en toe de angst dat je een speelbal wordt van hordes ambtenaren die vooral zichzelf in stand willen houden, een hekel hebben aan hard werken en uiterlijk om 5 uur op huis aan willen. Aan de kant van de vrije wereld zie ik de klant steeds meer op het tweede plan komen en dat het personeel steeds korter wordt gehouden. Vooral enkele grote jongens, de bazen, zijn de dienst gaan uitmaken. Die werken vooral aan zichzelf en voor hun aandeelhouders, veel meer dan voor het algemene welzijn. Voorbeelden: de banken, de grote supermarkten en de farmaceutische industrie.
Of mensen links of rechts stemmen, hangt m.i. in belangrijke mate ervan af hoeveel vertrouwen ze nog in de overheid dan wel het grote bedrijfsleven hebben, voor zo ver ze niet vooral vallen op aansprekende gezichten en bonte uitspraken. Ik persoonlijk sta al mijn hele leven aan de kant van de overheid en moet eigenlijk van de grote industrieën weinig tot niks hebben. In sommige overheidsdiensten mag best eens het mes, vooral als er een zoveelste laag managers tussen de top en de werkvloer schuift. Aan de macht in handen van enkele grote ondernemers heb ik steeds meer een broertje dood.

Zondagmiddag om 4 uur begint het hier te betrekken, later is er zelfs eenmalig een buitje van niks te constateren, maar verder is er behalve een beetje wind niks aan de knikker. Heb ik daarvoor mijn was doen uitgesteld?
Eva appt me maandagmorgen over het veronderstelde noodweer op Gran Canaria. “Oh, oh”, schrijft ze. Het zwerk hier is echter blauw, zelfs strakblauw, zonder ook maar één wolkje. Wordt het mijn tijd om weer eens een liedje te schrijven: over “Un cielo despejado”? Ik maak er intussen wel maandag, wasdag van. In een mum van tijd heb ik ook weer schone lakens op mijn bed en een verse overtrek van mijn kussensloop.

Als dit dan toch de week van de blueshelden moet zijn, kan ik met goed fatsoen Engelsman Eric Clapton niet overslaan, m.i. een van de betere blanke bluesknakkers. Hij is van 1945 en ik heb intussen een veertigtal studio-CD’s van hem, waarop hij als solo-artiest vermeld staat. Wat een overdaad en dan reken ik zijn rol in eerdere groepen, zijn diverse compilaties en zijn opnames van live optredens niet eens mee. De allerlaatste CD die ik van Eric Clapton solo heb, is uit 2016. Ze heeft als titel: “I Still Do” en bevat de volgende twaalf nummers:
01.Alabama woman blues
02.Can’t let you do it
03.I will be there
04.Spiral
05.Catch the blues
06.Cypress grove
07.Little man, you had a busy day
08.Stones in my passway
09.I dreamed I saw St. Augustine
10.I’ll be alright
11.Somebody’s knockin’
12.I’ll be seeing you
Eric Clapton, het is en blijft een monument! Wat gaat hij uiterst simpel over de gitaarsnaren met zijn gouden vingers. Prachtig, iets anders kan ik er niet van maken. Uitschieters naar boven op deze CD zijn voor mij “Alabama woman blues”, “Can’t let you do it”, “Stones in my passway”. “I dreamed I saw St. Augustine” (van Bob Dylan, uit 1967) en “Somebody’s knockin’”. Er staan twaalf nummers op de CD, dus mag ik nog een zesde nummer aanbevelen. Expres heb ik “Catch the blues” voor jullie als toetje bewaard. Wat is dat – met een mooie tweede stem van een dame – iets aparts. Het zou zo maar in mijn hitparade van beste bluesnummers aller tijden passen.

‘s Avonds, als ik bij La Oliva een kijkje neem op nu.nl, lees ik dat Mies Bouwman die dag is overleden, in de gezegende leeftijd van 88 jaar. Ik kan me haar nog helemaal voor de geest halen bij “Open het dorp”, “Zo is het toevallig ook nog eens een keer” en “Een van de acht”. Een vrouw met ook op latere leeftijd, een eigen mening en niet te beroerd om op zijn tijd tegendraads te zijn. Waar vind je die nog?

Dinsdag is het nog stralender weer dan zondag en maandag. Ik krijg een appje van Trudie binnen over het onmiskenbare onweer dat er hier volgens de Nederlandse pers heeft huisgehouden. Wordt het misschien tijd dat ik een berichtje op het ANP ga zetten om het foute bericht te ontkrachten?

Als ik dinsdagavond naar het bibliotheekje bij Las Canteras loop, bedenk ik dat mijn verkoudheid nog niet voorbij is. Zonder medicatie duurt een verkoudheid zeven dagen en met Fisherman’s Friend een week, weet ik, maar ik heb nu al anderhalve week af en toe hoestaanvallen. Als het maar niet te gek wordt, als ik zo meteen het clubblad van Barcelona en Canarias7 aan het lezen ben.
Op donderdagavond speelt UD Las Palmas hier tegen Barcelona en daarna is het aftellen geblazen tot de confrontatie van het jaar: Barcelona thuis tegen nummertje twee: Athletico Madrid, zondagmiddag om kwart over 3. Voor die wedstrijd op zondag ga ik me zeker op een terras hier begeven. Nieuwtje in het Barcelona clubblad: de Franse steraanvaller van Athletico: Griezmann, wordt vanaf volgend voetbalseizoen ingelijfd bij Barcelona. En ik verzucht: waar blijft de tijd dat voetballers van een club vooral uit de eigen regio gerekruteerd werden?
Jullie willen ook een aardigheidje uit de (regionale) Canarias7? Maspalomas, het walhalla voor toeristen hier in het zuiden van het eiland, heeft onlangs drie drones aangeschaft om de kust beter te kunnen bemonsteren. Wel godverdomme! Gaat het dan toch gebeuren, dat we na alle op de gekste plaatsen opgestelde camera’s nu ook worden geobserveerd door drones? Dat je nog niet meer op je gemak op een terras kunt zitten zonder dat zo’n misbaksel laag boven je hoofd komt overvliegen?

Trudie mailt me over een vakantie die we voor de tweede helft van juni besproken hebben. Op zaterdag 16 juni bij mij thuis is dit jaar bij thuis de Knipschilddag, met Marion en mij als gastvrouw en -heer. Twee dagen erna gaan Trudie en ik met Ambiance Travel naar het noorden van Spanje voor een rondrit per huurauto langs de nodige paradores (min of meer historische gebouwen, die als slaapplaats dienst gaan doen). In notendop is onze route: van Bilbao via Santander naar Gijon en Oviedo, dan omlaag naar Leon, en vervolgens via Burgos en Vitoria terug naar de kust bij San Sebastian. We doen er twaalf dagen over en ik neem aan dat we op 29 juni weer terug in Nederland zijn. Ik wilde eigenlijk ook nog graag eens naar Santiago de Compostella, maar dat ligt te ver uit de richting.

Soms heb ik een liedje in mijn hoofd dat ik er maar moeilijk meer uit krijg. Vanmorgen is het er eentje van Sister Rosetta Tharpe uit ongeveer 1950: Down by the riverside. Ik heb het twee keer op plaat, de versie met gitaar staat op The Original Soul Sister, deel 4: This Train. Het nummer, met een mannenkoor op de achtergrond, is echt prima de luxe en er is ook een mooi filmpje van op YouTube.
Hoe ik ook mijn best doe, blues kan ik er echter niet van maken. Dus val ik daarvoor terug op een andere dame: Koko Taylor. In de jaren zestig heeft die dame ook de nodige hits, die later, in 1994, nog eens op een mooie verzamelCD zijn gezet in de serie The Blues Collection. Haar bijdrage, met als titel Wang Dang Doodle, is nummertje 29 in die serie. Hier zijn de 18 nummers:
01.What kind of man is this?
02.Don’t mess wth the messer
03.I got what it takes
04.Whatever I am, you made me
05.I’m a little mxed up
06.Wang dang doodle
07.Blues heaven
08.(I got) All you need
09.Good advice
10.What came first: the egg or the hen?
11.Just move me
12.Insane asylum
13.Separate or integrate
14.I don’t care who knows
15.Yes, it’s good for you
16.Thenty-nine ways to my baby’s door
17.Nitty gritty
18.I love a lover like you
Mij valt op – ik kan het niet helpen – dat ik maar bitter weinig gitaar hoor en vooral veel koper en piano. Daarbij ga ik hier bekennen dat Koko Taylor op nogal wat liedjes iets van een schreeuwlelijk heeft, helaas. Tegen die achtergrond ben ik enigszins huiverig om jullie met mijn favorieten van haar op te zadelen. Het woord “messer” in liedje 2 (van “don’t mess with me) is natuurlijk een vondst, maar zie ik echte uitschieters? Ik sla het lezen van achtergrondliteratuur voor meer inspiratie over en kom uit bij een vijftal: “What kind of man is this?”, “Blues heaven”, “Good advice”, “Insane asylum” en “Nitty gritty”. Koko Taylor valt me niet echt mee.

Ik verneem dat enkele vertegenwoordigers van de “Federación de Celiacos de Canarias” bij de gouverneur hier op bezoek zijn geweest. Er staat een grote foto van in de krant van een lachende politicus en een zijaanzicht van twee kennelijke patiënten.
Coeliakie is een auto-immuunziekte met als kenmerk dat je gluten (met het stofje gliadine) niet of heel slecht kunt verdragen. Wie als coeliakie-patiënt op een verjaardag onbekommerd taartjes of koekjes gaat zitten eten, kan de nodige last krijgen en zelfs lijkt allerlei brood taboe te zijn. In mijn omgeving ken ik zegge en schrijve een persoon die coeliakie had en ik neem aan nog heeft. Het is een dochter van iemand van mijn werk vroeger in Maastricht, die later naar Australië is verhuisd. Vandaag de dag lijkt coeliakie wel de proportie van een epidemie te hebben aangenomen, hier en ook in Nederland, begrijp ik. Is dat echt zo of zit er iets anders achter?
Voedingsfirma’s en tegenwoordig ook restaurants hebben er een handje van om zich allerlei ziektes een beetje toe te eigenen. Tegenwoordig staat op zo ongeveer iedere verpakking van eetwaren, bijv. knakworst of rum, dat er van alles in zit, maar geen gluten. Begin je in een restaurant aan je biefstuk, zegt de ober nog even fijntjes voordat hij de tafel verlaat, dat het vlees uiteraard glutenvrij is. Is coeliakie een zoveelste hausse die met gezondheid van doen heeft?

Op de eerste dag van het jaar in het oude Rome, hier “Día de las Islas”, dag van de eilanden en in de Randstad de verjaardag van Harry, ben ik wat blij dat de jeugd in alle vroegte weer gewoon een balletje trapt, beneden bij mij voor mijn deur. Waarom het gisteren voor het personeel van de school rustdag was, weet ik niet. Of moest er de hele dag vergaderd worden?

Jullie behoren het intussen te weten: als sluitstuk van mijn lunch kan ik met goed fatsoen niet zonder toetje. Daarbij is de keuze meestal tussen (meestal) yoghurt, (soms) pudding, “natillas” in het Spaans, en tegenwoordig ook wel eens een paar toastjes met dik de pindakaas erop. Een tijdje terug heb ik hier bij de Spar de pindakaas van “G’woon” ontdekt en die gaat er bij mij schaamteloos in, misschien nog wel schaamtelozer dan de overbekende pindakaas van Calvé. Ik ben in Las Palmas wel eens uitgeweken naar het merk “Bongo” bij de Hiperdino, ook niet voor de poes, maar doe mij toch maar “G’woon”.
Blijkt de pindakaas van “G’woon” ineens bij mijn Spar niet meer in de schappen te liggen. In plaats daarvan zie ik nu een mij onbekend merk pindakaas uit de Verenigde Staten. Het is een eurootje duurder, maar wie niet waagt, die niet wint. Dus schaf ik me een pot “Barney’s Best, Creamy Peanut Butter” aan. “Barney”, het is toch geen bijproduct van een circusdirecteur… Vanmiddag neem ik de proeftest en wat blijkt: dit lichtbruine spul, N.B. “USA Quality” met een Amerikaans vlaggetje erbij, is me echt veel de zoet, te suikerig. Het lijkt wel of ik pannenkoek met stroop zit te verteren. Als ik nog eens op de verpakking kijk, valt het mee, maar het smaakt helemaal verkeerd en daar gaat het om. Dus gaat de pot linea recta de vuilnisbak in. Als ik – alles op zijn tijd – iets echt zoets wil, koop ik wel een dame noire bij La Venezia of iets dergelijks hier bij Gelizia.

En dan is het alweer vrijdag, 2 maart, en zit ik klaar om deze brief persklaar te maken, d.w.z. in een voor jullie acceptabele vorm te gieten. Laat ik geen misverstand over bestaan: over zes dagen, op 8 maart, ligt een volgende in jullie brievenbus.
Voor nu, trap eens een balletje net als de schoolgaande jongens hier, of roddel eens een eind weg, zoals de schoolmeisjes hier graag doen. Waarover de twee vanmorgen aanwezige twee honden voor mijn deur het met elkaar gehad hebben, heb ik niet meegekregen. Het zal wel weer over het laatste merk brokken gegaan zijn; zie verder mijn boekenbijlage. Ik wens het jullie, met klem, en zie uit naar eventuele vragen en op- en aanmerkingen. Tot ziens maar weer, hasta luego, PaulK:-).

BOEKENBIJLAGE

Mijn eerste boek is er een van Scott Turow, de man die volgens zijn collega John Grisham “nog steeds de beste advocaat-schrijver” is. Wie kent hem niet, van bijv. “Presumed innocent”. Het boek dat ik deze week gelezen heb, komt uit de kast op de Heerderweg en heet “Identiek”. Het is uit 2013 en speelt in de denkbeeldige Tri-Cities in Kindle County. Ergens lees ik dat we het over de “midwest” van de Verenigde Staten hebben.
Het verhaal gaat over twee van origine Griekse families en speelt op twee tijdstippen. In 1982 komt de 23-jarige Dita Kronon aan haar voortijdige einde. Als dader komen verscheidene mensen in aanmerking, tot Cass Gianis van de andere familie, N.B. de vriend van Dita, bekent dat hij de dader is. Hij gaat voor 25 jaar de (open) gevangenis in. Cass is de helft van een eeneiige tweeling, Cass en Paul, dan 25 jaar. Hun moeder is ene Lydia. Paul legt het als jonge jurist aan met Georgia en later met plastisch chirurge Sofia. Aan de kant van de Kronons treffen we o.a. Dita’s 40-jarige broer Hal en vader Zeus, die dan gouverneur is. Belangrijke bijfiguren bij de Kronons zijn Teri, de lesbische zus van Zeus en Hermione, de vrouw van Zeus die uit een Griekse maffiafamilie komt.
In 2008, 25 later later, komt Cass eindelijk vrij, maar dan beschuldigt de intussen puissant rijke Hal Kronon diens broer Paul ervan dat die eveneens bij de moord op Dita betrokken zou zijn geweest. Dezelfde Paul doet op dat moment een gooi naar het burgemeesterschap van de stad. Naast diverse reclamespotjes ter ondersteuning van Hal’s idee worden vooral twee mensen door hem aan het werk gezet: de 50-jarige lesbische Evon, hoofd beveiliging van Hal’s imperium en de 81-jarige privédetective en weduwnaar Tim Brodie. De rol van Paul en ook van de net vrijgekomen Cass lijkt vervolgens best ingewikkelder te zijn dan gedacht. Bovendien zijn de twee identieke tweelingen maar moeilijk uit elkaar te houden, op hun vingerafdrukken, in bloedmonsters en zelfs in het dagelijkse leven. Hoe loopt het af?
Scott Turow blijft een eersteklas schrijver, als het om juridische dramatiek gaat. Dat geldt ook voor “Identiek”, best een spannend boek met trouwens de nodige, interessante bijverhalen, o.a. over buitenechtelijke escapades, lesbisch zijn en de Griekse maffia. Op het einde vraagt Scott Turow wel het een en ander van me om me bij de les te houden. Ik geef hem voor “Identiek” een 8-, zeker de moeite waard, maar net geen top-of-the-pops. Hij is nog niet van me af.

Mijn tweede boek heb ik van mijn e-reader. Bij El Corte Inglés zie ik dat Joël Dicker hier al net zo’n goed verkochte schrijver is als in Maastricht. Dan moet ik hem maar eens proberen, vind ik. Ik heb een paar boeken van hem op mijn e-reader staan en eigenlijk zonder te wikken en te wegen kies ik voor “De waarheid over de zaak Harry Quebert” uit 2012. Ik lees het in het Nederlands, wel zo gemakkelijk. Het verhaal speelt vooral in dorp Aurora in New Hampshire, in de buurt van Concord boven Boston.
De ik-persoon is ene Marcus Goldman, die in 2006 een prachtboek geschreven heeft, maar nu twee jaar later in 2008, 30 jaar oud met een writer’s block kampt. Om inspiratie op te doen gaat hij terug naar de plek waar zijn leermeester Harry Quebert destijds in 1975 zijn meesterwerk “De wortels van het kwaad” heeft geschreven en waar hij nog steeds woont. Nu pas blijkt dat het boek gaat over diens verhouding – Harry was toen 34 – met een tiener van 15, Nola Kellergan. Zij is toen verdwenen en dan blijkt dat ze al die jaren in de tuin van Harry’s huis (Goose Cove) begraven ligt, met een eerdere versie van het boek. Harry belandt in de gevangenis in afwachting van zijn proces. Het is aan Marcus om aan te tonen dat hij Nola niet heeft omgebracht. Hij werkt voor zijn onderzoek samen met de zwarte staatspolitieman Perry Gahalawood. Terzijde wordt Marcus voortdurend op zijn kop gezeten, omdat hij verondersteld wordt zijn nieuwe boek te laten verschijnen (dat hij nog moet schrijven).
In Aurora en omgeving kan ik zonder probleem diverse mensen noemen die misschien iets met de moord (en destijds ook die op bejaarde Deborah Cooper) van doen hebben en dan laat ik rijkaard Elijah Stern en zijn chauffeur Luther Caleb maar even voor wat ze zijn. Bij de politie staan Gareth Pratt en Travis Dawn op mijn lijstje, verder kom ik uit bij Robert & Tamara Quinn met hun dochter Jenny, dan 24 jaar, maar laten we Nola’s ouders, David & Louisa Kellergan, niet vergeten. Is de zwarte Chevrolet Monte Carlo, die destijds als een haas van de moordplek is verdwenen, de aanwijzing bij uitstek om het mysterie op te lossen? Of moeten we terug naar een brand in 1969, toen de Kellergans nog in Jackson, Alabama woonden?
Het is een hele bedoeling om “De waarheid over de zaak Harry Quebert” door te nemen, 537 bladzijden, geen kattenpis. Daarbij zet Joël Dicker me een aantal keren op het verkeerde been: wie eerder als moordenaar wordt aangewezen, blijkt later slechts een bijrol te spelen. Al met al is het m.i. wel een heel aardig boek, geen thriller in de klassieke zin, maar niettemin best onderhoudend. Ik heb er een 8- als recensiecijfer voor over en overweeg om zijn andere boek: “Het boel van de Baltimores” t.z.t. ook een leesbeurt te geven.

Het kan niet op, ik heb er nog een. Een kleintje, maar toch. In 2000 komt “Poot” uit, van Midas Dekkers. De bekende bioloog geeft daarin bijna vijftig stukjes prijs, die hij over honden heeft geschreven. Twaalf zijn nieuw en de rest komt uit allerlei eerdere bundels beestenverhalen.
Naar al spoedig blijkt, is Midas Dekkers niet echt een fan van honden. Hij heeft veel meer op met katten en kan het niet laten om de honden geregeld te kakken te zetten. Een verzameling “columns” bespreken is moeilijk. Ik heb voor jullie wat citaten verzameld.
“De pekinees”, blz. 7: Til op zijn verjaardag, zodra hij zijn poot optilt, uw hele pekinees eens een stukje op, zodat hij er ook eens bij kan.
“De golden retriever”, blz. 24: Het is een ophaler, een jachthond, bij uitstek geschikt om aangeschoten eenden op te halen. Wat moet een mens op driehoogachter daar nu mee?
“De pincher”, blz. 29: In de kroeg staat de kruk al klaar, naast die voor Tommie. (Zegt zijn baasje:) Van roken krijg je het niet aan je lever en van drinken niet aan je longen.
“De terriër”, blz. 58: Elk jaar bijten honden zestienduizend Nederlanders het ziekenhuis in…Een hondenrijbewijs! Geen gek idee!
“De brokkenhond”, blz. 61: In alle blikjes zit eenzelfde mix slachtafval. Alleen hebben ze er de ene keer een heel klein beetje tonijn bijgedaan, de andere keer wat zalmpulp of een snuifje kalkoen.
“De malteser”, blz. 73: Een speelgoedhond. Men zegt dat dat de hond niet is weg te denken uit onze maatschappij. Mij lukt dat anders best en dat bevalt.
“De chihuahua”, blz. 76: Met een gewicht van één à twee kilo is de chihuahua de Goggomobil onder de honden…Een hond kan ook te klein zijn.
“De poedel”, blz. 94: ...deze wandelende pruik, dit almaar montere, levende bijzettafeltje, ook leverbaar als miniset… Sociologisch horen ze thuis in de categorie bonbondozen, Sissi keizerin en moeder, roze vitrage en Hans van der Togt.
“De basset”, blz. 112: Het idee van Hush Puppy-schoenen om met een hond te adverteren...Twee honden lang en een halve hond breed.
“De rottweiler”, blz. 131: Een hond als een tank...De hond lag met zijn kop op haar schoot en sliep, doodmoe, maar voldaan. Het was een fijne dag geweest. Even helemaal uit.
Ik heb het anti-hondenboek van Hans Dorrestein altijd heel apart gevonden. Op hetzelfde plankje zet ik met plezier nu ook “Poot” van Midas Dekkers. Zijn welgemikte hoop stront gaat terug in de kast met een volle 8 als recensiecijfer.