woensdag 14 maart 2018

Weblogbrief 13.20, 14 maart 2018

Weblogbrief 13.20, 14 maart 2018

Querid@s amig@s y familia, ben ik op tweederde of niet? Na deze brief heb ik er nog tien te gaan en ik heb nog precies twee maanden Las Palmas voor de boeg, van 14 maart tot 19 mei. Mijn huur voor de laatste twee maanden is nu ook betaald, wat kan mij gebeuren...

Terug naar afgelopen donderdag. In de bus naar de universiteit is het best warm. Ik ben een beetje een amfibie, maar toch, zelfs ik. Om mij heen in de bus is het een gepuf in het kwadraat en dat voor een doordeweekse dag begin maart. Op de universiteit is het al even zomers. Lluis heeft intussen echt zijn influenza te pakken. Hij zit met een grote sjaal om aan zijn bureau. Voor zo ver dat in mijn vermogen ligt, stuur ik hem linea recta huiswaarts en bedwaarts.
Verder is het op de afdeling bijna uitgestorven; alleen Patricia “hèlt pin”. Die heeft altijd van alles nog te doen. Harry heeft het op zijn site eerst over Herman Hesse en diens boek Siddharta (dat mij bij lezing destijds tegengevallen is). Dan gaat het in zijn popartikel van de week over Pattie Boyd, George Harrison en de rest van de Beatles (en ook het koppel Mick Jagger & Marianne Faithful) op bezoek bij de maharishi. Zo waar krijg ik later in Harry’s stuk ook nog een bijdrage van de Stichting Scepsis voorgeschoteld. De Eindhovense Jan Willem Nienhuys van die club ken ik nog uit mijn jaren actieve dienst op de U.M. In die tijd kwam hij niet uitgepraat over het zogenaamde “hoppen”, omhoog komen, zelfs vliegen vanuit lotushouding. In een Eindhovense collegezaal is toen een bekende “hopper” (maar niet die van de Volkskrant) compleet door de mand gevallen.

Voor de variatie neem ik vervolgens bus 12 terug niet tot helemaal het Castillo de la Luz, maar stap al uit op San Telmo in Triana. Daar blijkt het tot mijn verrassing veel drukker te zijn dan ik gewend ben. Vooral zie ik veel dames en meisjes in paarse truitjes, in de buurt van een spandoek met als opschrift: “Si nosotros paramos, se para el mundo”, als wij ermee ophouden, is dat het einde van de wereld.
Bij de oversteek naar de calle mayor de Triana zie ik de waarschuwing: “No me pides, sin pararte y mirar”, stap niet op me zonder te stoppen en te kijken. Het lijkt wel die bij El Corte Inglés. Gaan we dat ook in Nederland krijgen? Pas in de straat zelf krijg ik definitief door wat ik natuurlijk al veel eerder had kunnen bedenken: vandaag is het “Día internacional de las mujeres” en dat zullen we weten. Ik heb eerder al borden gezien met “8M” erop geschilderd, maar waar staat dat voor, denk je dan? Voor mij is wereldvrouwendag ergens in november, maar wie ben ik? (Wereldkinderdag is voor mij met Sinterklaas, Kerstmis en/of Driekoningen, maar ik kan het niet laten om hier en nu ook een lans te breken voor een nog in te stellen wereldmannendag.)
Vrouwen, vermoed ik, zijn veel solidairder met elkaar dan mannen en “8M”, “ocho de marzo”, zien de nodige vrouwen kennelijk als een dag bij uitstek om massaal de straat op te gaan en de andere sekse, de “machistos”, eens hun plaats te wijzen.
De Grote Staat van Oud Las Palmas is intussen steeds meer vergeven van de paarse truitjes, paarse sjaals, paarse embleempjes op de borst. Terzijde : hoe heet zo’n embleempje – eigenlijk een half opgevouwen lintje – in goed Nederlands? Hier is het woord “lazo” gangbaar, wat zo iets als strik of lus betekent. De bekendste “lazo” is voor mij die van AIDS, maar de paarse feministenvariant is vandaag de dag minstens zo populair.
Als ik om even over 7 op mijn bank bij McCarthy’s zit, komt twee motorpolitiemannen met enig vertoon zeggen dat het personeel van de zaak de tafeltjes en stoeltjes buiten echt acuut moet verwijderen, anders zwaait er wat. Zo meteen krijgen we een “cortijo” te zien die voorwaar geen kinderspel is. En inderdaad, vanaf half 8 komt vanaf San Telmo een ware “huelga feminina”, de bonte stoet van vrouwelijke stakers, langs gemarcheerd. Schattingen van aantallen deelnemers in zo’n optocht zijn altijd moeilijk, maar eerlijk is eerlijk: ik heb een colonne voorbij trekkende (grotendeels) dames een vol uur in beeld. Is tienduizend protesterenden oké of moet ik daar nog weer boven gaan zitten? De regionale kranten hebben het de dag erop over “miles” en “decenas de miles de personas”, duizenden dan wel tienduizenden personen in Las Palmas.
Uiteraard is het geschreeuw, geklap en gefluit niet van de lucht. Ik zie ook een vracht aan spandoeken. Populair, met lippenstift op je lijf aangebracht en ook op diverse truitjes van de “stakers”, is het vrouwenteken - een cirkel met een kruis eronder – met een vuist midden in de cirkel. Meegebrachte borden hebben het o.a. over “proud to be a woman”, “igualdad de género”, “soy dueña de mi vida” en “no quiero tu piripo” (wat in hemelsnaam is een “piripo”?). Aardig vind ik een groot spandoek met “nosotras decidimos”, met een a, met daarachter een aaneengesloten horde dames. Laat ik bovendien de slagzin van de dag nog eens herhalen die ik al op San Telmo heb gezien: “Si nosotros paramos, se para el mundo”. En dan is hier wel mijn vraag: zou de wereld echt veel beter af zijn, als vooral vrouwen aan de politieke touwtjes gaan trekken?
Laat ik het maar toegeven: ik sta een en ander vanaf de zijkant, tegen de gevel van een parfumerie, een beetje met gemengde gevoelens aan te kijken. Is het voor de zoveelste keer claimen van meer vrouwenrechten nou echt zo’n hot item? Moet ik echt meegaand in het kwadraat zijn, nu de helft van de wereldbevolking, het vrouwvolk, massaal opkomt tegen haar onderdrukking, ook in Las Palmas? Natuurlijk, mannen die hun vrouw minderwaardig vinden, mogen wat mij betreft best een flink toontje lager gaan zingen. Tegelijkertijd denk ik: zijn er in onze westerse wereld geen politiek interessantere onderwerpen te bedenken om met voorrang aan de orde te stellen?
Op microniveau ben ik trouwens best blij, als ik ongeschonden en met nog steeds een schoon geweten weer in de bus terug naar Santa Catalina zit.

Ander onderwerp: op vrijdagmorgen staat de “mercado central” weer eens op het programma, voor zes kwartkilopakken koffie, twee soorten diepvriesgroente, bruine broodjes en een grote portie “pulpo gallego”, inktvis met groente uit de streek waar ik met Trudie in juni dit jaar heen ga.
Op de markt zie ik een vrouw, eigenlijk nog een tiener, lopen met op haar T-shirt: “Chocolate is my boyfriend”. Ik neem aan dat ik die niet voor jullie hoef te vertalen. Willen jullie er nog een? Bij het weggaan van de markt loop ik een zwarte schoonheid, een negerse, tegen het lijf, die mij op het verkeerde (of is het juiste) been zet met de slagzin: “What’s in your bag?”, wat zit er in je tas? Zie boven.

Dan is het tijd voor muziek. Ik kom deze keer uit bij James Blunt, de Engelsman van wie ik op een verkeerd moment wel eens gedacht heb dat hij veertien jaar terug regelrecht vanuit een psychiatrisch ziekenhuis de muziekstudio is ingetrokken om muziek op te nemen. Zijn eerste CD, uit 2004, heet “Back To Bedlam”, bedlam is gesticht. Daarop staat het nummer “You’re beautiful” en dat blijft extreem goed. De platen erna die ik heb, heten “Butterfly”, een beetje meer van hetzelfde, en dan in 2013 “Moon Landing”.
Een van de keren dat ik afgelopen zomer weer eens naar de allernieuwste platen van Centre Ceramique sta te kijken, zie ik een nieuwe CD van James Blunt in het rekje met het de recente aanwinsten staan: “The Afterlove” , uit 2017. Ik weet ter plekke niet hoe snel ik hem mee moet troggelen om hem thuis af te draaien en behoedzaam te kopiëren. Hier zijn de dertien nummers van “The Afterlove”, met de man in flagrante actie:
01.Love me better
02.Bartender
03.Love my number
04.Don’t give me those eyes
05.Someone singing alone
06.California
07.Make me better
08.Time of our lives
09.Heartbeat
10.Paradise
11.Courtney’s song
12.2005
13.Over
James Blunt, hij blijft me met zijn muziek verbazen. Zijn stem heeft wel wat van die van Robbie Williams, ook iemand die op zijn tijd ook graag eens buiten de lijntjes wil kleuren, in ieder geval in het verleden. “The Afterlove” is best weer een mooi vervolg op Blunt’s succesplaat “Back To Bedlam” en zijn onvergetelijke “You’re beautiful”. Hoogtepunten op deze nieuwe schijf zijn voor mij “Bartender”, “California”, “Make me better”, “Time of our lives”, “Paradise” en tot slot “Over”. Het is mooi allemaal, heel mooi op zijn tijd.

Wat is het rustig, als ik zaterdagmorgen om half 9 mijn voeten op de slaapkamertegels zet, mijn spaarzame kleren aantrek en dan vanaf het balkon de straat bemonster. Komt het, omdat het weekend is en daarbij mijn stuk Luis Morote autovrij is? Of is er meer aan het handje?
Tot de belangrijke, bijkomende voordelen van wonen in Las Palmas reken ik het nagenoeg ontbreken van brommers in het straatbeeld. Ik weet het: ook hier maken de “auto’s, “coches” in het Spaans, en vrachtwagens, “camiones”, er af en toe een potje van, zeker in de grote, doorgaande straten. Hoewel, het volk achter het stuur is hier wel veel coulanter naar voetgangers toe dan in Nederland. Er zijn overal waar je loopt, zebrapaden en je hoeft als voetganger, “peatón”, zo’n strepengedoe maar te naderen of er wordt door de aankomende automobilist resoluut op de rem gestaan.
Tegelijkertijd probeert de stad echt van alles om de mensen uit de auto en meer op de fiets, in het Spaans bici(cleta), te krijgen, maar vooralsnog lukt dat voor geen meter. Ook van de doorgaande fietsroute, van de haven in het noorden hier tot helemaal aan de Carrefour in het zuiden, zo’n tien kilometer lang, wordt helaas nauwelijks gebruik gemaakt. Intussen stikt het in Las Palmas wel van de taxi’s. Een taxirit is hier veel goedkoper is dan in Nederland (waar het af en toe net is of je portemonnee gerold wordt, als je aan betaling toe bent.) en dus wordt er veel meer gebruik van taxi’s gemaakt.
De gemeente Las Palmas mag tegelijkertijd constateren, met mij als fervente supporter, dat het bussysteem van de stad een groot succes is. Een stadsbus voor wie het nog niet weet, heet hier niet “el autobús”, maar “la guagua”, op zijn Cubaans. Bussen is hier, vergeleken met bijv. Maastricht, echt spotgoedkoop,. Voor een rit, als je dat nodig vindt met overstap, betaal je met een tienrittenkaart 85 cent per keer. De diverse bussen, echt alle kanten op, rijden overdag af en aan en zelfs in mindere mate ook nachts. Mijn favoriete bus 12, waarmee ik intussen een beetje getrouwd ben (naast mijn bus 1 naar Triana), stopt geloof ik iedere tien minuten op Santa Catalina. “La guagua, para todo, para todos”, de bus voor alles, voor allen, ik kan het alleen maar beamen.
Een groot verschil met bijv. Maastricht of Amsterdam is dat er hier nauwelijks of geen brommers rondrijden. Geef het mij maar toe, Nederland is vergeven van de bromfietsen. Die kunnen gevaarlijk hoge snelheden halen, ook op het fietspad, en een herrie maken, je gelooft soms je oren niet. Als het enkele decennia terug te gek wordt en het dragen van een brommerhelm verplicht wordt gesteld, is het een paar jaren wat rustiger op straat. Dan brengt de bromfietsindustrie iets minder snelle modellen op de markt, waarvoor geen helm vereist is. Je kunt ze, als je er enig idee van hebt, wel weer zelf gemakkelijk opvoeren tot ouderwetse monsters met een pokkenherrie. Begrijp me niet verkeerd: ik heb weinig tegen een solex of aanverwant kinderspul, maar een uit de hand gelopen snorfiets met een bestuurder zonder helm op kan mijn zegen in het geheel niet wegdragen. Tot overmaat van ramp is daar inmiddels de elektrische fiets bovenop gekomen, zodat ook een beetje bejaarde het fietspad tegenwoordig onveilig kan maken en eerzame fietsers en voetgangers wegdrukken.
Ik herhaal het maar eens: hoe de middenstand en de grote jongens hier ook hun best doen om ons, Palmezen, over de streep te trekken om een brommer, helmloze bromfiets of elektrische fiets aan te schaffen, voorlopig lukt dat van geen kant en ik vind dat prima de luxe. Naast de auto (helaas, pindakaans) is en blijft de “guagua” hier een uiterst favoriet vervoermiddel. Krijgen jullie van mij nog eens een andere reden dan het weer en het strand, waarom ik het hier in Las Palmas zo prettig toeven vind.

‘s Avonds kijk ik naar een film uit de oude doos: “The Boys From Brazil”, als boek een bestseller van schrijver Ira Levin, in 1978 verfilmd onder regie van Franklin Schaffner. De twee belangrijkste filmsterren in de film zijn Laurence Olivier en Gregory Peck, die resp. de rol van nazi-jager Ezra Lieberman en nazi-arts Dr Josef Mengele spelen in de naoorlogse tijd. Mengele wil zijn (hier niet verder uitgelegde) klonenplan uitvoeren en daarbij best over lijken gaan, als hij aldus “Het Vierde Rijk” kan verwezenlijken. Zijn tegenstander is de overijverige Weense bejaarde Lieberman. Die kan er geen genoeg van krijgen om bekende nazi’s zoals Mengele op te sporen en voor het gerecht te brengen. Ik vind het onderhavige verhaal, bijna twee uur film, niet in alle opzichten even boeiend, maar wel onderhoudend genoeg voor de late avond.

Op de zondag houd ik mij in. Ik zit vooral te lezen en deze brief bij te werken. ‘s Avonds maak ik wel mijn uitje langs de boulevard; kan ik nog wel zonder? Bakkerij Granier aan het strand verrast mij met twee aanbiedingen. De ene betreft “torrijas de panadería” en de andere “buñuelos de cuaresma”. Jullie willen vertalingen naar het Nederlands? Dan begin ik met “torrijas de panadería”, dat is Spaans voor wentelteefjes van de bakkerij. En “buñuelos de cuaresma” zijn beignets van de vastentijd. Is dat voldoende of zijn sommigen van jullie nog steeds niet veel wijzer?
Volgens mijn Van Dale Groot Woordenboek Hedendaags Nederlands zijn wentelteefjes sneeën brood in melk en eieren gedoopt, met suiker en kaneel bestrooid en even in de pan met boter aan beide kanten gebakken. Beignets zijn licht gefrituurde bollen, waarin stukjes van vruchten verwerkt zijn, meestal appel. Laat ik hier eens toegeven dat ik, in ieder geval de laatste zestig jaar, geen wentelteefjes dan wel appelbeignets gegeten heb.
Een mens bedenkt wat, voordat hij of zij terzake kan komen. Het bovenstaande is allemaal inleiding om dezer dagen het woord “cuaresma” weer eens onder jullie aandacht te brengen. Het is Spaans voor vastentijd, maar wees nou eerlijk: is er nog iemand van jullie die zich in de periode 14 februari, Aswoensdag, tot aan 1 april, Paaszondag, (behalve op zondag) inhoudt met eten en drinken, omdat de Drie-eenheid dan wel paus Franciscus dat graag zo heeft?

Het is intussen maandagmorgen en dus is tijd voor een nieuw stukje muziek. Het moge bij jullie bekend zijn: blanke bluesvirtuoos Van Morrison komt uit Belfast, in Noord-Ierland. Ik kom vandaag met een andere bluesartiest uit dezelfde stad op de proppen: zanger en meer nog gitarist Gary Moore. Hij is geboren in 1952 en helaas in 2011 weer van ons heengegaan. Van hem heb ik drie CD’s en laat ik die uit 1994 eens voor jullie uitserveren: “Ballads And Blues”. Hier zijn de veertien nummers op die plaat:
01.Always gonna love you
02.Still got the blues
03.Empty rooms
04.Parisienne walking live
05.One day
06.Separate ways
07.Story of the blues
08.Crying in the shadows
09.With love (remember)
10.Midnight blues
11.Falling in love with you
12.Jumpin’ at shadows
13.Blues for Narada
14.Johnny boy
Wat een plaat van de allerbovenste plank! Je gelooft af en toe je oren niet, wat Gary Moore uit zijn gitaar weet te halen. Het maaiveld ligt bij hem heel hoog. Er net bovenuit steken dan nog weer voor mij “Still got the blues”, “Parisienne walking live”, “One day”, “Story of the blues”, “With love (remember)”, “Jumpin’ at shadows” en “Blues for Narada”. En om te laten blijken dat Gary Moore wel degelijk Iers bloed in zijn donder heeft, doen wij er als toegift “Johnny boy” bij.

Er zit eindelijk nieuw leven in de “piso” bij mij aan de overkant. Ik heb het over Luis Morote 19 een hoog rechts. Heel lang, meer dan een jaar, heeft die een eigenaar gehad die er niet wil wonen, de woning niet verhuurt en de ruimte eigenlijk alleen maar leeg laat staan. Vorig jaar al bemoeit een makelaar zich ermee, maar zonder succes. Sinds een maand of twee, drie komt een nieuwe bemiddelaar in het vizier. Sindsdien zie ik af en toe iemand binnen een kijkje nemen en dan weer weggaan. Dan, vorige maand denk ik, komt de woning, denk ik, in handen van een jong stel.
Ik heb ze, met een kleuter, een paar keer binnen zien ronddrentelen, maar de verhuizing laat nog even op zich wachten. En dan is het vandaag. Op een hoog rechts aan mijn overkant is een ouder iemand binnen druk aan het schilderen. Eindelijk, nog even en dan heb ik nieuwe overburen.

Op maandagmiddag ga ik naar de universiteit, nou eens niet vooral om een weblogbrief te versturen, maar om Jorge de helpende hand te bieden. Hij krijgt die middag om half 6 bezoek van twee studenten, zesdejaars neem ik aan, die enkele stukjes uit de British Medical Journal hebben gelezen over de effectiviteit van met name homeopathie en acupunctuur. Het betreft beide keren het standpunt van een voor- en tegenstander achter elkaar. De twee studenten worden verondersteld om partij te kiezen: zijn ze voor of tegen deze vorm van gezondheidszorg (in het basispakket) en waarop is hun mening gebaseerd?
Jorge gaat hen later helpen hoe je dergelijk onderzoek het beste zou kunnen doen. Intussen heeft hij mij gevraagd om bij deze bespreking te zijn, daarbij zelfs enigszins het voortouw te nemen, als ik hem vertel dat ik de auteurs van de stukken van vroeger persoonlijk ken. Als ik hem ook nog vertel dat ik een kleine twintig jaar terug allerlei literatuuronderzoek naar de effectiviteit van alternatieve gezondheidszorg begeleid heb, is hij helemaal om.
Het wordt een aangename conversatie met zijn vieren. Eerst gaat het vooral over homeopathie en Peter Smith (voor) tegenover Edzard Ernst (tegen). Dan gaat het ook nog even over acupunctuur bij chronische pijn met o.a. Asbjorn Hróbjarttson als tegenstander. Vervolgens komt aan de orde hoe je onderzoek naar de effectiviteit van deze en andere alternatieve gezondheidszorg het beste zou kunnen doen. Een van de studenten, een 23-jarig meisje, heeft veel interesse in yoga als eventueel probaat middel tegen stress en dus komen we daarover een tijdje te spreken. Kun je yoga onderzoek wel blinderen, is een belangrijk punt van aandacht voor ons. De andere student, een jongen die weinig van alternatieve gezondheidszorg moet hebben, moet enigszins geprest worden om zijn mening over zaken te geven.
De studenten gaan de komende weken aan de slag om de literatuur over een alternatieve therapie te bestuderen die ze zelf aardig vinden. Jorge en ik hopen op een plan van hun hoe ze een geblindeerd, gerandomiseerd experiment naar de effectiviteit zouden opzetten. Over drie weken, op paasmaandag – dat is hier gewoon een werkdag - komen we met zijn vieren opnieuw bij elkaar.

In mijn tweede boek van deze week vind ik de uitdrukking: “to rest on your laurels”, op je lauweren rusten. Lauweren, dat zijn bij mijn weten – naast eretakken – de takken die met palmpasen door de clerus aan de beminde gelovigen worden uitgedeeld: palmtakken dus. Laurierbladen (“laveleerblajer” in het Maastrichts) zijn in het Engels “bay leaves” en palmtakken “palms”. In het Spaans zijn laurierbladen “hojas de laurel” en is Palmzondag “Domingo De Ramos”.

Op woensdag, de dag dat de universiteit mij weer mag verwelkomen, bekruipt mij het gevoel dat ik nodig weer eens “Whiskey In The Jar” van Thin Lizzy moet opzetten. Wat een bijzonder nummer, 5 minuten en 45 seconden echt vuurwerk! ! Hiermee kom ik weer aan mijn einde van mijn brief. Vanmiddag ga ik naar de universiteit om hem te versturen via www.paul-brief701.blogspot.com. Daarna is het aftellen tot vanavond, als Barcelona het weer tegen Chelsea opneemt, hier om kwart voor 8 en bij jullie een uur later. Mijn volgende, alweer 21ste brief kunnen jullie tegemoet zien op dinsdag 20 maart, één dag voordat het voorjaar zich definitief aandient.
Het is pas maart, dus doe nog niet te uitbundig, is mijn wijze raad. Misschien is het tijd om eens “de stad” in te gaan om iets nieuws te kopen, bijv. een nieuwe regenjas of eindelijk die “flat screen” televisie, die langzamerhand toch echt bij het meubilair hoort. Hier gaat het leven zijn gangetje, nog twee maanden voor mij. Het beste ermee, tot ziens, hasta luego, PavelK.

BOEKENBIJLAGE

Mijn eerste boek deze keer is van niemand minder dan Ian Rankin, de overbekende thrillerschrijver uit Edinburgh. In die stad spelen ook al zijn boeken; dat alleen al zou een reden kunnen zijn om er weer eens heen te gaan. Het voorliggende verhaal is uit 2016 en heet “Rather Be The Devil” (hoewel ik die uitdrukking geen enkele keer in het boek tegenkom). Ter extra aanprijzing op de kaft zie ik wel staan: “A cold case can still kill” en ook “A case that won’t die”. Allez, ik die er een stukje Daily Mail bij: “Superbly told and impossible to put down”.
Hoofdpersoon John Rebus is de zestig gepasseerd en is blij dat hij nog wat politiewerk mag doen op de afdeling “Cold cases”, over moorden van lang geleden die nooit opgelost zijn. Hij stort zich deze keer op de dood van schoonheid Maria Turquard, bijna veertig jaar eerder. De dame is toen in een bekend Edinburghs hotel vermoord, terwijl daar op dat moment allerlei bekendheden present zijn, zoals muzikant Bruce Collier, road manager Vince Brady, ook artiest Dougie Vaughan, Maria’s vrijer Peter Attwood en dan laat ik haar man John Turquard nog maar even buiten beschouwing. Acht jaar geleden heeft politieman Rab Chapman de zaak voor het laatst onder de loep genomen. John Rebus spreekt hem nu twee keer en dan wordt dezelfde Rab Chapman vermoord.
Zoals meestal bij Ian Rankin is er tegelijkertijd een tweede zaak, waarop Siobhan Clarke zich mag storten. Onderwereldfiguur Darryl Christie is afgetuigd vóór zijn huis en de vraag is wie dat gedaan heeft: zwerver Craw Shand of iemand anders? Vanwege Darryl komt Siobhan’s zaak al snel in handen van de afdeling politiemensen gespecialiseerd in geld witwassen. Sinds kort werkt ook Malcolm Fox op de afdeling en voor het onderzoek wordt hij Siobhan’s collega. Er blijkt dat Darryl Christie samenwerkt met Anthony Brough, kleinzoon van Sir Magnus Brough. Samen zouden die twee tien miljoen achterover gedrukt hebben, uit een grote witwaspraktijk, waarvoor Ukraiener Aleksander Glushenko naar de stad komt.
Ik kan nog wel verder gaan met informatie, bijv. over de rol van assistente Molly Sewell van Anthony of meesterboef Big Ger Cafferty. Echter, het lijkt me langzamerhand tijd worden dat jullie het boek zelf gaan lezen. Vooruit, als extraatje is hier nog enige conversatie tussen Siobhan Clarke en John Rebus. We gaan naar bladzijde 41. Siobhan: “You went to see Cafferty. Of course you did.” John: “Got a confession in full.” Siobhan: “Aye, right, did he tell anything useful?” Dan ziet John de doos met allerlei informatie over de zaak Maria Turquard: “What do you think? Did I forget Christmas or something?” Willen jullie er nog eentje, om het af te leren, op dezelfde bladzijde? Over de werkwijze van zijn vriendin patholoog Debarah zegt John: “You’ve seen the way she runs the mortuary. You could eat your dinner off one of her slabs”. Terzijde: Malcolm Fox kan er ook wat van. Als die zijn mond open doet, is het eveneens geregeld oppassen. Een volgende keer ga ik die met liefde ook eens citeren.
Ian Rankin hoort tot mijn favoriete thrillerschrijvers, laat daar geen misverstand over bestaan. “Rather Be The Devil”, zijn 21ste Rebus, is niet zijn allerbeste verhaal, maar zoals in de Evening Standard te lezen staat: “The old devil still has all the best tunes.” Ik vind het alweer spannend genoeg, met voldoende zijstappen, om mij bij de les te houden. Ik ga voor een welverdiende 8 als recensiecijfer.

Ik heb er nog een voor jullie: “The Woods” van alweer een kroonjuweel van een schrijver: Harlan Coben. Het boek is van 2007 en speelt in Newark en omgeving. direct onder New York.
Paul Copeland, voor zijn vrienden Cope, is openbaar aanklager in New Jersey. Hij stamt van Russische ouders. Zijn vader is onlangs overleden en de moeder heeft hem en de vader achttien jaar terug definitief verlaten. Nog eerder, twintig jaar geleden, is de zus van Paul, Camille, verdwenen uit een bos dat bij een zomerkamp hoorde. Samen met Camille verdwenen destijds ook Gil Perez, terwijl tevens het lijk van twee andere tieners, Margot Green en Doug Bilingham, gevonden werd. Een dader is nooit gevonden. Het kamp destijds was van ex-hippie Ira Silverstein, die nu seniel aan het worden is. Evenals de later bekend geworden “serial killer” Wayne Steubens zorgde Paul destijds in het zomerkamp voor enig toezicht. Paul was in de betreffende zomer het liefje van dochter Lucy van Ira; zij geeft nu les op een naburige universiteit.
Nu, twintig jaar later blijkt dat Gil destijds niet vermoord is, uit het bos ontkomen is, maar pas heel onlangs is omgebracht. Paul vraagt zich vertwijfeld af af zijn zus het er toen misschien levend heeft afgebracht. Bij zijn naspeuring naar wat er destijds gebeurd is. is de jonge Loren Muse van zijn kantoor van onschatbare waarde.
De zaak van de toen verdwenen tieners wordt gecompliceerd door een andere die op dit moment speelt. Twee rijkeluiszoontjes, Barry en Edward, hebben onlangs een meisje verkracht, Chamique, maar hun ouders doen er vervolgens alles aan om de jonge boosdoeners te beschermen en het te doen voorkomen of er van verkrachting geen sprake is. Daarbij deinzen ze er niet voor terug om te proberen aanklager Paul en diens familie te belasteren, als hij niet wil schikken.
Mag ik het voor de inhoud daarbij laten? En dan nu mijn oordeel. Ik vind “The Woods” echt een pracht van een boek. Het is zo spannend dat ik de 440 bladzijden in twee dagen heb doorgeworsteld. Mijn recensiecijfer is navenant: ik geef een 9 voor dit boek en zie uit naar andere boeken van dezelfde schrijver die nog op lezen staan.

Is er nog tijd voor de bespreking van een derde werkje? Philip Frederiks, geboren in 1944, is bij mij vooral bekend als correspondent uit Parijs en later als min of meer mislukte nieuwslezer. Hij heeft zich voor het onderhavige boekje (en bijbehorende toneelvoorstelling) laten inspireren door Fransman Georges Pérec. Die komt in 1978 met een toneelvoorstelling over zijn herinneringen, met steeds als beginzinnetje: “Je me souviens”. Het idee heeft Pérec overgenomen van de Amerikaan Joe Brainard, die in 1970 voor het eerst zijn “I remember” publiceert.
Het boekje van Philip Frederiks is helemaal in dezelfde stijl en heet: “Ik herinner me”. Het bestaat uit een royale inleiding plus bijna tachtig bladzijden met zinnen, soms iets meer, die een en ander vertellen over hoe het hem door de jaren heen vergaan is. Iedere zin begint met “Ik herinner me”, zoals in de Franse en Amerikaanse voorbeelden. Het boekje van Philip Frederiks heb ik in twee uur uit. Eruit citeren laat ik hier achterwege, maar het geeft best een beeld van hem. Ik heb er een 7- voor over als recensiecijfer, wel aardig. .

Geen opmerkingen:

Een reactie posten