maandag 28 maart 2016

Weblogbrief 11.25, 28 maart 2016

Weblogbrief 11.25, 28 maart 2016

Cariñosos huevos duros y coloreados de Pascua, lieve hardgekookte en gekleurde paaseieren, het is al weer een hele tijd terug dat we elkaar voor het laatst gesproken hebben. Mijn vorige brief is van tien dagen terug, nog van vóór palmzondag en (in Spanje) vaderdag.Die verzond ik vanaf de computerruimte voor studenten in de “aulario de ciencias de salud”. Later was ik ook nog even in het platte “edificio de servicios generales” met de bibliotheek en het decanaat, op weg naar het nog nieuwere gebouw van gezondheidswetenschap, waar tegenwoordig ergens op de tweede etage de afdeling “preventieve geneeskunde” huist. Voor de zoveelste keer was er om half 4 uur echt helemaal niemand en dus ging ik terug voor een blikje op het terrasje bij de kantine. De kantinebaas, een aardige man, pakte zonder omwegen een Cola Zero voor me uit de ijskast.
Toen ik dat op had, ging ik met bus 12 zoals wel vaker helemaal door tot aan mijn parkje bij het Castillo de la Luz om de mensen uit te kijken en te lezen. Later ging ik daar nog even naar het bibliotheekje daar in de buurt om in de kranten in te zien. Om 9 uur zat ik op mijn balkon thuis om mijn (eerste) boek uit te lezen. Dat lukte niet helemaal, maar zaterdagmorgen was het raak.

Dan is het nu wel tijd voor alvast een beetje muziek. Laat ik deze keer eens beginnen met een Extended Play, een EP. Weten jullie nog wel wat dat is?Voor de jongeren: het is iets van heel vroeger, een plaatje dat tussen een singeltje en een Lp in zit. Je draaide het op 45 toeren en er staan doorgaans vier nummers op, een iedere kant twee. Al heel lang worden die EPtjesniet meer gemaakt.
Mijn zelfgekozen EP is er een van Charles Aznavour. Deze Armeense zanger maakte eerst in Frankrijk furore en van daaruit kreeg hij ook allerlei aanhangers elders, waaronder in Nederland en het Engelse taalgebied. Hij is nu hoogbejaard, maar Trudie heeft hem een paar jaar terug nog eens zien optreden. Prachtig vond ze het. Charles Aznavour zingt doorgaans in het Frans de sterren van de hemel, neem bijv. “Et pourtant”, “La Bohème”, “La mamma” of (om Marcel een lol te doen) “Gitarre”. Zelf heb ik wel iets met bijv. “Il faut savoir”. De man is ook beroemd geworden met diverse Engelstalige nummers zoals ”She”, “Dance in the old fashioned way”, “For me… formidable” en “Yesterday when I was young”. Een monument!
Wisten jullie dat Charles Aznavour ook in het Spaans gezongen heeft? De nieuwe Cd die ik hier van hem gekocht heb, heet Grandes Éxitos; daar is geen woord Frans of Engels bij. Er staan vijftien mooie nummers op, waarvan er elf in het Frans zijn, maar ik word ook vier keer verrast door iets Spaans. Die Spaanse nummers ga ik hier eens voor jullie opzetten:
*.Mi última hora
*.Vivir junto a tí
*.Esto es formidable
*.Juventud divino tesoro
“Ech sjiek”, zou men in Maastricht zeggen en het is in ieder geval weer eens iets anders, Charles Aznavour in het Spaans.Wie denkt dat bijv. “Esto es formidable” een Spaanse vertaling is van “For me… formidable”, moet ik teleurstellen. Het is een heel ander liedje. Misschien vinden jullie Spaanse nummers van hem op ook bijv. YouTube, dan moet je zelf maar eens luisteren.

Soms kom ik hier woorden tegen waarvan ik oprecht denk: wat is dat nou weer? Een berg heet hier een “montaña”, de hoogste van Spanje staat op buureiland Tenerife, de Teide. Bij mooi weer kun je hem op Las Canteras zien liggen, naast onze eigen “Roque nublo”. Maar weten jullie wat een “montaña rusa” is? Dat is Spaans voor een achtbaan, op de kermis.
Zal ik hier eens ook een paar andere kermisattracties noemen, “atracciones de la feria”? Een botsautootje is een “coche de choque” en het spookhuis de “túnel de miedo”. Gokautomaten zijn “tragaperras” en een draaimolen een “tiovivo”, in kindertaal “caballitos”. De namen van andere attracties kan ik zo vlug niet in het Spaans vertalen. Hoe heet een “holly holly” in het Spaans? Wat is het Spaanse woord voor de swing mill, met een overkapping en een pluisbal? Is dat een “molino de swing”? Bij die swing mill ontdekte ik als jongetje de rock-’n-roll van Little Richard, nummers als Tutti Frutti en Lucille. Fantastisch vond ik die muziek, hoewel ik er geen woord van verstond (en nu nog niet alles). Mij staat nog bij dat er in de jaren vijftig nog bokswedstrijden in een kermistent gehouden werden, een “barraca de feria” met een echte boksring, “cuadrolátero de boxeo”. Daar nam dan de man van de tent het op tegen lokale durfallen en wij hoopten allemaal dat de man van de tent ze op zijn donder zou krijgen. En er was een kraam, “un puesto”, waar je lootjes kon kopen, “boletos”. Mijn broer Harry en ik haalden dan als kinderen weggegooide lootjes van de straat en mijn vader pluisde thuis uit hoe je de juiste lootjes moest trekken om een hoofdprijs te winnen, bijv. een grote pluche beer, “oso de felpa”.
Als er kermis was, waren er ook speciale eetwaren. Een suikerspin is een “algodón de azúcar” en oliebollen zijn “buñuelos”.Mij staat ook nog bij dat mijn opa altijd gerookte paling kocht, als er kermis was: “anguilaahumada”.
Ik denk dat kermis echt passé is, een verleden tijd die niet meer terug komt. Komt dat door de televisie? De laatste keer dat ik echt mijn ogen uitkeek op een kermis, was geloof ik in 1975, toen de stad Amsterdam 700 jaar bestond. Daar werd een ouderwets kermisterreinopgesteld, waar ik – echt waar - een origineel vlooiencircus mocht aanschouwen.

Afgelopen vrijdag vond ik niet alleen iets Spaans van Charles Aznavour, maar kocht ik ook twee nieuwe Cd’s van Pablo Milanés, voor zijn vrienden Pablito. Hij is van Cuba, geboren in Bayamo in 1943, maar al in 1950 verhuisde hij met zijn ouders mee naar Havana. Later was hij daar een van de oprichters van de “Nueva Trova”, samen met Silvio Rodriguez en Noel Nicola, dat jullie het maar weten. Terzijde, “trova” is Cubaans voor een liedje en zijn compaan Silvio Rodriguez komt op 20 april hier zijn opwachting maken. Pablo Milanés maakte grammofoonplaten vanaf 1973. Hij heeft een kleine vijftig studio-albums op zijn naam staan, waarvan ik er een zeer beperkt aantal heb. Wel ben ik intussen ook de eigenaar van enkele compilaties. Zijn “Pablo Milanés canta boleros en Tropicana” is van 1994, toen hij 50 jaar was. Zal ik die hier eens spelen? Nee, want eerlijk gezegd valt hij mij nogal tegen.
Zo veel tijd om jullie met muziek te vervelen heb ik niet meer; nog vijf, zes weken en dan zit ik weer in Nederland. Dus gaat mijn voorkeur uit naar een ander album, eentje dat meer met de verjaardag op 19 maart van Jezus’ “papá” (“día de San José”) van doen heeft. Het heet “Grandes Éxitos” (dat wel weer) en is van zangeres Dionne Warwick. Welk nummer staat vanzelfsprekend daarop? “Do you know the way to San José”, dat kennen jullie toch nog wel?
Ik kan me de dame nog prima voor de geest halen, eigenlijk te knap voor een volbloed zangeres. Ze werd geboren in 1940 en vanaf 1963 schalde haar stem vanuit de jukebox van Mai en Peter’s Stern Quelle in de Wijckse Rechtstraat de zaak in.Op het internet lees ik dat ze 38 studio-albums op haar naam heeft staan. Ik heb alleen een verzamelcd, maar wel een hele mooie, uit 1994. Alle nummers van Dionne Warwick, zeg maar rustig tophits op de Cd zijn geschreven door het beroemde songwritersduo Bacharach-David. Hier komen ze met zijn zestienen:
01.Anyone who had a heart
02.Walk on by
03.Don’t make me over
04.Alfie
05.A house is not a home
06.Trains andboatsand planes
07.I just don’t know what to do withmyself
08.The windows ofthe world
09.Message to Michael
10.I say a littleprayer
11.You’ll never get to heaven (if you break myheart)
12.(Theme of) valley of the dolls
13.Promises, promises
14. Do you know the way to San José
15.Reach out for me
16.Are youthere (withanothergirl)
Vinden jullie het een beetje vergane glorie die ik zit te draaien? Ik ben helaas een andere mening toegedaan. De muziek van Dionne Warwick is m.i. nog altijd in orde (hoewel het mooie van haar lijf er af is, dat wel). Als jullie vandaag de dag nog iets hebben met zwarte zangeressen zoals Diana Ross, Gladys Knight, Martha Reeves. Donna Summer of (later) Whitney Houston - ik noem hier maar een vijftal, dan kan Dionne Warwick er ook nog best mee door. Ik ga hier geen speciale nummers vermelden, behalve natuurlijk “Do you know the way to San José” (uit 1969?) vanwege 19 maart, maar mooie muziek blijf ik het vinden, ook vijftig jaar na dato.

In de sector opmerkelijke reclames ga ik hier en nu refereren aan de nieuwe, echt flinterdunne telefoon van de Koreaanse firma Samsung. Hij luistert naar de merknaam S7 Edge, kost een honderdje of zeven, maar dan heb je ook wat. Met de kreet “Redescubre lo que un teléfono puede hacer”, herontdek wat een telefoon kan doen, word ik verder op het goede been gezet, maar details zie ik net op de aankondiging.
Zal ik mijn huidige Spaanse apparaat uit het jaar tabak, ook van Samsung, aan de wilgen hangen en me deze gigant, met alles er op en er aan, aanschaffen? Ik twijfel, maar eens zal zelfs ik toch aan de nieuwigheid moeten geloven.

Met terugwerkende kracht ga ik jullie nog een muziekgroepje noemen dat ik zag optreden in calle mayor de Triana en dat ik heel bijzonder vond. Het betrof een drietal jonge jongens, eentje met een houten blok voor zich om op te trommelen, eentje met een gitaar voor de accoorden en – vooral – eentje die de solo-gitaarmuziek zijn draai gaf. Vlak voor mijn snufferd speelden ze louter instrumentale nummers, niet allemaal even goed, maar toen kwam ineens “Slaughter on 10th Avenue”(van de Ventures) en, in een echt puike versie, “Misirlou”(van surfer Dick Dale and his Del-Tones, bij mijn weten uit 1963). Ik herinner me dat je Harry het plaatje, als dun plastic, destijds cadeau kreeg bij weekblad Billboard (van Henk Evers van de Harp in de Maastrichter Spilstraat). Wat goed is, gaat nooit verloren, roep ik in 2016 voor me uit.

Zondagmorgen is mijn jaarlijkse moment aangebroken om een groot blad van mijn palmboom af te knippen, of liever af te snijden, want mijn takken zijn niet voor een kleintje vervaard. Het zijn geen ligusterblaadjes en ze zijn ook immenser dan de takken die de kerk hier aan de gelovigen verschaft. Echter, jullie en ik weten dat de palmboom bij mij voor de deur niet meer is. Hij is een paar maanden terug omgehakt en tot op de dag van vandaag is er geen nieuwe geplant. Verder op in destraat links en rechts staan wel nog diverse palmbomen fier overeind; vooral die voor het voormalige MaxDream reikt bij wijze van spreken tot in de hemel. Heeft bij mij voor het driekoppige personeel van Cafetería Nuevo Murias daar wellicht de hand in? Carlos, Tobalo & Victor, ze zijn hoe dan ook goede maatjes met de mensen van de gemeente, ook die van de plantsoenendienst, of hoe neem je dat volkje. Misschien hebben ze die er van weten te overtuigen dat een goed lopend terrasje minstens zo veel bijdraagt aan het welzijn van de Luis Morote als een palmboom.
Intussen ben ik wel een beetje onthand, zeker vandaag. Een traditie is aan zijn einde gekomen. Ga ik de “Goede Week” in zonder dat ik de palmtak aan het Jezuskruis boven de kamerdeur kan vernieuwen. Grapje. Zal ik dan maar een gewijde palmtak gaan halen bij het kerkje van de nonnen, links van mij. Nee, dus. Wat is er trouwens “Goed” aan de “Goede Week”? Laat ik maar eens een was gaan draaien; dat moet op zijn tijd ook gebeuren.

Op de zondagavondenis het hier op de boulevard en in de straten meestal niet druk. Dat heb je zo, zeker als het nog wintertijd is. Gelukkig wordt de tijd in het paasweekend omgezet. Ik kom nu niet veel verder dan een reclame van MadBread, een veredelde broodzaak, waar je ook kunt zitten en koffie met “iets lekkers” kunt krijgen. MadBread staat bij mijn weten vooral bekend om zijn diverse soorten croissants. De zaak prijst zichzelf aan met het zinnetje: “No hay amor más sincero que el amor a la comida”, er gaat wat liefde betreft niks boven liefde door de maag.

Gaan we naar maandag 21 maart, de eerste dag van het voorjaar. Het gezegde luidt: een nieuwe lente, een nieuw geluid.
In de “gezet” lees ik dat Barack Obama op bezoek is geweest in Havana. Eindelijk, na 88 jaar, neemt een president van de Verenigde Staten zich de moeite om het politiek afwijkende buurland sinds de Castro’s er vanaf eind jaren vijftig aan de macht zijn, te bezoeken. De man moet zijn eega Michelle wel onder een paraplu houden om haar niet doornat te laten regenen. En hoe luiden de eerste woorden van zijn toespraak, als hij net uit het vliegmachine is gestapt: “¿Qué bolá Cuba?”. Dat laat ik maar onvertaald, mede omdat ik de precieze vertaling niet weet. Maar mooi blijft-ie. “¿Qué bolá nietas?”, daar kun je als opa mee voor de dag komen.

Op de maandagmiddag vind ik dat ik maar weer eens een ouderwetse fado-zangeres voor jullie moet opzetten. In de zomer van ik denk 1997, maar het kan ook best een of enkelejaren later zijn geweest, maakte ik met Trudie en een Zuid-Limburgs gezelschap een rondreis door de “peninsula”: Spanje en Portugal. Ergens in Midden-Portugal reden we langs bedevaartsplaats Fatima. De bus raakte zelfs verzeild in een kleine opstopping, die werd veroorzaakt door de stroom mensen die daar wilde afbuigen om naar de fameuze Maria-processie te gaan kijken. Die zou juist die dag daar gehouden worden. Als het aan mij had gelegen, waren we er met onze bus ook acuut heengegaan. Helaas werd mijn welgemeende raad weer eens niet opgevolgd. Er moest in een uiterst strak schema nog meer dan een half schiereiland in twee weken worden afgewerkt en een langdurige stop in Fatima stond niet op het programma.
Die onvolkomenheid probeer ik nu maar goed te maken door jullie de enige Cd te presenteren die ik van fado-zangeres Maria da Fatimain mijn bezit heb. “Memorias do fado” heet ze en het bijbehorende jaar van uitgifte is 2009; toen was ze nog net geen 50 jaar. Hier zijn de twaalf melancholieke nummers die op de plaat staan:
01.Abandonada
02.Saudades de Lisboa
03.Sou filha das ervas
04.Alma da vida
05.Confesso
06.Hortelá Mourisca
07.Aforma de querer e ser amada
08.Marcha do marceneiro
09.Olha a ribeirinha
10.Eu jànäo sei
11.O chorar da minha alma
12.Pedaço de Rua 1980
Of alle hoofdletters (behalve aan het begin van de nummers) op hun plek staan, weet ik niet. Niettemin, ik ben van mening dat Maria da Fatima met deze Cd een beste prestatie aflevert. Alweer ga ik jullie geen uitschieters noemen.
Meer algemeen, bij fado-zangeressen denken jullie – en ik ook – allereerst een uiteraard aan Amália Rodriguez en zo hoort het ook. (Ik heb zelfs een nummer “fado Amália” van haar). Maar er is zo veel meer fado-muziek, van legio dames en heren. Als ik alleen al mijn diverse verzamelcd’s met fado-muziek doorloop, kom ik probleemloos op tientallen andere artiesten die de ene na de andere fado voor mij willen kwelen.
Een tip! In Centre Ceramique in Maastricht ligt, N.B. min of meer verstopttussen de rekken met cd’s, een prachtig boek (uit 2012?), langwerpig en nogal paars, over de fado dat ik jullie zeer ter lezing kan aanbevelen. Je moet er wel een beetje Engels (nog beter is: Portugees) voor kunnen lezen; zo nee, dan blijft het bij vooral plaatjes kijken. In het boek staat de geschiedenis van de fado beschreven, in Lissabon en Coimbra, en er staan ook korte beschrijvingenin van de vele fado-helden van vroeger en nu.Ik herinner me de nodige rijtjes met wat volgens de auteurs van het boek de mooiste fado-muziek is. Op basis daarvan heb ik mijn toch al redelijke fado-collectie de afgelopen zomer nog aardig weten aan te vullen.

Het was al aangekondigd: Trudie en ik gaan begin september naar de Balkan. In een mail van haar, die ik afgelopen maandagavondlas, verwijst ze me naar de site van Arke/TUI en de reis “Het beste van de Balkan”. Het gaat om een 15daagse tripmet de auto naar allerlei plekken in Kroatie en Bosnië Herzegovina. Ik heb haar dezelfde avond nog teruggemaild dat ze wat mij betreft kon boeken (als ze mij tenminste met de auto rond wil rijden). En dat heeft ze dinsdagmiddag al gedaan. Ze belde mij zelfs nog even op om het te bevestigen.We nemen het vliegtuig naar Pula op 3 september en daar vandaan hebben we een huurauto en zijn alle hotels met ontbijt onderweg al geregeld. Op de 17de, één dag voor mijn zeventigste verjaardag, komen we weer terug in Nederland met de ijzeren vogel.
Jullie willen details? Ik had natuurlijk aantekeningen moeten maken, toen ik er over las op internet, maar we zitten o.a. naar Pula, Rijeka, Zagreb, Split, Dubrovnik, Mostar en Sarajevo (met Srebrenica). Ik vergeet ongetwijfeld weer het een en anderte vermelden, maar op jullie laptop of tablet hebben jullie de reis van Arke/TUI in no time zelf gevonden. Mijn eerdere vakantie naar het voormalige Joegoslavië – met name Kroatië - in 1969 krijgt bijna vijftig jaar later een vervolg.

Op de woensdag in de Semana Santa vraag ik mij af of er woorden zijn die op “Santa” rijmen. Als ik me beperken mag tot woorden van twee lettergrepenen geen werkwoordsvormen (canta), halve bijvoeglijke naamwoorden (tanta) of merken frisdrank (Fanta)hoef in te sluiten, kom ik alleen uit op het Spaanse “manta”.
Wat, geachte toehoorders, is een “manta”? Het woord mantra heeft er niks mee van doen, laat ik daarmee beginnen. En voor alle duidelijkheid, het is ook geen R.K. deken, geen “archediano”. Wat is het dan wel? Mijn moeder zaliger deed graag haar slaapje onder een “manta eléctrica”, een (electrische) deken. Een “manta” is een groot stoffen ding, eventueel gewatteerd (“alcolchada”), waar je onder kruipt, als je in bed gaat liggen.
Is het nou palmwoensdag, witte woensdag of goede woensdag? Zonder tegenbericht houd ik het zelf op woensdag gehaktdag of liever nog: tonijndag. Ik heb een prima tonijnsalade in de keuken staan, met een paar ons tonijn en als salade een combinatie van ui, paprika en tomaat. Daar neem ik graag stokbrood bij, met als nagerecht een stukje lokale kaas, wel “curado”.

Als ik ’s avonds naar het marktje van de haven loop om vandaaruit naar het bibliotheekje vóór het Castillo de la Luz te gaan, zie ik pal naast de snelweg iets wel heel bijzonders. Iemand heeft daar een tent met diverse botsautootjes neergepoot. Raar, een botsautootje is een “coche de choque”, zie ook boven, maar hoe de naam is van de hele bedoeling, is mij onbekend, ook in het Nederlands. Verder is er geen kermis te bekennen, zelfs geen draaimolen. Hoe dan ook, de lichtjes van de zaak branden al, de muziek speelten een man van de zaak is een meisje aan het leren hoe ze een botsautootje moet sturen zonder overal tegenaan te knallen. Verder is er helemaal niemand te bekennen. Is dat niet wonderbaar?

Gaan we naar de donderdag. Als ik om kwart voor 8 mijn balkon betreed, zie ik niets wits, maar rechts van mij boven de flats is wel een schitterend stuk regenboog. Het roodpaars zit bovenin en aan de linkerkant en dan lopen de kleuren af naar blauw beneden en rechts. Een paar minuten later is de regenboog verdwenen. Dan verschijnt het eerste straaltje zon aan de schoorsteen hoog boven “Besito volao” en nip ik maar eens aan mijn koffie.
Bij El Escudo zie ik louche types naar binnen gaan en even later weer de straat op komen. Ik neem aan dat ze het keldercafé niet bezoeken voor een “cortado” of een “agua mineral con gas”. Carlos bij mij beneden en ik kijken het met gemengde gevoelens aan. Ik hoor bij hem zachtjes een Cd van Neil Diamond spelen. Op zijn tijd moet dat kunnen. Zal ik er ook nog een doen?

Van wie ik de collectie gekregen heb, weet ik niet meer, maar de muziek van singer-songwriter Joni Mitchell heb ik nagenoeg compleet. Van haar negentien studio-albums heb ik er zeventien; ik mis alleen die van 1977 en 2007. De dame, in 1943 geboren in Saskatchewan in Canada,is intussen 72 oud, maar op een recente foto bij haar verhaal op de Engelse wikipedia ziet ze er nog steeds appetijtelijk uit. Wisten jullie dat ze ook schilderes was?
Laat ik eens niet haar eerste plaat (“Song for a seagull”, uit 1968) van haar opzetten, ook niet de tweede (“Clouds”, met het beroemde “Both sides now, uit 1969), maar de derde uit 1970: “Ladies of the canyon”. Ik heb hem “remastered”, wat dat ook betekenen mag. Hier zijn de twaalf nummers, oorspronkelijk van de Lp:
01.Morning Morgantown
02.For free
03.Conversation
04.Ladies of the canyon
05.Willy
06.The arrangement
07.Rainy night house
08.The priest
09.Blue boy
10.Big yellow taxi
11. Woodstock
12.The circle game
Ik moet het geluid echt een beetje harder zetten, want Joni Mitchell heeft maar een iel stemmetje. Heel hoog zingt ze trouwens, met een stem die op die van Joan Baez lijkt. Ze zit een octaaf hoger dan ik (voor zo ver jullie mij buiten carnaval nog als zanger willen accepteren).
Nu ga ik wel een paar uitschieters noemen. Eerlijk gezegd vind ik het bekende “Big yellow taxi” op de plaat tegenvallen, maar het wordt goedgemaakt door nummers als “Morning Morgantown”, “Willy”, “Blue boy” en “The circle game”. De echte bingo-uitschieter op de plaat is uiteraard “Woodstock”. Ik aap haar maar na: “We are stardust, we are golden, and we got to get ourselves back to the garden”. Wie een nummer als Woodstock kan schrijven, kan bij mij voorwaar een potje breken.

’s Avonds op de echte Witte Donderdag zie ik op Las Canteras Michelangelo’s Laatste Avondmaalin het zand uitgebeeld. Jezus zit pontificaal aan tafel, met lang haar en baard, met links en recht een zestal mannen, geen Maria Magdalena. Dat zijn de twaalf apostelen, begrijp ik. Op de tafel ligt behalve diverse bekers en het nodige brood maar één enkele vis. Is dat niet wat min voor een twaalftal apostelen; dat waren toch vissers van origine? De maker van het kunstwerk aan het strand ken ik niet echt, maar in alle ernst heb ik een stuk meer waardering voor het oorspronkelijke schilderij van de gedekte tafel in de kathedraal van Milaan.
Dat schilderij heb ik overigens nooit in het echt mogen aanschouwen. Toen ik een kleine twintig jaar geleden met Trudie eens in Milaan was, was het veel te druk met toeristen in de kathedraal om in de rij te gaan staan en een kijkje te nemen. Een aantal jaren geleden heb ik het doek wel nog eens hier in Las Palmas zien liggen,in een boekwinkel in de kelder van Las Arenas, als legpuzzel van (ik denk) duizend stukjes. Die puzzel had ik toen natuurlijk moeten kopen.
Iets raars heb ik wel nog met het schilderij. Als ik met twaalf anderen aan een tafel ga zitten eten, zit ongeveer de helft aan de ene kant en de andere helft aan de andere kant. Op Het Laatste Avondmaal, “La ultima cena”, van meester-schilderMichelangelo zit iedereen aan dezelfde kant naar de kijker te kijken en is de andere kant leeg. Is er iets gaande vlak voor hen, een toneelstukje of zo, waarvan ze niks willen missen?
Dat overpeinzend is mijn tijd gekomen om de hof van olijven, “el olivar” in het Spaans, maar eens op te zoeken, de plek waar Judas verraderlijk uit de hoek komt. Wie van de twaalf mannen op Michelangelo’s Laatste Avondmaal is trouwens Judas? Dat is nou iets dat ik best eens zou willen weten.

Ieder jaar denk ik op Goede Vrijdag om een uur of 3: zal ik Bach’s Mattheus-passion eens opzetten? Ik heb het stuk in Maastricht over drie Cd’s uitgesmeerd staan. Zelfs heb ik het eens op mijn externe computerschijf gezet, maar daar heb ik het later weer afgehaald.
Niettemin, Johan Sebastiaan Bach, de man blijft trekken op deze bijzondere dag. In de Goede Week zijn er in Las Palmas diverse uitvoeringen van composities van de man. Die van vrijdagavond in het Alfredo Kraus auditorium is volgens de aankondiging een “Bach Fugato”, whatever that may be. Ik zal jullie niet verrassen met de namen van de vier van het Cuarteto ORNATI en de zes andere uitvoerenden, maar ga jullie helaas wel alvast meedelen dat ik geen acte de présence geef.

Intussen heb ik een klein probleempje met mijn e-reader. Ook al is hij nagenoeg opgeladen, hij kan uit het niets ineens zeggen dat hij geen stroom meer heeft en er mee ophouden. Als hij dan is uitgeschakeld en het leesblad helemaal blanco is, hoef ik hem maar weer even aan te zetten en op de knop van verder lezen te drukken en de orde is hersteld. Maar toch… Ben ik de enige, met een Sony Reader, die dat heeft of hebben allerlei andere e-reader mensen dat ook?

Precies bij mij tegenover huizen een vader en zoon. De zoon schat ik ergens in de veertig en die groet mij af en toe vanaf hun balkon. “¡Buenos días!” “De compleminte”, roep ik dan terug, “ouch veur d’ne pa”. Sinds een week of langer heb ik ineens het gevoel dat zijn vader er niet meer woont. Zou net als voor mijn palmboom gelden: “opgeruimd staat netjes”? (Un lugar para cada cosa y cada cosa en un lugar, geeft mijn Spaanse woordenboek als vertaling, maar dat is het mijns inziens net niet.) Hoe dan ook, ik kijk er naar uit om de vader weer eens op het balkon te zien zitten met een grote sigaar. En zo niet, dan zal ik eens aan zijn zoon gaan vragen waar hij gebleven is. Dan kan hij me in een moeite doorvertellen wie de man van zijn leeftijd is die ik daar de laatste tijd steeds vaker mag aanschouwen. Is dat zijn broer? Of hebben we van doen van een homo met zijn nieuwe vriend?

Vrijdagavond is het berendruk op de boulevard. Je zou denken: Goede Vrijdag, dat houden de mensen zich in, maar nee, het tegendeel is waar. Ook zie ik – meer dan er voor – allerlei kinderwagens, “koutse”, op Las Canteras verschijnen. Het is echt een beetje rechts houden en met de stroom meelopen. Ik hoor veel Spaans om me heen en vraag me af hoeveel Spaanse toeristen daartussen zitten. Ook Scandinavisch is een voertaal die ik geregeld voorbij hoor komen. Ik moet (“mote steit achter de deur”) toch eens uitzoeken hoe ik het Zweeds, Noors en Deens uit elkaar kan houden.
Als ik op mijn bank bij calle Ferreras ga zitten, zit vlakbij een oudere vrouw (in ieder geval ouder dan ik) die ik ken van het bejaarden dansen. Ze voert met haar buurvrouw een geanimeerd gesprek in het Canarisch. Dan gaat ze met iemand bellen.Het blijkt dat ze ook acceptabel Frans spreekt. Het “muy bien” van hier verandert zonder gedoe in het “très bien” van Frankrijk.
Op de terugweg naar huis zie ik “Het Matje” met zijn fiets aan de hand voorbij komen. Trudie en Marij weten wel wie ik bedoel. Ik vrees zelfs dat ik diens bijnaam aan hen te danken heb. De man zou nodig eens zijn haar aan de achterkant mogen kortwieken.
“Het Matje” is een vaste gast hier op het strand, iedere dag weeropnieuw op het einde van de middag. Daarna gaat, of liever ging hij, om een uur of 7 ’s avonds graag een glas bier drinken bij “Los Rosales IV”, een café bijna op de hoek van de Tomas Miller, vlakbij de Luis Morote. Helemaal op de hoek ligt daar winkeltje Super Persiaen aan de overkant het terras van snack bar La Columna en de ingang van Hotel Concorde. In het hotel hebben Eva, Jan Willem & Lux nog eens een nachtje geslapen, omdat het in mijn stukje straat te gehorig zou zijn. Dalí moest toen nog geboren worden.
En nou komt het: Los Rosales IV heeft zijn openingstijden drastisch veranderd. Was er eerder ’s avonds altijd volk in de zaak, o.a. om naar het voetbal op de TV te kijken, een hapje te eten of aan de bar te hangen (zoals Het Matje), de “nuevo horario” is van half 6 ’s ochtends – dat is vroeg! – tot 6 uur ’s avonds. Dus als ik er nu ’s avonds langs kom voor mijn rondje Las Canteras heen of terug, is het café gesloten. Het duurt dan soms even voordat de vaste barklanten hun nieuwe dagelijkse uitspanning elders gevonden hebben. Het Matje is nog zoekende.

Hoeveel muziek kunnen jullie in één brief aan? Het is zaterdagmorgen tijd om mijn laatste muziek van deze lange brief op te zetten. Ik kies voor Bill Frisell, een Amerikaanse jazzgitaar-muzikant, geboren in 1951. Van hem heb ik uit 2009 de Cd “Disfarmer”. Zal ik alle 26 nummers de revue laten passeren? Als jullie dat al te uitgebreid vinden, klik je maar een half A4-tje door. Hier komen ze:
01.Disfarmer theme
02.Lonely man
03.Lost night
04.Farmer
05.Focus
06.Peter Miller’sdiscovery
07.That’s alright, mama
08.Little girl
09.Little boy
10.No onegets in
11.Lovesick blues
12.I can’t help it (if I’m still in lovewithyou)
13.Shutter, Dream
14.Exposed
15.The wizard
16.Think
17.Drink
18.Play
19.I’m not a farmer
20.Small town
21.Arkansas Pt 1
22.Arkansas Pt 2
23.Arkansas Pt 3
24.Lost again, Dark
25.Natural light
26.Did youseehim?
Jullie willen alweer mooie nummers? Wat vind je van bijv. “That’s alright, mama” (met een l, een vroege hit van Elvis Presley), “Lovesick blues” (heb ik van Little Richard) en “I can’t help it (if I’m still in love with you)” (een liedje van Hank Williams)? En blijft de man ook niet mooi met bijv. “Disfarmer theme”, “Farmer” en “I am not a farmer“, om een de buurt van de Cd-titel te blijven? Bill Frisell, het kon wel een kind zijn van de beroemde jazzgitarist Django Reinhardt, die in de jaren vijftig furore maakte.

Er is een groot verschil tussen kerstavond en paasavond, in Nederland en hier nog meer. Op kerstavond, de avond vóór 25 december, komt hier overal de familie bij elkaar voor een gezamenlijke maaltijd. Vaak worden er dan ook cadeautjes aan elkaar gegeven. Eigenlijk is het een avond, waarop je niet alleen bent en ook niet met vrienden in het café zit. Opa en kleinkind horen dan eigenlijk aan dezelfde tafel plaats te nemen.
Hier in Las Palmas is het op paasavond, de avond vóór Pasen, hetzelfde weer als op kerstavond: ongeveer 20 graden, geen wind en de zon is net ondergegaan. Toch zie ik nu, ook later op de avond, allerlei mensen boodschappen doen, er wordt druk bank gezeten en groepen jongeren trekken er op uit. In Nederland is dat m.i. ook het geval. Als we ons al een beetje rustig houden op de avond van Goede Vrijdag, mogen de remmen op paaszaterdag weer helemaal los.

Op de zondagmorgen controleer ik allereerst of ik de zomertijd op mijn horloge en op mijn balkoninstrument van RS wel goed heb ingesteld. Het klopt als een bus: mijn laptop en mijn tablet geven correct en automatisch aan dat de tijd een uur later is in de zomerhelft. Pasen begint dit jaar kennelijk een uur later dan andere jaren.
Later op de ochtend doe ik een rondje rommelmarkt en haal water en brood bij de Spar – moet op zijn tijd gebeuren. Dan ga ik aan de keukentafel zitten om de “tótsje”. Met wie? “ Tótsje”, ik ga hier niet uitleggen wat het is, maar het lukt niet, als je in je uppie bent. Hooguit kan ik een hardgekookt ei tegen de tafel slaan in de ijdele hoop dat er een barst in de tafel ontstaat. Maar dan ben ik welgedoemd omhet grandioze onderspit te delven.
Ik beperk me daarom tot het maken van een overheerlijke paassalade. Die bestaat dit jaar uit vijf hardgekookte eieren, een blik corned beef (cornet bief, zou mijn moeder gezegd hebben) en een pot zilveruitjes. Er gaat nog een paar lepels mayonaise en mosterd doorheen om het geheel op de juiste smaak te brengen. Ik serveer er wat groente plus een stokbroodje bij en klaar is kees. Als nagerecht neem ik in plaats van een chocolade paashaas een halve liter chocoladepudding, wel Canarische, want die is veel chocoladiger dan het slappe aftreksel dat in Nederland in de schappen ligt.Helemaal in orde!

‘s Avonds op de boulevard kijk ik weer eens uit naar aparte opschriften op truien. Er komt een tiener voorbij, als ik op mijn bank zit, me op haar trui een baby en “You’re so fluffy”, wat zie je er donzig uit. Spaans is het niet, maar jullie moeten het er maar voor doen.

En dan: eindelijk is het maandagochtend. Ik word met de schrik in mijn lijf wakker om half 8, als ik moet plassen. Het is nog donker buiten en even later lig ik weer keurig onder mijn dekentje, “bajo mi mantita”. Het momentje dat je nog net niet wilt opstaan, eigenlijk nog een beetje in slaap bent, is mij best dierbaar. Als ik om even over 8 - het is dan wel licht – het balkon op ga, zie ik de eerste kinderen van de school naast mij alweer op straat ravotten. Tweede Paasdag, “dat gief ’t hei neet” en ze moeten zo meteen monter op school aantreden. Business is hier alweer as usual en wat mij betreft, is daar niks verkeerds aan.
Laat ik dan ook maar een punt aan mijn brief zuigen en jullie een prettige voortzetting van deze bijna laatste dag in maart wensen. A.s. vrijdag, 1 april, ga ik een weekend bij Noe op bezoek, maar daar horen jullie pas in mijn volgende brief over, die over een week, op 4 april verstuurd gaat worden. Voor nu: neem nog een paaskransje (bestaan die wel?) en dek de tafel met de restjes van wat je gisteren aan overdadig eten niet op kreeg. Maak ook eens een wandeling vanmiddag door het eerste groen om je heen. Ik ga er uit met een welgemeend “hasta luego” en tot ziens maar weer, jullie PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Wie veel vrije tijd heeft en tien dagen de tijd heeft, kan de nodige boeken uitlezen. Laat ik maar gewoon bij het eerste beginnen”: ”Medeplichtig” van Nicci French. Het jaar van verschijnen houden jullie te goed. Het bekende schrijversduo, van wie ik al eerder en vaker hier boeken besproken heb, situeert het deze keer, zoals meestal, in Londen.
Hoofdpersoon Bonnie Graham, muzieklerares, laat zich overhalen om enkele maanden later op een bruiloft op 12 september te gaan musiceren met een door haar geformeerd bluegrass bandje. In hoofdstukken die steeds “Ervoor” en “Erna” heten vertelt ze wat er in de zomermaanden gebeurt. Het nulpunt is de moord op een van haar leden van de band, Hayden Booth, begin september. We krijgen te horen wie er allemaal voor het bandje wordt opgetrommeld: haar ex-vriend Amos, haar collega lerares Sonia, min of meer beroepsmuzikant Hayden, haar wat slome vriend Neal, ex-leerling van haar Joakim en diens vader, advocaat Guy. Er wordt, in ieder geval aanvankelijk, gerepeteerd van jeugdvriendin Sally thuis. Na de moord wordt het lijk verdonkeremaand en in een waterspaarbekken gedumpt. De auto van Hayden verdwijnt naar een langparkeerplaats bij vliegveld Stansted, maar gaat terug naar de stad. Dan gaat de politie zich er uiteraard mee bemoeien. Wie heeft of hebben de moord gepleegd, een van de bandleden, iemand er omheen zoals echtgenoten of andere muzikanten of betreft het een of meer buitenstaanders? Dat lijkt me wel genoeg inhoud.
Het thrilllerduo Nicci French kan me steeds weer bij de les houden, ook met dit boek. Het duurt wel een hele tijd, voordat ik – en dan nog beperkt – het naadje van de kous te weten kom. Spannend is het goede woord om het boek te classificeren. De stijl is losjes en bevalt mij redelijk; het had voor mij wel allemaal ietsje minder vrouwelijk te hoeven worden opgeschreven. Alles verziend geef ik voor “Medeplichtig” een 8- als recensiecijfer.

Dit is een weblogbrief over een periode van 10 dagen, dus het worden de nodige boeken deze keer. Nummertje 2 is er een van Allan Folsom. Het heet ‘The Machiavelli covenant", maar ik heb het op mijn e-reader staan als ”Dag van de samenzwering” – zonder jaartal. De plaats van handeling is er meer dan één. Achtereenvolgens zit ik met mijn boek in Washington, Malta, Madrid, Barcelona, Montserrat en Aragón en ten slotte in Auschwitz, een hele reis dus.
Nicholas Martin wordt door een jeugdvriendin naar Washington gehaald. Ze ligt op sterven, terwijl heel onlangs haar man, congreslid Mike Parsons, en zoon nog bij een vliegtuigongeluk zijn omgekomen. Direct na haar dood pleegt haar huisarts nog eens zelfmoord, als die vragen er over krijgt van Marten. Wat is er loos? Marten krijgt extra informatie van een journalist over een hoorzitting over genocidale wapens. Hij gaat naar Malta, waar een Zuid-Afrikaanse dokter Merrimah Foxx, eerder voor een hearing in Washington, een woning heeft. Met andere Amerikanen blijkt Foxx de genocide van het Midden-Oosten te beramen. Die anderen komen uit de directe kringen van de president van de V.S., John Henry Harris. Het betreft een Verbond, bestaande uit adviseur van de president Jake Lowe, zijn veiligheidsadviseur James Marshall, chef-staf Tom Curran, predikant Rufus Beck, de ministers van Buitenlandse Zaken en die van Defensie, een generaal van de luchtmacht, een vriend van de president en ook de machtsbeluste vice-president Hamilton Rogers. Als de bondskanselier van Duitsland en de president van Frankrijk niet mee willen werken, moeten die maar geëlimineerd worden. President Harris vindt het plan helemaal niks en vraat bedenktijd. Dat was niet de bedoeling; dan moet hij zelf ook maar het loodje leggen.
Dus verdwijnt hij, als het gezelschap zich van Malta naar een hotel in Madrid verplaatst heeft. Met Nicholas Marten, zijn veiligheidsman Hap Daniels en enkele lokale figuren duikt hij onder en probeert vervolgens het Verbond de voet dwars te zetten. Dat blijkt overigens gelieerd te zijn aan een heksensekte, Aradia minor, met als kenmerk het symbool van Aldebaran: een kruis met ballen op de punten. Uiteindelijk komt het tot een confrontatie tussen de mensen van het Verbond en het kleine gezelschap van de president en Nicholas Marten, eerst in Montserrat in de buurt van Barcelona en daarna een nabij gelegen resort in Aragón, waar het “New World Institute” haar jaarlijkse vergadering houdt. Ten slotte verplaatst het verhaal zich naar Auschwitz, waar de president een toespraak houdt voor de Navo.
“De dag van de samenzwering” lijkt nogal op de diverse boeken van Dan Brown. Het begint al te mooi, maar gaandeweg – net als meestal bij Dan Brown – verzandt het in oeverloze achtervolgingen, waarbij de goeden steeds net op tijd de dans weten te ontspringen. Op het einde ben ik oprecht blij dat ik het uit heb. Spannend vind ik het dan helemaal niet meer, vooral ongeloofwaardig. Mijn recensiecijfer komt daarmee niet hoger uit dan een 6, vooruit 6+. Ik heb er nog een van Allan Folsom op mijn e-reader: “Dag der vergelding”. Daar zie ik mezelf vooralsnog niet aan beginnen.

Ik heb uiteraard nog een derde thriller voor jullie, alweer vanaf mijn e-reader. Hij is van Jens Lapidus, nummertje twee in een serie van drie. De Nederlandse naam is “Bloedlink” en het is uit 2008. Het boek is zo Zweeds, zelfs Stockholms, als het maar zijn kan, maar wel met een Arabisch tintje.
Er zijn drie hoofdpersonen die alle drie op hun manier denken dat Zweden naar zijn grootje gaat. Allereerst is er allochtoon Mahmud al-Askori, oorspronkelijk uit Irak. Hij wil voor zijn zus Jamila en vader opkomen en zit in een milieu van drugs en werkloosheid. Veel tijd brengt hij door in de sportschool, waar hij zichzelf oppompt tot een vechtmachine. Hij moet veel geld afbetalen aan een Turkse maffia club en als hem dat lukt, wordt hij een hulpje in de Servische onderwereld. Dan is er de ex-legionair Niklas Brogren, net terug van vele jaren strijd in Afganistan en Irak. Hij heeft gezien hoe zijn moeder vroeger bij herhaling in elkaar geslagen werd door haar vriend Claes Rantzell (Cederholm) en nu krijgt Niklas een bloedhekel aan iedereen die vrouwen wil vernederen. Met alles wat hij in zich heeft, wil hij de mannen te lijf gaan die vrouwen vernederen. Is hij het die als vergelding Rantzell vermoordt? Nummer3 is Thomas Andrén, een hoofdagent die van zijn huidige baan wordt afgehaald, nadat hij de dood van Rantzell heeft ontdekt en vervolgens een ex-bokser in een winkel (terecht) klappen verkoopt. Privé gaat hij vervolgens uitzoeken hoe het verhaal in elkaar steekt, samen met Martin Hägerström (die eerder bij Interne zaken van de politie zat).
Op de achtergrond speelt de moord op Olof Palme in 1986. Bij het proces tegen de vermoedelijke dader van die moord, Christer Pettersson, zou Claes Rantzell getuige zijn geweest. Mag ik het daarbij laten? Laat ik nog verklappen dat het einde zich op Oudejaarsavond afspeelt in het huis van een bekende zakenman die bij die moord op Palme betrokken zou zijn geweest en die nu voor zijn vrienden een feest met allerlei hoeren organiseert, met de Servische maffia als bewaking.
“Bloedlink” van Jens Lapidus is geen boek dat je in een dag uitleest. Er zijn 538 bladzijden door te spitten. Af en toe denk ik oprecht: nou moet ik het even wegleggen en aan iets anders beginnen, maar me bezig houden blijft het. Ik vind het best een spannend verhaal en het is heel leuk geschreven, nogal volks, maar waarom niet. De afwisseling per hoofdstuk wie van de drie hoofdpersonen aan de beurt is, Mahmud, Niklas of Thomas, bevalt mij evenzeer. Samengevat geef ik Jens Lapidus als recensiecijfer een volle 8 voor “Bloedlink”. Uiteraard ben ik voornemens om t.z.t. ook deel 3 van de trilogie, “Val dood”, te gaan doornemen. Daarvoor hoef ik niet naar de winkel; ook dat boek heb ik op mijn e-reader staan.

vrijdag 18 maart 2016

Weblogbrief 11.24, 18 maart 2016

Weblogbrief 11.24, 18 maart 2016

Queridos escuchadores (of is het oyentes), beste toehoorders, ik zit pas op drie dagen van mijn vorige brief en nu al kan ik niet zonder jullie. Hoewel! Vlak voordat ik afgelopen dinsdag de nieuwe faculteit verliet, werd me uitgelegd dat de gebouwen de hele komende week dicht zijn. Er komen dan geen studenten opdagen, dus besluit de decaan om dan maar de complete kont tegen de krib te gooien. Dat betekent voor mij dat ik er dan niet terecht kan om mijn brief aan jullie te versturen, zelfs niet op de dinsdag, als er bij mijn weten in Jeruzalem nog niet echt iets loos is. Het echte kruiswerk begint pas op de donderdagavond. Dus moet het nu maar. Daar gaan we, ik althans.

Muziek. Ik had hem gistermorgen al een keer opstaan: John Hiatt. Ik heb negentien studio-albums van de man, plus vier registraties van live optredens, maar ik mis er nog steeds een aantal. Zoek hem zelf maar eens op op allmusic of de Engelse wikipedia, daar staan ze allemaal keurig op een rijtje, te beginnen met “Hanging around the observatory” uit 1974, ruim veertig jaar terug, dat ik overigens nog steeds niet heb kunnen bemachtigen. Het laatste album dat ik wel van hem heb, is van 2014 en heet “Terms of my surrender”. Hier zijn de elf nummers:
01.Long time comin’
02.Faces of God
03.Marlene
04.Wind don’t have to hurry
05.Nobody knew his name
06.Baby’s gonna kick
07.Nothing I love
08.Terms of my surrender
09.Here to stay
10.Old people
11.Come back home
John Hiatt gaat kennelijk met zijn tijd mee; zijn “Terms of my surrender” staat geboekt onder Americana. Hij kan het nog steeds; nummers als “Long time comin’”, “Wind don’t have to hurry”, “Nobody new his name”, “Nothing I love” en “Come back home” doen mij “iets”. “Marlene” voeg ik nog aan mijn lijstje favorieten toe om Marleen uit Roermond een plezier te doen. Ik blijf hem volgen, John Hiatt, ook nu we de 65 gepasseerd zijn.

In het interview dat Observant, het blad van de Universiteit Maastricht, met me had, refereer ik aan een boek van Peter Gøtzsche uit 2012 over de maffiose praktijken van de farmaceutische industrie. Iedere geneeskundestudent en afgestudeerde zou dat boek moeten lezen, vind ik. Boven alles zou de psychiatrie zich moeten schamen, vindt Peter Gøtzsche, omdat de corruptie daar de ergste vorm zou hebben aangenomen. Hij kondigt in zijn klokkenluidersboek uit 2012 daarom een speciaal boek aan om de ellende in die branche boven tafel te krijgen.
Ik heb het eens opgezocht en het boek is intussen uitgekomen, eind 2015, bij de People’s press. Het ISBN nummer is 978-87-7159-623-6 en hoe heet het? “Deadly psychiatry and organized denial” is de titel en Gøtzsche trekt er in 378 bladzijden lang van leer tegen die rare tak van de geneeskunde. Ik ga me het boek zeker aanschaffen, als ik in Maastricht ben. Ik volsta hier en nu met één voorbeeld: legio mensen, ook in mijn eigen kring, zijn aan de antidepressiva en die pillen blijken, als je het vanzelf weer beter worden weglaat, niet of nauwelijks te werken (en waarom pas na meer dan een maand?). Placebo’s doen het bijna net zo goed. Alleen vind je dat in de wetenschappelijke literatuur helaas niet terug. Daarin staan bijna alleen de uitkomsten van (door de industrie gesponsord) onderzoek dat de antidepressiva wel heel nuttig werk zouden doen. En dan heb ik het nog niet over de bijwerkingen, o.a. de kans op suicide. Het is te gek voor woorden!

De cafés-restaurants aan de boulevard hier wisselen nog wel eens van eigenaar en soms ook van naam. Een zaak waar Natalia vroeger haar moeizaam verdiende geld bracht, heette “39”. ’s Morgens op les vertelde ze wel eens dat ze zich weer had laten verleiden om daar de nodige “chupitos” achterover te slaan. De zaak ging vorig jaar dicht, maar is nu weer open. De nieuwe naam is “La casa de la playa”; erg origineel kan ik de naam niet vinden. Op de luifel staat: “Comida, bebido y amigos, lo demás puede esperar”, eten, drinken, vrienden, wat kun je meer verwachten. Dat vind ik wel weer een aardig zinnetje.
Aan de andere kant van de Libanese zaak, die er wel nog steeds is, was het eerder op zaterdagmiddag laat altijd te doen. Pal voor de ingang waren dan steeds live optredens van pop- of bluesgroepen, jazzbandjes of iets dergelijks. Ook dat café is kastje wijlen. Nu is daar een (uiteraard Italiaanse) ijsjeszaak gevestigd, à la Venezia in de Wijcker Brugstraat vroeger, maar dan alleen om een ijsje, “gelato” in het Italiaans en “helado” in het Spaans, te kopen, zonder tafeltjes en stoelen. De precieze naam van de nering schiet me zo vlug niet te binnen.

Vorige week zag ik een aantal keren een affiche van Unicef, met prominent een afbeelding van een kind en het woord “FRÍA”. Ook die organisatie probeerde, in navolging van “Manos Unidas” een financieel graantje mee te pikken van de volksverhuizing en vluchtelingenkampen in het Nabije Oosten. Ik moest de affiche nog eens uitpluizen, maar kon hem nu niet meer vinden. “Fria”, dat is hier sowieso een verkeerd wordt vandaag de dag, want de zon schijnt hier blaren. Het voorjaar is intussen meer dan begonnen.
Als alternatief – ook niet helemaal koosjer – geef ik jullie een affiche van de gemeente hier: “AHORA CONTAMOS TODOS”, nu tellen we allemaal mee. Er staan in het groot vier halve gezichten op, tegen elkaar aan. Het bijbehorende verhaaltje is als volgt. “Jóvenes, mayores, niños, professionales, personas en riesgo de exclusion social… nadie se puede quedar atrás. Tu opinion, tus quejas o sugerencias son muy importantes. Hagamos juntos “toda una ciudad”. Participa.” Heeft een dergelijke oproep überhaupt enige zin, vraag ik mij in alle ernst af. Is mijn persoonlijke mening of de klachten (“quejas”) van iemand die zijn uitkering dreigt te verliezen (“en riesgo de exclusion social”) zodanig dat de gemeente er echt oog voor gaat hebben? Ik geloof er niet veel van.

Wat is een stofdoek in het Spaans? Ik wou Etel woensdagmorgen vertellen dat haar poetsdoeken na gedane arbeid in de wasmand konden. Wist ik het niet meer. Het Spaanse woord is “paño”, maar je mag ook “trapo” zeggen. Zelfs “tela” of “bayete” reken ik deze week goed. Stoffer en blik zijn “rescobilla e recogedor” en een bezem een “escoba”. Een stofzuiger, “aspirador”, heb ik hier niet, omdat mijn woning één grote roze tegelvloer is. Met een zwabber, “mopa”, kun je veel beter uit de voeten.

Jullie weten inmiddels hopelijk dat kont in het Spaans “culo” is. In het Nederlands ken ik een hele serie soms best aardige uitdrukkingen waarin het woord “kont” prominent voorkomt. Laat ik er eens een aantal opschrijven met daarbij de Spaanse vertaling.
Een houten kont is een “culo dolorido” en in zijn blote kont is “en pelotas” (pelotas zijn ballen, ook kloten). Je kunt je kont niet keren is hier “no se puede ni respirar”. De kont tegen de krib gooien is “ponerse burro” en iemand in zijn kont kruipen “lamerse el culo”. Op zijn kont liggen is in het Spaans “estar patas arribo”, op zijn kont vallen “caerse el culo” en op zijn luie kont zitten “con el culo pagado al asiente”. Ten slotte: geen rust in zijn kont hebben is “ser culo de mal asiento”.
Laat ik ook nog eens in mijn Spaans-Nederlandse woordenboek kijken bij “culo”. Dan blijkt dat er daar nog veel en veel meer zinnetjes met “culo” staan. De bekendste is misschien wel “que te den al culo”, in vertaling: krijg de pleuris. “Culo veo, culo quiero” is wat een ander heeft, moet ik ook hebben. “Perder el culo por” staat voor stapelgek op iemand zijn en “perder el culo” voor zich uitsloven. “El culo del mundo” is de rimboe, het einde van de wereld en “estar de culo en las goteras” is geen nagel hebben om je kont te krabben. Nog eentje? Een kontzak is een “bosillo de atrás”.
Billen zijn overigens “naigas” en wie liever achterste of derrière in plaats van kont zegt, kan zich bedienen met het Spaanse “trasero”.

Als het tegen april loopt, zo rond de Pasen, is het voor Trudie en mij altijd tijd om te gaan beslissen waar we begin september samen heen zullen gaan. Hier zijn wat plaatsen uit het verleden. Allereerst waren Malta en daarna Spanje, Portugal en Italië aan de beurt; meer recent voeg ik daar in Europa Kreta aan toe. Daarna werden het steeds reizen naar Aziatische landen, steeds als rondreis in gezelschap van anderen. Ik herinner me zo vlug nog onze uitstapjes naar Thailand (met uiteraard Bangkok), Indonesië (althans Sumatra, Java en Bali), Oost-China (met o.a. Shanghai en op mijn verjaardag de ondergrondse soldaatjes), Noord-India (met Varanasi aan de Ganges), Syrië (inclusief het toen nog prachtige Aleppo) en Jordanië (en een dagje Libanon), ook nog Myanmar (ofwel het voormalige Birma, met o.a. Rangoon en een plensregenbui op een rivier).
Ben ik daarmee compleet? Alleen naar het schitterende Iran met als hoogtepunt Isfahan wou Trudie niet mee, vanwege de daar verplichte gesluierde klederdracht voor vrouwen. Daar ben ik toen maar, in navolging van Harry & Greetje, eens drie weken alleen naar toe gegaan. In Europa ben ik solo ook nog eens op Sicilië, in Wenen en omgeving en in Oost-Duitsland (met o.a. Leipzig en Dresden) beland. Tussendoortjes met Trudie naar o.a. Boedapest en naar Oporto (met Rim en consorten) en naar Valencia en naar Krakow (met de universiteit) laat ik dan nog maar even voor wat ze zijn.
O ja, ik vergeet een paar plaatsen te noemen. We deden samen ook stukjes van Rusland (met Moskou en Sint Petersburg) en de Baltische staten (Litouwen, Letland, Estland, in die volgorde). Ik kan me ook nog een aparte reis met haar de andere kant op voor de geest halen. In Mexico zie ik me in Oaxaca nog op een terras en in het museum met haar en laat ik onze mooie reis een paar jaar terug naar Cuba niet vergeten. Havana, als jullie daar nog niet geweest zijn, dat zie ik als een misser van de eerste orde.
Beweer dus absoluut niet dat ik een huismus ben. Maar liefst 31+16 = 47 jaar geleden, in 1969, was ik met Wil in wat toen nog gewoon Joegoslavië heette. Nu is dat grote land opgesplitst in allerlei stukken. Ik vraag me serieus af of jullie de grenzen van Kroatië, Bosnië Herzegovina, Servië, Macedonië en Montenegro zo’n beetje kunnen aangeven. Hoe dan ook, Wil en ik zaten in 1969 aan de Kroatische kust, in plaatsen als Rijeka, Opatija, Zadar en Split. Ik herinner me ook nog dat we aan een meer met veel slangen belandden, en dat we in Zagreb in het huis van mensen mochten logeren, zelfs toen die elders waren. Ik heb er op de televisie nog de maanlanding gezien.
Op mijn reis met Wil sliepen we destijds meestal bij mensen thuis, steeds in de beste slaapkamer. ’s Ochtends zaten ze dan in het kamertje ernaast gereed, te wachten tot wij op waren. Dan moesten we steevast hun pruimenjenever, slivovitsj proeven. Als je je glaasje (te) snel ophad, kreeg je prompt een nieuw voorgezet. Ik ga ervan uit dat ik met Trudie in september ook de slivovitsj en soortgelijke jenevers moet gaan uitproberen. Van Miep heb ik nog eens een fles gehad; wat daarvan nog over is, kan wellicht als opwarmertje dienen.
In Dubrovnik, dat veel zuidelijker aan de Adriatische Zee ligt, maar wel bij Kroatië hoort, ben ik in 1969 niet geweest. En evenmin was ik in diverse andere grote steden zoals Belgrado (Beograd), Sarajevo, Skopje en de Kosovo regio. Trudie gaat, als ik het wel heb, met de Paasdagen in Maastricht uitzoeken of een van de organisaties voor rondreizen, bijv. die van de ANWB, er een heeft die naar voormalig Joegoslavië gaat. Als het haar lukt om een interessante te vinden, moeten we begin september samen aan geloven.

Zal ik ook maar een muziekje opzetten dat bij de Oost-Europese contreien hoort? Ik heb zegge en schrijve één enkele Cd (gekopieerd) met Balkan muziek op mijn externe schijf. Hij staat geboekt als “The rough guide to the music of the Balkans”, zonder jaartal. Hier zijn de tien nummers met bijbehorende artiesten, netjes overgepend:
01.Djeli mara
Saban Bajramovic feat. Mostar S (Servië)
02.Pet je kumi
Cinkusi (Kroatië)
03.Asfalt tango
Fanfare Ciocarlia (Roemenië)
04.U lijepom starom gradu visegra
Mostar Sevdah Reunion (Bosnië Herzegovina?)
05.Nesatova sa sa
Maleshevski Melos (Macedonië)
06.Chaje shukarija
Esma Redzepova (Macedonië)
07.Disko dzummbus
Boban Markovic Orchestar (Servië)
08.Hora de la bolintin
Toni Iordache (Roemenië)
09.Karafili edhe zamaki
Gonda Manakovska (Kosovo)
10.Belmont
Yuri Yunakov (Bulgarije)
Joegoslavisch of hoe de taal van al die nieuwe landen mag heten, het is behelpen. Als ik de twee Roemeense en het Bulgaarse nummer weglaat, kom ik uit op een zevental ongetwijfelde klassiekers uit het Joego-gebied. Echt geweldig kan ik ze niet vinden - ik ga hier ook geen uitschieters noemen - maar toch: wat heeft het wel. We moeten het er maar voor doen.

Je moet wat, als je binnen drie dagen een nieuwe brief moet vullen, dus ga ik gisteren, op de donderdagmiddag nog maar eens te voet naar Triana. Ik neem deze keer de route eerst langs El Corte Inglés en daarna voorbij het park boven langs. Vlak voor het park, parque Doramas, zie ik tot min schrik dat de grote verfwinkel verdwenen is. Het zoveelste slachtoffer van de crisis? Daar houdt nu de “Christian Life International Church” haar gebedsdiensten. Ik vraag me af welke al dan niet malafide club daar achter steekt. Hoe dan ook, hun missen zijn wel multi-cultureel, in twee talen.
Dan blijkt dat ik me heb vergist. Er zal een andere winkel gesneuveld zijn. Immers, de nering die echt alles van verf en aanverwante zaken weet, “pinturas”, i er nog steeds, ietsje verder op. Je kunt er verf in wel honderd verschillende kleuren krijgen, en als jouw favoriete kleur er toch niet bij mocht zitten, worden de verven als het moet ter plekke voor je gemengd, “servicio de color al instante”.
Ietsje dichter bij mijn favoriete vijver is het muisje stil op het pleintje met “Museo Nestor” en de “Bodegón”. Bij winkelgalerijtje Fataga staat in de zijmuur het Mariabeeld met het Kindeke Jezus te pronken. Het heeft meer van een kerststukje dan van een paasmotief.
Even vóór 5 ga ik op een bank zitten lezen bij de vijver met de vele goudvissen van reuze formaat. Zijn het karpers? Maar ze zijn wel nogal eens goudkleurig of in ieder geval er tegenaan. Om 5 uur precies begint de fontein te spuiten en zet de grote waterval zich in beweging. Even later komen ook de drie stroompjes omlaag aan de beurt. Het geeft enige herrie, maar leuk blijft het. Zou bij de “Vief Köp” in het park in Maastricht ook een tijdklok actief zijn?
Om half 7 sta ik bij de platenzaak 33Revoluciones, waar nog echte Lp’s verkocht worden, tussen de Cd’s bij de ingang te grasduinen. Het blijft in die winkel behelpen: een rotzooitje is het eigenlijk. Voor in totaal vijf euro word ik de trotse eigenaar van twee Cd’s van Pablo Milanés die ik nog niet heb (“Antología” en “PM canta boleros en tropicana”) en een Cd van Charles Aznavour, waarop hij – althans op de foto – nog echt jong uitziet, met een flinke bos haar. T.z.t. zal ik jullie er wel eens mee lastig vallen.
In de calle Triana bekijk ik vanaf mijn bank het gebeuren bij McCarthy’s. De bedienende dames hebben vandaag een groen truitje aan (met Mulligan’s erop, moet dat niet Guinness zijn?) en ze hebben bovendien een beetje schmink op, “maquillaje”. En dan begrijp ik het. Vandaag 17 maart is het St. Patrick’s Day! In de kleine etalage bij de ingang liggen ter onderstreping diverse stoffen hoeden met klaverblaadjes, ook allemaal in het groen, de kleur van Ierland. Ik neem maar aan dat vanavond Dublin in de olie is.
Aan de overkant van McCarthy’s ligt “Perfumerías Dalía” (in het meervoud). Daar wordt druk geadverteerd voor vaderdag. Bij de ingang is het: “Papá, molas un montón”, papa, je bent uit de kunst. En direct voorbij de ingang is het van hetzelfde laken een pak: “Tu mereces un regalo molón”, je verdient een te gek cadeautje. Dat kun je uiteraard bij Dalía in alle maten en soorten kopen, schat ik zo in. Het wordt tijd dat ik weer eens huiswaarts ga.

Daarmee kom ik, op vrijdagmorgen, op het einde van mijn brief. Laat ik nog iets zeggen over Josef, “José”, de man die ruim 2000 jaar zijn brood verdiende als timmerman en geboekt staat als de voedstervader van de Here Jezus. Op 19 maart, morgen dus, is hij voor de zoveelste keer jarig, In Sittard weten ze nog wel wie Sint Joep is; daar is het morgen te doen, op de Sint Joepmarkt en in de “kaffees”. Maar gelooft er echt iemand van jullie dat de vader van Jezus niemand minder dan de Heilige Geest was? Daarbij, voedstervader, wie bedenkt het woord? Volgens mijn woordenboek is een voedster een vrouw die een kind van een ander zoogt. Voorwaar, dat is andere koek! “en verdad, eso ya es otra cosa”.

Ik hoop dat jullie erin de “Gooi Week” geen troep van maken. Uit een e-mail van Trudie begrijp ik dat, terwijl ik hier op de late vrijdagmiddag mijn tijd verbijt, sorry verbeid, zij bij de Poort aan een alcoholisch gelag begint. In haar gezelschap zouden vanavond Nellie, Rocky, René, Maddie, Toussaint, Tonnie, Ellen en zelfs Jacques verkeren. De laatste moet wel een beetje fit blijven, omdat hem morgen in zijn geboortestad nog een en ander te wachten staat.
Ik zie jullie weer, althans per internetbrief, over anderhalve week, als de universiteit eindelijk weer bereid is om mij toe te laten. Voorlopig word ik verondersteld een poosje “thuis te werken”. Het ga jullie goed en tot ziens op Paasmaandag, hasta luego en luenes de Pascua, PaulK.

BOEKBIJLAGE

Op mijn e-reader heb ik diverse boeken staan, vooral thrillers van bekende schrijvers, maar ook een paar andere boeken om uit te proberen. Hier is er zo een: “Eldvitmet”, “Getuige” in vertaling, van Lars Kepler. Het is van 2011. Veel in het verhaal speelt zich af in de buurt van Sundsvall, 450 km noordelijker dan Stockholm aan de oostkust.
In een klein internaat voor moeilijk opvoedbare meisjes, Birgittagården, worden Miranda en begeleidster Elisabet Grim vermoord, de tiener met een steen en de volwassene met een hamer. Elisabet’s man en collega Daniel, andere medewerkers en de overgebleven pupillen staan voor een raadsel. Commissaris Olle Gunnarsson beslist al te snel dat Vicky Bennet de dader moet zijn. Dat meisje is er de nacht van de moorden tussenuit gegaan en zou op haar vlucht ook nog een vierjarig jongetje, Dante, gekidnapt hebben. Later beslist dezelfde Gunnarsson, samen met officier van justitie Susanne Öst, dat Vicky en Dante intussen verdronken zijn. “Waarnemer rijksrecherche” - hij is geschorst – en hoofdpersoon in dit boek commissaris Joona Linna is dan wel nog uitgebreid met zijn zoektocht bezig om Vicky en Dante op te sporen. Daarbij krijgt hij o.a. hulp van een spiritiste, Flora Hansen. Komen ze terecht? En wordt de dader in zijn kraag gegrepen?
Overigens komt de “Getuige” in het boek pas op bladzijde 459 aan bod, rijkelijk laat. Opvallend vind ik ook dat het boek van 561 bladzijden maar liefst 195 hoofdstukken telt, een per drie bladzijden. Zelfs midden in een gesprek begint ineens een nieuw hoofdstuk; dat is mij echt te veel van het goede. Bijzonder is trouwens dat nogal wat gesprekken op het werk en bij mensen thuis aan de keukentafel plaatsvinden, met koffie met koekjes, vooruit maar.
“Getuige” mag er als boek best zijn, is mijn mening, maar Lars Kepler smeert het wel uit. De laatste ongeveer 50 bladzijden (over een andere moordenaar en Joona Linna’s vrouw en kind) hadden bovendien voor mij best weggelaten mogen worden. Alles wikkend en wegend kom ik voor “Getuige” tot een magere 7 als recensiecijfer: aardig, maar niet echt goed. Voorlopig houd ik daarom de andere thrillers van Lars Kepler even voor gezien.

dinsdag 15 maart 2016

Weblogbrief 11.23, 15 maart 2016

Weblogbrief 11.23, 15 maart 2016

Querid@s ti@s,beste mensen, hier ben ik weer met mijn volgende brief, de 23ste wel te verstaan. Hebben jullie het voorjaar al in de kop? Of is het nog steeds behelpen met de nadagen van de winter? Hier gaat het leven zijn gangetje, hoewel. Het afgelopen weekeinde heb ik mijn neef Marc op bezoek gehad met zijn vriend René, Dat is me niet in de koude kleren gaan zitten. Maar hun bezoek is pas vanaf vrijdagavond en daarvóór had ik nog twee volle dagen rust te gaan.

Laat ik beginnen met jullie te vertellen dat ik nog steeds niet op de nieuwe stek van de afdeling hier geweest ben. Bus 12 zette me woensdagmiddag keurig af bij het complex met het nieuwe faculteitsgebouw en vanaf de bushalte was het een kippeneindje, meer niet. Ik ging het grote gebouw tegenover de aulario en de kantine binnen op zoek naar de afdeling. Iemand bij de ingang vertelde me dat Lluis op de eerste etage was, bij de laboratoria. Daar kon ik hem echter niet ontdekken, zowel niet in het noordelijke als in het zuidelijke gedeelte. Louw loene. Vaag stond mij bij dat de afdeling op de derde etage gehuisvest zou worden, dus ging ik daar maar eens heen. Echter, ook daar liep ik door twee lange gangen met allerlei kamers, maar zonder succes. Trouwens, nergens hing enige aankondiging over wie waar zat of zou komen te zitten.
Dus ben ik maar monter teruggegaan naar het kantinegebouw, waar ik op de eerste etage in alle rust mijn weblogbrief kon versturen, Trudie’s ING-rekening kon verrijken met 90 euro die ze nog van mij tegoed had. Daarna waren mijn mailtjes aan de beurt. Er ging ook een mailtje naar Lluis en Cristina, waarin ik hen vroeg om nadere inlichtingen waar ik zijn moest.
Toen ik een twee uur later helemaal klaar was met mijn besognes in de computerruimte voor de studenten op een hoog, hadden ze geen van beidennog geantwoord. Goede raad is dan duur, dus liep ik nog maar eens naar de kantine. Daar zat ik buiten op een Coca Cola stoel voor me uit te mijmeren, toen ineens Jorge voorbijkwam.Het was voorwaar de eerste keer dat ik hem deze winter tegen het lijf liep. Ik had eerder die middag bij hem kunnen aankloppen, maar dat leek me persoonlijk geen goed idee. Hij was op weg naar een vergadering met de decaan, een dame van oorspronkelijk biochemie, die ik vorig jaar eens een handje heb mogen geven. Jorge was erg aardig voor me, eerlijk is eerlijk, en hij vertelde me dat de afdeling van Lluis niet op de eerste of derde etage zat, maar op de tweede, aan de zuidkant. En weg was hij weer, want een decaan laat je niet wachten. Ik zie mezelf nog niet zo omgaan met Albert Scherpbier in het Maastrichtse.

Zou ik, om half 5, nog eens naar het gebouw lopen om te kijken hoe welkom ik was? Nee dus, dat kon wachten. Neem van me aan dat ik er deze week wel zeker heenga. Even goed, “’t is miech get!” Lluis had me natuurlijk, veel eerder al, een mailtje of SMS-je moeten sturen met nadere informatie en ook waar ik zou komen te zitten. Als ik in het gebouw was, had hij me ook al mijn sleutel(s) moeten geven plus ter plekke een schouderklopje om me een gevoel van erbij horen te geven.

Terug in bus 12 kwam ik nog weer eens langs de vier gebouwen van justitie. Daar tegenover is al jaren, denk ik, een plat gebouw dat ik ken als “Cristo de la salud”. Is het een laatste overblijfsel van wat ooit een katholieke gezondheidspoli geweest moet zijn? Ik heb geen idee. Als ik iemand van de afdeling van Lluis zie, zal ik het eens vragen. “Cristo de la salud”, daar zou ik mijn geld niet snel heenbrengen.

Als ik Lluis mag geloven , is hij vandaag de dag een groot voorstander ervan dat we veel meer gaan drinken, vooral gewoon kraanwater. Toen ik hem eens uitlegde dat hij dat eerst zou moeten bewijzen voordat ik er enige waarde aan zou hechten, kwam hij zo waar op de proppen met het onderzoek van Marc Spicht van Huisartsgeneeskunde in Maastricht, waaraan ik (zei de gek) destijds nog een kleine bijdrage heb geleverd. Toen ik hem uitlegde dat Marc’s onderzoek naar het nut van veel water drinken bij mannen met plasklachten een voorbeeld was van onderzoek waar niks uitkwam, wuifde (woof?) hij mijn bezwaar van de hand. Wat is er op tegen om niet een aantal keren per dag een glas water te drinken, bleef en blijft zijn verhaal.
In de hal van het kantinegebouw in de nieuwe faculteit hangt een affiche – ik neem maar aan, niet van Lluis – met als kop: ¿Por qué beber agua? Waarom moeten we (meer) water drinken? Er worden zeven redenen opgesomd:
Piel más sana, limpia y sin arrugas
Baja de peso
Eliminas el apetito
Mejoras el rendimiento fïsico
Funciona como “anti-acné”
Te mantiene despierto y lúcido
Te regula la temperatura corporal
Ga er maar eens aanstaan!Waarom zou ik een schonere huid krijgen, als ik iedere dag een extra liter (blauwe) spa wegwerk? Heb ik inderdaad minder eetlust en sterker nog, val ik ook nog af, als ik geregeld mijn hoofd onder de kraan houd? Enzovoorts. Ik geloof er echt geen ene iota van. Als ik Lluis eindelijk weer eens tegenkom, ga ik hem dringend vragen om het affiche hoe dan ook weg te halen.
Meer algemeen: dat gedoe met allerlei eetadviezen die steeds weer veranderen en nergens toe leiden, het moet maar eens afgelopen zijn. Ik ben bereid om een uitzondering te maken voor het mediterrane dieet, mits in een nieuw groot onderzoek (in Nederland? In Engeland?) hetzelfde gunstige effect op het hartvaatstelsel wordt gevonden. Vooralsnog houd ik vol dat het soort eten en drinken dat we tot ons nemen, niks met gezondheid en ziekte van doen heeft.

Muziek! Ik neem jullie mee terug naar het overlijden van J. J.Cale, een monument als het om rock ‘n’ roll muzikanten gaat. Als ik enkele live optredens meetel, heb ik meer dan twintig Cd’s van de man, nog even los van bijv. zijn rol in groepen zoals Velvet Underground. Eric Clapton, uit 1945, bracht een posthume ode aan hem in 2014, onder de titel: “The breeze”, met als ondertitel “An appreciation of J.J.Cale”. Daarop staan drie nummers die hij solo deed en nog eens dertien samen met anderen. Hier zijn ze:
01.Call me the breeze
Eric Clapton (EC)
02.Rock androll record
EC & Tom Petty
03.Someday
EC & Mark Knopfler
04.Lies
EC & John Mayer
05.Sensitive kind
EC & Don White
06.Cajon moon
Eric Clapton
07.Magnolia
EC & John Mayer
08.I got the same old blues
EC & Tom Petty
09.Songbird
EC & Willie Nelson
10.Since yoysaid goodbye
Eric Clapton
11.I’ll bethere (ifyoueverwantme)
EC & Don White
12.The old man and me
EC & Tom Petty
13.Train tonowhere
EC & Mark Knopfler & Don White 14.Starbound
EC & Willie Nelson
15.Don’t wait
EC & John Mayer
16.Crying eyes
EC & Christine Lakeland
Het enige probleempje dat ik bij deze Cd heb, is dat de nummers nogal eens onaf eindigen; het is vaak meer ”fade out” op het einde dan dat men afsluit met een punt. Verder vind ik het allemaal vooral heel erg mooi. Kun je bij een album als dit nog bepaalde nummers extra gaan honoreren? Ik vind dat maar moeilijk. Daarbij weet ik nog steeds niet wie Don White en Christine Lakeland zijn; ik ga ze wel opzoeken op allmusic. John Mayer is me eveneens nog een raadsel, maar van hem heb ik wel twee Cd’s. De twee liedjes van EC met Willie Nelson vind ik – helaas – wat minder en wat zal ik eens vinden van de liedjes die Eric Clapton samen doet met Mark Knopfler en met Tom Petty? Heel mooi, toch? En dan heb ik het nog niet over de drie solo nummers, die echt uit de kunst zijn.
Een mens moet keuzes maken en in dit geval ook nog met van alles wat. Hier zijn mijn favorieten: “Call me the breeze”, “Someday”, “Lies”, “Senstive hand”, “I got the same old blues” en “Train to nowhere”. Maar dan sla ik bijv. zo maar “Since you said goodbye” over, waarop Eric Clapton zijn gitaar echt toeren laat maken. Ik neem aan dat J.J.Cale zich in zijn graf in positieve zin heeft omgedraaid (als hij niet gecremeerd is), toen hem deze ode twee jaar terug bereikte.

Op de terugweg van de universiteit rijd ik door naar het “castillo de la luz”. Daar zit ik heerlijk te lezen op een van de drie banken bij het terras naast de speeltuin. Dan komen er twee vrouwen naast me zitten die in een geanimeerd gesprek raken. Dat is uiteraard geen enkel probleem, maar vervolgens blijkt er eentje te beschikken over een dochtertje van een jaar of 8 à 9, dat echt de zeurderigheid zelve is. Die is niet bezig om haar moeder eventjes vervelen, maar blijft in de weer om ons het leven zo zuur mogelijk te maken. Ik weet niet hoe snel ik naar een andere bank bij het terras moet verhuizen.
Als het 7 uur is, nok ik af naar het bibliotheekje vlakbij het luchtkasteel. Daar lees ik in Canarias7 over een vakantiebeurs in Berlijn, waar de toeristenindustrie van de Canarische eilanden kennelijk uiterst actief is. Het afgelopen jaar waren hier bijna twaalf miljoen toeristen op de Canarische eilanden met als topTenerife (4,2 miljoen) en Gran Canaria (3,2 miljoen), maar ook Lanzarote (2,3 miljoen) en Fuerteventura (1,9 miljoen) pikten hun miljoenengraantje mee. En nou komt, wat ik al vermoedde: als je alleen naar de Duitsers kijkt, wint Gran Canaria het met 0,9 miljoen ten opzichte van 0,8 op Tenerife. Mijn idee is dat aan de andere kant de Engelsen meer ophebben met Tenerife.Als ik van de toeristenindustrie van Gran Canaria was, zou ik proberen in de Engelse contreien meer klanten te gaan winnen en daarnaast uiteraard met name Playa del Inglés eindelijk eens te gaan oppoetsen.

In de avond en nacht van donderdag op vrijdag wordt mijn rust drie keer echt verstoord. Op Santa Catalina is een keer per jaar iets verkeerds met auto’s, een soort van autorace? Laat die nou net hetafgelopen weekeinde zijn. Van eerdere jaren weet ik dat ik me op donderdagavond en zaterdagavond tot half 11 of zo beter niet op mijn balkon kan ophouden. Verder op aan het plein is een sportautofanaat dan de hele tijd bezig om opgevoerde auto’s op te peppen om extra gas te geven, door een megafoon wel te verstaan. Op de donderdagavond zit ik op mijn balkon te lezen, maar kan er om 10 uur niet meer tegen. Dan besluit ik om maar eens voortijdig naar bed te gaan.
Om even over half 3 word ik met schrik wakker. Natuurlijk, misschien moet ik maar eens gaan plassen, maar dat is niet de hoofdreden dat ik wakker word. Verder op in mijn straat staat een oudere man tegen een flat te roepen. Ik ken hem, het is een habitué. In de flat ergens woont een vrouw die hem ooit kwaad schijnt te hebben gedaan; ze heeft geloof ik nu zelfs een andere vrijer. Sindsdien kan de straatroeper het kennelijk niet laten om haar uit haar slaap te halen, minstens een keer per week. Ongetwijfeld zal hem al een straatverbod zijn opgelegd, maar daar maalt hij niet om. Hij gaat steeds door met haar en de halve straat lastig te vallen, tot de politie hem afvoert. Ik heb hier al eens gezegd dat ik een goede slaper ben, maar deze keer blijf ik wakker tot hij na een stief kwartiertje weer van het toneel verdwenen is.
Nog ben ik niet klaar met dit verhaaltje. Om 7 uur is een man aanhoudend en keihard op de deur aan het slaan bij “El escudo”, het nachtcafé bij mij tegenover. Hij wil er per se in en laat zich niet zo maar door de uitsmijter opzij zetten, die hem kennelijk heeft buitengesloten. Het bonken en schelden gaar maar door en daarvan word ik, na nog enig gedoezel, echt klaarwakker. Na negen uur nachtrust is dat trouwens zo raar nog niet. Niet later dan al om half 8 sta ik op, ga plassen, neem mijn pillen en loop dan de keuken in om een pot koffie te zetten.

Op het einde van de middag heb ik mijn telefoons opgeladen en wil ik net naar beneden gaan om op Santa Catalina te kijken of Marc & René er al aankomen, als ze al in mijn straat blijken te staan. “Pablo”, wordt er naar mijn flat geroepen en ik hoef alleen maar naar beneden te komen om ze als mannen onder elkaar te verwelkomen. We nemen gedrieën plaats bij Carlos op het terras en bestellen onze eerste halve liters, “jarras”. Het over en weer uitvragen kan beginnen.
Marc is afgelopen woensdag, twee dagen terug, M.B.A. geworden, master of business administration, en hij moet natuurlijk vertellen of hij zich nu meer geleerde voelt. Hij wil dat graag voor mij beamen, zelfs ook dat hij er best wat aan gehad heeft om een oeverloos lang verhaal over RS, zijn werkgever, op papier te zetten. Enige hoofdbrekens, een semidepressie in Marc’s woorden, heeft het hem wel gekost. Ik word omstandig bevraagd over mijn interview met Observant en of ik daar nog veel reacties op heb gehad. Nauwelijks dus, helaas. Teveel leken weten dat de onderzoekswereld steeds meer een fabriek is geworden die van leugens en halve waarheden in elkaar steekt. René, afgestudeerd in Leuven in het sportmanagement, mag uiteraard ook zijn zegje doen. Hij werkt nu in het Belgische Maasmechelen voor een grote sportwinkel, Decathlon. Daar moet ik deze zomer met Trudie maar eens een kijkje gaan nemen.
De tweede rij “jarras” is al veel eerder op tafel gezet, samen met kaas en rauwe ham. Doen we nog een derde, jongens? Ja, en daar komt Carlos zelf alweer met nieuw geel vocht. Om 9 uur gaan we naar boven voor mijn pittige groentesoep: prei, uien, paprika, selderij, allemaal van het eiland, met daarbij tomatenprut, knoflookpoeder en peper, niet te veel. Ik heb een groot blik sardines toegevoegd voor de extra eiwitten. De vissoep blijkt – Ton en Trudie zullen hun oren niet willen geloven – een doorslaand succes te zijn, zowel bij Marc en René. We sluiten de maaltijd tevreden af met yoghurtjes van Kalise om daarna te gaan keuvelen op mijn balkon. Met zijn drieën passen we er net op, op de twee stoelen en René op het krukje. Vervolgens om bijna 11 uur gaat de jeugd nog even de buurt onveilig maken, terwijl ik mag gaan slapen.

Zaterdagmorgen ben ik om half 8 op, maar de zijkamer is nog in alle rust. Ik ga plassen, zet koffie, neem vervolgens mijn pillen en plaats op het balkon. Snel er na ben ik verdiept in mijn tweede boek. Om half 10 ga ik naar de “grote WC” en daarna onder de douche. Nog steeds is het rustig in huis, maar dan, om 10 uur, hoor ik ineens leven. Vlak er na staat Marc onder de douche, om vervolgens naar de Spar te lopen voor vers brood en aanvullend beleg. Intussen is ook René van de partij en die gaat gedoucht en wel bij mij op et balkon zitten. Als Marc terug is, is het brunchtijd. Het heeft wel wat, met twee van die jonge gasten aan de keukentafel te zitten. Echt van alles moet er aan geloven, naast het lekkere brood, koffie, twee soorten sap (perzik, kokosnoot met ananas) en Firgas spa. Weggewerkt worden als beleg: eieren met spek, Hollandse kaas, pata asada (varkenspoot) en chorizo de Pamplona. Als noodzakelijke groente zet ik komkommer en pepers op tafel. Er gaat maar heel weinig overgebleven spul de ijskast weer in.
Ik mag de afwas in mijn eentje doen, terwijl zij de boulevard gaan bemonsteren. Om half 5 heb ik daar ergens met ze afgesproken. Dan zal er wel weer bier op het menu staan.

Eerder kondigde ik John Mayer (niet Mayall) al een beetje bij jullie aan. Deze Amerikaan is een generatie jonger dan Eric Clapton, net als Eva geboren in 1977. Ik heb twee Cd’s van hem: “Room for squares” uit 2001 en “Battle studies” uit 2009. Ik leg bij dezen de laatste, “Battle studies”, op mijn draaitafel. Is die beter dan “Room for squares”, met o.a. “Your body is a wonderland”. “3X5” en “Great indoors”? Hier zijn de twaalf nummers van “Battle studies”
: 01.Heartbreak warfare
02.All we ever do is say goodbye
03.Half of myheart
04.Who says
05.Perfectly lonely
06.Assassin
07.Crossroads
08.War of my life
09.Edge of desire
10.Do youknow me
11.Friends, lovers or nothing
12.I’m on fire (inderdaad, van Springsteen)
(Ook) de Cd “Battle studies” vind ik een heel goeie, daar moge geen misverstand over zijn. Vinden jullie “Heartbreak warfare”, “All we ever do is say goodbye”, Perfectly lonely” en “War of my life” net zo mooi als ik? En buitenbeentje “Who says”, het blijft iets aparts hebben. Het beste nummer op de plaat vind ik “Edge of desire”. Met liedjes als dat maak je als muzikant bij mij echt grote sier.

Hier is mijn vervolg op mijn escapades met Marc & René. Om half 5 op de zaterdagmiddag lopen we op mijn verzoek naar het “castillo de la luz”, het luchtkasteel, zeggen tegen de onmiskenbare homo-ober “buenas tardes”, en even later nemen we een eerste slok van ons bier. Onze gesprekken over en weer gaan gewoon door waar ze eerder die morgen geëindigd zijn. Bij de tweede halve liters komen er ook “manices” op tafel, Canarisch voor “olieneutjes”, voor wie in beide dialecten thuis is.
Om 7 uur wordt er opgebroken en nog enig aanvullend proviand ingeslagen bij de Superdino bij de “mercado del puerto”, havenmarkt. Daarna gaan de boys zich omkleden: René hijst zich in een lange broek, terwijl Marc zich van zijn slippers ontdoet. Als ze weer bij de les zijn, mogen we naar Chinees restaurant Hong Kong op het einde van mijn straat. Daar wordt uitgebreid gewokt en gewogen, zoveel is zeker. Dan mag ik huiswaarts, terwijl het duo nog best een uurtje of zo van de zaterdagavond wil genieten. Op vrijdagavond zaten ze in disco Déjà Vu, waar ze nu heen gaan, mag ik morgenvroeg vernemen.
Marc vertelt me op zondagmorgen om half 11, als hij net uit zijn bed is, dat het disco Bahia is geworden, onder hotel Cristina. Bahia staat voor baai, zoals in “bahia de cochinos”, varkensbaai (op Cuba). In de disco wordt het na 12 uur steeds drukker en gezelliger. Als entree moet je zes euro betalen, maar dan krijg je wel een drankje naar keuze. Dat wordt in het geval van Marc en René een groot glas gin-tonic. Op één been kun je niet lopen en dat wordt dus hun drank van de nacht. Pas om 5 uur is het hun tijd om op te breken en in mijn flat een tukje te doen.

Op de trap van mijn flatgebouw, in alle laatte (?) of is het al vroegte, sprint een kakkerlak weg voor de twee feestvierders. Hij of zij is een centimeter of 5 lang. Wat doe je dan als favoriete neef? Marc zet er zijn complete schoen op. Zo’n “cuca” kan best wat hebben, maar van beton is het beest niet. Het zijgt door zijn kromme poten en verdwijnt naar het nirwana.
Blijft de vraag of het nadelen heeft dat je een kakkerlak letterlijk met de grond gelijk maakt. Het verhaal gaat dat er - als het om een zwanger vrouwtje gaat – eitjes onder je schoenzool blijven plakken. Later komen die uit en aldus zou je zelfs een plaag van kakkerlakken in je huis kunnen krijgen. Ik geloof daar overigens helemaal niets van. Voor mij kan het bij de broodje aap verhalen, die nou eenmaal onuitroeibaar zijn. Mocht er weer eens een kakkerlak opduiken beneden in de hal, op mijn trap en zeker in mijn woning, dan help ik hem stante pede naar de filistijnen.

Ik heb mijn tweede boek net uit, als Marc zich op de late zondagmorgen gaat soigneren. Hij heeft best een rode kleur in zijn gezicht en op zijn armen gekregen en dus mag hij ook insmeren met zonnebandcrème. Dan stuurt hij zichzelf om 12 uur op pad om alweer vers brood te bemachtigen. René is intussen ook net weer onder de levenden. Om half 1 is ook die helemaal bij de les en kunnen we aan tafel.Er wordt wederom voedzaam ingenomen, voordat de jeugd zich naar de boulevard mag verplaatsen. Net als zaterdagmiddag wordt het eieren met spek en chorizo, maar nu ook Canarische kaas en gekookte ham. Ik spreek met ze af om eerst om 5 uur wat te gaan eten en daarna, om half 8 lokale tijd, op een terras naar UD Las Palmas tegen Real Madrid te gaan kijken.

Tussendoor maak ik van de mogelijkheid thuis gebruik om nog een nieuwe plaat op te zetten. Mag het iets Afrikaans zijn? Weten jullie nog wie “mama Afrika” was. Haar officiële naam is, of eigenlijk was Miriam Makeba, een Zuid-Afrikaanse zangeres en activiste, geboren in Johannesburg in 1932. Ze was zo’n dwarsligger tegenover het blanke bewind dat ze in 1959 maar het beste naar Europa kon vluchten. Ze overleed op 76-jarige leeftijd in Italië.
In 1972 had Miriam Makebaeen wereldhit met het nummer “Pata, pata”. Er verscheen in dat jaar ook een gelijknamige Lp van haar, die veel later, in 1998, als Cd werd uitgebracht: “Pata, pata”. Hier zijn de twaalf nummers:
01.Pata,pata
02.Ha po zamani
03.What is love
04.Maria Fulo
05.Yetentu tizaleny
06.Click songnumber 1
07.Ring bell, ring bell
08.Jol’inkoma
09.West wind
10.Saduva
11.A piece of ground
12.Malayisha
Muziek uit zwart Afrika, voor mij blijft het wennen. Niet alleen zijn de melodieën soms echt anders dan bij ons, met een heel ander ritme, maar word ik ook uit het taaltje niet echt wijs. Op deze plaat voert Mirian Makeba met haar “Pata, pata” natuurlijk de boventoon, maar er staat meer moois op. Mijn favorieten, voor zo ver ik dat van Afrikaanse muziek kan zeggen, zijn: “Maria Fulo”, “Yetentu tizaleny” en “Jol’inkoma”. Het is allemaal best aardige muziek, maar – nogmaals – ver van mijn bed.

Terug naar Las Palmas. Om even over 5 komen Marc en René aanzetten bij La Oliva. Het is mooi weer, nog steeds, en het grote terras is helemaal vol. Dus nemen we bij een van de buren plaats. De discussie tussen de twee daar gaat vooral over de confrontatie, op een parkeerterrein bij Venray, tussen een bus MVV-supporters en die van Roda JC, allebei op de terugweg vrijdagavond van een voetbalwedstrijd. Bij Roda JC gaat het om drie bussen, maar twee ervan zijn er als de donder ervandoor gegaan, toen de MVV-bus het terrein op draaide. Als ik het goed begrijp, hebben de fans zich flink “gebeursteld”. Marc en nog meer René volgen nu de nasleep van de confrontatie op hun telefoon alsof ze er zelf bij geweest zijn. Later bekent René me wel eerlijkheidshalve dat de MVV-kliek waarschijnlijk een fout beeld van de hooglopende ruzie aan het geven is. Leuk vinden ze het alletwee dat een aantal Roda-supporters hun clubkleren hebben moeten uittrekken om in hun onderbroek naar huis te bussen.
Het terras is aangenaam genoeg en dus is er maar weinig tijd over om te gaan eten. Op verzoek van Marc belandden we daarom niet bij casa Carmelo, maar op het terras van een Turks zaakje tegenover de Superdino in de Albareda. Ik heb niet veel trek en beperk me tot een “ensalada Turca”, met vooral veel verschillende groenten. De boys kiezen allebei voor een royale schotel kebab met brood, René met nog ook een portie kippenvleugeltjes. Zaterdagavond Chinees, zondagavond Turks, het zijn me de Spaanse maaltijden wel. Vergelijk dat maar eens met mijn sardine groentesoep van vrijdagavond, voorwaar andere kost.

Na het eten gaan we eerst nog even naar mijn flat, want ze willen nog even een lange broek aantrekken. Niettemin, we hebben geluk: om kwart over 7 zitten we op de eerste rij op het terras van La Cháchara op Santa Catalina. Voor wie het wil weten, “cháchara” is Spaans voor geklets.
Hoe zal ik de wedstrijd tussen UD Las Palmas en Real Madrid eens samenvatten? Oprecht vind ik dat Las Palmas beter speelt, in de eerste en in de tweede helft. Eigenlijk stelt Real zondagavond niet echt veel voor. Het is zeker niet de topploeg die intussen al bij de laatste acht van de Europacup zit. En toch, uit een corner van Isco kopt Sergio Ramos halverwege de eerste helft prachtig raak: 0-1. In de eerste, maar nog meer in de tweede helft krijgt Las Palmas (halve) kans op kans, maar de bal wil er simpelweg niet in. Misschien moeten ze van de zomer eens een echte goalgetter in huis halen, maar hebben jullie enig idee hoeveel zo iemand tegenwoordig kost? Het ontbreken van een echte killer wordt mij o.a. duidelijk bij een vrije trap binnen het strafschopgebied op minder dan 11 meter van het doel van Real, ongeveer een kwartier voor het einde. De keeper zou de bal ten onrechte in zijn handen hebben gepakt. Vervolgens blijven de spelers van Real echt kort op de bal staan, verre van de vereiste negen meter afstand, maar dat vindt de scheidsrechter – geen licht - kennelijk oké. De bal gaat er tot ontzetting van heel parque Santa Catalina niet in.
Dan komt minuut 86. Is het toch nog raak voor UD Las Palmas. Willian José maakt uit een voorzet van Momo de 1-1 met een fraaie diagonale uithaal langs keeper Keylor Navas van Real. Als fan van Las Palmas denk je dan: dat is de eindstand, maar wie weet maakt Las Palmas er zelfs nog in de resterende minuten 2-1 van. Echter, Real zet direct na de aftrap aan, schakelt over op de aanval en krijgt een corner. Jesé (wie is dat?) neemt hem en daaruit wordt het bij gebrek aan serieuze dekking nog 1-2 door Casemiro (wie is dat?), binnen twee minuten na de gelijkmaker van Las Palmas. Einde verhaal. Na drie overwinningen op rij verliest UD Las Palmas weer eens.
Enigszins teleurgesteld gaan wij en de rest van het talrijke publiek op de terrassen weer huiswaarts. Marc had eerder al aangegeven dat hij het niet echt meer “trok”, dus die ligt vóór 10 uur in bed te ronken. René en ik zitten nog even op het balkon, maar volgen hem een half uurtje later.
Maandagmorgen is het even haasten voor ze, maar om 8 uur zitten ze dan toch,vooraan naast de chauffeur, in streekbus 60 naar het vliegveld.

Maandagavond lees ik in de bibliotheek nog eens het verslag van UD Las Palmas tegen Real Madrid in de kranten. Zinedine Zidane, de huidige trainer van Real, schreeuwt (van de daken): “Jugando así no vamos a ninguna parte”, als we zo spelen komen we nergens.El País heeft het over “un Madrid soporífero resuelve con dos testazadas cabezadas”, een slaapverwekkend (Real) Madrid beslist de wedstrijd met twee kopballen”. Met name de keeper van Real zou de wedstrijd voor de Madrilenen gered hebben. Men vindt, net als ik en de verslaggevers van de regionale Canarias7, dat UD Las Palmas beter is. Maar wat koop je daar voor, als je verliest, is de toevoeging.

Op dinsdagmorgen in alle vroegte – ik lig nog in bed – bedenk ik dat ik misschien eens een verhaaltje moet houden over de spanning tussen wat er uit allerlei biologisch-mechanistisch onderzoek in de geneeskunde komt versus de uitkomsten van goed uitgevoerde randomized clinical trials. Ik heb het hier al vaker gezegd: er wordt bij de keuze van therapieën, zeker als het niet om medicamenten gaat, nog veel te veel geleund op wat logisch wordt gevonden, zonder dat daar klinisch experimentele bewijzen voor zijn. Voorwaar, een moeilijk onderwerp en ik vraag me af of ik er wel een uurtje mee kan vullen! Aan de andere kant, het idee dat de onderliggende biologie, zelfs op celniveau, uiterst belangrijk zou zijn, leidt er bijv. wel toe dat het medisch onderwijs, zeker in de eerste jaren, vergeven is van dingen die ik in ieder geval niet echt tot in detail wilde weten destijds. Tegelijkertijd is er, zeker in de opleiding tot basisarts, naar mijn mening veel te weinig aandacht voor therapieën en waar die op gebaseerd zijn. In de farmacie zie ik nog wel een kentering in het denken komen, maar bij de vele andere therapieën is die (zogenaamd om ethische redenen?) nog mijlen ver van mijn en jullie bed.

En met deze ontboezeming, waar Lluis ongetwijfeld niet erg warm voor zal lopen, eindig ik deze brief. Hij is lang zat en jullie moeten het er maar voor doen. Vergeet niet om a.s. zondag je palmtakjes te vernieuwen en maak eens een lange wandeling, is mijn advies. Sterker nog, doe eens een geocache in Maastricht en omgeving. Ik weet er een voor jullie, die op het parkeerterrein in Heugem begint; voor details, vraag Trudie.
“Esgodbleef” komt mijn volgende brief over precies een week, op de 37ste verjaardag van Marleen Seegers in Californië. Dus in de Gooi Week zien we elkaar nog net voordat Jezus weer eens gekruisigd wordt. Het ga jullie goed en tot ziens maar weer, hastaluego, PablitoK.

BOEKENBIJLAGE

Wie mijn voorkeur wil weten, waar het om Nederlandse boeken gaat, vertel ik graag over mensen als Tomas Ross, René Appel en Charles den Tex. In mijn rijtje favoriete Nederlandse thrillerschrijvers staat geen enkele dame. Vooruit denk ik nu: Peter de Zwaan, geboren in 1944 en uit Meppel, mag er wat mij betreft wel bij. Ik beschouw hem misschien niet als de thrillerman met de beste plots, maar zijn schrijfstijl is echt ver bovengemiddeld. Zijn debuut in 1982 was met “Een man genaamd Dietz” en dat heb ik de afgelopen week uitgelezen, alle 221 bladzijden. In welke stad in Nederland het speelt, blijft de vraag, maar hier is mijn mening over zijn boek.
Eerst maar even een stukje inhoud zonder al te veel te verklappen. Het verhaal kent twee hoofdpersonen: de ik-figuur, naam onduidelijk, en Dietz. De eerste jat verkleed als kerstman een cassette met 10.000 gulden uit een bank, maar het geld wordt hem direct afgenomen door Dietz en ene Luz. Later in het verhaal steelt de ik-figuur overigens een groot deel van het geld weer terug van Dietz. De ik is een randfiguur die o.a. in de weer is met loterijbriefjes, terzijde ook bij de reservepolitie werkt en enpassant er niet voor terugdeinst om bij allerlei onduidelijke handeltjes betrokken te zijn. Dietz aan de andere kant is eigenlijk Ric (Enrico) Dietano, zoon van de Oude Zak, zijn vader, die de onderwereld van de stad beheerst. Gepest door zijn diverse zussen verkeert Dietz graag tussen de hoeren (op Daranstraat) en stelt hij wel wat voor? Niet echt dus. Gaandeweg in het verhaal vallen er doden in overvloed, ook door toedoen van Luz, zie boven, die de rechterhand is van de vader van Dietz. Dan komen de ik-figuur en Dietz steeds meer tot elkaar, en gaan we naar de finale.
“Een man genaamd Dietz” vind ik geen zeer spannend boek. Het verhaal gaat zijn gangetje, meer niet; op het puntje van mijn stoel zitten bij het lezen kan ik er niet van maken. Tegelijkertijd geef ik hier volmondig toe, net als bij de andere boeken van Peter de Zwaan die ik al gelezen heb, dat hij als geen ander weet hoe je de lezer, mij dus, in je web moet vangen. M.i. is er geen betere thrillerschrijver in Nederland, als het op de schrijfstijl aan komt; die vind ik echt heel erg goed. Daarmee krikt hij de inhoud zodanig op dat ik hem voor zijn debuut “Een man genaamd Dietz” toch met een 7½ bedeel, allee een 8-. Peter de Zwaan is nog niet van me af. Zijn “Dietz” heb ik als tweelingboek samen met “De vrouwenoppasser”. Dat gaat er zeker ook nog aan geloven.

Vooral omdat Trudie haar een mooie, vrouwelijke aanvulling op het Zweeds thrillergenre vindt, besluit ik als tweede boek er eentje van Camilla Låckberg te gaan lezen. Een eerder boek dat ik van haar las, viel mij persoonlijk tegen. Ik heb er twee van Camilla Låckberg op mijn e-reader staan en ik kies voor “Vuurtorenwachter”, in het Zweeds”Fyrvaktoren”. Het boek is uit 2009, in Nederlandse vertaling uit 2011, en speelt in de plaatsjes Fjällbacka en Tanumshede aan de westkust van Zweden, ten noorden van Göteborg.
Tegenover Fjällbacka ligt voor de kust een eilandje van niks genaamd Gråskär, met een mooie vuurtoren. Daarheen is kennelijk Annie gevlucht met haar zoontje Sam. Ze krijgt er bezoek van Mats (Matte) Sverin, een jeugdvriend van haar. Die wordt vlak daarop vermoord aangetroffen in de hal van zijn woning. Eerder hebben de zussen Erica en Anna, allebei in verwachting, een ongeluk gehad, waarbij het zoontje in wording van Anna dood gegaan is. Zij lijdt daar zeer onder. Zus Erica is schrijfster en getrouwd met Patrik Hedström, het feitelijke hoofd met de politie in het plaatsje, waar ook Martin, Gösta, Annika en Paula als rechercheurs werken. Paula is lesbisch; haar vader Bertil is het eigenlijke hoofd van de lokale politie, maar in de dagelijkse praktijk doet hij op het bureau meer goed dan kwaad. Moet ik nog meer mensen voor jullie benoemen? Nou vooruit dan, Anders en Vivianne, broer en zus hebben net een groot project Badis voltooid, zo iets als Thermen 2000 in Valkenburg, samen met ene Erling. Eigenlijk gaat het om de prachtige renovatie van een oud badhuis dat op omvallen staat. Er is in het verhaal ook een motorbendeannex drugsorganisatie actief, de Illegal Eagles. Die komt uit de buurt van Göteborg, met ene Stefan aan het hoofd.
Voor wie dat in een thriller noodzakelijk vindt, vallen er gelukkig enige doden in het boek en zelfs blijkt het rond de vuurtoren behoorlijk te spoken. Geregeld valt Camilla Låckberg daarbij terug op gebeurtenissen in de periode 1870-1875, toen ene Emelie (met haar zoontje Gustav) het op Gråsbär zwaar te verduren zou hebben gehad onder de knoet van haar man Karl en diens hulp Julian.
Ik kan het niet helpen, Trudie, maar ik blijf volhouden dat het taaltje van Camilla Låckberg niet helemaal het mijne is. Ik geef hier drie voorbeelden, die ik meer dan eens in het boek ben tegengekomen: “haar hart maakte een sprongetje”, “ze keek hem sommerend aan” en ”hij voelde de adrenaline door zijn lijf gieren”. Wat ik af en toe echt misselijk vind, zijn de voortdurende wisselingen in de tekst. Nooit wordt eens een verhaaltje helemaal wordt afgerond, maar het blijft maar van de hak op de tak springen, van deelverhaaltje op deelverhaaltje. Bij mij kost dat recensiepunten.
Mede vanwege bovenstaande opmerkingen kan ik de “Vuurtorenwachter” maar beperkt waarderen. Het verhaal is best aardig, hoewel de spoken voor mij niet hoeven, maar door de stijlfouten en de al te veel wisselingen van onderwerp kan ik er niet echt warm voor lopen. Mijn recensiecijfer blijft navenant steken, ik kom met pijn en moeite op een 7- uit. Het boek van Camilla Låckberg dat ik nog te gaan heb, “Leeuwentemmer”, mag nog een tijdje ongelezen in mijn e-reader blijven zitten.

woensdag 9 maart 2016

Weblogbrief 11.22, 9 maart 2016

Weblogbrief 11.22, 9 maart 2016

Het is nog steeds meer dan 3000 km van hier naar jullie, mensen. “Buena tarde, amigos y familia”, ben ik alweer aan het schrijven van mijn brief 22 van deze winter. Als er geen rare dingen gebeuren, hebben jullie er hierna nog precies acht te goed, voordat ik me weer bij jullie ga voegen in “Los Paisos Bajos”. De komende acht weken zit ik echter nog gezegend en wel “ultramar”, overzee.
Hoewel, erg mooi weer is het hier niet, zelfs hier niet. Overdag is het doorgaans bewolkt, het kan af en toe behoorlijk waaien, vooral aan de boulevard, een enkel regenbuitje kan er nog wel bij en echt warm weer is anders. Als ik in de vroege ochtend op mijn balkon ga zitten, is het daar niet meer dan 18 graden, wat betekent dat het op het terras bij Carlos beneden een graad of 16 is. Wel warmt het snel op tot 20 graden en meer wat later op de ochtend, maar toch. Ook ’s avonds is het nog geen Canarisch voorjaar. Ik moet het er mar voor doen.

Woensdag een week terug ging ik opgewekt naar het oude faculteitsgebouw om mijn vorige brief aan jullie op de bus te doen. Bleek dat Cristina’s kamer een en al doos was. Dat maakt mij niet echt uit, maar haar computer was ook keurig ingepakt en dat is andere kost. Op het afdelinkje van Lluis zag ik alleen Adriana, voor het eerst dit jaar. Zij was druk bezig op de kamer waar ook Mariela zit, om haar spullen in verhuisdozen te doen. Adriana en ik, wij hebben “wat” met elkaar, al jaren en ik was blij, ton Lluis me vertelde dat ze weer “in the picture” was. Ik vind haar erg aardig, ze heeft (in ieder geval had) geen vaste vriend in de stad en daarbij heeft ze voor mij meer van een echte onderzoekster dan in sommige anderen. We deden onze twee kusjes, maakten een geanimeerd praatje en daarna wenste ik haar nog een prettige voortzetting van haar leven. Voor mijn brief aan jullie kon ik me het beste naar het nieuwe faculteitsgebouw begeven, op ongeveer een kwartier te voet. Het ligt nog zuidelijker, vlakbij het zuidelijkste punt van de stad, bij de Carrefour daar.

Daar aangekomen keek ik eens uitgebreid om me heen en ging toen maar eens naar het plaatselijke toilet, want plassen, dat moet op zijn tijd gebeuren. Van mijn Spaanse leraar Paco heb ik destijds geleerd dat een staan-wc - in mijn woordenboek staat als vertaling alleen het woord urinoir - hier een “mingitorio” heet. Boven mijn “mingitorio” had iemand een plakkaat gehangen met de tekst: “Mea contento, pero hazlo dentro”. Het Spaanse woord voor plassen is “orinarse” of “hacer pis”, maar je mag ook “mear” zeggen, hoewel dat woord dichter op ons woord pissen komt. Jullie kennen de Maastrichtse uitdrukking nog: “Wie pisse plasse woort, is ’t gezeik begós”? Het Spaanse “mea contento, pero hazlo dentro” staat voor: pis tevreden, maar doe het wel in de pot.
In een ruimte op één hoog in het gebouw, waar ook de kantine is, staan tientallen computers voor de studenten. Student, ben ik dat niet ook een beetje hier? Ik ging op een lege plek zitten, zette het apparaat en het scherm aan, deed mijn memory stick in een “poort” en in tijd van niks was mijn vorige brief aan jullie verstuurd. Daarna heb omstandig met mijn e-mail zitten prutsen. Je mail netjes lezen, een aantal mailtjes beantwoorden, zelfs ook nog paar nieuwe mensen een mailtje sturen, daar kan best een hoop tijd in gaan zitten. Harry’s YouTube filmpjes heb ik deze keer gelaten voor wat ze zijn - normaliter kijk ik er onbevangen een aantal af. De reden: ik zag geen koptelefoonaansluiting en daarbij, ik had geen koptelefoon bij me. De computerruimte voor studenten is volgens mij geluidloos, als ik het beetje rumoer van de andere aanwezigen in de ruimte even laat voor wat het is.

Om kwart voor 5 keek ik beneden in de buurt van de kantine nog eens rond en zag een mooie advertentie van de provincie over geslachtsziekte: “Diversión con condón”, amuseer je, maar wel met een condoom om. “Condón” voor een condoom, ik had het natuurlijk moeten weten.
Het gebouw waarnaartoe het clubje van Lluis de dag erop, 3 maart, zou gaan verhuizen, ben ik nog niet binnen geweest op 2 maart. Dat zie ik bij het versturen van mijn volgende brief wel, dacht ik, deze brief dus.

Bij dezen heb ik dus afscheid genomen van het faculteitsgebouw, waar ik de afgelopen meer dan tien jaar te gast ben geweest. Laat ik dat eens doen met een annonce op het prikbord daar bij de ingang van dat gebouw.
Montserrat, bij Barcelona, is niet zo maar een bergdorpje met een klooster, het schijnt er daar zeer religieus aan toe te gaan. Geweest ben ik er nog nooit. Over een paar weken, “24 al 27 marzo”, kun je er de route van de Heilige Graal lopen. Raar trouwens dat het in Nederland en Frankrijk graal is, met dubbele AA, in Engeland “grail” met AI en in Spanje “grial” me IA. Hoe dan ook, in Montserrat schijnen ze van alles over Maria Magdalena te weten, ook over Josef van Arimatea en zelfs zou je er Christus zelf kunnen belichamen. Belichamen? Er staat: “como encarnas el Cristo”, weet iemand van jullie een beter vertaling, dan mag hij of zij die nu geven.
Op de annonce staat ook een grote, ronde, gouden hostiebeker afgebeeld. Is dat de beeltenis van de heilige graal? Voor wie het vergeten is of bewust verdrongen heeft, zo’n hostiebeker heet in het A.B.N. een ciborie. In het Spaans wordt dat “copón”. Weten jullie ook waar het Spaanse “del copón” voor staat? Dat is Spaans voor “geweldig”. En “y todo el copón” is “en wat dies meer zij”.

Muziek! Ik had Patty Loveless nog liggen. Ze zou nog net in mijn vorige brief “meegaan”, maar toen ik van Eva en JW begreep dat ik die brief beter een dag eerder kon versturen, omdat ik in hun hotel zou blijven slapen van donderdag op vrijdag, heb ik haar maar tot nu opgeschoven. Op Wikipedia vind ik een hele trits Cd’s van deze in 1957 geboren dame, naar op mijn computer staat er maar eentje. Die heet “Mountain soul” is en uit 2001. Hier is de inhoud:
01.The boys are back in town
02.The richest fool alive
03.Daniel prayed
04.Someone I used to know (& Jon Randall)
05.Out of control raging (& Travis Tritt)
06.Rise up, Lazarus
07.Cheap whiskey
08.Pretty little miss
09.I know you’re married (but I love you still) (& Travis Tritt)
10.Sorrowful angels
11.Soul of constant sorrow
12.You’ll never leave Harlan alive
13.Two coats
14.Sounds of loneliness
Wat zal ik eens van “Mountain soul” vinden? Is het buitengewoon? De Country & Westernmuziek van Patty Loveless is me bij nadere beschouwing iets te ordinair, ook te gewoontjes. Bovendien heeft haar muziek iets protestants over zich: Jezus en zijn kring hoor ik op nogal wat nummers. De geboorteplaats van Patty Loveless is overduidelijk Harlan; volgens mijn atlas ligt dat in Iowa, bij het Amerikaanse Sioux City (zie mijn vorige brief voor de Canarische variant). Aan de andere kant, ik moet niet zeuren, er staan best ook aardige nummers op de Cd zoals “The boys are back in town”, “The richest fool alive”, “Cheap whiskey”, “Sorrowful angels” en “You’ll never leave Harlan alive”.

Over dat whiskey van “Cheap whiskey” heb ik nog een aardigheidje. Bij mijn weten is het in de V.S. whiskey met een E er in en in de U.K. en Ierland zonder E, dus whisky. Even controleren? Dat klopt dus niet. Ook in de U.K. is het ook meestal whiskey met een E. Hier zijn mijn uitzonderingen: de Dubliners met “Whisky on a Sunday”, Procol Harum met “Whisky train”, Jhonny Winters met “Whisky à go go” en the Doors met “Alabama song: whisky bar”. Ik neem maar aan dat het geen foute spellingen van whiskey met een E zijn.
Als ik bij “whiskey” met een E kijk op mijn extra harde schijf met audiomuziek, blijft het apparaat aan de lopende band nummers uitspugen. Vooralsnog houd ik het voor mezelf vanaf nu op whiskey met een E.

Op de donderdagmorgen staat Etel om 9 uur voor mijn deur. Even later is ze aan het poetsen dat de stukken er af vliegen. Daar kan ik niet tegenop; ik ben heel blij dat Etel me tweewekelijks het poetswerk uit handen neemt. Als ze vindt dat ik van het een of ander maar eens een nieuwe of andere fles moet kopen of dat ze best wel eens een andere stoffer en blik wil hebben, weet ik niet, hoe snel ik het bij de Spar moet gaan halen. Een stofzuiger ben ik niet rijk hier – overal liggen plavuizen – maar daar maalt ze niet om.
Om even voor twaalf uur eet ik een boterham, doe mijn ding en begeef me dan opnieuw naar Arguineguín, nu niet met streekbus 1, maar met streekbus 91 op San Telmo, die daar om kwart over 1 vertrekt. Daarvóór kijk ik op het station nog even in de boekwinkel, wie op nummertje 1 staat in hun boekenhitparade. Dat blijkt Mario Varga Llosa te zijn, 80 jaar jong, met zijn boek “Cinco esquinas”. De man is uitgeroepen tot auteur van de maand, maar eerlijk gezegd heb ik nooit iets van hem gelezen. Ik zie daar vooralsnog ook niet echt verandering in komen.
Dat de rit met streekbus 91 een uur korter is dat met nummertje 1, dat kan ik op donderdagmiddag nog eens bevestigen. In mijn bus zit een vlieg, die niet echt vervelend is, maar toch. Daarbij maakt hij of zij toch best een lange weg, zo’n zestig kilometer, en als het dan weer uitstappen is, heb je denk ik als vlieg geen idee waar je terecht bent gekomen en waar je familie en vrienden in godsnaam uithangen. Een tochtje met een vliegmachine lijkt me overigens nog een stuk gênanter. Zit je eerst in een warm subtropische zonnetje en een aantal uren later beland je in druilerige regen of venijnige kou. Of omgekeerd natuurlijk, dan valt het wel mee!
In het stadje aan de zuidkust ten westen van Maspalomas komt net een lege taxi langs, als ik uit de bus stap. Niet veel later zit ik op een zonnebedje bij het zwembad van Radisson Blu. Op precies dezelfde plek zat ik ook afgelopen dinsdag, bij Eva en consorten. Alleen zie ik ze deze keer niet, niet bij het zwembad, niet in de lunchruimte (lunchroom lijkt me een verkeerd woord) en zelfs niet bij het strandje ietsje verderop. Het viertal zit of ligt waarschijnlijk boven op de vijfde etage in hun Russische onderkomen en zal er zo wel aankomen. Ik haal mijn e-reader uit mijn colbertje en ben even later verdiept in mijn eerste boek van de week; zie verder beneden in mijn boekenbijlage. Kun je dan de tijd compleet vergeten? In ieder geval komen ze pas om half 4 aanzetten. We hadden immers tussen half 4 en 4 uur met elkaar afgesproken, is hun verweer. Geen moment had men gedacht dat ik er misschien veel te vroeg al zou zijn, maar wat maakt het uit.

Bijna hadden Eva & Jan Willem me die ochtend nog afgebeld. Op de woensdagavond had Eva ineens moeten overgeven (“vomitar” in het Spaans) en toen haar probleem na een paar uur voorbij was, ging Jan Willem voor de bijl. Gelukkig was voor beiden later op de donderdagmorgen het leed weer geleden. Daarbij, mijn twee “nietas” was alle ongerief bespaard gebleven. Er werd aan het royale zwembad met een aanpalend grasveld aan de zee gebadderd, gepraat, gelezen en wat dies meer zij (“y todo el copón”) en daarna gingen we omhoog naar het penthouse voor een drankje en om ons op te maken voor de gezamenlijke avondmaaltijd. Jan Willem en ik trokken een lange broek aan, want zo hoort dat ‘s avonds. Overmatig heb ik vervolgens zeker niet gegeten, maar mijn vier compagnons beperkten zich echt tot muizenhapjes. Of de ongesteldheid van de avond/nacht er voor er bij Eva en Jan Willem debet aan was, laat ik hier in het midden. Daarna was ik op hun immense balkon nog goed voor twee flessen lekker bier (Pilsner Urquel en San Miguel), maar bij hen wou het niet echt lukken met de drank. Nog vóór 10 uur braken we maar op, helaas. Voor mij was een mooie tweepersoonskamer beschikbaar met een eigen badkamer, mede omdat Lux & Dalí best wel eens samen in een groot bed wilden slapen, wel met ook daar een badkamer. De derde tweepersoonskamer was voor Eva & Jan Willem, met nog eens een aparte badkamer. Wat een overdreven gerief!
Slapen doe ik overal en als een roos. ’s Ochtends of half 8, toen het licht was, werd ik definitief wakker en hoorde Lux en Dalí alweer “de kachel aanmaken”. In het Spaans heet dat “poner por los suenos”, hoewel, dat is meer: door het slijk halen volgens mijn woordenboek. Ze waren met Eva een kaartspelletje aan het doen, terwijl Jan Willem nog eventjes mocht doorslapen. Om even over half 9 zaten we niettemin met zijn vijven aan het ontbijt beneden bij de zee. Ik had alleen met “café americano” voor me, maar Dalí naast me at een boterham met kaas en banaan, haar nieuwste combinatie, en daarna nog een spiegelei op brood. Op haar speciale verzoek had ik voor Lux een minibakje Kalise yoghurt met citroen bemachtigd, tussen alle andere yoghurtjes, wat ze met smaak leeglepelde. Na het ontbijt waren het zwembad en de bedjes weer aan de beurt; zo gaat dat op een vakantie in een resort. Mijn lunch om 1 uur was deze keer kroketten op brood, wel op zijn Spaans. Ze leken meer op balletjes, grote knikkers, dan op de langwerpige dingen die in Nederland voor kroketten doorgaan. Later in de middag nam ik de taxi en bus terug naar Las Palmas.

Ik kan niet bezig blijven, dus over die rit – alweer minder dan een uur - heb ik hier niets te melden. Wel werd ik in Arguineguín door de taxichauffeur op de verkeerde plek afgezet; de bushalte daar vlakbij was “fuera de servicio”, buiten dienst. Gelukkig had ik tijd zat en kon ik aan een Spaanse voorbijganger vragen, waar ik nu moest zijn. Even later stond ik op de goede plek, een meter of tien lager, waar ik ook de afgelopen dinsdag was opgestapt. Heb ik nog meer over de reis terug naar het noorden te vertellen? Nou vooruit, een opmerking kan er nog wel vanaf. Op het vliegveld van Gran Canaria ietsje over de helft is tegenover mijn bushalte een wasstraat voor auto’s. Eerder vertelde ik jullie dat zo’n wasstraat, als er geen personeel aan te pas komt, toch een “autolavado” heet, waarbij het “auto” niet voor auto staat, maar voor “zelf”. Hier aan het vliegveld heette de wasstraat “lavado automático”; dat keur ik bij dezen ook goed.
Op San Telmo stapte ik niet direct over op een bus naar de haven en Las Canteras, maar ging eerst op een bank mijn boek uitlezen. Op een bord vlakbij zag ik de aankondiging van een concert van Julio Iglesias op 20 juli aanstaande, hier in de stad. Dan ben ik alweer lang en breed in Maastricht en omstreken, maar wie weet, is een van jullie geïnteresseerd. Daarna deed ik een rondje centrum van Triana, bemonsterde op enkele plaatsen de aanwezige Canariërs, o.a. bij mijn Ierse café, voordat ik aan de terugtocht naar mijn appartementje toe was. Thuis gekomen zat ik nog een uurtje of wat op mijn balkon met mijn nieuwe tweede boek, voordat beneden de stoelen werden opgeruimd en ook ik mocht gaan “boize”.

Eerder heb ik jullie verteld over een (waarschijnlijk zigeuner)familie die overdag graag op een bank bij mij in de straat woont. Ik heb ze vorige week bij mijn huis gespot en daarna ook nog eens ietsje verderop. Op de zaterdagmorgen nestelen ze zich weer op “mijn” bank, de trotse vrouw met verkeerd hondje, “’ne vlupik”, en ook de drie mannen. Ze hebben twee grote tassen en twee rugzakken bij zich. Even later voegt zich nog een onderdeur van een vrouw bij hen, ook met een scharminkel van een hond in haar kielzog. Kwaad doen ze mij niet, zeker niet, maar als ik voor de tweede keer naar beneden kijk, nemen ze me wel argwanend op. Later in het begin van de middag heeft het gezelschap zich verplaatst naar een bank rechts van mij in de straat. Hun animo om er het beste van te maken is er nog onverminderd. Terzijde, op de maandagavond zie ik ze vanaf mijn flat meer naar links zitten.
Op ietsje grotere afstand van mijn flat is de zeven etages hoge flat voorbij Topaz nu intussen helemaal als vanouds, opgeschilderd en wel. Er hangt geen blauw gordijn meer voor het gebouw. Aan de zijkant bovenin heeft een schilder in niet meer dan een kuipstoeltje aan twee touwen vanaf het terrasdak nog aardig wat werk moeten verzetten. Ik betwijfel of ik wel gedurfd zou hebben, wat hij daar allemaal uitgespookt heeft. Het bovenste stuk van de witte zijgevel is volgens hem, of in ieder geval zijn baas of opdrachtgever, niet helemaal je dat meer en kan ook wel een nieuw verfje gebruiken. Ook dat euvel is nu verholpen, gelukkig.

Zaterdagmiddag heb ik – het moet niet gekker worden – eters. Twee biologen, Juli en Angela, zouden om 3 uur komen, maar helaas, Angela mailt me de dag ervoor en laat het afweten. Ze moet die middag per se ergens heen, dat geen uitstel kan verdragen. Echter, ze belooft me dat ze wel later de gelederen komt versterken, na het eten.
Met Juli zit ik eerst op het balkon met blikjes bier en chips, bij te praten. Om vier uur gaan we in mijn keuken aan tafel, met een mooie fles rode wijn van mijn gast: Rioja Luis Cañas crianza, voor wie er verstand van heeft – ik niet - uit 2011. Als entree heb ik “salpicón de mariscos”, van Caprichos om de hoek bij mij. “Salpicón” is letterlijk een spetter; “salpicón de mariscos” volgens mijn woordenboek een salade van zeevruchten in een zure saus. Daarna komen er aardappeltjes met knoflook op tafel, een pan goulash die Trudie nog gemaakt en ingevroren heeft, en een verse salade van ui, paprika, tomaten en komkommer. Volgens Juli, een gevorderd amateurkok, zijn zowel het voorgerecht als het hoofdgerecht prima voor elkaar, ook kwantitatief, hoewel – ik kan het niet helpen, Trudie - voor hem de goulash best wat meer “spicy” had gemogen, “más picante”. Om de conversatie gaande te houden weet hij mij hele verhalen te vertellen over allerlei pepers. Ik geef hem tegenwicht met mijn verhaaltje over Marcel op de Mercado Central, die daar een keer helemaal over zijn nek is gegaan na het eten van al te pittige pepers. Vooral sommige pepers uit Thailand zou Marcel dan volgens Juli zeker eens moeten proberen. Is dat een idee, als ik weer in Maasticht ben? Als nagerecht heb ik voor ons tweeën een lokaal kaasje, wel “curado”, en een “rommedoeke”, dat ik na carnaval nog uit Maastricht heb meegenomen. Vooral dat laatste kaasje, uit het Waalse Herve, kan zijn goedkeuring meer dan wegdragen. Hij heeft het zelfs over een keer naar Maastricht en omgeving komen voor een vervolg.

Dan belt Angela eerst op en vervolgens aan. Voor wie het niet meer weet, zij is veel jonger dan Juli, 30 in plaats van 50. Op een studentensalaris werkt deze Sardijnse nu een jaar hier in de hortus botanicus in Tafira. Weten jullie al dat ze echt alles weet van een plantje genaamd “ferula communis”? Volgens mijn woordenboek is dat plantje schermbloemig, maar word ik daar wijzer van? Nee, dus. Na Juli mag ook zij een keer door mijn flat lopen. Daarna gaan we gedrieën bij Carlos op het terras zitten, voor café cortado en bier. Om 7 uur ongeveer, als UD Las Palmas net de uitwedstrijd bij Villareal heet gewonnen, gaan mijn gasten weer huiswaarts. Ondergetekende beklimt voldaan enkele trappen om te vieren dat er niks mis gegaan is.

Ik heb nog een klein ongerief over mijn contact met Angela de afgelopen week. Ze had mij kennelijk donderdag een sms’je over ons rendez-vous. Om mysterieuze reden had ik dat gedeleet; ik dacht dat het een sms’je van Eva was die ik even later toch al zou zien. Bleek dat niet het geval te zijn, maar met de hulp van Eva’s telefoon kon ik vervolgens wel mijn e-mail lezen. Via Juli’s mail kon ik Angela terugmailen met de vraag of ze mij haar sms’je of mailtje opnieuw kon toezenden. Op mijn telefoon vond ik echter later niks, maar op Eva’s telefoon die we vrijdagochtend raadpleegden, was wel een mailtje van haar binnengekomen. Daarin stond dat ze zaterdagmiddag helaas niet mee kon eten, maar later wel op de middag voor koffie of dergelijke zou aanschuiven.
Zaterdagmorgen controleerde ik in het internetcafé mijn e-mail, maar daar stond haar mailtje niet bij. Ik kom nu bij het moeilijke onderwerp: wat is het verschil tussen “appen” en “mailen”. Het is me eerder ook al gebeurd dat ik een app’je van iemand niet op mijn e-mail kon terugvinden. Dat zal ik toch eens precies moeten uitzoeken. Misschien kunnen Marc en/of René mij helpen, als ze komend weekend hier in Las Palmas zijn.

Zondag, rustdag. Het wordt hoog tijd dat ik weer eens iets van Peter op de draaitafel leg. Allee, iets in de blues-sfeer lijkt me wel wat. Ik kies voor Jody Williams, uit 1935. Jody klinkt voor mij als een meisjesnaam, maar het is echt een hij, op de hoes van zijn Cd’s een oude man met een grote gitaar. Veel haar op zijn hoofd kan ik overigens niet ontdekken. Van Jody Williams heb ik één concertregistratie in huis - of het zo moet zijn een concert in Heerlen in 2003 – en daarnaast twee studio-albums: ”Return of a legend” uit 2001 en You left me in the dark” uit 2004. Ik draai het op zondag allemaal een paar keer af voor mezelf, maar zal me voor jullie hier tot de eerste studio-cd beperken. Hier zijn dertien nummers van “Return of a legend”:
01.Lucky Lou*
02.Come over to my house
03.Lifelong lover
04.You may
05.Moanin’ for molasses*
06.Monkey business
07.I’m coming back in again
08.She found a fool and bumped his head
09.Jive spot*
10.Brown eyes and big thighs
11.Wham bam thank you ma’am
12.What you gonna do
13.Henpecked and happy
Wat een prachtig gitaarspel komt uit die Jody Williams! Het album is echt mooi. Van de tien nummers, waarop ook gezongen wordt, geef ik - na het nodige overleg met mezelf - de voorkeur aan “Come over to my house”, “Brown eyes and big thighs” en uiteraard “Wham bam thank you ma’am”. Echter, minstens zo spannend vind ik alle drie de instrumentale nummers, in mijn bovenstaande opsomming met een *: Moanin’ for molasses” (molasses is stroop), “Jive spot” en bovenal het eerste nummer van de Cd: “Lucky Lou”. “Return of a legend” uit 2001 is een plaat naar mijn hart, met “Lucky Lou” als vlag.

Maandag, wasdag. Normaliter ga ik me hier pas douchen in de loop van de morgen, nadat ik eerst minstens twee bekers koffie gehad heb. Vandaag ben ik er vroeg bij; dan kan mijn grote handdoek nog mee en hebben mijn kleren meer uren om te drogen. Een droogtrommel heb ik hier niet, thuis in Maastricht trouwens ook niet. Als mijn was gewassen is, hang ik hem buiten aan mijn twee lijnen op het plat te drogen en ik weet uit ervaring dat hij dan ’s avonds laat al droog is (tenzij het begint te gieten). Hoogstens is er misschien een enkele handdoek of onderbroek die nog een nachtje extra drogen kan gebruiken, maar echt alles is binnen één etmaal weer terug op zijn schone plek.

In de late maandagmiddag kan ik het niet laten en voeg nog weer een andere blueszanger toe aan mijn muziek van deze week: Eric Bibb, uit 1951, alweer met de blues in zijn lijf. Van hem heb ik helaas nog maar één Cd, “Painting signs” uit 2001. Ik neem aan dat ook deze uit de koker van Peter komt. Hier zijn de dertien nummers:
01.Kokomo
02.Delia’s gone
03.Hope in a hopeless world
04.I heard the angels singin’
05.Five miles alone
06.Angel
07.Got to do better
08.Walkin’ home
09.Paintin’ signs
10.To know you
11.Honest I do
12.The light was worth the candle
13.Do I ever let nobody drag your spirit down
Als relatieve leek, maar wel liefhebber, roep ik hier: wat Jody Williams misschien extra heeft met zijn gitaarspel, heeft Eric Bibb in zijn stem zitten. Hoewel, het gitaarspel op deze Cd mag ik er ook best zijn. Bovendien hoor ik op verscheidene nummers een trekharmonica op de achtergrond, die mij zeer bevalt. Opvallend vind ik dat de Cd “Painting signs” heet, met ing op het einde van painting, terwijl het specifieke nummer waar het album naar genoemd is, op in’ eindigt, zonder g.
Even nadenken welke liedjes ik ook al weer bijzonder vind op deze plaat… Vooruit, ik vraag op deze Cd jullie meer dan gemiddelde aandacht voor “Kokomo” met trekharmonica, “I heard the angels singin’”, alweer zonder g, “Angel”, uiteraard “Honest I do” (van Jimmy Reed) en “The light was worth the candle”. Het beste liedje op de plaat is voor mij echter nummertje 5: “Five miles alone”. Dat kan zo in mijn blues top 100.
(“Five miles alone” mogen jullie natuurlijk niet verwarren met “Five miles out” van Mike Oldfield. En Jimmy Reed, dat is toch ook de man van “Ain’t that lovin’ you baby”?)

Maandagavond ga ik naar de bibliotheek aan de zee om te internetten en de kranten in te kijken. Op weg erheen blijkt dat op Playa Chica de grote nieuwe zaak van eigenaar is veranderd. Ze heet nu - hoe kan het anders - Taberna Chica. Omdat het nog steeds matig weer is en het bovendien waait, zit er bijna niemand achter een drankje of met een bord eten voor zich.
Als ik in de bibliotheek kom, is er nog een computer vrij en kan ik direct “aanvallen”. Ik doe vooral mijn mail, waar ik eigenlijk meer dan een half uur voor nodig heb. Als eerste feliciteer ik uiteraard Trudie’s oogappel Yves, die maandag 2 jaar geworden is (Hola Yves, ¿cómo estás?). Daarna lees ik in Canarias7 allereerst over de top basketbalwedstrijd tussen Gran Canaria (Herbalife) en Real Madrid. Blijkt dat Real uiteindelijk gewonnen heeft met 93-103, maar tot op het allerlaatst zou het heel spannend geweest zijn. Bij het voetbal zijn Barcelona, Athletico Madrid en Real Madrid alle drie verder uitgelopen op de rest, nu o.a. nummertje vier: Villereal thuis van UD Las Palmas verloren heeft. A.s. zondag komt Real Madrid bij ons, UD Las Palmas, op bezoek.
In de buitenlandse politiek wordt het een nek en nek race tussen Ted Cruz en Donald Trump bij de republikeinen; beide kandidaten voor de nominatie zouden echt aartsconservatief zijn, maar Trump nog het ergste. Bij de democraten gaat Hillary Clinton, niet mijn type, waarschijnlijk de uiteindelijke presidentskandidaat worden. Het wordt nog een hete zomer in de V.S. en ik heb geen idee wie gaat winnen in november. In Spanje zelf is men al maanden doende om een nieuwe regering te formeren. Dat wil maar niet lukken met de corrupte Partido Popular en de bestaande onmin tussen de andere drie grote partijen.
Als ik om bijna half 9 over de Guanarteme naar huis toe loop, is het vrij stil op straat. Zelfs op Plaza Farray zijn maar weinig mensen; bij de fontein, waar een jongetje water schept voor een meisje, zelfs niemand. Ik ben blij, als ik weer thuis met mijn drankje en nootjes op het balkon zit.

Op de woensdagmorgen mag ik niet vergeten om mijn pasje en “identifier” van Triodos bij me te steken. Trudie heeft weer eens geld moeten overmaken in verband met haar en mijn reisverzekering en ze krijgt nu 90 euro van me. Vanmiddag nog zal ik mijn bijdrage op haar rekening storten. Blijft de vraag of we niet eens moeten kijken of onze reisverzekering via de ING wel in orde is. Dat wordt dan in mei, als we ook moeten beslissen waar we begin september samen heen gaan. Wat mij betreft doen we dat liefst georganiseerd, binnen Europa naar bijv. Noordwest-Spanje of voormalig Joegoslavië. Voor mezelf in mijn eentje denk ik nog aan een trip naar ergens in het verre oosten, als Trudie met Math in Californië aan het cachen is tussen half juni en 9 juli, komende zomer.

Daar laat ik het voor deze brief bij. Hij is intussen lang genoeg, zeker voor de jongeren onder jullie, die meestal meer ophebben met kattenbelletjes dan met oeverloos buitenlands geklets van een man op leeftijd. Mijn volgende brief kunnen jullie verwachten op dinsdag 15 maart, maar het kan ook zo maar een dag later worden. Marc en zijn vriend René komen hier komend weekend de bloemetjes buiten zetten - “to paint the town”, zeggen ze in Engeland – en daar gaat voor mij natuurlijk ook tijd in zitten.
Het is komende zondag nog geen Pasen, zelfs nog net geen Palmzondag, dus jullie zijn volledig gepardonneerd om bijv. eens aan de herten wat oud brood te gaan brengen bij Yves om de hoek in het park. Ik heb begrepen dat de beesten zich niet mogen overeten en dat er nog meer broodbezorgers ter plekke zullen zijn, dus matig je wel een beetje graag. Vanuit poolpositie wens ik het jullie deze keer, tot kijk, hasta la vista, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Gaan we naar mijn eerste boek. Dat is er een van een Zweedse thrillerschrijver waar ik tegenwoordig iets mee heb, ene Håkan Nesser. In 2003 kwam een boek van hem uit, genaamd “Van Veeteren en de zaak-G”. Ik zag het op mijn e-reader staan en dacht: dat lijkt me wel wat. Het speelt in het Zweedse Maardam en later in Karlbringen. Waar die plaatsen ergens in het land liggen: ik heb geen flauw idee.
Het verhaal gaat eerst over een episode in 1987, vijftien jaar eerder. Een privé-detective, de aan lager wal geraakte Maarten Verlangen, moet voor klant Barbara Hennan haar man in Maardam en omgeving in de gaten houden: Jaan G. Hennan. Twee dagen later is ze dood, terwijl N.B. dezelfde detective met de man aan de bar van een restaurant zit. Ze is thuis van de tien meter hoge plank in een leeg zwembad omlaag gevallen of geduwd natuurlijk. Politiecommissaris Van Veeteren gaat er achteraan en met hem ook o.a. zijn collega’s Münster en Rooth. De dood, moord of zelfmoord wordt echter niet opgelost en echtgenoot Jaan G. Hennan strijkt een verzekeringspremie van 1.2 miljoen gulden op. De polis heeft hij een maand voor het ongeval afgesloten. Van Veeteren kent hem al van school vroeger, toen hij ook al een echt mispunt was. Blijkt vervolgens dat hij begin jaren tachtig in de V.S. ook al eens de somma van 800.000 gulden opgestreken, toen hij daar getrouwd met ene Philomena die daarna zoek raakte.
Vijftien jaar later, in 2002, in het heden (het boek is van 2003), wordt Maarten Verlangen dood aangetroffen in de buurt van Karlbringen. Even eerder zou hij tegen een neefje van 10 jaar door de telefoon hebben gezegd dat hij eindelijk wist hoe de zaak G. in elkaar zat. Dus gaat de intussen gepensioneerde Van Veeteren, nu antiquarisch boekhandelaar, er met frisse tegenzin opnieuw achteraan. En met hem komen Münster en Rooth naar de plaats van de moord. Daar staat intussen politievrouw Beate Moerk gereed om hen alle assistentie te verlenen en zelf ook haar steentje bij te dragen. Mag ik het daarbij laten?
Zonder te overdrijven vind ik “Van Veeteren en de zaak-G” een prachtboek. Is Håkan Nesser, die trouwens al een hele tijd als schrijver meeloopt, de nieuwe Henning Mankell voor mij? Het boek uit 2003 is uitermate spannend en de diverse spelers hebben, zoals het hoort, hun goede en minder goede kanten. Komische noten kan ik in het boek niet echt ontdekken, maar vooruit: ik geef er als recensiecijfer toch een 8½ voor. Het wordt tijd om de boeken van Håkan Nesser een voor een te gaan afwerken. Wordt vervolgd!

Dit wordt een Zweeds boekenweekje. Mijn tweede boek uit 2005 speelt in Noord-Zweden, Kiruna in Lapland. Het is van thrillerschrijfster Åsa Larsson en heet “Det blod som spillts”. In de Nederlandse vertaling is daar “Midzomernacht” van gemaakt.
Als eerste hoofdpersoon komt Rebecka Martinsson in beeld, een advocate die twee jaar eerder bij de moord op een predikant enkele pastores (?) terecht heeft doodgeschoten, maar daar wel nog steeds de naweeën van ondervindt. Nu gaat ze als hulpje van een collega op bezoek in haar geboortestreek, om de kerk aldaar over te halen zich juridisch te verbinden aan het advocatenkantoor. Enkele maanden eerder is in het gebied de vrouwelijke predikant Mildred Nilsson vermoord, een fervente feministe, tevens wolvenbeschermer met een afkeer van de jacht. Niettemin, veel vrouwen dwepen met haar. De vraag is wie haar dood op zijn of haar geweten heeft. Ter plekke is het vooral Anna-Maria Mella die namens de politie onderzoek doet, met haar politiechef Sven-Erik Stålacke. Gaandeweg maak ik kennis met de gemeenschap: collega-predikant Stefan Wikström en zijn vrouw akelige Kirsten, de baas van Nilsson en Wikström: deken Bertil Stensson, de mensen van het eetcafé: Micke Kiviniemi en zijn Mimmi, oud-politieman Lars-Gunnar Vinsa en diens mentaal gemankeerde zoon Nalle, en zijn nicht Lisa Stöckel, hoofd van de vrouwengroep Magdalena. Ze is vooral in de weer met haar honden en heeft in het geheim een verhouding met (de getrouwde) Mildred Nilsson. Heb ik nog belangrijke namen vergeten? Dat zij dan maar zo. Vallen er nog meer doden? Laat ik alvast verklappen dat het op het einde aardig uit de hand loopt.
Åsa Larsson heeft met het boek de prijs van de beste Zweedse thriller van 2005 gewonnen. Ik heb dan haast automatisch de neiging daar mijn vraagtekens bij te zetten. In het begin van het boek lijk ik het gelijk aan mijn kant te hebben; het verhaal is mij te afstandelijk en bezijden de alledaagse werkelijkheid. Zelfs heb ik even overwogen om het boek maar terzijde te leggen. Daarna kom ik er echter steeds meer in en gaandeweg raak ik toch geboeid, heel erg zelfs. Nu ik op het einde ben, na ruim 300 bladzijden, beloon ik de schrijfster voor “Midzomernacht” toch met een volle 6 als recensiecijfer. Åsa Larsson, ze is weer eens iets anders. Ik ga zeker nog eens een boek van haar lezen.