vrijdag 18 maart 2016

Weblogbrief 11.24, 18 maart 2016

Weblogbrief 11.24, 18 maart 2016

Queridos escuchadores (of is het oyentes), beste toehoorders, ik zit pas op drie dagen van mijn vorige brief en nu al kan ik niet zonder jullie. Hoewel! Vlak voordat ik afgelopen dinsdag de nieuwe faculteit verliet, werd me uitgelegd dat de gebouwen de hele komende week dicht zijn. Er komen dan geen studenten opdagen, dus besluit de decaan om dan maar de complete kont tegen de krib te gooien. Dat betekent voor mij dat ik er dan niet terecht kan om mijn brief aan jullie te versturen, zelfs niet op de dinsdag, als er bij mijn weten in Jeruzalem nog niet echt iets loos is. Het echte kruiswerk begint pas op de donderdagavond. Dus moet het nu maar. Daar gaan we, ik althans.

Muziek. Ik had hem gistermorgen al een keer opstaan: John Hiatt. Ik heb negentien studio-albums van de man, plus vier registraties van live optredens, maar ik mis er nog steeds een aantal. Zoek hem zelf maar eens op op allmusic of de Engelse wikipedia, daar staan ze allemaal keurig op een rijtje, te beginnen met “Hanging around the observatory” uit 1974, ruim veertig jaar terug, dat ik overigens nog steeds niet heb kunnen bemachtigen. Het laatste album dat ik wel van hem heb, is van 2014 en heet “Terms of my surrender”. Hier zijn de elf nummers:
01.Long time comin’
02.Faces of God
03.Marlene
04.Wind don’t have to hurry
05.Nobody knew his name
06.Baby’s gonna kick
07.Nothing I love
08.Terms of my surrender
09.Here to stay
10.Old people
11.Come back home
John Hiatt gaat kennelijk met zijn tijd mee; zijn “Terms of my surrender” staat geboekt onder Americana. Hij kan het nog steeds; nummers als “Long time comin’”, “Wind don’t have to hurry”, “Nobody new his name”, “Nothing I love” en “Come back home” doen mij “iets”. “Marlene” voeg ik nog aan mijn lijstje favorieten toe om Marleen uit Roermond een plezier te doen. Ik blijf hem volgen, John Hiatt, ook nu we de 65 gepasseerd zijn.

In het interview dat Observant, het blad van de Universiteit Maastricht, met me had, refereer ik aan een boek van Peter Gøtzsche uit 2012 over de maffiose praktijken van de farmaceutische industrie. Iedere geneeskundestudent en afgestudeerde zou dat boek moeten lezen, vind ik. Boven alles zou de psychiatrie zich moeten schamen, vindt Peter Gøtzsche, omdat de corruptie daar de ergste vorm zou hebben aangenomen. Hij kondigt in zijn klokkenluidersboek uit 2012 daarom een speciaal boek aan om de ellende in die branche boven tafel te krijgen.
Ik heb het eens opgezocht en het boek is intussen uitgekomen, eind 2015, bij de People’s press. Het ISBN nummer is 978-87-7159-623-6 en hoe heet het? “Deadly psychiatry and organized denial” is de titel en Gøtzsche trekt er in 378 bladzijden lang van leer tegen die rare tak van de geneeskunde. Ik ga me het boek zeker aanschaffen, als ik in Maastricht ben. Ik volsta hier en nu met één voorbeeld: legio mensen, ook in mijn eigen kring, zijn aan de antidepressiva en die pillen blijken, als je het vanzelf weer beter worden weglaat, niet of nauwelijks te werken (en waarom pas na meer dan een maand?). Placebo’s doen het bijna net zo goed. Alleen vind je dat in de wetenschappelijke literatuur helaas niet terug. Daarin staan bijna alleen de uitkomsten van (door de industrie gesponsord) onderzoek dat de antidepressiva wel heel nuttig werk zouden doen. En dan heb ik het nog niet over de bijwerkingen, o.a. de kans op suicide. Het is te gek voor woorden!

De cafés-restaurants aan de boulevard hier wisselen nog wel eens van eigenaar en soms ook van naam. Een zaak waar Natalia vroeger haar moeizaam verdiende geld bracht, heette “39”. ’s Morgens op les vertelde ze wel eens dat ze zich weer had laten verleiden om daar de nodige “chupitos” achterover te slaan. De zaak ging vorig jaar dicht, maar is nu weer open. De nieuwe naam is “La casa de la playa”; erg origineel kan ik de naam niet vinden. Op de luifel staat: “Comida, bebido y amigos, lo demás puede esperar”, eten, drinken, vrienden, wat kun je meer verwachten. Dat vind ik wel weer een aardig zinnetje.
Aan de andere kant van de Libanese zaak, die er wel nog steeds is, was het eerder op zaterdagmiddag laat altijd te doen. Pal voor de ingang waren dan steeds live optredens van pop- of bluesgroepen, jazzbandjes of iets dergelijks. Ook dat café is kastje wijlen. Nu is daar een (uiteraard Italiaanse) ijsjeszaak gevestigd, à la Venezia in de Wijcker Brugstraat vroeger, maar dan alleen om een ijsje, “gelato” in het Italiaans en “helado” in het Spaans, te kopen, zonder tafeltjes en stoelen. De precieze naam van de nering schiet me zo vlug niet te binnen.

Vorige week zag ik een aantal keren een affiche van Unicef, met prominent een afbeelding van een kind en het woord “FRÍA”. Ook die organisatie probeerde, in navolging van “Manos Unidas” een financieel graantje mee te pikken van de volksverhuizing en vluchtelingenkampen in het Nabije Oosten. Ik moest de affiche nog eens uitpluizen, maar kon hem nu niet meer vinden. “Fria”, dat is hier sowieso een verkeerd wordt vandaag de dag, want de zon schijnt hier blaren. Het voorjaar is intussen meer dan begonnen.
Als alternatief – ook niet helemaal koosjer – geef ik jullie een affiche van de gemeente hier: “AHORA CONTAMOS TODOS”, nu tellen we allemaal mee. Er staan in het groot vier halve gezichten op, tegen elkaar aan. Het bijbehorende verhaaltje is als volgt. “Jóvenes, mayores, niños, professionales, personas en riesgo de exclusion social… nadie se puede quedar atrás. Tu opinion, tus quejas o sugerencias son muy importantes. Hagamos juntos “toda una ciudad”. Participa.” Heeft een dergelijke oproep überhaupt enige zin, vraag ik mij in alle ernst af. Is mijn persoonlijke mening of de klachten (“quejas”) van iemand die zijn uitkering dreigt te verliezen (“en riesgo de exclusion social”) zodanig dat de gemeente er echt oog voor gaat hebben? Ik geloof er niet veel van.

Wat is een stofdoek in het Spaans? Ik wou Etel woensdagmorgen vertellen dat haar poetsdoeken na gedane arbeid in de wasmand konden. Wist ik het niet meer. Het Spaanse woord is “paño”, maar je mag ook “trapo” zeggen. Zelfs “tela” of “bayete” reken ik deze week goed. Stoffer en blik zijn “rescobilla e recogedor” en een bezem een “escoba”. Een stofzuiger, “aspirador”, heb ik hier niet, omdat mijn woning één grote roze tegelvloer is. Met een zwabber, “mopa”, kun je veel beter uit de voeten.

Jullie weten inmiddels hopelijk dat kont in het Spaans “culo” is. In het Nederlands ken ik een hele serie soms best aardige uitdrukkingen waarin het woord “kont” prominent voorkomt. Laat ik er eens een aantal opschrijven met daarbij de Spaanse vertaling.
Een houten kont is een “culo dolorido” en in zijn blote kont is “en pelotas” (pelotas zijn ballen, ook kloten). Je kunt je kont niet keren is hier “no se puede ni respirar”. De kont tegen de krib gooien is “ponerse burro” en iemand in zijn kont kruipen “lamerse el culo”. Op zijn kont liggen is in het Spaans “estar patas arribo”, op zijn kont vallen “caerse el culo” en op zijn luie kont zitten “con el culo pagado al asiente”. Ten slotte: geen rust in zijn kont hebben is “ser culo de mal asiento”.
Laat ik ook nog eens in mijn Spaans-Nederlandse woordenboek kijken bij “culo”. Dan blijkt dat er daar nog veel en veel meer zinnetjes met “culo” staan. De bekendste is misschien wel “que te den al culo”, in vertaling: krijg de pleuris. “Culo veo, culo quiero” is wat een ander heeft, moet ik ook hebben. “Perder el culo por” staat voor stapelgek op iemand zijn en “perder el culo” voor zich uitsloven. “El culo del mundo” is de rimboe, het einde van de wereld en “estar de culo en las goteras” is geen nagel hebben om je kont te krabben. Nog eentje? Een kontzak is een “bosillo de atrás”.
Billen zijn overigens “naigas” en wie liever achterste of derrière in plaats van kont zegt, kan zich bedienen met het Spaanse “trasero”.

Als het tegen april loopt, zo rond de Pasen, is het voor Trudie en mij altijd tijd om te gaan beslissen waar we begin september samen heen zullen gaan. Hier zijn wat plaatsen uit het verleden. Allereerst waren Malta en daarna Spanje, Portugal en Italië aan de beurt; meer recent voeg ik daar in Europa Kreta aan toe. Daarna werden het steeds reizen naar Aziatische landen, steeds als rondreis in gezelschap van anderen. Ik herinner me zo vlug nog onze uitstapjes naar Thailand (met uiteraard Bangkok), Indonesië (althans Sumatra, Java en Bali), Oost-China (met o.a. Shanghai en op mijn verjaardag de ondergrondse soldaatjes), Noord-India (met Varanasi aan de Ganges), Syrië (inclusief het toen nog prachtige Aleppo) en Jordanië (en een dagje Libanon), ook nog Myanmar (ofwel het voormalige Birma, met o.a. Rangoon en een plensregenbui op een rivier).
Ben ik daarmee compleet? Alleen naar het schitterende Iran met als hoogtepunt Isfahan wou Trudie niet mee, vanwege de daar verplichte gesluierde klederdracht voor vrouwen. Daar ben ik toen maar, in navolging van Harry & Greetje, eens drie weken alleen naar toe gegaan. In Europa ben ik solo ook nog eens op Sicilië, in Wenen en omgeving en in Oost-Duitsland (met o.a. Leipzig en Dresden) beland. Tussendoortjes met Trudie naar o.a. Boedapest en naar Oporto (met Rim en consorten) en naar Valencia en naar Krakow (met de universiteit) laat ik dan nog maar even voor wat ze zijn.
O ja, ik vergeet een paar plaatsen te noemen. We deden samen ook stukjes van Rusland (met Moskou en Sint Petersburg) en de Baltische staten (Litouwen, Letland, Estland, in die volgorde). Ik kan me ook nog een aparte reis met haar de andere kant op voor de geest halen. In Mexico zie ik me in Oaxaca nog op een terras en in het museum met haar en laat ik onze mooie reis een paar jaar terug naar Cuba niet vergeten. Havana, als jullie daar nog niet geweest zijn, dat zie ik als een misser van de eerste orde.
Beweer dus absoluut niet dat ik een huismus ben. Maar liefst 31+16 = 47 jaar geleden, in 1969, was ik met Wil in wat toen nog gewoon Joegoslavië heette. Nu is dat grote land opgesplitst in allerlei stukken. Ik vraag me serieus af of jullie de grenzen van Kroatië, Bosnië Herzegovina, Servië, Macedonië en Montenegro zo’n beetje kunnen aangeven. Hoe dan ook, Wil en ik zaten in 1969 aan de Kroatische kust, in plaatsen als Rijeka, Opatija, Zadar en Split. Ik herinner me ook nog dat we aan een meer met veel slangen belandden, en dat we in Zagreb in het huis van mensen mochten logeren, zelfs toen die elders waren. Ik heb er op de televisie nog de maanlanding gezien.
Op mijn reis met Wil sliepen we destijds meestal bij mensen thuis, steeds in de beste slaapkamer. ’s Ochtends zaten ze dan in het kamertje ernaast gereed, te wachten tot wij op waren. Dan moesten we steevast hun pruimenjenever, slivovitsj proeven. Als je je glaasje (te) snel ophad, kreeg je prompt een nieuw voorgezet. Ik ga ervan uit dat ik met Trudie in september ook de slivovitsj en soortgelijke jenevers moet gaan uitproberen. Van Miep heb ik nog eens een fles gehad; wat daarvan nog over is, kan wellicht als opwarmertje dienen.
In Dubrovnik, dat veel zuidelijker aan de Adriatische Zee ligt, maar wel bij Kroatië hoort, ben ik in 1969 niet geweest. En evenmin was ik in diverse andere grote steden zoals Belgrado (Beograd), Sarajevo, Skopje en de Kosovo regio. Trudie gaat, als ik het wel heb, met de Paasdagen in Maastricht uitzoeken of een van de organisaties voor rondreizen, bijv. die van de ANWB, er een heeft die naar voormalig Joegoslavië gaat. Als het haar lukt om een interessante te vinden, moeten we begin september samen aan geloven.

Zal ik ook maar een muziekje opzetten dat bij de Oost-Europese contreien hoort? Ik heb zegge en schrijve één enkele Cd (gekopieerd) met Balkan muziek op mijn externe schijf. Hij staat geboekt als “The rough guide to the music of the Balkans”, zonder jaartal. Hier zijn de tien nummers met bijbehorende artiesten, netjes overgepend:
01.Djeli mara
Saban Bajramovic feat. Mostar S (Servië)
02.Pet je kumi
Cinkusi (Kroatië)
03.Asfalt tango
Fanfare Ciocarlia (Roemenië)
04.U lijepom starom gradu visegra
Mostar Sevdah Reunion (Bosnië Herzegovina?)
05.Nesatova sa sa
Maleshevski Melos (Macedonië)
06.Chaje shukarija
Esma Redzepova (Macedonië)
07.Disko dzummbus
Boban Markovic Orchestar (Servië)
08.Hora de la bolintin
Toni Iordache (Roemenië)
09.Karafili edhe zamaki
Gonda Manakovska (Kosovo)
10.Belmont
Yuri Yunakov (Bulgarije)
Joegoslavisch of hoe de taal van al die nieuwe landen mag heten, het is behelpen. Als ik de twee Roemeense en het Bulgaarse nummer weglaat, kom ik uit op een zevental ongetwijfelde klassiekers uit het Joego-gebied. Echt geweldig kan ik ze niet vinden - ik ga hier ook geen uitschieters noemen - maar toch: wat heeft het wel. We moeten het er maar voor doen.

Je moet wat, als je binnen drie dagen een nieuwe brief moet vullen, dus ga ik gisteren, op de donderdagmiddag nog maar eens te voet naar Triana. Ik neem deze keer de route eerst langs El Corte Inglés en daarna voorbij het park boven langs. Vlak voor het park, parque Doramas, zie ik tot min schrik dat de grote verfwinkel verdwenen is. Het zoveelste slachtoffer van de crisis? Daar houdt nu de “Christian Life International Church” haar gebedsdiensten. Ik vraag me af welke al dan niet malafide club daar achter steekt. Hoe dan ook, hun missen zijn wel multi-cultureel, in twee talen.
Dan blijkt dat ik me heb vergist. Er zal een andere winkel gesneuveld zijn. Immers, de nering die echt alles van verf en aanverwante zaken weet, “pinturas”, i er nog steeds, ietsje verder op. Je kunt er verf in wel honderd verschillende kleuren krijgen, en als jouw favoriete kleur er toch niet bij mocht zitten, worden de verven als het moet ter plekke voor je gemengd, “servicio de color al instante”.
Ietsje dichter bij mijn favoriete vijver is het muisje stil op het pleintje met “Museo Nestor” en de “Bodegón”. Bij winkelgalerijtje Fataga staat in de zijmuur het Mariabeeld met het Kindeke Jezus te pronken. Het heeft meer van een kerststukje dan van een paasmotief.
Even vóór 5 ga ik op een bank zitten lezen bij de vijver met de vele goudvissen van reuze formaat. Zijn het karpers? Maar ze zijn wel nogal eens goudkleurig of in ieder geval er tegenaan. Om 5 uur precies begint de fontein te spuiten en zet de grote waterval zich in beweging. Even later komen ook de drie stroompjes omlaag aan de beurt. Het geeft enige herrie, maar leuk blijft het. Zou bij de “Vief Köp” in het park in Maastricht ook een tijdklok actief zijn?
Om half 7 sta ik bij de platenzaak 33Revoluciones, waar nog echte Lp’s verkocht worden, tussen de Cd’s bij de ingang te grasduinen. Het blijft in die winkel behelpen: een rotzooitje is het eigenlijk. Voor in totaal vijf euro word ik de trotse eigenaar van twee Cd’s van Pablo Milanés die ik nog niet heb (“Antología” en “PM canta boleros en tropicana”) en een Cd van Charles Aznavour, waarop hij – althans op de foto – nog echt jong uitziet, met een flinke bos haar. T.z.t. zal ik jullie er wel eens mee lastig vallen.
In de calle Triana bekijk ik vanaf mijn bank het gebeuren bij McCarthy’s. De bedienende dames hebben vandaag een groen truitje aan (met Mulligan’s erop, moet dat niet Guinness zijn?) en ze hebben bovendien een beetje schmink op, “maquillaje”. En dan begrijp ik het. Vandaag 17 maart is het St. Patrick’s Day! In de kleine etalage bij de ingang liggen ter onderstreping diverse stoffen hoeden met klaverblaadjes, ook allemaal in het groen, de kleur van Ierland. Ik neem maar aan dat vanavond Dublin in de olie is.
Aan de overkant van McCarthy’s ligt “Perfumerías Dalía” (in het meervoud). Daar wordt druk geadverteerd voor vaderdag. Bij de ingang is het: “Papá, molas un montón”, papa, je bent uit de kunst. En direct voorbij de ingang is het van hetzelfde laken een pak: “Tu mereces un regalo molón”, je verdient een te gek cadeautje. Dat kun je uiteraard bij Dalía in alle maten en soorten kopen, schat ik zo in. Het wordt tijd dat ik weer eens huiswaarts ga.

Daarmee kom ik, op vrijdagmorgen, op het einde van mijn brief. Laat ik nog iets zeggen over Josef, “José”, de man die ruim 2000 jaar zijn brood verdiende als timmerman en geboekt staat als de voedstervader van de Here Jezus. Op 19 maart, morgen dus, is hij voor de zoveelste keer jarig, In Sittard weten ze nog wel wie Sint Joep is; daar is het morgen te doen, op de Sint Joepmarkt en in de “kaffees”. Maar gelooft er echt iemand van jullie dat de vader van Jezus niemand minder dan de Heilige Geest was? Daarbij, voedstervader, wie bedenkt het woord? Volgens mijn woordenboek is een voedster een vrouw die een kind van een ander zoogt. Voorwaar, dat is andere koek! “en verdad, eso ya es otra cosa”.

Ik hoop dat jullie erin de “Gooi Week” geen troep van maken. Uit een e-mail van Trudie begrijp ik dat, terwijl ik hier op de late vrijdagmiddag mijn tijd verbijt, sorry verbeid, zij bij de Poort aan een alcoholisch gelag begint. In haar gezelschap zouden vanavond Nellie, Rocky, René, Maddie, Toussaint, Tonnie, Ellen en zelfs Jacques verkeren. De laatste moet wel een beetje fit blijven, omdat hem morgen in zijn geboortestad nog een en ander te wachten staat.
Ik zie jullie weer, althans per internetbrief, over anderhalve week, als de universiteit eindelijk weer bereid is om mij toe te laten. Voorlopig word ik verondersteld een poosje “thuis te werken”. Het ga jullie goed en tot ziens op Paasmaandag, hasta luego en luenes de Pascua, PaulK.

BOEKBIJLAGE

Op mijn e-reader heb ik diverse boeken staan, vooral thrillers van bekende schrijvers, maar ook een paar andere boeken om uit te proberen. Hier is er zo een: “Eldvitmet”, “Getuige” in vertaling, van Lars Kepler. Het is van 2011. Veel in het verhaal speelt zich af in de buurt van Sundsvall, 450 km noordelijker dan Stockholm aan de oostkust.
In een klein internaat voor moeilijk opvoedbare meisjes, Birgittagården, worden Miranda en begeleidster Elisabet Grim vermoord, de tiener met een steen en de volwassene met een hamer. Elisabet’s man en collega Daniel, andere medewerkers en de overgebleven pupillen staan voor een raadsel. Commissaris Olle Gunnarsson beslist al te snel dat Vicky Bennet de dader moet zijn. Dat meisje is er de nacht van de moorden tussenuit gegaan en zou op haar vlucht ook nog een vierjarig jongetje, Dante, gekidnapt hebben. Later beslist dezelfde Gunnarsson, samen met officier van justitie Susanne Öst, dat Vicky en Dante intussen verdronken zijn. “Waarnemer rijksrecherche” - hij is geschorst – en hoofdpersoon in dit boek commissaris Joona Linna is dan wel nog uitgebreid met zijn zoektocht bezig om Vicky en Dante op te sporen. Daarbij krijgt hij o.a. hulp van een spiritiste, Flora Hansen. Komen ze terecht? En wordt de dader in zijn kraag gegrepen?
Overigens komt de “Getuige” in het boek pas op bladzijde 459 aan bod, rijkelijk laat. Opvallend vind ik ook dat het boek van 561 bladzijden maar liefst 195 hoofdstukken telt, een per drie bladzijden. Zelfs midden in een gesprek begint ineens een nieuw hoofdstuk; dat is mij echt te veel van het goede. Bijzonder is trouwens dat nogal wat gesprekken op het werk en bij mensen thuis aan de keukentafel plaatsvinden, met koffie met koekjes, vooruit maar.
“Getuige” mag er als boek best zijn, is mijn mening, maar Lars Kepler smeert het wel uit. De laatste ongeveer 50 bladzijden (over een andere moordenaar en Joona Linna’s vrouw en kind) hadden bovendien voor mij best weggelaten mogen worden. Alles wikkend en wegend kom ik voor “Getuige” tot een magere 7 als recensiecijfer: aardig, maar niet echt goed. Voorlopig houd ik daarom de andere thrillers van Lars Kepler even voor gezien.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten