dinsdag 15 maart 2016

Weblogbrief 11.23, 15 maart 2016

Weblogbrief 11.23, 15 maart 2016

Querid@s ti@s,beste mensen, hier ben ik weer met mijn volgende brief, de 23ste wel te verstaan. Hebben jullie het voorjaar al in de kop? Of is het nog steeds behelpen met de nadagen van de winter? Hier gaat het leven zijn gangetje, hoewel. Het afgelopen weekeinde heb ik mijn neef Marc op bezoek gehad met zijn vriend René, Dat is me niet in de koude kleren gaan zitten. Maar hun bezoek is pas vanaf vrijdagavond en daarvóór had ik nog twee volle dagen rust te gaan.

Laat ik beginnen met jullie te vertellen dat ik nog steeds niet op de nieuwe stek van de afdeling hier geweest ben. Bus 12 zette me woensdagmiddag keurig af bij het complex met het nieuwe faculteitsgebouw en vanaf de bushalte was het een kippeneindje, meer niet. Ik ging het grote gebouw tegenover de aulario en de kantine binnen op zoek naar de afdeling. Iemand bij de ingang vertelde me dat Lluis op de eerste etage was, bij de laboratoria. Daar kon ik hem echter niet ontdekken, zowel niet in het noordelijke als in het zuidelijke gedeelte. Louw loene. Vaag stond mij bij dat de afdeling op de derde etage gehuisvest zou worden, dus ging ik daar maar eens heen. Echter, ook daar liep ik door twee lange gangen met allerlei kamers, maar zonder succes. Trouwens, nergens hing enige aankondiging over wie waar zat of zou komen te zitten.
Dus ben ik maar monter teruggegaan naar het kantinegebouw, waar ik op de eerste etage in alle rust mijn weblogbrief kon versturen, Trudie’s ING-rekening kon verrijken met 90 euro die ze nog van mij tegoed had. Daarna waren mijn mailtjes aan de beurt. Er ging ook een mailtje naar Lluis en Cristina, waarin ik hen vroeg om nadere inlichtingen waar ik zijn moest.
Toen ik een twee uur later helemaal klaar was met mijn besognes in de computerruimte voor de studenten op een hoog, hadden ze geen van beidennog geantwoord. Goede raad is dan duur, dus liep ik nog maar eens naar de kantine. Daar zat ik buiten op een Coca Cola stoel voor me uit te mijmeren, toen ineens Jorge voorbijkwam.Het was voorwaar de eerste keer dat ik hem deze winter tegen het lijf liep. Ik had eerder die middag bij hem kunnen aankloppen, maar dat leek me persoonlijk geen goed idee. Hij was op weg naar een vergadering met de decaan, een dame van oorspronkelijk biochemie, die ik vorig jaar eens een handje heb mogen geven. Jorge was erg aardig voor me, eerlijk is eerlijk, en hij vertelde me dat de afdeling van Lluis niet op de eerste of derde etage zat, maar op de tweede, aan de zuidkant. En weg was hij weer, want een decaan laat je niet wachten. Ik zie mezelf nog niet zo omgaan met Albert Scherpbier in het Maastrichtse.

Zou ik, om half 5, nog eens naar het gebouw lopen om te kijken hoe welkom ik was? Nee dus, dat kon wachten. Neem van me aan dat ik er deze week wel zeker heenga. Even goed, “’t is miech get!” Lluis had me natuurlijk, veel eerder al, een mailtje of SMS-je moeten sturen met nadere informatie en ook waar ik zou komen te zitten. Als ik in het gebouw was, had hij me ook al mijn sleutel(s) moeten geven plus ter plekke een schouderklopje om me een gevoel van erbij horen te geven.

Terug in bus 12 kwam ik nog weer eens langs de vier gebouwen van justitie. Daar tegenover is al jaren, denk ik, een plat gebouw dat ik ken als “Cristo de la salud”. Is het een laatste overblijfsel van wat ooit een katholieke gezondheidspoli geweest moet zijn? Ik heb geen idee. Als ik iemand van de afdeling van Lluis zie, zal ik het eens vragen. “Cristo de la salud”, daar zou ik mijn geld niet snel heenbrengen.

Als ik Lluis mag geloven , is hij vandaag de dag een groot voorstander ervan dat we veel meer gaan drinken, vooral gewoon kraanwater. Toen ik hem eens uitlegde dat hij dat eerst zou moeten bewijzen voordat ik er enige waarde aan zou hechten, kwam hij zo waar op de proppen met het onderzoek van Marc Spicht van Huisartsgeneeskunde in Maastricht, waaraan ik (zei de gek) destijds nog een kleine bijdrage heb geleverd. Toen ik hem uitlegde dat Marc’s onderzoek naar het nut van veel water drinken bij mannen met plasklachten een voorbeeld was van onderzoek waar niks uitkwam, wuifde (woof?) hij mijn bezwaar van de hand. Wat is er op tegen om niet een aantal keren per dag een glas water te drinken, bleef en blijft zijn verhaal.
In de hal van het kantinegebouw in de nieuwe faculteit hangt een affiche – ik neem maar aan, niet van Lluis – met als kop: ¿Por qué beber agua? Waarom moeten we (meer) water drinken? Er worden zeven redenen opgesomd:
Piel más sana, limpia y sin arrugas
Baja de peso
Eliminas el apetito
Mejoras el rendimiento fïsico
Funciona como “anti-acné”
Te mantiene despierto y lúcido
Te regula la temperatura corporal
Ga er maar eens aanstaan!Waarom zou ik een schonere huid krijgen, als ik iedere dag een extra liter (blauwe) spa wegwerk? Heb ik inderdaad minder eetlust en sterker nog, val ik ook nog af, als ik geregeld mijn hoofd onder de kraan houd? Enzovoorts. Ik geloof er echt geen ene iota van. Als ik Lluis eindelijk weer eens tegenkom, ga ik hem dringend vragen om het affiche hoe dan ook weg te halen.
Meer algemeen: dat gedoe met allerlei eetadviezen die steeds weer veranderen en nergens toe leiden, het moet maar eens afgelopen zijn. Ik ben bereid om een uitzondering te maken voor het mediterrane dieet, mits in een nieuw groot onderzoek (in Nederland? In Engeland?) hetzelfde gunstige effect op het hartvaatstelsel wordt gevonden. Vooralsnog houd ik vol dat het soort eten en drinken dat we tot ons nemen, niks met gezondheid en ziekte van doen heeft.

Muziek! Ik neem jullie mee terug naar het overlijden van J. J.Cale, een monument als het om rock ‘n’ roll muzikanten gaat. Als ik enkele live optredens meetel, heb ik meer dan twintig Cd’s van de man, nog even los van bijv. zijn rol in groepen zoals Velvet Underground. Eric Clapton, uit 1945, bracht een posthume ode aan hem in 2014, onder de titel: “The breeze”, met als ondertitel “An appreciation of J.J.Cale”. Daarop staan drie nummers die hij solo deed en nog eens dertien samen met anderen. Hier zijn ze:
01.Call me the breeze
Eric Clapton (EC)
02.Rock androll record
EC & Tom Petty
03.Someday
EC & Mark Knopfler
04.Lies
EC & John Mayer
05.Sensitive kind
EC & Don White
06.Cajon moon
Eric Clapton
07.Magnolia
EC & John Mayer
08.I got the same old blues
EC & Tom Petty
09.Songbird
EC & Willie Nelson
10.Since yoysaid goodbye
Eric Clapton
11.I’ll bethere (ifyoueverwantme)
EC & Don White
12.The old man and me
EC & Tom Petty
13.Train tonowhere
EC & Mark Knopfler & Don White 14.Starbound
EC & Willie Nelson
15.Don’t wait
EC & John Mayer
16.Crying eyes
EC & Christine Lakeland
Het enige probleempje dat ik bij deze Cd heb, is dat de nummers nogal eens onaf eindigen; het is vaak meer ”fade out” op het einde dan dat men afsluit met een punt. Verder vind ik het allemaal vooral heel erg mooi. Kun je bij een album als dit nog bepaalde nummers extra gaan honoreren? Ik vind dat maar moeilijk. Daarbij weet ik nog steeds niet wie Don White en Christine Lakeland zijn; ik ga ze wel opzoeken op allmusic. John Mayer is me eveneens nog een raadsel, maar van hem heb ik wel twee Cd’s. De twee liedjes van EC met Willie Nelson vind ik – helaas – wat minder en wat zal ik eens vinden van de liedjes die Eric Clapton samen doet met Mark Knopfler en met Tom Petty? Heel mooi, toch? En dan heb ik het nog niet over de drie solo nummers, die echt uit de kunst zijn.
Een mens moet keuzes maken en in dit geval ook nog met van alles wat. Hier zijn mijn favorieten: “Call me the breeze”, “Someday”, “Lies”, “Senstive hand”, “I got the same old blues” en “Train to nowhere”. Maar dan sla ik bijv. zo maar “Since you said goodbye” over, waarop Eric Clapton zijn gitaar echt toeren laat maken. Ik neem aan dat J.J.Cale zich in zijn graf in positieve zin heeft omgedraaid (als hij niet gecremeerd is), toen hem deze ode twee jaar terug bereikte.

Op de terugweg van de universiteit rijd ik door naar het “castillo de la luz”. Daar zit ik heerlijk te lezen op een van de drie banken bij het terras naast de speeltuin. Dan komen er twee vrouwen naast me zitten die in een geanimeerd gesprek raken. Dat is uiteraard geen enkel probleem, maar vervolgens blijkt er eentje te beschikken over een dochtertje van een jaar of 8 à 9, dat echt de zeurderigheid zelve is. Die is niet bezig om haar moeder eventjes vervelen, maar blijft in de weer om ons het leven zo zuur mogelijk te maken. Ik weet niet hoe snel ik naar een andere bank bij het terras moet verhuizen.
Als het 7 uur is, nok ik af naar het bibliotheekje vlakbij het luchtkasteel. Daar lees ik in Canarias7 over een vakantiebeurs in Berlijn, waar de toeristenindustrie van de Canarische eilanden kennelijk uiterst actief is. Het afgelopen jaar waren hier bijna twaalf miljoen toeristen op de Canarische eilanden met als topTenerife (4,2 miljoen) en Gran Canaria (3,2 miljoen), maar ook Lanzarote (2,3 miljoen) en Fuerteventura (1,9 miljoen) pikten hun miljoenengraantje mee. En nou komt, wat ik al vermoedde: als je alleen naar de Duitsers kijkt, wint Gran Canaria het met 0,9 miljoen ten opzichte van 0,8 op Tenerife. Mijn idee is dat aan de andere kant de Engelsen meer ophebben met Tenerife.Als ik van de toeristenindustrie van Gran Canaria was, zou ik proberen in de Engelse contreien meer klanten te gaan winnen en daarnaast uiteraard met name Playa del Inglés eindelijk eens te gaan oppoetsen.

In de avond en nacht van donderdag op vrijdag wordt mijn rust drie keer echt verstoord. Op Santa Catalina is een keer per jaar iets verkeerds met auto’s, een soort van autorace? Laat die nou net hetafgelopen weekeinde zijn. Van eerdere jaren weet ik dat ik me op donderdagavond en zaterdagavond tot half 11 of zo beter niet op mijn balkon kan ophouden. Verder op aan het plein is een sportautofanaat dan de hele tijd bezig om opgevoerde auto’s op te peppen om extra gas te geven, door een megafoon wel te verstaan. Op de donderdagavond zit ik op mijn balkon te lezen, maar kan er om 10 uur niet meer tegen. Dan besluit ik om maar eens voortijdig naar bed te gaan.
Om even over half 3 word ik met schrik wakker. Natuurlijk, misschien moet ik maar eens gaan plassen, maar dat is niet de hoofdreden dat ik wakker word. Verder op in mijn straat staat een oudere man tegen een flat te roepen. Ik ken hem, het is een habitué. In de flat ergens woont een vrouw die hem ooit kwaad schijnt te hebben gedaan; ze heeft geloof ik nu zelfs een andere vrijer. Sindsdien kan de straatroeper het kennelijk niet laten om haar uit haar slaap te halen, minstens een keer per week. Ongetwijfeld zal hem al een straatverbod zijn opgelegd, maar daar maalt hij niet om. Hij gaat steeds door met haar en de halve straat lastig te vallen, tot de politie hem afvoert. Ik heb hier al eens gezegd dat ik een goede slaper ben, maar deze keer blijf ik wakker tot hij na een stief kwartiertje weer van het toneel verdwenen is.
Nog ben ik niet klaar met dit verhaaltje. Om 7 uur is een man aanhoudend en keihard op de deur aan het slaan bij “El escudo”, het nachtcafé bij mij tegenover. Hij wil er per se in en laat zich niet zo maar door de uitsmijter opzij zetten, die hem kennelijk heeft buitengesloten. Het bonken en schelden gaar maar door en daarvan word ik, na nog enig gedoezel, echt klaarwakker. Na negen uur nachtrust is dat trouwens zo raar nog niet. Niet later dan al om half 8 sta ik op, ga plassen, neem mijn pillen en loop dan de keuken in om een pot koffie te zetten.

Op het einde van de middag heb ik mijn telefoons opgeladen en wil ik net naar beneden gaan om op Santa Catalina te kijken of Marc & René er al aankomen, als ze al in mijn straat blijken te staan. “Pablo”, wordt er naar mijn flat geroepen en ik hoef alleen maar naar beneden te komen om ze als mannen onder elkaar te verwelkomen. We nemen gedrieën plaats bij Carlos op het terras en bestellen onze eerste halve liters, “jarras”. Het over en weer uitvragen kan beginnen.
Marc is afgelopen woensdag, twee dagen terug, M.B.A. geworden, master of business administration, en hij moet natuurlijk vertellen of hij zich nu meer geleerde voelt. Hij wil dat graag voor mij beamen, zelfs ook dat hij er best wat aan gehad heeft om een oeverloos lang verhaal over RS, zijn werkgever, op papier te zetten. Enige hoofdbrekens, een semidepressie in Marc’s woorden, heeft het hem wel gekost. Ik word omstandig bevraagd over mijn interview met Observant en of ik daar nog veel reacties op heb gehad. Nauwelijks dus, helaas. Teveel leken weten dat de onderzoekswereld steeds meer een fabriek is geworden die van leugens en halve waarheden in elkaar steekt. René, afgestudeerd in Leuven in het sportmanagement, mag uiteraard ook zijn zegje doen. Hij werkt nu in het Belgische Maasmechelen voor een grote sportwinkel, Decathlon. Daar moet ik deze zomer met Trudie maar eens een kijkje gaan nemen.
De tweede rij “jarras” is al veel eerder op tafel gezet, samen met kaas en rauwe ham. Doen we nog een derde, jongens? Ja, en daar komt Carlos zelf alweer met nieuw geel vocht. Om 9 uur gaan we naar boven voor mijn pittige groentesoep: prei, uien, paprika, selderij, allemaal van het eiland, met daarbij tomatenprut, knoflookpoeder en peper, niet te veel. Ik heb een groot blik sardines toegevoegd voor de extra eiwitten. De vissoep blijkt – Ton en Trudie zullen hun oren niet willen geloven – een doorslaand succes te zijn, zowel bij Marc en René. We sluiten de maaltijd tevreden af met yoghurtjes van Kalise om daarna te gaan keuvelen op mijn balkon. Met zijn drieën passen we er net op, op de twee stoelen en René op het krukje. Vervolgens om bijna 11 uur gaat de jeugd nog even de buurt onveilig maken, terwijl ik mag gaan slapen.

Zaterdagmorgen ben ik om half 8 op, maar de zijkamer is nog in alle rust. Ik ga plassen, zet koffie, neem vervolgens mijn pillen en plaats op het balkon. Snel er na ben ik verdiept in mijn tweede boek. Om half 10 ga ik naar de “grote WC” en daarna onder de douche. Nog steeds is het rustig in huis, maar dan, om 10 uur, hoor ik ineens leven. Vlak er na staat Marc onder de douche, om vervolgens naar de Spar te lopen voor vers brood en aanvullend beleg. Intussen is ook René van de partij en die gaat gedoucht en wel bij mij op et balkon zitten. Als Marc terug is, is het brunchtijd. Het heeft wel wat, met twee van die jonge gasten aan de keukentafel te zitten. Echt van alles moet er aan geloven, naast het lekkere brood, koffie, twee soorten sap (perzik, kokosnoot met ananas) en Firgas spa. Weggewerkt worden als beleg: eieren met spek, Hollandse kaas, pata asada (varkenspoot) en chorizo de Pamplona. Als noodzakelijke groente zet ik komkommer en pepers op tafel. Er gaat maar heel weinig overgebleven spul de ijskast weer in.
Ik mag de afwas in mijn eentje doen, terwijl zij de boulevard gaan bemonsteren. Om half 5 heb ik daar ergens met ze afgesproken. Dan zal er wel weer bier op het menu staan.

Eerder kondigde ik John Mayer (niet Mayall) al een beetje bij jullie aan. Deze Amerikaan is een generatie jonger dan Eric Clapton, net als Eva geboren in 1977. Ik heb twee Cd’s van hem: “Room for squares” uit 2001 en “Battle studies” uit 2009. Ik leg bij dezen de laatste, “Battle studies”, op mijn draaitafel. Is die beter dan “Room for squares”, met o.a. “Your body is a wonderland”. “3X5” en “Great indoors”? Hier zijn de twaalf nummers van “Battle studies”
: 01.Heartbreak warfare
02.All we ever do is say goodbye
03.Half of myheart
04.Who says
05.Perfectly lonely
06.Assassin
07.Crossroads
08.War of my life
09.Edge of desire
10.Do youknow me
11.Friends, lovers or nothing
12.I’m on fire (inderdaad, van Springsteen)
(Ook) de Cd “Battle studies” vind ik een heel goeie, daar moge geen misverstand over zijn. Vinden jullie “Heartbreak warfare”, “All we ever do is say goodbye”, Perfectly lonely” en “War of my life” net zo mooi als ik? En buitenbeentje “Who says”, het blijft iets aparts hebben. Het beste nummer op de plaat vind ik “Edge of desire”. Met liedjes als dat maak je als muzikant bij mij echt grote sier.

Hier is mijn vervolg op mijn escapades met Marc & René. Om half 5 op de zaterdagmiddag lopen we op mijn verzoek naar het “castillo de la luz”, het luchtkasteel, zeggen tegen de onmiskenbare homo-ober “buenas tardes”, en even later nemen we een eerste slok van ons bier. Onze gesprekken over en weer gaan gewoon door waar ze eerder die morgen geëindigd zijn. Bij de tweede halve liters komen er ook “manices” op tafel, Canarisch voor “olieneutjes”, voor wie in beide dialecten thuis is.
Om 7 uur wordt er opgebroken en nog enig aanvullend proviand ingeslagen bij de Superdino bij de “mercado del puerto”, havenmarkt. Daarna gaan de boys zich omkleden: René hijst zich in een lange broek, terwijl Marc zich van zijn slippers ontdoet. Als ze weer bij de les zijn, mogen we naar Chinees restaurant Hong Kong op het einde van mijn straat. Daar wordt uitgebreid gewokt en gewogen, zoveel is zeker. Dan mag ik huiswaarts, terwijl het duo nog best een uurtje of zo van de zaterdagavond wil genieten. Op vrijdagavond zaten ze in disco Déjà Vu, waar ze nu heen gaan, mag ik morgenvroeg vernemen.
Marc vertelt me op zondagmorgen om half 11, als hij net uit zijn bed is, dat het disco Bahia is geworden, onder hotel Cristina. Bahia staat voor baai, zoals in “bahia de cochinos”, varkensbaai (op Cuba). In de disco wordt het na 12 uur steeds drukker en gezelliger. Als entree moet je zes euro betalen, maar dan krijg je wel een drankje naar keuze. Dat wordt in het geval van Marc en René een groot glas gin-tonic. Op één been kun je niet lopen en dat wordt dus hun drank van de nacht. Pas om 5 uur is het hun tijd om op te breken en in mijn flat een tukje te doen.

Op de trap van mijn flatgebouw, in alle laatte (?) of is het al vroegte, sprint een kakkerlak weg voor de twee feestvierders. Hij of zij is een centimeter of 5 lang. Wat doe je dan als favoriete neef? Marc zet er zijn complete schoen op. Zo’n “cuca” kan best wat hebben, maar van beton is het beest niet. Het zijgt door zijn kromme poten en verdwijnt naar het nirwana.
Blijft de vraag of het nadelen heeft dat je een kakkerlak letterlijk met de grond gelijk maakt. Het verhaal gaat dat er - als het om een zwanger vrouwtje gaat – eitjes onder je schoenzool blijven plakken. Later komen die uit en aldus zou je zelfs een plaag van kakkerlakken in je huis kunnen krijgen. Ik geloof daar overigens helemaal niets van. Voor mij kan het bij de broodje aap verhalen, die nou eenmaal onuitroeibaar zijn. Mocht er weer eens een kakkerlak opduiken beneden in de hal, op mijn trap en zeker in mijn woning, dan help ik hem stante pede naar de filistijnen.

Ik heb mijn tweede boek net uit, als Marc zich op de late zondagmorgen gaat soigneren. Hij heeft best een rode kleur in zijn gezicht en op zijn armen gekregen en dus mag hij ook insmeren met zonnebandcrème. Dan stuurt hij zichzelf om 12 uur op pad om alweer vers brood te bemachtigen. René is intussen ook net weer onder de levenden. Om half 1 is ook die helemaal bij de les en kunnen we aan tafel.Er wordt wederom voedzaam ingenomen, voordat de jeugd zich naar de boulevard mag verplaatsen. Net als zaterdagmiddag wordt het eieren met spek en chorizo, maar nu ook Canarische kaas en gekookte ham. Ik spreek met ze af om eerst om 5 uur wat te gaan eten en daarna, om half 8 lokale tijd, op een terras naar UD Las Palmas tegen Real Madrid te gaan kijken.

Tussendoor maak ik van de mogelijkheid thuis gebruik om nog een nieuwe plaat op te zetten. Mag het iets Afrikaans zijn? Weten jullie nog wie “mama Afrika” was. Haar officiële naam is, of eigenlijk was Miriam Makeba, een Zuid-Afrikaanse zangeres en activiste, geboren in Johannesburg in 1932. Ze was zo’n dwarsligger tegenover het blanke bewind dat ze in 1959 maar het beste naar Europa kon vluchten. Ze overleed op 76-jarige leeftijd in Italië.
In 1972 had Miriam Makebaeen wereldhit met het nummer “Pata, pata”. Er verscheen in dat jaar ook een gelijknamige Lp van haar, die veel later, in 1998, als Cd werd uitgebracht: “Pata, pata”. Hier zijn de twaalf nummers:
01.Pata,pata
02.Ha po zamani
03.What is love
04.Maria Fulo
05.Yetentu tizaleny
06.Click songnumber 1
07.Ring bell, ring bell
08.Jol’inkoma
09.West wind
10.Saduva
11.A piece of ground
12.Malayisha
Muziek uit zwart Afrika, voor mij blijft het wennen. Niet alleen zijn de melodieën soms echt anders dan bij ons, met een heel ander ritme, maar word ik ook uit het taaltje niet echt wijs. Op deze plaat voert Mirian Makeba met haar “Pata, pata” natuurlijk de boventoon, maar er staat meer moois op. Mijn favorieten, voor zo ver ik dat van Afrikaanse muziek kan zeggen, zijn: “Maria Fulo”, “Yetentu tizaleny” en “Jol’inkoma”. Het is allemaal best aardige muziek, maar – nogmaals – ver van mijn bed.

Terug naar Las Palmas. Om even over 5 komen Marc en René aanzetten bij La Oliva. Het is mooi weer, nog steeds, en het grote terras is helemaal vol. Dus nemen we bij een van de buren plaats. De discussie tussen de twee daar gaat vooral over de confrontatie, op een parkeerterrein bij Venray, tussen een bus MVV-supporters en die van Roda JC, allebei op de terugweg vrijdagavond van een voetbalwedstrijd. Bij Roda JC gaat het om drie bussen, maar twee ervan zijn er als de donder ervandoor gegaan, toen de MVV-bus het terrein op draaide. Als ik het goed begrijp, hebben de fans zich flink “gebeursteld”. Marc en nog meer René volgen nu de nasleep van de confrontatie op hun telefoon alsof ze er zelf bij geweest zijn. Later bekent René me wel eerlijkheidshalve dat de MVV-kliek waarschijnlijk een fout beeld van de hooglopende ruzie aan het geven is. Leuk vinden ze het alletwee dat een aantal Roda-supporters hun clubkleren hebben moeten uittrekken om in hun onderbroek naar huis te bussen.
Het terras is aangenaam genoeg en dus is er maar weinig tijd over om te gaan eten. Op verzoek van Marc belandden we daarom niet bij casa Carmelo, maar op het terras van een Turks zaakje tegenover de Superdino in de Albareda. Ik heb niet veel trek en beperk me tot een “ensalada Turca”, met vooral veel verschillende groenten. De boys kiezen allebei voor een royale schotel kebab met brood, René met nog ook een portie kippenvleugeltjes. Zaterdagavond Chinees, zondagavond Turks, het zijn me de Spaanse maaltijden wel. Vergelijk dat maar eens met mijn sardine groentesoep van vrijdagavond, voorwaar andere kost.

Na het eten gaan we eerst nog even naar mijn flat, want ze willen nog even een lange broek aantrekken. Niettemin, we hebben geluk: om kwart over 7 zitten we op de eerste rij op het terras van La Cháchara op Santa Catalina. Voor wie het wil weten, “cháchara” is Spaans voor geklets.
Hoe zal ik de wedstrijd tussen UD Las Palmas en Real Madrid eens samenvatten? Oprecht vind ik dat Las Palmas beter speelt, in de eerste en in de tweede helft. Eigenlijk stelt Real zondagavond niet echt veel voor. Het is zeker niet de topploeg die intussen al bij de laatste acht van de Europacup zit. En toch, uit een corner van Isco kopt Sergio Ramos halverwege de eerste helft prachtig raak: 0-1. In de eerste, maar nog meer in de tweede helft krijgt Las Palmas (halve) kans op kans, maar de bal wil er simpelweg niet in. Misschien moeten ze van de zomer eens een echte goalgetter in huis halen, maar hebben jullie enig idee hoeveel zo iemand tegenwoordig kost? Het ontbreken van een echte killer wordt mij o.a. duidelijk bij een vrije trap binnen het strafschopgebied op minder dan 11 meter van het doel van Real, ongeveer een kwartier voor het einde. De keeper zou de bal ten onrechte in zijn handen hebben gepakt. Vervolgens blijven de spelers van Real echt kort op de bal staan, verre van de vereiste negen meter afstand, maar dat vindt de scheidsrechter – geen licht - kennelijk oké. De bal gaat er tot ontzetting van heel parque Santa Catalina niet in.
Dan komt minuut 86. Is het toch nog raak voor UD Las Palmas. Willian José maakt uit een voorzet van Momo de 1-1 met een fraaie diagonale uithaal langs keeper Keylor Navas van Real. Als fan van Las Palmas denk je dan: dat is de eindstand, maar wie weet maakt Las Palmas er zelfs nog in de resterende minuten 2-1 van. Echter, Real zet direct na de aftrap aan, schakelt over op de aanval en krijgt een corner. Jesé (wie is dat?) neemt hem en daaruit wordt het bij gebrek aan serieuze dekking nog 1-2 door Casemiro (wie is dat?), binnen twee minuten na de gelijkmaker van Las Palmas. Einde verhaal. Na drie overwinningen op rij verliest UD Las Palmas weer eens.
Enigszins teleurgesteld gaan wij en de rest van het talrijke publiek op de terrassen weer huiswaarts. Marc had eerder al aangegeven dat hij het niet echt meer “trok”, dus die ligt vóór 10 uur in bed te ronken. René en ik zitten nog even op het balkon, maar volgen hem een half uurtje later.
Maandagmorgen is het even haasten voor ze, maar om 8 uur zitten ze dan toch,vooraan naast de chauffeur, in streekbus 60 naar het vliegveld.

Maandagavond lees ik in de bibliotheek nog eens het verslag van UD Las Palmas tegen Real Madrid in de kranten. Zinedine Zidane, de huidige trainer van Real, schreeuwt (van de daken): “Jugando así no vamos a ninguna parte”, als we zo spelen komen we nergens.El País heeft het over “un Madrid soporífero resuelve con dos testazadas cabezadas”, een slaapverwekkend (Real) Madrid beslist de wedstrijd met twee kopballen”. Met name de keeper van Real zou de wedstrijd voor de Madrilenen gered hebben. Men vindt, net als ik en de verslaggevers van de regionale Canarias7, dat UD Las Palmas beter is. Maar wat koop je daar voor, als je verliest, is de toevoeging.

Op dinsdagmorgen in alle vroegte – ik lig nog in bed – bedenk ik dat ik misschien eens een verhaaltje moet houden over de spanning tussen wat er uit allerlei biologisch-mechanistisch onderzoek in de geneeskunde komt versus de uitkomsten van goed uitgevoerde randomized clinical trials. Ik heb het hier al vaker gezegd: er wordt bij de keuze van therapieën, zeker als het niet om medicamenten gaat, nog veel te veel geleund op wat logisch wordt gevonden, zonder dat daar klinisch experimentele bewijzen voor zijn. Voorwaar, een moeilijk onderwerp en ik vraag me af of ik er wel een uurtje mee kan vullen! Aan de andere kant, het idee dat de onderliggende biologie, zelfs op celniveau, uiterst belangrijk zou zijn, leidt er bijv. wel toe dat het medisch onderwijs, zeker in de eerste jaren, vergeven is van dingen die ik in ieder geval niet echt tot in detail wilde weten destijds. Tegelijkertijd is er, zeker in de opleiding tot basisarts, naar mijn mening veel te weinig aandacht voor therapieën en waar die op gebaseerd zijn. In de farmacie zie ik nog wel een kentering in het denken komen, maar bij de vele andere therapieën is die (zogenaamd om ethische redenen?) nog mijlen ver van mijn en jullie bed.

En met deze ontboezeming, waar Lluis ongetwijfeld niet erg warm voor zal lopen, eindig ik deze brief. Hij is lang zat en jullie moeten het er maar voor doen. Vergeet niet om a.s. zondag je palmtakjes te vernieuwen en maak eens een lange wandeling, is mijn advies. Sterker nog, doe eens een geocache in Maastricht en omgeving. Ik weet er een voor jullie, die op het parkeerterrein in Heugem begint; voor details, vraag Trudie.
“Esgodbleef” komt mijn volgende brief over precies een week, op de 37ste verjaardag van Marleen Seegers in Californië. Dus in de Gooi Week zien we elkaar nog net voordat Jezus weer eens gekruisigd wordt. Het ga jullie goed en tot ziens maar weer, hastaluego, PablitoK.

BOEKENBIJLAGE

Wie mijn voorkeur wil weten, waar het om Nederlandse boeken gaat, vertel ik graag over mensen als Tomas Ross, René Appel en Charles den Tex. In mijn rijtje favoriete Nederlandse thrillerschrijvers staat geen enkele dame. Vooruit denk ik nu: Peter de Zwaan, geboren in 1944 en uit Meppel, mag er wat mij betreft wel bij. Ik beschouw hem misschien niet als de thrillerman met de beste plots, maar zijn schrijfstijl is echt ver bovengemiddeld. Zijn debuut in 1982 was met “Een man genaamd Dietz” en dat heb ik de afgelopen week uitgelezen, alle 221 bladzijden. In welke stad in Nederland het speelt, blijft de vraag, maar hier is mijn mening over zijn boek.
Eerst maar even een stukje inhoud zonder al te veel te verklappen. Het verhaal kent twee hoofdpersonen: de ik-figuur, naam onduidelijk, en Dietz. De eerste jat verkleed als kerstman een cassette met 10.000 gulden uit een bank, maar het geld wordt hem direct afgenomen door Dietz en ene Luz. Later in het verhaal steelt de ik-figuur overigens een groot deel van het geld weer terug van Dietz. De ik is een randfiguur die o.a. in de weer is met loterijbriefjes, terzijde ook bij de reservepolitie werkt en enpassant er niet voor terugdeinst om bij allerlei onduidelijke handeltjes betrokken te zijn. Dietz aan de andere kant is eigenlijk Ric (Enrico) Dietano, zoon van de Oude Zak, zijn vader, die de onderwereld van de stad beheerst. Gepest door zijn diverse zussen verkeert Dietz graag tussen de hoeren (op Daranstraat) en stelt hij wel wat voor? Niet echt dus. Gaandeweg in het verhaal vallen er doden in overvloed, ook door toedoen van Luz, zie boven, die de rechterhand is van de vader van Dietz. Dan komen de ik-figuur en Dietz steeds meer tot elkaar, en gaan we naar de finale.
“Een man genaamd Dietz” vind ik geen zeer spannend boek. Het verhaal gaat zijn gangetje, meer niet; op het puntje van mijn stoel zitten bij het lezen kan ik er niet van maken. Tegelijkertijd geef ik hier volmondig toe, net als bij de andere boeken van Peter de Zwaan die ik al gelezen heb, dat hij als geen ander weet hoe je de lezer, mij dus, in je web moet vangen. M.i. is er geen betere thrillerschrijver in Nederland, als het op de schrijfstijl aan komt; die vind ik echt heel erg goed. Daarmee krikt hij de inhoud zodanig op dat ik hem voor zijn debuut “Een man genaamd Dietz” toch met een 7½ bedeel, allee een 8-. Peter de Zwaan is nog niet van me af. Zijn “Dietz” heb ik als tweelingboek samen met “De vrouwenoppasser”. Dat gaat er zeker ook nog aan geloven.

Vooral omdat Trudie haar een mooie, vrouwelijke aanvulling op het Zweeds thrillergenre vindt, besluit ik als tweede boek er eentje van Camilla Låckberg te gaan lezen. Een eerder boek dat ik van haar las, viel mij persoonlijk tegen. Ik heb er twee van Camilla Låckberg op mijn e-reader staan en ik kies voor “Vuurtorenwachter”, in het Zweeds”Fyrvaktoren”. Het boek is uit 2009, in Nederlandse vertaling uit 2011, en speelt in de plaatsjes Fjällbacka en Tanumshede aan de westkust van Zweden, ten noorden van Göteborg.
Tegenover Fjällbacka ligt voor de kust een eilandje van niks genaamd Gråskär, met een mooie vuurtoren. Daarheen is kennelijk Annie gevlucht met haar zoontje Sam. Ze krijgt er bezoek van Mats (Matte) Sverin, een jeugdvriend van haar. Die wordt vlak daarop vermoord aangetroffen in de hal van zijn woning. Eerder hebben de zussen Erica en Anna, allebei in verwachting, een ongeluk gehad, waarbij het zoontje in wording van Anna dood gegaan is. Zij lijdt daar zeer onder. Zus Erica is schrijfster en getrouwd met Patrik Hedström, het feitelijke hoofd met de politie in het plaatsje, waar ook Martin, Gösta, Annika en Paula als rechercheurs werken. Paula is lesbisch; haar vader Bertil is het eigenlijke hoofd van de lokale politie, maar in de dagelijkse praktijk doet hij op het bureau meer goed dan kwaad. Moet ik nog meer mensen voor jullie benoemen? Nou vooruit dan, Anders en Vivianne, broer en zus hebben net een groot project Badis voltooid, zo iets als Thermen 2000 in Valkenburg, samen met ene Erling. Eigenlijk gaat het om de prachtige renovatie van een oud badhuis dat op omvallen staat. Er is in het verhaal ook een motorbendeannex drugsorganisatie actief, de Illegal Eagles. Die komt uit de buurt van Göteborg, met ene Stefan aan het hoofd.
Voor wie dat in een thriller noodzakelijk vindt, vallen er gelukkig enige doden in het boek en zelfs blijkt het rond de vuurtoren behoorlijk te spoken. Geregeld valt Camilla Låckberg daarbij terug op gebeurtenissen in de periode 1870-1875, toen ene Emelie (met haar zoontje Gustav) het op Gråsbär zwaar te verduren zou hebben gehad onder de knoet van haar man Karl en diens hulp Julian.
Ik kan het niet helpen, Trudie, maar ik blijf volhouden dat het taaltje van Camilla Låckberg niet helemaal het mijne is. Ik geef hier drie voorbeelden, die ik meer dan eens in het boek ben tegengekomen: “haar hart maakte een sprongetje”, “ze keek hem sommerend aan” en ”hij voelde de adrenaline door zijn lijf gieren”. Wat ik af en toe echt misselijk vind, zijn de voortdurende wisselingen in de tekst. Nooit wordt eens een verhaaltje helemaal wordt afgerond, maar het blijft maar van de hak op de tak springen, van deelverhaaltje op deelverhaaltje. Bij mij kost dat recensiepunten.
Mede vanwege bovenstaande opmerkingen kan ik de “Vuurtorenwachter” maar beperkt waarderen. Het verhaal is best aardig, hoewel de spoken voor mij niet hoeven, maar door de stijlfouten en de al te veel wisselingen van onderwerp kan ik er niet echt warm voor lopen. Mijn recensiecijfer blijft navenant steken, ik kom met pijn en moeite op een 7- uit. Het boek van Camilla Låckberg dat ik nog te gaan heb, “Leeuwentemmer”, mag nog een tijdje ongelezen in mijn e-reader blijven zitten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten