dinsdag 31 januari 2017

Weblogbrief 12.16, 31 januari 2017

Weblogbrief 12.16, 31 januari 2017

Queridos amigos y familia, laat ik deze brief precies halverwege mijn verblijf hier in Las Palmas eens beginnen met iets te zeggen over de inaugurale speech van Donald Trump. Ik bekijk hem, mede op verzoek van John, als ik afgelopen woensdagmiddag in het faculteitsgebouw zit. Hij duurt 16½ minuut en is hij zo pakkend als John beweert? Dat betwijfel ik zeer, ik persoonlijk vind hem helemaal niks. Het akeligste moment erin vind ik overigens niet dat hij “de macht wil teruggeven aan het volk”, zonder verdere toelichting. Dat beweerde iemand als Hitler overigens ook, om eens een zijstraat te noemen. Ook zijn slogan dat de elite nu eindelijk eens de mond wordt gesnoerd, komt op mij beschamend over. Ik keer me echter mede van Trump af, als hij op het einde omstandig Onze Lieve Heer erbij haalt om zijn gelijk te bevestigen. Beste mensen, kunnen we God misschien buiten de politiek houden? Er worden nogal wat oorlogen gevoerd, omdat de ene God beter zou zijn dan de andere of omdat God per se moet winnen van geen God. Voor de weldenkenden verzucht ik hier: God, wie bedenkt het? Om Henning Mankell eens te citeren, in boek 2 van deze week: met “religieuze aanvechtingen” heb ik helemaal niks.
Meer dan van Donald Trump zit ik te genieten van het commentaar op hem van Noam Chomsky. Piet & Tonnie vragen me per mailtje om daarnaar te kijken op YouTube. Eerlijk gezegd, zonder hun aanmoediging had ik dat waarschijnlijk ook al gedaan. Voor Chomsky is Donald Trump niet meer dan “een showman, zonder ideologie, onvoorspelbaar, hij weet van niks, megalomaan” en ga zo maar door. Misschien vind ik dat een beetje veel van het goede, een tandje minder mag ook, maar toch.
Wel ben ik zeer gecharmeerd van Chomsky’s opmerkingen over de offensieve bedoelingen van de NAVO, met Amerika voorop, aan de west- en zuidgrens van Rusland. Wie bedenkt het om de vijand van weleer opnieuw uit te gaan dagen door je legermacht aan de grens van de Baltische Staten te posteren en een dictatuur als Oekraïne uitgebreid te gaan steunen. Wie iemand als Poetin echt tot een tegenactie wil aanzetten, moet vooral dat soort dingen gaan doen. Kijk zelf maar eens op Chomsky on new Trump-era. Up Front.
Ik heb hier al eens gezegd dat ik iets heb met Bernie Sanders. Daarin ben ik niet de enige, gelukkig. Vooral bij de jeugd had hij volgens diverse enquêtebureaus legio aanhangers. Het commentaar van Sanders op Trump is m.i. beter te pruimen dan dat van Chomsky. Tegelijkertijd vind ik dat Bernie Sanders, net als Donald Trump en Noam Chomsky veel te oud is om alsnog president te worden. Daarvoor is iemand als Barack Obama acht jaar geleden veel geschikter.
Over de afgeserveerde en al even bejaarde Hillary Clinton zal ik het niet verder hebben. Waarom de top van de Democratische Partij in Hillary Clinton van de zomer een veel betere presidentskandidaat zag dan in Bernie Sanders, daarover ben ik nog steeds uit mijn doen. Het is kennelijk net als de PvdA in Nederland echt een middenpartij geworden. Of Bernie Sanders wel van Donald Trump gewonnen had, is overigens weer een andere vraag.
Wel wil ik tenslotte nog iemand aanhalen die hier in Las Palmas een lezing gaf:. Een professor uit Murcia laat noteren: “Donald Trump no sería posible sin la tribalización digital. En 140 caracteres tramsmite ideología.”, Donald Trump zou niet mogelijk zijn zonder de digitale ramp. In 140 letters vent hij zijn ideologie uit. Misschien moesten politici ook maar eens ophouden met het ventileren van hun ideeën via sociale media zoals Twitter.

Terug naar alledag. Weten jullie waar het Spaanse woordje “piropo” voor staat? Volgens mijn woordenboek is dat een galant compliment. En helaas kan en wil ik maar niet begrijpen waarom Vodafone zich dat “piropo” heeft toegeëigend in haar advertentiecampagne. “Gracias por el piropo”, bedankt voor het compliment, liever niet dus.
Ik heb er nog een die ik vanuit bus 12 langs zie komen bij de bushaltes. “Conócela por ti mismo”, leer de stad zelf kennen, met daarbij een mooie foto van New York City. Die is van enkele reismaatschappijen die – zonder hotel erbij – een retourtje vanuit Gran Canaria naar de Big Apple aanbieden voor 859 euro. Ik vind dat onder ons gezegd aan de zeer dure kant. Maar goed, kosten niet al die advertenties niet ook een smak geld?

Heb ik nog meer voor de woensdagavond? In Canarias7, mijn krant hier, staat een aardig stuk over veertien “grabados”, etsen van Rembrandt uit 1638. Begin jaren 70 zou het bestuur van het eiland (“el cabildo”) die hebben opgekocht van een antiquair voor 400.000 pesetas. Wat er in de decennia daarna mee gebeurd is, staat mij even niet bij, maar nu hangen ze in Vegueta in het Casa de Colón, het huis waar Columbus een nacht heeft geslapen op weg naar Amerika (bij zijn tweede reis?).
Rembrandt, denk ik dan, dat is toch bepaald geen kladschilder. Er staan drie van zijn etsen afgedrukt in de krant. Daarbij valt mijn oog vooral op die van “Adán y Eva” in het paradijs. Ze staan bij de “boom met de verboden vrucht” en de duivel “in de gedaante van een slang” spreekt hen verlokkend toe. Op dezelfde ets zou ook een olifant te zien zijn, maar hoe ik ook mijn best doe - ik heb de krant zelfs op zijn kop gehouden – die heb ik niet kunnen ontdekken.

Het is donderdagmorgen en hier is hij dan: Buddy Miller. De Amerikaanse countryzanger is van 1952, hij is zes jaar jonger dan ik, en hij woont in Nashville, Tennessee. Ik heb (nagenoeg) al zijn muziek, zo’n tien cd’s, via Peter?, maar zijn allernieuwste uit 2016, “Cayamo Sessions At Sea”, moet ik wel nog een keer ergens vandaan halen. Bij mijn weten is hij op de plaat pas actief sinds 1995, als hij al in de veertig is. Overigens is op minstens drie cd’s ook Julie Miller (meisjesnaam Griffin) van de partij, uit 1956. Buddy is met haar getrouwd, moeten jullie weten. Van Julie wil ik graag ook nog eens muziek gaan verzamelen.
De eerste van Buddy Miller heet “Your Love And Other Lies” en die laat ik jullie hier eens horen, met o.a. het nummer “That’s how I got to Memphis”. Dat heb ik ook van Rosanne Cash (met haar vader Johnny) en uiteraard ook in de prachtversie van Solomon Burke. Het is in 1968 geschreven door singer-songwriter Tom T. Hall, voor wie het naadje van de kous wik weten. Hier zijn alle dertien nummers van de eerste cd van Buddy Miller “Your Love And Other Lies”:
01.You wrecked up my heart
02.Don’t listen to the wind
03.That’s how I got to Memphis
04.I’m pretending
05.Through the eyes of a broken heart
06.I don’t mean maybe
07.Hold on my love
08.Hole in my head
09.Watching Amy dance
10.I can’t slow down
11.My love will follow you
12.You’re running wild
13.A girl like you
Eerlijk is eerlijk, ik vind het een mooie cd en hoor ik daar op de achtergrond af en toe toch ook al Julie? De beste nummers zijn naar mijn onbescheiden mening “You wrecked up my heart”, “That’s how I got to Memphis” hoe kan het anders, “Hold on my love”, “I can’t slow down” en “You’re running wild”. Zonder dat jullie het hoeven aan te horen, ga ik op mijn computer ook andere cd’s van Buddy Miller draaien.

Mag ik dan nu eens kort met jullie hebben over iemand die ik gemakshalve hier zal aanduiden als “De Speer”? Ik heb het over een man hier van een jaar of vijftig, broodmager en meer dan behoorlijk gebruind, en gehuld in een minimum aan kledij: een Hema-hemmetje, een kort broekje en sportschoenen. Ik ben hem deze winter ook wel eens tegengekomen op het terras bij Castillo de la Luz, maar ken hem vooral – al vele jaren – als een knotsgek die doorgaat met hardlopen tot hij een ons weegt. Hij doet dat liever niet op een plek waar hij nauwelijks of geen toeschouwers heeft. Nee, “De Speer” is meer iemand die zijn hobby graag cultiveert midden tussen de Palmezen. Ik heb hem zich dinsdagvond al en vanavond op donderdag al weer uitgebreid de blubber zien rennen op het stukje boulevard waar ik me vaak ophoud, links en rechts van het NH Imperial hotel en mijn bank aan Ferreras. Beide keren gebeurt dat tussen half 7 en half 8 en dan komt hij op dit stuk zo’n 10 keer voorbij, heen en terug, in een tempo dat me aan dat van getrainde Keniaanse marathonlopers doet denken. De langzame voorbijgangers ontwijken is er nauwelijks bij en als hij bij andere lopers komt, versnelt hij zijn gang even.
In vredesnaam, wat bezielt mensen toch om dat soort dingen te doen?

De vrijdag staat een beetje in het teken van Lux, die vandaag 7 jaar is geworden. Veel geluk om haar aan de telefoon te krijgen heb ik niet gehad. Ik heb het in de vroege avond drie keer geprobeerd, met tussenpozen van steeds een half uur, maar tevergeefs. Toen heb ik haar maar gesms’t om toch mijn opa-felicitatie toch over te brengen op de heuglijke dag zelf.
Zaterdagmorgen sms’t ze me terug dat ik een lieve opa ben en dat ze heel benieuwd is naar het cadeautje dat ze op zondag van Trudie en mij gaat krijgen. Als ik die morgen een nieuwe poging waag, heb ik wel succes.
Wat raar trouwens: die manier waarop je dat sms’en in het Nederlands schrijft. Hoort dat wel zo, mensen? En zijn de jongens en meisjes van het tijdschrift “Onze Taal” het daar mee eens?

Dan het op de zaterdag 12 minuten over 11, als ik voor de zoveelste keer in successie een volkszanggroep van hier te verduren krijg. Als in Maastricht iets twee of drie keer achter elkaar gebeurt, spreken we, jullie dan, van een traditie. Is dat hier ook het geval? Het lijkt me het moment bij uitstek om mijn moede lijf te verplaatsen naar de achterkant van mijn woning, waar de verklede eilanders nauwelijks te horen zijn. Allereerst ga ik eens uitgebreid naar de wc – dat moet op zijn tijd zeker ook gebeuren – en daarna ga ik mij omstandig douchen, met inbegrip van mijn haar inzepen. Het is “jummers” (wie gebruikt dat woord nog?) zaterdag en dan staat mijn haarwasbeurt op de rol.
Pas als ik helemaal schoon ben, mag ik gaan aanzitten aan het buffet. Dat bestaat deze keer uit een overmaat tonijn op brood met een portie “ertsjes en wörtelkes”. Daarna staat er oude kaas op het programma, met Wasa knäckebrød, om te eindigen met chocoladevla, niet dat lichtbruine spul, waarom Nederland bekend staat, maar met overdadige echte chocola.
Na precies een uur houdt de volksgroep ermee op en kan ik ongegeneerd van tafel om weer op mijn balkon plaats te nemen. Nog vijftig bladzijden, dan heb ik Henning Mankell’s “Italiaanse schoenen” uit.

Wordt het op zondagmorgen niet tijd om weer een nieuw muziekje – niet: “meziekske”, dat is een mondharmonica in het Maastrichts – voor jullie op te zetten? Tot de landen waar ik nog eens heen wil op vakantie, liefst met Trudie in een groepsreis, reken ik met stip Columbia, in de landstaal Colombia. Het ligt in het noordwesten van Zuid-Amerika tussen Ecuador en Venezuela, Grote steden zijn o.a. de hoofdstad Bogota, Cali en Medellin met aan de Caribische Zee Cartagena en Barranquilla. Vooral dat Cartagena trekt me om een niet helemaal heldere reden.
Ik weet eerlijk gezegd nog niet of ik Trudie kan overtuigen om mee te gaan. Colombia ligt net boven de evenaar, dus de temperatuur zal het probleem niet zijn. Intussen heb, voordat ik weer naar Las Palmas kwam, wel alvast een dubbelcd van Centre Ceramique gekopieerd met muziek uit het land: “100% Colombia”, 14+18 nummers. De diverse artiesten zijn voor mij, en ik neem maar aan ook voor jullie, allemaal even gloednieuw, dus lijkt het mij wat veel van het goede om ze hier een voor een aan jullie te gaan voorstellen. Ik beperk me daarom tot mijn eigen top 10. Ik sluit niet uit dat ik na herhaald luisteren met een iets andere serie ga komen. Hoe dan ook, hier zijn in alfabet op naam mijn favorieten van het moment:
01.Andres Landero Y Su Conjuncto
La pava congona
02.Bovea Sus Vallenatos
La casa en el aire
03.Chiches Vallenatos
Tierra mala
03.Edmundo Arías
Cumbia del Caribe
04.Joe Arroyo
Rebellion
06.Lisandro Mesa
Entre rejas
07.Romualdo Brito Y Su Conjuncto
Mi presidio
08.Sentiento Vallenato
Aun solo
09.Sonora Dinamita
El ciclon
10.Sonora Dinamita
A mover la colita
Als ik te kiezen heb tussen het gejengel van trompetten of de zoetgevooisde klank van de trekzak, heeft de trekzak mijn absolute voorkeur, ook in Colombia. En wat mijn top 10 zal zijn na een bezoek aan het land, staat te bezien, dat ook nog.

Op de zondag 29 januari voel ik mij haast verplicht om mij om even voor 12 uur naar het strand op La Puntilla te begeven. Op grote aanplakborden is al een week lang te lezen dat het daar dan te gebeuren staat: “Un día de playa, el verano que acabó ayer”, een dagje op het strand, een zomer die gisteren ophield. “Un recorrido escénico para despertar nuestra historia, nuestros recuerdos, nuestro pasado”. Een herinnering in scènes om onze geschiedenis, onze herinneringen, ons verleden wakker te maken.
De twintigste eeuw gaat voor mij teruggehaald worden. Daarvoor gaan zo’n 200 figuranten in klederdracht van de vorige eeuw op Las Canteras taferelen (dat woord bedenk ik ter plekke). Komt het zien!
Wie zit er dus op de zondag vlak voor 12 uur op zijn favoriete bank bij Ferreras? Ondergetekende in een polo, want het is 22 graden, vlakbij het gebouw van Real Club Victoria, van waar de groepen in steeds andere klederdracht zullen vertrekken. Ik ben bepaald niet de enige die belangstelling toont voor het verleden van het strand. Honderden mensen, vooral ouderen, verdringen zich in de buurt, het merendeel met een telefoontoestel annex fototoestel in de aanslag.
Dan komt een uiterst bont, veelkleurig en volgens verschillende mode gekleed gezelschap in colonne naar buiten, best de moeite waard. Men verspreidt zich over diverse locaties in het zand, waarvoor eerder al voorbereidingen zijn getroffen. Wij, toeschouwers worden verondersteld om, van boven af aan de boulevard, onze eer aan de “verkleiders” te betonen en dat doen we ook, huppelend van tafereel naar tafereel. Aan de leuning van de boulevard staan steeds grote borden met in het Spaans een uitgebreide toelichting. In totaal zijn er zo’n tien scènes te zien, van de jaren 20, 30, 40, 50, 60 en 70 en daarbij nog enkele andere, zoals helemaal vooraan een gezelschap vissers, uit de tijd dat Las Palmas nog nauwelijks wat voorstelde. Wat mij vooral opvalt bij het bekijken is hoe de badpakmode, met name van de dames, met steeds minder stof van doen heeft, van zwart en haast alles bedekkend naar bijna bikini en felgekleurd. De “Oben Ohne” en string zie ik niet, die komen ongetwijfeld als ook de decennia erna onder de loep genomen gaan worden. Terzijde zie ik bijv. bij de jaren 40 ook een energieke dame aan een tafeltje met boeken zitten die Agatha Christie voorstelt en een goed in het pak zittende Gregory Peck uit de haaienfilm Moby Dick.
Om half 1 mag ik weer huiswaarts gaan, waar mij een ontdooide grote portie groentesoep met ballen wacht. Ik heb er gesneden rond brood bij van bakkerij Garnier, dat mij verkocht is als “integral”. Wat een onzin, er is niks bruins aan het brood te ontdekken. Mijn moeder, uit Sint Pieter en iemand die echt alles van eten wist, zou gezegd hebben: “Es dat broen broed is, vreet iech ‘ne bessem”.
Zo’n verkleedpartij, dat zou best ook iets voor Maastricht zijn. Uiteraard is het dan uitwijken naar ergens in de zomer, maar dat lijkt me overkomelijk. Met carnaval zal ik eens rondvragen of iemand het idee kan uitwerken en het festijn wil organiseren.

Zondagavond mag ik voorbij de bocht naar rechts en links van Las Canteras naar café-restaurant Clipper voor mijn dosis levende muziek. Die valt me deze keer een beetje tegen. “We” hebben een zangeres, een meisje met een saaie gitarist en vooral haar eigen piano. Hoe komt zo’n instrument op de tegels vóór de zaak? Nee, er staat echt geen vleugel voor de deur, ook geen gewone piano. Vandaag de dag bedien je je gewoon van een groot piano toetsenbord plus een stel draden en een versterker. Die van haar is een Roland A-88.
Op de terugweg kom ik “De Speer” tegen die op de boulevard nog staat uit te hijgen van gedane arbeid. Hij ziet er zeer bezweet uit. Als dat maar goed gaat!

Op maandagmorgen word ik om half 7 wakker gemaakt door een vrouw die verder op in mijn straat een man uit een flatgebouw toezingt. Ik ken het mens, ze is niet helemaal compos mentis en wat mij betreft, had ze al veel eerder een permanent straatverbod voor de Luis Morote en zijstraten mogen krijgen. De politie heeft haar ook al enkele keren uit de straat mogen verwijderen op een onchristelijk uur. Nu zingt ze “met luider stemme” het nummer “(You are) always on my mind” en druipt even later boos af, als de door haar aanbeden man – gelukkig – geen sjoege geeft. Mij en ik denk ook anderen heeft ze intussen wel uit onze slaap gehaald. Vlak daarop – maar dat weet ik natuurlijk pas later – ben ik weer in dromenland.
“Always on my mind”, van wie is dat nummer ook al weer? Als ik aan de koffie zit op mijn balkon, ga ik het toch eens op de computer opzoeken. Ik ontdek zoveel vertolkers dat het mij duizelt. Ik noem hier in alfabetische volgorde: B B King, Elvis Presley, Floyd Cramer, Johnny Cash,, Loretta Lynn, Matt Bianco, Michael Bublé, Ryan Adams, Sarah Vaughan, Skeeter Davis en Willie Nelson. Mij staan vooral de versies van Willie Nelson en Elvis Presley bij.
Dan bedenk ik dat het vandaag 30 januari is, Trudie’s verjaardag. Omdat ze gaat geocashen, waarschijnlijk al aan het geocashen is, beperk ik me vandaag tot een sms’je. Prompt krijg ik er een terug met “Daanke”. We hebben afgelopen zaterdag afgesproken dat het morgenavond uitgebreid bellen wordt.

‘s Avonds ga ik even naar mijn bibliotheekje aan de boulevard om te vernemen welke grote onbekende gisteren door de Tempeleers tot prins carnaval “vaan Groet Mestreech” is gekroond. Het is deze keer een man, ene Jerome d’n Ierste. Hij heet van achteren Slakhorst, is 40 jaar en woont op de Papenweg met zijn Linda en de vijfjarige tweeling Cato en Nora. Zijn werk is in Heerlen voor Brand Bier, onder de vlag van Heineken. Linda zit als violiste in het orkest van André Rieu. De Stehgeiger ontwaar ik zo waar op de podiumfoto op de Markt.
Uit e-mail van Harry blijkt dat hij het tweede deel van Maastricht in 1794 nu af heeft en op zijn website heeft gezet. Met jullie hoop ik dat het nieuwe verhaal over de Fransen net zo ontroerend en nog succesrijker is als deel 1. Morgenmiddag ga ik er zeker kennis van nemen (en het zo nodig becommentariëren) en hopelijk jullie ook.

Zoals meestal is de laatste ochtend, in dit geval van de dinsdag, vooral om mijn brief nog eens door te lopen, alsnog enkele gewenste verbeteringen aan te brengen en de spellingcontroller erop los te laten. Dat gedaan hebbende kondig ik jullie aan dat mijn volgende, de zeventiende, “por dios” het licht zal zien op maandag 6 februari.
Tot die tijd worden jullie geacht je wel rustig te houden, vooral niet bovenmatig aan de drank te gaan, want carnaval ligt nog de nodige weken in het verschiet. De neefkes en nisjekes die a.s. zondag gaan aantreden bij Trudie thuis vanwege haar verjaardag, worden bij dezen verzocht niet al te prijzige cadeautjes mee te nemen. Dat is nergens goed voor. En met mijn felicitatie aan Rik die vandaag 32 wordt en aan Marcel die zaterdag a.s. de 42 hoopt te bereiken, sluit ik deze brief willens en wetens af. Het ga jullie goed en tot ziens over een week of drie in Mokum-Zuid, hasta luego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Op mijn e-reader vind ik tussen de diverse thrillers van mij welbekende schrijvers de nodige boeken waarvan ik mij serieus afvraag of ik ze wel wil lezen. Het kan meezitten en tegenvallen, denk ik. Zo kom ik wel uit bij een boek van Caroline Graham, nooit van gehoord. Volgens de Wikipedia is de dame geboren in 1931 en komt ze uit het Engelse Suffolk. Haar boek op mijn e-reader heet “Midsummer Murders” (of is het “Midsomer Murders”), in Nederlandse vertaling “Moord achter de coulissen”, 300 bladzijden dik. Het zou in afleveringen geschreven zijn voor een Engelse krant eind 1999. In ieder geval is het weer eens wat anders. Het verhaal speelt in het Engels dorpje Causton in de buurt van Uxbridge, maar waar dat Uxbridge ligt, staat me niet bij.
Centraal in het boek staat een amateur toneelgezelschap dat het leven van Mozart (“Amadeus”) en diens rivaal Salieri voor het voetlicht gaat brengen. De hoofdrolspelers zijn de jonge Nicholas (Mozart) en de arrogante “ster” van het dorp Esslyn (Salieri), maar er zijn legio bijrollen, zoals van Rosa, Donald, Clyve, Boris, Kitty en anderen. Regisseur is de zelfingenomen, persbeluste Harold, die graag de baas speelt, alle eer naar zich toetrekt en zijn assistente Dierdre kleineert. Voor de belichting zorgen Tim en Avery, Joyce gaat over de kleding en Colin en zijn zoon David over de decors.
Dan gaat er tijdens de première van “Amadeus” iets vreselijk mis. Esslyn zou op het einde zijn keel zogenaamd doorsnijden met een scheermes, maar op het toneel snijdt hij echt zijn keel door en bloedt hij ter plekke dood. De in de zaal aanwezige politieman Tom, man van Joyce, maakt er met zijn helper Troy een moord van. Wie heeft die op zijn geweten? Laat ik hier verklappen dat ik persoonlijk de dader snel in de smiezen heb en dat het niet Esslyn’s vrouw Kitty is. Hoewel, zij is wel degene die door dezelfde Esslyn op het toneel uiterst ruw omgekegeld wordt en dan in de coulissen roept: “Als hij me ooit nog met één vinger aanraakt, dan vermoord ik hem”.
Op de keper beschouwd is “Moord achter de coulissen” een boek dat voor de liefhebbers van thrillers onder jullie de moeite waard is. Er zit best spanning in – dat ga ik niet ontkennen - en als extraatje krijg ik er de nodige persoonlijke verhalen bij geserveerd. Bovenal vind ik het een prototypisch Engels moordboek, dat ik daarom liever in het Engels had gelezen. Caroline Graham, kent iemand van jullie haar?, komt met “Moord achter de coulissen” aardig weg. Van mij krijgt ze een 7½ als recensiecijfer voor haar boek.

Mijn tweede boek heb ik als e-reader cadeautje van Rocky. Het is oorspronkelijk uit 2006 (of is het van latere datum?) en heeft de wonderschone titel “Italiaanse schoenen”. De schrijver is Henning Mankell, geboren in 1948 en helaas te vroeg van ons heengegaan in 2015. Hij heeft een hele serie prima thrillers geschreven, elf met inspecteur Wallander en vijf los daarvan. Ook is hij goed voor de nodige romans en jeugdboeken. Zijn thrillers heb ik allemaal plus een aantal romans, waaronder nu kennelijk ook “Italiaanse schoenen”. Ik lees het, voordat ik hierna aan “Zweedse laarzen” ga beginnen, dat vlak na zijn dood (“postuum”) verschenen is en dat min of meer het vervolg is op “Italiaanse schoenen”.
“Italiaanse schoenen” bestaat uit vier delen: Het ijs, Het bos, De Zee en Winterzonnewende. Voormalig orthopedisch chirurg Fredrik Welin is als 54-jarige met opereren gestopt en zit sindsdien al twaalf jaar op een mini-eilandje voor de oostkust van Zweden. Dan ziet hij zijn heel vroegere vriendin Harriet van 37 jaar terug op het eilandje verschijnen. Ze is bijna dood, uitgezaaide maagkanker, en vraagt hem om haar alsnog naar een bosvennetje ergens in Zweden te brengen, zoals hij haar vroeger beloofd had, voordat hij haar verliet. Daarna wil ze ook nog op bezoek bij haar dochter Louise, die – dat wist hij nog niet – ook zijn dochter blijkt te zijn.
Fredrik wil nu ook de vrouw ontmoeten, Agnes, bij wie hij twaalf jaar terug de verkeerde onderarm heeft afgezet, waarna hij het voor gezien hield. Die heeft nu een opvanghuis voor drie tieners: Sima, Miranda en Aida. Sima komt vervolgens op bezoek op het eilandje enz. enz. Op het einde zit Fredrik met dochter Louise kip te eten bij de winterzonnewende.
Henning Mankell hoef ik niet uit te leggen hoe je een interessant verhaal boeiend moet vertellen; hij weet daar veel meer van dan ik. Hij is vooral bekend van zijn thrillers, maar zijn andere boeken zijn m.i. net zo goed. “Italiaanse schoenen” is zo’n ander boek. Ik heb het “con mucho gusto” gelezen en heb er als recensiecijfer een volle 8 voor over. Heel binnenkort zal ook “Zweedse laarzen” van Henning Mankell eraan moeten geloven.

Gaan we naar boek 3 van deze week, een kleintje van zo’n honderd bladzijden, dat ik als e-boek van Ellen kreeg. Ik was vroeger echt een fan van de legio stukjes van Hugo Brandt Corstius. Die schreef hij onder een heel stel schuilnamen, met grote regelmaat, al was het maar om te pesten. Malle Hugo (die bijnaam is van W F Hermans) overleed in 2014, na een korte periode van snel toenemende dementie.
Hij was al heel vroeg in zijn leven weduwnaar en had naast zijn computerwerk – in de jaren 70, toen ik daar ook wel eens kwam, in het Amsterdamse Mathematisch Centrum - de zorg voor drie kinderen, twee meisjes en een jongen. Van de jongen, Jelle Brandt Corstius, geboren in 1978, heb ik intussen diverse tv-series gezien, vooral over de Sovjet Unie en ook enkele boeken gelezen. “In zak en as”, sorry, ik vergis me, “As in zak” is zijn zevende boek, uit 2016. Het is geen Russisch reisboek, maar een hommage aan vader Hugo.
Jelle ging als kind en jongeman vaak fietstochten met zijn vader maken; ze waren echte fietsmaatjes. Postuum, alweer, vertelt hij over een fietstocht die hij ter diens nagedachtenis maakte, de 1620 km van Amsterdam naar de Middellandse Zee, een hele ruk. Hugo, de beledigende veelschrijver en ook nog vegetariër, wordt na zijn dood gecremeerd. Jelle neemt een zakje van diens as (een kopje van de in totaal 3½ kilo crematie-as) mee om in de Middellandse Zee te gaan verstrooien. Het boekje bestrijkt 15 hoofdstukjes, eerst de aanloop, dan dertien keer onderweg en ten slotte de terugreis per trein. Onderweg sleept Jelle Brandt Corstius ook nog eens veertig kilo bagage (Yolanthe) mee op zijn fiets plus een boek van niks waarin hij ‘s avonds laat pleegt te lezen. Zijn fiets heeft gelukkig de nodige versnellingen; anders zou de laaglandfietser de Ardennen en de Jura zeker niet overkomen. Er zit ook een mondharmonica in de bagage, waarop hij wil leren spelen onderweg, maar die blijft onaangeroerd.
Ik krijg twee soorten verhalen voorgeschoteld: van wat Jelle onderweg allemaal tegenkomt en meemaakt en de diverse Hugo-verhalen. Enkele voorbeelden van de laatste: hoe Hugo als “bonus” bij Albert Heijn steeds de Volkskrant jat, Hugo de salsa dansend op het boekenbal, het gebruik van het woord “Pirelli” als hij geen antwoord wil geven en zijn reis per trein met Jelle door Siberië. Jelle vermeldt over zichzelf dat hij na vijf jaar Rusland blij is weer elders te zijn, maar dat hij nog steeds van mensen te horen krijgt: “Rusland is díé kant op” (naar het oosten). Verder geeft hij een heel aardige beschrijving van zijn privéreis door Nederland, België, Luxemburg en vooral Frankrijk. In bijv. Maastricht onderweg belandt hij bij een al te zuinige hospita, wat vindt hij Frankrijk, zeker Noord-Frankrijk, leeg, in de Jura (Alpen) is Mart Smeets zijn zogenaamde verslaggever. Dan ontmoet hij Monsieur Mistral in de Provence en gaat het door de Camargue naar de Middelllandse Zee. Ter plekke vraagt hij zich af waarom hij het in Godsnaam allemaal gedaan heeft. Rouwen, wat is dat eigenlijk? Dan leegt hij na twee weken ontbering het zakje as in de zee en koerst vervolgens per trein huiswaarts.
Jelle Brandt Corstius is een begenadigde verteller en hij kan het nog opschrijven ook. “As in zak” is daarmee een heel mooi boekje geworden, zo eentje dat ik graag cadeau zou krijgen of cadeau zou doen aan iemand die het op zijn waarde weet te schatten. Ik heb ruimhartig een 8+ als recensiecijfer over voor dit kleine voorbeeld van bekwaamheid. En neem me voor om de resterende boekjes van Jelle BC, die ik nog niet heb, in de bibliotheek te gaan lenen.

woensdag 25 januari 2017

Weblogbrief 12.15, 25 januari 2017

Weblogbrief 12.15, 25 januari 2017

Queridos amigos y familia, ga er maar eens goed voor zitten, hier is mijn vijftiende brief van deze winter, ik ben op de helft. Ik ga jullie uit de doeken doen wat ik de afgelopen zes dagen heb meegemaakt. Om de gaatjes te vullen zal ik er ook nog een paar ontboezemingen bij doen, geen akeligheden, dus ik zie niemand daardoor afhaken.

Ik ga terug naar afgelopen donderdag, als ik om half 1 bij de bushalte sta. Die is, zoals al aangekondigd, een klein stukje meer in de richting van het Isleta, op de calle Albareda, voorbij het grote gebouw van de BBVA. Voor wie het niet weet, de BBVA is de bank waarbij ik in Spanje een doorlopende rekening heb; veel stelt die in omvang overigens niet voor. Het kost me nog steeds een half uur, voordat ik vanaf de Albareda het faculteitsgebouw Gezondheidswetenschappen bereik, op de zuidpunt van Las Palmas de Gran Canaria (LPGC).
Ter plekke doe ik eerst mijn ding: mijn vorige brief aan jullie versturen, voor een keer geld overmaken naar de belastingdienst in Apeldoorn en mijn diverse e-mail bekijken en eventueel beantwoorden. Daarna verdiep ik me in de clips van Harry en diens stuk over Penney (met een tweede E) de Jager. Zij komt op me over als een prima danseres, maar met haar hersens in haar benen.

Dan is het bijna half 4 en mag ik eindelijk de Salón de Actos in. Aan de ingang krijg ik van alles aangereikt, o.a. een complete map met artikelen die ik niet wil lezen, maar mijn “badge” is daar niet bij. Hoe vertaal je overigens “badge” in goed Nederlands? Dat valt me nu niet echt in. De Salón de Actos, officieel onthuld in 2011, ligt tussen de twee lage gebouwen van de faculteit in, onder de grond. Het lijkt wel een collegezaal met een breed podium en een kleine 200 ruime zitplaatsen. Er zijn tussen de 50 en 75 stoelen bezet, minder dan de helft, van bovenaf gezien vooral aan de rechterkant. De sprekers, hoe internationaal de “workshop” ook mag zijn aangekondigd, komen bijna zonder uitzondering uit Spanje en Gran Canaria. Achter in de zaal is een ruimte voor de “lichtbeelden”, waar ook mijn “interpretora” Spaans-Engels zit. Als ik haar aanspreek met “traductora”, vind de dame van middelbare leeftijd dat ook prima.
Nou verwachten jullie natuurlijk dat ik hier uitgebreid verslag ga doen van alle lezingen en de discussies op donderdagmiddag en de hele vrijdag, toen ik al vanaf 9 uur ‘s morgens bij de les moest zijn. Dat doe ik dus niet, enerzijds omdat jullie maar zeer beperkt in het onderwerp geïnteresseerd zullen zijn en anderzijds omdat ik eigenlijk maar weinig heb opgestoken van de diverse lezingen. Een aantal was echt ver van mijn bed: gepiel in de marge van cellen en de extracellulaire ruimte. In de ijver van Lluis om allerlei disciplines met elkaar te gaan verbinden krijg ik een aantal verhalen voorgeschoteld over zaken als het antidiuretisch hormoon en het interstitium die me grof gezegd niet aanstaan.
Dan zijn er de nodige lezingen over hoeveel we gemiddeld per persoon drinken (75% drank, 25% van eten) en hoeveel van ons onder de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid water zitten, als we de officiële commissies die daarover gaan, mogen geloven. Een commissie uit Amerika en de “wereld” komt hoger uit, maar een vrij recente Europese vindt dat het minimum zo’n 2½ liter voor mannen en twee liter voor vrouwen moet zijn. Voor bijv. kinderen, zwangeren en ouderen alsmede bij bijv. lichamelijke inspanning komen daar nog de nodige deciliters bij.
Het ontstaan en verergeren van ziektes door het te weinig drinken van water en dergelijke is een onderwerp waarover ik niet of nauwelijks iets hoor die anderhalve dag. Zelfs vergaande uitdroging, dehidración in het Spaans, toch een hoofdreden van allerlei sterfte in vooral de derde wereld, komt niet echt aan de orde. De enige spreekster die – althans bij kinderen – iets gaat vertellen over het nut van meer water drinken in relatie tot de schoolprestatie, ene Rosa Maria Ortega van de universiteit van Madrid, is op de vrijdagochtend dat ze haar verhaal mag houden, ineens ziek in bed gebleven. Iemand anders, de moderator, voert namens haar het woord, maar weet niets van de ins en outs van haar review en eigen Spaans onderzoek. Mijn reader bevat van alles, maar helaas geen enkel artikel over haar bezigheden. Wel zie ik later, in een presentatie over voorlichting, Michelle Obama omstandig uitleggen dat één glas water meer per dag drinken op school het verschil kan maken.
Heb ik dan helemaal niets geleerd van deze eerste internationale “workshop” over drinken? Dat is m.i. vooral dat je van bijeenkomsten als deze vaak niet veel wijzer wordt. Intussen heeft Lluis zichzelf wel opgeworpen als de man van de “Catedra Internacional de estudios avanzados en hidración”. M.i. had hij dat beter niet kunnen doen.

Een man alleen moet wat, dus geef ik jullie hierbij een zinnetje op dat ik tegen het glas van de kantine van het faculteitsgebouw zie aangeplakt op de vrijdagmiddag. “Estimados clientes: los productos que se consumen en la cafetería han de ser alquiridos en las misma. Gracia por su colaboración. Atentamente, la dirección.” Mijn vraag aan jullie is: wat betekent dat “han de ser alquiridos en la misma”? De oplossing geef ik na de aankondiging van mijn eerste plaat van deze brief.

Het is al zaterdagochtend, als ik mijn eerste cd voor jullie inzet. Daarvoor gaan we naar de andere kant van de wereld, Nieuw-Zeeland en vooral Australië. Daar was vanaf halverwege de jaren 80 Crowded House actief, een groep met als boegbeelden Neil Finn en Nicks Seymour. De stad die ik erbij heb “opgenoteerd”, is Melbourne. Ik tel op de Wikipedia zes cd’s van de groep; hier zijn de jaren van uitkomst en titels:
(1986) Crowded House
(1988) Temple Of Low Men
(1991) Woodface
(1993) Together Alone
(2007) Time On Earth
(2010) Intriguer
In 1996 stopt de groep ermee om het tien jaar later nog eens opnieuw te proberen, vandaar het tijdgat in de serie. Volgens de kenners is “Woodface” uit 1991 hun belangrijkste cd en daarom krijgt die vanaf vandaag mijn aandacht. Hier zijn de veertien nummers:
01.Chocolade cake
02.It’s only natural
03.Fall at your feet
04.Tall trees
05.Weather with you
06.Whispers and moans
07.Four seasons in one day
08.There goes God
09.Fame is
10.All I ask
11.As sure as I am
12.Italian plastic
13.She goes on
14.How will you go
Ik vind “Woodface” echt een plaat voor mensen die in de jaren zestig met de Engelse popmuziek getrouwd waren, zoals van de Beatles in hun eerste jaren of de Hollies, de Searchers, Gerry and the Pacemakers en andere groepen. Natuurlijk zijn er enkele nummers die ik mee kan zingen zoals “It’s only natural” en het mooie “Weather with you”. Ik wil best ook andere nummers noemen: “Chocolade cake”, “There goes God”, “As sure as I am” en “She goes on”. Crowded House is (was) best een popgroep van niveau. Voor goede, ouderwetse popgroepen kun je in Engeland terecht, maar waarom niet ook in bijv. Australië en Nieuw-Zeeland, met de Bee gees, de Easybeats en ook Crowded House. “Weather with you”, kennen jullie dat nummer nog? Best mooi!

“Hay de ser” is Spaans voor moeten, behoren (zoals ook: “deber” en “tener que”). Alquirido vind ik niet in mijn woordenboek, maar het zal ongetwijfeld staan voor “terug”, zo iets als “devuelto”. Men wordt dringend verzocht om zijn producten (eetwaren, lege blikjes e.d.) terug te brengen. De baas van de kantine is een heel aimabele man, maar de studenten en medewerkers dienen zich wel aan zijn regels te houden. Voor mij heeft hij, als ik mij aankondig, altijd een goed woord over.

Bij mij boven woont een vrouw met een door en door huilbaby. Het kind, een meisje denk ik, zal zichzelf ook wel eens afvragen, waarom ze niet gewoon haar slaapje gaat doen in plaats van zijn moeder het bloed onder de nagels vandaan te halen, de stuipen op het lijf te jagen. Omdat ik vooral op mijn balkon en in de computer- annex slaapkamer verkeer, heb ik er als onderbuur nauwelijks of geen last daarvan, maar Trudie is er, toen ze vorige week hier op bezoek was, plaatsvervangend hoorndol (“loco de remate” in het Spaans) van geworden. Dat komt mede, vrees ik, omdat ze nogal wat uren in de keuken heeft doorgebracht om mijn zuurvlees, goulash en gehaktbal uitgebreid te prepareren, de puntjes op de i te zetten, af te laten koelen en in doosjes in mijn diepvriesvak te proppen. Zo waar heeft Trudie, als ze boven eerst aanhoudend blèren hoort, dan het schreeuwen en daarna het klappen uitdelen, op de binnenplaats in haar beste Spaans naar boven geroepen of het niet wat minder kan. Mijn bovenbuurvrouw heeft als antwoord haar ramen dichtgedaan en de radio aangezet.
Op deze zaterdag zit ik aan een behoorlijke portie zuurvlees met een gemengde salade en brood, een traktatie van de eerste orde. Dan begint het huilen en schreeuwen boven, helaas. Uit eigen waarneming mag ik constateren dat mijn bovenbuurvrouw er eerst echt alles aan doet om het kind met zoete woordjes, zelfs flesjes stil te krijgen, maar echt lukken is er niet bij. Dan komt het schreeuwen en even denk ik dat de buurvrouw het kind in de gang buiten haar voordeur heeft gezet. Dan zie ik het tweetal via de trap naar beneden gaan voor een ommetje. Het kind is tussen de rust zelve.
Ik denk dat sommige baby's er extra veel moeite mee hebben om alleen gelaten te worden op hun slaapkamer. Als die te veel huilen en je kunt er vanuit de woonkamer niet tegen, zou ik die gewoon in de kamer zetten en ze daar zonder huilen laten betijen. Als dat onvoldoende helpt, biedt een blokje om in de kinderwagen in ieder geval tijdelijk enige soelaas.

Zaterdagavond is het tijd om mijn voorraad geroosterde hazelnoten op orde te brengen. De avond ervoor ben ik tot de bodem gegaan en er is geen hazelnoot meer in huis. Mijn beste adres voor de (volgens het mediterrane dieet gezonde!) lekkernij is hier El Corte Inglés. Die van bijv. de Spar en de Superdino vind ik stukken minder, te “kwebsjetig”. Dus El Corte Inglés is de plek waar ik heen moet.
Dan kun je in één moeite door eerst naar de afdeling boeken en platen gaan om daar je licht weer eens op te steken. De voorraad cd’s is het laatste jaar duidelijk minder geworden. Als aanvulling is er nu wel een behoorlijke collectie 33-toeren LP´s verkrijgbaar, ook van diverse nieuwerwetse platen. Iets van mijn gading vind ik niet, of het zou de nieuwste van Mike Oldfield moeten zijn: “Return to Ummadawn”.
De boekenafdeling is nog steeds royaal gesorteerd, maar zeg maar alleen met Spaanstalige boeken. Het magere rekje met Engelse uitgaven is niet de moeite waard. Ik loop naar de hoofdbalie om te kijken of ik daar mijn “Up to clinical epidemiology and EBM” van Olli Miettinen kan bestellen. Het is uitgegeven bij Springer in 2011. Ik heb ter ondersteuning zelfs een lovende recensie van Koos Lubsen bij me. (Leeft die nog?) Echter, de dame die mij behulpzaam is, begint direct al met mijn bestelling te betwijfelen. Ze zoekt nog eens omstandig in een computer aan de balie, maar deelt mij dan mee dat El Corte Inglés het boek echt niet voor me kan bestellen. Ik zou het nog eens bij Idiomática op de plaza Farray kunnen proberen.
Nogal in mineurstemming steek ik dan maar over naar het noordelijke gebouw om daar in de kelder mijn eetslag te slaan. Zoals dat gaat in een ruim gesorteerde supermarkt, neem je dan haast automatisch ook nog een paar andere dingen mee, waarmee ik jullie hier niet zal vermoeien. Vanaf 9 uur zit ik weer op mijn balkon, met mijn boek, drank en een grote voorraad hazelnoten.

Op de zondagmorgen zit ik nog maar net op het balkon – de straat is nog nagenoeg leeg – als ik in de verte aan de boulevard de luide stem hoor van iemand die ingehuurd is om ons op te hitsen, vooruit: warm te maken om de marathon van Las Palmas te aanschouwen. Vanaf 10 uur, als het ietsje drukker wordt, is een klein regiment verwoede trommelaars bij Santa Catalina doende om mij en andere mensen uit onze rust te halen. Zal ik nu al eens gaan kijken? Wetende dat vooraan toch wel weer een stelletje Kenianen en Ethiopiërs te bewonderen zal zijn, houd ik het nog even voor gezien. Volgens de regionale kranten gaat de eindtijd uitkomen op twee uur en een goede 10 minuten. Het wereldrecord: 2 uur en bijna 3 minuten, zit er in Las Palmas niet in; daarvoor is het lopersveld ietsje te tweederangs. Ik vrees overigens dat een magische eindtijd van minder dan 2 uur voor de marathon niet zo erg lang meer op zich laat wachten.
Het namaak-Braziliaanse tromgeroffel blijft maar duren. Haast zonder onderbreking. Intussen zijn de echte marathonlopers uitgefietst, maar dan zijn de duizenden amateurlopers van de halve marathon en de tien kilometer aan de beurt. En dan is hier mijn vraag: wat zouden jullie liever doen: toen kilometer lopen of bijna onafgebroken op trommels slaan van 10 tot 1. Ik opteer in dat geval voor de tien kilometer, wel op mijn dooie akkertje.

De late middag, als het middageten verteerd is, lijkt me een mooi moment om eens te overdenken of ik mijn werkzame leven anders zou doen, als er een tweede kans zou zijn (James Bond: “You only live twice”). In mijn schooljeugd al ben ik altijd meer een bèta dan een alfa of gamma. Als ik op de middelbare school huiswerk moet maken, doe ik mijn wiskundesommen altijd op het einde (zoals ik bij het eten van een pudding met een kers erop de kers, het lekkerste, tot het laatste bewaar). Als tiener krijg ik gaandeweg wel steeds meer het idee dat ik iets goeds moest doen voor de mensheid, dat er voor mij niet zo iets bestaat als wetenschap voor de vaak. Dus kies ik, tot verrassing van bijv. mijn wiskundeleraar en mijn vader als bijna 18-jarige voor de studie geneeskunde, wel in hoofdstad Amsterdam uiteraard. Echter, het bloed kruipt waar het niet gaan kan, ik interesseer mij eigenlijk al op het einde van mijn studie veel meer voor wetenschappelijk onderzoek dan voor de dagelijkse praktijk. Bij die praktijk zet ik trouwens in toenemende mate de nodige vraagtekens, en volkomen terecht! Binnen het onderzoek doen ligt mijn belangstelling vooral bij onderzoek bij mensen, veel meer dan in het laboratorium. Gaandeweg verschuift mijn belangstelling bovendien van onderzoek op het terrein van de volksgezondheid naar dat van de klinische praktijk. Binnen het patiëntgebonden onderzoek gaat mijn voorkeur gaandeweg minder uit naar het concreet zoeken naar nieuwe diagnostiek en therapieën en veel meer in de richting van: hoe doe je goed onderzoek en waarom valt het bestaande vaak zo tegen?
Het voorgaande is best een chronologisch resumé van mijn carrière. Ik heb er niet de minste spijt van, integendeel. En ik vind het ook best in orde dat nu andere, veel jongere mensen het stokje overnemen.

Aan het begin van de zondagavond – het is net 6 uur geweest – loop ik op de boulevard naar rechts en ga daarna door tot aan café-restaurant Clipper in La Puntilla. Ik heb jullie eerder al verteld dat daar op zondagmiddag laat levende muziek te horen is. Dat is ook nu het geval. Er staan en zitten zo’n vijftig mensen te luisteren naar een onvervalste flamencogitarist. Zo bijzonder spelen als Paco de Lucia doet hij niet en zijn wat hese stem is ook minder dan die van El Camaron. Aan de andere kant: slecht vind ik hem niet en hij ziet er wel uit als een zigeuner met zijn lange haar in een paardenstaart. Een danseres heeft hij niet bij zich, maar er zijn enkele dames in het publiek, gelukkig niet in klederdracht, die die rol graag op zich nemen. De drie kwartier flamenco is mij aangenamer dan ik vooraf zou denken.

Dan is weer maandag wasdag en mag ik – eindelijk – weer nieuwe muziek voor jullie uitkiezen. Als je niet weet wie Patty Griffin is, ben je in goed gezelschap: ik weet het ook niet, als ik haar plaat in mijn computer stop. Bij Centre Ceramique mag je altijd per keer maximaal vier cd’s meenemen. Als ik ergens in de afgelopen zomer er al drie heb om mee naar huis te nemen, denk ik, als ik haar cd “Servant Of Love” uit 2015 zie liggen: pourquoi pas? Ik kan hem op zijn minst eens proberen. Dus hier zijn de dertien nummers van een onbekende soldaat, een onbeschreven blad:
01.Servant of love
02.Gunpowder
03.Good and gone
04.Hurt a little while
05.250.000 Miles
06.Made of the sun
07.Everything’s changed
08.Rider of days
09.There isn’t a way
10.Noble ground
11.Snake charmer
12.You never asked me
13.Shine a different way
Patty Griffin heeft een mooie stem, een beetje zoals die van Gretchen Peters (als jullie die kennen). Volgens de Wikipedia is ze van 1964, 54 jaar nu., geboren in het Amerikaanse Maine, “Servant Of Love” is kennelijk haar negende cd, de eerste dateert van 1996, twintig jaar eerder. Sommige nummers op deze cd zoals het (overigens matige) titelnummer moeten het naast de zang hebben van de piano en trompet. Andere zoals het laatste en geel mooie “Shine a different way” blinken naast de zang uit door uitstekend gitaarspel. Het zijn niet allemaal even goede nummers op het album, maar kun je dat niet van n’importe welk album van wie dan ook zeggen? Luister met mij eens naar bijv. ook “Gunpowder”, “Good and gone”, “250.000 Miles” en bovenal naar “Made of the sun” en geef het maar eerlijk toe: Patty Griffin is best een aanwinst. Intussen blijf ik wel denken: is het nou popmuziek, folk of jazz? Met de indeling van mijn Engelstalige muziek in die drie categorieën blijf ik problemen houden.
Zo ontdek je nog eens iets. Ik vermoed, weet eigenlijk wel zeker dat in de V.S. enorm veel artiesten rondlopen die best goed zijn, heel goed soms, maar waar ik nog nooit van gehoord heb. Enne…het blijkt dat ik op mijn muziekschijf toch al een viertal nummers van haar heb staan, duetten, eentje met Emmylou Harris en drie met Buddy Miller. Die Buddy Miller ga ik nog eens presenteren aan jullie, een andere keer. Houd hem maar van mij tegoed.

‘s Avonds controleer ik nog even of mijn vooraf ingeschatte winnende tijd van de marathon van Las Palmas wel klopt. Inderdaad, de winnaar gisteren heet Mathew Kipsaat, hij komt uit Kenia, en zijn tijd is 2 uur 13 minuten en 19 seconden. Er zijn 1046 marathonlopers binnen de zes uur gefinisht. Daarnaast hebben 1839 mensen de halve marathon uitgelopen en nog eens 2366 de tien kilometerrace. Dat zijn bij elkaar meer dan 5000 mensen!
In de sector carnavalsnieuws, een intussen al dagelijks terugkerend onderwerp in mijn regionale kranten, worden mij de afmetingen van het carnavalsterrein op Santa Catalina uit de doeken gedaan. De hoogte, in de “controletoren” en op het podium loopt op tot 16 meter, de diepte van dezelfde “controletoren” naar het podium is 22 meter en dan heb ik ook nog de breedte voor jullie: 44 meter. Als het een doos was van 16 bij 22 bij 44, zou het om zo’n 15.500 m3 gaan. Is dat niet wonderbaar?

Op de dinsdagmiddag bedenk ik dat een niet al te groot ander cd’tje als sluitstuk nog moet kunnen, zoals het laatste stukje mis na de heilige communie. Mag het iets Limburgs zijn? De nieuwste van Rowwen Hèze: “Veur Altied: Ballades En Bier” vind ik zeker niet hun beste. Dus wijk ik uit naar de muziek van Herberg De Troost, waarin Jack Poels en Tren van Eckevort eveneens van de partij zijn, naast sologitarist Skinnie, basgitarist Mo’Jones en drummer Sjoerd Rutten. Eerder waren er van dezelfde gelegenheidscombinatie “Langs De Weg “ uit 2009 en “Rijstwafels Met Pindakaas” uit 2012. Twee jaar later in 2014 kom de derde cd van Herberg De Troost uit: “Groente en Fruit”, in een mooi hoesje trouwens. Hier zijn de zeven nummers, die ik opdraag aan Lux, die a.s. vrijdag, overmorgen, zeven wordt:
01.Lieve herfst
02.Vruchten uit de zee
03.Ich höb gein zin vandaag
04.Steeds weer opnieuw
05.Het honinglied
06.Gebroken vleugel
07.Blik, hout, plastic
Laat ik het maar ruiterlijk toegeven: dit is een bovenstebeste cd. Hoogtepunten vind ik, als ik de niet alle zeven mag noemen, “Lieve herfst” met vooral Jack Poels en “Steeds weer opnieuw” met Tren in een glansrol “op de moneka”. Het beste nummer is en blijft echter voor mij “Ich höb gein zin vandaag” met Mo’Jones als zanger (?) En Skinnie met zijn gitaarsolo’s verdient ook een pluim alsmede de dame op de plaat met de zeer Limburgse stem, van wie ik de naam kwijt ben.

Op de dinsdagavond ga ik jullie iets toegeven. De laatste week vind ik het wat frisjes worden, als ik ‘s avonds op mijn balkon voor me uit zit te mijmeren. Natuurlijk, vriezen is er hier niet bij; het is dan nog steeds beneden zo’n 18 graden en op mijn balkon 20. Maar toch! Dus doe ik tegenwoordig, als ik terug ben van mijn avondwandeling, graag een polo aan met lange mouwen. Er kijkt toch niemand!

Woensdag, gehaktdag, ik had jullie nog de tekst beloofd van het nieuwe carnavalsliedje van “Groet Mestreech”, Wat je belooft, moet je doen, dus is hier “Vleugelkes”. De muziek mogen jullie zelf van het internet plukken, simpel genoeg. Als singer-songwriter vermeld ik vooral Patrick van de Weijer, een van jongere Tempeleers die die club nog steeds geen vaarwel heeft gezegd. In plaats van “Adie” is hem het “Haw pin” op het lijf geschreven.
Het refrein van “Vleugelkes” behoren jullie a.s. zondagmiddag mee te kunnen zingen, als op de Markt bekend gemaakt wordt wie dit jaar de twijfelachtige eer heeft om zich prins carnaval te mogen noemen.

REFREIN
Mèt vastelaovend krijg iech weer vleugelkes
‘t Is daan zjus of iech vleeg
Mèt vastelaovend krijg iech weer vleugelkes
Nao alle heukskes vaan Mestreech
Soms vleeg iech hei(hei) en daan vleeg iech dao (dao)
Soms vleeg iech de tössenoet
Meh iech vleeg altied weer de geis vaan Mestreech achternao
Ja la la la la la la la, kom sprei dien vleugelkes oet
Ja la la la la la la la, en vleeg mèt miech drei daog d’rop oet

KOEPLÉT
En vleeg iech hiel hoeg in de loch
Zeen iech doezend lempkes blinke
Hiel hoeg in de loch
Huur iech de hermeniekes klinke
Iech vleeg daan gaw umlieg
Um te danse hei mèt diech
Iech gaon veurluipig neet mie trök
En zing hei vaan gelök
En staon iech nao de vastelaovend
Weer mèt twie bein op de groond
Dink iech alweer aon koumend jaor
Want daan vleeg iech hei weer roond

En met deze gejatte ontboezeming kom ik aan het einde van mijn vijftiende brief. Is het geen lang, maar verre van langdradig epistel geworden? Mijn volgende kunnen jullie tegemoet zien over zes dagen, denk ik, op dinsdag 31 januari a.s. De dag ervoor mag ik Trudie feliciteren met haar 76ste, sorry 67ste verjaardag. “In the meantime”, hou het nog even droog en zet als warme maaltijd eens een grote pan erwtensoep op tafel, als het niet kan met “verkespu”, dan toch wel met “ribkes en ’n weurs vaan de Hema”. Flensjes na lijkt me niet nodig, als er maar genoeg knalerwten in zitten. “In zoene ketel sop” zit best een royale hoeveelheid vocht, genoeg om het leeuwendeel van je “recommended daily dosage” aan water binnen krijgen.
Mag ik het daarmee voor gezien houden? Tot ziens dan maar weer, hasta luego, PaulK.

BOEKBIJLAGE

Kennen jullie Terry Hayes? Ik had nog nooit van hem gehoord voordat ik aan zijn boek “I Am Pilgrim”/“Ik ben Pelgrim” begon. De Amerikaan, geboren in 1951 in Engeland, schijnt al heel lang een begenadigde scenarioschrijver te zijn in de filmwereld van New York en Hollywood. Pas in 2013 komt hij met zijn eerste boek. Het is bijna 800 bladzijden dik, een echte pil van een boek. Ik heb het van mijn e-reader kunnen plukken, ben er bijna de hele week mee bezig geweest en hier is mijn recensie. Het speelt op allerlei plaatsen in de wereld, vooral in Oost-Amerika en het Midden-Oosten.
Het verhaal in notendop is de wedstrijd tussen twee slimme mensen. Eentje is van de geheime dienst van de V.S. en de ander is een fundamentalistische arabier die de V.S. wil vernietigen. Die van de Amerikaanse geheime dienst noemt zich Pelgrim, maar hij heeft meer namen, van wie de eerste Scott Murdoch is. Hij is wees en aangenomen zoon van rijkaards Bill en Grace in New York. Al snel wordt hij spion en daarna hoofd (cowboy) van een uiterst geheime “Division”. Hij schrijft een boek over onderzoekstechnieken dat voor kenners een standaardwerk wordt. Na de vlucht in de Twin Towers op 9/11 wordt de “Division” opgeheven, maar geheim agent Ben Bradley, die zich eerder bij de moord op de Twin Towers heeft onderscheiden, vraagt de Pelgrim voor een lezing en om hulp bij een moord in Manhattan. Later blijkt die moord verband te hebben met een moord op een miljardair in het Turkse Bodrun aan de zuidwestkust daar. Belangrijke andere personen aan de kant van de “goeden” zijn bijv. hacker Battleboi, het hoofd van de Nationale Veiligheidsdienst Dave McKinley ofwel de Fluisteraar, en diens baas, president Grosvenor (op Donald Trump lijkt hij vooralsnog helemaal niet).
De plaatselijke rechercheur, met een klein (mongool-)kind, Leyla Cumali, meisjesnaam al-Nassouri, denkt dat er niks mis met de dood van de puissante rijkaard (in zijn Franse Huis) in Bodrun. Ze blijkt later de zus te zijn van de arabier, de Saraceen, die de macht van de koningskliek in Saoedie-Arabië wil breken door de V.S. een genadeslag toe te brengen. Hij gaat een stam pokkenvirus ontwikkelen waartegen geen vaccin bestand is, om het virus vervolgens in de V.S. op grote schaal in te voeren. Aan de “slechte” kant kom ik ook bijv. Abdal Khan tegen, Patros Nicholaides, SpongeBob en meer van die bandieten. Op het einde treffen de twee kemphanen elkaar, de Pelgrim en de Saraceen, in het (amfi-)theater van de Dood bij de stad.
Terry Hayes heeft met “Ik ben Pelgrim” echt een bestseller geschreven. Ik stel me voor dat het vertaald in weet ik hoeveel talen de wereld over gegaan is. Eerlijk gezegd vind ik het zelf ook best een mooi boek. Het is heel spannend, waarbij de zijstappen naar vroeger toch steeds op hun pootjes terecht komen. Ik weet het, het is een hele lap papier, maar verveeld heb ik me geen moment. Dus heb ik er best een hoog recensiecijfer voor over, een volle 8. Er zou dit jaar een nieuw boek van Terry Hayes verschijnen; dat zal ik zeker ook gaan lezen.

donderdag 19 januari 2017

Weblogbrief 12.14, 19 januari 2017

Weblogbrief 12.14, 19 januari 2017

Queridos amigos y familia, Trudie is gisteren weer met de noorderzon, of is het noordersneeuw, vertrokken. Ik heb haar op Santa Catalina uitgezwaaid en sinds nu zit ik weer solo in mijn tweede woonstad. Nog een maand en dan mag je me weer tussen jullie mengen voor twee weken “platte lol”.
Deze brief begint op vrijdagmiddag 13 januari, als Trudie naar het strand hier vertrekt en ik naar bus 12. Onderweg zie ik niks bijzonders en dan zien jullie mij het gebouw van de basisvakken en sociale geneeskunde/epidemiologie binnenlopen. Op de afdeling, twee hoog zuid, is Lluis present, druk in gesprek met Mariela. Op mijn kamer maak ik kennis met de moeder van Mariela, helemaal uit Buenos Aires overgekomen. Het is een aardige vrouw van mijn leeftijd en voordat ik mijn brief 12.13 aan jullie ga versturen, hebben we een aangenaam kennismakingsgesprek in het Spaans. Dan komt Mariela de kamer binnen en die vertelt in haar beste Engels – en dat houdt niet over – dat haar moeder de Engelse taal heel redelijk beheerst. Dus gaan we op speciaal verzoek van haar nog even in het Engels verder met zijn drieën.
Als ze met zijn tweeën vertrokken zijn, gaat mijn brief uit en doe ik omstandig mijn e-mail. De afdeling directe belasting(en) krijgt weer eens een royaal voorschot van me, blijkt uit de bijlage bij een mailtje van Ton. Dat voorschot zal ik de volgende keer betalen, als ik mijn Triodospasje bij me heb. (Het kan ook in elf maandelijkse termijnen, maar dan ben ik wel ruim honderd euro meer kwijt.) Ton heeft de kachel (verwarming) op de verscheidene etages van mijn Maastrichtse huis een beetje in de “aan”-stand gezet, vanwege de vrieskou.
Harry legt me uit wat hij aan artikelen over popmuziek op stapel heeft staan voor de komende weken en kapittelt me een beetje dat ik New Order niet ken. Ik had hem uitgelegd dat ik de clip “Temptation” van de groep uit 1982 heel aardig had gevonden, maar eigenlijk niet goed wist wie achter New Order schuil ging en wat hun belangrijkste cd’s waren. Waar blijft deel 2 van de verovering van Maastricht door de Fransen in 1794, roep ik hier maar als tegenprestatie.
Mijn buurvrouw in Maastricht geeft me haar nieuwe e-mailadres door, dat gekoppeld is aan haar nieuwe baan als professor in de filosofie aan de Tilburgse universiteit. Ze blijkt wel met Henri en Tibor in Maastricht wonen, wie weet met een klein pied-à-terre in Tilburg erbij.

Zijn er nog meer nieuwtjes die ik uit mijn e-mail kan peuren? Nee, dan kan ik nu een paar woorden wijden aan iets dat ik op You Tube zag. Barack Obama hield voor het laatst een toespraak, een “farewell address”, van een half uur voor de verzamelde pers en diverse vrienden en kennissen van hem. Hij begon met te zeggen dat hij de nodige “jokes that whites are not allowed to tell” erin had zitten en dan ben ik een en al oor. Een heel regiment mensen kreeg het eventjes te verduren, zoals Bernie Sanders die om miljonair te worden maar liefst 37037 giften van 27 dollar zou moeten accepteren, anders kwam het er nooit van. Hillary Clinton, niet present, kreeg één rake opmerking naar haar hoofd geslingerd. Herhaaldelijk dachten de toehoorders: dit is zijn kans, nou gaat hij vol in tegen Donald Trump en diens gedachtegoed, maar de hoteleigenaar die dit weekend de baas wordt van de V.S., kwam er redelijk genadig af.
Blijft mijn punt dat Barack Obama bij mij een potje kan breken. Wat kan de man een verhaal mooi brengen! Daar kan ik van zijn lang-zal-hij-leven niet tegen op. Hij is echt het toppunt van een overtuigende en meeslepende spreker in het openbaar. Ik denk dat, als Trump het tegen Obama had moeten opnemen voor de presidentsverkiezing, hij daar een zeer zware dobber aan had gehad. Nu eindigde Obama zijn toespraak met twee woorden: Obama out. En weg is hij, helaas.

Op zaterdagmorgen kan ik het weer niet laten en bezorg ik jullie de eerste cd van de week. Hier heb ik jullie de nodige keren verveeld met fado-muziek uit de oude doos. Echter, ook de jeugd uit bovenal Lissabon heeft zich uitgebreid op deze aparte muziek gestort. Ik zou jullie een hele lijst kunnen geven van nog jonge, vooral zangeressen die de traditie van Amalia en consorten hebben voortgezet. Kijk maar eens op internet of in de bibliotheek en je ziet van alles waar je misschien nog nooit van gehoord hebt en wat op cd magnifiek klinkt.
Uit Centre Céramique pik ik er eentje van Katia Guerreiro uit 2010, die ik zonder pardon heb meegesleept. De dame is van 1976, nu dus 40 jaar oud. Haar eigenlijke beroep is oogarts, weer eens wat anders. Haar eerste cd is van 2001 en in 2010 werd haar (eerste) overzichtscd uitgebracht. Die kreeg als titel mee: “10 Amos – Nas Asas De Fado” en hier is het hele feestpakket, alle achttien nummers:
01.Asas
02.Vira dos mahnequeres
03.Segredos
04.Rosa vermelha
05.Algemas
06.Incerteza
07.Ponham flores na mesa
08.Vodka Valium 10
09.Amor de mel, amor de fel
10.Fados dos olhos
11.As rosas – Promessa
12.A voz de poesia
13.Procro a não te encontro
14.Lisboa à noite
15.Pranto de um amor ausente
16.Chora, mariquinhas chora
17.Araial
18.Pendigão
De fado is de laatste decennia in Portugal best te gelde gemaakt. Katia Guerreiro is maar een van de vele fadosterren van vandaag de dag. Haar verzamel-cd mag er zijn, maar ik vind het geen plaat, waarbij ik op zoek moet gaan naar extra uitschieters naar boven. Katia Guerreiro draagt haar steentje bij, zeg maar steen, tot de terechte verheerlijking van de muziekvorm.

Nou ik het over de fado heb, vraag ik me wel af hoeveel woorden jullie kennen die op fado rijmen. Als ik me beperk tot woorden met twee lettergrepen, kom ik zelfs op een viertal. Laat ik beginnen met drie andere die wel in mijn grote Spaanse “diccionario” staan, maar waarop ik niet gekomen ben. Allereerst is er het woord “hado”, dat noodlot lijkt te betekenen. Ik heb het nog nooit horen gebruiken. Dat geldt ook, maar in mindere mate, voor “nado”, dat iets met zwemmen is. Ik weet wel van “nadar”, “nadador” en natación”, maar “nado”? Dat is bijv. present in “el nado libre”, de vrije slag. En dan is er nog “vado”, Spaans voor een wad en een uitrit. Een “vado permanente” op een bord betekent: uitrit vrijhouden.
Komen we bij de vier woorden die ik wel ken. Allereerst hebben we “dado”, dat niet alleen staat voor dobbelsteen, maar ook voor gegeven. Was het niet Johan Cruyff die het had over “en un momento dado”? Gaan we naar “grado”, trede en vooral graad (met een d). De “grado de acidez” is de zuurgraad, bijv. van mijn appelazijn 5°, is dat de pH, en de “grado de dificultad” de moeilijkheidsgraad. Dan is er “lado”, de zijkant, zoals in “lado a lado”, zij aan zij, “vientro a lado”, zijwind en “lado superior”, bovenkant. En tenslotte vind ik ook nog “prado”, dat niet alleen een Madrileens museum is, maar ook de wei, het grasveld (waarop het waarschijnlijk gebouwd is).

Parque Santa Catalina, rechts van mijn optrekje, is natuurlijk geen park; daar heeft het niets of nauwelijks iets van weg. Net zoals vorige zaterdag speelt er op de late zaterdagmorgen een groep volksmuziekspelers, -zangers en -dansers ter hoogte van het beeld van Lolita Pluma. Ik vind het twee keer niks. De ook nog eens in klederdracht gestoken dames en heren waren vroeger altijd in de weer in het parque Doramas, een echt park ver van mijn bed, en ik zie geen enkele reden voor hun verplaatsing naar hiero. Ik moet er, godbetert, mijn mooie fadomuziek voor afzetten. Die komt nauwelijks boven het regionale geweld uit. Ik vind die muziek veel te mooi om hem te laten overstemmen door het Palmese gekwetter.

Op zaterdagmiddag, als Trudie van het strand terugkomt, gaat ze eerst douchen en daarna staat mijn buitenlamp op de rol. Al snel heeft ze door dat het tussenschakelaartje, de onderbreking in de draad naar de buitenlamp, wel eens de boosdoener zou kunnen zijn. Er wordt in de buurtwinkel een nieuwe aangeschaft en na het nodige geklaag over mijn gebrek aan goed gereedschap zet ze het nieuwe schakelaartje op de plaats van de vorige. Dan – met een kersvers nieuw buitenlampje van de juiste afmeting – is het euvel compleet geleden.
Trots als een pauw glijdt ze dan naar beneden, met mij in haar kielzog, om bij Carlos en Tóbalo de bloemetjes buiten te zetten. Eerst is het terras aan de beurt en als enkele regendruppels omlaag komen, wijken we uit naar het tafeltje binnen bij de ingang. Bij het afrekenen is er twijfel of we in totaal vijf dan wel zes halve liters Tropical op hebben en dat alleen al moge als bewijs dienen dat we het ervan genomen hebben. De thuismaaltijd erna, om 9 uur, half 10, bestaat uit vis, rijst en gemengde sla. Binnen een uur erna liggen we op één oor, ieder op het zijne, dat wel.

Zondagmorgen moet ik met Trudie naar de rommelmarkt. Haar stoffen tas met apart motief en knopen is versleten en dan is het tijd voor een nieuwe. Die komt er binnen een kwartier, een bruine nu, Daarna zitten we vanaf half 12 bij La Alemana – opnieuw na woensdagmiddag, maar nu wel nog aan de koffie.
In de middag staat allereerst het invriezen van de eerder geprepareerde zes gehaktballen op het programma. Ze zijn van acceptabele grootte en daarbij heb ik er ‘s avonds nog anderhalve extra te goed bij mijn rijst en gemengde groeten. Als ik daar ook nog een “kwak” mosterd bij mag doen, ben ik een heel tevreden mens.

De ochtendstond heeft goud in de mond. Of is het vandaag maandag, wasdag? Hoe dan ook is Trudie eerst voor haar doen echt vroeg al bij Carlos de Limburger aan het lezen. Vervolgens is het haar tijd voor een bezoek opnieuw aan het mooiste strand van de wereld, bij Las Canteras.
Intussen mag ik op de flat aan mijn weblogbrief werken, bijv. een nieuw muziekje op de draaitafel leggen. Mijn keuze is deze keer snel gemaakt. Tot mijn favoriete singer-songwriters hoort Jackson Browne.. Hij is de man achter o.a. “Take it easy” van de Eagles. Voor wie het wil weten, hij is van 1948, is niet zwart, maar blank en werd geboren in het Duitse Heidelberg. Als klein kind al vertrok hij met zijn ouders naar Zuid-Californië. Via het jat- en kopieercircuit heb ik intussen bijna alle muziek van hem weten te bemachtigen (18/21?).De meest recente die ik van Jackson Browne heb, “Standing In The Breach” uit 2014, ga ik voor jullie eens uit zijn (namaakplastic) doosje halen. Het gaat om op de kop af 57 minuten muziek, verdeeld over tien nummers. Hier komen ze:
01.The bird’s of St. Marks
02.Yeah, yeah
03.The wrong way round
04.Leavind Winslow
05.If I could be anywhere
06.You know the night
07.Walls and doors
08.Which side?
09.Standing in the breach
10.Here
Wat komt die Jackson Browne adequaat uit de verf! En wat vind ik zijn gitaarsolo’s op het einde van een aantal nummers de moeite waard! Jullie willen uitschieters? Dan heb ik voor jullie “The bird’s of St. Marks”, “The long way round”, “Leaving Winslow”, “Which side?” en “Here” op een apart schaaltje. Als toegift mogen jullie er de laatste drie van de zeven minuten van “If I could be anywhere” bijdoen. Ik heb iets, eigenlijk meer dan iets, met de cd “Standing In The Breach” van Jackson Browne.

Alle begin is moeilijk. Over ruim een maand begint in Maastricht het echte carnaval. Wie de nieuwe prins wordt, staat voor 29 januari op de agenda. Tegen die tijd worden jullie wel verondersteld om in ieder geval het refrein van “Vleugelkes” onder de knie te hebben en wie weet, zelfs ook het couplet. Ik zal de tekst van het nieuwe carnavalsliedje in mijn volgende brief graag aan jullie voorschotelen.
Hier is de openingstoespraak, de “Pregón”, pas op 10 februari op Santa Ana (tegenover de kathedraal). Dus zitten we nog even in de weken voorpret, om het eens positief te formuleren. Wel is vanaf dag na Eva’s verjaardag een begin gemaakt met het opbouwen van het grote carnavalspodium op Santa Catalina. Net als vorig jaar gaat dat in twee etappes. Eerst wordt een en ander op het plein gereed gemaakt en dan is ook de weg ervóór aan de beurt, waarover nu nog de diverse bussen denderen. Vooralsnog vertrekt mijn bus 12 (en bijv. ook de 1 en de 21) gewoon vanaf zijn vaste plek. Echter, binnenkort – en op de woensdagmorgen, gisteren dus, is het al zo ver – moet ik daarvoor uitwijken naar tweehonderd meter eerder of tweehonderd meter verder. En voor wie daarin geïnteresseerd is: honderd is in het Spaans “ciento” en tweehonderd “doscientos”.

Dinsdag is de laatste volledige dag voor Trudie hier. Morgen neemt ze streekbus 60 in alle vroegte, 8 uur, om vervolgens op het vliegveld op haar gemak te wachten op het inchecken, deze keer bij Transavia naar Eindhoven. Morgenavond zit ze alweer bij Susanne en Peter en hun kroost aan de warme maaltijd.
Vandaag is ze er vroeg bij bij Carlos. Als ze de “gezèt” min of meer uit heeft, komt ze nog even naar boven om mij te bemoederen en dan vertrekt ze monter naar het strand. Ergens tussen half 1 en 1 uur komt ze even terug voor een boterham en daarna is deel 2 van haar voorlopig laatste stranddag aan de beurt. Volgens Susanne is de temperatuur in Eindhoven echt onder nul, dus dat wordt nog wat, als Trudie zich buiten het vliegtuiggebouw waagt in haar dunne regenjasje.
Intussen sms’t Susanne me namens Anoek en om me als vader van Eva te feliciteren. Het is inderdaad, zelfs volgens Susanne, koud in Endhoven. En dan citeer ik haar: “Maar… misschien kunnen we eind deze week buiten schaatsen. Tja, dat mis je dan dus wel, zo ver in Spanje.”
‘s Avonds dienen Trudie en ik natuurlijk iets bijzonders te doen. Het wordt toch weer het terras van La Oliva, maar daarna is deze keer uit eten aan de beurt, bij Casa Carmelo. Het wordt voor ons alle twee het menu, met als hoofdschotel een grote gepofte aardappel, een volgens Trudie aangebrande paprika en – hoe kan het anders – een heel grote biefstuk. Daarna wordt het een afzakkertje bij Carlos en Tóbalo: voor Trudie Spaanse champagne en voor mij een gin tonic.
Om vijf over 7 gaat woensdagmorgen de wekker. Een beetje aan de nerveuze kant rommelt Trudie nog wat aan haar maximaal 10 kilo koffertje en wat ze aan winterkleren die ochtend gaat aantrekken. Dan downloadt ze ten slotte beneden Dagblad de Limburger van de woensdag en kunnen we naar de bushalte. Om klokslag 8 uur zie ik haar in bus 60 richting het vliegveld vertrekken.

Terug in mijn flat gekomen – volgens Trudie heet zo’n woning tegenwoordig een appartement – begin ik met een was in te zetten. De tweede, het veschonen van mijn lakens, laat ik maar even voor wat het is. Die komt in het weekend wel.
Op mijn balkon constateer ik nu met nog meer zekerheid dat de flat, sorry, het appartement, rechts van het onderkomen van vader en zoon een nieuwe bewoner heeft. Het is een bejaarde man, ouder nog dan ik, met een kale schedel en een bril, die voor de zoveelste keer uit het raam kijkt, in de richting van de school en de Vientinueve de Abril. (Terzijde, met dat abril blijf ik moeite hebben. Is het nou abril, avril of nog weer anders?) Of de nieuwe overbuur een aanwinst voor de Luis Morote is, staat nog te bezien. Ik zal hem nauwlettend gaan volgen de komende weken. Wellicht kan hij alvast iets doen aan de afschuwelijke groenen gordijnen die hij voor (voor mij achter) zijn ramen heeft hangen.

Dan besluit ik om Adele met haar “Adele-25” van stal te halen. Van tijd tot tijd komt de Engelse popscene met iets nieuws en dat wordt vervolgens zo enthousiast uitgevent dat ik kan haast niet geloven. Dus ben ik intussen de trotse bezitter van drie keer zangeres Adele, geboren in Londen in 1988. Ik heb alle drie haar cd’s: “Adele-19” uit 2008, “Adele-21” uit 2011 en sinds 2015 haar derde meesterwerk, genaamd “Adele-25”. De laatste ligt al vele maanden zo prominent in de platenwinkel, ook hier, dat ik hem (haar eigenlijk) niet onbesproken kan laten. Hier zijn ze dan, de elf nummers van “Adele-25”:
01.Hello
02.Send my love (to your new lover)
03.I miss you 04.When we were young
05.Remedy
06.Water under the bridge
07.River Lea
08.Love in the dark
09.Million years ago
10.All I ask
11.Sweetest devotion
Er zijn mensen, bijv. op de radio, de tv en bij platenmaatschappijen, die een cd beoordelen door van de nummers een klein stukje te draaien, meer niet. Zeker bij “Adele-25” heb ik dat niet. Mijn eerste aanhoren van alle volledige nummers leidt ertoe dat ik jullie moet gaan vertellen dat de dame me tegenvalt. Pas bij vaker luisteren, drie keer, breekt er een flets zonnetje door tussen de wolken. Adele op herhaling blijkt toch een aardige stem te hebben en sommige van de nummers kunnen gaandeweg mijn goedkeuring wel wegdragen. Ik heb het dan bijv. over “Send my love (to your new lover)”, “When we were young” en “Million years ago”. Wereldhit “Hello” kan mijn zegen niet krijgen. Smaken verschillen kennelijk nogal, als het om Adele gaat. Ik vind de cd niet overhouden, helaas.

Als ik woensdagavond de kranten doorneem in mijn bibliotheekje aan het strand, valt me vooral de aanloop naar de beëdiging van Donald Trump als 46ste (?) president van Amerika op. Dat zal morgen, voor ons eigenlijk zaterdagmorgen, toch een gebeurtenis zijn.
Ander nieuws van hier: het gala de la reina infantil op 19 februari. Ik ben dan net één dag even terug in Nederland. De kinderprinses van carnaval wordt dit jaar gekozen uit niet 10 of 12 kandidaten, maar zeventien. Het zal me op Santa Catalina een happening worden die middag (maar ik zit dan bij John & Ans in Herkenbosch).

Op de laatste ochtend van mijn brief lees ik hem meestal nog eens door op ongerechtigheden, haal er de spellingscontroller overheen en voorzie een kopie ervan op mijn memory stick voor de
toevoeging. Daarna gaat die stick in mijn colbertje om vervolgens op de universiteit het printwerk te verrichten.
Hier is mijn laatste alinea van deze brief alweer. Vanmiddag laat en morgen de hele dag zit ik bij een congres over hoeveel water wij dagelijks wel moeten drinken. Voor een vrouw zou dat minstens twee liter moeten zijn en voor een man nog een halve liter meer. Bejaarden, die in groten getale hun dorstreflex zouden kwijtraken, zouden daar best nog een paar glazen bij mogen doen. (Ik haal dat nooit van zijn leven, behalve als ik me in het Palmese uitgaansleven stort.) Ik zal jullie er later over informeren.
Drink er intussen eens eentje extra – het mag ook bier of limonade zijn, maar dan dien je nog meer te drinken. En “take it easy”, om het nummer van de Eagles te citeren (mede geschreven door Jackson Browne). Verras je partner en als die er niet is, iemand anders eens op een “wortelevlaoj oet Wiek”. Ik kap er voor deze brief mee, maar jullie kunnen mijn volgende brief – dan ben ik halverwege de dertig – alweer verwachten op woensdag 25 januari (2017). Bind de ijzers eens onder en tot ziens maar weer, hasta luego, PaulK.

BOEKBIJLAGE

Ik heb jullie wel eens een lijst voorgeschoteld met mijn ik geloof twintig beste thrillerschrijvers. Daar staat Elisabeth George niet bij, maar kan dat misschien komen, omdat ik de laatste tien jaar geen boek meer van haar gelezen heb? Afgelopen zomer is mij een hele lading van haar boeken in de e-readerschoot geworpen en dan moet je wel. De schrijfster is ergens in Ohio geboren in 1949, maar ze verhuist al snel naar San Francisco. Vanaf 1988 schrijft ze met enige regelmaat thrillers, die ze wonderwel niet in de Verenigde Staten, maar in Londen en Engeland situeert. Aan de kant van de politie is er steeds inspecteur Thomas (Tommy) Linley, met in zijn kielzog brigadier Barbara Havers.
De afgelopen week heb ik het maar druk gehad met Elisabeth George’s boek: “Een duister vermoeden” (“Believing the lie”) uit 2012, 654 bladzijden, dat mij door Trudie is aangeraden. Het speelt een beetje in Londen en vooral in Cumbria, in Noordwest-Engeland, in de buurt van Lancaster en het Lake District.
Thomas Linley wordt naar Cumbria, zie boven, gestuurd om een verdrinkingsdood te verifiëren. Het betreft het overlijden van Ian Cresswell, de financiële man van Fairclough Industries (badkamers). Zijn huwelijk met Niamh is op de klippen en de kinderen, Tim en Gracie, zijn daarvan de dupe. De directeur van Fairclough Industries is Bernie Dexter, getrouwd met de echte baas van het familiebedrijf, de 67-jarige Valerie Fairclough. Ze hebben drie kinderen. De oudste is Nicholas (Nicky) die met zijn drugs altijd het zwarte schaap is geweest, maar zich nu in het bedrijf aan het omhoogwerken is, sinds hij getrouwd is met Alathea (Allie). Dan is er de tweeling Mignon en Manette. Vrijgezel Mignon is kort gezegd een halve gare en Manette, die actief in het bedrijf zit, is gescheiden van Freddie, hoewel ze wel nog bij elkaar wonen. Sinds de dood van Ian is Freddie de financiële man van het bedrijf. Alathea is afkomstig uit de omgeving van Buenos Aires. Ze kan geen kinderen krijgen en haar gedaanteverwisseling komt pas later in het verhaal ter sprake.
Bijfiguren , maar wel zo belangrijk, zijn de moordplekexpert Simon St. James en zijn wispelturige vrouw Deb(orah), vrienden van Tommy Linley, die met hem meekomen naar het noorden. Linley heeft in Londen een verhouding met zijn bazin, Isabelle Ardery, nu zijn vrouw Helen bijna een jaar dood is. En dan is er nog Zed Benjamin, die voor boulevardblad The Source een verhaal over Nicholas Fairclough aan het schrijven is en Kaveh Mehran uit Iran, die met Ian Creswell onder één dak leeft en nu diens huis zou erven. Laat ik ten slotte Barbara Havers niet vergeten, die in Londen van alles voor Linley uitzoekt en daarnaast haar eigen besognes heeft, op het werk en bij haar buren.
Alles bij elkaar is het best een gedoe om de diverse personen in het boek te plaatsen en hun onderlinge verhouding te beoordelen en op waarde te schatten. Niettemin, naar mijn mening hebben we van doen met een redelijk spannend verhaal, met uiteraard een veelvoud van verwikkelingen en complicaties. Hoe kan het anders voor een boek van 654 bladzijden. Min of meer komische zijstappen zijn er ook, bijv. als Barbara Havers in beeld is. Aan de andere kant, het gedoe van Zed wordt me af en toe wat veel en de al gememoreerde gedaanteverwisseling van Alathea, met alle perikelen daaromheen, vind ik eerlijk gezegd niet te pruimen. Ik heb lekker en uitgebreid in het boek zitten lezen, maar af en toe vallen me echt mijn spreekwoordelijke schoenen uit. Daarom komt Elisabeth George voor “Een duister vermoeden” (“Believing the lie”) niet verder dan een 7 als recensiecijfer. Ik zal er later deze winter nog eens eentje van haar proberen.

vrijdag 13 januari 2017

Weblogbrief 12.13, 13 januari 2017

Weblogbrief 12.13, 13 januari 2017

Queridos amigos y familia, het is weer tijd om een brief, nummertje 13, panklaar bij jullie af te leveren. Laat ik voor de variatie eens beginnen met een overlijdensadvertentie; ik kreeg hem van Marcel toegestuurd. Giel Braecken is dood, eindelijk. In Maastricht was hij een begrip, als drogist misschien nog wel bekender dan zijn collega Jaspers “aon de aw brögk”, die meer dan tien scheerkwasten in zijn etalage heeft liggen. Giel Braeken runde tot onlangs een smalle, langwerpige zaak aan de “Steine Brögk”, pal naast café de Belsj. De langst zittende drogist van Nederland - hij begon in 1950 en dreef zijn zaak tot zijn recente dood – heeft de gezegende leeftijd van 95 jaar bereikt. En voor wie meer in cafés dan in drogisterijen geïnteresseerd is: zijn zoon Nico werd niet zo oud, maar was wel bij leven de baas van café Forum op de Sint-Pieterstraat, schuin tegenover de drogisterij.

Dit wordt niet mijn langste brief van deze winter. Laat ik dus al maar op maandagavond een eerste cd aan jullie presenteren. Al vele jaren heb ik iets met bekende jazz-zangeressen, zoals Billie Holiday, Dinah Washington en Sarah Vaughan. Zelfs onze eigen Rita Reys kan mij bekoren, bijv. als ze Nederlandse nummers zingt ( “Zon van Scheveningen”, “Een verlicht raam”, “De warmte van je hart”).
Deze doordeweekse week kies ik echter voor Ella Fitzgerald (1917-1996) als mijn artieste. Tussen het vele jazzwerk dat ik van haar heb, is er eentje waarop naast haar Bing Crosby (1903-1977) van de partij is, de man waar mijn vader vroeger mee dweepte. Dat lijkt me een aparte combinatie en dus is hier “My Happiness”, schijf 1 van de 51 Golden Recordings uit 1997. (Schijf 2 heb ik niet en in het echt is de muziek natuurlijk van veel eerder, de jaren 50?) van het duo. Er staan 25 nummers op, maar wonderwel mis ik de laatste twee. B=Bing, E= Ella en E+B=Ella & Bing. Hier komen ze:
01.Stay with the happy people E+B
02.I hadn’t anyone till you E
03.A dreamer’s holiday E+B
04.My happiness E
05.Basin street blues (& Red Nichols) E+B
06.Can anyone explain? E
07.Five foot two, eyes of blue B
08.Silver bells E+B
09.Medley of 3, with Trying to forget you E
10.I can dream, can’t I? B
11.Rudolph the rednosed reindeer E+B
12.Someone to watch over me E
13.White Christmas E+B
14.Marshmallow world E+B
15.Moanin’ low E
16.That’s a plenty E+B
17.Taking a chance on love E
18.Way back home (& Mills Brothers) E+B
19.Medley met o.a. Till you E
20.Istanbul (& Ziggy Elman) E+B
21.Looking for a boy E
22.Chicago style E+B
23.Everything I have is yours B
Het is vind ik meer een cd van Ella Fitzgerald dan van Bing Crosby. Hij is maar drie keer solo vertegenwoordigd, met voor mij “Five foot two, eyes of blue” (Anybody seen my girl?) als uitschieter. Het duo Ella en Bing krijg ik elf keer te horen. Daarvan vind ik vooral “A dreamer’s holiday” en “Istanbul” de moeite waard plus enkele kerstnummers zoals “White Christmas” en “Marshmallow world”. Ella is negen keer solo op de plaat te horen en ik ben bij haar vooral gecharmeerd van “Can anyone explain?”, “Taking a chance on love” en boven alles “My happiness”. De cd is niet voor niks naar dit nummer vernoemd: echt prachtig. Ik kende het nummer uiteraard al van Connie Francis, ook van bijv. Elvis Presley en Fats Domino, maar de versie van Ella Fitzgerald kan zeker ook royaal door de beugel.

En dan komt nu een stukje dat denk ik alleen interessant is voor epidemiologen en daarbinnen de groep die wel eens is blootgesteld aan de ideeën van Olli Miettinen. Hij komt uit Finland, geboren in 1936, maar maakte na zijn doktersopleiding – hij werd een halve cardioloog – furore in Boston als epidemioloog pur sang. Later zette hij zijn inspanning op dat terrein voort in Montreal. Ik heb hem de nodige keren in Nederland mogen meemaken, als cursist epidemiologie, als assistent bij zijn cursussen en als toehoorder bij lezingen van hem. Zijn boek van lang geleden (1985?) over “Theoretical epidemiology” was echt een draak van een boek, maar zet de man voor een klasje en we hangen allemaal aan zijn lippen.
Op het internet las ik dat Olli Miettinen (met een S als tussenletter) onlangs een viertal nieuwe boeken over epidemiologisch onderzoek heeft geschreven. Zou Jorge, een verzamelaar van epidemiologieboeken, ze allemaal thuis hebben staan? Ik vind Olli Miettinen voor mijn vak zo belangrijk dat ik zijn nieuwe boeken hier maar eens ga opsommen:
(2010) Up from clinical epidemiology and EBM
(2012) Epidemiological research: an introduction (& Ivan Karp)
(2014) Towards scientific medicine
(2015) Medicine as a scholarly field
Denk je dat je van de man af bent, schrijft hij je zo ongeveer de oren van je hoofd. Ik ken de boeken alle vier nog niet. Laat ik om te beginnen er eens eentje gaan aanschaffen. Vooruit, dat wordt dan het “Up from clinical epidemiology and EBM”; dat moet er dan maar eens aan gaan geloven. Ik zal het gaan bestellen bij El Corte Inglés en hoop maar dat ik er meer van opsteek dan van destijds het haast onleesbare “Theoretical epidemiology”.

De dinsdagmorgen staat in het teken van Trudie’s a.s. bezoek en bijbehorende zaken die ik dan zeker in huis dien te hebben. Er zijn ambrosías (chocoladekoekjes), er is pruimenjam, ook chorizo de Pamplona, jonge Hollandse kaas, Zwan gekookte ham en laat ik het literpak halfvolle melk, de chocoladevla en de theebuitjes niet overslaan.
Vandaag nog dien ik ook een grote pan gemengde tomatengroentesoep klaar te maken, met prei en Franse selderij, ui, rode paprika, de nodige tomatenpuree en een behoorlijke hoeveelheid gehaktballetjes. (Met het toevoegen van peper houd ik mij deze keer in.)
Boodschappen doen eerst en dan een uur in de keuken, het moet te doen zijn. In de avond staat een immense “ketel” op het fornuis te sudderen. Ik ga er wel nog enkele bakjes uit halen en die invriezen voor later. De rest kan morgen opgediend worden en gaat in de ijskast. Het brood erbij moet wel nog vers gekocht worden of dat moet ik uit mijn diepvriesvak plukken.

Sommige dingen kun je beter niet doen, bijv. op je lip bijten om later te constateren dat je een blaartje aan de binnenkant van je onderlip hebt. Dat mij dat nou weer moet overkomen, de dag voordat Trudie op vliegveld Gando hier en daarna Santa Catalina landt. Ik zou zo vlug niet weten hoe ik er weer snel af kom. Het wordt gewoon doen of er niks aan de hand is. Intussen ben ik wel enigszins “gesjendeleerd”. Met mijn rattenkop erboven is het wel een apart gezicht.

Op dinsdagavond vond ik in de kranten in mijn bibliotheekje aan Las Canteras helemaal niks dat ik jullie moet vertellen. Dus zeg ik maar dat het bezoek aan de “Belén de arena”, de zandsculpturen met het kindeke Jezus, dat van alle voorgaande jaren heeft overtroffen. Er waren deze keer ruim 214.000 bezoekers. Daarmee hebben wij een vierde plek behaald in Spanje, nog vóór die van het museum in Bilbao.
Filmster Meryl Streep zou bij de uitreiking van de Globos de Oro een pleidooi hebben gehouden voor de onafhankelijke rol van de pers, lees ik ook, daarmee dwars tegen de ideeën van Donald Trump ingaand. Ik had het minipraatje maandagmiddag al op You Tube gespot. In een twitter deed de binnenkort president van de V.S. het af als flauwekul. La Streep kende hem helemaal niet en zou de zoveel “lakaya”, lakei van Hillary Clinton zijn.

Als ik nog een tweede cd aan jullie wil presenteren dezer dagen, moet ik hem tijdig in mijn denkbeeldige pick-up stoppen. Op de woensdagmiddag, vlak voordat Trudie op Santa Catalina staat, doe ik er nog een tweede jazz- (of is het popmuziek) zangeres bij. In 1950 werd Natalie Cole geboren. Als 15-jarige moest ze constateren dat haar beroemde vader Nat overleed doodging aan longkanker. Helaas, niet iedere roker kan uitgebreid van zijn pensioen genieten. Vanaf dat Natalie 25 jaar was, kwamen er achter elkaar platen van haar uit. De dochter van de “King” overleed op 65-jarige leeftijd, om precies te zijn oudejaarsdag 2015, een goed jaar geleden. Haar leven, zeker op latere leeftijd, werd gekenmerkt door problemen met alcohol, heroïne en hepatitis C. Zo gaat dat soms.
Het muzikale hoogtepunt van Natalie Cole was de cd “Unforgettable… with love” in 1991. Deze ode aan haar vader en zijn liedjes werd een wereldhit. Hier zijn de 22 nummers:
01.The very thought of you
02.Paper moon
03.Route 66
04.Mona Lisa
05.L-O-V-E
06.This can’t be love
07.Smile
08.Lush life
09.That Sunday that summer
10.Orange colored sky
11. Medley: For sentimental reasons, Tenderly, Autumn leaves
12.Straighten up and fly right
13.Avalon
14.Don’t get around much anymore
15.Too young
16.Nature boy
17.Darling, je vous aime beaucoup
18.Almost like being in love
19.Thou swell
20.Non dimenticar
21.Our love is here to stay
22.Unforgettable
Dat “Unforgettable”dat ze zingt samen met haar overleden vader op band, is uiteraard het topnummer op de cd. (Natalie heeft het ook geprobeerd met “When I fall in love”, in 1996?, maar dat werd geen hit bij mijn weten. Terzijde, wie is toch de pianist op Route 66?) Ik moet oppassen dat ik niet primair ga zitten kijken of ik Nat “King” Cole wel voldoende hoor op de nummers van Natalie. Los daarvan ben ik wel meer een fan van de nummers met violen dan met het geschetter van een rijtje koperblazers. Dat gezegd hebbend zie ik vooral extra heil in “The very thought of you”, “Mona Lisa” (dat ik als nieuwe duet van Natalie en Nat gekozen zou hebben), “Too young”, “Nature boy” en “Our love is here to stay”. En met liefde doe ik er deze keer nog de medley bij: “For sentimental reasons”, “Tenderly” en “Autumn leaves”.
Natalie Cole moge dan geen “Queen” zijn geworden, zingen kon ze als de beste.

En dan is het tijd om Trudie te verwelkomen. Om 4 uur in de middag krijg ik een Sms’je dat ze om kwart voor 5 met bus 60 in de kelder van Santa Catalina zal aankomen. Even later al zitten we met zijn tweeën bij La Alemana op het plein aan de “jarras de cerveza”. Het begint met uitvoerig uitwisselen van nieuwtjes en roddels, in Maastricht en de rest van Holanda alsmede hier in Las Palmas. Pas nadat we ieder drie pullen bier hebben gehad, Trudie met de nodige chips erbij, mogen we naar de Luis Morote.
Daar staat uiteraard mijn pan tomatengroentesoep gereed om op het gasstel gewarmd te worden. Met brood erbij is het een traktatie van de eerste orde, al zeg ik het zelf. Er wordt ook nog eens een liter chocoladevla weggewerkt en pas daarna mogen we naar de voorkant. Het balkon, zonder verlichting, laten we voor wat het is en kruipen op bed, Trudie erin. Even later al is in dromenland en na enig leeswerk volg ik haar voorbeeld. Om half 10 al is het donker in “casa de Pablo”.

Op donderdagmorgen zit ik vanaf 8 uur naar de schoolkinderen te kijken, maar Trudie blijft nog even nagenieten in bed. Dan krijg ik mijn koffie gereserveerd en komt de thee en toast met pruimenjam het balkon op. De dag kan nu ook voor haar beginnen. Later op de ochtend zit ze beneden bij Cafetería Nuevo Murias uitgebreid in Dagblad de Limburger te lezen. Om even over 11 gaan we samen op pad naar de “Mercado De Puerto”. Er wordt daar bij onze slager in de hoek 2½ kilo “carne de ternera primera” (kalfsvlees) ingeslagen voor mijn zuurvlees en goulash. Voor vanavond heeft Trudie twee moten zalm in de aanbieding, die ze in de aanpalende winkel op de markt koopt. In een groentewinkel ertegenover wordt de nodige groente voor ons in bolsitas gedaan en ik doe er (voor mezelf) een flink stuk “queso curado de Guia” bij van een naburige kruidenier. Bij bakker “La Barra” aan de boulevard wordt ik blij gemaakt met een grote “barra matalahúva”, met een anijssmaakje.
Dan is het tijd voor de lunch. Zie boven plus mijn sardines in de olie, met yoghurtjes na. Dan gaat Trudie in de keuken aan de slag, terwijl ik op het balkon met rust wordt gelaten om mijn boek (zie boekbijlage) uit te lezen. Om half 2 vertrekt ze vol overmoed naar Las Canteras om te kijken of de zon al gaat schijnen.
Interessant: ik heb mijn bovenbuurvrouw, de Chinese?, al een paar keer verwoed horen schreeuwen tegen haar kind of kinderen, maar heb er verder niet echt aandacht aan besteed. Trudie in de keuken hoort hetzelfde aan, ook de nodige klappen, en komt mij verschrikt vragen of er geen sprake is van kindermishandeling. Ze heeft zelfs al naar boven geschreeuwd of het niet wat minder kon. Daarop werden de ramen dichtgedaan en de muziek wat harder gezet. We gaan erop letten en als het weer gebeurt, zal ik Luis ervan in kennis stellen en via hem vragen om actie te ondernemen.
En dan is het alweer vrijdag, de dag waarop ik beloofd had dat er een nieuwe brief zou komen. Hier is hij, vers van de pers. Als je hem aan de magere kant vindt, qua lengte dan, doe het er toch maar voor. Met Trudie in huis is het leven anders. Mijn volgende komt, als het goed is, op donderdag 19 januari, als Trudie weer druk bezig is met haar diverse verplichtingen in Nederland. Voor nu: loop eens uit de pas en neem eens een advocaatje. Tot ziens maar weer, hasta luego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Aan van alles komt een eind, dus ook aan het rijtje boeken dat ik vanuit Maastricht hierheen sleepte begin november. Dit is mijn laatste: nummertje drie van Ian Rankin dat ik nog moest lezen. Ik kocht het in oktober (met Trudie) in Hasselt, het is uit 2015 en heet: “Even dogs in the wild”. De titel is ontleend aan een nummer van de Schotse popgroep The Associates. Het verhaal speelt een beetje in Glasgow en elders in Schotland, maar toch weer vooral in Edinburgh. Wat doet de zwerfhond, later Brillo genoemd, in het boek?
Hoofdpersonen zijn John Rebus, net gepensioneerd, en daarnaast Siobhan Clarke en Malcolm Fox. De laatste is intussen opgewaardeerd van interne controleur van de politie tot echte detective, met de volle goedkeuring van Siobhan en John. Er is een vroegere topadvocaat vermoord, David Minton, terwijl Big Ger Cafferty, toch min of meer vijand van John Rebus net aan een kogel is ontsnapt. Een paar weken eerder is ene Michael Tollard, een ex-jeugdzorgwerker, die net een miljoen in de lotto heeft gewonnen, vermoord. Hebben de drie zaken iets met elkaar te maken? Om de zaak te compliceren is onderwereldfiguur Darryl Christie met zijn jongens bezig. Daarbij is uit Glasgow Joe Stark en zijn vazallen plus diens zoon Dennis met aanhang nu in Edinbugh aan het rondspoken. De laatste bendes uit Glasgow worden weer in de gaten gehouden door een speciaal team politie-opsporingsteam onder leiding van Ricky Compston. Dan wordt Dennis Stark ook vermoord en zijn poppen nog meer aan het dansen. Speelt er een pedofiliezaak van tientallen jaren terug op de achtergrond?
Voordat ik mijn oordeel geef, citeer ik – ik kan het niet laten – Siobhan Clarke maar weer eens. Op p. 224 vraagt Malcolm Fox haar: “What does that tell you?” en haar antwoord luidt: “If I’m being honest, it tells me the square root of zero.” Op p. 295 krijgt Rebus toegeroepen van dezelfde Siobhan Clarke: “Though if it’s the same groper in charge of the archive as when I last had cause to visit, diplomacy might have to take second place to pepper spray”. Met mensen als Malcolm Fox en John Rebus in de aangeefrol zie ik D.I Siobhan Clarke echt als een eersteklas komiek van het zuiverste water.
Met thrillerauteur Ian Rankin kan ik gemakkelijk door één deur. Diens moordboeken kunnen steeds weer opnieuw mijn goedkeuring wegdragen (zelfs als de uitgever pontificaal “The numer one bestseller” op de kaft zet, wat ik echt waardeloos vind). Dat uitblinken geldt voor alle boeken van Ian Rankin, ook voor “Even dogs in the wild”. Het blad Scotland on Sunday schrijft daarover: “Rankin once again proves himself...”, terwijl The independent het heeft over “Rebus is back and he’s lost none of his bite”. Daar sluit ik me maar weer bij aan, voor de zoveelste keer. De Schotse schrijver kan er echt wat van en ik deel voor het boek graag weer een volle 8 als recensiecijfer over. Wat goed is, moet aldus ook maar benoemd worden.

Gistermiddag kreeg ik van Trudie een boekje in mijn handen gedrukt (in het Maastrichts “geduid”) dat nieuw voor mij was, dat ik nog niet kende. Het is “De kleine geschiedenis van Maastricht” geschreven door Emile Ramakers. Het is er een in de serie Dummies, uitgekomen in 2016. Het heeft 160 kleine bladzijden, verdeeld in tien hoofdstukken, waarin de geschiedenis van mijn geboortestad verteld wordt op een aangename manier. Ik ken Emile Ramakers van het Centre Céramique, waar hij op de vierde etage van de bibliotheek mensen te woord staat, die iets over Limburg willen weten. Een aardige en deskundige man vind ik het.
Het boekje bevat voor mij weinig nieuws, omdat ik eerder al een aantal boeken over de stad en de provincie heb gelezen, zij het wel al weer een tijd terug. Ik krijg vooral de ene Aha-Erlebnis na de andere. Het boekje begint bij Belvédère, de Eburonen en de Romeinen, dan komen de bisschoppen en de Middeleeuwen, vervolgens de militaire stad en de Franse tijd, waarna de stadsuitbreiding en de industrialisatie beschreven wordt alsmede de jongste tijd met de universiteit.
In een laatste hoofdstuk worden tien personen benoemd die de stad “maakten”: Sint-Servaas, Sint-Monulfus, Henric van Veldeke, Sebastiaan Tapijn, Franciscus Romanus, Jean-Edmé Dufour, Bernard, baron Dibbets, Pie Regout, Sjeng Tans en André Rieu. Het zou niet helemaal mijn eigen keuze geweest zijn, maar ik kan ermee leven. “De kleine geschiedenis van Maastricht” van Emile Ramakers vind ik best een aardig boekje, als startpunt voor een uitgebreidere kennismaking met de geschiedenis van de stad. Een punt ga ik er niet voor uitdelen.

maandag 9 januari 2017

Weblogbrief 12.12, 9 januari 2017

Weblogbrief 12.12, 9 januari 2017

Queridos amigos y familia, vandaag, op de 40ste verjaardag van Eva (perfisia!) komt mijn brief weer op tijd. Vorige week was dat anders. Ik heb hier thuis geen internet en dus post ik normaliter mijn brieven vanuit de universiteit. Echter, de universiteit was vorige week dicht, potdicht. Dus zou ik uitwijken naar Juli, een kennis van hier. Bleek die op 3 januari plotseling “verplichtingen elders” te hebben en dus werd het 4 januari, één dag na dato. Ook verder was het de afgelopen week behelpen, bijv. omdat de bibliotheekjes waar ik af en toe kom om de kranten te lezen en mijn e-mail te bekijken, op 5 en 6 januari dicht zijn vanwege Driekoningen, Los Majestades Los Reyes Magos Del Oriente. Om nou voor één keer bij Carlos koffie te gaan drinken om te kunnen e-mailen op mijn telefoon, vind ik ook al zo wat; bovendien heeft die op de zesde wel iets anders te doen dan in alle vroegte koffie te zetten.
Daarom niet getreurd. Bijna had ik de afgelopen woensdag wel nog bus 12 naar de universiteit genomen, maar was dan wel een halte later uitgestapt, op de eindhalte, waar een tweede grote Carrefour winkel is. In de Carrefour in Las Arenas is geen ‘morros” meer te krijgen, de originele variant van tête de veau, en wie weet, ligt die daar wel nog in de schappen.

Hoe dan ook, mijn vorige brief was (vorige week) dinsdag al af en in computertaal omgezet. Dus kan ik vanmorgen, op de woensdag, terwijl Etel mijn woning van allerlei “stöb” ontdoet, al aan een verse nieuwe beginnen. Het eerste muziekje dat ik daarbij opzet, is voor de zoveelste keer niet van primair een muzikant, maar in dit geval van een filmster die op het witte doek ook af en toe een liedje mag zingen. Ik heb het over de Amerikaanse Dorothy Lamour, van wie ik van de zomer een album zag liggen in Centre Ceramique. Dat kon uiteraard niet ongekopieerd blijven. De diva, vamp of hoe zal ik haar verder aanduiden, is van 1914 en ze overleed in 1996. Ze was filmster in tientallen Hollywoodproducties, vooral in de jaren 1936-1952, maar ook daarna nog. Misschien kennen jullie haar van bijv. “The road to...” films, waarvan ze steeds een hoofdrol speelde, met ook Bing Crosby en Bob Hope.
Terug naar het album, dat is van 1997, één jaar na haar overlijden, en heeft de titel “The moon of Manakoora” meegekregen, naar het gelijknamige laatste nummer op de plaat. Als liedjes maar zo’n drie minuten duren, kunnen er een heleboel op één cd. Hier zijn de 25 liedjes van “The moon of Manakoora”:
01.Moonlight and shadow
02.Panamania
03.You took the words right out of my heart
04.Thanks for the memory
05.Lovelight in the starlight
06.Little lady make-believe
07.Tonight will live
08.On a tropic night
09.That sentimental sandwich
10.The man I love
11.You took me out of this world
12.I’m all-a-tremble over you
13.Paradise
14.Sweet potato piper
15.Palms of paradise
16.The moon and the willow tree
17.Too romantic
18.I gotta right to sing the blues
19.It had to be you
20.Your kiss
21.This is the beginning of the end
22.Moon over Burma
23.Mexican magic
24.The one rose that’s left in my heart
25.The moon of Manakoora
Wat zal ik verder zeggen over de cd? Het is natuurlijk muziek uit de oude doos en op de keper beschouwd vind ik de stem van Dorothy Lamour ook ietsje aan de overdreven kant, niet bekakt, maar er tegenaan, zoals in Nederland destijds Anneke Grönloh haar liedjes bracht. Voor mij heeft ze wel wat, over de breedte van de plaat. Willen jullie nog uitschieters? Dan noem ik hier “Moonlight and shadow”, “You took the words right out of my heart”, “On a tropic night”, “The man I love”, “Too romantic”, “This is the beginning of the end”, “The one rose that’s left in my heart” en vanzelfsprekend “The moon of Manakoora”.
(Voor wie wil weten, waar Manakoora ligt, ik kan het in mijn “Concise world atlas” niet vinden, maar wel de stad Manakara. Die is aan de oostkust van Madagaskar.)

Nog op de dinsdag, viel me weer eens op hoeveel mensen het lijkt wel getrouwd zijn met hun mobiele telefoon. Ik zat op een bank aan de boulevard bij de Tomas Miller en echt, de een na de ander persoon kwam voorbij, terwijl hij of zij het apparaat aan het oor had. Vaak waren het niet eens solisten, maar liepen er een of meer personen naast, die soms zelfs ook met hun telefoon in de weer waren dan wel zich enigszins gegeneerd buitenstaander voelden. Wat is dat toch? Ik zal het ongetwijfeld al eens eerder geroepen, maar bij dezen dan nogmaals: kan dat niet eens ophouden? Er is niks tegen iemand opbellen, maar doe het liever niet in de volle openbaarheid, waar alleman bij is. (En nou ik toch weer bezig ben, dat tot in den treure What’s appen, het oeverloze internetten op de telefoon en dat foto’s schieten tot in het oneindige – we zijn toch geen Japanners, daar moest ook maar weer eens acuut mee gestopt worden.)

Om half 12 woensdagmorgen zwaai ik Etel uit, althans de trap af. Daarna hijs ik me in mijn lange broek en begeef ik me naar Juli. om 12 uur Om 12 uur heb ik bij hem thuis afgesproken. Ter plekke is hij druk bezig om zijn grote keuken opnieuw te “ranzjere”. Dat is voor hem als amateurkok geen sinecure, een hele bedoeling. Zijn voorraad aan kruiden uit ik weet niet allemaal waar vandaan ligt inmiddels in een grote lade vlak onder zijn elektrisch fornuis. Er dient ook van alles afgevoerd te worden. Even overweeg ik nog om van hem een tweede, overbodige broodrooster over te nemen voor een zacht prijsje, maar bedenk gelukkig op tijd dat je met je vrienden moet wandelen (en met de rest onderhandelen).
Mijn weblogbrief, d.w.z. de vorige, nummertje 12.11, is vanaf Juli’s laptop “in no time” aan jullie verstuurd, al heeft hij eenzelfde kuur die ik eerder ook al heb meegemaakt: hij zegt dat hij mijn HTML-omzetting niet accepteert, de
omzetting neem ik aan. Als ik echter de betreffende computermelding afsluit, blijkt er geen vuiltje meer aan de lucht te zijn. Juli wil me na afloop nog een drankje inschenken, maar ik laat hem liever doormodderen in zijn keuken. Een schoonmaak dient op zijn tijd te gebeuren, al is het maar voor de show.
Op de terugweg kom ik bij Playa Chica langs de kippenboer met dezelfde naam. Daar koop ik een hele geroosterde kip met “papas”. De helft eet ik vervolgens thuis met veel smaak op, met vel (lekker, zou Marij zeggen), samen met een portie van mijn zelf gemaakte grote kom ui/paprika/tomaat mengsel. Inderdaad, bijna had ik de andere halve kip met aardappeltjes ook soldaat gemaakt; ik heb me echt moeten inhouden.

Op de donderdag staan vanzelfsprekend de wijzen uit het oosten, de Palmese versie van sinterklaas, op het programma. In Nederland houden denk ik de “felices fiestas” wel op, als nieuwjaarsdag geweest is, maar hier gaat het nog rustig een aantal dagen door: er is ook nog “felices reyes”, gelukkige koningen! Hun glorieuze entree, ieder op een eigen boot, bij mij om de hoek, bij de Muelle, heb ik dit jaar aan me voorbij laten gaan. Een mens kan niet alles hebben, maar als bijv. Dalí & Lux hier geweest waren, waren we zeker gaan kijken. Wel sta ik al om 5 uur met hordes anderen in Parque Santa Catalina gereed om naar het illustere trio te gaan zwaaien, als ze voorbij zouden komen.
Zoals gangbaar is het eerst uitgebreid wachten geblazen, maar intussen komen wel de nodige karren met snoepgoed voorbij. Ik weet niet hoeveel klein grut en ook een enkele volwassene aan een rode “lotsj”, speen, “chupete” in het Spaans, zit te lurken in afwachting van de optocht. En eerlijk is eerlijk, het ongebreideld opbellen valt me op donderdagmiddag reusachtig mee.
Eindelijk komt de “cabalgata” er om even voor 6 aan en laat ik hier eens ruiterlijk toegeven dat ik geen bijzonder sociabele toeschouwer, aan-de-kant-staander ben. Keurig heb ik mijn plek op de tweede rij, maar vlak voordat de eerste praalwagen in zicht komt, is het ineens rij vijf. Dat allerlei kinderen voorkruipen, heeft mijn volle zegen, maar dat de voltallige bijbehorende families zich op de valreep ook pontificaal vóór mijn ogen posteren, vind ik ietsje minder geslaagd.
Los daarvan, ik kan het allemaal best goed zien, uitstekend zelfs, dus waar zanik ik over. De optocht bestaat deze keer uit vier delen: eerst een tiental bont gekleurde hoge bussen en vrachtwagens met cd-muziek en kinderen, dan tien minuten niks (op een enkele in rap tempo langs marcherende harmonie na), vervolgens achtereenvolgens Melchor, Gaspar & Baltasar (om het op zijn Spaans te zeggen) en dan nog weer eens een tiental praalwagens. Dat de koningen deze keer voor het eerst niet op dromedarissen zitten, “voor de veiligheid”, maar ieder voor zich op een houten podium van niks staan, een namaakkoets, “carruaje” in het Spaans, daarover heb ik jullie al onderhouden. Voor wie het wil horen: ook de kolonne Romeinen (“olé,olé, die Romeine zien oké”) is weer present, maar wat is er zoals steeds een schrijnend tekort aan “zate hermeniekes”. Het leukste tussen de koningen door vind ik deze keer een duo als kwal verklede mensen, helemaal in het wit met immense, witte parasols, waaraan tot op de grond allemaal witte linten hangen. Zo iets zou in de Maastrichtse optocht niet misstaan. En ik moet toch eens een cd zien te bemachtigen met de belangrijkste carnavalsliedjes van hier. Als de muziek vanaf de praalwagens omlaag dendert, zingt toutes Las Palmas dapper mee behalve ondergetekende die helaas van toeten noch blazen weet.
In totaal, van kop tot staart, is het in drie kwartier gebeurd, waarna wij met zijn allen zonder uitzondering in de richting van Las Canteras trekken. Als dat langs De Spar of Granier is in de Ripoche, kun je daar in de gauwigheid wel nog een “roscón” inslaan. Dat is een ronde cake met een gat in het midden, met crème of dergelijke erop gesmeerd, een typische versnapering van Driekoningen. Mensen van de winkels (ook bij de Superdino, zie ik later) staan ze midden op straat vóór hun winkel te verkopen.
Ik hoef jullie niet uit te leggen dat het op de boulevard echt poepiedruk is op de avond van 5 januari. Ik zie ook groepjes mensen op terrassen “surprises” aan elkaar uitdelen. Als ik eindelijk terug op het honk ben, is de meute in mijn straat heel druk met drank bezig.

Op donderdagavond al, maar ik zoek het pas op op de vrijdagmorgen, vraag ik mij af wat ook al weer een merel in het Spaans is. Ik kom er niet op. Trudie, Marcel en anderen, weten jullie het nog? Een mus is hier een “gorrión”, een duif een “paloma”, een meeuw een “gaviota”, een spreeuw een “estornino” en zelfs een kraai weet ik nog: een “corneja”, maar een merel? Mijn woordenboek brengt uitkomst: een merel is een “mirlo”, “mirlo común” (maar een mees is een “paro”). Dat moet toch te onthouden zijn. Aan de andere kant, in Maastricht stikt het van die merelvogeltjes, maar hier heb ik er in al die jaren nog geen kunnen ontdekken, wel overigens een ander minivogeltje dat ik niet kan benoemen.

Intussen heb ik royaal genoeg van het gekweel van Dorothy Lamour en mag ik op zoek naar een nieuwe cd. “Na ampel overwegen” kom ik uit bij Graham Nash. Die kennen jullie wellicht nog van de Hollies vroeger. Harry heeft me nog eens een mooi clipje laten zien van “Bus Stop” (“wet day, she’s there, I say: please share my umbrella”), maar dan een halve eeuw later. Als de Hollies van te lang geleden zijn, mogen jullie ook denken aan “Crosby, Stills, Nash & Young” of aftreksels daarvan (maar wel steeds met Crosby voorop). Graham Nash, voor mij blijft hij een 100% Engelsman en geen Amerikaan, laat daar geen misverstand over bestaan. Vorig jaar, in 2016, kwam zijn solo-cd “This Path Tonight” uit. Hier zijn de tien nummers:
01.This path tonight
02.Myself at last
03.Cracks in the city
04.Beneath the waves
05.Fire down below
06.Another broken heart
07.Target
08.Golden days
09.Back home
10.Encore
Het is best een aardige plaat, over de breedte. De oudjes doen het toch nog maar. Het titelnummer “This path tonight” mag er zijn en daarnaast geeft ik extra punten aan “Beneath the waves”, “Fire down below” en “Back home”. De hoofdprijs gaat op het album naar “Another broken heart”, dat m.i. de test met de beste Graham Nash-nummers van vroeger kan doorstaan.

Vrijdag 6 januari is echt een speeldag voor de kinderen, dus voor mij een complete rustdag. Een heleboel cafés en restaurants en echt alle winkels zijn dicht en zeker ‘s ochtends is er geen kip op straat te bekennen, of het moest iemand zijn die zijn krakkemikkige hondje langs een paar palmbomen laat schuifelen. Ook in de avonduren is het, zelfs op de boulevard, aanmerkelijk stiller dan de dagen ervoor.
Bij gebrek aan beter zet ik ook op Las Canteras maar eens een cd op, op mijn Infiniton walkman. Het wordt een dubbel-cd met Americana muziek van allerlei artiesten, onder de titel: “Americana, the best of new American music”. Is ze van 2000? Een aantal artiesten staat al uitgebreid op mijn computer, maar ik ontdek eerst op Las Canteras en later op mijn balkon, ook een paar mensen van wie ik nodig eens wat muziek in huis moet zien te krijgen in mei. Voor wie erin geïnteresseerd is, ik heb het over de Cash brothers, de Cowboy junkies en Julie Miller. En laat ik ook maar eens een cd gaan proberen van Rodney Crowell, die ik al ken van twee albums samen met Emmylou Harris, maar die op zijn Americana nummer een prima gitaarsolo in huis blijkt te hebben.
Eerder heb ik jullie lastig gevallen met de dubbel-cd “Pure Genius” uit 2002, ook een Americana-verzameling. Deze is van hetzelfde laken een pak. Ik heb er trouwens nog een paar, best mooi allemaal.

Op de zaterdag komt er gelukkig weer meer leven in de brouwerij. Ik vertelde jullie eerder over de man die aanhoudend op de bank voor mijn deur zit om te bellen, te sms’en en op internet van alles te bekijken, de levende geest van John Urquhart. Laat ik mezelf corrigeren: hij spreekt Spaans of het niks is; in een haast lege straat kan ik hem letterlijk horen keuvelen door zijn mobiel. Echter, als hij al vóór 10 uur op de bank plaatsneemt, moet hij helaas wel constateren dat de Cafetería Nuevo Murias dicht is. Carlos neemt het ervan en is kennelijk drie aaneen gesloten dagen dicht, totdat de kinderen weer in alle vroegte de Luis Morote onveilig komen maken, met de moeders op zijn terras. Mijn andere zaak beneden “De Francesco” is dan wel net opengegaan, maar die heeft geen internetaansluiting. En de terrassen van “Don Manué” en “Any way” gaan altijd pas om een uur of 12 open.
Om hem nog verder te pesten, passeert Tóbalo de onverlaat op de bank, met zijn hondje van niks aan de lijn. Het is een vrije dag voor hem, dus is hij niet in het zwart, maar heeft een groene polo aan met daaronder een korte groene broek. Tóbalo is een heel sociaal wezen en heeft een goed woordje over voor iedereen, ook mij op het balkon, maar hij doet net of hij de man op de bank niet ziet.
Om 11 uur wordt mijn rust bruut verstoord door een al te actieve grote groep die iets met volkszang heeft. De bubs is in de weer bij het beeld van Lolita Pluma, maar ik dien het tot op mijn balkon allemaal aan te moeten horen. Voor alle duidelijkheid, ik ben echt een fan van Engelse folk music – kijk bijv. maar eens hiervóór naar mijn Americana dubbel-cd's – maar dat is andere kost dan wat ik nu te verduren krijg. Deze muziek is, om het eens op zijn Huilands te zeggen, “niet helemaal mijn ding”.
Dus is het hoog tijd om maar eens onder de douche te gaan staan en – het is zaterdag – ook mijn haar te wassen.

Een mens dient zich op tijd van overtollig haar te ontdoen. In Maastricht heb ik in Trudie een compagnon die daar aardig op let en mij op zijn tijd rücksichtslos met een tondeuse lijf gaat, in stand 2, sinds kort met als uitzondering mijn kop bovenop, waarvoor stand 4 voldoende voor haar is. Echter, Trudie heb ik al ruim twee maanden niet gezien, wel uiteraard geregeld gemaild. Ze komt a.s. woensdag een week op bezoek, maar zonder mijn tondeuse. Dat krijg je, als je maar maximaal tien kilo bagage mag meenemen.
Dus dien ik deze keer zelf actie te ondernemen. Op de zaterdagavond spoed ik mij naar mijn allochtoon hier, die echt alles haar “snije” af weet. De kapper hoort mijn verzoek om mijn haar vooral “muy corto” te knippen aan, herhaalt mijn verzoek nog eens voor de zekerheid en gaat moet ik er echt aan geloven. In minder dan een kwartier tijd word ik omgetoverd tot iemand die nauwelijks meer haar op zijn kop heeft. Het is een nagenoeg kaal grasveld geworden. Ik ben er uiterst tevreden mee en kan nu denk ik weer vooruit tot ongeveer begin maart. Dan heb ik mijn tussenstop in Maastricht achter de rug, na een ouderwetse carnaval, en kan Trudie mijn bovenkant nog eens soigneren tot aan mei.
Ineens bedenk ik dat Trudie er a.s. woensdag al op bezoek komt voor een week vakantie hier. Dat wordt nog hommeles met mijn biljartbal. Zal ik haar op Santa Catalina met een petje op verwelkomen? Nee, ze moet het er maar voor doen.

Dan mag ik op de dag voordat ik mijn brief aan jullie verstuur, nog één keer van muziek wisselen (vind ik). Ik probeer de eerste cd van ABBA, uit een doos van negen stuks, zie verder Centre Ceramique, maar die valt mij een beetje tegen. Ik maak uiteraard een uiteraard voor het laatste nummer van de cd: “Ring ring” in het Zweeds (“bara tu slog en signal”, in het Engels: why don’t you give me a call?) uit 1973. Dat had m.i. in 1973 al een hit moeten zijn, voordat ABBA’s “Waterloo” het jaar erop het Eurovisie songfestival won. Anni-Frid en Agnetha, met daarachter Benny en Björn, dat was nog eens wat! Ik heb zelfs nog een cd waarop diverse nummers van ieder van hen apart staan, uit de periode van vlak vóór ABBA.
Laat ik, als verklaard fan van de Nederlandse muzikant Blaudzun, die nog maar eens van stal halen. Van hem - geconcipieerd in het jaar dat heel Europa “Ring ring” in zijn armen had moeten sluiten – heb ik intussen vijf cd’s. Alleen de meest recente van 2016 moet ik nog zien te bemachtigen. In 2008 kwam zijn allereerste uit, “Blaudzun” geheten, zo hoort het bij een eerst cd. Hier zijn je tien nummers:
01.Blindspot
02.California
03.Tidal wave
04.Black thread
05.Love lies bleeding
06.Higher ground
07.Resident
08.Revolver
(09.Uphill battle (20 seconden?)
10.Good boy
11.She’s a gentleman
Ik zoek ze er wel op uit, de cd’s die ik iedere keer weer in jullie winkelmandje wil deponeren. De eerste van Blaudzun is hier geen uitzondering op. De man heeft iets uitzonderlijks, hij blijft mij bezig houden met zijn rare tronie en ik hoop jullie ook. In mijn perceptie mag je nooit meer dan de helft van de nummers van een cd bovengemiddeld vinden. In dat geval kies ik op deze plaat voor “Blindspot”, “Tidal wave”, “Higher ground”, “Revolver” en “She’s a gentleman”. Dat Blaudzun nog lang mee moge gaan!

Op zondagmorgen luister ik naar Blaudzun, maat lees ook mijn laatste boek van Josephine Tey uit. Zie verder mijn recensie. Intussen draai ik ook nog een was en voorzie mijn bed van schone lakens (plus mijn kussen van een schone sloop, voor wie het naadje van de kous wil weten).
Dan vraag ik mij, nog voordat ik aan mijn lunch begin, af hoe het toch zit met plassen overdag en ‘s nachts. Overdag ga ik zeg om de twee uur naar de wc en als ik in bed lig van ‘s avonds laat tot ‘s morgens vroeg, een uurtje of negen zeker, is mij tussentijds een keer plassen normaliter genoeg. Er zullen ongetwijfeld ook andere factoren spelen, maar ik opper hier dat je veel eerder aandrang om te plassen krijgt, als je staat of loopt (zoals je dan ook eerder spataderen ontwikkelt, maar dat terzijde) vergeleken met als je zit en zeker met als je ligt. ‘s Nachts als ik echt horizontaal ben, duurt het veel langer voordat ik denk: ik moest er maar eens even uit om te gaan plassen. Als dat per se nodig is, kan ik zo oud als ik ben zelfs mijn plas de hele nacht ophouden, maar dan is het wel ‘s ochtends snel gaan en niet wachten. Overdag, bijv. bij het scheren of tanden poetsen of als ik met de afwas bezig ben, heb ik veel eerder aandrang; het heeft zelfs iets preventiefs.
Staat dat idee van lopen en staan dan wel zitten of liggen als belangrijke risicofactor voor plassen ook in de vakliteratuur? Is het simpelweg zo dat de klep die de onderkant van je urineblaas dichthoudt, je eerder waarschuwt dat je moet plassen, als je rechtop staat of loopt? Wie kijkt het eens voor me na? Interessant!

Gisteravond, op de zondag, ben ik op tijd op Las Canteras om weer eens de bocht te maken voorbij La Oliva en dergelijke in La Puntilla. Je passeert dan visrestaurant Amigo Camilo en komt uit op een stukje boulevard, waar haast geen toeristen komen. Er zijn de nodige banken, waar ik mijn moede lijf te ruste kan leggen of vaart kan maken in mijn leesboek. Ook zijn er drie terrassen achter elkaar, eerst NYC Taxi (nieuw, het was vroeger vlakbij Las Arenes), dan Clipper (met bootje als logo) en tenslotte Los Piratas De Canarias. Vroeger was het daar op de vroege zondagavond te doen, levende muziek. Blijkt dat men er weer opnieuw iets van wil maken. Vóór Clipper treedt nu een duo op, een gitarist en een zingende drummer, en er staan meer dan honderd mensen te luisteren, sommige zelfs mee te dansen. Aardig allemaal, ik ga zeker nog eens terug.
Op de terugweg naar de bewoonde wereld kom ik de nodige kleine kinderen tegen die hun Driekoningenkado aan het showen zijn. Ik zie nieuwe kinderfietsjes, diverse soorten autopedden (autopetten?), skateboards (helaas), rolschaatsen enz.

En dan geef ik er nu de brui aan. Vanaf vanochtend gaat het leven weer zijn normale gangetje. Om kwart over 6 word ik (heel eventes maar) wakker gemaakt door Carlos die de luiken van zijn Cafetería omhoog trekt en om 8 uur zie ik de eerste kinderen beneden spelen. Over een half uur begint de katholieke basisschool bij mij naast weer met zijn les.
A.s. woensdag komt Trudie en vanaf dan is het een beetje behelpen met deze brieven. Vooralsnog ga ik er van uit dat jullie nu vrijdag de 13de alweer een volgende tegemoet kunnen zien en daarna op donderdag de 19de, als Trudie weer terug naar Nederland is. Intussen: vergeten jullie niet om je dagelijkse vochtverlies bijtijds te compenseren? Als ik Lluis mag geloven, dienen volwassen mannen dagelijks 2½ en vrouwen 2 liter water of dergelijke tot zich te nemen. Ik haal dat denk ik niet, maar van dehydratie heb ik wonderwel vooralsnog geen last. Tot ziens maar weer, hasta luego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Tot de evergreens onder de schrijvers van detectiveboeken van weleer reken ik de Engelse Ruth Rendell. Ik heb haar hier al enkele keren in het zonnetje gezet. Wisten jullie dat ze ook onder het pseudoniem Barbara Vine boeken op haar naam heeft staan? Deze week heb ik een boek van haar ter bespreking dat ze onder die schuilnaam schreef: “A Dark-Adapted Eye” uit 1986. Zo lag geleden is dat trouwens geeneens. Ze won er het jaar daarop een “Edgar” mee, als beste moordboek-auteur van het jaar in de Verenigde Staten. Het boek is zo Engels, niet Amerikaans als het maar zijn kan. Het speelt op het Engelse platteland en een beetje in Londen, vooral in de jaren rond de Tweede Wereldoorlog.
Het verhaal wordt verteld door Faith, de dochter van John en Vranni Longley. Haar tantes, waar ze heel veel mee optrekt, heten Helen (eigenlijk een halftante), Vera en Eden. Daar horen weer kinderen bij, zoals Andrew en Patricia bij Helen en bij Vera is het Francis en veel later Jamie. Of hoort Jamie bij Eden, die later een miskraam heeft gehad en sindsdien geen kinderen meer kan krijgen? Twee belangrijke andere punten: (1) Vera met al haar snobisme en vooroordelen krijgt haar tweede kind pas na 10½ maand zwangerschap, (2) Er zit maar liefst vijftien jaar in leeftijd tussen Vera en Eden. Die Eden is op haar beurt maar zes jaar ouder dan Faith, voor wie Eden eerder als een nicht is dan een tante. Kunnen jullie het nog allemaal volgen? Een stamboom voorin het boek, met een tijdsaanduiding, had niet misstaan.
Hoewel het pas op het einde van het boek echt aandacht krijgt, gaat het boek primair over Vera, die haar zus Eden vermoordt. Schrijver Daniel Stewart wil daar veel later, in het heden, een boek over schrijven en vraagt om informatie aan de diverse personen in het boek. De onderliggende affaire wordt op de spits gedreven op oudejaarsavond 1948, als Vera ziek wordt en de dan aanwezige huisvriend Chad Hammer Vera’s zus Eden inschakelt om het kind tijdelijk onder haar hoede te nemen. De dagen, maanden, zelfs jaren daarna is Jamie dan weer bij Eden, die daarvoor met een rijke man getrouwd is, en dan weer bij de veel oudere Vera. Als Jamie vijf is en Vera 42, wil Eden definitief beslag leggen op het kind, tot grote afschuw van Vera. Dan loopt het uit de klauwen.
Ik kon in het begin, eerlijk gezegd, nauwelijks een touw aan vastknopen aan het verhaal, maar het is Ruth Rendell, dus zal het wel op zijn pootjes terecht komen. En dan pakt het boek me ineens, zoals een meesterlijke thriller je kan pakken. De titel “A dark-adapted eye” blijf ik raar vinden, ook na lezing, maar er ontrolt zich een conflict dat echt spannend blijft, met de twee slachtoffers: Eden aan het mes geregen door zus Vera en dezelfde Vera vervolgens als moordenares aan de galg. Daarmee scoort schrijfster Ruth Rendell een vracht aan recensiepunten. Plus vind ik tussendoor de diverse schetsen van de natuur echt uit de kunst. (Zo kom ik bijv. te weten dat een “budgerigar” een grasparkiet is, terzijde, in het Spaans is het een ”periquito”.) Om het niet te gek te maken laat ik mijn recensiecijfer stoppen bij een 8½. “A dark-adapted eye” is voor mij een heel, heel goed boek, of in de woorden van de Punch-recensent: “Brilliant...Long may this Vine flourish”. Ik ga zeker nog weer andere boeken van Ruth Rendell aan mijn verzameling toevoegen.

Mijn vorige boek viel haast van ellende uit elkaar, zeker toen ik het bijna uit had. Het was van 1986, dus wat zal er niet gebeuren als ik in een nog veel eerder exemplaar zit te lezen? Ik had het al aangekondigd en hier is ze weer: Josephine Tey met het allerlaatste boek dat ik van haar heb: “The Singing Sands”, oorspronkelijk uit 1952. Het speelt in Londen en in de Highlands, zelfs even op de Hebriden.
Inspecteur Alan Grant van Scotland Yard is met ziekteverlof. Zijn dokter heeft hem bevolen om eens een paar weken rust te nemen. Hij zou last hebben van paniekaanvallen, fobieën, zoals zich opgesloten voelen in kleine ruimtes. Met de trein gaat hij naar Scoone in Schotland om daar te gaan vissen. Hij kan in de buurt logeren bij zijn neef Tommy en echtgenote Laura (Lalla), met hun kinderen Pat en Bridget. Bij het uitstappen uit de trein ziet Grant iemand dood in de trein liggen. Hij helpt zelfs nog even een handje en neemt dan per ongeluk een krant van de overledene mee. Op de zijkant daarvan vindt hij een onvoltooid gedichtje, dat hem ertoe brengt om het vissen waarvoor hij gekomen was, even later te staken. Op een van de Hebriden, Cladda om precies te zijn, gaat hij een kijkje nemen, bij “the singing sands” aldaar, zoals in het gedicht staat.
Dan ontmoet hij, als reactie op een annonce van hem over het gedichtje in de kranten, ene Tad Cullen. Die is vliegenier en vertelt hem over zijn vriend, ook vliegenier, Bill Kendrick, die hij in Parijs zou ontmoeten, maar die wonderwel zoek is. Grant en Cullen gaan samen terug naar Londen, op zoek naar Bill, al dan niet nog in leven. Die zou in een dronken bui aan Cullen hebben verteld over het gedicht in verband met een verloren gegaan “atlantis” in Arabië: Wabar. Dat zag hij bij toeval een keer in een zandvlakte onder hem opdoemen, toen hij over Arabië vloog en uit koers raakte. Alan Grant en Tad Cullen nemen nu contact op met in Engeland aanwezige Arabië-kenners zoals Lloyd en Kinsey-Hewitt. Zit in die hoek de oplossing van het raadsel betreffende Bill Kendrick en het Arabische atlantis?
Wat kan, of liever gezegd kon die Josephine Tey prachtig schrijven en wat wist ze het weer allemaal taalvaardig te verwoorden. Ik zie zelfs in “The singing sands” het begin van haar zinnen met “presently” weer terugkeren. Haar manier van de lezer bespelen is, zoals gebruikelijk, uniek, om eens de recensent van de New York Times te citeren. Ik ben blij dat ik het nogal beperkte oeuvre compleet heb. “The singing sands” van Josephine Tey gaat terug mee naar Maastricht met alweer een 8½ als recensiecijfer. Deze week is het echt prijs met mijn beoordelingen.