dinsdag 29 april 2014

Weblogbrief 9.30, 29 april 2014

Weblogbrief 9.30, 29 april 2014

¡Hela! ¡Hola! ¡Holanda! ¡Buenas y santas! Zei ik het niet in november? Ik zou jullie deze winter vergasten op alweer dertig brieven en vandaag neem ik jullie aan de hand $voor mijn dertigste.
Nog een luttel aantal dagen en ik ben weer in het land van Maas en Waal. Nou zijn Nederlandersvaak mensen die niet schromen om er, wat het weer betreft, een schepje bovenop te doen, maar jullie hebben deze keer inderdaad weinig winter gehad. (Hoewel, echt voorjaar was het bijv. met carnaval niet, toen ik voor twee weken kwam afzakken.) En nu maar hopen dat de komende maanden zomers zijn. Hoe dan ook, j’arrive, ik kom eraan.

Zelfs deze laatste brief zou maar een slap aftreksel zijn,als er nu niet een pront muziekje gaat verschijnen. In mijn tweede boek van de week, zie verder down under, wordt enkele keren een Cd van Bert Jansch op de pick-up gelegd door rechercheur in ruste John Rebus. Daarmee lijkt me dit het moment om die artiest eens naar voren roepen. Voor de leken en ongelovigen onder jullie, BertJansch is een volkszanger, hier is het Engelse woord “folksinger” op zijn plaats, uit Glasgow, geboren in 1943. Ik ben hem onlangs in leeftijd gepasseerd, hoewel ik van 1946 ben, omdat hij in 2011, op 67-jarige leeftijd,werd geveld door longkanker. Het doet mij deugd, dat ik met Bert Jansch voor de zoveelste keer iemand uit Schotland voor het voetlicht kan brengen, in de slipstream van de enige echteGerryRafferty.
Van Bert Jansch heb ik, vooral via Henk, een hele schoenendoos platen bijeengesprokkeld. Als ik aan het optellen sla, alleen al wat betreft de diverse studio-albums, kom ik tot 22 (van de in totaal ongeveer 30). Op sommige worden ook andere artiesten erbij gehaald zoals Johnny Mar, Bernard Butler en Rory Gallagher, de laatste met “She moved thro’ the fair”. Bert Jansch maakte daarnaast samen met gitarist John Renbourn verscheidene complete platen, waarvan ik er hier eentje laat horen: “Stepping stones” uit 1969. Het is werkelijk een prachtplaat, als ik zo vrij mag zijn. Hier zijn de veertien nummers:
01.East wind
02.Piano tune
03.Goodbye porkpie hat
04.Soho
05.Tic-tocative
06.Orlando
07.My lover
08.Stepping stones
09.Red favourite
10.It don’t bother me
11.No exit
12.Along the way
13.The time has come
14.After the dance
. Voor allerlei details over de muziek van Bert Jansch verwijs ik naar allmusic.com, de wikipedia en zo. Zowaar vind ik in zijn discografie ook een verzamelplaat uit 2002, genaamd “Acoustic routes” en die doe ik er vandaag gratis en voor niks bij. Hier zijn de twintig nummers van dat album, alweer best mooi allemaal:
01.Chasing love &JacquiMcShee
02.Running from home Solo
03.Don’t pity me &BrownieMcGhee
04.Needle of death Solo
05.Go your way, my love & Anne Briggs
06.40 Ton parachute (Davey Graham)
07.Star ram (Davey Graham)
08.The first girl I loved Jones, Wizz
09.Happiness for free Jones, Wizz
10.The Elfin knight & Martin Carthy
11.The blood of the lamb (Duck Baker)
12.Blues run the game & Al Stewart
13.Let me sing Solo
14.That’ll do, babe (Ralph McTell)
15.High emotion Solo
16.Heartbreak hotel & Albert Lee
17.If I were a carpenter & Albert Lee
18.Parcel post blues &BrownieMcGhee
19.Walk on &BrownieMcGhee
20.Country blues & Billy Connolly
Ander onderwerp: ook de Spanjolen zitten opgezadeld met diverse koolsoorten, “coles”. Ik noem hier “col rizada”, boerenkool, “col roja”, rodekool, “col de Milán”, savooiekool, en “coliflor”, bloemkool. En hoe heten spruitjes in het Spaans, die kleine groenwitte bolletjes die de meeste kinderen niet lusten en waarvan ik donderdag maar liefst – met smaak - een halve kilo soldaat maakte? Ook dat zijn kolen, “coles de Bruselas”. (Terzijde, steenkool is “carbón”; daar weten de stoute kinderen met Driekoningen hier alles van.)

Hoe het precies komt, weet ik niet, maar vele aanprijzingen in de etalages van apotheken hier bevallen mij voor geen meter. Eentje, waar ik mijn neusvoor optrek, is die van Supradyn. Met enige goede wil kan ik mij nog net voorstellen dat mensen voor alle zekerheid dagelijks een combinatiepreparaat van allerlei vitamines en mineralen nemen. Echter, als je voor ruim een tientje een heel jaar lang pillen kunt kopen bij de supermarkt, waarom zou je dan je toevlucht nemen tot een duur merk als Supradyn? Ik heb het over “vitaminas en caramelos de goma para adultos”. Ook al geven die je volgens de folder “energía para cada día”, het blijft voor mij niet meer dan een gezond kauwgumpje. In de aanbeveling van de firma staat ook iets over “sentirse bien”, wat smaken ze goed, en “nunca ha sido tan delicioso”, er is niks lekkerders. De apotheker verdient er mee aan, dus die doet er met plezier aan mee.
Als ik de baas van de wereld was, zou ik verbieden dat apothekers andere medicamenten verkopen dan die bewezen effectief zijn. Watmoet een gestudeerd iemand zoals een “farmacéutico”, die vandaag de dag weinig meer omhanden heeft, nu alles al door de industrie voorverpakt is, met de verkoop van homeopathische flauwekul, kruidendrankjes van koninginnengeleidan wel Fisherman’s friend. Ik reken Supradyn met zijn overdreven advertenties tot dezelfde categorie “liever niet”.

Vrijdagavond was mijn laatste kans deze winter om nog eens naar het bejaarden dansen te gaan kijken, “met levende muziek”. Die vind ik niet verkeerd, om mijn vader eens na te praten. Er was een “en directo” optreden van de grupo musical Buena Onda, goede golf. En toen dacht ik: hoe noem je die mensen op het podium ook al weer? Muzikanten zijn “músicos” en liedjesschrijvers escritores, autores de canciones, of korter gezegd: melodistas. Op het podiumpje stond een man zich uit te sloven op een apparaat dat op commando probleemloos elk soort muziek kan uitbraken. Naast hem was een goed geproportioneerde vrouw doende met zingen, onmiskenbaar een “cantante”.
Voor hen in de danszaal waren zoals gebruikelijk royaal meer dan honderd oudere mensen hun rondjes aan het draaien. En ik dacht: maar wat is een danseres in het Spaans, is dat een “bailante”? Een balletdanseres, ballerina, is in het Spaans “bailarina”, maar zo’n dame (Sjanet, kom dans nog ‘ns ballet!) is anders dan een vrouw, die al dan niet als een tierelier door een danszaal gaat, terwijl de bijbehorende man haar nauwelijks hoeft bij te sturen. Hoe noem je zo iemand? Dan biedt mijn Nederlands-Spaanse van Dale uitkomst; het is een “bailadora”.

Vrijdagmiddag laat wist ik nog steeds niet wanneer precies en waar ik dinsdag mijn “charla” voor de afdeling van Lluis moet geven. Ik heb hem dus maar eens gesmst en om 9 uur had ik mijn antwoord binnen. Hij was vergeten de e-mail daarover aan mij door te sturen, helaas. Wel had hij zo’n duizend andere mensen erop gewezen dat “het” aanstaande dinsdag om ½6 ging gebeuren. Een strenge selectie daaruit zit straks met de mensen van de vakgroep gereed om eerst zijn introductie aan te horen, over zijn bemoeienis met het publiceren van de trial over Aloe Vera en dyspepsie. Daarna geeft hij “de vloer” aan mij.
Mijn praatje is uiteraard kant-en-klaar en verluchtigd met twee dozijnen lichtbeelden. Het zal bestaan uit twee delen. Eerst ga ik in op de literatuur over publicatiebias & outcome reporting bias, bijeengesprokkeld uit recente literatuur en met sprekende voorbeelden. Een schande vind ik het dat heel veel klinisch wetenschappelijk onderzoek, de uitkomsten van allerlei trials, nooit openbaar zijn gemaakt. En dan druk ik me nog voorzichtig uit! Ik heb daarna nog een lange uitsmijter. Ik ga proberen te vertellen, doodleuk, dat een clinical trial zonder methodisch deskundige in de onderzoeksgroep is als een vanillepudding zonder rumbonen. DE meeste onderzoekers hebben nauwelijks enig idee van random allocatie en wie weet ook nog het nodige van blindering? En dan heb ik het nog niet over allerlei andere zaken waar onderzoekers hun hoofd over moeten breken. Men verspilt, als mensen zoals ik buiten spel worden gehouden,vele miljarden aan allerlei, vaak verre van zorgvuldig uitgevoerd onderzoek.
Gemakkelijk zal het voor de aanwezigen niet worden om bij de les te blijven, maar voor de show kom ik niet naar de Sala de Grados in het nieuwe faculteitsgebouw. Lluis, die wel van een controversieel uurtje gediend lijkt te zijn, heeft hij mij laten weten, zal na afloop een tevreden mens zijn. (Of niet natuurlijk, maar hij heeft mij wel al toegezegd dat ik de komende winter weer welkom ben op de afdeling, ook in zijn flat op de Luis Morote.)

Gaan we terug naar de vrijdagavond. Toen ik in het buurthuis voor ouderen was uit gedanst, of liever gezegd uitgekeken op de dansers, heb ik eerst nog een uurtje met mijn boek in het park bij het “Castillo de la Luz” gezeten en daarna was het tijd voor mijn hernieuwde ontmoeting met Noé op het terras van Tasquita Cambullonera. Op de achtergrond in dat café speelde trouwens een mooi jazzduo, met gitaar en piano. Onder het bijpraten liet Noé mij een foto zien van zijn allernieuwste liefde, een Marokkaanse schone uit Barcelona, die met hem en een aantal vrienden met de paasdagen op Fuerteventura was geweest. Ik zal hem er straks nog eens naar vragen, als hij bij mijn praatje komt opdraven.
Natuurlijk had Noé voor Trudie een “dedal”, een vingerhoedje, ingeslagen,na overleg met Lorena, maar helaas, pindakaas,dat was niet van Fuerteventura. Even later kwam Lorena (Lolly) aanzetten met een tweede “dedal”, maar ook die, hoe “sjiek” ook, was niet van dat eiland, maar van Gran Canaria. Gelukkig had Cucu, toen die er een uur later bij kwam zitten na zijn zoveelste les om massagist te worden, geen “dedal” meegenomen, zelfs geen naald en draad (“hilo y aguja”), wel zijn guitige kop.Cucu, voor wie het nog niet weet, spreekt geen woord Engels, zelfs maar beperkt Spaans; hij vindt zijn weg met louter streektaal en het paaien van Lorena. We hebben gevieren een hoop lol gehad, laat ik het daarbij houden.

Zaterdag en zondag heb ik eigenlijk maar weinig gedaan. Ik had een uitgebreide terugblik op de afgelopen winter in gedachte, zelfs ook een vooruitblik op mijn half jaar Maastricht dat eraan komt plus een hele serie futuristische bespiegelingen. Echter, echter, daar is het niet zo erg van gekomen en dus heb ik daarover niets te melden. Ik heb vooral zitten lezen. Eerst heb ik me definitief door mijn tweede boek heen gewerkt en op het niks kost, ben ik daarna gewoon aan nummertje 3 begonnen. Dat is 629 bladzijden dik, dus uitkrijgen is er niet meer bij. Wel ben ik nu, dinsdagmorgen, op 2/3 en ik moet zeggen: het boek bevalt me prima. Het speelt in Londen in 1543, ten tijde van Hendrik VIII. Toen woonden in die stad zo’n 60.000 mensen; dat was nog eens een boel, als ik de schrijver van het boek mag geloven. Voor verdere details verwijs ik naar mijn allereerste brief van de komende winter.

Maandagmorgen bracht ik mijn doos boeken en kleren naar het postkantoor in de Bernardo de la Torre. Ik had genoeg aan een 10 kilo doos, omdat ik veel andere boeken op mijn e-reader heb gelezen en ik met carnaval al wat kleren mee naar huis heb genomen.
Het is best druk op het hoofdpostkantoor. Als je binnenkomt, ga je eerst een nummertje trekken: verzenden (A), ophalen (B) of iets anders (C), en daarna is het wachten geblazen tot je aan de beurt bent. Ik had nummertje A 074 en alleen al voor de A waren er achttien mensen voor me. En nou komt het: die wachten allemaal niet keurig op hun beurt, maar velen proberen op zijn minst ietsje voor te dringen, omdat hun handeling maar weinig zou voorstellen. Ik zag een oudere dame, die aan de balie uitlegde dat ze te oud en ziek was om nog langer te wachten. En twee keer kwam een jonger iemand, wiens nummertje intussen verlopen was, met grote haast binnen stappen om als eerste met voorrang geholpen te worden. De dames en heren achter de balies moest geregeld iemand terecht wijzen en pas dan kende die zijn plaats. Na drie kwartier was ik aan de beurt. En ik moet zeggen: de postmevrouw die mij hielp, deed er echt alles aan om mij terwille te zijn. Ik mocht mijn formulier van de post ter plekke invullen en mijn pakket werd gewogen en niet te zwaar bevonden. Toen ik haar ook nog 46 euro had overhandigd, vroeg ze mij nog eens of alles naar wens was geweest en met mijn “gracias” in haar oren drukte op een knop om een volgende klant te helpen. Ik krijg er op deze manier nog plezier in om een pakketje naar de “correos” te brengen.

Maandagmiddag zat ik weer eens aan deze brief te schrijven, o.a. het stukje hiervóór, en daarna was het tijd voor de opschoning van mijn dia’s voor de dinsdagmiddag.En tenslotte, op dinsdagmorgen deed ik een spelling- en grammaticacontrole van deze brief. Ik blijf het raar vinden dat bij die controle steeds de woorden “zo’n” en “niks” opduiken als woorden die ik zou moeten veranderen in “een dergelijk” en “niets”. Ik blijf de woorden “zo’n” en “niks” gewoon gebruiken.

En dan is het nu tijd voor mijn Spaans lesje of liever: het ontbreken ervan. Ik begrijp dat jullie dat steevast overslaan en dus doe ik dat ook maar eens.Daarmee kom ik wel ietsje aan de vroege kant aan mijn eind. Dit is de laatste alinea van mijn laatste brief van deze winter. Volgend jaar in november begin ik aan mijn tiende serie. In Nederland, vooral Maastricht, Amsterdam en Leiden, hoop ik ieder van jullie, lezers, de komende tijd in den lijve tegen te komen; we zijn nog niet van elkaar af. Voor nu, effen mijn pad alvast en tot in de pruimentijd, hasta el día de juiciofinal, vooruit, om het af te leren, hasta el valle de Josafat, met de compleminte van jullie toegenegen vriend op de terugweg, PaulKx, met een handkusje.

BOEKENBIJLAGE

In mijn laatste brief dien ik weer eens met een nieuwe thrillerschrijver aan te komen zetten. Heb ik al eens een boek van MichaelKortaf hier besproken. Nee? Dan wordt het tijd. De Amerikaan situeert zijn verhalen in Cleveland, Ohio. Ik las van hem, op mijn e-reader, “A welcome grave” , in het Nederlands een beetje raar vertaald met B.E.G.R.A.V.E.N. De puntjes tussen de letters zijn niet van mij.
Omdat ik het boek pas in het weekend invoer in deze brief, maar het woensdagavond al uit had, moet ik even nadenken hoe het ook al weer gaat. Hoofdpersoon, de ik-figuur, is sportschoolhouder en privédetective Lincoln Perry. De sportschool doet hij samen met Grace en als private Eyewerkt hij samen met de oudere Joe Pritchard. Lincoln Perry wordt ingehuurd door zijn ex-vriendin Karen Grayson om de moordenaar van haar man Alex Jefferson en diens zoon Matthew op te sporen. Gaandeweg in het boek valt hij zelf voor Amy Ambrose, journaliste, die later ook in zijn detectivewerk mee mag doen. De huidige moordzaak gaat terug op een voorval vijf jaar eerder, de moord op Monica Heath, waarvoor toen ene Andy Doran opdraaide. Uiteindelijk komt het nu tot een confrontatie met Lincoln, Joe en een Russische klerenkast genaamd Thor aan de ene kant en genoemde Andy, J.D. Reed, Dainius Belov en Tommy Gaglionci aan de andere kant. Op de achtergrond blijkt een andere persoon de echte boef te zijn, maar diens naam verklap ik hier niet. Van de politie, in de persoon van Hal Targent en Kevin Daly, moet je het in dit boek niet hebben.
Ik vind dat Michael Koryta een acceptabel boek heeft afgeleverd. Ik heb het zonder moeite uitgelezen, maar om nou te zeggen dat het een topper was: nee. Daarvoor verzandde mij het verhaal iets te veel. Op het einde had ik zelfs enige moeite om de goeden en de slechten uit elkaar te houden, mijn schuld, maar het kost wel punten. Als recensiecijfer kom ik daarom niet verder dan een 7. Koryta met zijn “A welcome grave” is aardig op dreef, maar tot het walhalla dringt hij met dit boek niet door. Daar is net iets meer voor nodig.

Mijn tweede boek in mijn laatste week hier is er eentje van kopstuk Ian Rankin. Deze thrillerschrijver presteert het steeds weer opnieuw om mij met zijn John Rebus boeken te verrassen, maar onderschat vooral het aandeel van Siobhan Clarke niet. Wat is dat mijn type, als het op het achterna zitten van boeven aankomt en minstens ook, als het tijd is voor de zoveelste “wisecrack”. Deze keer las ik van Ian Rankin “Standing in another man’s grave” uit 2012. Dat speelt vanzelfsprekend in Edinburgh, maar ook de rest van Schotland krijgt deze keer een beurt. Zowaar heb ik een kaartje van het gebied voor mezelf zitten tekenen met daarop niet alleen Edinburgh, maar ook Glasgow, Dundee, Aberdeen en niet te vergeten Inverness. In de buurt van de A9 naar het noorden, in de richting van Inverness, gebeuren dingen die het daglicht niet kunnen velen.
Mijn intermezzo is een Engelse variant van “Het leven is een pijp kaneel”: Life’s rich tapresty”.
John Rebus is met (pre-)pensioen, maar werkt nog steeds. Nu neemt bij de Serious Crime Review Unit“cold cases” onder de loep, samen met Peter Bliss en Elaine Robinson en hun akelige baas Daniël Cowan. Overigens staat die SCRU op opheffen, om vervangen te worden door de elders gevestigde Crown Office Cold Unit. Min of meer bij toeval hoort hij over een twaalf jaar oude vermissing, van Sally Hazlitt, die haar moeder Nina koppelt aan andere gevallen van ene Brigid in 2002, Zoe in 2008. Als daar dan een recente vermissing bovenop komt, van Zelda McKie, en er ook nog wazige foto’s per mobieltje verstuurd worden, kan John aan het werk en zijn geluk haast niet op.
Hij gaat samenwerken met de al genoemde Siobhan Clarke, die nu rechercheur is bij “MisPer”. (Wanneer duiken ze eindelijk eens met elkaar de koffer in?) In de recherchegroep van Siobhan zitten verder Christine Esson, Ronnie Ogilvie en Dave Ormiston, onder de bezielende leiding van James Page. In het kamp van Zelda, de recente vermissing, treffen we o.a. moeder Gail, vriend Frank Hammell en niet te vergeten de 18-jarige broer Darryll. Een andere boef, die het hele boek door meedoet, is Big Ger Cafferty.
In de zijlijn opereert een team van Interne Zaken, “Complaints”, dat er alles aan doet om John Rebus aan het kruis te nagelen. Ik he het dan over Joe Maysmith, Tony Kaye en bovenal Malcolm Fox. Om achter zijn slinkse werkmethode te komen, lees bijv. de bladzijden 225, 226 en 227, ongeëvenaard. Maar ik ben er nog niet. Dichter bij Inverness opereren politiemensen als Gillian Dempsey en darter Gavin Arnold. Ietsje verderop zit de oprichter van de SCRU van Edinburgh Gregor Magrath en diens jongere broer en electriciën Kenny met zijn Maggie. Daar in de buurt duiken bovendien nieuwe lijken op. Wie o wie is voor wat verantwoordelijk? Kan de politie aan Nina Hazlitt eindelijk vertellen dat haar dochter Sally al heel lang dood is? En is dit boek echt de zwanenzang van John Rebus?
Ik kan het niet helpen: dit is het zoveelste boek van Ian Rankin dat ver boven het maaiveld uitsteekt. Wat houdt hij de spanning erin en wat is het duo John & Siobhan weer ijzersterk bezig. Het kan niet op, “Standing in another man’s grave” gaat terug de kruiwagen in met een 8½. Voor de zoveelste keer nestelt Ian Rankin zich in het nest van de beste thrillerschrijvers.

woensdag 23 april 2014

Weblogbrief 9.29, 23 april 2014

Weblogbrief 9.29, woensdag 23 april 2014

¡Madre de Dios! ¡Santa María Magdalena! Ben ik nog steeds niet uitverteld voor deze winter van 2013-14? Nee dus, als jullie me enige vrijheid in mijn bewoordingen gunnen, kom ik zelfs nu, eind april, probleemloos tot een weblogbrief met alles erop en eraan. Hier is nummertje 9.29, mijn voorlaatste emmertje dat ik leeg mag gooien, voordat ik jullie kant weer op ga komen.

Ik begin op de donderdag. Overdag was er op donderdag nog weinig aan de hand, maar ’s avonds werd hij behoorlijk “wit”. Trudie en Marij gingen naar Triana om daar de kledingwinkels onveilig te maken. Ik zat eerst op een bank bij San Telmo en later tegenover McCarthy’s, een van mijn favoriete uitspanningen. Het is bij uitstek de zaak om Guinness te drinken. Een pint, spreek uit paint, is ruim een halve liter (0.568,om precies te zijn) en hoe zeg je dat in het Spaans? “Una pinta”. Het woord “pinta” heeft diverse betekenissen, het staat o.a. voor nietsnut, voor stip, voor uiterlijk. “Echar pinta” bijv. betekent indruk maken en “tener (buena) pinta” er goed uitzien. Echter, een pint Guinness is dus “una pinta de Guinness”. Het bier smaakt best anders dan Tropical of Brand ’bier, maar lekker blijft het. Met Trudie en Marij heb ik nog eens in een buitenwijk van Dublin de brouwerij bezocht – een aanrader.
Even later zat ik met de dames hier op het terras van McCarthy’s, eveneens een aanrader. Tegenover de zaak was iemand actief die kennelijk in onmin leefde met de “perfumería Sabina” die daar gevestigd is, naast Zara Home. Hij stond er met een bord, waarop hij geschreven had: “olor de cadáver”, lijkenlucht. Het woord “cadáver” associeer ik vooral met “sobre mi cadáver”, over mijn lijk. Ik ben geen gebruiker van een eau de toilette, zelfs after shave is mij vreemd, maar een lijkenlucht verkopen ze bij Sabina niet. Bovendien hangt Julia Roberts daar in veelvoud te pronken, zowel in de etalages als binnen en over die heb ik niks als goeds te melden.
Gelukkig ging de foute aanklager snel weer weg en toen was het tijd voor een goudeerlijke gitarist die ons met interessante deuntjes bezig kwam houden. Hij had een hele serie voor ons in petto, voordat hij met zijn pet rondging. Daarna speelde hij nog een toegift: “I want to break free” van Queen, maar dan louter instrumentaal.

Laat ik voor mijn muziek bij deze brief ook maar eens naar Queen gaan. Van de groep, voordat Freddy Mercury de geest gaf, heb ik diverse originele Cd’s, o.a. A Night At The Opera (1975), A Day At The Races (1976), News Of The World (1977) and Jazz (1978). Ook heb ik de nodige compilaties van de groep, onderverdeeld in meer Cd’s. Tussen al het moois kies heb ik ook Greatest Hits, 1, 2 en 3. Bijv. “I want to break free” staat op Greatest Hits 2. Voor de afwisseling zet ik deze keer eens “Greatest Hits 3” op, met daarop een hele serie meezingers, soms met andere artiesten erbij. Hier zijn de vijftien nummers. Een verder toevoeging lijkt me overbodig: het is allemaal even dapper gebracht:
01.The show must go on (& Elton John)
02.Under pressure (& David Bowie)
03.Barcelona (& Monserrat Caballé)
04.Too much love will kill you
05.Somebody to love (& George Michael)
06.You don’t fool me
07.Heaven for everyone
08.Las palabras de amor
09.Driven by you
10.Living by my own
11. Let me live
12.The greatpretender
13.Princes of the universe
14.Another one bites the dust (&Wyclef Jean)

Ik kom nog even terug op de calle Major de Triana. Omdat ik alle tijd had “om de mensen uit te kijken” – als de dames eenmaal aan het shoppen slaan, heb ik een zee van rust - kon ik ook weer eens op zoek gaan naar grappige opschriften op T-shirts en truitjes. Als ik me daarbij beperk tot Spaanstalige opdrukken, kom ik niet ver; ze zijn bijna allemaal in het Engels. Ik maak hier een uitzondering voor een aardige Spaanstalige: “SU MAÑANA ES HOY”. Zit er een dubbele betekenis van “mañana” op de loer? Morgen, of vanmorgen, is vandaag.
In de bus terug donderdagavond keken we gedrieën naar het opschrift: “RAMPA SOLICITADA” en vroegen ons af waar dat voor staat. Ik vermoed, achteraf, dat met “rampa” hier “rampa de lanzamiento” bedoeld wordt. Door op het “rampa”-knopje te drukken kun je de chauffeur erop attent maken dat je gebruik wenst te maken van het lanceerplatform (omdat je in een rolstoel zit). Curieus!

Voor mijn tweede muziekje van de week ga ik naar mijn afdeling: Engelstalige country & folk. In mijn derde boek, van Mark Billingham, blijkt de hoofdpersoon een fan te zijn van Ray Price. Hij luistert in gedachten in het mortuarium naar “My shoes keep walking back to me”. Ik kijken of ik iets van hem op mijn computer heb staan heb: drie nummers. Die staan alle drie op het Hank Williams songbook:
*There’s nothing as sweet as my baby (1951)
*Weary blues fromheaven (1951)
*I can’t escape from you (1952)
Het is best aardige muziek en die Hank Williams is uiteraard een begenadigd schrijver van C&W. Hij heeft zelf ook het nodige opgenomen. Ik heb drie Cd’s van hem plus het The Complete Hank Williams, 10 Cd’s. Op het Hank Williams songbook staan 20 nummers van andere mensen, die er kennelijk genoegen in hebben geschept om liedjes van Hank Williams te zingen. Hier zijn ze:
*Molly O’Day & The Cumberland Mountain Folk (3)
*Curley Williams & The Georgia PeachPickers (3)
*Ray Price (3)
*Carl Smith (2)
*Marty Robbins (2)
*‘Little‘ Jimmy Dickens (2)
* Roy Acuff& The Smoky Mountain Boys , George Morgan, AnitaCarter, MarijohnWilkin& The Jacks, Johnny Cash (1)
We hebben het over muziek van meer dan een halve eeuw geleden. Alle nummers zijn uit de periode van 1946-1960. Het jongste nummer op het songbook is van niemand minder dan Johnny Cash: I’m so lonesome I couldcry.

Zaterdagmorgen werd ik uit mijn slaap gewekt door Trudie. Ze was eerder opgestaan om zich te wassen en aan te kleden, haar koffer en tas had ze vrijdagavond al ingepakt, maar nu was het over 7 uur en werd het haar tijd om weer eens het al dan niet ruime sop te kiezen. Ik kreeg een kusje en daar ging ze, richting Santa Catalina. Trudie was in de Goede Week met Marij bij mij, maar op paaszaterdag nam ze in alle vroegte de bus en de boot naar Tenerife. Daar zat Math gereed om met haar te gaan geocachen met Pasen en de beloken week. Op 29 april reist ze weer af naar Maastricht om mij luttele dagen later te verwelkomen. Later op de dag kregen Marij en ik in Las Palmas nog twee SMS-jes van haar dat het haar goed ging.
Eerder, op vrijdagavond, waren we met zijn drieën naar Casa Carmelo geweest om weer eens ouderwets van een overdadige vleesmaaltijd te genieten, met een grote salade vooraf. De kerkdienst om 3 uur op Goede Vrijdag hadden we gemist, helaas, en met ons toutes las Palmas, want aan het strand en de boulevard was het die middag echt eivol. Vanaf vrijdagavond hoef je, denk ik, niet echt meer te vasten, dus bij casa Carmelo was het, zoals vanouds, innemen. Ik kreeg mijn “chuleton” slechts met veel moeite op. Na afloop trakteerden de dames me nog op een soort Coupe Jacques bij Gelizia.

Marij is nog hier tot woensdagmorgen. Zaterdag en zondag hadden we het met tussenpozen over spelletjes die we als kinderen vroeger op straat speelden. Ik heb het dan over de jaren 50. Marij speelde die in de Joseph Hollmanstraat en ik eerst in de buurt van het Cörversplein en vanaf mijn tiende in de Waldeck Pyrmontstraat en omgeving. De volgende opsomming van ons tweeën is misschien niet volledig, maar in ieder geval uit een goed hart:
*Badmintonne
*Bökskespringe
*Diaboloë
*Fiets(k)e
*Hinke(le)
*Hoelahoepe
*Kaotsele
*Knikkere (huive)
*Kleppere
*Kojlgraove
*Kokerelle
*Litse
*Metskesteke
*Meulekedreije
*Moerbok
*Pinkele
*Reipe
*Rollere
*Rolsjaatse
*Selbrikke (slebrikke, winter)
*Sjievele
*Sleije (winter)
*Stoprande
*Tikkerke
*Tuikespringe
*Väörkestoke
*Verbergermenneke (verstöpperke)
*Voetballe
*Yokarië
Bijzonder was eigenlijk vooral, hoe het wisselen van favoriete spel in de jaren 50 ging. Op een gegeven moment vloog de mare van een nieuw spel als een razende door de stad, kwam al dan niet via school bij ons aanwaaien en dan wisten we niet hoe snel we erop moesten overschakelen. Sowieso, heel veel van wat Marij en ik vroeger als lagere schoolkinderen deden, speelde zich af op straat. Als je vandaag de dag als kind met een bal op straat verschijnt, zijn er stante pede diverse autobezitters die je willen verjagen. Zelfs de stoepen worden door het autominnend gepeupel als verboden terrein gezien.

Zaolige Paose, allemaol! Zondagmorgen gingen Marij en ik om 11 uur naar de rastro, de rommelmarkt, die hier iedere zondagmorgen is, ook op de dag van het Hoogfeest. De markt, drie lange rijen kramen, is nog steeds een allegaartje van vooral minder geslaagde kledij, schoenen, kettingen en horloges. Marij kocht er deze keer een driekwart katoenen broek in het egaal wit. Ik keek op een paar plaatsten naar Cd’s, maar kon niet echt iets van mijn gading ontdekken.
Bij de Duitse broodzaak, Zipf, is het tegenwoordig bepaald niet druk meer. De Marokkaanse stond er samen met de Duitse blonde, die ik al jaren van de zaak ken, niks te doen. Marij en ik overlegden nog even welk brood we zouden kopen en toen begon de Duitse blonde zich tot onze verrassing ermee te bemoeien. Zij is helemaal niet uit Duitsland, vertelde ze, maar komt uit het Belgische Zonhoven , vlakbij Maastricht. Ze kon zich met ons eenvoudig verstaanbaar maken in het Belgisch Limburgs. Een streekgenote!
Bij onze lunch met gekookte Paaseieren, ik met mayonaise, mosterd en olijven en Marij “naturel”, smaakte het Zipfse brood heel lekker.

Een paasontbijt zonder ei is als een café zonder bier. “Een ei hoort erbij”; is dat niet een slagzin uit vroegere tijden? En toen dacht ik: in het Maastrichts heb je allerlei stopwoordjes van hoogstens een medeklinker en een klinker, die de “Hollenders” niet kennen, laat staan Spanjolen of kanariepietjes. Welke zal ik hier eens aandacht geven? “He” en “eh” mogen m.i. niet meedoen en “ba” ook niet, omdat die ook in het A.B.N. vóórkomen. Ik kom vervolgens op nog een zevental van typisch Maastrichtse makelij.
*AO
*DE
*JE
*ME
*MÄÖ
*POE
*PU
Misschien zijn er meer, maar daar komen we niet op. Weet een van jullie er misschien nog een? Dan kan ik die nog net in mijn laatste brief van dit jaar memoreren.

Op zondagavond ging ik naar het internetcafé en trof daar maar liefst vier e-mails van Eva aan, allemaal met een foto van mijn favoriete kleine grut. Eva, Jan Willem, Lux en Dalí hadden zich met de Pasen in Maastricht genesteld en zelfs waren voor de kinderen in de vroege ochtend eieren in mijn tuin verstopt. En wat Lux en Dalí gevonden hadden, mochten ze opeten. In Las Palmas kwam maandag ook nog een brief met tekening aan, bezorgd door de “cartero”. Daarin werd mij een “Fijne Pasen” toegewenst, door Lux, Dalí, papa, mama. Van je familie moet je het hebben.
Trudie had vrijdag al de eerste voorbereidselen getroffen voor het zuurvlees met Pasen. Zaterdagavond werd “voorgeproefd”, maar op zondagavond stond het “laatste avondmaal” voor Marij en ik echt op het menu. Gelardeerd met rijst, “opgebakken” aardappeltjes en een gemengde salade kwam er een pan zuurvlees op tafel waar je u tegen zegt, met erna aardbeien met volle yoghurt en slagroom. Smullen, smullen!

Op de maandag had ik genoeg van de verzamelplaat met Ray Price en terwijl ik met nog een staartje Mark Billingham bezig was, koos ik voor een nieuwe CD opstaan, alweer uit diens boek “Blood line”; zie verder beneden. Paaszondagavond al had ik in het internetcafé de Flying Burrito Brothers (ten tweeden male) opgezocht. De groep, met als aanvankelijke azen Gram Parsons en Chris Hillman, is min of meer uit de Byrds ontstaan, werd in 1968 opgericht. Gram Parsons maakte twee Cd’s met de Burritos:“Gilded Place Of Sin” en “Burrito Deluxe”, voordat hij wegens ruzie in 1969 weer zijns weegs ging (om vier jaar later te overlijden). En nou komt het: ik heb een CD, waarvan ik niet zeker weet of die nou door Gram Parsons alleen is opgenomen of op naam van de Flying Burrito Brothers staat. Hoe dan ook, ik vind die CD, een echt ouderwetse LP met 2x6 nummers, Sleepless nights, uiterst geslaagd. Hier zijn de nummersvan een plaat die de volgens mijn computer in 1976 is uitgekomen:
01. Brand New Heartache
02. Tonight The Bottle Let Me Down
03. 03.Sing Me Back Home
04. Your Angel Steps Out Of Heaven
05. Crazy Arms
06. SleeplessNights
07. Close Up The HonkyTonks
08. TogetherAgain
09. HonkyTonkWoman
10. Green, Green Grass Of Home
11. Dim Lights
12. The Angels Rejoiced Last Night
Wat een mooie muziek! Is dit nou wat ze Country Rock noemen? Probeer de plaat te pakken te krijgen, als je de kans krijgt; ze is uit de kunst.

Wat jullie nog niet wisten, maar ik ga het nu vertellen is dat je hiertelefonisch blikken voedsel kunt bestellen om jezelf op te pompen. Ik zag de reclame ervan op de medische faculteit hangen, of all places. Hier is-t-ie, als Spaans lesje. Eerst de kop. Boven een tweetal blikken staat in kapitalen: “Universal. Animal Stak Y Cuts“; daar is geen woord Frans bij. Ietsje lager volgt de tekst: “Los dos por 62 €. Quemador de grasa Animal Cuts y pre entrenamiento anabólico Animal Stak, de la marca Universal. La mejor suplementación del mercado para definir y ganar masa muscular limpia. Envases nuevos y precintados. Precio en tiendas superior a 80 euros. Entrego en mano en Las Palmas y alrededores”.
Normaliter hang ik ze terug, als ik een reclame voor mijn weblogbrief gebruik. Deze heb ik in de prullenmand gekieperd.

Aan alles komt een eind, ook aan deze brief. Afgelopen zaterdag nam Trudie de kuierlatten en vanmorgen, op de “día del libro”, ging Marij weer de hort op. Om even voor 8 uur bracht ik haar naar het streekbusstation hier en weg was ze.
Nu zet ik de laatste puntjes op de i van dit epistel. Het is toch weer een kleine toevoeging aan een oeuvre geworden, vind ik er zelf van. Mijn finale brief van deze winter krijgen jullie opgediend over zes dagen, op dinsdag 29 april. Daarna geef ik op diezelfde dag om 6 uur mijn “charla” voor de afdeling en faculteit en daarna is het aftellen geblazen tot ik op 2 mei, de dag na De Dag Van De Arbeid, richting Düsseldorf en Maastricht kom. Neem het er nog eens van, ook eind april doet wat hij wil, en zoek de zon op, maar dat mag ook op een terras. Ik wens jullie een prettige voorzetting van waar je hierna mee bezig zult zijn en tot ziens maar weer, hasta luego, van “baúl” Paul.

BOEKENBIJLAGE

Vorige week heb ik een dun boekje van Stephen King van mijn e-reader gelezen. Eigenlijk vond ik het meer een verhaal uit een verzamelbundel dan een op zichzelf staand boekje. Omdat ik het zo mager vond, heb ik er deze week nog maar eentje weggewerkt, dat van dezelfde orde was, Het aapje, 37 bladzijden dun. Ook dit verhaal speelt in de VS, nu vooral ergens in Texas.
Het aapje is een speelgoedbeest met twee bekkens voor zijn buik en een tandenrijk mondje. Als je het opwindt met de sleutel op de rug, beginnen zijn bekkens te klepperen, kling-kling-kling, en zijn gezicht vertrekt in een grijns. Hoofdpersoon van het boekje, Hal Shelburn, moet eigenlijk niks van het aapje hebben. Steeds als het beest zijn geluid maakt, gaat er iemand dood, mensen en soms ook honden. Wat is hij blij, als het aapje in een diepe put belandt. Maar decennia later begint het gemekker weer. Nu is Hal 35 en met zijn broer gaat hij het huis van zijn oom Will en tante Ida leegmaken, waar ze in hun jeugd gewoond hebben. Het aapje verschijnt ten tonele alsof het nooit is weggeweest. Met zijn zoontje Petey gaat hij naar het meertje, Lake Crystal Lake, en daar gooit hij het aapje, in een tas verzwaard met stenen, in het diepe. Nodeloos te zeggen dat zelfs dat niet straffeloos gaat.
Net als “De spookvlieger van vorige week vind ik “Het aapje” een best aardig verhaal. Stephen King houdt het spannend, zoals altijd, en m.i. terecht komt hij voor een prima beoordeling in aanmerking. En 8- krijgt hij deze keer, en inderdaad, ik ga nog meer verhalen van hem lezen.

Boek 2 is er een van René Appel, van wie ik legio boeken op mijn e-reader heb staan en dan moet ik er maar weer eens eentje doorwerken. Deze keer gaat het om “Loverboy” uit 2005, dat in het Amsterdamse speelt.
De “Loverboy” is het verhaal in een verhaal. Detective Anouk Akkerman op haar Gilera Stalker moet een zestienjarige tiener, Shana, opsporen voor haar vader Steven Houtenbosch. Ze blijkt intussen een hoertje te zijn, in dienst van loverboy Kadir, die het hele boek door vooral dreigende taal uitslaat. Als Shana naar een opvanghuis in Leeuwarden verhuisd is, ontstaat er een aardig driehoekje van Kadir en Anouk met Anouk’s vriendje Gino.
Schrijfster van het Anouk-verhaal is Yoka Kamphuys, 38, die alles voor haar vriend en journalist Hans Resinga overheeft, maar die ligt het laatste half jaar liever in de armen van schoolcounseler Eefje Dekker. Eefje houdt zich behalve met Hans bezig met allerlei probleemgevallen in het VMBO. Yoga wil Eefje doodschieten, maar raakt Hans. In het verhaal van Yoka speelt ook een collega van Hans, Tamar Ankerhof, een belangrijke rol, zeker als die hoort van het pistool dat Yoka gekocht zou hebben. Eefje blijkt zwanger te zijn van Hans, krijgt Hansje en wie wordt daar de bijna dagelijkse kinderoppas van? Laat ik ermee mee ophouden om nog meer te verklappen, anders hebben rechercheurs Nelissen en van Eerde niks meer om op te lossen.
Ik herhaal wat ik onlangs al eens gezegd heb: René Appel, destijds een vriend van mijn benedenbuurvrouw Doris in de Amsterdamse Westerstraat en later een bekende psycholoog, is voor mij de beste, of in ieder geval een van de beste thrillerschrijvers uit het Nederlandstalige gebied. Zijn “Loverboy” kan er zeer mee door en terzijde krijg ik een inkijkje - of is dat maar schijn? –in de wereld van iemand die zijn brood met schrijven verdient. Dan ga je allerlei moordstukjes uit de krant uitknippen, omdat je er nog eens je voordeel mee kunt doen. René Appel gaat voor “Loverboy” met een 8 als recensiecijfer terug de e-readerkast in. Ik ben bepaald nog niet op hem uitgekeken.

Ik heb nog een derde thriller voor jullie in de recensieaanbieding. Tot de betere Engelse schrijvers van moordverhalen rekent men Mark Billingham. Aangezien ik maar liefst drie ongelezen boeken van hem op mijn e-reader heb staan, is hij aan de beurt. Ik koos voor zijn boek “Blood line” uit 2009, in het Nederlands foutief vertaald met “Erfelijk belast”. Met erfelijkheid heeft het verhaal in het geheel niets uitstaande. Het speelt in Londen en omgeving en uiteraard is de zoveelste seriemoordenaar onderwerp van het boek.
Vijftien jaar geleden is Raymond Garvey veroordeeld voor de moord op zeven dames, wat hem een levenslange gevangenisstraf opleverde. Die hoefde hij niet langer dan twaalf jaar uit te zitten, omdat hij toen, drie jaar terug, overleed tijdens de operatie aan een hersentumor. Het duurt even, maar nu is zijn aanvankelijk bij de politie onbekende zoon Anthony aan het moorden geslagen. Hij doet dat onder verschillende andere namen en het duurt bijna een heel boek, voordat men zijn achtergrond kent en hem op het spoor komt.
Bij de recherche zitten vooral Tom Thorne, David Holland en Yvonne Kitson achter hem aan, geruggesteundmet hun baas Russell Brigstocke. Inspecteur Tom Thorpe bombardeer ik hier tot de hoofdpersoon van het boek, met zijn vrouw Louise en huisvriend Phil Hendricks, die tevens de patholoog van de politie is. Voor de komische noot worden korpschef Trevor Jesmond en schrijver Nicolas Maier opgevoerd, maar ik heb meer op met neurochirurg Pavesh Kambar en de vroeg gepensioneerde Carol Chamberlain. Willen jullie ook namen van allerlei jonge dames en heren die in de loop van het boek de geest geven? Dan kom ik uit bij o.a. Alex, Catherine, Chloe, Emily, Graham, Greg, om het eens alfabetisch te zeggen. Het verhaal eindigt zoals het begonnen is, met de achtjarige Jason “hakke hakke puf puf” op de brug waar de metrotrein onderdoor gaat.
En dan komt nu mijn mening over het boek? Ik vind “Blood line” best een goed boek, al had het voor mij ietsje minder uitgesponnen mogen zijn. Schrijver Mark Billingham weet hoe ik bij de les moet blijven en vervelen is er niet bij. Ik ga hem dus voor het boek belonen met een 8-, waarmee hij in de sector “net geen topper, maar wel zeer te pruimen” belandt. De twee andere boeken die ik van hem heb, gaan er t.z.t. ook aan geloven.

woensdag 16 april 2014

Weblogbrief 9.28, 16 april 2014

Weblogbrief 9.28, 16 april 2014

¿Qué pasa? Hoe gaat het? ¿Estáis del todo despierto? Zijn jullie goed wakker? Dan is hier, een week eerder dan afgelopen vrijdag aangekondigd, mijn brief 9.28. Ik wil om duistere reden ieder winter graag de dertig volmaken en dus vind ik, met de volledige toestemming van Trudie en Marij, deze tussenstap nodig. De volgende komt pas na de Pasen, dus heb ik er in deze brief mijn ziel en zaligheid gestopt. De afgelopen dagen is het een en ander voorgevallen en zoals steeds kom ik daarbij met enkele onhebbelijkheden en wetenswaardigheden. ¡A trabajar! Aan het werk!

Mijn afgelopen zaterdag begon anders dan normaliter. Ik mocht wel nog mijn drie bekers koffie drinken, maar daarna was het hoog tijd voor wassen en aankleden om me vervolgens te storten op het fabriceren van mijn ongeëvenaarde pittige tomatengroentesoep met knoflook en ballen. Persoonlijk heb ik vandaag de dag liever vis dan vlees in mijn gebonden soep, zowel makreel als tonijn voldoen in dat opzicht uitstekend. Echter, de makreelsoep die ik Trudie in januari had voorgezet, was niet helemaal comme il faut, vond ze toen nogal nadrukkelijk. In haar soep hoort “carne molido”, geboetseerd tot “albóndigas”en daarvan kon ik maar beter niet afwijken. Hoe klassiek ook, Trudie en Marij kregen zaterdagavond niettemin van een soep van jewelste voorgeschoteld.
Als nagerecht kwam er een kilo aardbeien van de streek op tafel. Bleek ik de dag ervoor vergeten te zijn de bijbehorende slagroom te kopen. Dus ging ik, voordat aan mijn vooralsnog laatste vrijgezellenmaaltijd begon, nog even bij de Spar langs om die in te slaan. En dan blijkt dat je toch weer ook enkele andere eetwaren kunt meenemen. Niettemin, alles stond ruim op tijd in de ijskast en in de buurt daarvan.
Om bijna half 7 stonden Trudie en Marij op Santa Catalina, of liever gezegd in de kelder van de Plaza de las Canarias. De weg naar een van onze favoriete uitspanningen was kort. In Café Santa Catalina zaten de dames al snel aan de sangría en ik aan het bier. Om 8 uur rondden we de autovrije Luis Morote en om half 9 stond mijn soep op tafel te dampen. Na de aardbeien waren ze alle twee snel onder zeil en in dromenland.

Mag ik dan nu naar mijn muziek? Met Bobby Darin is niks mis. Afgelopen vrijdag heb ik op de universiteit een hele tijd filmpjes van hem zitten bekijken. En steeds meer heb ik het idee dat dit de nieuwe Frank Sinatra was geworden, als hij niet in 1973 op 37-jarige leeftijd overleden was aan acuut reuma en de invloed daarvan op zijn hart. (Alvan Feinstein is nog op acuut reuma gepromoveerd.) Wat kon die Bobby Darin goed zingen. Ik heb hem al eens eerder in een brief lang geleden in het zonnetje gezet. Toen had ik twee Cd’s van hem, “That’sall” uit 1959 en van later nog “Spotlight On Bobby Darin”. Zijn muziek in het begin was pure Rock ‘n’Roll, denk maar aan “Splish splash”, “Dream lover” en niet te vergeten “You must have been a beautiful baby”. Iets later kwamen de bekende ballads zoals “Mack The Knife” en “Beyond the sea”. In de afgelopen jaren heb ik alleen nog wat losse nummers van hem bij elkaar gesprokkeld, die allemaal niet op mijn twee echte Cd’s staan. Nummers als “Call me irresponsible” en “Some of these days” sla ik dus ook maar eens over. Hier is mijn alfabetische top tien van Bobby Darin nummers die ik alleen als los nummer heb:
*Clementine
*Hello Dolly
*How about you
*If I were a carpentar
*It had tobeyou
*More
*Oh lonesome me
*On a slow boat to China
*Sunday in New York
Zijn dat er maar negen? Dan doe ik er acuut een filmpje bij dat op YouTube staat: Do-re-mi, uit de musical Mary Poppins, van Bobby Darin samen met Eddy Fisher en Andy Williams. Uit de kunst, dat horen jullie te bekijken! En bijv. “Sunday in New York” doet m.i.niet onder voor “New York, New York” van Liza Minelli of Frank Sinatra. Bobby Darin acht ik intussen overrijp voor een uitgebreide aanvulling van zijn muziek. Ik ga hem binnenkort zonder meer doorlichten op de Engelse Wikipedia en allmusic. Maar hij klinkt nu alvast uit mijn speakertjes.>BR>
Met de komst van Marij en Trudie kreeg ik de nodige nieuwtjes uit Maastricht mee. Ze zijn niet allemaal geschikt om hier te openbaren, maar dat over de gemeentelijke politiek wil ik hier kwijt. Als ik het wel heb, zijn mijn kennissen Jean Dols (PvdA) en Peter Geelen(CDA) beide gekozen, maar zitten hun partijen alle twee niet meer in het college van B&W. In de Limburger van zaterdag, die Marij had meegebracht, stond de uitslag van een enquête daarover. Maar 5% van de ondervraagden vond dat slecht en 68% vond het prima: bij fors verlies hoor je niet in het stadsbestuur te belanden. En wat was de resterende 27% van oordeel? Het maakt volgens die groep niks uit; politiek is lood om oud ijzer. Nou heb ik ook door waarom maar de helft van de Maastrichtenaren is gaan stemmen. Belangrijke beslissingen voorde toekomst van stad en land worden tegenwoordig meer door het bedrijfsleven dan door de politiek genomen, vind ik ook een beetje.
Naast burgervader Onno Hoes, op zijn laatste benen, komen de vijf wethouders in Maastricht van vijf verschillende partijen: VVD. Seniorenpartij, D66, Groen Links en de SP. De eerste vier hebben dezelfde wethouder ingezet voor de gemeenteraadverkiezing van half maarten in plaats van de PvdA levert nu de SP nummertje vijf. Dat is, om in detail te treden, ene Jack Gerats. Die stond op de SP-lijst op plaats 3, er zijn vijf mensen gekozen en dus schuift dan wel de persoon op plaats 6 door naar 5. Zitten we toch weer opgescheept met Leny Eijssen, die nummertje 6 was! Ikzelf twijfelde deze keer tussen Groen Links en de SP en koos uiteindelijk (via een volmacht aan Trudie) voor Groen links (Linda Babb, op een niet verkiesbare plek), omdat bij de SP Leny Eijssen me al jaren oprispingen bezorgde met haar oeverloos gezwam. Zit ze, met een tussensprongetje, toch weer in de raad.

Het hele feest van overlijden en weer opstaan van Jezus Christus begint volgens mij pas op (witte) donderdagavond met het laatste avondmaal. In de dagen ervoor is het opvallend rustig in de hoofdstad van het latere Heilige Land, Jeruzalem. Het Kind Gods komt er op de zondag aan, op een ezel en toegewuifd, met in zijn kielzog een dozijn apostelen. Als ik het goed onthouden heb, is dat een stel beroepsvissers van de oude soort, zoals ik die hier ’s middags hier ook nog wel eens zie lopen met hun waar die ze die ochtend met hun bootje gevangen hebben: vooral klein spul zoals sardientjes en sprot. Ik heb het vage vermoeden dat de bazen van de katholieke Kerk laterpas eeuwen na de echt Goede Week de intocht met bijbehorende palmtakken bedacht hebben. Domingo de Ramos, Palmzondag, met een pater die na de spaarzaam bezochte mis in een berg palmtakken graait om zijn gelovigen en te plezieren, hoe gek kun je het maken? In het Spaans is een “ramo” ook helemaal geen palmtak, maar een tak zonder verdere specificatie. Voor snoeien van die takken hebben we hier het werkwoord “ramonear”. Een palmboom is een “palmera”. Eventueel mag ook het woord “palma” gebruikt worden, maar eigenlijk staat dat woord voor palmtak. Ik woon in de stad van de palmen en palmtakken, (la ciudad de) Las Palmas de Gran Canaria.

Voor de zondag was in La Provincia, een van de twee regionale kranten hier, de andere is 7Canarias, uiterst somber weer voorspeld. Het zou zwaar bewolkt worden en de nodige regen was niet uit te sluiten, zeker niet de dagen erna. Trudie, die graag dergelijke berichten leest om er vervolgens op af te geven, had het al over een wandelingetje langs de boulevard onder moeders paraplu.
Zondagmorgen zat ik vanaf 8 uur op het balkon en de lucht was strakblauw. Om het op zijn Maastrichts te zeggen, even later scheen de zon “blaren”. Dus togen de dames ietsje later monter naar het strand, kwamen om 1 uur even lunchen en daarna volgde een pontificaal tweede zonnebad. Misschien was het zondag wel de zonnigste dag tot dusver, zo mooi. Wind stond er niet en de temperatuur liep op tot bijna 30 graden. Toen we aan het begin van de avond Las Canteras deden, liep ik gewoon in mijn hemmetje zonder colbert.
Eten deden we bij de chinees, Hong Kong, die tegenwoordig iets duurder is, 9 euro 80 voor een maaltijd, maar dan kan je wel kiezen uit 70 warme en 30 koude gerechten. Er is zelfs een stukje zaak toegevoegd, waar je allerlei vlees en vis kunt laten bakken. Ik heb er, net als de dames, uitgebreid getafeld. Om jullie een idee te geven, ik nam eerst o.a. twee soorten pulpo, sardientjes, stukjes banaan, groene paprika’s en reepjes varkensvlees. Daarna mocht ik aan de vis, gebakken tonijn, iets locaals en een soort mossel, met asperges en bloemkool. En tenslotte kwam er een grote beker ijs op tafel met walnoten en chocoladesaus. En dat allemaal voor nog geen tientje. Trudie vertelde dat je op het Vrijthof voor dat bedrag met pijn en moeite een stokbroodje gezond met een glas cola kreeg. Het leven is hier echt een stuk goedkoper.
Terzijde, op de borden van de zaak stond in het Chinees en buitenlands: wok. Is wok het Chinese woord voor bord, vraag ik me dan af.
Om even over 10 uur waren we terug in mijn flat en niet veel later, om 11 uur, lagen we alle drie op één oor.

Dood gaan we allemaal. Ik heb mijn dure geld verdiend in mijn werkzame leven met het bekijken, waarom de ene persoon dat eerder lijkt te doen dan de andere en of het zoden aan de dijk zet om mensen hun leven te verlengen en hun ziektes draaglijker te maken. Beter worden is er in de tegenwoordige geneeskunde, vergeleken met vijftig jaar terug, meestal niet bij. Veel therapie is vooral “preventief” dan wel pappen en nat houden.
Tot de medische vragen waar iemand wat mij betreft nog eens de Nobelprijs voor moet gaan krijgen, hoort hoe het toch komt dat kanker in de dunne darm, de nodige meters lang, niet vóórkomten in de dikke darm, vooral het laatste stukje ervan, geregeld. Ik vind het echt ongelooflijk dat de vele miljarden aan gezondheidsonderzoek hier nog niks fatsoenlijks hebben opgeleverd. Verscheidenekennissen van mij hebben darmkanker gekregen en helaas is er eentje zelfs aan doodgegaan. Het moet toch een drama zijn, alleen al, om een tijd met een stoma (Jan Wolkers heeft het over “een roos van vlees”) te moeten rondlopen, laat staan om aan de kanker ook nog ten onder te gaan.
Er bestaat een vragenlijstje om te kijken (bij teveel ja-antwoorden) of je een verhoogde kans hebt om met de ziekte opgezadeld te zitten. Dan moet je echt eens naar de dokter om je te laten nakijken op darmkanker of een voorstadium daarvan. (Ik zie vooralsnog niet in waarom het inwendige onderzoek door een specialist moet gebeuren en niet ook door een getrainde assistente kan worden uitgevoerd, maar dat terzijde.) Een belangrijk symptoom van darmkanker is dat je dan (bijna altijd) met je ontlasting bloed verliest. In dat geval is een bezoek aan de medische stand zeker op zijn plaats, hoewel, vooral bij jonge mensen is het dan meestal iets onschuldigs zoals aambeien of een poliepje en bepaald geen kanker.
In de darmkanker-vragenlijst wordt ook gevraagd of je na het poepen wel het gevoel hebt dat je echt alle ontlasting kwijt bent en niet slechts een deel. Ik weet zo net nog niet of dit wel zo’n goede vraag is. Echter, daar heb ik tegenwoordig wel eens last van, dat ik net naar de “grote WC” geweest ben en even later nog eens op de bril mag plaatsnemen. Moet ik bij een poepbeurt ietsje langer op de WC blijven zitten, want mijn tweede portie komt meestal binnen een paar minuten?Daar moet ik toch eens achteraan, of die vraag wel in de vragenlijst op zijn plaats is.
Wat een onderwerp! Zal ik het een volgende keer over winden laten hebben?Toch vind ik dat het zo maar eens moet kunnen in een weblogbrief. Omdat het mijzelf betreft, kan ik er niemand anders mee voor de kop stoten.

Met Marij had ik het afgelopen zondagavond over Marie Dieke. Die is in de jaren 50 bekend geworden met het liedje: “In de bus van Bussum naar Naarden” en daarna in de vergetelheid geraakt. Ze is geloof ik vervolgens naar Scandinavië verhuisd. En nou komt het: eind zestiger jaren heb ik voor haar nog eens een Nederlandse tekst gemaakt op “Concerto d’Aranjuez”, op verzoek van Stefan Schröder van een Zweedse platenmaatschappij. Mijn “Jij was zo anders” heeft Marie Dieke zowaar daar ergens in een studio ingezongen en er is een demo van gemaakt. Die heb ik destijds nog gehoord. Echter, tot een echte plaat is het nooit gekomen, (mede) omdat de auteur van de Spaanse melodie een Nederlandse vertaling niet zag zitten. Jammer, jammer!
Terugdenkend aan die ervaring vond en vind ik dat ik maar eens met een lijstje moet komen van Nederlandse jaren 40 en 50 nummers uit de oude doos, dus niet de beatmuziek, hoe Hollands ook, waarmee ook Nederland te beginnen met de Blue Diamonds op een gegeven moment geconfronteerd wordt. Om het mij moeilijkte maken mogen liedjes van buitenlandse artiesten, maar in het Nederlands, niet meedoen, waarmee bijv. “Sweetheart, my darling, mijn schat” van Caterina Valente afvalt. Zelfs de beste Vlamingen laat ik bij dezen buiten de boot vallen. Ook buitenlandse liedjes van Nederlanders sluit ik maar eens rigoureusuit, zoals “On the beach in Waikiki” van de Kilima Hawaiians en Maria Zamora & Sus Muchachos met “Mama El Baion”. Zelfs “Olé Guapa” van het Orkest Malando kan mijn toets der kritiek net niet doorstaan.
Er zijn uiteraard diverse liedjes die ik niet goed genoeg vind om tot mijn walhalla toe te treden, zoals “Als ik tweemaal met m’n fietsbel bel” van Max van Praag met Accordeola, “Peter” in de versie van Meisjeskoor Sweet Sixteen dan wel “Kijk eens in de poppetjes van mijn ogen” van Annie de Reuver, Karel van der Velden en de Skymasters. Ouderwetse volksmuziek, dat is waar het mij hier om te doen is. En ik heb nog een laatste beperking: per artiest mag maar één nummer gekozen worden.
Wat houd ik na al mijn inperkingen, gemijmer en gedub over als vergane, maar nog steeds glorie? Hier is hij dan, mijn verzameling prachtnummers uit die tijd, waartussen, bij nader inzien, toch weer enkelenummers van vóór 1940 en de nodige van na 1959 tussen zitten. Ik doop mijn lijstje bij dezen mijn top 40 oer-Hollandse krakers:
*Aan de Amsterdamse grachten Tante Leen *Ach vaderlief Zangeres Zonder naam *Botch-A-Me Trio Pia Beck *Daar bij de waterkant Black & White *De fles Jan Boezeroen *De postkoets Selvera’s *De smokkelaar Twee Jantjes *De wandelclub Jasperina de Jong *Dixieland Butterflies *Een beetje Teddy Scholten *Een eenzame kerst André Hazes *Heb je even voor mij Frans Bauer *De orgelman Wim Sonneveld *Hoe je heette, ben ik vergeten Eddy Christiani *Huilen is voor jou te laat Corrie & de Rekels *Ik ben gelukkig zonder jou Conny van den Bos *Ik heb eerbied voor jouw grijze haren Gert Timmerman *Ik voel me zo verdomd alleen Danny de Munk *Ik zing dit lied voor jou alleen Jan Smit *Jordaanwals Johnny Jordaan *Ketelbinkie Han Grevelt *Kleine jodeljongen Manke Nelis *Koffie Rika Jansen *Lenteme Toon Hermans *Mamma Heintje *Net als toen Corry Brokken *O, o, Den Haag Harry Klorkestein *Omdat ik zoveel van je hou Willy & Willeke Alberti *Op een mooie Pinksterdag André van den Heuvel &Leen Jongewaard *Rocking Billy Ria Valk *t Is moeilijk bescheiden te blijven Peter Blanker *Tulpen uit Amsterdam Herman Emmink *Twee motten Tom ‘Dorus’ Manders *Vijftien miljoen mensen Fluitsma & van Tijn *Vluchten kan niet meer Jenny Arian &Frans Halsema *Wie wil een stekkie van de fuchsia Hetty Blok *Wordt nooit verliefd Louis Davids *Zoek de zon op Lou Bandy *Zon in Scheveningen Rita Reijs *Zuiderzeeballade Godert van Colmjon& Jan Lemaire

Op zijn tijd moet een mens zijn rust nemen. Gisteren heb ik vooral zitten lezen; dat hoort zo, als je een tweede boek wilt uitkrijgen. Om6 uur ging ik met Trudie en Marij naar een winkelcentrum vlakbij, de Muelle. Dat zie ik nog eens verdwijnen; er staan vanwege de financiële crisis intussen best de nodige winkelpanden leeg. Goed, de dames begonnen toch aan een rondje shoppen en ik mocht buiten bij 100 Montaditos naar het scheepverkeer en de hijskranen van het havengebied gaan kijken. De redelijk lopende broodjeszaak met tegenwoordig ook een vestiging aan Las Canterasheeft aanbiedingen voor de woensdag en zondag (alles voor één euro) en op de maandagen krijg je er twee broodjes voor de prijs van één. “¡Los lunes lo parten! 2X1 en Montaditos. No válido para take away. Pide un montadito y disfruta de otro de igual o menor valor.” Het moet maar dienen als Spaans lesje, want verder heb ik zo vlug niks voorhanden.Wij waren er op de dinsdag, dan is er geen korting.
Terzijde, vanaf het terras van 100 Montaditos heb je een apart uitzicht op afstand van het park bij Castillo de la Luz, met rechts daarvan het activiteitengebouw voor de oudere medemens, waarop de late vrijdagmiddagenlustig gedanst wordt.

Vindt iemand van jullie mijn Spaans lesje over 100 Montaditos veel te kort? Voor die persoon (personen) heb ik een toetje. Welke woorden rijmen er op de aanhef van mijn brief, ¿Qué pasa? Alleen woordjes van twee lettergrepen die passen bij “pasa”, komen in aanmerking. En dan komen jullie natuurlijk aanzetten met “casa”, huis, “masa”, massa en als bonus met “tasa”, schatting, percentage. Echter, dan heb ik als raadseltje: hoe vertaal je de woorden “” asa”, “basa”, “brasa”, “gasa”, “nasa” en het zelfstandig naamwoord “pasa” in het Nederlands? (En voor de duidelijkheid, “rasa” is geen Spaans, wel “raza” met een Z. Dat is Spaans voor ras.)

Beste mensen, met dat raadseltje zwaai ik mijn 28ste brief uit. Mijn volgende is nu echt pas over een volle week, zeker weten, daar kan geen misverstand over zijn. Intussen wens ik jullie wel allemaal een goede vrijdag, maar wie gaat er die dag nog om 3 uur naar de kerk? Ik voeg er probleemloos een zalige dubbele Pasen aan toe. Zoals jullie weten, mag er goddank ook weer een kom eieren op tafel komen, zelfs met de toestemming van de Nederlandse Hartstichting. Of er ook een zoutvaatje en een pot mayonaise bij mag staan, is weer een ander verhaal, want knechten blijven ze je, die foute bewakers van ons aller gezondheid.
Mijn schot in de roos als aanbeveling is deze keer: doe eens iets aardigs met tweede paasdag voor de oudere medemens, voor mensen zoals ik, Trudie (bijna) enMarij. Verder is het maar te hopen dat we dit jaar zonder al te veel kleerscheuren op beloken Pasen aan gaan. Bedankt allemaal voor het in mij gestelde vertrouwen en tot ziens maar weer, hasta luego, noonk Pablo(maar niet Picasso).

BOEKENBIJLAGE

In de tweede helft van de jaren 90 had ik in Maastricht een werkster, genaamd Trudie, met wie ik het goed kon vinden. Ik vond het jammer, toen zeermee ophield om bij mij te komen “potse”, toen ze in Heerlen een baan kreeg. Als afscheid ben ik nog eens een avondje bij haar op bezoek geweest, vlakbij de Franciscus Romanusweg. Ik herinner me van haar o.a. nog dat ze een grote fan was van (de boeken van) Stephen King. In Amsterdam heb ik er nog wel eens een aantal tweedehands voor haar opgesnord. Toen ik vorig jaar Stephen King’s boek 11-23-63 (23 november?) las, dat teruggaat op de moord op John Kennedy, heb ik nog eens aan haar gedacht.
Mijn e-reader, die ik voor mijn laatste verjaardag van Eva & Jan Willem kreeg, bevat intussen een heel pak boeken van dezelfde Stephen King. Min of meer willekeurig koos ik er eentje uit om te lezen. Mijn dikste boek tot dusver is waarschijnlijk “De poorten naar de hemel” van Ken Follett, ruim 1200 blz., maar dit moet een van de dunste geweest zijn, niet meer dan 35 blz. Het heet “De spookvlieger”, een jaartal heb ik niet, en gaat over een onmiskenbare vampier, met fladderende cape, die met zijn Cessna Skymaster 337, staartnummer MIOIBL, op kleine vliegveldjes in de VS landt en dan mensen vermoordt om hun bloed te kunnen drinken. Zijn vierde vliegveldje is dat van Wilmington en daar houdt hij wel erg huis; er zijn meer dan 10 doden te betreuren. In de woorden van de schrijver heeft hij “stevig gedineerd”. Echter, Richard Dees, freelance journalist van het blad Inside Review is onderweg om hem aan de schandpaal te nagelen en zijn verhaal te verluchtigen met de prachtigste foto’s. Bij diens landing op het vliegveldje gaat het een en ander mis, maar tenslotte maakt hij eerst zijn opnames en ontmoet dan de vampier op het toilet van het vliegveld. Komt daarmee een einde aan het leven van de spookvlieger of weet hij te ontsnappen?
Ik heb iets met Stephen King, ik ga werkster Trudie achterna. Zijn verhaaltjes boeien mij tegenwoordig, ook deze “Spookvlieger”. Ook mijn “novia” Trudie vindt hem best wel goed, getuige haar enthousiasme over de film DoloresClaybourne naar diens verhaal. “De spookvlieger” is maar een niemandalletje, dus zal ik er niet teveel woorden aan vuil maken. Maar een 8 krijgt hij wel als recensiecijfer. Aan andere boeken van Stephen King, die ik nog niet als film heb gezien, moet ik toch eens gaan lezen.

Uiteraard heb ik, zelfs na maar vijfdagen, een tweede boek voor jullie. Mijn Trudie is een fan van het thrillerduo Nicci French, eigenlijk het echtpaar Nicci Gerard & Sean French. Ik heb zelf ook al diverse boeken van hun gelezen. Maar aan die van 1998, “The safe house”, in het Nederlands vertaald als “Het veilige huis”, was ik nog niet toegekomen. Dat moest de afgelopen dagen dus maar eens gebeuren. Het verhaal speelt vooral in Essex, de regio ten noordwesten van Londen aan de kust.
De baas van een farmaceutische bedrijf, waar ook veel dierproeven worden gedaan, Leo Mackenzie, wordt samen met zijn vrouw Liz vermoord. De werkster die ze vindt, overlijdt later eveneens. De dochter, Fiona, overleeft de aanslag wel en vindt dan voor enige tijd onderdak bij psychiater Sam (Samantha) Laschen, die sinds kort met haar dochtertje Elsie in Essex aan de Noordzee woont. Sam is een expert op het terrein van posttraumatische stress en gaat daar in het ziekenhuis een speciale afdeling voor opzetten.Daarnaast heeft ze een los-vaste verhouding met Danny Rees en raakt ter plekke bevriend met huisarts Michael Daley, overigens een verwoed jager. Intussen zoekt de recherche (RupertBaird, Chris Angeloglou) naar de daders van de moorden,vooral in diervriendelijke kring. Dan worden Danny en Fiona verbrand aangetroffen in een busje. Wie heeft “het” gedaan? Er komt schot in het verhaal, als Sam met Michael gaat zeilen en dingen ontdekt, waar de recherche nog geen weet van heeft. Verder geef ik niks meer prijs; voor de oplossing of wat daarvoor door moet gaan, moeten jullie het boek maar lezen.
Ik ben meestal niet zo’n fan van boeken, waar een psychiatrische draai in zit, maar wat is dit een mooi boek! Nicci French maken er een heel spannend geheel van, waarbij ik ook nog eens een paar keren op het verkeerde been word gezet. Daar kunnen de strapatsen van Joan en Bobbie (moeder en zus van Sam) niets aan veranderen. En als volbloed stadsmens ben ik blij dat Sam en Elsie op het einde van het boek gewoon weer naar de stad, Londen, terugkeren. Het boek “Het veilige huis” ontkomt intussen niet aan een positieve beoordeling. Ik geef het een 8+, volkomen verdiend. Van Nicci French, toch een ijzersterk thrillerechtpaar, moet er m.i. meer gelezen worden; laat jullie dat bij dezen gezegd zijn.

vrijdag 11 april 2014

Weblogbrief 9.27, 11 april 2014

Weblogbrief 9.27, vrijdag 11 april 2014

“¡Buenas madrugadas!,chistosos y lloricas”, een wel heel vroege morgen, lolbroeken en huilebalken, afgelopen maandagmiddag zat ik op de faculteit mijn ding te doen. Op een gegeven moment zat ik op Harry’s website: www.harryknipschild.nl, om naar zijn stuk over de Dolly Dots te gaan. Je komt dan eerst op zijn thuispagina en daar vond ik eerst een prima filmpje van de dag. Singer-songwriter, zangeres-liedjesschrijfster, Janis Ian (eigenlijk Janis Fink) was die dag 63 geworden (of is het pas over een maand) en als kleine hommage aan haar kreeg ik een mooie versie van “At seventeen”, haar hit uit 1975. Het Joodse opdondertje uit New York, bepaald schuchter en het tegenovergestelde van een blonde cheerleader, was op haar best.
Dus moest ik Janis Ian maar eens inzetten als artiest van de week, vooruit van deze korte week, vlak voordat mijn hooggeëerd bezoek uit Maastricht morgen arriveren zal. Terzijde, de kinderen worden groot en de groten worden oud. Janis Ian is van 1951 en intussen dus alweer bijna een 65-plusser. Ze heeft zo’n twintig Lp’s, Cd’s op haar naam staan, te beginnen met een aantal dat ze min of meer in eigen beheer en zonder succes heeft uitgegeven in de jaren 1967-1971. (Arethra Franklin bijv. had dat ook, dat ze er eerst in moest komen. Zie het artikel van Harry daarover.) Bij Janis Ian kwamen daarna echte topjaren. Na 1983 verdween ze vervolgens uit beeld om vanaf 1993 nog eens op te levenmet een aantal nieuwe albums. Ik heb de volgende MP3 Cd’s van haar:
(1974) Stars
(1975) Between The Lines
(1975) Aftertones
(1977) MiracleRow
(1978) Janis Ian (2)
(1979) NightRains
(1993) BreakingSilence
(1995) Revenge
(2005) Folk Is The New Black
Dat zijn ze zeker niet allemaal, maar helemaal onthand ben ik niet. En om mezelf en jullie een plezier te doen geef ik hier ook nog een drietal compilaties prijs die ik van haar in huis heb:
(1992) Up ‘til now
(2004) Souvenirs (1972-81)
(2006) Society’s Child, 2 Cd’s.
Ik mag niet mopperen. En dan moet ik nu gaan uitkiezen welke plaat ik extra onder jullie aandacht ga brengen. Op diverse vind ik nummers die mij zeer welgevallig zijn, bijv. “Stars” en “Jesse” op Stars, ”Love Is Blind” op Aftertones, “I’ll cry tonight” op Miracle Row, ”My Mama’s House” op Janis Ian (2). Ik ben kennelijk vooral een fan van haar wat rustiger liedjes. Laat ik deze keer voor mijn keuze maar eens voor een eenvoudige oplossing kiezen. “Between The Lines” uit 1975 was wat je noemt een verkoopsucces van jewelste voor Janis Ian met daarop o.a. “At Seventeen”. Hier zijn als snoepje van de week de elf nummers van die plaat:
01.When the party’s over
02.At seventeen
03.From me toyou
04.Bright lightsandpromises
05.In the winter
06.Water colors
07.Between the lines
08.The come on
09.Light a light
10.Tea &sympathy
11.Lover’s lullaby
Natuurlijk, “At seventeen” is niet te versmaden. Hier is als tussendoortje mijn Engels lesje van de week uit dat nummer: “We play the game, and when we dare to cheat oneselves on solitaire, inventing lovers on the ‘phone repenting other lives unknown that call and say: ‘come dance with me’ and murmering vague obsceneties at ugly girls like me, at seventeen.”Echter, ook andere liedjes op de plaat zijn echt de moeite waard: “When the party’s over”, “Water colors”, “Between the lines”, “Tea &sympathy”, “Lover’slullaby”.

Op het strand hier bij Las Canteras zijn vlak voor het hoogfeest van Pasen twee mensen met zand in de weer om er geld mee te verdienen, een slaatje uit te slaan. Een man schuin tegenover het gekkenhuis aan de boulevard maakt een kunstwerk dat verband houdt met het recente overlijden van God de Zoon. Moeder Maria heeft Jezus net van het kruis afgehaald en hij ligt dood te zijn met zijn hoofd op haar schoot. Erg geslaagd kan ik het tafereel niet vinden; ik heb wel eens betere zandsculpturen hier mogen aanschouwen. En dan: onder zijn ribbenboog is rechts de wond te zien die een Romeinse soldaat Jezus heeft bezorgd. Rechts, moet dat niet links zijn?
Verderop tegenover Mad Bread is een andere artiest actief. Een mij sympathiekere dame dan de man van de kruisafneming is daar het laatste avondmaal aan het verbeelden, op de manier zoals Michelangelo het zich destijds voor Witte Donderdag gedacht had. (Van het schilderij, dat in Milaan hangt, heb ik in een boekwinkel in Las Arenas nog eens een puzzel gezien van 1000 stukjes. Die had ik toen natuurlijk moeten kopen.) Haar laatste avondmaal van zand is bezig heel mooi te worden, met Jezus, armen gespreid, inhet midden en twee keer zes apostelen links en rechts van hem. Of de persoon rechts naast Jezus eigenlijk Maria Magdalena is, zoals o.a. Dan Brown suggereert, is onduidelijk. Ernaast zit een apostel die haar/ hem iets in zijn oor fluistert.
Achter het kunstwerk in wording staat op een muur geschreven: Santa Cena, heilige maaltijd. Is dat een verzinsel van de kunstenares of bestaat dat woord echt?Ik ken wel Domingo De Ramos, Palmzondag, Miércoles Santo, Midwoensdag lijkt me een aardige vertaling, Jueves Santo, Witte Donderdag, en Viernes Santo, Goede Vrijdag, zelfs Sábado Santo, Paaszaterdag, maar Santa Cena?En hoe heet Pasen in het Spaans? Denken, denken… Pascua (De Resurrección).

Op diverse dagen in de Goede Week, Semana Santa, zijn hier processies, waar ik weinig in zie, maar waar Trudie en Marij zeker een keer heen willen. In het verleden zijn we een paar keer op Palmzondag gaan kijken in de oude stad, (Triana, Vegueta), maar mijn voorstel deze keer aan hun zal zijn dat ze voor de variatie eens voor de woensdag kiezen. Er is er dan een om 7 uur en een andere om half 9. Die van 7 uur is de “Solemne Procesión de la Hermandad y Confradía de Nuestra Señora de los Dolores”, die vertrekt “desde la parroquia de San Bernardo y San Telmo”. Dat lijkt me er een waarbij mijn dames helemaal aan hun trekken zullen komen.

Ze zijn er weer, de zomerkoninkjes. Sommige vruchten op mijn eiland zijn enigszins tijdgebonden, maar tomaten van de eilanden kun je het hele jaar kopen, omdat er geloof ik drie oogsten per jaar zijn. Echter, aardbeien, die horen zelfs hier een beetje bij het voorjaar. Ik zag een aansprekende advertentie voor die van Palos. (Waar ligt dat nou weer? Op de peninsula?) Hier komt-ie: IRRESISTIBLE. Fresón De Palos Con Nata Central Lechera Asturiana, met daarbij een foto om je vingers bij af te likken. De aardbeien zitten echt compleet ondergedompeld in de slagroom. Ik neem aan dat de melkfirma er ook aan meebetaald heeft.
Nou moet ik jullie bekennen dat ik meer van hartig dan van zoet ben. Voor een kroket mogen jullie mij wakker maken, maar een stroopwafel krijg ik maar moeilijk mijn strot af. Echter, ik heb de komende week ook met enkel dames van doen die wel van een chocolade paashaas of dergelijke gediend zijn. Zal ik voor die eens een kilo aardbeien in huis halen? Voor 2 euro 90 ben ik bij de Spar ik het heertje, “una oferta”. Marij heb ik al gepaaid door roomboter en koffiemelk in huis te halen en wat is Trudie zonder haar pruimenjam van de Spar.Dan kan er ook best een keer een bak aardbeien op tafel gezet worden.

Het waren me de voetbalavondjes wel, de afgelopen dagen. Twee keer moest ik aan de bak. Dinsdagavond mocht Real Madrid in Dortmund laten zien dat Borussia eigenlijk geen partij voor ze was. Eerder in Madrid was het overtuigend 3-0 geworden, dus waar hebben we het over? Cristiano Ronaldo werd zelfs aan de kant gehouden. In het café aan de Guanarteme waar ik keek, konden de toeschouwers hun verbazing niet verbergen, toen het met de rust maar liefst 2-0 voor de thuisploeg stond. Het werd voor Real echt afzien in de tweede helft, maar met enig geluk bleef de derde thuisgoal uit. Real zit bij de laatste vier van de “Champions League”.
Woensdagavond werd uitgemaakt welke van andere twee Spaanse topploegen eveneens de halve finale zou halen: Atlético Madrid of Barcelona. Ik heb hier al eens eerder gezegd dat Barcelona, een beetje mijn ploeg, niet meer is wat het geweest is; het wordt tijd dat de geldkraan opnieuw opengedraaid wordt. In Nou Camp was het 1-1 geworden, wat zou de return in het Estadio Vicente Calderón brengen? Mooi vanaf het terras van Lolita vond ik vooraf een Atlético spandoek over de breedte met daarop: “Y VOLVERA GANAR”, en nu terugkeren om te winnen. Met name het eerste kwartier was 100% voor de Madrileense club van het volk. De bal ging achter doelman Pinto van Barcelona twee keer tegen de paal en een keer op de lat en al in de vijfde minuut had Koke 1-0 gescoord. Laat ik eerlijk zijn, daarna is het niet meer goed gekomen met mijn club. De bal rondspelen, dat beheerst het Catalaanse elftal nog steeds als geen ander, maar in de buurt van de 16 meter was er tegen Atlético echt geen doorkomen aan. Voeg daarbij dat Messi zijn dag niet had en Iniesta er deze keer echt weinig van bakte, en de uitslag staat muurvast. Op het einde, toen Barcelona alles op alles zette om toch op 1-1 te komen waren de kansen aan de andere kant talrijker en groter. Barcelona ligt uit de Europese beker en zo hoort het ook, als je net niet goed genoeg meer bent om Europees kampioen te worden.

Een aanplakbord dat mij de afgelopen dagen nogal verbaasd heeft, is er een van de Cáritas, in Maastricht zou men zeggen de “sjariteit”. Die komt met de slagzin: ¿Te Apuestas? Doe je mee? Eronder staat ___’, ik neem aan dat je daar de hoogte van je financiële bijdrage mag invullen. Als extra hulp schrijft de bedelclub, die met #haciendomuchoconpoco op internet zit, “Dos lettras nos permitiran seguir”. Dat #haciendomuchoconpoco zie ik dus niet als een aanrader om eens te bekijken. Aan de andere kant, ik weet nou wel beter waar dat apuntarse voor staat; het betekent meedoen.
Ik heb nog een advertentie met apuntarse voor jullie en die is veel leuker. Op vrijdag 25 april om 12 uur ’s middags gaat bierfirma Tropical met hond en al de lucht in. “Apueste en nuestra web a qué altura el perro se pondrá azul y sigue el lanzamiento”. Je kunt een wedje maken, op welke hoogte de hond op het Tropical-embleem blauw wordt na zijn lancering de ruimte in. Ik persoonlijk schat dat de temperatuur dan net onder de vijf graden moet komen, is dat bij 1000 meter hoogte? Al iemand van jullie het net als ik wil volgen op 25 april, kijk dan t.z.t. op tropical.es.

Gaan we naar gisteren. Ik had Lluis toegezegd dat ik die vooravond in Triana naar twee lezingen over ondervoeding in de derde wereld kwam luisteren. Ik vertrok ruim op tijd van huis, wel te voet, en kon dus halverwege een leespauze nemen in het Parque Doramasmet speeltuin, fonteinen en vissen, bij de Pueblo Canario. Buiten op het Museo Nestor stond met koeienletters geschreven dat het diens 125ste verjaardag was (alshij nog geleefd had). Even controleren bij het beeldje van zijn hoofd, vond ik, het beeldje dat in 2006 bij de 50ste verjaardag van de Pueblo Canario onthuld is. En inderdaad, het klopt nog redelijk ook. Kunstschilder Nestor Martín Fernández de la Torre, de man van de serie prachtige schilderijen van de zee hier, leefde van 1887 tot 1938, en 1887 + 125 = 2012. Het straatje naar het park toe, rechts van het casino, heet overigens de Pasaje Juan Rodríguez Drincourt en de man naar wie het genoemd is, is (“was” zal het wel zijn) de gemeentesecretaris, tevens secretaris van het Museo Nestor.
In Triana was het gisteren om een uur of 6 een drukke bedoeling, zeker in de hoofdstraat. In zijstraat Constantino ben ik even bij boekwinkel Archipiélago binnengelopen, om eens als man die steeds bij El Corte Inglés bij de boeken staat te neuzen, wat tegengewicht te krijgen. De verkoopster lachte mij heel vriendelijk toe en ik kon vrijuit allerlei Spaanstalige boeken inzien, maar verder was de winkel, op één andere klant na, leeg. Buiten hing een mooi spandoek, op meer plaatsen in Triana trouwens, dat de winkels daar vandaag, 11 april, tot middernacht open zijn.
Om kwart voor 7 begaf ik me naar mijn bestemming, Gabinete Literario, om precies te zijn de Salon Oriente in het Gabinete. Daarvoor moest ik eerst naar de plaza de las Ranas, niet verkeerd, en vervolgens over de plaza de Cairasco langs het terras van hotel Madrid naar het gebouw van mijn keuze. Ik heb er eerder binnen al eens een kijkje heb genomen, het ziet er ook van buiten en op het bordes met terras patent uit. Er hangen paarsrode banieren aan de fraaie buitengevel met daarop de letters GL (zoals de toeristen in New York een pet op hebben met NY: de twee letters in elkaar vervlochten).
Eerst was er de lezing van Lluis Serra en daarna was zijn Argentijnse collega Abel Albino aan de beurt. Het begin stond aangekondigd voor 7 uur, maar werd het een klein half uurtje later, de Palmese variant van het “Mestreechs keteerke. De meeste mensen van de afdeling van Lluis waren present, ook Jorge, met wie ik nog heel even heb gepraat, en de Mexicaanse Masterstudente, die per 2 mei voor een paar maanden in “mijn” flat in de Luis Morote komt zitten. Daarnaast waren er een kleine twintig andere belangstellenden, grotendeels bekenden en studenten.
Lluis fungeerde vooral als inleider van de andere spreker, maar vertelde eerst iets over een voedingsproject in Gambia, waar hij bij betrokken is enover het (Derde) Wereldcongres Volksgezondheid en Voeding, dat op 9 t/m 12 november van dit jaar in het Auditorio Alfredo Kraus wordt gehouden. Daarna begon kinderarts Albino, afkomstig uit Mendoza, de vierde stad van het land, met zijn “charla”. Die duurde ruim een uur en had als titel “Pan y cerebro. Educación y pobreza”. Ik vond het vooral een persoonlijk verhaal, voor zo ver ik het heb begrepen, over de ondervoeding van kinderen in zijn land, vooral onder allochtonen (van Argentinië). Hij vertelde ook over hoe men doende is om het probleem te verminderen. Na afloop van zijn lezing kwam Lluis nog met een kort filmpje over het Gambia-project, met Lluis geheel in het wit en met een aparte witte hoed op. Tenslotte kwamen er enkele vragen uit het publiek en om even voor half 10mochten we weer weg. Ik kon beneden bij het theater bijna direct met de bus terug naar mijn flat.

Zelf houd ik op 29 april een praatje over het publiceren van negatieve medische experimenten. Erachter zit het verhaaltje dat ik hier geconfronteerd werd met een trial van de afdeling die niet positief had uitgepakt, zelfs een voorzichtige aanwijzing had gegeven voor een averechts effect, maar die niet naar een tijdschrift was gestuurd. Het kostte me best enige moeite om Lluis ervan te overtuigen dat het o.a. zijn ethische plicht naar de deelnemende patiënten was om alsnog werk van publicatie te maken. Ik heb het over een geblindeerd parallel experiment naar het effect van zes weken Aloe Vera als melkdrankje , vergeleken met een placebo-drankje, bij mensen met chronische dyspepsie. Het heeft even geduurd, maar zijn trial met twee keer 30 patiënten verschijnt binnenkort dan toch in druk. Met Lluis heb ik afgesproken dat hij als introductie bij mijn praatje iets zal vertellen over die studie en zijn worsteling om het onderzoek gepubliceerd te krijgen. Daarna kom ik met een algemener verhaal over publicatiebias, voor wie het nog kan volgen, o.a. gebaseerd op een serie artikelen in de Lancet begin van dit jaar. Ik ben intussen doende om mij in te lezen. Daarna hoop ik, met Trudie’s hulp, er een begrijpelijke power point presentatie van te maken.
Zijn jullie nog bij de les? Is er zelfs iemand bij die niet weet wat een aloe vera plant is, hoe groen aloe vera in een potje eruit ziet? Hier is mijn Spaanse lesje van deze brief. Ik heb het overgenomen uit het aprilnummer van Crónicas De Gran Canaria, een lokale krant met veel reclame en ook reclame verpakt als een artikel. In dit nummer komt bijv. MaxDream paginagroot in beeld. Er is ook een kort stukje over de trots van de Canarische eilanden, als het op kruidenmiddeltjes aankomt: aloe vera. Daar gaat-ie, eerst maar de kop: ALOE VERA, UN TESORO 100% CANARIO. En dan ga ik nu naar de tekst, zoals ik die in het blad vond, in het Spaans.
Uno de los múltiples tesoros que tiene Canarias es sin duda el Aloe Vera. El Aloe Vera es una planta que tiene infinidad de propiedades y usos, y también se utiliza mucho en cosmética. Es un regenerador celular, astringente y refrescante para la piel. Si bien todas las especias de aloe tienen propiedades cosmétivcas y medicinales, la variedad Aloe Vera es la más utilizada en tratamientos cosméticos. Es una excelente loción para manos y rostro. Su jugo penetra en profundidad en la piel expulsando las bacterias y la grasa que obstruye nuestros poros, aumentando la producción de colágeno y aportando proteineas que mantienen la piel suave. Reduce en gran medida los poros abiertos y es ideal para aplicar como prebase antes del maquillaje. La base se distribuirá uniformemente y el cutis se verá más natural. Además, retarda el envejecimiento de la piel y atenúa las arrugas de expresión. También se utiliza para el cabello, ya que lo hidrata en profundidad y embellece el rizo natural. Si se usa con frecuencia va regenerando progressivamente la sequedad del cabello dejándolo más suave y brillante. Hay muchas marcas de cosmética que incorporan Aloe Vera en sus productos, como Clarins, CND o Piz Buin. La marca de cosmética natural griega, APIVITA, lo utiliza en muchos de sus productos por sus amplias propiedades hidratantes y calmantes.
Voor wie van jullie het bovenstaande stukje echt gelezen heeft, je kunt het spul kennelijk ook in je haar smeren, dan komen daarna je krullen beter uit. Of het helpt als je maag van streek is, vertelt het verhaal overigens niet. Om je huid een plezier te doen zou je intussen acuut naar een cosmeticawinkel willen snellen om je een paar potjes Aloe Vera, liefst van de firma APIVITA, aan te schaffen. Misschien doen Marij en Trudie dat ook wel, als ze hier zijn.

En daarmee kom ik wel aan het einde van mijn brief 9.27. In de Goede Week en met de paasdagen zal ik jullie niet verrassen met een volgende brief. Dat komt mede omdat morgenmiddag Trudie en Marij mij met een bezoek komen vereren, Trudie voor een week en Marij anderhalve, en die zullen mij ongetwijfeld van mijn schrijfwerk afhouden. Ga er daarom vooralsnog van uit dat nummertje 9.28 pas op woensdag 23 april, dan is het Día del libro, het licht zal zien, het ruime sop zal kiezen. Voor nu, schaf je zondag wel een palmtak aan! Ik knip hem vanaf mijn balkon gewoon van de boom voor de deur, verschil moet er zijn. En begin Paaszondag eens een wedstrijdje “totsje” aan de ontbijttafel, met felgekleurde, hardgekookte eieren. Het ga jullie goed, heel goed zelfs, en tot ziens maar weer, hastaluego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Ik heb iets met de Amerikaanse thrillerschrijver Harlan Coben. Zijn boeken hebben iets dat ervoor zorgt dat ik ze intussen (bijna) allemaal gelezen heb. Eentje moest in ieder geval eraan geloven, “Hold tight”, en dat heb ik afgelopen dagen gedaan. Het is uit 2008 en speelt vooral in slaapstadje Livingston in New Jersey, op één uur treinen van New York.
Je zou denken: daar is niks te beleven behalve dat enige saaiheid troef is. Echter, zo zit zelfs de wereld daar niet in elkaar. De diverse gezinnen kennen hun problemen en niet zo’n beetje ook. Neem Mike en Tia Baye, transplanteerdokter respectievelijk advocate, en met hun tienerkinderen Adam en Jill. Blijkt Adam steeds meer zijn eigen weg te willen zoeken en wars te zijn van teveel bemoeienis. Terzijde, Mike’s vriend heet Mo en zijn partner op het werk, Ilene Goldfarb, heeft bepaald ook geen perfect huwelijk. Bij de buren van de Baye’s, Dante en Susan Lorriman heeft zoontje Lucas een nieuwe nier nodig en is de vader de vader niet. Verderop wonen Ron en Betsy Hill, van wie zoon Spencer, uit de klas van Adam, zelfmoord gepleegd heeft. Dan is er de aimabele leraar Joe Lewiston met zijn Dolly, die in de klas een leerling beledigd zou hebben. Dat kind, Yasmin, bevriend met Jill, heeft een nogal suffe vader en haar overspelige moeder Marianne blijkt net vermoord te zijn. En om het af te leren Neil en Reba Cordova, van wie de laatste ontvoerd wordt. Kom er maar eens om!
En dan is het nu tijd om een aantal boeven te memoreren. Allereerst is er Nash, zwager van Joe, die zijn handen niet thuis kan houden en dan druk ik me voorzichtig uit. Ik verklap weinig, als ik zeg dat hij, met zijn vriendin Pietra, eerst Marianne vermoordt en daarna Reba. Is het daarmee afgelopen? Ander gespuis dat ik moet noemen, is Rosemary McDevitt van Club Jaguar en meer nog haar rechterhand Carson, die uit hetzelfde hout als Nash gesneden is. Aan de kant van politie noem ik hier Loren Muse, chief investigator, een beetje een slachtoffer van het Peter Principle, die eigenlijk liever het handwerk doet dan de zaak commanderen. Haar baas, openbaar aanklager Paul Copeland, viert op het einde van het boek zijn tweede bruiloft. Tot de iets mindere goden reken ik bijv. Daniel Duff, met zijn zoon DJ, en Frank Tremont, die gaandeweg beter blijkt te zijn dan ik oorspronkelijk dacht. Voor het meer landelijke werk zijn er Darryll LeCrue en Scott Duncan. En vooruit, of het allemaal goed komt dan wel wie er het loodje legt voordat ik op blz. 432 ben, daarvoor moeten jullie het boek maar zelf lezen.
Het taalgebruik van Harlan Coben vind ik heel verfrissend en af en toe vernieuwend. Een “hottie” is een vrouw die opwindend, vurig is. “Crashing” staat ook voor ongelofelijk en “keep me in the loop” is “houd me op de hoogte”. Je leert wel bij, als je boeken zoals “Hold tight” in je handen hebt.
En dan komt nu mijn gefundeerde mening over het boek. Bij Harlan Coben is het altijd smullen, hoewel: een lachje kan er deze keer niet echt af. Gaandeweg blijkt er zoveel aan de hand te zijn dat ik niet graag in Livingston zou wonen. Het boek is spannend, natuurlijk, soms heel spannend. Alleen vind ik deze keer het eind een beetje te. De thrillerschrijver zegt in zijn “acknowledgements”: “The idea for his one came to me when I was having dinner with my friends Beth and Dennis McConnell. Thanks for sharing and debating. See what it led to?” Helaas, Harlan Coben, voor “Hold tight” ga ik niet hoger dan een 8- met mijn recensiecijfer. Het is me allemaal net iets te uitgesponnen.

Tegenwoordig tel je, ook in Nederland, pas mee, als mensen je kennen als columnist, kolommist zou ik zelf zeggen. De betere mogen ook aanschuiven in radio- en tv-programma’s. Wim Daniëls, een vijftiger denk ik uit de buurt van Helmond, heb ik al een aantal keren in “Pauw en Witteman” zien figureren, door de week op alle avonden om 11ur op Nedeland 1. Ook heb ik hem wel eens een “kolom” horen voorlezen in “Spijkers met koppen”, op zaterdag tussen 12 en 2 op radio 2. Ik vind hem een interessante man, met een goed gevoel voor taal, een mannelijke Paulien Cornelisse.
En dan kan een boekje van zijn diverse “koloms” niet uitblijven. In 2012 verscheen een verzameling van 55 van zijn stukjes, grotendeels uit “Spijkers met koppen”, onder de titel “Komkomma”. Het boekje leenyt zich niet voor een officiële bespreking vind ik. En als ik al 55 titels moest gaan opsommen, blijf ik bezig. Hier zijn mijn favoriete tiental bijdragen in hem in “Komkomma”:
Perziken
Melanie Schultz etc.
De snuitkever
Het tv-moment van het jaar
Ranking the news
De Wim-crisis
Met uitjes
Jantje Beton
Geen standbeeld
Wim Daniëls
Verreweg de mooiste en meest hilarische kolom vind ik die over Paul de Leeuw, “Ranking the news”. Over de hele breedte kan “Komkomma” van Wim Daniëls er royaal mee door. Hij krijgt een 8+ van mij voor dit boekje. Op mijn e-reader heb ik van hem ook nog “Twee tieten in een envelop” staan, uit 2009. Dat zal ik niet ongelezenlaten.

maandag 7 april 2014

Weblogbrief 9.26, 7 april 2014

Weblogbrief 9.26, maandag 7 april 2014(BR>
“¡Hola, camaradas!, ¿cómoestamos?” Laat ik deze brief eens beginnen met jullie te vertellen dat het weer hier momenteel schommelt, zelfs per dagdelen, van een fellezon tot zwaar bewolkt, van complete windstilte tot storm, windkracht 7 of zo, en van kurkdroog tot op zijn minst motregen (“llovizna”, een regenbui is een “chubasco”.) De temperatuur is en blijft gelukkig wel in de subtropisch waarden. In Nederland zeggen we dan: april doet wat hij wil. In goed Spaans is dat volgens mijn woordenboek: “abril aguas mil, hasta el quarenta de mayo no te quites el sayo”. April “schrijft zich” hier trouwens met een B, niet met een V, laat staan met een P. Ik heb er nog steeds moeite mee om bijv. Valencia uit te spreken als Balencia. En waarom bijv. Ballantine’s (whiskey) hier Valentin genoemd wordt, mijn zegen heeft die verbastering niet. “Sayo” op het einde van de Spaanse apriluitdrukking is een woord dat zich moeilijk laat vertalen. “Contar un sayo a una persona” is zo iets als over iemand roddelen.
Ik heb Etel gevraagd, die afgelopen woensdagmorgen kwam “potse”, of ze nog een andere uitdrukking wist over het wisselende weer in april. Helaas, daar kwam ze niet op, behalve de gangbare zinnetjes.En ze wist ook geen Spaanse equivalent voor iemand voor de gek houden op 1 april. Mijn woordenboek komt met: “inocente, inocente” of “los santos inocentes te lo pagarán”, de Onnozele-Kinderen zullen het je betaald zetten. Aprilgrappen heten hier “inocentadas”. Mijn woordenboek zegt erbij dat de dag om iemand een poets te bakken hier 28 december is, niet 1 april. Niettemin, worden wij goedgelovigenniet aanhoudend voor het lapje gehouden door het multinationale bedrijfsleven en de overheid?

Dat lijkt me wel genoeg inleiding. Waarmee zal ik eens aankomen zetten als achtergrondmuziek? Vandaag, dat is afgelopen woensdag, moest er maar eens een groot orkest aan te pas komen, niet uit Europa, niet uit Zuid-Amerika, maar uit de Verenigde Staten. Voordat de kleinere orkestjes, combo’s eigenlijk, populair werden, kende het land diverse adem benemende “bands”, met aan het hoofd een zwarte man zoals Duke Ellington of Count Basie dan wel een blanke evenknie zoals Benny Goodman of Glenn Miller.
Laat ik de laatste maar eens nemen. Glenn Miller is van 1904 en helaas, eind 1944 was hij niet meer. Van oorsprong was hij een schuiftrompettist, trombonista en dat hoor je overduidelijk terug in de muziek van zijn orkest. Ik heb uiteraard het album Gold, met zijn overbekende hits: “In the mood”, “Chattanooga choo-choo”, “Pennsylvania 6-5000”, “American patrol”, “Little brown jug”, “String of pearls” en noem maar op. Voor de liefhebbers is er ook de dubbel-cd “Lost recordings”, met de mooie ondertitel “The American band of the allied expeditionaryforce”. Daarop staan o.a. twee versies van “Stardust”, “Stormy weather”, “Begin the beguine”, en zelfs “Anvil chorus”(bij de Maastrichtenaren bekend als “Keuning de zawweleer”). “Where or when” wordt op die plaat keurig voor de Duitsers vertaald als “Wo oder wann”.Naast Glenn Miller mag ook ene Ilse Weinberger op de “Lost recordings” haar woordje doen.
Echter, ik heb er nog een, die denk ik ietsje minder bekend is: “The swinging sound of Glenn Miller” uitgebracht in 1989. Die CD pist net evennaast de pot, maar is intussen wel een verzameling van tophitsvan anderen en dat moet dan maar de reden zijn dat ik de man met het ronde brilletje en zijn mensen hier in de schijnwerper zet. Ik volsta met jullie de zestien nummers te geven en toe te voegen dat ik – ondanks alles – iets heb met die Glenn Miller. Hier zijn ze:
01.Under the blanket of blue
02.Don’t sit under the apple tree
03.Perfidia
04.At last
05.Farewell blues
06.That old black magic
07.Georgia on mymind
08.Make believe
09.Blueberry Hill
10.Sun Valleyjump
12.Bugle call rag
13.Jeep jockey jump
14.Song of the Volgaboatman
15.Peggy the pin-up girl
16.Don’t bethatway
Waar is nummertje 11 gebleven? Ik kan het helaas niet meer vinden op mijn Verbatim, maar de andere vijftien nummers beveel ik intussen wel van harte aan. Het blijft prima muziek!

Jullie denken misschien dat ik iets bijzonders heb met Spaans. Dat is niet zo, ik heb het met allerlei talen en dialecten. Bij., als woorden op elkaar lijken, vraag ik me af hoe dat kan. Als in het Maastrichts “beer” en “beer””, respectievelijk kort of lang getrokken iets heel anders betekenen, vind ik dat echt de moeite waard. Dat “esperar” in het Spaans zowel hopen als verwachten en ook nog wachten op betekent, daar kan ik met plezier over mijmeren.
Ik kwam er deze week eentje tegen in het Engels die ik jullie graag voorleggen. Wat is het verschil tussen “draught” en “drought”? Je spreekt de twee woorden (bijna) hetzelfde uit. Allereerst, “draught” met een A staat voor een slok, ook een ontwerp, en het bijbehorende werkwoord staat voor tappen en aftappen. “Beer on draught” is bier van de tap. Je mag ook “draft” zeggen, hoewel, dat is ook dienstplicht. Daarentegen staat “drought” met een O voor droogte, langdurig gebrek.
Zal ik ook nog een gemengde doen: een Spaans woord dat in het Engels bijna hetzelfde betekent? Als je hier een glas bier van de tap bestelt, vraag ze om een “caña”, dat is een klein glas, of je kiest, zoals ik meestal, voor een “jarra”, min of meer een halve liter, op zijn Engels. Ik heb hier de afgelopen jaren de nodige “jarras de cerveza” tot mij genomen. Het woord bestaat ook in het Engels, “jar”. Dat woord staat niet alleen voor een krassend geluid, maar ook voor een pot, een kruik, en als zodanig ook voor een pot bier. Leuk, hè?

Alweer de nodige jaren geleden was ik samen met Riekie een keer bij Domien, een redelijke brigder en een van de betere fysiotherapeuten in Maastricht. Hij was zijdelings betrokken bij het onderzoek dat ik Lex Bouter met mijn hulp opzette naar de effectiviteit van gangbare fysiotherapie en vormen van manuele therapie bij subacute rugklachten. Bart Koes heeft er nog een doctortitel aan over gehouden. Riekie en ik kregen, zoals dat hoort in Maastricht, eerst een drankje van Domien, hij vertelde iets over een kaarthand waarmee hij de dinsdagavond ervoor gescoord had en pas daarna was het tijd voor onze vraag aan hem. Wij wilden weten hoe vaak doorgezakte voeten, platvoeten, eigenlijk voorkwamen en in hoeverre hij daarmee te maken had vanwege latere mogelijke complicaties. Het zal wel een frequent euvel zijn, was onze gedachte, maar literatuur erover hadden we nog niet verzameld. Domien wist ons echter uit te leggen dat platvoeten best zeldzaam zijn, bij niet meer dan enkele procenten van de bevolking vóórkomen. Ik herinner me vaag dat ik mijn schoenen nog uitdeed om zijn ongelijk enigszins aan te tonen, maar dat Domien als antwoord toen een mooiverhaaltje over voetkussentjes hield; platvoeten had ik absoluut niet. En daarmee eindigde ons idee om de gevolgen van platvoeten eens nader onder de loep te nemen.

Hier is zo maar een Spaans woordje dat ik niet ken of anders vergeten ben. Een “manzano” is een appel, maar wat is “manzanilla”? En kom nou niet aanzetten met een droge sherry uit Sanlúcar de Barrameda, want dat heb je niet uit je hoofd, maar uit een woordenboek. “Manzanilla” is Spaans – maar ik weet het niet helemaal zeker – voor een olijf, een “aceituna manzanilla” van de “manzanillo”-boom. Gangbaarder hier is echter om het woord “manzanilla” te gebruiken, als je kamille bedoelt. Je zegt het ook tegen kamillethee, hoewel die officieel “infusión de manzanilla” heet.Eerlijk is eerlijk, mijn favoriete kruid is het niet. Ik ben meer van de “ajo” en “pimiento, pimentón”, eventueel “pimienta” en op zijn tijd uiteraard “laurel” en “clavo” in mijn zuurvlees.
En nou ik toch bezig ben: wat is een “grúa”? Ik kwam het woord tegen bij mij om de hoek op een plek, waar je kennelijk beter niet kunt parkeren, “no aparcar”. Er stond een tekening bij van een auto die werd afgevoerd, met daarbij het zinnetje: “avisamos a la grúa”, we laten hem wegslepen met een takelwagen. Een “grúa” is een takelwagen.

Hier is het nieuwste van het nieuwste in mijn stukje straat. Carlos sluit zijn terras en koffiehuis doorgaans om ongeveer half 10. En daarna, om zeg 10 uur, half 11 , heb ik, de afgelopen door de week drie dagen achter elkaar,een viertal jongedames zien komen aanzetten in overduidelijke Arabische kledij, helemaal bedekt behalve hun handen, voeten en gezicht. Ze hebben daar geen enkele moeite mee, als ze zich bij mij voor, wel aan de overkant, installeren op de bank. En dan kan het oeverloos kletsen beginnen, daarin doen ze absoluut niet onder voor het Spaanse vrouwelijke volksdeel hier en idem dito “vrouwlui” in “mie Mestreech”. En een lol dat ze hebben, niet te filmen. Er wordt wat afgelachen en dat zeker een uur lang. Terzijde, ik versta er geen woord van, geen syllabe. Zal ik eens een beginnerscursus Arabisch gaan doen, zodat ik me tenminste enigszins verstaanbaar kan maken bij deze toenemende meute allochtonen in het westen?
Sowieso valt me op dat er ’s avonds, ook heel laat nog, diverse dames in sluiergewaden hier op straat zijn, aan de boulevard, in de winkelstraten en kennelijk ook bij mij in de Luis Morote. Horen ze niet thuis te zitten om hun man(-nen) te behagen? Daar kan geen sprake van zijn. Vooral de jeugd is en blijft de jeugd, of het nou Spanjaarden, Afrikanen of India-types zijn. Ze neemt het ervan, liefst in groepsverband.
Als mijn roddeldames moe geroddeld zijn, maar dat is op donderdagavond, de laatste avond van de drie, pas om bijna middernacht, staan ze tevreden op en vervolgen hun weg, waarschijnlijk huiswaarts.

Voor het geval jullie intussen uitgefietst zijn op Glenn Miller, heb ik voor in het weekend nog een alternatief qua muziek. Van Rocky heb ik een keer zijn complete Chet Bakerverzameling mogen kopiëren en dan heb ik het over royaal meer dan honderd Cd’s. “Bird”, die aan zijn einde is gekomen in Amsterdam, dat heb ik ooit al eens verteld, was behalve een begenadigd trompettist ook een verdienstelijke zanger. Hij kwam in 1965 met de Lp “Baker’s Holiday. Chet Baker plays and sings Billie Holiday”. Jullie weten, of behoren in ieder geval te weten, dat ik een grote fan ben van Billie Holiday. Ook dit “tribute” aan een van mijn favoriete muziekdames mag er zijn. Hier zijn de tien nummers op de Lp:
01.Travelin’light
02.Easy living
03.That ole devil called love (*)
04.You’re my thrill (*)
05.Crazy she calls me (*)
06.When your lover has gone
07.Mean to me (*)
08.These foolishthings (*)
09.There is no greater love
10.Don’t explain (*)
De zes nummers met een (*) zijn louter instrumentaal, op de andere vier zingt hij ook. Ik moet toch eens wat meer naar Chet Baker luisteren. Rocky heeft gelijk: de man is echt een fenomeen (net als Billie Holiday) en verdient veel meer aandacht dan hij tot dusver van mij gekregen heeft. Vooruit, daarom doe ik er hier alvast als bonus een nummer bij met de bouchure van Chet Baker en mijn vroege jeugdliefde Caterina Valente als dabbe-dabbe- doo-dahende zangeres. Het is uit een live optreden in Stuttgart uit 1955. Het heet “I’ll remember April” en er doet ook nog een zekere Lars Gullin mee; super de luxe! Caterina Valente lijkt zonder meer de Duitse variant van kanon Ella Fitzgerald en wat krijgt ze een moordende begeleiding van “trompetista” Chet Baker. Als ik trompet zou gaan spelen, zou ik dolgraag als Chet Baker willen klinken.

Afgelopen weekend was bij mij om de hoek hier in parque Santa Catalina de FIMAR. De I in FIMAR staat voor “internacional”, maar in hoeverre dat terecht is, heb ik niet erg kunnen ontdekken. Maar een acceptabele “feria del mar”, een zee-kermis was het in ieder geval. Zowel op vrijdagavond als zaterdagavond heb ik er met plezier rondgebonjourd. Op de vrijdag sloot ik om 9 uur net op tijd aan in “Edificio Miller” om te genieten van een combinatie van jazzmuziek en jazzballet. De jazz kwam van een combo van een man of vijf met aan het hoofd een trompettist, geen Chet Baker, maar goed genoeg voor een uur vertier. De groep heette Pecha Kucha en waar dat voor staat, weet ik niet. Er werden twaalf nummers gespeeld, bevestigt mijn folder, en op een aantal ervan zag ik tevens een heer en een dame diverse dansjes uitvoeren. Ik ben niet zo erg van het balletten, maar de combinatie jazz en dans mocht er die avond zijn. En toch, mijn aandacht ging meer uit naar wat er direct achter het podium werd vertoond op een heel groot scherm. Daar was als extraatje een film te zien in de serie “A-Mar Canarias” met de prachtigste onder water beelden die een mens zich maar kan voorstellen. Wat gebeurt hier in de omgeving allemaal in het diepe? En dan heb ik het niet alleen over de diverse vissen, maar bijv. ook over van alles wat op krab en kreeft lijkt. Eindelijk heb ik ook de dolfijnen, die volgens de gemeente in de buurt van de Canarische eilanden leven, mogen aanschouwen. “Hiel sjoen!”
Zaterdag aan het begin van de avond deed ik eerst mijn ronde langs de vele tientallen kraampjes, waar regionale producten, verband houdend met de zee, aan de man werden gebracht. En dan heb ik het over surfscholen, mensen die in buitenboordmotoren deden, truitjes van de zee verkoopsters, volk dat alles weet van schelpen en nog meer. Tot mijn verrassing zag ik tussen de vele winkeltjes ook een kraampje van mijn eigen afdeling op de universiteit, met de vrouw die bij Predimed voor de biochemische bepalingen zorgde, ik ben haar naam even kwijt, maar ze zit met Jacqueline op de oude kamer van Jorge. Ze stond met verve aan diverse voorbijgangers uit te leggen hoe goed en gezond het Mediterrane dieet wel niet is. Zeer de moeite waard vond ik een optreden van de “parranda Guanarteme” op het plein bij het streekbusstation. (Dat plein daar heet overigens niet ook parque Santa Catalina, maar plaza de Canarias, voor wie het naadje van de kous wil weten.) De “parrandaGuanarteme”is een muziekgezelschap van de stad hier, bestaande uit twintig mannen, vele met een soort van gitaar voor de begeleiding. Ze brachten ter plekke de ene na de andere locale hit ten gehore, die door een aantal toehoorders werd meegezongen. Nogal wat nummers waren geschreven door “el gran maestro” Nestor Álamo, een van de eeuwige helden van Las Palmas. En zo waar kon de man die de verschillende nummers aankondigde, door de beugel. Hij was niet te beroerd om de toeschouwers en zelfs zijn medespelers af en toe aan het lachen te maken.
Voordat ik weer huiswaarts ging, pakte ik als uitsmijter het laatste half uur mee van de film “Moby Dick” van John Huston uit 1956 mee, die op de zaterdagavond in het Eldergebouw werd vertoond. Ik zie “captain Ahab” nog voor me, die het gevecht met de reusachtige walvis aangaat en het onderspit moet delven, net als de bemanning van de boot vlak erna, behalve een persoon, zodat die later het verhaal kan vertellen.

De mensen van de stadsreiniging hier zijn mijn vrienden, vooral de spierballen die de diverse bakken legen en de vooral dames die de stoepen van papier en ander ongerief ontdoen. Aan de andere kant vind ik dat de kleine “Vuelve a latir” busjes soms wel erg veel lawaai maken, zeker als ze in de vroege ochtend mijn straat besproeien met een overmatige dosis water. Om die busjes moed in te spreken heeft de gemeente een aantal slagzinnen geformuleerd die mij niet echt kunnen boeien. “VIVE” staat er steeds bij, “LEEF”, maar ik vertaal het liever met “LEVE”, want de busjes maken net als in Maastricht een hoop “leve”. Ook de ondertitel: “la ciudad que tú quieres” kan mij niet echt bekoren.
De foto’s bij de “VIVE” aanplakbiljetten laat ik even voor wat ze zijn, maarhier zijn enkele bijbehorende slagzinnen, in het Algemeen Beschaafd Spaans, zodat ik er tenminste nog een Spaans lesje van kan maken.“Recicla. El reciclaje comienza en casa; separe correctamente las residuos ultilizando los contenedores apropiados. Vive e incorpora hábitos respectuosos con el medio ambiente.” “Colabora. Colabora por la tenencia responsable de animales. Tuya es la responsabilidad para lograr una ciudad limpia y amable. Vive con armonía con tu mascota.” “Disfruta. Las Canteras, Alcaravaneras, La Laja, San Cristóbal y El Confital son respondabilidades de todos. Vive y difruta de nuestrasplayas”.
Het kan niet op, daar zal een of ander reclamebureau wel haast zeker een aardige cent uit gesleept hebben. Persoonlijk zal ik blij zijn, als de VIVE-advertenties weer passé zijn.

Bij nader inzien ben ik deze weblogbrief te somber begonnen. Ik geef toe dat het de eerste en tweede dag af en toe behoorlijk waaide en ook dat ik twee keer een mals regenbuitje te verduren kreeg. “Una lluvia de abril” heet zo iets in het Spaans volgens mijn woordenboek. Echter, vanaf vrijdag tot nu was het hier louter genieten van het weer en scheen de zon de mussen van het dak. Het moet maar eens gezegd worden: het moge dan aardig weer zijn in Nederland, aan dat van hier kan jullie weer absoluut niet tippen.
Ik hoop maar dat ik jullie intussen welweer genoeg munitie heb gegeven om de komende dagen droog door te komen. En geloof het of niet, maar over vier dagen, a.s. vrijdag, komt mijn volgende brief, nummertje 9.27, er al weer aan. Daarna, laat in de zaterdagmiddag, maken Trudie en Marij hier in Las Palmas hun opwachting en is het nog maar de vraag wat er dan nog van brieven schrijven terecht komt. Voor nu, gedraag jullie, dat ik geen klachten over jullie krijg. Maak er “wat” van en tot ziens maar weer, hastaluego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Wat is het leven toch aangenaam, als je ’s ochtends vroeg al met een boek en een pot koffie op je balkon kunt gaan zitten en er niemand is om je vervolgens te komen storen.In mijn beste stemming begon ik de afgelopen week aan “Wolves eat dogs” van detectiveprijzenverzamelaar Martin Cruz Smith, de schrijve van o.a. “Gorky park” en “Havanna bay”. Ik las het in het echt als paperback, het is van 2004 en speelt vooral in Tsjernobyl in de Oekraine. Terzijde, over de Krim ben ik niks tegengekomen. Maar voor wie het niet meer weet, in Tsjernobyl heeft in 1986 een kernreactor het compleet begeven met uitgebreid radioactief gedoe in de jaren erna. Mocht iemand meer van aardrijkskunde houden, Tsjernobyl ligt vlak bij de grens met Wit-Rusland (Belarus) een dikke 100 km boven Oekraine’s hoofdstad Kiev.
Politieman Arkady Renko krijgt in Moskou de dood van of moord op Pasha Ivanov, de baas van veiligheidsbedrijf NoviRus, op zijn dak. Enige hulp krijgt hij van zijn collega Victor Fedorov en van de Amerikaanse jood Bobby Hoffman en diens helper Yakov. Tot zijn tegenstanders rekenen we de eeuwige boef Anton Obodovsky, procureur Zurin, kolonel Ozhogin en een aantal notabelen. Dan wordt Arkady Renko van zijn taak ontheven en gaat hij naar Tsjernobyl, waar vervolgens wel een van de Moskouse notabelen, Lev Timofeyev, vermoord wordt. Zowel Ivanov als Timofeyev blijken radioactief besmet te zijn met cesium 137.
In Tsjernobyl duiken uiteraard nieuwe namen op, o.a. van Alex Gerasimov en diens helper Vanko, dokter Eva Kazka, Karel Katamay en andere aardige en vervelende mensen. Er vallen nog meer doden en Arkady Renko vraagt zich steeds intenser af, waarmee hij eigenlijk bezig is. Toch komt het nog redelijk goed en op het einde op blz. 398, spreekt de 11-jarige Zhenya, over wie Renko zich in het hele boek een beetje heeft ontfermd, sinds lang weer eens. Hij beperkt het tot: “Baba Yaga”. Trudie zou alleen daarom al het boek maar eens moeten lezen.
Wat vind ik er intussen van? Hoe Martin Cruz Smith ook zijn best doet om een of meer komische noten in te bouwen, zelfs een koe genaamd Lydia wordt opgevoerd, voor mij blijft sombermans troef. Met de boeken van Smith, of is het Cruz Smith, is niks mis, ook niet met “Wolves eat dogs” (voor de titel zie bijv. blz. 153, 168 of 201). Niettemin bekroop mij een licht gevoel van blijheid, van: ik heb het eindelijk gehad, toen ik “Wolves eat dogs” uit had. Als recensiecijfer geef ik Martin Cruz Smith er een 7 voor, best de moeite waard, maar ik heb aan hem wel eens een ietsje hoger recensiecijfer uitgedeeld.

Boek 2 is een ouwetje. De Engelse schrijver van detectives Josephine Tey is al weet ik hoe lang dood, maar wat is zijn boek “The daughter of time” fameus. Ik herinner me met enige weemoed ook nog zijn “Brad Farrar”, dat het hier destijds met een prima beoordeling moest doen. Ik heb er intussen nog een van hem, “The man in the queue”, dat heb ik afgelopen week mogen lezen. Uitgekomen in 1953 speelt het vooral in het Londen van die tijd.
Hoofdpersoon is, hoe kan het anders, politie-inspecteur Alan Grant van het Criminal Investigations Department, die een wel heel rare moord moet gaan oplossen. Wachtend in een lange rij voor een kaartje van de laatste voorstelling van “Didn’t you know?” in het Woffington wordt een man vermoord door hem een mes in zijn rug te steken. De dode wordt pas opgemerkt, als de mannetje aan mannetje rij in beweging komt en hij ertussen uit valt. De mensen om hem heen in de rij worden verhoord, maar dat levert weinig of niets op. Het duurt een hele tijd, voordat duidelijk wordt wie het slachtoffer precies is. Hij blijkt, laat ik zijn naam maar prijsgeven: Bert Sorrell, op het punt te staan om naar de VS af te reizen. Vervolgens komen de man die met hem kamers heeft gehuurd plus de hospita onder verdenking, Jerry Lamont en Mrs. Everett. Als die het niet geweest kunnen zijn, komt de verdenking steeds meer te rusten op – toch – een echtpaar dat achter Bert Sorrell in de rij wachtenden voor het theater stond. Daar laat ik het bij, maar het raadsel van de “queue-murder” is aldus nog niet opgelost.
Het boek is geschreven in prima Engels, maar sommige woorden weet ik niet, misschien omdat ze ook een beetje uit de tijd zijn. “Innuendo” is een woord dat jullie van Queen kennen, het staat voor insinuatie, maar wat zijn is een “dago”, een “dodo” en wat zijn “kudos”? Een “dago” is een Zuid-Europeaan, een buitenlander, een dodo is, behalve een walgvogel, ook een ouderwets iemand, een stommerik, en “kudos”, meervoud, staat voor roem. Inhet boek wordt overigens geregeld het woord “presently” gebruikt; dat is een stopwoordje dat zowel “nu” als “binnenkort” betekent. Ik kende het wel al, maar bij Josephine Tey in 1953 is het actueel. Nog eentje om het af te leren: “fib” staat voor een leugentje, jokken.
Het moge intussen duidelijk zijn dat ik me bij het lezen van “The man in the queue” geen moment verveeld heb. Ik heb iets met Josephine Tey en eerlijk gezegdheb ik het boekin nog geen twee dagen uitgelezen. Mijn recensiecijfer is uiteraard positief; het boek gaat met een volle 8 terug in mijn Maastrichtse boekenkast over een maandje. Het moet er maar van komen dat ik nog meer boeken van de man, de schrijver is een man, ga bemachtigen. Misschien moest ik van de zomer weer eens naar Londen gaan om theatervoorstellingen daar te zien en als ik er toch ben, andere boeken van o.a. Josephine Tey en nog wat meesterschrijvers te bemachtigen.

Dat krijg je ervan, als je tweede boek “maar” 219 bladzijden is. Dan begin je op tijd aan boek 3 en komt dat, als het niet te dik is, nog net uit, voordat je een nieuwe weblogbrief verstuurt. Maar uit is uit, dus hier is mijn recensie. Jullie kennen Canadees Andrew Pyper misschien nog wel van zijn eersteklas thriller “Verdwenen meisjes”. Op mijn e-reader vond ik een recente nieuwe: “De wachters” uit 2011, “slechts” 239 bladzijden, en dat moest eraan geloven. Oorspronkelijk heet het boek “The Guardians” en het speelt in Grimshaw, een dorp op 240 km ten westen van Toronto.
We gaan eerst maar 24 jaar terug. De zestienjarige Trevor en zijn vrienden Ben, Carl en Randy zijn actief in het ijshockeyteam van de middelbare school. Trevor is van het stel de begenadigdste met de puck, Ben niet meer dan reservekeeper, Carl de vechtersbaas en Randt meer een meisjesversierder dan een keiharde schaatser. Dan is de jonge nieuwe lerares muziek van de school, Heather Langham, spoorloos. Ze blijkt een paar dagen later vermoord te zijn en ligt in een “spookhuis” tegenover de woning van Ben. Het viertal is ervan overtuigd dat de leraar Engels, tevens hun coach van het ijshockey, het gedaan heeft. Hij wordt door hen ontvoerd, naar hetzelfde “spookhuis “ gebracht, waar hij vervolgens de moord bekent en zichzelf doodschiet. Later blijkt dat Ben ook nog van een moord veel eerder in hetzelfde huis weet. Zou de pleegvader van het toen vermiste meisje daar iets mee te maken hebben gehad?
In het heden, 24 jaar verder, hangt de steeds gekker wordende Ben, nu 40, zich thuis op. Trevor heeft de ziekte van Parkinson en heeft zijn nachtclub elders verkocht om de ziektekosten en hulp te kunnen betalen. Carl is definitief verworden tot een junkie, maar de het laatste half jaar is hij “clean”. En Randy tenslotte heeft het tot acteur gebracht, maar het is alle jaren bij derderangs werk en lokale reclamespots gebleven. De drie overgebleven jongens, nu middelbaar, keren voor de begrafenis van Ben naar Grimshaw terug. Dan blijkt wederom een meisje te verdwijnen, de olijke 23-jarige Tracey Flanagan, serveerster in Jake’s Pool ’n Sports. Ook bij haar wordt aan moord gedacht en als hoofdverdachte komt haar vriend Gary in aanmerking.
Wat zich daarna nog allemaal in het “spookhuis” en omgeving afspeelt, moeten jullie zelf maar lezen. Het gaat overigens om veel meer dan wie het beste “The Maple Leaf Forever” kan zingen. (Ik heb Wil nog eens een verzilverd Maple Leaf blad als broche uit Canada meegenomen als cadeautje na een verre dienstreis.)
Andrew Pyper kan bij mij een potje breken na zijn “Verdwenen meisjes” boek. Dit boek, “The Guardians”, begint heel goed, ook de uitstapjes naar vroeger zijn prima verzorgd, maar toch: gaandeweg raak ik het spoor een beetje bijster. Hebben de verschillende verdwijningen wel met elkaar te maken? Uiteindelijk, als ik de clou krijg voorgeschoteld, vind ik nogal gezocht. En om die reden beloon ik Andrew Pyper voor “The Guardians” met niet meer dan een 7. Een hoger punt zit er niet in, het is niet anders.