dinsdag 25 november 2014

Weblogbrief 10.05. 25 november 2014

Weblogbrief 10.05, 25 november 2014

Queridos godos, nee dat zal ik moeten toelichten. “Godos” staat niet voor godheden, maar – naast Gothen - voor vastelanders. Dat zijn bewoners (m/v) van het schiereiland van Spanje, evt. ook de rest van Europa, gezien door de spottende bril van Canariërs. Even goed, queridos godos, hier ben ik weer.
Ik had jullie pas voor donderdag of vrijdag een nieuwe brief toegezegd, maar het wordt dus vanmiddag al, 25 november. Afgelopen vrijdagmiddag laat liep ik Jorge tegen het lijf en die wilde mij vanmiddag wel een nieuwe versie van Panda, een bekend antivirusprogramma, waarop de universiteit hier geabonneerd is, op mijn computer zetten, vandaar. Overigens, morgen hoopt hij herkozen te worden als rechterhand van de decaan, voor student-onderwijszaken van en naar de medische faculteit van de ULPGC (we leven in een tijd van afkortingen). In dat geval is Lluis hem voor de komende twee jaar alweer min of meer kwijt, want als Jorge eenmaal een hoofdtaak heeft, heeft hij voor andere dingen haast geen tijd meer. Ik neem aan dat dat ook de reden is waarom hij mij de afgelopen twee jaar aanzienlijk minder bedeeld heeft.
En toen dacht ik vrijdagavond: als ik toch nog op dinsdagmiddag in het nieuwe faculteitsgebouw moet zijn, kan ik net zo goed dan al een nieuwe, maar wat beperktere weblogbrief posten. Hier is-t-ie.

Laat ik beginnen met het begin van de vrijdagavond te memoreren. Om half 6 verliet ik die dag het oude faculteitsgebouw bij het San José ziekenhuis met de bedoeling om op mijn gemak naar de buurt van de kathedraal in Vegueta en de winkelstraten van Triana te wandelen. Ik had net een paar honderd meter gelopen, toen het begon te regenen en niet zo’n beetje ook. Bovendien kwam een wind opzetten die je niet van de straat blies, maar gewoon doorkuieren was er niet meer bij. Dus ben ik toch maar in bus 12 naar huis gestapt. Op Santa Catalina aangekomen - of preciezer de halte erna, want die is nog dichter bij mijn straat - plensde het nog steeds en wie ben ik om dan niet voor een drankje en zoutjes op mijn balkon te kiezen. Aldus kon ik tevens een ferme duik in mijn nieuwe boek op de e-reader nemen. Ik weet het, vrijdagavond in een stad als Las Palmas, dan hoor je toch minstens enkele bloemetjes buiten te zetten. Echter, soms vind ik het best lekker om vanaf mijn balkon de natte wereld beneden te bekijken. Om half 11 zocht ik geheel voldaan mijn bed op.

Over de vrijdagmiddag moeten we het nog even hebben. Hebben jullie al naar www.mestreechtertaol.nl gekeken? Ik heb er al meer dan een uur aan gespendeerd en wat is hij mooi! Wat is “site” trouwens in goed Nederlands en goed Maastrichts?
Ik begin met een citaat uit het Sermoen van 1729: “…iech sal uch bewiesen dat et Mastreegs de beste van alle taulen is…”. Is dat geen binnenkomer? Toen bekeek ik een aantal korte filmpjes, waarin bekende Maastrichtenaren, zoals Theo Bovens, Pie Castermans, Ron Elsen en Fons Kurris uitlegden dat ze echte Maastrichtenaren waren. Ik begon met de woorden harmonica, mondharmonica en trekharmonica, die voor mij stante pede in goed A.B.M. vertaald werden. Omgekeerd was er ook niks mis met de vertaling naar het Nederlands van woorden als “bougie, kemissie, rijstartel, sjogkel, sjevraoj”. Daarna heb ik een aantal woordjes geprobeerd, waarvan ik me al langer afvraag hoe ze in het Maastrichts gespeld moeten worden, woorden als juist, goede, hier, lastig, politie, rug. Voor wie het nog steeds niet weet, dat is “zjus, gooje, hei, lesteg, pelitie, rögk”. Binnen tijd van niks zat ik vervolgens tegen een keurige samenvatting van de Maastrichtse spelling aan te kijken, waarna een inkijkje in de grammatica en de etymologie volgde of het niks was. Voor de deugnieten onder jullie zocht ik ook een paar uitdrukkingen op die bij “stroont” en bij “pisse” hoorden. Van allebei vond ik elf stuks.
Ik kan er bijna niet over ophouden: die splinternieuwe “site” van www.mestreechtertaol.nl hoort sinds nu bij mijn favorieten, mijn apps, op de computer.

Muziek! Daarvoor ga ik deze keer terug naar ik geloof 1992, toen ik op doorreis voor mijn werk van Iguazu op een punt van Brazilië, Argentinië en Paraguay (weer eens een ander drielandenpunt) naar McMaster in Hamilton, Canada was. De hele week ertussen had ik vrij en die gebruikte ik om Buenos Aires te “doen”. Daar in die prachtige stad maakte ik destijds uitgebreid kennis met de oude tangomuziek en de diverse bijbehorende orkesten. Ik kocht er cassettebandjes van zanger Carlos Gardel en van de orkesten van Anibal Troilo, van Juan D’Arienzo en van Osvaldo Pugliese.
We zijn intussen ruim twintig jaar verder. Mijn belangstelling voor tangomuziek is er nog steeds en had een jaar terug al vele tientallen Cd’s. Via Viviane van Kempen uit Maastricht kreeg ik het contactadres van een tango-fanaat uit Cadier en Keer en bij hem op bezoek kon ik mijn verzameling in één middag verdubbelen. Hij had misschien wel meer dan 1000 Cd’s van tango’s en was bereid om van alle orkestleiders er eentje af te staan.
Uit zijn verzameling van toen kies ik hier een Cd van de oude meester Pugliese. Hij is van 1905 en werd 80 jaar. Van hem presenteer ik, met enige overmoed, de Cd “A Los Amigos, Reliquias”. Ze is uit 1996, het jaar na zijn dood; er staan zestien behartenswaardige instrumentale nummers op. Ik denk tussendoor: hoe bedenk je daar de namen van, van al die nummers, als je (meestal) geen enkele tekstaanwijzing hebt. Maar goed, mooi blijven ze, stuk voor stuk. Hier komen ze:
01.La Chachila
02.Quejas De Bandoneón
03.La Guitarrita
04.Nieve De Julio
05.Alma De Bohemio
06.Chiqué
07.El Africano
08.Emancipación
09.Unión Civica
10.A Los Amigos
11.La Bordona
12.Arrabal
13.Camandulaje
14.El Andariego
15.Ojos Negros
16.Tinta Roja
Het is allemaal zeer wel te verdragen, de bandoleónmuziek van orkestleider en pianist Osvaldo Pugliese en zijn maten. Echte uitschieters ga ik hier niet noemen. Ik heb trouwens ook een Cd van hem samen met Astor Piazzolla, “Finally Together”. Wie weet, komt die in mijn muziekhoekje ook nog eens aan bod.

Zaterdagmorgen heb ik eerst zitten lezen, maar om 11 uur was het droog en tijd om, fris gewassen en aangekleed, in de richting van de grote overdekte markt hier, “el mercado central” te gaan, o.a. om “pulpo” en “ensalada rusa” in te slaan. Ik was net op weg, toen om de hoek Lorena kwam aanzetten, die samen met een vriendin (de naam ben ik kwijt) naar mij op weg was om samen “iets te gebruiken” bij Souza. Dat is een nieuw terras bij mij in de straat. Ik mee terug naar de Luis Morote voor een café americano (met water), Lorena nam een café solo en de vriendin een kopje thee.
De dames namen er allebei ook een broodje “pata asada” bij, Lorena zelfs met Gouda-kaas erboven op. Ik moest omstandig vertellen over vooral mijn Cuba-reis en ook over het congres over voeding en gezondheid. De vriendin was Canarische, maar woonde al drie jaar in Engeland, bij Manchester (vandaar de thee?). Ze werkte er als vet, veterinaria, dierenarts. Haar specialiteit was kleine huisdieren zoals katten en honden. Toen Lorena een foto liet zien voor wat ze voor een konijntje aanzag, vertelde ze zonder omhaal dat het een “prairie dog” was. Wat zal ik er verder van zeggen; het was een aangename ontmoeting. Na drie kwartier gingen de dames door naar het plaatsje Santa Brigida, ergens midden op het eiland en ik mocht alsnog naar mijn markt.
Op de terugweg werd mijn doorgang bij de Tomas Miller ter hoogte van Maya (horloges, fototoestellen e.d.) versperd door een groep demonstranten. Zij waren kennelijk door het bedrijf ontslagen, net zoals collega’s van hen elders in Spanje: “Maya no paga”, “123 trabajadores a la calle”, “nuestros no tienen que comer”. Het is me wat! En toch, ook ik vind dat Maya zijn mensen netjes moet behandelen, crisis of niet.
Op de terugweg naar huis begon het voor de zoveelste keer te plenzen. Wat mij op de vraag brengt: wat is het verschil tussen “húmedo” en “mojado”? Volgens mij betekenen ze allebei vochtig, nat, maar is er onderscheid? Bij “húmedo” vind ik als voorbeelden in mijn woordenboek: “clíma húmedo”, vochtig klimaat, en “la colada está húmedo todavia”, de was is nog nat. Bij het woord “mojado” zie ik geen voorbeeld, maar ik heb het wel eens bij een wegdek gezien: “asfalto mojado” en bij een pas geschrobde vloer: “suelo mojado”, maar ben ook al “piso húmedo” tegengekomen. Ik denk eigenlijk dat er geen enkel verschil tussen de twee is. Ik zal nog eens rondvragen.

Wij hier van Las Palmas worden door de stad op allerlei manieren aangespoord om ons afval ordentelijk te scheiden en vervolgens in de groene, gele, blauwe dan wel zwarte afvalbak te deponeren. “Orgullosos de lo nuestro. Orgullosos de reciclar” heet het hier, “orgulloso” is Spaans voor trots. “gruuts” op zijn Maastrichts.
En dan komt hier mijn retorische vraag: en wat word ik verondersteld te doen met een glazen flesje met een min of meer plastic dekseltje? En met het papieren etiket op een plastic verpakking? Hoef ik het scheiden niet al te pietje precies te nemen? Marja, kun jij dat misschien eens vragen aan je twee vrienden die daar op je werk, de Maastrichtse Toeleverings Bedrijven, over gaan?

Het afgelopen weekend was het bepaald geen stralend zomerweer, ook op de zondag niet. Zelfs heb ik bij mijn spaarzame uitjes, in navolging van de autochtonen, een paraplu meegenomen. (Ik herinner me opeens hoe ik een decennium terug gewapend met een splinternieuwe paraplu van de U.M. naar mijn eerste afspraak met Jorge op de faculteit was gegaan. Die overhandigde ik hem toen bij de zonovergoten buitendeur van het gebouw als welkomstgeschenk. Of hij hem nog heeft, moet ik hem toch eens vragen.)
Op de zaterdagavond zat ik, met drank en spijs, op mijn balkon, toen om half 10 een groepje van vijf Mexicaanse muzikanten door de straat kwam, met erom heen fans en aanhang. Ze hadden allemaal een zwarte, breedgerande grote hoed op, die volgens Marij meer dan tien kilo weegt. (Leon heeft er eens een van een klant gekregen.). De bijbehorende instrumenten van de groep waren een grote trommel, enkele trompetten en een gitaar. De gitaar hoorde bij een man die ook voor de onmiskenbare zang zorgde. Zo mooi als Chavela Vargas of Los Panchos klonk hij niet, maar het was alles bij elkaar toch aardig te pruimen. Zo krijg je zelfs in huis toch nog iets mee van de sfeer hier op een natte zaterdagavond.
De zondag was qua weer nog erger dan de zaterdag. Wat een kutweer! Hoe ga ik dat in het Spaans vertalen? “Tiempo de coño? Coño de tiempo? Of wordt het “tiempo de mierda”? In ieder geval is kut met peren in het Spaans “que coñazo”, dat slaat als kut op Dirk is ” no pega ni con mocos” en voor de kat zijn kut is hier “al pedo”. Er stond de hele dag een behoorlijke wind en, hoe zal ik het zeggen, tussen de buien was het droog. Ik had ’s ochtends een was gedraaid, maar die kon ik met goed fatsoen niet buiten te drogen hangen. Op de rommelmarkt, waar ik voor een Duits brood bij Zipf moest zijn, waren de helft van de kraampjes niet opgezet. En ’s avonds liep ik bijna in mijn uppie, met een paraplu in de aanslag, op de boulevard. Ik was blij, toen ik me met goed fatsoen naar het internetcafé in mijn straat kon begeven. Eerder had ik al een mooie foto van Eva en de “nietas” uit Zuid-Afrika gekregen, maar daar kwam er nu een bij met op de achtergrond, volgens Eva, 600 pinguïns. Wij, holandeses, zetten dan een trema, een umlaut op de i. In Spanje is het pingüino met het trema op de u; verschil moet er zijn. Mag ik het daarbij laten voor het ware herfstweekend…

Om jullie op te fleuren op de zondagavond kom ik nu met een vraag: noem mij eens tien artiesten, vooruit vijf, die het nummer “Making Believe” op de plaat hebben gezet? Ik verklap alvast dat eentje een duo is bestaande uit Conway Twitty & Loretta Lynn, twee mensen die voor country & westernmuziek veel betekend hebben. Los daarvan is Conway Twitty solo uiteraard vereeuwigd met zijn “It’s only make believe”, wat er qua titel wel op lijkt. En daarnaast zijn er meer bekende man-vrouw duo’s in de C&W-wereld zoals George Jones & Tammy Wynette en Porter Wagoner & (de jonge,1967-1976) Dolly Parton, van wie ik zelfs een hele box muziek heb met daarbij een imposant fotoboek.
Ik weet niet zeker of ik Ella Fitzgerald en de Ink Spots wel tot mijn rijtje van “Making Believe” artiesten mag rekenen. Hun lied heet “I’m Making Believe” en als ik ernaar luister, is het een totaal ander nummer. Blijven op mijn harde schijf over: Cab Calloway, Duane Eddy, Dolly Parton, Emmylou Harris, Floyd Cramer, Kitty Wells, Lefty Frizzell en Wanda Jackson. Met Conway Twitty & Loretta Lynn erbij kom ik op negen versies in mijn collectie.

Gelukkig was het maandag, gisteren dus, alweer veel beter weer. Het regende niet meer en zelfs liet het zonnetje zich weer even zien in de middag. De was, die ik eerder over stoelen en banken had verspreid, kon weer gewoon buiten hangen en was in een mum van tijd droog.
Gisteravond had ik enige moeite met de i in N.B. Nederlandse woorden. Is het minitieus of minutieus? Het antwoord is minutieus, “minucioso” in het Spaans, terwijl bijv. miniatuur wel met een e is. En hoe schrijf je lineaal, met een e of een i? Lineair is met een e, maar liniaal met een i. In het Spaans zeg je: regla.

Ik had met mezelf afgesproken dat ik deze winter niks verkeerds zou zeggen over de “feestmaand” december, maar een enkel woordje moet zo maar kunnen. Jullie in Nederland hoeven het engelenhaar, de lampkes, ballen en piek nog niet van stal te halen om een driehoekige boom mee te versieren, want je hebt eerst nog sinterklaas te vieren met tegenwoordig Pieten in alle kleuren van de regenboog. Pas over een week of twee is het bij jullie tijd voor Rudolf the rednose reindeer (“Rodolfo, el reno con nariz roja”) en de bejaarde baardman in rood pak met muts met zijn arreslee (trineo”) erachter. Dan pas mag de kerstman in Nederland op de buis en in de winkels weer mooi weer spelen.
Hier in Las Palmas bestaat San Nicolás niet en dus schroomt men niet om ons al in november met “papá Noel” lekker te maken. Laat ik in deze brief volstaan met te zeggen dat ik al mensen met een plastic kerstboom (“árbol de plástico de navidad”) over straat heb zien sjouwen. (Een echte “dennen”boom zou, als hij nu al zou worden opgezet, te veel gaan “ruzele”.)

Ik zag een foldertje liggen van restaurante Grill Casa Carmelo. Hun specialiteit is “carnes a la brasa”, gegrild vlees, op houtskool neem ik maar aan. Iedereen die naar Las Palmas komt, raad ik aan om daar eens te gaan eten. Het eten is er werkelijk “delicioso” en bovendien krijg je er geen “plato, maar een “platón” vlees geserveerd.
Casa Carmelo is een broertje van een visrestaurant hier aan de “puntilla”, het noordpunt van de stad. Het visrestaurant heet “La Marinera”, het is half overdekt en wie meer in vis dan vlees eten ziet, kan ik aanraden om daar maar eens plaats te nemen voor een visje op het droge, wel een “comida tipico Canaria, con productos frescos”. Persoonlijk vind ik de bediening bij La Marinera ietsje minder; de obers neigen ertoe om je bord te snel weg te pakken, als je net klaar met eten bent. Aan de andere kant zie ik de zaak wel als een van de betere eetgelegenheden in mijn deel van de stad.
Jullie willen namen van gerechten van La Marinera? Dan geef ik hier de namen van de diverse “tapas” en “raciones” die op de folder staan afgebeeld: “Ensaladas”, “croquetas”, “pulpo”, “gambas de ajillo”, “calamares”, “papas arrugadas” en (moeilijk te vertalen, een soort sardientjes?) “pejinos/longorones”. Duur zijn ze niet en uiteraard staat er ook een mooie “paello de marisco” op de kaart. Met Jorge en Trudie heb ik er lang geleden eens copieus geluncht, met Trudie solo heb ik er eens “vieja” gegeten, een vis die alleen hier in de buurt actief is (als hij nog “pez” heet en niet al “pescado”) en ik herinner me ook nog een gezamenlijke maaltijd met Eva, nadat we eerst net iets teveel sambuco gedronken hadden in een terras.

Hierbij verklap ik dat mijn rubriek uitgebreid Spaans onderricht de geest heeft gegeven. Doe het maar met kleinigheden zoals “gambas de ajillo”, gamba’s in de knoflook, en “paella de marisco”, paella van schelpdieren. Op deze dinsdag zo’n vijf weken voor “Nochevieja”, oudejaarsavond, beperk ik mij ertoe om jullie voor de komende dagen niet het weer toe te wensen dat ik het afgelopen weekend heb mogen verduren. Het is wel over hier, dat natte gedoe. Het leven is alweer zo aangenaam dat ik vanochtend in alle rust op mijn balkon kan plaatsnemen en daarna naar de universiteit kan bussen voor Jorge’s Panda en om deze brief naar jullie, godos, te versturen. Mijn volgende blog komt waarschijnlijk pas a.s. maandag, als ik toch naar de universiteit moet voor mijn huur aan Lluis. In the meantime, keep cool, “entrotanto, mantenga la sangre fría”, en tot ziens maar weer, a luego, PaulKXX (met twee kusjes, zoals dat hier hoort).

BOEKENBIJLAGE

Wie omkomt in de tijd, kan veel lezen. Afgelopen vrijdagochtend ben ik begonnen aan een boek van Ken Follett dat ik al in het voorjaar bij jullie onder de aandacht heb gebracht. Ik had toen het epische “World Without End” uit 2007 gelezen en zag dat op mijn e-reader nog een eerder middeleeuws werk van hem stond, “The Pillars Of The Earth”, in Nederlandse vertaling uit 1989. Daaraan ben ik vrijdag met voortvarendheid begonnen. Echter, het boek is 875 bladzijden dik en ik ben nu op ongeveer driekwart. Dus laat een bespreking ervan nog een brief op zich wachten.
Als doekje voor het bloeden vertel ik jullie wel alvast dat de man, geboren in 1949 in Cardiff, onlangs een trilogie heeft voltooid die t.z.t. zeker ook nog eens bij mij aan de beurt komt. Ik heb het over achtereenvolgens “Fail Of Giants” uit 2010, “Winter Of the World” uit 2012 en het onlangs verschenen, “Edge Of Eternity” uit 2014, een bestseller op dit moment. Dat wordt echt een klus! (En om onduidelijke reden moet “The Third Twin” uit 1997 er ook nog eens aan geloven; dat vind ik nog eens een mooie titel voor een boek.) Hoe dan ook, hier houdt mijn boekenbijlage voor deze brief al op.

vrijdag 21 november 2014

Weblogbrief 10.04, 21 november 2014

Weblogbrief 10.04, 21 november 2014

Distinguidos compadritos (ook: opscheppers), er is weer een week voorbij, een hele week, en dus is het hoog tijd om jullie weer eens bij te praten. Laat ik deze keer beginnen met een herhaling. In brief 10.01 vertelde ik jullie over een site, genaamd www.mestreechtertaol.nl.Die is inderdaad afgelopen dinsdagavond de lucht in gegaan, met dank aan Roger Weijenberg en de Veldeke Krink Mestreech. Er is een compleet Maastrichts woordenboek op te vinden en zelfs ook een grammatica. Hebben jullie de site al eens aangeklikt, er zelfs al op zitten neuzen? Ik ga hem vanmiddag nog eens uitgebreider bekijken en als hij bevalt, bij mijn favorieten zetten.

Zal ik dan nu vertellen over mijn weerzien met Noë? Nee, eerst zet ik een plaatje op. Harry maakte me de afgelopen zomer op zijn site attent op de Amerikaanse folkzangeres Gretchen Petersmet haar enigszins rauwe stem. In mijn intro dit jaar heb ik jullie vervolgens al een nummer van haar gegund,dat ik heel goed vind. Samen met Tom Russell zingt ze op echt voortreffelijke wijze “Billy 4” van oorspronkelijk Bob Dylan. Mijn oudere broer kwam afgelopen vrijdag, op haar 57ste verjaardag, met een mooie clip van haar aanzetten,“Guadelupe”. En laat ik nu dan maar bekennen dat ik me intussen al haar Cd’s eigen heb gemaakt op een na, “Northern Lights” uit 2008, die ik wel nog eens hoop te bemachtigen. Een overzicht Cd van Gretchen Peters, “Circus girl” uit 2009, heb ik eveneens in huis, maar laat ik me hier beperken tot alleen de originele studio-albums:
(1996) The Secret Of Life
(2000) Gretchen Peters
(2004) Halcyon
(2007) Burnt Toast &Offerings
(2009) One To The Heart, One To The Head (& Tom Russell)
(2012) HelloCruel World
Het is oprecht moeilijk kiezen welke Cd ik voor jullie in de schijnwerper ga zetten. De laatste van haar is bij mijn weten “Hello Cruel World” en laat ik die maar eens uitventen. Hier komen ze, de 11 liedjes van Gretchen Peters op die Cd:
01.Hello Cruel World
02.Saint Francis
03.The Matador
04.Dark Angel (&RodneyCrowell)
05.Paradise Found
06.Woman On The Wheel
07.Five Minutes
08.Camille
09.Natural Disaster
10.Idlewild
11.Little World
Uitschieters op de Cd vind ik Hello Cruel World, Natural Disaster en misschien vooral Five Minutes, dat ik ook als clip heb gezien en bewonderd. Het nummer duurt inderdaad vijf minuten en wat is het prachtig.

Dan wordt het nu tijd om Noë na een half jaar afwezigheid hernieuwd te introduceren. Afgelopen vrijdagavond een week terug troffen we elkaar weer eens op plaza Farray. Eerder had ik nog even met mijn Spaanse lerares Natalia zitten praten, die daar met haar dochtertje ook present was. Noë en ik namen plaats op zijn tegenwoordig favoriete terras in het hoekje bij de Doctor Grau Bassas, genaamd El Rincón De Velázquez (de zaken rechts ervan heten vandaag de dag achtereenvolgens Salmon, El Salitre en El Altillo). We mochten beginnen met elkaar over het afgelopen half jaar te vertellen, wat best een hele onderneming was. Daarna was het heden aan de beurt, voor mij o.a. het congres waarmee Lluis onlangs bij de pers hoge ogen heeft gegooid. Tussendoor kreeg ik van Noë nog eens het enige echte e-mailadres van Lorena aangereikt.
Ik vertelde hem over Herman Hesse en diens boek Siddhartha. Tot mijn verbazing had hij het (twintig jaar eerder)gelezen, hij had het als jongeman (hij is nu 37) zelfs goed gevonden. Hij was destijds best gecharmeerd van de asceten, samana’s, en zelfs was hij bekend met enkele andere boeken van de kennelijke Nobelprijswinnaar Herman Hesse.Dus kon ik het niet laten en vroeg ik hem of hij mij ter plekke een ander boek kon aanraden dat ik volgens hem perseeens moest lezen. Zonder omhaal noemde hij toen de Franse schrijfster Marguerite Yourcenar. Ik mocht voor hem kiezen uit een tweetal boeken van de tijdgenoot van Sartre en Simone de Beauvoir: “Memoirs de Adriano” of “Opus nigrum”. Ik ga me in ieder geval een van de twee aanschaffen, in het Engels of Nederlands en zal jullie er later nog eens mee lastig vallen.
Even later kwamen enkele vrienden van Noë aanschuiven op het terras. Allereerst noem ik hier Juli, 48 jaar, nagenoeg kaal. Hij is oorspronkelijk van Barcelona, Catalaans dus, in het A.B.S. zou hij Julio heten. Hij is bioloog van zijn vak en verdient zijn salaris in de botanische tuin op het eiland. Volgens Noë is hij daarnaast een eersteklas amateur kok. Van een komt het ander en dus ging ik met Noë afgelopen zaterdag bij hem “verkespu” eten; daarover hieronder meer. Ons gezelschap vrijdagavond werd gaandeweg nog uitgebreid met twee dames en twee andere heren. Het werd een gezellige bedoeling en pas om half 1 kon ik mijn bed in. Noë en een paar anderen gingen om die tijd naar de volgende “kaffee”. Hij zag zijn bed pas om 6 uur en dat was te merken ook de volgende middag.
Tussendoor vertelde Juli mij o.a. over diverse typisch Canarische gerechten zoals sancocho, pulpo en konijn met aardappeltjes. Toen ik hem voorhield dat ik aan het plaatselijke meelingrediënt “gofio” maar weinig aan vond, werd ik terecht gewezen. Gofio had een aantal varianten, oreerde hij, de zoete waar ik kennelijk niks aan vond, maar ik moest toch zeker ook eens bijv. de gofio escaldado proberen. Escaldado? Dat is volgens mijn woordenboek geblancheerd, met water overgoten.
Hoe dan ook, zaterdag ik werden Noë en ik om 2 uur verwacht bijJuli voor een portie “verkespu”. We spraken getweeën af op alweer plaza Farray en wat zag Noë er die middag besodemieterd uit. Vlakbij, tegenover een outlet van Maya, woonde Juli in een flat op drie hoog, heel mooi. Ik mocht eerst een uitgebreide blik werpen op zijn collectie kookboeken, waaronder zelfs eentje uit de 16de eeuw, wel in een nieuwe editie. Toen was het tijd voor de chips met een sausje, waarna we aan de keukentafel plaats mochten nemen. Eerst waren er lichtjes gebakken Canarische aardappeltjes met twee zelfgemaakte sauzen en als hoofdgerecht wam er zoals aangekondigd varkenspoot op tafel, “manitas de cerdo”.
Dat gerecht vereist een toelichting. Manitas, handjes, zijn de voorpoten van het varken, waar volgens Juli veel meer vlees aanzit dan aan de achterpoten. Ze worden eerst ontdaan van het bot en dan als opgezette hamburgers gebakken samen met bloedworst (maar geen morzilla). De min of meer ballen worden in een paella panomzoomd door een overmaat aan witte bonen in een pittige saus van diverse kruiden. De kruiden die Juli gebruikt, zijn afwijkend van die van de oorspronkelijk Catalaanse manitas gerecht. Bij het warme eten wordt een rode wijn en stokbrood geserveerd.
Ik had Juli vrijdagavond verteld dat wij van Maastricht onze varkenspoten met “knook” plegen (plachten) te eten bij een stevige erwtensoep. Daar drink je dan bij mijn wetenbier bij, desnoods een jenevertje, maar geen rode wijn. Om die reden had ik zaterdagmiddag een liter “zeer oude genever” van Bols bij me (te geef hier, voor 9.95 euro bij Big Ben). Daarvan namen Juli en ik een glaasje na afloop van onze maaltijd. Noë was nog niet toe aan eten, hij zat er enigszins wezenloos bij. Het enige dat hij naar binnen kon krijgen, was een blik Pepsi Zero. Pas toen wij op het einde aan het schavuitenwater zaten, kwam hij langzaam los. En tijdens onze koffie op het terras van El Rincón de Velázquez later op de middag begon hij weer echt op te leven.Ik gaf er om een uur of 6 de brui aan en keerde terug naar mijn balkon, pardon loggia.

En dan heb ik nu een raadseltje. Van wie is onderstaande uitspraak: “Un hombre vale por tantos hombres cuantos idiomas posee”. Ik zag hem staan op de gevel van boekenzaak Idiomátika op plaza Farray. Het is wel een vertaling; oorspronkelijk is de uitspraak in het Duits. De oplossing geef ik verderop in deze brief.

In mijn vorige brief had ik het kort over een te houden demonstratie tegen oliemaatschappij Repsol. Tot mijn verrassing kwam ik die vrijdagavond, op weg naar Noë en plaza Farray, tegen, toen ze over de boulevard trok. Het was een gezelschap van enkele honderden vooral jongeren die het er bepaald niet mee eens zijn dat de overheid, de Partida Popular is aan de macht, aan oliemaatschappij Repsol een vergunning had verleend voor proefboringen naar olie in de buurt van de Canarische eilanden. AQUÍ VIVIMOS, AQUÍ DECIDIMOS. NO A REPPSOL (met twee P’s), was de slogan waarmee ze aandacht vroegen. Daar is godbeterhet geen woord Frans bij.
BR> Op de hoek van de Presidente Alvear en de Isla de Cuba, vlakbij Santa Catalina, ligt een discotheek genaamd LONDON. Het is natuurlijk de bedoeling dat de klanten zich daar binnen ophouden, maar een mens wil wel eens even buiten staan, bijv. om een sigaretje te paffen. Als je daar dan toch bent, kun je de conversatie er net zo goed voortzetten. En daar hebben de buren weer last van, die van hun rust gediend zijn. Om de discogangers in toom te houden is de buitengevel verrijkt met borden, met als tekst: “Respetan el descanso de los vecinos. La discoteca esta ensonorizada, el exterior ¡NO!” Er is ten overvloede een tekeningetje bij, waarop iemand in bed ligt.
Of het helpt, betwijfel ik eerlijk gezegd ten zeerste. Ik heb een paar jaar terug iets dergelijks gehad tegenover mijn deur aan de Luis Morote: café El Escudo dat in de kleine uurtjes open was en dan de nodige bezoekers trok. Ook daar stond dan geregeld een gezelschap voor de deur te roken en te kletsen. Daar werd zelfs ik af en toe eventjes wakker van. Ik was blij dat het op last van de politie gesloten werd.

Mijn winkel gespecialiseerd in stripverhalen, “El desvan del leprechaun”, is deze zomer verhuisd naar een plek verder op in dezelfde Isla de Cuba. Dit is, denk ik, het adres hier voor jullie “comics, figuras, juegos, merchandising, cartas, libros y muchos más...” Ook moeten jullie zeker eens naar de “desvan” (vliering) voor idem dito “peliculas, novelas, pósters”, noem maar op.
Op de ramen staan vele stripfiguren levensecht afgebeeld. Ik heb iets met Kuifje, Tin-tin, ben zelfs de trotse bezitter van alle Kuifje-boeken. Kuifje staat met Bobby natuurlijk ook op een ruit. Ervoor op de tekening ontwaar ik zowaar het politie duo Jansen & Jansen gekleed in een ouderwets badpak. Bezienswaardig!

Dinsdagmorgen dacht ik: laat ik weer eens uit de losse pols iets over mijn stukje Luis Morote vertellen. Op de hoek met de Vientinueve de Abril liggen de twee Topaz-winkels. De winkel die ik vanaf mijn balkon kan zien, heeft een etalage met “Dolce” erop en twee uitnodigende foto’s achter de ruit. Dolce, begrijp ik van afstand, is de nieuwe naam voor Dolce Gabrana, een van de vele eau de toilette, parfum c.q. after shave merken, waarmee Topaz zijn brood verdient. Ervoor is het een drukte van jewelste. Als ik het wel heb, dient het wegdek dan wel het riool daar nodig eens gesoigneerd te worden. Een dikke man in een geel hesje en gelukkig met oorbeschermers op is om 10 uur druk doende om met een drilboor de buurt klaarwakker te houden, zo erg dat zelfs ik me van mijn balkon verwijder om binnen aan dit stukje te schrijven. Het zal wel even duren, voordat het gebrul op zeg 25 meter afstand weer gaat ophouden. Het wordt tijd dat ik me maar eens moet gaan douchen.
Jullie willen eerst nog een tweede couleur locale verhaaltje? Dan ga ik eens het ochtendgekeuvel bij mij voor de deur memoreren. Dat komt niet alleen van de gasten van Nuevo Murias, voorheen Carlos, bij mij beneden, waar je vanaf 7 uur voor je consumptie terecht kan, maar zeker ook van de ruime zitbank ertegenover. Daar zitten,of het niks is, steevast ’s morgensvroeg al mensen hun ding te doen. En vanaf ongeveer kwart over 8 hoor ik er ook moeders en oma’s kletsen, terwijl het kroost in de autovrije straat speelt. Om even voor half 9 is dat voorbij, als de kinderen naar de katholieke school bij mij naast gaan. Even later nemen wel weer de nodige begeleiders plaats bij Carlos voor een cortado of andere koffie. Een gezellige drukte is het bij mij voor de deur op de vroege ochtend.>BR>
. Dinsdagavond las ik Trudie’s e-mail met (o.a.) haar verhaaltje dat ze net de winterbanden op haar auto had laten zetten. Koud en nat was het in Maastricht. In kon het niet laten om haar terug te mailen dat hier ’s middags de zon zo fel had geschenen dat er bijna een gat in de bodem van het balkon zat.
En toen werd het woensdagochtend. Ik zat net aan mijn koffie, toen het betrok en de regen in bakken naar beneden kwam. Vooruit, het bleef boven de 20 graden, maar tot in de middag was het weer om kletsnat van te worden. Op straat bij mij voor de deur zag ik zelfs de nodige paraplu’s verschijnen. Het was echt een dag om een hele ruk in mijn tweede boek te maken. Dat boek, zie verder beneden, is 700 bladzijden dik, en dan moet je wel doorlezen om het in minder dan een week uit te krijgen. Overigens, op de donderdagavond en -nacht was het opnieuw prijs. En toch, nu op vrijdagochtend is alles weer pais en vree en zie ik het terras van Carlos weer vol zitten.

Wat is die Gretchen Peters een uit-de-kunst singer-songwriter, herhaal ik nog maar eens. Ik ben echt in mijn sas met al haar Cd’s. Tegelijkertijd doet verandering van spijs eten en dus geef ik jullie als toegift nog een andere Cd. In 2012 werden we, en ik in de afgelopen zomer, verblijd met een hele mooie, genaamd “Sing The Delta”. Ze is van de toen 51-jarige Iris DeMent, met een stem à la Dolly Parton. Hetis haar vijfde na “Infamous Angel” in 1992, “My Life” in 1993, “The Way I Sound” in 1996, daarna een hele tijd niks behalve in 2004 nog een Cd met gospel (“Lifeline”). Maar goed, de laatste, uit 2012, heb ik geconfisqueerd en hier zijn de nummers van dat pareltje van alweer een Americana-zangeres:
01.Go on aheadand go home
02.Before the colors fade
03.The kingdom has alreadycome
04.The night I learned hownottopray
05.Sing the delta
06.If thatain’t love
07.Livin’ on the inside
08.Makin’my way back home
09.Mornin’ glory
10.There’s a wholelotta of heaven
11.Mama was alwaystellin’ her truth
12.Out of the fire
“Sing the delta” van Iris DeMent is alweer alleszins de moeite waard volgens mijn onbescheiden mening. Op YouTube komt ze nogal verlegen over, maar ze heeft een stem als een klok. Jullie moeten maar eens luisteren naar bijv. “Mornin’ glory”, “Out of the fire” en vooral “The night I learned how not to pray”. Veel melodie heeft dat laatste nummer niet, maar echt indrukwekkend is het. Ik gaook nog eens achter de andere albums van Iris DeMentaan.

Terug naar de librería voor talen op plazaFarray, tegenover El Rincón De Velázques. Enigszins vrij vertaald staat er op de gevel daar: Als mens tel je meer mee, als je de talen van meer mensen beheerst. Volgens de boekwinkel is het een zinnetje van Goethe.

Ik heb - naast mijn bank- en spaarrekening bij Triodos en een spaarrekening bij ASN – ook een Spaanse, bij de BBVA. Daarop stort de universiteit van Las Palmas braaf iedere zomer het geld van mijn vliegtuigen hierheen en terug, omdat ik Lluis wel eens help met een of ander en ieder jaar bij mijn afscheid in april een praatje (voor de vaak) houd. Ik heb tot dusver nooit enig geld van mijn BBVA-rekening afgehaald; het bedrag is opgelopen tot boven de 6000 euro.
Vandaag de dag probeert de BBVA mij en allerlei andere Palmezen over te halen tot een pensioenplan, er geen rekening mee houdend dat ik de 65 al enkele jaren gepasseerd ben. “Acuérdate de tu futuro”, heet het, sluit een overeenkomst met je toekomst. Voor wie daar positief tegenover staat, zegt de bank erbij: “Somos expertos en ayudarte a planificar tu jubilación”. Experts, hoe zo?

Aan het stukje boulevard dat hier “la puntilla” wordt genoemd, zit een zijstraat vast die volgens mij al Naval heet. Sinds deze zomer is er best groot restaurant gehuisvest, typisch Spaans met allerlei foto’s van stierenvechters aan de muur. Als ik er donderdagavond om een uur of 7 langs loop, zit er helemaal niemand te eten. Alle tafeltjes zijn (nog) onaangeroerd; er zijn wel (al) borden en bestek op te vinden. En overal staan ook flessen rode wijn, best uitnodigend. Het personeel is intussen bezig om het voor elkaar plezierig te maken.Willen jullie een naam? De zaak heet “El camarote del toro”, de woning, hut van de stier.
En zo kom ik vanzelf op allerlei woorden die met “cama” beginnen Het zijn er teveel op allemaal op te noemen. “Cama” zelf is het Spaanse woord voor bed. En een “cámara” is niet alleen camera, fototoestel (zoals in “camarógrafo”, cameraman) maar is ook een zaal. Een “camara de terror” bijv. staat voor een spookhuis. Uiteraard is een “camarero” een ober, als het om een vrouw gaat, heet ze “camarera. Wisten jullie al dat een kameleon hier een “camaleón” is, met een tweede a (maar wat is een kameleon?)? En wat een “camarada” is, moge bekend zijn, een vriend, man of vrpouw. Maar wat is een “cámaron”? Dat is een soort garnaal en ook de naam van een van de bekendste flamenco-zangers van Spanje. Er zijn nog zeer veel meer woorden die met “cama” beginnen. Zal ik nog een laatste doen om het af te leren? Een “camaruta” is Spaans voor een animeermeisje, een gangbaarder woord is overigens “alternadora”. Dat lijkt me wel genoeg voor mijn Spaanse lesje van deze week.

Mag ik het daarbij laten? Ik wens jullie, Trudie voorop, een prettige voortzetting met het maken van sinterklaasgedichten de komende weken en het uitpluizen van www.mestreechtertaol.nl. Van Eva, JW, Lux & Dalí, die nu helemaal in Zuid-Afrika zitten, had ik graag een foto toegestuurd gekregen waarop ze samen met een leeuw of olifant, anders toch op zijn minst een krokodil of giraf staan afgebeeld. En ik wil deze keer geen bordje van Artis op de achtergrond. Mijn volgende brief komt volgende week donderdag 27 november of anders vrijdag, de 28ste. Intussen heb ik hier in mijn “amarillo canario” zonnetje niets te klagen. Tot kijk, hasta la vista, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Mijn eerste is er een van het thrillerduo Nicci Gerard en Sean French, opererend onder het nauwelijks meer pseudoniem Nicci French. Ze zijn in 2011 aan een nieuwe serie boeken begonnen met psychiater Frieda Klein in de hoofdrol. Er zijn er minstens vijf beloofd en de eerste heet Blue Monday. De plaats van handeling is in een “cold, windy, crowded, moderate country”, te weten de “teeming, dirty, noisythrobbingcity” Londen.
Frieda Klein raakt via een zijstap, patiënt Alan Dekker, betrokken bij de vermissing van een jongetje, Matthew Farraday. Bij de politie is vooral DCI Malcolm Karlsson ermee bezig, met zijn DC Yvette Long. Gaandeweg wordt ook een veel eerdere vermissing, van Joanna Vine, weer uitgebreid opgerakeld. Hoe komen de psychiater en de politieman op het spoor van de dader(s)? Daar is een beetje een kunstgreep voor nodig. Met enige hulp van o.a. tweelingexpert Professor Bounty gaat het echter de goede kant op. Daar kunnen bijfiguren in het boek zoals Olivia, Chloë, Reuben, Paz, Jack en zelfs Jozef Morozov alleen voor hun petje voor afnemen. En ten slotte (zie p.399) blijkt het leven, zoals steeds, toch weer anders in elkaar te zitten dan wij denken.
Ik vind het verhaal van “Blue Monday” af en toe best uit een hoge hoed getoverd (Waar komt Dean ineens vandaan? Wie is Terry precies? Hoezo zit Matthew verstopt op een begraafplaats?), maar wat wordt het intens mooi verteld door Nicci French. Ik heb het boek met “goesting” tot mij genomen en misschien vergeet je als lezer dan wel een aantal rare links. Voor dit spannende boek van Nicci French heb ik als recensiecijfer, ondanks de toevalligheden, een volle 8 over. En ik ga de opvolgers ervan, te beginnen met “Tuesday’s Gone” zeker ook eens lezen.

En dan heb ik nog een tweede boek ter recensie van maar liefst 700 bladzijden. Het is van Elisabeth Kostova, geboren in 1964, en het is haar debuutroman “The historian” uit 2005, in het Nederlands “De historicus”. Vooral Zuidoost-Europa wordt royaal erin bedeeld, landen als Hongarije, Roemenië, Bulgarije en Turkije. Hoe kan het anders dan in een waar epos over de vijftiende-eeuwse Dracula.
Toch speelt het boek niet in 1431-1476, de jaren dat Vlad III Tepes, de Spietser leefde. Het boek speelt vooral in drie periodes in de twintigste eeuw. Ik begin rond 1930 als de jonge Bartholomew Rossi zijn eerste naspeuringen naar Dracula doet, o.a. in Istanboel, en daarmee snel weer stopt. Hij ontmoet dan wel ook zijn geliefde in Roemenië die een kind van hem baart, Elena, Helen. Dan is er de periode vlak voor de Hongaarse opstand, 1954, als historicus Paul, promovendus bij Rossi, kennismaakt met Helen en zij samen een hernieuwde poging doen om de graftombe van Dracula te ontdekken en de nodige vampieraanvallen te bezweren.Vooral hun zoektocht komt in het boek uitgebreid aan bod, te beginnen met het verdwijnen van Rossi en daarna gaat hij echt van land tot land, van Turkije (Turgut Bora, Sekin Aksoy) via Hongarije (Eva Orban, moeder Getzi) en Roemenië naar Bulgarije (Anton Stoichev, Krazimir Ranov en het klooster van Sint Joris) om te eindigen bij in de Franse Pyreneeën. Ten slotte is er ook nog een derde verhaal dat speelt in 1972 of zo, te beginnen in Oxford bij Master James thuis, waar Paul verdwijnt en de dochter van Paul en Helen, de ik-persoon van het boek, zich met een Oxfordse jongeman, Barley, eveneens naar de Pyreneeën spoedt, naar het bij Les Bains gelegen klooster van Saint Matthieu.
Komen er ondoden, vampiers op de weg van de verscheidene hoofdpersonen? Is er nog een kans dat prins Dracula van Walachije zelf, de destijdse gezworen vijand van sultan Mehmet II, zelf nog zijn rol speelt in het verhaal? Wie verder komt dan blz. 628, gaat het wellicht nog meemaken.
Daarmee eindigt mijn synopsis. Ze is maar mager, maar, echt waar, “De historicus” is een aaneenschakeling, 700 bladzijden lang, van spanning, waarbij bijv. Bram Stoker’s boek Dracula uit 1897 een luchtig vertelseltje is. Wat heeft Elisabeth Kostova een mooi boek geschreven! Het woord bloeddorstig krijgt voor mij deze week een heel andere lading. Ik beloon “De historicus”met een 8½, heel goed. En het tweede boek van Elisabeth Kostova uit 2009, “The Swan Thiever”, wilik later ook best eens ter handnemen.

vrijdag 14 november 2014

Weblogbrief 10.03, 14 november 2014

Weblogbrief 10.03, 14 november 2014

Amados neerlandeses, het is alweer vrijdag en vanavond krijg ik Noë na ruim zes maanden onthouding weer eens te zien. Eerst ga ik deze brief aan jullie posten. Hup, daar is-ie. Ik hoop maar dat jullie er enige lering uit willen trekken of anders toch enig plezier aan willen beleven. ¡Vamos!

In mijn eerste brief van deze winter was ik zo vrij om bij voorbaat mijn voorkeur kenbaar te maken voor “Wee bringk nog ’n weurs nao Klara?” als carnavalsliedje 2015 in Maastricht. En natuurlijk heeft “Klara”gewonnen, de ode aan (kennelijk) een heilige uit het Italiaanse Assisi, waar ook Sint Franciscus met zijn vogeltjes furore heeft gemaakt. We gaan van Assisi naar Heugem; in een bomvolle zaal daar werden Jean & Jack (vader en zoon) Debruin afgelopen zondag gehuldigd als makers van de meezinger. Daarbij moet bovendien Eric Cruts niet vergeten worden als zanger. Ik heb wel eens minder gehoord, het is best een aardig nummer. Op het internet zag ik trouwens Marie-Ange, de dikste van de twee dames van XXL, ook nog over het podium dansen. Het moet in Heugemeen waar feest geweest zijn.
Had ik de uitverkiezing met terugwerkende kracht al in mijn vorige brief moeten opnemen? Nee, ik heb even gewacht tot nu, maar hier is wel de complete tekst van het nummer:
(Couplet 1)
Eus pekskes die zien veerdig. De prins is al bekind.
Nui glazer stoon in doeze. De cent zien al gepind.
Meh ei dingk is neet zeker. Dao is niks aon te doen.
Dus goon veer nao de slachter. En vraoge gans gewoen:
(Refrein)
Wee bringknog ’n weursnaoKlara?
Die beit daan veur good weer.
Wee bringk nog ’n weursnaoKlara?
Zoe stumpke heet zie toch zoe geer.
Kriege veer daan zon of rege?
Klara deit dat op häör meneer.
En höbbe veer die daoggood weer gehad
Bring iech ’t koumendjaor
Weer e weurskenaodeesjat.
(Couplet 2)
De sjmink ligk op d’n aonrek. En pruke zien gekoch.
Mestreech is d’r weer klaor veur. Get sjoens hingk in de loch.
Meh ei dink is neet zeker. Dao is niks aon te doen.
Dus goon veer nao de slachter. En vraogedaogewoen:
(Refrein)(2X)

Dat heb ik weer eens netjes afgehandeld, toch. En dan ga ik met permissie nu naar mijn eigen muziek. Kenners van Amerikaanse popmuziek zijn uiteraard bekend met Steve Earle. Die heeft zoveel mooisgemaakt dat ik hem hier zeker nog eens voor het voetlicht ga brengen. Ik heb op DVD ook een mooie documentaire over hem gezien, waarin hij o.a. door Manhattan-Zuid loopt en een eerbetoon brengt aan de jonge Bob Dylan.
Weten jullie dat Steve Earleeen zingende zus heeft? Ze heet Stacey, zingt eveneens folk en heeft in totaal, bij mijn weten, vier albums op haar naam staan, allemaal nog van redelijk recente datum. Haar broer was ruim tien jaar eerder al aan de weg aan het timmeren. De eerste twee albums maakte Stacey bij mijn wetenals soloartieste en daarna nog twee samen met ene Mark Stuart. Ik heb ze alle vier:
(1998) SimplyGearle
(1999) Dancin’ With ThemThatBrung Me
(2003) Never Gonna Let You Go
(2005) S & M CommunionBread
Moet ik een voorzichtige voorkeur uitspreken, dan geef ik, met dank aan de top 100 van Jan Donkers en ook omdat nou eenmaal iets met eerste platen heb, haar eerste een beetje extra krediet. Hier zijn de dertien nummers van de CD“SimplyGearle”:
01.Waiting
02.Wedding Night
03.Tears ThatSheCries
04.Next Door Down
05.Silly You (Sweet Peggy)
06.Simply Gearle
07.Losers Weep
08.Cried My Heart Out
09.Weekend Runaways
10.Show Me How
11.If It Weren’t For You
12.On My Way (For Frances)
13.Just Another Day
Mijn hele leven al denk ik dat aanleg eigenlijk veel belangrijker is dan omgeving. Het had niet veel gescheeld of ik was na mijn afstuderen als arts in 1973 doorgegaan met erfelijkheidsleer (d’r zit in geneticus in mij verstopt) en niet met milieugeneeskunde. Hier is mijn vraag: zou het ook voor muziek maken gelden, dat aanleg het belangrijkste is en dat die aanleg vooral in bepaalde families zit? Stacey Earlemag gelden als een sprekend voorbeeld: ze doet met haar muziek niet onder voor haar beroemde broer Steve, vind ik.

Hoogtepunt van deze doordeweekse week was misschien wel mijn gang naar het congres over voeding en volksgezondheid afgelopen woensdag. Lluis moge dan geen kampioen onderzoeksmethodiek zijn, aan de weg timmeren doet hij. Het hier gehouden congres, van zondagavond tot en met woensdag, bracht de nodige coryfeeën naar de stad. Ik zat op de woensdag eerst een serie van vier lezingen uit naar voeding en geestesziekten, onder leiding van Almudena en met Cristina als een van de sprekers.
Vandaag de dag heeft iedereen wel toegang tot het een of andere cohort, case-controlling is uit, en daaruit worden dan af en aan stukjes als nieuw werk gepresenteerd. Als je ziet hoeveel verschillende psychische factoren een rol kunnen spelen bij het ontstaan van depressies e.d., vraag je je in arren moede af, hoe je die onder controle moet houden in een niet-experimenteel voedingsverhaal. Geen van de vier sprekers had het serieus over residuele confounding; men vertrouwde op zijn logistische regressies als waren dat wondermiddelen.
Om half 1 was het debat met Harvard-professor Walter Willett, waarvoor ik me met name naar het congres had begeven. Het stond onder leiding van Miguel Ángel Martinez uit Navarra, toch niet de minste epidemioloog. Willettmocht als eerste spreken, maar hij had zijn verhaal als verdediger van cohortonderzoek slecht voorbereid, hij sloeg ook een hele rij dia’s in zijn praatje over en iets nieuwers dan “RCT’s zijn belangrijk, maar cohortonderzoek ook” kwam niet over zijn lippen. Zijn opponent was niet ik (helaas), maar ene Joan Sabaté uit een nogal alternatieve universiteit, Loma Linda, uit de buurt van Los Angeles. (ik ben er zelf eens geweest) Die had best wel een patent verhaal over de voordelen (en ook nadelen) van gecontroleerde experimenten, maar ook hij kwam tijd tekort. Vervolgens kregen zowel Willett als Sabaté nog vijf minuten om op elkaar te reageren, wat ze nauwelijks deden, en daarna was er nog maar tijd voor één enkele vraag uit de zaal (over collineariteit). Een echt debat was het dus niet en werd het ook niet.Eigenlijk vond ik het maar niks. Willett ging na afloop van het debat direct weg; ik heb hem woensdag op het congres niet meer gezien. Met Sabaté heb ik later nog bij de lunch een kwartiertje zitten praten, best een aardige gast.
’s Middags was ik eerst getuige van de beste vier zaaltjeslezingen van het congres, maar daar vond ik eerlijk gezegd maar weinig aan. Daarna kwam de slotsessie, met voor mij twee mooie verhalen (van de vijf). Eentje was van ene Martorell over vooral de Lancetserie verhalen van januari j.l. (die ik voor mijn praatje hier in april gebruikt heb). De andere van ene Binks uit Lubbock, Texas over de rol van de industrie en de soms onterechte aanvallen op onderzoekers (“ad hominem”) die wel mooi onderzoek doen, maar met geld van de industrie.
Om even over 5 stond ik weer buiten. Ik ben nog eerst naar de Carrefour in Las Arenasgeweest om enkele voedzame levensmiddelen in te slaan alvorens terug te keren naar de vertrouwde omgeving van Las Canteras en de Luis Morote.

Jullie weten hopelijk wat het Spaanse woord “playa” betekent: strand, in één keer goed. Ik woon op een steenworp van de “playa de Las Canteras”. Maar wat is “plaga”? Volgens mijn Spaanse dictionaire is dat een epidemie, een plaag. En zo kom ik vanzelf op een royale aankondiging van de firma Seranca, gespecialiseerd in “servicios antiplagas de Canarias”, “avanzados en higiene ambiental”. Vooral “infecciones de grandes espacios” moeten eraan geloven, als Serancazijn kans krijgt. De slagzin van de firma is: “¡Me chifla!”. Wat is dat nou weer? “Chiflar” is fluiten, maar “me chifla” denk ik staat meer voor: ik ben er gek op?
Een allochtoon blijf ik hier, zeker wat de taal betreft. Heel veel verder dan “me gusta” en “me encanta” kom ik nog steeds niet, als ik onder Canariërs ben.

Zoogdieren die min of meer van mijn grootte zijn, zoals kippen, konijnen, honden, kalfjes, paarden e.d., laat ik met plezier vrij rondlopen, zoveel vegetariër zit nog wel in me. En als ze dood moeten, eet ik ze het liefste zo compleet mogelijk op. Wat is er tegen een varkentje als huisdier of een of ander rund om dieven uit de tuin te houden? Echter, na de slacht is er m.i. niks op tegen om naast bijv. een gebakken poot (pataasada) of een kotelet (chuleta) ook eens je tanden te zetten in een stuk maag, wel schoon en opgewarmd graag.
Zo kom ik bij “callos”, een m.i. smakelijk Spaans gerecht (net als de Franse tripes Provençales). Ik persoonlijk vind de “callos” van de Hiperdino hier het lekkerste; die komt van een firma Frimacha uit Andalucië. De belangrijkste ingrediënten zijn “estomagos, morros y patas de vacuno”, magen, snuit en poten van het beest, klaargemaakt “estilo casera”. Terzijde, “morro” (van de Carrefour, de originele tête de veau) is evenmin te versmaden en horen in een “callos” niet ook dunne en dikke darmen thuis? Volgens de verpakking hoef je het spul maar even op te warmen en aanvallen maar.“¡Excelente!”

En dan zag ik, op diverse plaatsen, een mooie advertentie van alternatieve energie. “Creemos en la energía de este país”, lees ik, met op de achtergrond twee jonge mensen met rugzakken, duidelijk op weg naar een of meer geocaches. “Por eso endesa va a concentrar todo su esfuerzo en España”.Zit er toch weer een mega gas- en elektriciteitsfirma achter, Endesa. Hoe komt dat toch, dat - ook hier - de landelijke overheid zijn diverse energiebronnen, niet alleen olie, aan Shell e.d. verkwanselt?
In dezelfde stijl heb ik er nog een. De boot met platform van olieboer Repsol, een Spaanse Shell, komt vandaag in Las Palmas aan, bij de ingang van de haven, aan de rotonda de Belén Maria. In een pamflet van de groep “Canarias dice NO a las petroleras”, dat ik gisteren in handen kreeg, word ik vriendelijk, doch dringend opgeroepen om hem, de boot, een verkeerd welkom te geven. Helaas heb ik bezigheden elders, maar anders…

Nog weer een ander onderwerp. Alsof het expres is, vergeet ik altijd iets mee te nemen op mijn reis naar Las Palmas. Deze keer ben ik mijn woordenboekje Canarisch-Spaans vergeten. Dus kan ik jullie dan niet verrassen met enkele Canarische woordjes? Wel toch! Daarvoor hoef ik alleen maar op de bekende Ortega suikerzakjes te kijken. Ik heb er drie voor jullie:
Cambado. Dat is dialect voor: krom, hypocriet
Destupir.Dat staat voor ontstoppen, vrijmaken van de waterloop
Tanganazo. In één teug opdrinken, zegt mijn suikerzakje

En met deze Canarische verzuchtingen eindig ik mijn derde brief aan jullie. Van Lux &Dalí heb ik deze week een prachtige tekening per post gekregen, van twee eekhoorntjes met daarnaast een ijskast vol nootjes. Ga zo door, dames; de tekening hangt pontificaal op mijn prikbord. Ik wens jullie samen met je papa en mama een uiterst diervriendelijke vakantie toe in Zuid-Afrika de komende drie weken (en toch nog een sinterklaascadeautje, als jullie op 5 december, surprise avond, terugkomen in Nederland). Jullie, mijn andere neerlandeses mogen alvast uitzien naar mijn volgende brief, die waarschijnlijk over precies een week verschijnt. Tot t.z.t., a luego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Ik weet niet of ik nog aan een tweede toekom, maar hier is “The seduction of water” van Carol Goodman. Hebben jullie nog niet van haar gehoord? Ze is Amerikaanse, geboren in 1959. Dit is haar tweede boek, na “The lake of dead languages”, en ze kreeg er zowaar een Hammettprijs voor, de beste literaire thriller van 2003. Het boek speelt in New York City.
Laat ik beginnen met iets te zeggen over sprookjesvertelster K.R. LaFleur in het boek, die eerst “The broken pearl” schrijft en daarna “The net of tears”. Het zijn allebei verhalen over een “selkie”, volgens mij is dat een zwaan, maar mijn woordenboek laat me compleet in de steek. Er zou nog een derde boek van K.L. LaFleur moeten volgen, “The selkie’sdaughter”, maar dat is er nooit van gekomen; iIn ieder geval is het nooit in druk verschenen. “The net of tears” is een halsketting met parels (teruggaand op Catarinadella Rosa?) die eveneens maar niet boven water wil komen. K.R. LaFleur, eigenlijk Kay Greenfeder, woont vele jaren tot haar vroegtijdige dood in hotel Equinox in Brooklyn. Daar werkt ze eerst als kamermeisje en daarna wordt ze de echtgenote van manager Ben.
Veel later, in het heden, gaat de dochter van de schrijfster, Iris, 36, lerares Engels en later de nieuwe manager van het hotel, op zoek naar het missende boek en de ketting. Als beginnende schrijfster krijgt Iris van doen met o.a. tante Sophie en tuinman Joseph, tijdschriftuitgeefster Phoebe Nix en haar ouders en oom Harry Kron, literair agente Hedda Wolfe, en de nodige van haar studenten Engels, zoals Amelie, Gretchen, Irao, Natalie en Paloma.Een speciale vermelding in “The seduction of water” heb ik voorex-gevangene AidanBarry, omdat Iris, na een jaren lange verhouding met kunstenaar Jack, op hem valt. Een laatste naam die niet onvermeld mag blijven, is die van Rose McGlynn, devriendin van LaFleur/Greenfeder, en haar broer John. En een thriller is een moordboek, dus vallen er de nodige doden te betreuren in de loop van het verhaal.
Als interludium verwijs ik naar Santa Catalina, een heilige die de vrouwen ervan moet behoeden om met de verkeerde man te trouwen. Ook wijs ik hier op de Mariakerk van de Sterre der Zee in Brooklyn. Ik vermoed dat mijn ex Wil toch ongelijk heeft, als ze schrijft dat het Stilla Maris, druppel der zee, moet zijn en niet Stella Maris.
Wat vind ik van “The seduction of water”? Het is in werkelijk schitterend Engels geschreven. Daarnaast is het ouderwets onderkoeld en is het er eentje waar de sfeertekening en spanning vanaf druipt. Ik geef er een 8+ voor, een hoog cijfer, jawel. Wie genoeg Engelse bagage in huis heeft, moet het zeker in het Engels lezen. Ik ga later zeker nog eens een boek van Carol Goodman proberen.

Op de valreep heb ik nog mijn mening klaar over een tweede boek, wel een kleintje (150 blz., grote letters). Tot de vaste klanten van café de Poort in Maastricht hoort ene Edwin. Hij iseen begenadigd dwarsfluitist en verdient zijn dagelkijks brood als radiotechnicus bij L1. Met hem heb ik op het terras afgelopen zomer een aantal keren over Americana muziek zitten praten, waar hij het een en ander van weet. Tussendoor raadde hij me op een avond aan om een boek van Herman Hesse te lezen: “Siddhartha”. Het boek is, als ik het wel heb, uit 1922, maar in Nederlandse vertaling van 1969. Ik kocht het tweedehands via Bol.com.
Het verhaal over het leven van Siddhartha, de zoon van een priester, speelt in India. De man is best slim en de vraag is wat hij met zijn leven doet. Eerst past hij keurig in zijn vaders opvoeding, maar als hij tiener af is, wordt hij een rondtrekkende asceet, een bedelende samana. Dan komt hij Gotama tegen, de Boeddha. Die vindt hij het toonbeeld van vrede, maar een volgeling van hem wordt hij niet (zijn vriend Govinda wel). Zelf kiest Siddhartha voor een veel aardser leven; hij wordt een rijke en hebzuchtige koopman, met een vriendin Kamala. Als ook dat leven hem na jaren niet meer bevalt, komt hij (opnieuw) bij een veerman terecht, Vasudeva, die hem leert om naar de rivier te luisteren en daar zijn wijsheid vandaan te halen. Op het eind blijkt Siddhartha van Kamala een zoon te hebben die dezelfde dwarse weg wil bewandelen, net zoals hijzelf vroeger zelf deed.
Heb ik aldus een eerlijke samenvatting van het boek gegeven? Het is anders doorspekt met raadgevingen en adviezen die ik maar moeilijk kan vatten. De laatste bladzijden blijf ik zelfs bij herlezing onbegrijpelijk te vinden. Tant pis! Enne… ik heb eerder met jullie afgesproken dat ik, als ik iets niet begrijp, dat vooral aan de schrijver wijt. Het boekje “Siddhartha” krijgt dus een onvoldoende van mij.

maandag 10 november 2014

Weblogbrief 10.02, 10 november 2014

Weblogbrief 10.02, 10 november 2014

Querid@scompañer@s(de Holanda), na regen komt zonneschijn en na brief 1 volgt als vanzelf brief 2. Ik beloofde jullie vandaag een nieuw schrijven en hier is het. Ik begin deze keer monter met een aankondiging van de lokale bierfabrikant Tropical. Die produceert een bier waar de firma Heineken nog wat van kan leren. Onlangs kwam Tropical met een variant op de markt die ik ook bij Nederlands bier al gezien heb: TropicalLimón. Het is weer eens wat anders, unamezcladiferente, ik ken het al van bijv. Amstel Radler. Het enige dat ik minder geslaagd aan het citroenbier vind, is dat het maar 2 procent alcohol bevat. Persoonlijk zou ik de gangbare 4 à 5 procent aangehouden hebben. Echter, smaken doet het bij een Canarisch zonnetje, dat heb ik de afgelopen dagen al een paar keer mogen ervaren.

In mijn vorige brief vertelde ik jullie over het dicht zijn van café Santa Catalina. Ik voorspelde tevens een snelle doorstart en die is er al. De omgeving van het café is, net als het standbeeld van Lolita Pluma, verrijkt net een perkje en opzij daarvan staan nou de nieuwe stoelen en tafeltjes van “La Alemana”. Ik vind de stoelen eigenlijk een beetje aan de krappe kant, meer iets voor “smaalbetsers”, maarhosanna, de eer van het plein is gered.

Muziek! De vorige keer kwam ik met iets Portugees, dan is nu Cuba aan de beurt. Tussen de vele aanwinsten uit dat land is er een van GuillermoPortabales die ik met graagte aan jullie voorleg. Diens “Al vaíven de mi carrera” was de afgelopen maand steeds niet beschikbaar bij het Rotterdamse Muziekweb, maar zijn “El Carretaro” heb ik toch maar mooi kunnen lenen. Hier zijn de zestien nummers van die plaat.
01.El Carretero
02.Cumbiamba
03.Junto A Un Ca Averal
04.Nostalgia Guajira
05.Tristeza Guajira
06.Yo Te Canto Puerto Rico
07.Lamento Cubano
08.Guateque Campesino
09.Oye Mi Son
10.Al Vaíven De Mi Carreta
11.Voy A Santiago A Morirme
12.Romance Guajiro
13.El Amor De Mo Bohío
14.El Arroyo Que Murmura
15.Cuando Salí De Cuba
16.Flor De Amor
Laat ik hier geen aperte voorkeur voor bepaalde liedjes uitspreken.Het album vind ik in de breedte zeer de moeite waard. Natuurlijk zijn er nummers bij die ik, zeker na mijn Cuba-reis, schaamteloos kan meezingen, zoals “El Carretero” en “Cuando Salí De Cuba”. Dat het liedje “Al Vaíven De Mi Carreta” er ook opstaat, kan de pret alleen maar verhogen.

Wie weinig verschil ziet met een half jaar terug, moet oppassen dat hij of zij niet in herhaling vervalt. Vorige winter, of was het een jaar eerder, kwam ik Petra op de boulevard tegen. Ik ken haar van eerdere Spaanse lessen op het schooltje aan de Dr Grau Bassau. Ze is intussen ongeveer 50 en nog steeds huisarts in een dorp in de buurt van Keulen. Mij staat nog bij dat ze altijd op Rosenmontag met haar vriendenkring die metropool onveilig maakt.
En nu komt het: de afgelopen dagen ben ik haar wederom, twee keer zelfs, tegengekomen op de boulevard, met een sigaret in haar hand, dat was nieuw voor mij. We hebben maar weer eens met animo enkele Duitse en Canarische wetenswaardigheden uitgewisseld. En we zegden elkaar toe dat een derde ontmoeting zou uitmonden in een gezamenlijk terrasbezoek. Jammer vond ik het dat die derde keer tot dusver is uitgebleven. Binnenkort zal ze ongetwijfeld weer huiswaarts moeten gaan om de dokter uit te hangen.

Keren we terug naar Las Palmas (waar trouwens best de nodige Cubanen zijn neergestreken). Vanaf mijn balkon in de LM-straat kijk ik uit op de nodige flats aan de overkant. Onder de woning van “vader en zoon” – ze lijken wel uit een vroege Peter van Straaten tekening te stappen – is het nog steeds gordijnen dicht. Daar heeft, denk ik, nog steeds dezelfde kettingroker met vrouw en kind domicilie, die er nooit is, maar zijn woning waarschijnlijk nog steeds als tweede onderkomen aanhoudt. Ernaast en ook daar weer naast zie ik zeer tijdelijke huurders rondscharrelen. Boven Negonza, ik bedoel Dócil, zit nu een clubje van drie “jovenes”, twee meisjes en een jongen. Die zijn tot ’s nachts in de weer. Het zijn toch geen voedingsdeskundigen die het congres van Lluis frequenteren?
Beneden bij Dócil worden nog steeds kleren en schoenen aan de man en vooral vrouw gebracht. Ernaast is de vrij donkere opgang naar boven. Wisten jullie al dat daar een gipsen hond van zeg een halve meter hoog bij de entree zit? Zo heeft de wolf van weleer zijn standbeeld.

In het oude faculteitsgebouw werd ik uiteraard deelgenoot gemaakt van www.nutrition2014.com. Op die site staat van alles over het congres dat Lluisen de afdeling (behalve Jorge) in het Alfredo Kraus auditorium organiseren, met – ik heb het uit de eerste hand – ongeveer 800 deelnemers.Dat zijn er een heleboel. Niettemin, er zijn dezer dagen maar heel weinig Afrikanen present en des te meer Europeanen en Amerikanen. Uit Nederlandkomt bijv. Frans Kok en Boston is van de partij met o.a. Walter Willett. Gisteravond was de opening en van de drie echte congresdagen vandaag, morgen en overmorgen geef ik met stip de voorkeur aan de woensdag. Lluis heeft me toegezegd dat hij voor mij voor die dag een gratis entreebewijs regelt.
’s Middags worden dan, onder supervisie van o.a. Almudena, de beste mondelinge presentaties gehonoreerd. Eerder op de woensdag zijn er, helaas tegelijkertijd om half 1, drie debatten georganiseerd. Eentje gaat over de vraag of wijn drinken beter is voor het hart en de bloedvaten dan bier drinken, met een Belgische bierexpert als een van de sprekers. Een tweede treffen gaat over de vraag of “zij” van de preventieve geneeskunde niet moeten ijveren dat er een gezondheidsbelasting op foute voedingsmiddelen komt. Ik denk echter dat ik voor het derde debat ga kiezen: of onderzoek naar voedingsmiddelen in relatie tot gezondheid niet beter experimenteel dan wel toch weer observationeel moet zijn. Dezelfde Willett, met wie ik al heel lang een appeltje te schillen heb, heeft Lluis beloofd daar zijn zegje te komen doen en wie weet, haal ik hem overmorgen definitief van zijn voetstuk. We zullen zien!

Zoals jullie intussen wel weten, is de dubbele El Corte Inglés-winkel hier een winkel naar mijn hart. De naam betekent letterlijk “De Engelse snit, pasvorm”, een ongebruikelijke, maar intussen overbekende naam. De schutkleur van de gevelnaam is groen en op de diverse aankondigingen en verpakkingen zijn vooral om en om vele groene en zwarte vlaggetjes op een witte achtergrond te bespeuren.
Omdat zo ongeveer iederemuziekliefhebber vandaag de dag straffeloos zijn muziek downloadt van het internet, is de CD-afdeling langzaam aan gekrompen tot een steeds kleinere bedoeling. Echt veel aan Cd’s staat er niet meer, zelfs niet bij grootgrutter El Corte Inglés. Gelukkig constateer ik bij mijn eerste hernieuwde bezoek dat Serrat nog steeds vertegenwoordigd is, met een cassette van 4 Cd’s (“Antología desordenada”, 50 nummers waaronder diverse duetten) en ook nog eens samen met JoaquinSabina op de CD “El symbolo y el cuate” (symbolo met een y en dat cuate staat voor tweelingbroer, vriend). Ook MaríaDoloresPradera doet nog steeds mee, nu met haar dubbel-cd“Originales”.

Afgelopen donderdag had iets bijzonders. Ik zou bezoek krijgen van Ton, Marion, hun kinderen en aanhang. Helaas was Ton ziek – hij is zelfs vrijdagavond met Marion met het vliegtuig terug naar Nederland gegaan – en dus moest ik me tevreden stellen met Rik & Marc en Paulien & Floor. Ook die mogen er zijn! Ik ben iemand die gewoonlijk iets te royaal eten en drank inslaat, als er bezoek komt. Deze keer kon zelfs de diepvries na afloop nog behoorlijk gevuld worden, o.a. met stokbrood. Ik geloof in “de proef of de som” en nu gaat eens blijken of bijv. bruin brood, “integral” heet dat hier, nog knapperig is, als het dagen later ontdooid wordt.
Om even vóór 12 kwamen ze aanzetten. Eerst moest er beneden bij Carlos een drankje genomen worden, was de binnenkomer en pas daarna was het tijd voor mijn smakelijke lunch. Zo gezegd, zo gedaan. Ze namen het er eerst beneden van en lieten zich daarna mijn eetwaren goed smaken. Vervolgens moest voor de mannen Fabricio nog even op de draaitafel: “’t Leve zit mét”, “Bel Lando”, waarna ze gevieren monter richting Las Arenas togen. Toen ik ze om vijf uur bij La Oliva aan de boulevard weer terugzag, werd mij als intro gewezen op een kleren-outletwinkel daar van El Corte Inglés in het winkelcentrum. Die gaf 70% korting op de normale prijs, dus die zaak konden ze me van ganser harte aanraden. We eindigden ons rendez-vous met een copieuze maaltijd bij Casa Carmelo. O.a. kreeg Rik zijn malse biefstuk met pepersausen Marc koos voor de lamskoteletjes. De dames en ik beperkten ons bescheiden tot een spies, met gepofte aardappel en gebakken paprika. Om even vóór 8 leverde ik ze voldaan af op Santa Catalina af voor de bus terug naar Playa del Inglés. Zij gingen gisteren weer terug naar Nederland.

Vrijdagavond was ik het slachtoffer van klein leed. Vlak voor het scheiden van de markt ging ik nog even langs mijn Spar in de Alfredo Jones en kocht daar twee 1,5 literflessen vruchtensap, een met piña-coco (ananas met cocosnoot) en een met melocotón (perzik). Ik was daarvoor zegge en schrijve 2 euro kwijt, maar die had ik niet paraat aan de kassa. Dus betaalde ik met een briefje van 5 euro, waarop de (nieuwe) kassière mij eerst aankeek en mij toen geen geld meer wou teruggeven. Ik vertellen dat ik nog drie euro tegoed had, maar dat ontkende ze vervolgens in alle toonaarden. Ik had haar volgens haar zeggen precies twee euro gegeven en geen cent meer. Ik mopperen, de bazin van de kassièresmoest er zelfs aan te pas komen, maar die wist zo vlug ook niet wie van ons tweeën nou gelijk had (ik natuurlijk). En toen kwam een kanariepiet, die achter mij stond, in het geweer. Hij had mij onmiskenbaar met het vijf eurobiljet zien zwaaien en verklaarde zich volledig op mijn hand. Dat gaf zonder meer de doorslag. Ik kreeg alsnog, zij het onder protest van de kassière, mijn resterende drie euro en verliet enigszins ontdaan de winkel. En ik weet het: het gaat om niks, maar toch…

Zaterdagvond ging mijn uitje naar het stuk van Santa Catalina tussen het terras van La Alemana en het station van de streekbussen. Daar was het festijn “Moda cálida” in volle gang, warme mode of is het kwalitatief hoogstaande mode, met tientallen kraampjes en de nodige cafés. Ik kan het niet helpen, misschien heb ik te weinig op met mode. Hoe dan ook, ik vond er niet veel aan en goedkoop waren de diverse aanbiedingen evenmin. Bovendien kwam ik ook nog eens niemand tegen die om een praatje van mij verlegen was. Dus was ik al vrij snel weer terug op mijn vertrouwd terrein, tussen de schuifelaars over de boulevard.

In mijn bus 12 terug naar Santa Catalina, afgelopen dinsdag, stapte een wat suffe jongen in die op zijn smoezelige T-shirt de zin had staan: “Hoy no puedo me levantar”, vandaag sta ik maar eens niet op. Om zijn zaak kracht bij te zetten was er op het truitje een bed bijgetekend, waarin overduidelijk iemand lag te pitten.
En gisterochend moest ik op de markt, de rastro zijn om daar een nieuw sleuteletuitje te kopen. Is dat in het Spaans een “estuche de llaves”? Ik had er net mijn 1 euro voor betaald, toen ik hem zag lopen, een echt buitenmaatse Palmees met, alweer, een T-shirt met opschrift. Daarop stond deze keer in kapitalen: “AHORRA AGUA. BEBE CERVEZA”, Wees zuinig met water. Drink bier.Het opschrift moge niet splinternieuw zijn, leuk blijft het.
Heb ik jullie hiermee ook mijn Spaans lesje gegeven? Doe het er maar voor.

Is mijn tweede brief aldus pakkend genoeg? Dan zuig ik er hierbij een puntje aan. Laat ik verzuchten dat ik de uitverkiezing van het carnavalsliedje voor de zoveelste keer gemist heb, maar of ik dat heel erg vind? Een mens kan niet alles hebben. Het is hier mooi weer, het congres van Lluis is druk doende en ik ben intussen alweer in boek 4 bezig. Voor mijn commentaar op de eerste drie verwijs ik naar de boekenbijlage. Ik wens het jullie. Mijn volgende brief komt a.s. vrijdag en als dat om de een of andere reden niet lukt, a.s. maandag. D’n 11de van d’n 11de hebben we dan al achter de rug, want die dag is morgen al. Tot ziens maar weer, hastaluego, met de compleminte van PaulKº, met een º op het eind.

BOEKENBIJLAGE

Ik liep allereerst afgelopen week naar de boekenafdeling van El Corte Inglés om jullie kond te doen van enkele toppers van dit moment. Helaas zag ik op de prominentste plekken vooral damesboeken in veelvoud liggen, die mij – dat moge bekend zijn – meestal niet erg bevallen. Vooruit, eentje was After, ook in het Spaans, van ene Anne Todd; dat lijkt me wel te pruimen. Zelf ben ik veel meer een fan van bijv. Ken Follett, met zijn diverse meesterwerken. Het allerlaatste, “El umbral de la eternidad”, Edge of eternity in het Engels, was gelukkig ook ruim voorradig. Dat ga ik zeker nog eens lezen. En om het af te leren geef ik jullie ook nog “Milena o el fémur más bello del mundo” van ene Jorge Zepeta Patterson en de nieuwste uitgave van de “Diccionario de la lengua Española”. Het verbaast me dat het woordenboek nog steeds in boekvorm te krijgen is. Tegenwoordig zoek je woorden via het internet op, toch?

Dat als inleiding gezegd hebbend mag ik dan nu jullie aandacht voor de boeken die de afgelopen week mijn aandacht hebben gekregen. Aan het eerste daarvan begon ik in het vliegtuig hiernaartoe en eerlijk is eerlijk, ik had het afgelopen maandagavond al uit. Het had dus nog net meegekund in mijn vorige brief. Echter, ik had voor mijn vorige een al zo lange lijst boeken dat ik nu pas aan de recensie toe kom.
We hebben het over “Mirror maze” van William Bayer uit 1994.Hoe ik het ooit bemachtigd heb, ben ik kwijt. Het speelt in New York en omgeving, waar politie luitenant Frank Janek (44 jaar) met de nodige moorden geconfronteerd wordt. Terzijde, “maze” staat voor doolhof en een “mirror maze” zou in kermistaal een spiegelpaleis genoemd worden. In het heden gaat het vooral om het verscheiden van ene Dietz, nadat die door een enigszins gekke, maar artistieke dame, Gelsey verleid en beroofd is. De dame zelf is eerder bij herhaling verkracht door haar vader in een spiegelkelder thuis. Nu zitten o.a. een computerboef en haar voormalige bazin Diana achter haar aan. Het tweede moordgeval is van zeven jaar eerder. Toen werd ene Edith Mendoza doodgeslagen plus ook nog een paar anderen en haar man Jake zit daarvoor nog steeds in de gevangenis. Wie heeft de verscheidene misdaden op zijn of haar geweten?
Ik vind “Mirror maze”best een aardig boek en daarbij is het nog spannend ook. Alleen komt de eindscène mij een beetje als “te” over. Schrijver William Bayer moet het daarom doen met net geen 8, een 8- om precies te zijn.

Gaan we naar nummertje twee, Strip Jack van Ian Rankin. Het is een vroeg boek van hem, zijn vierde, uit 1992, en het speelt grotendeels in het Schotse Edinburgh en een beetje meer naar het noorden. Strip Jack is eigenlijk Strip Jack Naked, een kaartspel.
Detective inspector(DI) John Rebus en in dit boek nog pas in de veertig. Hij neemt het op tegen een groepje mensen die elkaar al van school vroeger kennen en nog altijd vrienden zijn. Een van hen zou de moordenaar zijn van Liz Jack, een zonder meer frivole dame. Uiteraard is haar man en kamerlid Gregor Jack verdachte, bijnaam Beggar. Hij is net betrapt in een hoerenkast en dat vindt zijn omgeving bepaald niet leuk. Anderen van het groepje zijn Bilbo, Blake, Mack, Sexton, Suey en Tampon en dan laat ik de diverse vrienden van Liz maar buiten beschouwing. Ook hier is de onverbiddelijke vraag: heeft een van hen Liz vermoord en zo ja, wie in Godsnaam?
Wat is het verschil tussen Scots en Scotch? Zoek het maar op! En jullie wisten toch wel dat een (Kapitein) haddock een schelvis is? Dan ga ik naar “Many a mickle makes a muckle”; dat is het equivalent van “Vele kleintjes maken een grote”.
Met Ian Rankin is niks mis, ook niet met zijn vroege boeken. En zijn Schots in dit boek mag er zijn. Ik heb “Strip Jack” met plezier gelezen en zo hoort het ook bij een Rankin. Ik geef er, net als voor ”Mirror maze”, een 8- voor. Een volle 8 en hoger reserveer ik voor de latere boeken, als de plots van de schrijver ietsje meer gerijpt zijn.

Op mijn alweer 68steverjaardag kreeg ik van Ton & Marion de allerlaatste Slaughter cadeau. De koningin van je politieroman uit Atlanta, die in de Dominikanerkerk boeken had gesigneerd, had er zelfs “Happy birthday, Paul” ingeschreven.Het betrof, uit 2014, “Coptown”, foutief in het Nederlands vertaald met “Veroordeeld”.
Het boek gaat over de eerste politiedagen van agente Kate Murphy. Ze heeft vooral te maken met de collega’s Jimmy Lawson en haar zus Maggie en daarnaast met o.a. Gail Patterson en nog een heel stel andere agenten, die ik hier niet zal gaan opsommen. Onlangs zijn er in Atlanta vier agenten vermoord en net is daar de partner van Jimmy, Don Wesley, bijgekomen. Wie heeft dat nou weer op zijn malafide geweten? Pas als Kate en Maggie een bezoek brengen aan café Dabbler’s (en Kate aan een orthopedisch chirurg), komt er echt schot in de zaak.
Weten jullie al dat een smous een ander woord is voor een jood? Maar wat is een mezouza? En om jullie slang op te poetsen: wat is een hogleg? Het eerste is een doosje aan de deur als amulet en het tweede een revolver, een blaffer.
“Cop town” moge dan wellicht niet het prachtigste boek van Karin Slaughter zijn, bijblijven zal het me wel. De racistische opmerkingen van blanke agenten in de richting van de rest (bijv. zwarten, homo’s, agentes) zijn in het boek schering en inslag. Het boek vind ik spannend genoeg, ook valt er, bijv. met Gail, best wat te gniffelen. Alleen is het einde m.i. enigszins ondermaats, iets te gezocht. Dus gaat ook “Coptown” alweer met net geen “echt goed” terug in de mand; een 8- lijkt me ten derde maal een eerlijk cijfer.

dinsdag 4 november 2014

Weblogbrief 10.01, 4 november 2014

Weblogbriefbrief 10.01, 4 november 2014

¿Qué tal? querid@sseguidor@s de mi blog, hier ben ik dan weer. Laat ik als binnenkomer vertellen dat er in Las Palmas het afgelopen half jaar weinig veranderd is. Of ik nou in mijn straat kijk, over de boulevard struin, richting El Corte Inglés marcheer of helemaal naar parque Santa Catalina en de haven afzak… Nou, vooruit, daar op Santa Catalina is wel iets veranderd. Café Central (niet mijn terras, naast Esfinge) is vreemd genoeg dicht en nog gekker: café Santa Catalina op het plein zelf is niet meer. De zaak moet eerst afgelopen zomer zijn omgedoopt tot La Alemana (verwijzend naar de twee dames die de zaak in 1950 openden), maar dat heeft kennelijk niet echt geholpen. De stoelen en tafeltjes zijn weg en binnen is evenmin enig leven te bespeuren. Hoe het mogelijk is, ik heb geen idee. Het terras was in het voorjaar nog een centrum van leven en activiteit. Het wachten is vandaag de dag op een doorstart, denk ik, want een café als café Santa Catalina mag uiteraard niet verloren gaan.

Jullie willen nog een voorafje? Wisten jullie al dat Halloween in het Spaans ook Halloween heet. Een passend Nederlands woord ervoor ben ik nog niet tegengekomen. Het geëmmer met monsters, spoken en dergelijke is dan kennelijk toch uit de VS komen overwaaien. Hier worden de zombies en bloedzuigers soms begeleid door groepen trommelaars, maar die zijn in alle eerlijkheid overbodig. Halloween, zegt mijn woordenboek, is een verkleedfeestje met snoepjes bedelen op de avond vóór Allerheiligen, Todos Los Santos. En hoe zeg je Allerzielen, dat afgelopen zondag was, ook al weer in het Spaans? Dat is de Día De Los Difuntos. (Difuntos zijn overledenen, maar wat is er tegen Día De Los Muertos?). Voor mij past Halloween veel beter bij Allerzielen, met verwijzing naar de Mexicaanse rituelen voor de doden.

En dan is het nu tijd voor mijn eerste blogplaat van deze winter. Daarvoor ga ik terug naar 1957, toen de omgeving van Porto (zie verder mijn reisverslag beneden) werd opgeschrikt door een fado-plaat van het Coimbra Quintet, een mannengroep. Hij heette Serenata De Coimbra en wie ben ik om hem niet aan jullie te presenteren. Hier zijn de twaalf nummers:01.Fado Do Estudiante 02.Aguarela Portuguesa 03.Mi Deseo (O Meu Desejo) 904. Toada Beira 05. Balada De Coimbra 06. Serra D’Arga 07. Fado Triste 08.Variacoes Em Re Menor 09.Cancao Acoreana 10.Variacoes Em La Menor 11.Cantares Do Penedo 12.Fado Hilario. Zij, de plaat, opgepimpt en wel, is echt de moeite waard! Mijn persoonlijke voorkeur gaat daarbij uit naar de instrumentale nummers (2, 5, 8 en 10). Ze doen me aan de sitarmuziek van Anton Karas denken. Maar als iemand voor de Fado Triste (Allerzielen) of Fado Hilario (Halloween) wil kiezen, heb ik daar vrede mee.

Tijdens de afgelopen zomermaanden wist ik voor de zoveelste keer mijn muziekcollectie royaal aan te vullen. Allereerst keek ik (al te) zorgvuldig naar de top 100 Cd’s van Jan Donkers uit 2006 en schafte me vervolgens via Centre Ceramique en vooral het Rotterdamse Muziekweb legio materiaal aan dat ik nog niet in mijn bezit had. Ik zal ze hier niet een voor en gaan opsommen. Tussen al het moois van Donkers zaten overigens ook een beperkt aantal Cd’s uit Cuba, zoals El Carretero van GuillermoPortabales en A UnaCoqueta van Cuarteto Patria, de groep van EliadesOchoa.
Via een tango-dj uit Cadier en Keer kreeg mijn verzameling tango-Cd’s met een stuk of dertig platen een “boost”. De kennis van Viviane van Kempen was niet iemand die mij zo maar zijn hele tango-carrousel ter beschikking wilde stellen, maar hij had voor mij niettemin van alles een beetje in petto.
Daarnaast mag de recente aanvulling op mijn fado-verzameling er zijn, met artiesten zoals het Coimbra Quintet (zie boven), Camané, Alfredo Marceneiro en Carlos de Carmo. En mijn TexMex-serie van FlacoJiménez kreeg eveneens een duw in de goede richting.
En dan was er nog mijn zoektocht naar Americana-muziek, vooral in de afgelopen paar maanden. Is dat niks anders dan Amerikaanse Country in een nieuw jasje, bij voorkeur van een singer-songwriter met gitaar? In ieder geval wil ik graag nog eens een recent boek over het onderwerp bemachtigen. Ik consulteerde Harry erover, maar die wist er zo vlug geen en ook Edwin (een kennis van café de Poort) niet. De laatste zou er voor mij als L1-technicus eens naar vragen bij Hubert van Hoof en Arnold Rijpens. En hij tipte mij (eerder al) Michelle Shocked als Americana-ster. Wim van hetzelfde café vond dat ik het eens bij Jan Donkers moest proberen. Zal ik die eens e-mailen over het onderwerp?
Intussen heb ik mijn Americana-verzameling wel al drastisch uitgebreid. Ik had al behoorlijk wat op met bijv. Townes van Zandt, Steve Earle, Mary Gauthier, Ryan Adams en Lucinda Williams, maar daaraan zijn nu legio andere Americana-artiesten toegevoegd, zoals (ik beperk me hier) Guy Clark, StacyEarle, Gretchen Peters, Tom Russell, Jimmy LaFave, Old Joe Clarks en Sam Baker. Zijn er ook zwarte Americana-sterren en Spaanstalige?

Wie een zeer uitgebreid muziekbestand op een harde schijf heeft staan, zou eigenlijk geregeld een kopietje moeten trekken, als reserve voor als er iets met de andere schijf misgaat. Jullie en ik weten dat ik een jaar of wat terug zo ongeveer helemaal opnieuw met mijn muziek verzamelen moest beginnen, nadat mijn beide extra harde schijven het tegelijkertijd hadden begeven. Toch ben ik best laks met het geregeld kopiëren van mijn muziek. Echter, begin september dacht ik opeens: als ik nu mijn 1 terabyte muziek niet kopieer, gebeurt me “direct” hetzelfde opnieuw. Mijn reserve harde schijf in huis bleek vervolgens kaduuk te zijn. Sterker nog, toen ik hem met enige moeite toch een paar keer probeerde aan te sluiten, deden twee van mijn USB-poorten, naast elkaar, het plotseling niet meer.
Ik naar mijn computerwinkel, Paradigit vlakbij Centre Ceramique, en daar ging een jonge whizzkid gratis voor mij aan de slag met mijn laptopje. Hij haalde allereerst de nodige malware, wat dat ook precies zijn mag, van mijn apparaat, poetste hem verder nog een beetje op en toen waren mijn USB-poorten aan de beurt. Daar kon hij helaas niet echt chocola meer van maken; alleen links zat nog een goede. Om het aantal poorten weer op te hogen tot een acceptabel aantal stelde hij mij toen doodleuk voor om een hub te kopen, voor 10 euro, en die op de overgebleven, wel nog functionerende USB-poort aan te sluiten. Een hub maakt van één poort weer een veelvoud daarvan; vergelijk het maar met een stekkerdoos. De hub geeft je a la minute weer veel meer toegangen tot het apparaat.
Een “hub”, dat is een nieuw Engels woord. Volgens mijn woordenboek is het een naaf, een middelpunt. “Up to the hub” staat voor “door en door”, bejaarde platenliefhebbers zouden zeggen: “tot aan het gaatje”.
Ik kocht begin september daarnaast een nieuwe externe harde schijf van 2 terabyte bij, van de firma Verbatim. Ze was best dun, maar zo groot als een sigarettenpakje en een aparte voeding hoefde niet. Ik sloot ze zonder probleem aan op mijn hub, de nu oude schijf op een andere ingang en daarna was in één dag een mooie kopie van mijn totale muziekbestand gemaakt. En Trudie heeft me later nog een kopie van mijn hoofdbestanden van de computer op het schijfje gezet.

Dan nu een ander onderwerp, maar wel over hetzelfde. Bij mijn keuze voor bepaalde muziek bespeur ik dat ik de dames beter vind dan de heren. Ik heb het dan wel alleen over zangeressen en zangers, niet over instrumentalisten. Als het bijv. over sologitaristen gaat, heb ik geen voorkeur, maar bij zingen kennelijk wel. Ik weet nog niet of het mij met name om Amerikaanse artiesten gaat dan wel dat ook bijv. Engeland, Spanje en Nederland meedoen. Niettemin, bij jazz denk ik met extra genoegen aan Billie Holiday, Dinah Washington en Sara Vaughan. En als het over Americana gaat, geef mij dan maar Mary Gauthier, Lucinda Williams en Stacey Earle. Bij popmuziek heb ik het minder; voor mij zijn Dean Martin en (de vroege) Elvis Presley minstens zo goed als bijv. Connie Francis en Brenda Lee. Bij nader inzien kan ik uiteraard ook vele uitzonderingen op de regel geven, zowel foute dames als bijzondere heren. En toch, het idee houd ik graag nog even staande.
Zou mijn verhaal, als hetero man, ook opgeld doen voor hetero vrouwen? Hebben die een voorkeur voor mannelijke artiesten boven dames?
Intussen kom ik genadeloos ook met Europese voorbeelden aanzetten. In het Spaanstalige gebied heb ik veel op met Maria DoloresPradera (meer nog dan met JoaquinSabina) en ChavelaVargas. En geef mij in het Franstalige gebied maar Edith Piaf en bij de Duitsers CaterinaValente.

En dan is het nu tijd voor enkele wetenswaardigheden uit mijn tweede Hollandse stad: Amsterdam. Ik heb er twee, te beginnen met een historische. Op de hoek van de Weteringschans (163) en de Vijzelstraat in Amsterdam is bruin café Mulder, met terras. Daar vlakbij op het Tweede Weteringplantsoen (een pleintje) was in de jaren 70 het kantoor van Milieudefensie, Vlak onder het dal van het rijtjeshuis stond een windmolentje van niks om stroom op te wekken. Wij van Milieudefensie kwamen ’s avonds laat bij Mulder om (vooral) bier te drinken, na de maandelijkse bestuursvergaderingen. Als voorzitter moest ik ook wel bij Milieudefensie zijn na overleg met de directeur of andere stafleden. Café met terras Mulder floreert nog steeds, kon ik deze zomer constateren.
Willen jullie er nog een, een meer eigentijdse? Op het Museumplein in Amsterdam zag ik half mei een tentoonstelling van posters over dierenleed. De organisator was een organisatie vergelijkbaar met Wakker Dier. Het opvallendst vond ik een plaat van vele honderden scharrelkippen, in drie lagen op elkaar en met een gangpad. Ze zagen er zeer verwaarloosd uit met het nodige rood op hun lijf. Volgens een bijschrift telt Nederland 22 miljoen scharrelkippen, die per jaar goed zijn voor zo’n 6 miljard eieren. Dat is 273 per kip, ongeveer het tienvoudige van een normale leg.

Met mijn kleinkinderen blijft het leuk kersen eten. Op 6 augustus was ik weer eens in Amsterdam en hoorde van Eva dat Dalí, een wildebras eerste klas, op een EHBO was beland. De elleboog van haar rechterarm was deze keer uit de kom. Pijn, zeker, veel pijn zelfs, maar nadat haar arm weer in het gareel was gebracht, hernam het leven zonder probleem zijn gang.
Of Lux &Dalí echt blij waren met door mij uit Cuba meegebrachte poppen in juli, staat nog te bezien. Lux wist overigens vliegensvlug haar pop met die van Dalí te ruilen, omdat daaraan meer van haar favoriete roze kleur zat. Mijn dagje Mokum was overigens die dag pas compleet, toen JW me na het avondeten in zijn BMW-S.U.V. naar het Amstelstation bracht voor een lange terugreis.
Bijzonder zijn altijd ook de bezoeken van Eva, Jan Willem, Lux &Dalí aan Maastricht. Tijdens het laatste, half oktober, waren naast Trudie en ik op de zaterdagavond ook Marcel, Damaris en Yves present. Bleek het WC-kraantje beneden te druppelen, waarmee diverse gasten, ik niet, zich gingen bemoeien, vooral de “manslui”, zonder ook maar één zode aan de dijk te zetten. Toen kwam Damaris in actie, die aan de onderkant van de kraan iets aandraaide, waarna het euvel direct ophield te bestaan. We hebben een aangetrouwde loodgieter in de familie! Amateur-deskundige René Nijs, die later op bezoek kwam, kon het alleen maar bevestigen.

Dan heb ik nu toe aan het miniverslag voor jullie van mijn reisjes van afgelopen zomer. In de dagen rond Pinksteren (5 t/m 9 juni) was ik met Trudie, Rim, Desiree en Tristan in Porto. We vlogen er heen en terug vanaf Brussel. Het appartement (in het Nederlands met twee p’s) was vlakbij metrostation Trindade, op enkele klimkilometers van de Douro-rivier (het gemakkelijkste vanaf de Douro te bereiken per goedkope taxi). Het weer was matig, met op de vrijdag veel regen. De stad is best leuk om heen te gaan voor een lang weekend, maar niet voor veel langer. Ik zag twee musea van binnen (met zeer moderne kunst en met mooie foto’s), was gecharmeerd van boekhandel Lello, maakte een boottochtje onder de bruggen door en naar de zee door. Niettemin had Ik het vooral naar mijn zin op de terrassen en in de restaurantjes aan de rivier. Een stadsrondleiding met Pancho-tours is aanbevelenswaardig; wij hadden ene Jorge als gids en die deed het goed. Alles bij elkaar vond ik het leuk toeven in Porto, maar niet overdreven leuk.

Hartje zomer, van 12 t/m 27 juli bevond ik me met Trudie op een eiland dat al jarenlang op mijn verlanglijstje staat: Cuba. Ik moest er de verjaardag van Dalí (2 op 16 juli) en Wil Gijsen (70 op 19 juli) voor missen, maar een mens kan niet alles (tegelijk) hebben. Het KLM-vliegtuig van Schiphol naar La Habana en terug legde twee keer bijna 8000 km af en op Cuba zelf kwamen daar nog eens 2000 km met de bus bij, van Havana en Viñales in het westen naar Santiago de Cuba in het oosten en vice versa, heen over het zuiden en terug meer naar het noorden. Onze reisbus bestond uit chauffeur Miguel, geestige reisleider Agustin en 25 Nederlanders plus 4 Belgen. Ik was met mijn ruim 67 jaar net de oudste van de bus. We konden het met zijn allen onderweg, in de diverse hotels en bij het eten prima met elkaar vinden (maar één koppel wilde en ging in de bus wel steeds vooraan zitten). Trudie en ik hadden vooral contact met Fred en Jolanda uit Nuenen, Ank en Gonny uit Arnhem/Nijmegen en Ad en Bernadette uit Oss.
Zo’n 14 dagen rondrijden op Cuba, met zijn 12,5 miljoen inwoners, is echt een aanrader. Met Fox zie je de belangrijkste steden, Havana (2,5 miljoen) en Santiago (bijna 1 miljoen), tussendoor diverse minder grote plaatsen plus het nodige groen vanuit de bus. De temperatuur tijdens onze rondreis was steeds 30-35 graden overdag en zelfs ’s nachts nog steeds royaal boven de 20. Apart en prijzenswaardig vond ik dat we maar zeer beperkt naar kerken gingen, veel vaker naar winkelstraten, pleinen en markten. Er werd door gids Agustin vooral over de strijd voor onafhankelijkheid gesproken, met o.a. José Marti, en de jaren 50 revolutie met o.a. Che Guevara en de nog levende broers Fidel en RaulCastro. Werkelijk overal, in restaurants, op straathoeken en pleinen, was ‘levende” muziek, vaak van een mannetje of 6, 7. Ik heb in overeenkomst daarmee nog de nodige nieuwe Cubaanse Cd’s weten te bemachtigen, van BennyMoré, diverse Quarteto’s en legio andere Cubanen. Trudie was daarbij goed voor een achttal Cubaanse geocaches. Mijn reisgids, The rough guide to Cuba, gratis en voor niks gekregen van Arno, was best aardig, maar ik vond het boek van Trudie over Cuba, dat gelardeerd was met heel veel fotootjes, achteraf ietsje beter.

Mijn laatste vliegreis van deze zomer was van 9 t/m 14 oktober naar Valencia. Ik was er al eens eerder een dagje met Trudie heen geweest op een vakantie aan de Spaanse kust; nu mocht ik er, alweer samen met Trudie, langer verblijven met een uitje van de personeelsvereniging van de U.M. We gingen er met 66 “man” heen met Transavia en alles onderweg en ter plekke was prima geregeld. Het hotel (Expo) was aan de rand van het centrum, bij El NuevoCentro. We hadden prima weer, overdag steeds 25+ graden en zon; de week ervoor was het weer veel minder. In alle dagen hadden we maar een keer een regenbui te verduren, op de zondagmiddag. Wel was het in Valencia, vooral als je ergens ging zitten, vergeven van de razendsnelle vliegen.
De derde stad van Spanje, 800.000 inwoners, is er een waar ik me prima thuis voel, met zijn heel oude centrum met zijn kerken, arena voor het stierenvechten en kromme straatjes en in de buitenwijken de nodige aparte gebouwen. Aan de bovenkant (op mijn kaart) van het centrum ligt een langwerpig park. Het is de drooggelegde rivier de Turia, die na de grote overstroming in 1957 naar het zuiden van de stad is omgeleid. In totaal is het park 14 km lang en zo’n 100 meter breed, met allerlei culturele gebouwen, sportvelden, speeltuinen (bijv. Gulliver) en in de richting van de zee immense Calatrava-bouwwerken. In een ervan, Het Oog (Hemifreric), tussen het theater en het wetenschapsmuseum, hebben Trudie en ik nog naar een film zitten kijken over de onderwaterwereld, el ultimo arrecife, op een groot rond scherm. Met ongeveer de helft van het U.M.-gezelschap hebben we ook een fietstocht door de stad gemaakt, eindigend aan het strand. Twee dagen zijn we met de toeristenbus op stap geweest, de rode en de blauwe lijn. Bij een aantal stops kon Trudie haar geocaches gaan zoeken, terwijl ik op een bankje de mensen uitkeek en mijn boek las (van Boudewijn Büch), als ik niet mijn Valencia-gids doornam.
Op het vliegveld werd ik de laatste dag (in onversneden Spaans) ondervraagd over de stad. De trip kreeg van mij een 8 op een schaal van 0 tot 10: best geslaagd.

En dan waren er ook nog enkele bustripjes in de buurt van Maastricht. Op de dag voordat ik mij bij Marja mocht vervoegen vanwege haar verjaardag, nam ik om 1 uur “aon de stasie in Wiek” de Belgische bus naar Hasselt. Ik wou bij de chauffeur van “De Lijn” een dagkaart kopen voor 7 euro, maar hij haalde me over om twee enkeltjes a 3 euro te kopen; dat is goedkoper. Ik ben een liefhebber van bussen (werkwoord), dus de rit van ruim een uur met bus 20a over Bilzen vond ik best aangenaam.
In Hasselt vroeg ik mij zowel in de buurt van het station als bij de Grote Markt (in het Hasselts is dat Merrek met een k) af wat ik er eigenlijk kwam doen. Ik heb voor de komende winter boeken zat om in Las Palmas te gaan lezen en mijn Cd’s haal ik met zichtbaar plezier vandaag de dag uit vooral Centre Ceramique en door me kenbaar te maken op het Rotterdamse Muziekweb. Tweedehands boekwinkel “Snuffel” aan het station liet ik deze keer voor wat het was, bij de Slegte vond ik geen enkele nieuwe Don Winslow (waarnaar ik altijd op zoek ben) en zelfs in de gewone boekwinkel “De Standaard” zag ik niet echt iets van mijn gading. (Wel kwam ik daar op enkele tips voor mijn verjaardag: “An officerand a spy” van Robert Harris en “August” van John Williams).
Mijn bezoek aan Hasselt was er dus vooral een om me als toerist op banken te vleien en de mensen uit te kijken. Ik zat met een Coca Cola Zero op het terras bij de paardenbeeldengroep aan de Koning Albertstraat, de Maastrichterstraat was ik snel beu en wat had ik in de Hoogstraat te zoeken. Bij C&A daar waren polo’s zat, vooral nogal dikke met lange mouwen, de herfstcollectie, meneer, maar mij zijn vorig jaar zoveel merkpolo’s van Peter Abels in de schoot geworpen dat ik zonder er een te kopen weer snel buiten stond. Op de Grote Markt zelf kreeg ik tot mijn verrassing een Red Bull blikje cadeau van de gelijknamige firma. En daar is het goed toeven op een bank bij de Australische ijswinkel.
Hollander als ik ben ging ik van de Grote Markt te voet terug naar het station, omdat de pendeldienst tussen die twee punten niet meer gratis en voor niks is. Om even voor half 7 zat ik in de bus terug, nu de 45 via Genk, en alweer zag ik het als een belevenis. Een uitje met de bus, het blijft aardig!

En of het zo moest zijn ging ik op de vrijdag na mijn bezoek aan Hasselt ook weer eens naar Aken met de Veolia-bus. Deze keer was een dagkaart wel (ietsje) goedkoper dan twee enkeltjes. Om niet in boeken- en platenherhaling te vervallen begon ik met een bezoek aan een eeuwenoud patriciërshuis, het in het centrum gelegen Couvenmuseum. Het is van 1958, maar werd twee eeuwen eerder door ene Couven gerestaureerd in opdracht van te toenmalige rijke bewoner.
Ik maakte een wandeling door de zestien kamers, met een klein gidsje in mijn rechterhand. Wat zal ik er eens over vertellen? De Adler apotheek beneden was de moeite waard. Daar werd in 1857 de eerste chocolade van Duitsland gemaakt, als versterkend middel en geneesmiddel bij spijsverteringsproblemen en depressies. Ook andere genotsmiddelen zoals koffie, thee en tabak en exotische specerijen krijgen aandacht in het huis, naast bijv. de trots van de burgerij: het porselein. De vrij grote feestzaal, balzaal, kijkt inderdaad uit op het stadhuis aan de overkant. Vermeldenswaard is bijv. ook de kamer met rarekieken, kijkkasten uit de 18de eeuw. Hier geef ik twee opvallende: eentje met de drie koningen, Balthasar vooraan en eentje over de Freimaurerloge, de loge van de vrijmetselaars van toen. Als laatste noem ik de Biedermeierkamer bovenin, vanwege haar eenvoudige inrichtingsstijl. Wisten jullie dat de naam Biedermeier afkomstig is van een satirisch tijdschrift uit die tijd dat met “BiedermannundBummelmeier” het lome burgerleven uit die tijd bespotte?
Mijn verder bezoek aan Aken ging vooral langs de geordende paden. De mooie boekhandel Mayersche heeft op twee hoog een uitgebreide collectie buitenlandse boeken. O.a. zag ik er de nieuwe Val McDermid: Northanger Abbey en The Kill List van Frederick Forsyth, maar de zwanenzang van John Harvey: Darkness, Darkness vond ik er niet. Uiteraard kocht ik in de kelder van de Kaufhof mijn mosterd, drie stuks deze keer: een tube HüttensenfmitKren (mierikswortel), een nieuwe variant van KühneSenf met alweer Meerrettich en tenslotte een grote pot niet te versmaden Löwensenf. En passant was ik ook nog goed voor de aanschaf van drie verschillende Duitse broden, best groot, die ik bij thuiskomst om 8 uur direkt aan mijn diepvries heb toevertrouwd.

En dan geef ik nu alvast de naam van de zeven carnavalsliedjes die a.s. zondag 9 november in een feestzaal in Heugem bij Maastricht mee gaan dingen naar de eer van carnavalslied van Groet-Mestreech 2015. Welk wordt het winnende nummer? Hier zijn ze:
1. De puutsjes vaan de groond.
2. De sjemerlamp.
3. Wee bringk nog ’n weursnaorKlara?
4. ’t Sjoensteleedsje.
5. Alles kinste vaan miechkriege.
6. Iech kin de wereld aon.
7. Wat moot iechnoe?
De schrijvers heb ik er maar niet bij gezet. Op de titel afgaand gaat mijn voorkeur uit naar liedje 3, maar nummer 2 mag er eveneens zijn. In een latere brief zal ik jullie graag vertellen welk liedje gewonnen heeft en of er, zoals altijd, weer “gefoeteld” is met stemmen. Ik ben van mening dat het winnende nummer door een jury gekozen moet worden en niet (deels) door de “zaal”.

Kennen jullie de site www.mestreechtertaol.nl al? Nee, maar die is er ook nog niet. Hij wordt pas geopend op 18 november a.s. ’s avonds. En toch, als ik het wel heb, is het een pracht van een Maastrichts woordenboek op te vinden en als toegift ook nog de grammatica. De auteur, las ik in Dagblad de Limburger, is Roger Weijenberg, met op de achtergrond de VeldekeKrinkMestreech. Ik beloof jullie dat ik er over een week of drie nog eens op zal terugkomen.

Hier is nog een ander bericht uit de regionale krant. In Nederland zijn er nu 8.154.000 personenauto’s. Als je ze bij elkaar zou stallen, gaat het om 11.400 voetbalvelden. Een op de twee Nederlanders, kinderen en hoogbejaarden meegerekend, heeft een auto. Bij mij in de straat in Maastricht-Oost staan ze aan beide kanten van de huizen geparkeerd, ook voor mijn deur. Wat prijs ik me gelukkig dat ik er geen heb.

Ik heb ook nog een stuk uit de NRC in de aanbieding. De krant, die ik wel eens op Centre Ceramique las, verblijdde me deze zomer met een interview met John Ioannidis, een bekende collega van me, die vandaag de dag vanuit het Californische Stanford de diverse media pleegt te bestoken. Hoe hij er precies bij komt, weet ik niet, maar volgens hem is maar liefst 85% van het medisch-wetenschappelijke onderzoek verspilde moeite. (Ik zou zelf nog iets hoger gaan zitten.) Volgens dezelfde Ioannidis kosten de jaarlijkse researchinspanningen ongeveer 250 miljard dollar en monden ze uit in een paar miljoen artikelen. (Wanneer stoppen we eens met al die overdaad aan non-wetenschap die niet of nauwelijks iets toevoegt aan de bestaande kennis?)

En tenslotte meld ik dat Las Palmas al vele jaren een prachtig fiets- (en loop)pad heeft, van de haven tot helemaal bij het nieuwe faculteitsgebouw, maar dat er maar bitter weinig fietsers zijn, daar niet en elders niet. Hoe de stad ook zijn best doet om ons op de bici te krijgen, het blijft hier zeer behelpen. In mijn straat is intussen zelfs een fietspad afgezet op de middenweg, maar de weinige ciclistas die mijn huis passeren, doen maar wat. En zo kom ik vanzelf bij een aankondiging van de gemeente genaamd CONVIVE, met hoofdletters. Hier is de Spaanse tekst, met op de achtergrond een plaatje van een calzada, rijweg. “Una ciudad para todos. Nuevos carriles bici. Reduce la velocidad. Incrementa tu atención. Bicicletas y coches comparten la calzada. Respetar las distancias y cumplir las normas. Es convivir en movilidad.” En om het af te leren geef ik ook nog een variant van de tekst: “Hay espacio para pasear y para rodar. Recuerda el peatón tiene prioridad. Las bicicletas no circulan por las aceras, sino por la calzada. En zonas señalizadas de convivencia con peatones reduce la velocidad.”

En daarmee geef ik er de brui aan. Me dunkt, voor een eerste nieuwe proeve van bekwaamheid is deze brief lang genoeg. Vergeet niet ook kennis te nemen van de bijlage hieronder, waarin ik meer dan twintig boeken de revue laat passeren. Ik wens het jullie, van ganser harte. Mijn volgende brief zal waarschijnlijk a.s. maandag verschijnen. Tot ziens, hasta luego, uit een goed hart, PaulK.

BOEKENRUBRIEK

In de afgelopen zes vooral Maastrichtse maanden heb ik lang niet zo veel gelezen als in de zes Palmese maanden ervoor, maar alles bij elkaar genomen is het toch een behoorlijk rijtje geworden. Hier is een niet al te uitvoerige terugblik.

Ik begin met Revelation uit 2008 van C.S. Sansom (die onlangs met een ander, nieuw boek op de markt kwam). Revelation is het vierde boek op rij over de belevenissen van advocaat MatthewShardlake. Het speelt in 1543 in Londen, toen met 60.000 inwoners. Er worden mensen vermoord, conform de plagen, wraaknemingen van de zeven engelen, zoals die staan aangekondigd in de bijbel, Nieuwe Testament, Openbaringen. Ik vind het een prachtboek, recensiecijfer 8½.

Yvonne Kroonenberg hoort tot mijn Nederlandse favoriete schrijvers. Haar ” Een ster aan het stuur “ uit 2005 bevat tientallen verhaaltjes van enkele bladzijden. Ze gaan allemaal over de verdiensten van het autootje. YK heeft altijd met de trein, bus en tram gereisd, maar sinds een jaar of acht verplaatst ze zich ook met een eigen auto. Vanwege mijn afkeer van het ding krijgt ze voor deze, wel weer heel origineel opgeschreven stukjes maar een 7½.

Wim Daniëls’ boek “Twee tieten in een envelop” uit 2009 is eigenlijk een boek voor de schoolgaande jeugd. Onderwerp is de afloop van Wietske’s moeder, 43 jaar, die doodgaat aan borstkanker. Het verhaal wordt verteld door Wietske, 11 jaar. Ik vind het zeer geslaagd, god voor een 8+. Wim Daniëls is voor mij net zo’n woordkunstenaar als Yvonne Kroonenberg.

Om Pat Condell met zijn “Godlessand free” uit 2010 kan ik niet heen. De man maakt geregeld You Tube videootjes, waarin hij de diverse godsdiensten alsmede de bijbehorende politiek aan de kaak stelt. Zijn inspanningen zijn in 2010 in boekvorm verschenen en natuurlijk most ik het boek kopen. Eerlijk is eerlijk, het is nogal eens meer van hetzelfde, maar tegelijkertijd is en blijft hij een fenomeen. Ik zou niet graag tegenover hem in het strijdperk staan.

Het boek “Intuition” van Allegra Goodman uit 2006 is me aan de hand gedaan door Lex Bouter, naar aanleiding van diens lezing over wetenschappelijke integriteit. Het betreft de fraude, eigenlijk meer een heilig geloof dan empirie, van een laboratorium-postdoc, genaamd Cliff in Boston. I.t.t. Lex vind ik dat Cliff op het einde (blz. 322) wel bekent dat hij niet netjes zijn bevindingen van alle proefdieren in zijn virus en kankeronderzoek heeft gerapporteerd. Het boek van Goodman, dat ik niet “Intuition” maar “Misbehaving” of dergelijke zou hebben genoemd, kan er zeer mee door.

Nico Dijkshoorn’s boek “Kleine dingen” uit 2011 met stukjes en gedichten kocht ik op de rommelmarkt van Centre Ceramique, voor 50 cent. Nico Dijkshoorn weet beter dan ik hoe je de lezer aan een touwtje mee moet nemen. Zijn laatste verhaaltje in het boek gaat over de boom bij het Anne Frankhuis, die is omgewaaid. De bijbehorende eindzinnen van het stukje zijn (ik citeer): Inmiddels is hij verwerkt in honderdzestig geinige tuinstoelen van Leen Bakker. Daar heeft vandaag iemand in gezeten die iets moois dacht. Dat moet genoeg zijn.” De verzameling stukjes van Nico Dijkshoornvind ik zeer te pruimen.

Dan was er een ouwetje, Godfried Bomans met zijn “Kopstukken” uit 1947. Wat is dat een apart boekje, dat ik trouwens al de nodige keren gelezen heb. Nu was een You Tube filmpje over “De honderdjarige” aanleiding om het weer eens te verorberen. Er zijn heel wat zinnetjes in het boek die ik uit mijn hoofd ken. In mei heb ik het aan Marion uitgeleend die het nog niet kent. Uiteraard wil ik later van haar horen of zij het ook zo prachtig vindt.

Het boek “Joe Speedboot” van Tommy Wiereniga uit 2005 speelt vooral in gehucht Lomark, ergens in Brabant. Hoofdpersoon is tiener Frans(je) Hermans, in een rolstoel, die nogal wat opheeft met (Japanse) samourai-mythes. Diens vrienden zijn vooral de allesdurver en altijd in beweging zijnde Joe Speedboot (Achiel Ratzinger) en Christof, zoon van rijke mensen (Maandag van Betlehem Asfalt), op enige afstand ook Engel Eleveld. Voor de vrouwelijke rol is boulimia-patiënte PJ Eilander van de partij. Ik krijg diverse verhalen te lezen: o.a. over het maken van een vliegtuig, over armworstelen en de Parijs-Dakar race. “Joe Speedboot” is een van de betere, recente boeken uit het Nederlandse taalgebied.

Op zijn tijd is het altijd tijd voor een moordboek van ArnaldurIndridason. Diens “Nachtstad” (Reykjavikurnaotur) uit 2014 met Erlendur in de hoofdrol speelt ettelijke decennia teug. Erlendur is dan net politieagent en trekt zich het lot aan van een verdronken zwerver Hannibal. Hij komt in het milieu terecht van alcoholisten en randfiguren als Puri, Bergmundur en de broers Ellert&Vignir en zoekt ook contact met zus Rebekka van Hannibal. Achter diens zwerversbestaan gaat een drama schuil. Ongeveer tezelfdertijd als die van Hannibal’s dood verdwijnt een vrouw van de aardbodem, Oddny, getrouwd met ene Gustaf en met een voormalige vriend Isidor. Er wordt een oorbel van Oddny gevonden bij het onderkomen van Hannibal en dan weet Erlendur van geen ophouden meer om de zaak uit te zoeken. Alweer is ArnuldurIndridason met dit boek erg op dreef. Ik vind “Nachtstad” ondanks zijn foute kaft een goed boek, meer dan goed zelfs.

Van Jan Donkers heb ik nagenoeg alles. Zijn boek “Mijn muziek” uit 2006 is een buitenbeentje. Vandaag de dag presenteren muziekdj’s niet alleen de nieuwste platen, maar verschijnen er ook columns van hen en soms zelfs hele boeken. Van Leo Blokhuis heb ik intussen de nodige boeken over popmuziek gelezen en ook mijn broer Harry doet een duit in het zakje. In 2006 kwam DJ Jan Donkers, tevens stukjesschrijver en auteur van diverse mooie romans, met zijn boek “Mijn muziek”. Dat heb ik met plezier gelezen en uiteraard heb ik de bijgaande CD braaf naar mijn extra harde schijf gekopieerd. Apart vind ik dat de diverse artikelen, van 2 tot meer dan 10 bladzijden, alfabetisch zijn gerangschikt. Jan Donkers komt in het boek aanzetten met zijn top 100 Cd’s. Daarvan moet ik nog de nodige, die ik niet heb, gaan bemachtigen in de toekomende tijd.

Van Jelle Brandt Corstius las ik afgelopen zomer “Van Moskou tot Medan” uit 2010. Van dezelfde schrijver, zoon van Hugo, heb ik eerder al de nodige films over Rusland gezien en enkele boeken over het land gelezen die mij bijzonder zijn bevallen. Het boek uit 2010 bevat alweer leuke stukjes, nu niet alleen uit het Russische, maar ook van elders (o.a. Indonesië, Ethiopië). Hij blijft een kolomnist van de eerste orde en wat is hij griezelig leuk. Zo maar een voorbeeld: Jelle is 1.92 meter lang, maar voelt zich het meeste thuis in een appartement van niks. Zelfs droomt hij erover om in een kinderwagen vervoerd te worden, in de stromende regen. Een mooi boek is en blijft het.

Kennen jullie boeken van de Amerikaan Tom Clancy? Zijn “Kardinaal van het Kremlin” uit 1988 kreeg ik cadeau van Peter Geelen. Van Tom Clancy had ik daarvóór nog niks gelezen en met gemengde gevoelens begon ik aan de bijna 500 bladzijden. Het bleek een mooie geheime dienstenroman te zijn, met vooral mensen van de CIA en KGB en als derde partij een stelletje Afghanen die hun land van de Russen (!) wilden bevrijden. De VS en de USSR waren in de jaren 80 druk bezig om intercontinentale wapensystemen te maken die de tegenstander genadeloos moesten vernietigen, sorry waarmee ze hun land afdoender konden beschermen. In het boek komen over en weer enkele spionnen voor de tegenpartij voor. Tom Clancy’s werk viel me oprecht alleszins mee.

Het is nog niet op. Van Rolf Schöndorff, Nico Cohen en Jan Pleus las ik het boek “Economie voor jou” uit 1985. Afgelopen kerstmis wist Bert Minne mij per e-mail haarfijn uit te leggen dat ik niet in het minst enig idee van economie heb. Dat was naar aanleiding van mijn eerdere vraag aan hem waarom de economie ieder jaar moet groeien. Tijdens mijn Cuba-reis deze zomer had ik ene Adriaan van Hiem, die ook als econoom op het Centraal Plan Bureau werkt, als een van mijn medereizigers. Hij vertelde mij een keer in de bus dat ik “Economie voor jou” maar eens moest lezen, dan kreeg ik ietsje meer idee.
Ik schafte me het na de reis tweedehands aan en kon enige teleurstelling niet onderdrukken, toen ik thuis las dat het uit 1985 was, best gedateerd. Het boekje is een weergave van de columns van de drie schrijvers, economen, in 1983-84 in NRC-Handelsblad. Inderdaad, de diverse voorbeelden zijn nogal uit de oude doos, maar de stukjes hebben me wel laten zien wat er zo al op dit terrein te verhapstukken valt. Ik geef hier de acht hoofdstukken met steeds het aantal stukjes: Economie (3), Macro-economisch beleid (19), Consumenten (6), Innovatie en computers (10), Micro-economie (9), De organisatie van de economie (5), Geld en effecten (4) en Internationale economie (15). De verantwoording begint pas op blz. 244 en daarvóór heb ik 71 keer best geanimeerd zitten lezen. Blijft natuurlijk dat het CPB de economische crisis tijdig had moeten voorspellen, maar toch: het gedateerde “Economie voor jou” is een best acceptabel boekje.

Een reisgenote van de Cuba-trip (Gonny) wees me op het boek van Michael Baigent, Richard Leigh en Henry Lincoln, “Het heilige bloed. De heilige graal” uit 1999. In een dorp In de Pyreneeën leidt een vondst van een pater in de 19de eeuw tot een geschiedkundig verhaal dat teruggaat tot Jezus en de heilige graal. Diens leer zou aan de ene kant een religieuze beweging in gang gezet hebben, het christendom, die nog steeds actief is. Anderzijds zou aldus een dynastie van koningen e.d. gevestigd zijn, met een start van Maria Magdalena in Zuid-Frankrijk. Het boek gaat over de zoektocht van de auteurs naar de oorsprong van de Merovingers zoals Clovis, Karolingers, kruisvaarders zoals Godfried van Bouillon, Tempeliers, Rozenkruisers, geheime genootschappen. De publicatie van hun boek, in eerste versie in 1982, heeft een heleboel stof doen opwaaien.

En dan heb ik in Maastricht ook een onvervalst Ian Rankin moordboek, “BleedingHearts”, mogen lezen. In 1994 heeft hij het onder het pseudoniem Jack Harvey gepubliceerd. Een bekende journaliste, Eleanor Ricks, wordt in Londen vermoord door demolition man Michael Weston. Diens belangrijkste tegenstrever in het boek blijkt detective Leo Hoffer te zijn, die hem moet opsporen en onschadelijk maken. De twee komen elkaar op diverse plekken in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten bijna tegen, maar voor de uiteindelijke afrekening moeten we in Seattle zijn. Intussen ben ik als lezer o.a. getuige van de moord op wapenhandelaar Max Harrison, waarna diens dochter Belinda Weston gaat helpen. Dan is er het wel en wee van de Disciplines of love, een spirituele club met JeremiahProvost aan het hoofd en Alisha als diens rechterhand. En niet te vergeten is er de ondergang van Nathan en later ook Don Kline. Op het einde speelt bij de goodguys ook Spike Jackson zijn partijtje mee. Alles bij elkaar vind ik het best een goed boek; als Ian Rankin aan het roer staat, kan er kennelijk weinig misgaan.

Op aanraden van Tonnie& Piet las ik in augustus Butcher’s Crossing, uit 1960. De auteur toen was John Williams, van wie ik eerder uiteraard “Stoner” heb gelezen. Butcher’s Crossing is de naam van een Amerikaans dorpje waar student Will Andrews heengaat, als hij na drie jaar zijn stadsleven vaarwel zegt. Hij ontmoet er J.D. McDonald, die een bedrijf heeft om bizonhuiden te bewerken. Will gaat met rouwdouw Miller, bijbelliefhebber Charley Hoge en zaniker Fred Schneider op zoek naar een immense kudde bizons, zo’n 5000 stuks, om de huid daarvan aan McDonald te verkopen. Het verhaal gaat over het opsporen van de “buffalo”, ze schieten en villen en vervolgens een hele winter wachten op de terugkeer naar Butcher’s Crossing en wat ik maar de thuiskomst zal noemen. Voor en vooral na de reis is er ene Francine om Will in de geheimen van de liefde in te wijden. Mijn oordeel: ook dit boek van John Williams is zeer de moeite waard.

Van Ian Rankin las ik ook nog “Watchman” uit 1988. In het begin van zijn later pas boeiende carrière als moordboekenschrijver wist Rankin nog niet precies wie de hoofdpersoon in zijn boeken zou worden. Hij begon met een “John Rebus” te schrijven, maar in zijn tweede boek was Miles Flint aan de beurt, een al wat oudere spion bij MI5 in Londen, met als zijn hoofdtaak surveillance. Thuis heeft MIles Flint Sheila en zoon Jack (op bezoek), maar het boek gaat vooral over zijn werk op MI5, met collega’s zoals Billy, Jeff, Tony, Richard, Pete en niet te vergeten zijn baas Partridge. Eerder is er iemand van de dienst vermoord en nu gaat een en ander bij het surveilleren mis, waardoor een Israëli door een Arabier gewurgd kan worden. Het spionnenverhaal speel in Londen, maar om IRA-lid Will Collins te ontmoeten mogen we in de tweede helft mee naar Ierland. Het einde speelt zich af op het station van Edinburgh, waar Ian Rankin kennelijk toch het meest op zijn plaats is.
Aardige zijstap: Miles Flint weet alles van torretjes (beetles). Er zijn heel veel soorten en bij iedereen om hem heen verwijst hij graag naar een soort torretje. Zichzelf vindt hij bijv. een tortoisebeetle, ook wel een dungbeetle.
Het boek is best aardig en voor mij had Ian Rankin best meer boeken over watchman Miles Flint mogen schrijven. Maar nee, zijn derde boek en vele erna hebben de drinkgrage detective John Rebus uit Edinburgh als hoofdpersoon.

Volgens mij is Tomas Ross en van de weinige Nederlandse schrijvers van moordboeken e.d. bij wie ik mij thuis voel. In het begin van deze eeuw verschenen achter elkaar drie boeken van hem, waarvan ik eerst Omwille van de troon (2002) en daarna King Kong (2006) gelezen heb. Het middelste van de drie kwam de afgelopen september pas aan bod: “De anjercode” uit 2005, “voor koningin en vaderland”. Het gaat een beetje over een brief van prins Bernhard in het Rotterdamse hotel Weimar aan het begin van de tweede wereldoorlog. De schoonzoon van Wilhelmina en man van “Jula” zou graag de nieuwe stadhouder van het land willen worden, tegen de achtergrond van een verbond tussen Engeland en Duitsland, enigszins buiten Hitler om.
In notedop: verzetsstrijder Daan Kist keert in het voorjaar van 1942 terug naar Nederland om daar korte metten te maken met foute Nederlander Niek van Reijt. In hoeverre dat lukt, staat in het boek. Aan de kant van de “goeden” komen we verder o.a. Wim Römer tegen en later ook JeanneRoëll (nicht van de Anjer). Andere “slechten” zijn bijv. Arthur Seys-Inquart, Joseph Schreieder en min of meer landverraders Dolly Peekema en Anton van der Waals.
“De Anjercode” van Tomas Ross kan er zeer mee door. Veel Nederlandse gelijken heeft de auteur niet, als het om spionageboeken, detectives e.d. gaat. Van Eva heb ik nog drie andere boeken van hem cadeau gekregen; die zullen er t.z.t. ook aan moeten geloven.

Ik ben een fan van de boeken van Jan Donkers, zoals ik hierboven al aangaf. Sinds vorig jaar zijn “Elvis ligt op Zorgvlied” uitkwam, heb ik zo hier en daar eens rondgekeken of ik het goedkoop kon aanschaffen. En afgelopen in Amsterdam was het zo ver: ik geloof dat het bij Kok lag in de warme buurt.
Het boek is geen roman, maar geeft tien verhalen die Jan Donkers de afgelopen tijd geschreven heeft. Omdat het boek (maar) 150 bladzijden is, gaat het dus om ongeveer 10x15. Op de buitenkant staat een mooie foto, niet van Elvis, maar van een rooie kat, horend bij het derde verhaal van de tien. Gaat dat over het graf van de rockzanger? In het geheel niet. Zoals bij de meeste andere bijdragen komt vooral het liefdes- en sexleven een mannelijke hoofdpersoon aan bod. Jan Donkers kan daar op een plastische manier over schrijven, een beetje vanuit het idee dat hij, of in ieder geval de man in het beeld, een gouden pik heeft.
Verveeld heb ik me overigens geen moment: met “Elvis ligt op Zorgvlied” heeft Jan Donkers het zoveelste markante werkje afgeleverd.

En dan was er nog Boudewijn Büch’s boek “De hele wereld in een vitrinekast”, uit 2001, dat ik las tijdens mijn vakantietje in Valencia. Ik kreeg het cadeau van Eva, toen ze onlangs haar boekenvoorraad opruimde. Büch vertelt in dit boek over zijn ervaringen op verre reizen en in allerhande musea met vreemde mensen en hoe hij en anderen daar tegenaan kijken. Ik ga ze hier niet een voor een noemen, maar wat vinden jullie van bijv. Buffalo Bill en The Elephant Man? Nogal wat bladzijden gaan over indianen, die soms naar Europa getransporteerd worden, over het tentoonstellen van (levende en) dode mensen uit totaal andere culturen en – ik noem nog maar iets - al dan niet vermeende koppensnellers en kannibalen. Gedocumenteerd is Boudewijn Büch daarbij beter dan wie dan ook; zijn collectie boeken over deze antropologie moet immens (geweest) zijn. Hij is overigens iemand die weinig in bibliotheken neusde en des te meer allerlei antiquariaten afstruinde, van noordpool tot zuidpool, om zijn voorraad literatuur aan te vullen.
Het boek “De hele wereld in een vitrinekast” is daarmee een mooi boek over het onderwerp geworden. Boudewijn Büch kan goed schrijven en dat laat hij in het boek zien ook. Hij overleed overigens in 2002, een jaar na het verschijnen van dit boek.

“Towhom the bellstoys”, “Voor wie de klok luidt” van Ernest Hemingway, uit 1940, heb ik echt in stukken gelezen, maar in de week voordat ik terug mocht naar Las Palmas, heb ik de 437 bladzijden toch compleet achter me gelaten. Ik begon eraan in augustus, na mijn reis met Trudie naar Cuba. Hemingway heeft het eerste deel van het boek geschreven in het hotel waar wij in Havana logeerden, dus zie dat maar als de aanleiding. Het gaat over het opblazen van een brug, en de dagen eraan voorafgaand, in de buurt van het Spaanse Segovia tijdens de Spaanse burgeroorlog. Was het 1936? De hoofdpersoon is ex-journalist, nu partizaan Robert Jordan, die als Amerikaan (Inglés) meevecht met de communisten en anarchisten tegen de nationalisten van Franco. Andere interessante personen zijn bijv. zijn nieuwe liefde Maria, de al oude Anselmo, het duo Pablo& Pilar, El Sordo en, laat ik ook één tegenstander uit het Franco-kamp noemen, luitenant Berrendo. Het boek geeft terzijde een beschrijving van het leven in Spanje in oorlog en de diverse wreedheden die daar kennelijk bij horen.
Het stopwoordje in het boek is: “Qué va”, maar er komen meer Spaanse zinnetjes voorbij zoals “Puesnada” en “Me cajo en la leche”, als ik het bij twee mag laten. Alles bij elkaar genomen trekt het boek af en toe, maar heb ik het toch helemaal en met plezier kunnen verorberen. Ik heb er een 7½ voor over, best goed voor een boek van bijna 75 jaar terug.