donderdag 17 mei 2018

Weblogbrief 13.30, 17 mei 2018

Weblogbrief 13.30, 17 mei 2018

Querid@s amig@s y familia, aan alles komt een (tijdelijk) einde; dit is mijn laatste brief van jaargang 13. Er komt nog weer een jaargang 14, maar pas begin november.
Ik ga weer terug naar afgelopen vrijdag. Er is volgens mij haast niks zo leeg als een universiteitsgebouw op vrijdagmiddag. Als ik om kwart voor 2 op de afdeling kom, zie ik maar twee gezichten: dat van de studente in de kamer naast me en dat van Patricia, die wel een beetje met haar kamer getrouwd lijkt te zijn. Voor de rest is de hele gang verlaten en als ik later in de andere gang een paar kopieën op ga halen, zie ik daar ook maar een persoon, die overigens op het punt staat om naar buiten te gaan. Het lijkt wel of niemand nog betaald wordt om op vrijdagmiddag nog acte de présence te geven.
Ik heb een kleine twintig DVDs met me mee hierheen gesleept, van films die ik het afgelopen half jaar gezien heb. Ga ik ze weer mee terugnemen naar de Luis Morote? Nee, ik vraag beiden, de studente en Patricia, of ze belangstelling hebben voor gratis film. Na enig aandringen, raak ik er zes kwijt. De rest laat ik vooralsnog op mijn kamer liggen tot a.s. donderdag, nu dus, als ik een tweede ronde zal maken. Wat dan nog overblijft, leg ik, voordat ik vertrek, gewoon neer in de kantine bij de studenten.

Harry heeft helaas geen nieuw artikel over popmuziek voor me deze keer en zijn clips van de laatste week doen mij weinig. Misschien vind ik die van de mensen van Bløf nog het aardigst: met het maken van een van hun platen in vinyl. Harry heeft een bezoek gebracht aan een bedrijf in Haarlem dat weer vinylplaten maakt. Daarover zal hij binnenkort zeker wel met een artikel komen.
Wat zal ik hierna eens gaan doen, gewoon weer – vroegtijdig – weggaan? Nee, ik kijk een documentaire van drie kwartier af over het bijeenkomen van de Traveling Wilburys in 1988 om samen muziek op te nemen: Bob Dylan, Jeff Lynne (van ELO), George Harrison, Tom Petty en Roy Orbison. Van het vijftal zijn er intussen drie dood, heeft er een de Nobelprijs voor literatuur gekregen en wat er van Jeff Lynne geworden is, staat me niet bij. Op veel van hun nummers doet ook nog een drummer mee. Harry, weet jij nog hoe die heet? Op de aftiteling zie ik zijn naam staan: Jim Keltner. Nooit van gehoord.

Om 5 uur verlaat ik het gebouw en ruim een half uur later zit ik met mijn boek op een bank bij Castillo De La Luz. Twee uur later sjok ik naar Biblioteca Municipal Pepe Dámaso om te constateren dat de hoogbejaarde kunstmaker met zijn grijze haardos nog steeds onder de levenden is. Op de vierde pagina van regionale krant Canarias7 (in een nieuw jasje) staat een foto van hem.
Veel tekst gaat ook vandaag over de perikelen in de provincie. Erg tevreden is de krant en ook de regionale concurrent niet over het college van gedeputeerden. In La Provincia staat zelfs een aardige cartoon over het onderwerp. Ik zie twee oudere mensen lopen. Zegt de man: “El invierno no se quiere ir”, de winter wil maar niet weggaan. Antwoordt de vrouw naast hem: “El gobierno tampoco”, het provinciale bestuur ook niet.
Nieuws van enige importantie komt er deze keer ook uit Maspalomas in het zuiden van mijn eiland. Het homo-festival daar viert hoogtij. Miss Lesbiana 2018 is intussen bekend en wie is Mr Gay Pride Maspalomas 2018 geworden? De 29-jarige Juan Cazorla. Hij ziet er, voor de foto in een blauw pak, best appetijtelijk uit. Over acht weken gaat hij het in Madrid tegen zijn evenknieën uit andere streken opnemen om uit te maken wie in de finale van Spanje aan het langste eind gaat trekken. Vanavond, op 12 mei, is in Maspalomas de “gran cabalgata”, de “groeten optoch” door de straten van de stad.

Op de boulevard hier is niet veel te beleven. Het is voor Canarische begrippen nogal fris (“el invierno no se quiere ir”) en om 9 uur zit ik thuis voor de buis, d.w.z. voor het schermpje van mijn laptop met een Mexicaanse film in het apparaat: “COMO AGUA PARA CHOCOLATE”, naar een boek van Laura Esquivel. Het is een film die ik met Trudie al eens gezien heb, zelfs in de bioscoop, maar ik acht hem zeker goed voor een reprise. Hij is uit 1992, de regisseur heet Alfonso Arau en hij speelt in het Mexico van ongeveer de vorige eeuwwisseling, in het gebied van de Rio Grande. De Verenigde Staten zijn doende zich een stuk van Mexico toe te eigenen en vooral jonge Mexicanen komen daartegen in opstand.
Een vrouw met het nodige geld en aanzien, doña Elena (gespeeld door Regina Torne), krijgt haar derde kind, alweer een dochter. Ze krijgt de naam Tita (gespeeld door Lumi Cavazos). Als Elena’s man in het café hoort dat het kind waarschijnlijk niet van hem is, krijgt hij acuut een fatale hartaanval. De twee andere meisjes heten Rosaura en Gertrudis. Tita wordt als 15-jarige verliefd op Pedro, die ook met haar wil trouwen, maar daar steekt doña Elena een stokje voor. Tita moet ongehuwd blijven en voor haar moeder blijven zorgen, is het verhaal. Pedro trouwt dan maar met Tita’s zus Rosaura, om maar zo dicht mogelijk bij Tita in de buurt te kunnen blijven. Gertrudis vindt intussen haar liefde in een Mexicaanse vrijheidsstrijder en Tita in haar kookkunst. Hebben jullie bijv. wel eens kwartels (“codornices”) gegeten op een bedje van rozenblaadjes of een Mexicaanse stoofpot (“mole”)? Daar loopt je het water van in de mond, toch? Later komt voor Tita ook nog huisdokter John in beeld, die zich over haar ontfermt, als doña Elena het te gek maakt.
COMO AGUA PARA CHOCOLATE, het is en blijft een film van de eerste orde. Wie hem nog niet gezien heeft en tevreden is met een Spaanse film met Engelse ondertiteling, kan bij terecht.

Vanavond op zaterdag ga ik naar het optreden van de jonge fado-zangeres Maria Emilia in Parque Doramas. In stijl open ik daarom mijn muziekdoos met een collega van haar: Gisela João. Van haar heb ik maar één CD, uit 2013. Ik neem maar even aan dat het haar eerste is, want de CD heeft ook “Gisela João” als titel. Hier zijn de veertien nummers:
01.Madrugada sem sono
02.Viesti do fim do mundo
03.Meu amigo está longe
04.Bailarico salolo
05.Volttaste
06.Sei finalmente
07.Canta de rua
08.Sei finalmente (deel 2?)
09.(A casa da) Mariqhinhas
10.Sou tua
11.Malhões a vira
12.Maldição
13.Não venhas tarde
14.Antigamente
Ik heb iets met fado-muziek, ik kan het niet helpen. Op zijn tijd kan ik wegzwijmelen met die muziek. Nu ook. De beste nummers op deze CD vind ik, naast het instrumentale “Canto de rua”, vooral “Madrugada sem sono”, “Viesti do fim do mundo”, “Volttaste”, “(A casa da) Mariqhinhas” en het langzame, maar o zo aardige “Maldição”.

Om een uur of 6 zaterdagavond, of is het dan nog net middag, loop ik op mijn dooie akkertje naar El Corte Inglés en vandaar langs de snelweg en het stadhuis naar Parque Doramas. Ik ben er om half 7 en dus veel te vroeg. Dus vlij ik me eerst op een bank in het park neer met mijn boek. Schuin tegenover mij zit een jongeman, twintiger, met op zijn schoot een jongedame, die wel pap van hem lust. Dat leest niet prettig, denk ik dan en ik ga maar eens verderop zitten.
De “noche de fado” van Musicando, gratis en voor niks, begint om 9 uur. Als ik om 8 uur al allerlei mensen de kant op zie lopen waar het kennelijk te gebeuren staat, ga ik ook maar vast. Het is vanavond niet op de grote binnenplaats te doen, waar ook het “Poema del mar”-museumpje is, maar ietsje hoger op (naast het terras bij de calle Pio XII of het het daar al Emilio Ley). Ik eigen me een mooi plekje toe in het midden op rij 7, aan de zijkant voor de beenruimte en het gemak. Vanaf half 9 zijn alle zeg 250 stoelen bezet en kan er alleen nog op de ronde oplopende verhoging erachter gezeten worden. Daar wordt nu gretig gebruik van gemaakt. Om 9 uur hebben we “uitverkocht huis”, met ongeveer 400 aanwezigen. Het overgrote deel zijn oudere dames, die tot het moment dat het optreden begint, luid met elkaar aan het keuvelen zijn (“estando de palique”). Opvallend vind ik verder dat er niemand rookt, terwijl we toch echt in de open lucht zitten. Heb ik een bordje met “verboden te roken” gemist?
Dan komt de artiesten het podium op, te beginnen met drie gitaristen. Eentje met een basgitaar heet José, die in het midden op een gewone (tenor?)gitaar heet Carlos en links van mij zit Luis met zijn Portugese gitaar, met een grote ronde, dikke klankkast en een gat aan de achterkant. Zangeres Maria Emília laat vervolgens maar heel even op zich wachten. Ze heeft een witte jurk aan die tot haar enkels komt, met een hoge split bij haar linker been. Het bovenste stuk van de jurk is aan de zijkanten geknoopt en van achteren zwart. Mooi kan ik haar kleding niet vinden, integendeel. Ze zal zo’n 30 jaar zijn, mager en met lang zwart haar.
“Bon noite” is haar Portugees voor “buenas noches”. Na ieder nummer buigt ze beleefd naar ons met een welgemeend “obrigada” en af en toe ook “gracias”. Wat zal ik verder over het optreden vertellen? Ik tel een nummer of twintig en ze worden allemaal met gepaste schwung gebracht. Na het zevende liedje vertelt Maria Emília ons dat ze nieuwe schoenen aanheeft, met heel hoge hakken, maar dat die nogal knellen. Dan gaat ze op haar gemak even zitten en doet ze uit. Als het even later tijd is voor een instrumentale medley, loopt ze met haar schoenen in de hand het podium af om ze op te bergen. Dan blijkt weer eens dat vooral de man met de Portugese gitaar in haar schaduw de show steelt.
Fadista Maria Emília komt voor liedje 11 of zo terug en begint onvervaard met haar drie begeleiders aan een tweede serie. Ik vind haar en ook het drietal erachter best goed, misschien wel heel goed. Als ik een verbetering mag voorstellen, zou de zangeres ietsje meer show kunnen laten zien, een beetje meer mogen meedeinen. Niettemin vind ik de krachtige fado-stem van María Emilia echt uit de kunst en haar combootje idem dito, beter nog dan bijv. Gisela Joao (zie hiervoor). Het is het avondje Barrio Alto de Lisboa wat ik me ervan had voorgesteld.
Om tien voor half 11 kan ik terug naar huis met de bus. Die komt er bij het politiebureau en het zwembad even later al aan.

Ik laat de precieze titels van het twintigtal liedjes van het optreden voor wat ze zijn. Dat komt mede, omdat de taal me nog steeds te moeilijk is, als ik eerlijk ben. Het (beetje) Portugees dat ik de afgelopen zomer geleerd heb, moet ik nodig weer eens ophalen. Hier volsta ik met te zeggen dat er wel erg veel ge-sh in de Portugese uitspraak zit, meer dan ik voor mogelijk heb gehouden. Mijn stad hier is in het Spaans Las Palmas, maar de Canariërs maken er graag Lah Palmah van. In Lissabon wordt het denk ik Lash Palmash.

Zondag, Moederdag, met een hoofdletter, in ieder geval in Nederland. Mijn moeder is helaas al meer dan dertig jaar dood en vandaag vertel ik jullie dat ze heel goed kon koken. Mij staat zelfs nog bij dat ik wel eens van school kwam en dan had ze in plaats van boterhammen een schaal toastje voor me gereed staan met allerlei beleg erop dat ik heel lekker vond. Een jaarlijks hoogtepunt was, als ze in de keuken had gestaan om stokvis klaar te maken. Mijn broers en mijn vader, die daar absoluut niks in zagen, mochten dan buiten de deur gaan eten, maar wij tweeën vielen er vervolgens echt uitgebreid op aan. Ik zie ons nog zitten, “us te begaoje” aan de zoute vis.

Hier en nu vraag ik me af wat ik vandaag eens zal ondernemen. Niet gehinderd door veel ondernemingslust zoek ik op het eind van de morgen de rommelmarkt maar weer eens op. Iets van mijn gading daar kan ik er niet bespeuren; misschien moet dat ook niet, nou ik de steven al een beetje in de richting van Nederland heb gewend. Dus verblijd ik jullie wel met een paar verse trui-opschriften die ik tussen de rommel ontwaar. Een man van middelbare leeftijd - een stuk jonger dan ik dus - heeft op zijn trui de slagzin NEVER FOREVER staan. Wat hij er precies mee bedoelt, laat ik in het midden. In een andere van de drie gangen van de markt zie ik een meisje bij een rek al te goedkope schoenen staan met op haar felgele t-shirt: I TOLD YOU SO. Ze kijkt erbij of het vanzelfsprekend is. Willen jullie nog een derde? Dan wijs ik op een jongen, nog net geen tiener, die op zijn trui in kapitalen BAH! heeft staan. Is dat wel goed Spaans of Engels? Wel wis en waarachtig, vinden mijn woordenboeken.

Op de vooravond loop ik naar het tweede deel van Santa Catalina, waar allerlei hondenbezitters om die tijd met hun beesten plegen bijeen te komen. Ik tel in de gauwigheid een stuk of tien, vijftien beesten die het grasveld aan het gebruiken zijn om enthousiast achter ballen en dergelijke aan te zitten. Ze schromen bepaald niet om bankzitters zoals ondergetekende uit te nodigen om mee te doen.
Ernaast, tegenover de ingang van wetenschaps-“Museo Elder” staat al weer een hele tijd een boot in een uitholling bij het gras. Jaren geleden heb ik hem al eens bewonderd in het park bij Castillo de la Luz. Sinds het kasteel is opgeknapt en nu verondersteld wordt een eersteklas bezienswaardigheid voor toeristen te zijn, heeft de stad voor de boot een nieuwe plek gezocht: hier dus. Het houten gevaarte, zo’n 17 bij 4 meter, is van 1992 en een getrouwe replica van de Nina, een van de drie boten waarmee Columbus, in het origineel Cristóbal Colón geheten, in 1492 naar Amerika is gevaren. (De andere twee van het drietal waren de Santa María en de Pinta.)

Mag je op Moederdag voetbal kijken? Zeker als je alleen bent en geen moeder meer hebt, denk ik van wel. Op het terras van El Palikeo op de hoek van Santa Catalina en de Luis Morote zit ik, tussen allemaal mannen, om kwart voor 8 gereed voor Levante (uit Valencia) tegen Barcelona. Het is echt een domper voor me, als ik vlak voor aanvang te horen krijg dat Messi rust gekregen heeft (met het oog op het aanstaande WK in Rusland) en niet meedoet. Als dat maar goed gaat… Uiteindelijk verliest Barcelona de Liga-uitwedstrijd met 5-4, na zelfs met 5-1 achter gestaan te hebben. Net geen degradant Levante bezorgt de club zijn eerste nederlaag van het seizoen. De club is hiervoor maar liefst 43 keer ongeslagen geweest. Barça zonder Leo is als fado zonder Portugese gitaar, koffie zonder cafeïne, een drankgelegenheid zonder bier.

Op de maandag zie ik dat mijn buitenraam bij de keuken steeds meer schroeven, “tornillos”, aan het verliezen is. Van de negen zijn er nog maar een stuk of vier, vijf over en die hangen ook nog een beetje op half zeven. Ik doe het raam een beetje open en dan ben ik blij dat ik het vast heb; anders zou het vanzelf los gaan, “se aflojarse” en naar beneden kukelen, richting de “steinweeg” van “de Francesco”. Ik zet het in de badkamer op de grond, achter mijn bidet, en ga over tot de orde van de dag. Als ik Lluis nog te zien krijg, zal ik het hem uitleggen. Ik vrees dat ik als doe-het-zelver, in het Spaans bricolador, van de koude grond te weinig geestkracht en materialen in huis heb om de raamsluiting te repareren. Wel heb ik een tweede toilet in mijn woning. Zal ik daarvan de komende dagen meer gebruik gaan maken?

John (Seegers) heeft me verrast met een apart stuk over het steeds gekker wordend toerisme. Jullie willen een echt contrast? Venetië heeft volgens El Mundo zo’n 60.000 inwoners en telt jaarlijks ongeveer 30 miljoen toeristen (onder wie ook Eddy & Elly, die er een dochter en kleinkinderen hebben wonen).

Maandagavond lees ik in El País over het recente gedoe in de Palestijnse Gaza-strook. Het leger van Israël heeft daar weer flink huisgehouden, volgens premier Netanyahu louter “uit zelfverdediging” tegen Hamas. Op 14 mei 1948 is de staat Israël officieel opgericht en nu, zeventig jaar later, zijn de Palestijnen in het grensgebied begonnen aan een “mars van de terugkeer” van wat eigenlijk hun land is. Dat heeft in de gauwigheid al meer dan vijftig Palestijnse doden opgeleverd. Intussen is Jeruzalem nu wel tot hoofdstad van Israël uitgeroepen en hebben de mensen van Donald Trump en zijn Verenigde Staten er net een ambassade geopend, als bewijs van steun aan de Israëlische zaak.
Autocoureur Max Verstappen, nog altijd pas 20 jaar, staat weer eens op het podium in een Formule 1 race. In de Spaanse “peninsula” is hij gisteren derde geworden. Tom Dumoulin, de Maastrichtse hoop in bange wielerdagen, staat op de tweede rustdag van de Giro de Italia derde, op 38 seconden van Simon Yates. Als hij verder niet teveel seconden verliest, kan hij zijn achterstand in de tijdrit (rit 16) van 34 km a.s. dinsdag nog best weer goed maken. Froome is twee keer op zijn gezicht gegaan en staat al op meer dan twee minuten achterstand.

Dan is het dinsdagmorgen en ga ik mijn laatste plaatje van deze Palmese winter aankondigen. Ik kies als mosterd bij de laatste maaltijd voor een Limburgs muziekje; ik ben immers afkomstig uit die contreien. Het wordt deze keer Carboon, om preciezer te zijn hun “Van Heure Zegke”, een serie spookverhalen uit vroegere tijden. De CD telt de volgende vijftien liedjes:
01.Van heure zegke
02.Auvermennekes
03.De man zonder kop
04.Heksedans
05.De wentelsjtein
06.Verzonke klokke
07.Mechelke Goasses
08.Harieke is riek
09.Reuzeleedsje
10.Ratelpappels
11.De ketting die sjpint zich
12.De sjepene van Eys
13.Keuning Sanderbout
14.Sjra de sjrienemaeker
15.Hoetepetoet (de sjoarstein oet)!
Carboon, het is inderdaad weer eens iets heel anders dan een Amerikaanse vlam of een stukje Lissabonse fado. Bovengemiddeld op de plaat “Van Heure Zegke” vind ik “De man zonder kop”, “Verzonke klokke”, “De ketting die sjpint zich”, “De sjepene van Eys” en “Sjra de sjrienemaeker”.

Later op de morgen breng ik een doos met boeken en kleren (6,5 kilo) naar het postkantoor. Om de doos hoort pakpapier, “papel de embalaje” en daarvoor ben ik maandag al naar de bekende ferretería op de Guanarteme geweest. Vroeger kocht ik het daar per meter, nu word ik verondersteld een rol van veertig meter te kopen, terwijl ik maar zo’n drie meter nodig heb. Foute boel (maar wat wil de arbeider)!
Na het postkantoor is het tijd om bij de plaatselijke “de Lelie” mijn derde colbertje af te halen. Daarna mag ik thuis beginnen aan geroosterde kip met aardappeltjes met ui, erwtjes en Franse selderij (een eigen groentemengsel). Ik heb er als nagerecht nog een stukje heel oude kaas bij met wat “panecillos crujientes”, een soort toast. Wel is mijn toast “integral”, voor de prettige stoelgang.
Onder het eten bedenk ik: “aw mögk!”, dat is nog eens een rare dialect-uitdrukking. Je hoort het in Limburg geregeld zeggen, maar zou men er echt een oude mug mee bedoelen? Dan kom ik uit het niets op een alternatieve mogelijkheid: misschien komt “aw mögk” van een Nederlandse “oude meuk”. Dat staat voor “oud vuil goed”, een beetje zoals je in het Spaans “ropa vieja” hebt.

Schuin naast de winkel van Abril in de Vientinueve heeft zich een zwarte jongen geïnstalleerd, in korte broek en met een rasta kapsel. Hij geeft een uiterst variatie op allerlei liedjes van Tracy Chapman. Ik zou zo naar beneden lopen om hem wat geld toe te stoppen. Dan staat me bij: heb ik hem, vele jaren eerder, hier niet ook al eens gespot, tegenover De Spat in de Ripoche? Hij kan het nog steeds, een hele geruststelling.

‘s Avonds kijk ik om 9 uur mijn laatste film af: Hide-And-Seek (in het Spaans “El Escondite”, de schuilplaats). Hij is uit 2005, de regisseur heet John Polson en de hoofdrolspelers zijn Robert de Niro, die psycholoog David Callaway speelt, met zijn dochtertje Emily, een rol van Dakota Fanning. In een mooie bijrol zie ik Famke Janssen als collega van David Callaway.
In notendop gaat het verhaal over een vader en dochtertje die na de dood van de moeder naar het platteland verhuizen. Daar krijgt Emily een nieuw denkbeeldig vriendje, Charlie, die kennelijk niet veel goeds in de zin heeft. De sheriff en ook de buren (Laura, Steven, Laura’s zus Elisabeth, dochtertje Amy) kunnen niet echt helpen. Ik vind het een vrij goede film en kan hem jullie wel aanraden voor een avondje voor de buis.

Op woensdagmorgen om even over 10 komt Laura naar boven om mijn woning weer eens onder handen te nemen. Nogal eens roep ik in het begin dat ze van alles niet of nauwelijks hoef te doen. Vanmorgen breng ik het tot een “TODO”, alles. En dat doet ze. Lluis kan trots op me zijn dat ik zijn woning alweer zo netjes ga achterlaten.

‘s Avonds zit ik royaal vóór kwart voor 8 al bij El Palikeo voor het voetballen. Ik ben intussen zo erg bevriend met de ober dat hij mij ongevraagd al een half litertje “agua mineral con gas” komt voorzetten, “muy frio”, als ik heb plaats genomen. Dan richt ik mijn blik op het stadion van het Franse Lyon, waar Olympique Marseille (“Marcella” op zijn Spaans) gaat kijken of ze in staat zijn om een gat te slaan in de ijzeren verdediging van Atlético de Madrid. Ik heb het over de finale wedstrijd van de UEFA Europa League, onder leiding van “onze” Björn Kuipers.
In minuut 4 is het bijna zo ver. Als keeper Oblak van Atlético de bal niet over de lat had gedacht, zou de Zuidfranse club zowaar voor gestaan hebben. Daarna is er bij Atlético echt geen doorkomen meer aan. Aan de andere kant is het N.B. Fransman Antoine Griesmann van Atlético die Marseille de das om doet: eerst met 0-1 in minuut 21 na een foutje van een Marseille-verdediger en dan direct na de rust met 0-2 als sluitstuk van een mooie combinatie. Daarna probeert Marseille het nog wel en belandt zelfs een kopbal op de binnenkant van de paal, tot schrik van keeper Oblak, maar het is allemaal verloren moeite. Vlak voor tijd maakt Atlético-speler Gabi er nog 0-3 van en daarmee moet trainer Simeone, nog steeds tot de tribune verbannen, maar tevreden zijn. Ik ga afrekenen, voor de laatste keer deze winter.

Als aanvulling op ladrón, cabrón en cagón (zie mijn vorige brief) stel ik hier “jamón” voor. Dat is niet alleen ham, zoals in “jamón serrano”, rauwe ham – de lekkerste schijnt uit Salamanca te komen. Het staat ook voor een dikke kont.

Vandaag, donderdag, staat verder vooral in het teken van afscheid nemen van de mensen in bus 12 en op de universiteit, voor zo ver aanwezig. Daarna heb ik nog twee volle dagen te gaan om mijn laatste rondjes door de stad te maken, mijn tassen in de pakken en mij richting vliegveld Gando te begeven. Als er geen rare dingen staan te gebeuren, ben ik zaterdagavond laat in Eindhoven (waar Trudie me met veel mijn dertiende jaargang enthousiasme staat op te wachten in haar nieuwe jurk). Pas in november laat ik dan hier mijn gezicht weer zien.
Ik hoop jullie de komende maanden weer allemaal tegen het lijf te lopen, alive and kicking, en daarmee eindig ik mijn dertiende winter in Las Palmas. Tot zeer binnenkort, “hasta muy pronto”, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Een mens moet wat, dus begin ik deze keer met een boek uit de vorige eeuw. Don Winslow is in 1992 nog geen 40 jaar, als zijn “The Trail To Buddha’s Mirror” het licht ziet, met zijn eerste avontuur met Private Eye Neal Carey in een glansrol. We gaan ervoor naar San Francisco en daarna naar China: Hong Kong en Cheng Du. Om je aardrijkskunde-geheugen op te frissen, Cheng Du is de hoofdstad van de provincie Sichuan in het zuidwesten van China. En omdat we in 1977 zitten, is Hong Kong nog de Engelse vrijplaats, op een randje van het grote land ernaast.
Door zijn vader Joe Graham van de Friends of the Family wordt Neal Carey erop uitgestuurd om biochemicus Robert Pendleton (Dr. Bob) op te sporen, die alles weet over hoe je gewassen beter kunt laten groeien door kippensrtront als fertilizer in te zetten. De man blijkt in San Francisco te zitten en stapel te zijn op een kunstenares genaamd Li Lan. Die neemt hem vervolgens mee naar Hong Kong, zelfs naar Victoria’s Peak voor een hernieuwde ontmoeting met Li Lan. De plek kan ik me nog steeds voor de geest halen van toen ik er met Trudie op vakantie was. Neal Carey belandt in Hong Kong uiteindelijk in de Walled City in de buurt Kowloon, waar je als geciviliseerd mens beter niet kunt gaan wonen. Gelukkig wordt hij later afgevoerd naar het echt Chinese Cheng Du, waar aan zijn herstel wordt gewerkt. Dan wordt de kweilo (buitenlander) met Li Lan de berg opgestuurd, achtervolgd door de rechterhand van Xao Xiyang, CIA-man Simms en zijn eerdere hulp Xiao Wu. Akls dat maar goed afloopt.
Don Winslow is zelfs als beginnend schrijver iemand die weet hoe je van Engels een prachtige taal maakt. Echter, over het bedenken van een goed verhaal moet hij dan nog een en ander leren. Om die reden kom ik voor “The Trail To Buddha’s Mirror” niet verder dan een 7- als recensiecijfer. Jullie en ik weten intussen hoe fantastisch zijn latere boeken zijn.

Boek 2 is er een van Joël Dicker. Die kennen jullie en ik nog van zijn boek over Harry en nog wat, dat ik hier eerder deze winter lovend besproken heb. Nu gaat het over de jonge jaren van de Goldman gang (op zijn Amerikaans) in de jaren 80, 90 en in het begin van de twintigste eeuw. Ik lees het boek op mijn e-reader in het Nederlands: “Het boek van de Baltimores”. Het speelt in het oosten van de V.S. (Montclair in New Jersey, Baltimore, New York) en ook in Florida (Coconut Grove, Miami), Los Angeles en Nashville.
De ik-persoon in het boek is Marcus Goldman, geboren in 1980 en opgroeiend in Montclair. Hij kijkt in 2012 terug op zijn fantastische vakanties bij zijn magere, begaafde neef Hittel uit Baltimore en diens rijke ouders advocaat Saul & oncologe Anita. Het gezin daar wordt gecompleteerd met Woody Finn, een gespierde wees van dezelfde leeftijd die min of meer aan is komen waaien en in het Baltimore-gezin wordt opgenomen als tweede zoon. Marcus, Hittel en Woolf worden echt onafscheidelijke vrienden. Dan komt de twee jaar oudere schoonheid Alexandra erbij, waar de jongens alle drie verliefd op worden. Ze is de dochter van de rijke buurman Patrick Neville. In 1997 zweren de drie van de Goldman gang dat ze geen van allen iets met Alexandra zullen beginnen, maar Marcus is dolblij als hij haar even later toch voor zich kan winnen. Voor hoe lang en tot wanneer?
In 2000 wordt Woody, intussen op weg naar de Amerikaanse rugby-top, van doping beschuldigd, hoewel hij het zelf ferm ontkent. Hoe komt het middel Talacen dan in zijn bloed en urine, is de vraag. Hij wordt van rugby uitgesloten, geeft de universiteit eraan en wordt pompbediende. Dan, in 2004, wordt hij beschuldigd van het doden van de vroegere vriend van zijn vriendin Colleen. Het Drama met een hoofdletter voltrekt zich vervolgens in het najaar van 2004, als Woody niet de gevangenis in wil en met Hittel op de vlucht slaat. Weet iemand ervan? Uiteindelijk ... Hier houd ik op met samenvatten. Rest me nog te vertellen dat het met Marcus als schrijver in 2012 – hij is dan nog pas 30 – heel goed gaat en met Alexandra als zangeres financieel misschien nog beter.
Ik vind “Het Boek Van De Baltimores” van hoog niveau. De diverse stukjes spelen steeds in een ander jaar, min of meer door elkaar heen, dus ben ik wel blij dat ik gaandeweg nog steeds wijs word uit het verhaal. De switch van 2012 naar de jaren 90 en het begin van de ondergang van de Goodmans-uit-Baltimore komt intussen wel steeds scherper in beeld. Als recensiecijfer heb ik voor het boek een 8+ over. Jullie moeten het ook maar eens lezen, vind ik.

vrijdag 11 mei 2018

Weblogbrief 13.29, 11 mei 2018

Weblogbrief 13.29, 11 mei 2018

Querid@s amig@s, ik begin nu echt af te tellen. Over een week ben ik mijn koffer aan het pakken en haal er zelfs al de weegschaal bij. Het wordt langzaam aan tijd dat ik op huis aan ga, althans mijn huis in Maastricht. In afwachting daarvan hebben jullie mij nog één week hier te verduren, de komende week. Dit is mijn voorlaatste brief over mijn wetenswaardigheden deze winter. ¡Vamonos!

De vrijdagmiddag op de universiteit is niet het moment dat het er nog wemelt van de leraren en studenten. Als ik (op 4 mei, bijna bevrijdingsdag in Nederland) op de afdeling kom, bespeur ik alleen een aardige studente in de kamer naast de mijne. Ik begin met mijn brief aan jullie te versturen, maar dan blijkt de computer mijn tekst niet te herkennen. Hoe ik ook probeer, hij geeft niet thuis. Ik roep dus haar hulp in, maar ook zij kan er geen soep van maken. Erg, hè? Ik moet a.s. (voor jullie afgelopen) maandag toch weer op de afdeling zijn; dan zal ik Jorge of Lluis eventueel eens om hulp vragen. Ik begin dus maar aan mijn mailtjes en Harry’s website.
Een uur later, als de studente al lang en breed vertrokken is, komt Lluis de afdeling op. Ik kan niet wachten om ook hem mijn computerprobleem voor te leggen. Hij gaat zitten, zet mijn brief eerst op het computerscherm, verandert dan de naam in Paul.doc en opent hem vervolgens. Klus geklaard! Op Lluis mopper is misschien wel eens, maar de man heeft toch meer in zijn mars dan ik voor mogelijk houd. Hij nodigt mij bovendien uit voor de presentatie maandagavond van een boek over La dieta mediterránea, dat hij – wanneer in Godsnaam – geschreven heeft. Ik heb maandag al een afspraak met Jorge en de “yoga-studenten” om half 6, maar ik ga er echt voor zorgen dat ik er daarna die avond bij kan zijn.
Voor wie het interesseert, ik heb het ook met hem ook gehad over mijn verblijf op de Luis Morote de komende winter. Dan ben ik van ongeveer 1 november tot 1 mei weer van harte welkom in zijn Luis Morote onderkomen in Las Palmas.

E-mail (en zelfs ook What’sApp) heeft iets privé’s, dus daar zal ik het in mijn brieven niet snel over hebben. De website van Harry is wel openbaar, net als mijn weblog, en dus kan ik jullie verblijden met een aardig stuk van hem over de jeugd van Keith Richards (heel informatief, tenzij je diens autobiografie al eerder uitgebreid hebt doorgenomen). Een heel mooie zin in Harry’s stuk vind ik: in Engeland is de verplichte dienstplicht al in 1960 afgeschaft, veel eerder dan bijv. op het “continent”. Harry denkt dat dat een rol heeft gespeeld bij de hausse van nieuwe popmuziek in dat land begin jaren 60. De jeugd kon gemakkelijker andere dingen gaan doen, bijv. popmuziek maken.
Op Harry’s website vind ik ook weer de nodige aardige muziekclips. Kennen jullie Mr. Protz al? Ik nog niet, maar zijn recente “Space for two” mag er zijn. Ik ben ook best wel gecharmeerd van de mij onbekende “Old Crow Medicine Show” met hun “Wagon wheel” uit 2006. Country-artiest Kris Kristoffersen komt weer eens prima uit de verf, als hij samen met Rita Coolidge zijn evergreen “Help me make it through the night” zingt. En dan krijg ik ook nog eens een prachtnummer van Otis Rush te zien en te horen: “I can’t quit you baby”.

In mijn bus terug naar het noorden zie ik op een blinde muur met grote letters staan: ¡RAJOY, PELELE! Rajoy is de minister-president van Spanje, maar wat is “pelele”? In mijn woordenboek zit ik eerst bij “pelear”, vechten, maar dan toch bij “pelele”. Het is Spaans voor stropop, marionet.
Willen jullie ook nog een opschrift op een damestrui? Dan heb ik, uit bus 12, voor jullie: “YES, BUT NOT WITH YOU”.

In mijn bibliotheekje bij het Castillo de la Luz kijk ik vooral in El País. De ETA lijkt er na vijftig jaar onrust zaaien nu definitief de brui aan te hebben gegeven. De hoogtijdagen van de Baskische afscheidingsbeweging waren in de jaren 80 en 90. Er zijn door de jaren heen 854 mensen vermoord.
Dan is er een verhaal over Donald Trump dat El Pais overneemt van de Washington Post. In de eerste 466 dagen van zijn ambtsperiode zou de Amerikaanse president met het foute kapsel ruim 3000 keer gelogen hebben. Dat is gemiddeld per dag 6½ keer en er zit een stijgende lijn in.
Zo waar krijgt ook Nederland, fietsland ook een stukje in de Spaanse krant. Voor het eerst, in 2017, zouden er meer doden in het verkeer zijn op de fiets dan in de auto, 206 versus 201 op een totaal van 613. Onderzoekers denken dat het een negatieve bijwerking van de populariteit van de elektrische fiets bij 65 plussers. Waarvan akte!
Ten slotte zie ik in El País ook twee pagina’s vol informatie over de Giro d’Italia, die nu begint. Kanshebber voor de eindoverwinning zijn volgens de redacteur van de krant: Froome, Chaves, Yates, Aro en Pinot. Ben ik nog een belangrijk iemand vergeten? Tom Dumoulin uiteraard! “De vlinder van Maastricht” krijgt niet alleen veel aandacht, maar de indrukwekkende bonk van een kerel is ook goed voor een foto. Met hem vergeleken is iemand als Froome echt een onderdeur. De cruciale etappes, behalve de tijdritten, zijn rit 14 op 19 mei, op de dag dat ik weer naar Maastricht kom, en rit 19 de vrijdag erna, op 25 mei.

Als ik op vrijdagavond (een week terug) over de boulevard naar de Luis Morote loop, is er veel publiek. Er speelt een Canarische popband op het strand bij Plaza Saulo Torón. Ze dient mede als begeleiding van een modeshow, met de naam MODA CALIDA, badmode (calido = warm). Ik zie allerlei meisjes en jongens over een catwalk op het strand lopen in niet veel meer dan een zwembroek aan plus (bij de meisjes) nog een BH van niks. Het is een evenement van SUMMERLAND, mij verder onbekend. Heineken doet met haar bierreclame ook een duit in het zakje. Bij een aantal kraampjes naast de modeshow staan zo waar enkele “hamacas”, hangmatten, want “no hay verano sin siesta”, een middagdutje hoort bij de zomer. Op het plein aan de boulevard ertegenover staan vele tientallen gestreepte ligstoelen. Daarin hebben zich al de nodige mensen genesteld. Het wordt tijd dat ik me van het spektakel verwijder.

Zaterdagmorgen begin ik in alle vroegte met Otis Rush op te zetten, als vervolg op zijn clip op Harry’s website. In het voorprogramma van zijn muziek zet ik eerst drie nummers van Slim Harpo (1924-1970, uit Louisiana): “I got love if you want it”, “Baby scratch my back” (leuke titel) en “I’m a king bee”, later gecoverd door Mick Jagger en zijn jongens. Als naspel heb ik drie nummers van Rita Coolidge (uit 1945, Florida) voor jullie: “Old fashioned heart”, “I believe in you” en “Higher and higher”. Vanwege haar duet met Kris Kristofferson (zie boven) voeg ik toe dat de twee een aantal jaren getrouwd zijn geweest. Mooie muziek is het, al zeg ik het zelf.
Gaan we naar Otis Rush zelf. Hij is geboren in Philadelphia in 1934 en dus is hij nu 84, dat is oud (maar niet versleten). In de Wikipedia lees ik dat hij linkshandig is en de snaren op zijn gitaar ondersteboven heeft staan. Zijn hoogtijdagen als vooral zanger-gitarist zijn eind jaren vijftig, als zijn bekendste nummers op de plaat verschijnen. Van Otis Rush heb ik vijf CDs, met wel de nodige overlap van nummers. Ik kies hier voor zijn overzichtsplaat “The Blues Collection 19: I can’t quit you baby” uit 1994, met de volgende zestien liedjes:
01.All your love
02.Three times a fool
03.She’s a good ‘un
04.It takes time
05.Double trouble
06.My love will never die
07.My baby is a good ‘un
08.Checking on my baby
09.Jump sister Bessie
10.I can’t quit you baby
11.If you were mine
12.Groaning the blues
13.Keep in loving my baby
14.Sit down baby
15.Love that woman
16.Violent love
Er zit mij iets teveel “love” en “baby” in de teksten, maar aangename muziek blijft het. Ik voeg wel toe dat mij Otis Rush veel meer “doet” met alleen zijn gitaarbegeleiding dan met allerlei blazers erbij. Dus laat ik hier alle nummers met orkest vallen, de nummertjes 9-16. Laat ik daarbij een uitzondering maken voor nummertje 10: “I can’t quit you baby”. Toch prefereer ik de versie met alleen Otis Rush op gitaar, zoals op Harry’s clip. Otis Rush is, zoals trouwens ook diverse van zijn zwarte bluescollega’s, een begenadigd gitarist.

In Maastricht kijk ik op zaterdagavond laat graag eens naar de “nachtfilm” op de Vlaamse zender of Nederland 2. Hier kan dat ook, maar dan moet ik dat wel als DVDtje op mijn laptop doen. Terwijl in de straat bij Don Manué alle tafeltjes buiten nog bezet zijn, sluit ik me op in mijn woning voor de film “Internal affairs” uit 1990 van regisseur Mike Figgis. Zie ik Richard Gere en Andy Garcia nog eens in een jeugdige rol.
De film gaat over twee politiemensen in Los Angeles, lesbienne Amy Wallace (gespeeld door Laurie Metcalf) en nieuweling Raymond Avilla (Andy Garcia), die aangesteld zijn om corrupte agenten binnen de eigen gelederen op te sporen. Dat het voor veel collega’s een ondankbare baan is, weet ik al uit diverse leesboeken met politie-agenten, zoals bij Michael Connelly. Al snel richten de twee hun focus op het koppel Dennis Peck (Richard Gere) en Van Stretch, die veel royaler met geld omgaan dan bij hun salaris past. Kun je je als gewoon agentje bijv. wel een dure sportwagen permitteren? Van weet daarbij niet dat Dennis een affaire met diens vrouw heeft en is dan ook verbaasd, als hij later in de film… Laat ik hier ophouden en het verloop van de film gaan verklappen. Toch wil ik wel nog eventjes de knappe Nancy Travis vermelden, die als de vrouw van Raymond in een museum voor “New Contemporary Art” haar brood verdient.
Ik vind “Internal Affairs” en mooie film en het kan me niet schelen dat ik laat op de zaterdagavond nog steeds film zit te kijken. Ik heb er wel rode wijn (Sangre De Toro) en iets te knabbelen bij genomen om in de juiste sfeer te blijven.

Vandaag is het in Las Palmas Moederdag, El Día de la Madre. Is dat ook zo in Nederland? Volgens Trudie niet, als ik haar daarover app. Moederdag in Maastricht is pas over een week (als ook de Sint Servaasprocessie weer eens door het centrum van Maastricht hobbelt). Hoe dan ook word ik hier op Moederdag in alle vroegte uit mijn slaap gehaald. Dat is deze keer nou eens niet vanwege het licht, maar omdat de straat wordt onveilig gemaakt door een soort van bezemwagen van “Vuelve a latir” (keer terug om te kloppen), die af en aan voor veel kabaal en een beetje “limpieza”, reiniging zorgt.

Wat zal ik vandaag eens delibereren? Laat ik mij in afwachting van “El Clásico Del Fútbol Español” vanavond, tussen Barça en Real, eens giftig maken over het woord “fútbol”. Wie bedacht heeft dat voetbal in het Spaans “fútbol” heet, kan zonder pardon de kanker achter het hart krijgen, dan heeft de dokter moeilijk zoeken (Amsterdamse uitdrukking). Voet, geachte toehoorders, is in het Spaans “pié”, twee lettergrepen met een e op het einde. Voor het woord bal hebben we hier twee woorden: “pelota” en “balón”. In het Algemeen Beschaafd Spaans is voetbal dus zo iets als “balompié”. Dat woord vind ik ook terug in mijn woordenboek, maar als ik het hier op straat en op het terras zou gebruiken, zou ik voor gek verklaard worden. Als ik vanavond bij El Palikeo op het terras zou gaan zitten en zeggen dat ik voor het “balompie” kom, zou mij subiet de deur gewezen worden (voor zo ver je dat kunt zeggen op het terras).
Terzijde, deze keer geven zelfs ook de Fransen niet thuis. In hun land is voetbal spelen “Jouer au football”, op zijn Engels dus. Alleen de Engelsen zelf hebben nog een ander woord voor voetbal: “soccer”. Vanavond ben ik “soccer-fan”, “aficionado de fútbol”, van de Catalanen. Ik hoop maar dat ze die van de Koninklijke alle hoeken van het veld laten zien.

De Liga-wedstrijd tussen Barcelona en Real Madrid, El Clásico, begint om kwart voor 8, maar ik heb een voorgevoel dat ik ruim voor de aanvang bij El Palikeo aanwezig moet zijn, als ik nog een plekje vooraan wil krijgen. Om even over 7 loop ik over Santa Catalina naar mijn terras en mag constateren dat het al behoorlijk druk is. Heeft het ook te maken met UD Las Palmas, dat nog even zijn best aan het doen is tegen Getafe. Helaas, vlak voor tijd maakt Getafe de 0-1 en kan UD weer puntloos verder.
Ik zit om 5 over 7 inderdaad vooraan bij El Palikeo, maar wel zo ongeveer op de laatste zitplaats die op rij 1 nog vrij is. In het half uur erna wordt het zo druk dat de zaak het zelfs met extra aangesleepte stoelen niet meer redt. Het enige dat dan voor mij en de andere voetbalfans nog ontbreekt, is de wedstrijd zelf. Hoe men ook zijn best doet om beeld te krijgen op het grote scherm, dat wil niet echt lukken (terwijl alles op het buurterras gesmeerd gaat). Geloof het of niet, maar wij van El Palikeo vallen pas in minuut 9 in de wedstrijd. De opstellingen, de toss enz. en de schermutselingen in de eerste acht minuten zijn compleet aan ons voorbijgegaan. (Er zijn intussen al mensen weggelopen naar een ander terras.) Dan uit het niets krijgen Barcelona (més que un club) en Real Madrid in Camp Nou onze volle aandacht.
Net bij de les geeft Sergio Roberto aan de rechter kant een pracht van een voorzet op Luis Suárez in het strafschopgebied, die zich de kans niet laat afnemen. Ongegeneerd schiet hij de 1-0 binnen. De helft van het terras waartoe ik me reken, kan zijn lol niet op, terwijl de andere helft – het is ongeveer 50%-50% qua fans – zich verbeten in zwijgen hult. Echter, even later al, in minuut 15, is er een mooie combinatie van Real voor het doel van Ter Steegen en tikt afmaker Cristiano Ronaldo - gehinderd door Piqué, maar onvoldoende – van heel dichtbij de 1-1 tegen het net. Ronaldo houdt er wel een lichte knieblessure aan over. Ik vind Real daarna ietsje beter en vooral Ronaldo krijgt halverwege de eerste helft nog een paar mooie mogelijkheden. Eentje wordt door Ter Steegen met een been weggemaaid en bij een andere gaat de bal net langs de verkeerde kant van de paal. Dan, in de extra tijd van de eerste helft, maakt Sergio Roberto een slaande beweging naar het hoofd van Realspeler Marcelo. Die doet het dan vóórkomen dat hij ternauwernood aan de dood ontsnapt is. Scheidsrechter Hernández is er als de kippen bij om Sergio Roberto een rode kaart voor te toveren. “Ga jij je maar douchen”, hoor ik hem zeggen, maar dan in het Spaans.
Het met een man minder spelen dan de tegenstander beïnvloedt wel de sfeer in de tweede helft. Over en weer zijn er nu echt schermutselingen, maar Real is nu echt veel meer aan de bal. Een groot pluspunt voor Barcelona is wel dat Ronaldo in de tweede helft aan de kant moet blijven wegens zijn knieblessure en vervangen wordt door Asensio, die een stuk minder doelgericht is. Dan, in minuut 52, laat Lionel Messi van zich horen. Hij zet twee verdedigers opzij en schiet de bal hard in het uiterste hoekje, te ver weg voor Keilor Navas: 2-1. Vier minuten later geeft Rakitic vanaf rechts een voorzet op Suárez die de 3-1 inschiet. Of toch niet, volgens de grensrechter (maar niet volgens mij) staat Rakitic net aan buitenspel. Weer even later wordt Iniesta vervangen en verlaat onder immens applaus het veld. Messi mag in minuut 69 opnieuw aanleggen, maar deze keer redt Navas wel heel mooi. Real blijft intussen wel echt domineren en wie weet wordt Barcelona ook een beetje moe van het steeds weer ballen wegwerken. In minuut 72 schiet Gareth Bale de 2-2 binnen, ongeveer op dezelfde manier als Messi eerder aan de andere kant heeft gedaan, in de uiterste hoek. Voor ter Steegen is er geen houden aan. (Sinds het Europees kampioenschap twee jaar terug, toen Wales met Bale heel ver kwam, heb ik een zwak voor de man, hoewel hij wel van de verkeerde Spaanse club is.) In minuut 75 laat Marcelo zich over het been van Jordi Alba vallen in het strafschopgebied en ben ik blij toe dat de scheidsrechter de bal niet op de stip wil leggen. Tot in minuut 94 probeert Real er nog 2-3 van te maken met diverse “remates”, afmakers, schoten, maar 2-2 is en blijft het. Opgelucht haal ik als Barça-fan adem, als het afgelopen is.
Barcelona moet maar tevreden zijn met het gelijke spel, vind ik. Ik heb – eerlijk is eerlijk – Real ietsje beter gevonden, zeker na de rode kaart van Sergio Roberto. Er is nog een Liga-wedstrijdje of drie te gaan en dan kan opgetekend worden dat Barcelona in de Liga en Copa dit seizoen geen enkele keer verloren heeft.

Op de maandag ben ik wel toe aan nieuwe muziek op mijn laptop. Er zijn echt legio zwarte zangers-gitaristen op de plaat die de blues met verve hebben omarmd, als was het hun kindje. Mag ik na de zwarte Otis Rush dan voor de variatie eens een blanke bluesartiest naar voren schuiven? Hier is John Campbell voor jullie. Hij is van 1952, uit Louisiana, en echt lang heeft hij niet gemaakt: in 1993, hij is dan 41, overlijdt hij aan hartfalen. Of er ook drugs in het spel geweest zijn, is mij niet bekend, maar kerngezond ziet hij er op YouTube filmpjes in 1993 bepaald niet uit met zijn Tom Waits stem. Daarbij is hij broodmager (Johnny “Slim” Campbell) en een kapper had best eens met een schaar door zijn veel te lange haar mogen gaan.
John Campbell heeft maar een beperkt aantal CDs op zijn naam staan, een stuk of vijf. Drie die ik niet heb, zijn uit 1975, 1988 en postuum 2000. Daartussen zitten uit de jaren vlak voor zijn overlijden “One Believer” in 1991 en “Howlin Mercy” in 1993. Die heb ik wel allebei en laat ik ze maar eens allebei voor jullie opzetten. Hier zijn de twee keer tien nummers:
01.Devil in my closet
02.Angel of sorrow
03.Wild streak
04.Couldn’t do nothin’
05.Tiny coffin
06.World of trouble
07.Voodoo edge
08.Person to person
09.Take me down
10.One believer
11.Ain’t afraid of midnight
12.When the levee breaks
13.Down in the hole
14.Look what love can do
15.Saddle up my pony
16.Firin’ line
17.Love’s name
18.Written in stone
19.Wise blood
20.Wolf among the lambs
Wie hoopt op een portie opgewektheid, komt bij deze twee CDs van John Campbell bedrogen uit. Ik krijg een vracht ellende voor mijn kiezen waar je u tegen zegt. (“(You got to keep the devil way) down in the hole. Help me.”) Wat is het een akelige “badass blues” om eens een commentator op YouTube te citeren. Is er nog behoefte aan uitschieters naar boven? Op de eerste CD uit 1991 opteer ik dan voor “Devil in my closet”, “Couldn’t do nothin’”, “World of trouble”, “Person to person” en titelnummer “One believer”. Op “Howlin Mercy” heb ik een bijzondere affiniteit met “Ain’t afraid of midnight”, “Look what love can do”, “Firin’ line” en “Written in stone”. John Cambell heeft met zijn CDs volgens mij echt bluesmuziek van de bovenste plank achtergelaten.

Later in de middag ga ik naar de universiteit om John Campbell nog eens op YouTube aan het werk te zien. Inderdaad, het is een levend lijk, maar geef hem een podium en een “slide guitar” en hij speelt (speelde eigenlijk) de sterren van de hemel.
Om half 6 zit ik bij Jorge en de twee studenten, die voor de laatste keer met ons over onderzoek naar yoga komen praten. Dan valt mij echt op dat Jorge ook niet het naadje van de kous weet, als het al te gedetailleerd wordt. Niettemin is zijn kennis van hoe je een Randomised Clinical Trial opzet, vele malen groter dan wat ik meestal bij echte dokters aantref.
Dan mag ik naar de presentatie van een boek dat Lluis geschreven heeft over het mediterrane dieet. Het is zo’n 200 bladzijden, heet “Mi Transición Nutricional”, verandering van eten, en is uitgegeven bij Memorias. Waar hij de tijd en moeite vandaan heeft gehaald om het allemaal op te pennen, is mij een raadsel. Ik zou dat niet kunnen, denk ik. Daarbij, had hij niet eerst moeten overleggen met de mensen uit Barcelona die veel meer dan hij weten over de ins en outs van de PreDiMed studie? De titel van het boek verwijst naar de “transición”, de overgang op de Canarische eilanden van een arme landbouw- en veeteeltgemeenschap in een toeristenindustrie. Terzijde, op het schiereiland Spanje is het de overgang van de Franco-tijd naar een democratie. Hij voegt er nu een “transición nutricional”, verandering van voeding aan toe.
Met zo’n 50 à 100 anderen zit ik net op tijd in het gebouw van Club La Provincia op de León y Castillo 39, vlakbij San Telmo) om niks te hoeven missen. Gespreksleider is directeur van de club en journalist Javier Durán. Hij leidt de zaak, ook de discussie best wel in goede banen. Eerst mogen twee halve politici kort hun zegje doen en dan geeft Lluis een toelichting van een kwartier ongeveer op zijn boek. Daarna is er een vragen”uurtje” met een echte ontsiering, als een dame vooral haar eigen idee wil promoten en de microfoon niet wil teruggeven. Als de presentatie om half 9 voorbij is, zie ik Vanessa en de kinderen, Jacqueline, Adriana en ook Mariela. Zij behoren tot de stroom van aanwezigen die Lluis nu persoonlijk een hand willen komen geven.
Bij de gang naar buiten ligt een hele stapel “Mi Transición Nutricional” boeken gereed, in het Spaans uiteraard. Als je er een van de stapels afneemt, wordt je wel ook verondersteld om een financiële bijdrage voor organisatie “Nutrición Sin Fronteras” in een doos te deponeren. Zonder boek en een beetje met gemengde gevoelens verlaat ik het pand weer, op weg naar bus 1 een straat verderop en dan huiswaarts.

Over de dinsdag heb ik niet echt iets te melden. In het bibliotheekje aan Las Canteras lees ik in de regionale kranten dat de gay scene in Playa del Inglés nu hoogtijdagen beleeft, vooral in en om winkelcentrum Yumbo. A.s. zaterdagavond is de grote optocht, de Gay Parade en dan zal het echt helemaal los gaan. Helaas heb ik al met mezelf afgesproken dat ik dan naar parque Doramas ga. Daar komt zaterdagavond in het kader van “Musicando” een fado-zangeres haar opwachting maken. Ze is nog best jong en heet Maria Emília. Het begint om 9 uur en laat ik maar zorgen dat ik er een beetje op tijd ben. Vorig jaar, toen ik er bij een revival van de Buena Vista Social Club ben geweest, kon ik een kwartier voor het begin nog maar net een zitplaats krijgen (en dan nog, omdat ik maar alleen was).
In de diverse kranten, zeker ook de landelijke, is er eindelijk weer eens een dag dat niet Rajoy en/of Trump in de schijnwerper worden gezet, maar krijgt Vladimir Putin alle denkbare aandacht. Op de bijgevoegde standaardfoto daalt de magere man een grote trap af, met rode loper, om geïnstalleerd, zeg maar gekroond te worden voor zijn vierde ambtstermijn van zes jaar. Hij heeft er na Boris Jeltsin intussen al drie termijnen opzitten en onlangs is hij met een overmaat aan stemmen opnieuw in het zadel getild. (Heeft hij wel eerst enkele belangrijke opposanten in de gevangenis gezet?). Als er niks mis gaat, blijft hij vooralsnog aan tot in 2024. De kranten hebben het over tsaar Putin. In het Spaans is dat “zar”, kort maar krachtig.
Dan is er uiteraard nog steeds gezever over het treffen tussen Barcelona en Real Madrid afgelopen zondag. Hoe scheld je een scheidsrechter uit met een woord dat eindigt op a-ón. Ik ken vanzelfsprekend het woord “cabrón”, klootzak, boef, en ook “ladrón”, dief. Niemand minder dan Lionel Messi zou in de catacomben van het stadion na de wedstrijd voor zich uit geroepen hebben dat scheidsrechter Hernández door Sergio Ramos niet te bestraffen bij een aanvaring met Luis Suárez een “cagón” is. Dat is goed Spaans voor schijtlaars. Het bijbehorende werkwoord is cagar. Bijv. “cagarse de miedo” is het van angst in zijn broek doen. Weet iemand van jullie nog een ander woord met a-ón op het einde dat ik als scheldwoord hier kan gaan bezigen?

Voor wie mij binnenkort in Maastricht eens thuis wil uitnodigen en ook een bord eten voorzetten: ik ben het prototype van een alles eter. Ik houd van zuurvlees, mosselen, rolmops in de mayonaise, konijn, gebraden kip, makreel, inktvis op zijn Gallicisch, rosbief, tonijn, paardenbiefstuk, noem maar op. Jullie kunnen mij ook met plezier een vegetarische maaltijd voorzetten, die gaat er op zijn tijd net zo goed in. Zelfs stierenkloten, slakken, gebakken sprinkhaan, mits netjes klaargemaakt kan ik ervan smullen.
Ik vind wel dat je, als je een beest slacht om hem of haar op te eten, dat je dan niet mag volstaan met alleen een paar onderdelen in de pan te doen en de rest in de vuilnisbak te kiepen. Van alles weggooien is er voor mij niet bij. Bij een varken bijv. zijn de schouderkarbonades mij net zo lief als de ribben of poten. In de sector: eet het beest zoveel mogelijk op, heb ik jullie bij varkens al eens gewezen op “callos” oftewel maagdarm en “morros” oftewel kopvlees. Heerlijk! Onlangs vond ik in de eetkelder van El Corte Inglés nog weer een ander onderdeel in het schap: “oreja guisada”, gestoofd varkensoor. Daar valt m.i. weinig aan te bederven. Hoogstens kunnen stukjes oor wel eens een scherp kantje hebben, maar de oortjes in een rode saus zijn zeer wel te pruimen, in combinatie met bijv. wat stokbrood en gemengde groente. Per halve kilo is de “oreja guisada” te koop via de firma “Segundo Sanz” uit Leganés bij Madrid. In de matig pittige rode saus zitten paprika, kruiden, ui en knoflook. Ik zou het mengsel wel nog een minuut of vijf koken, voor je het opdient (aan jezelf), maar dan is het echt smullen.

Op woensdagmiddag denk ik: laat ik eens iets van jazz opzetten. Ik ben niet echt een liefhebber van het genre (ik ben meer van blues, country en pop), maar op zijn tijd een stukje jazz kan geen kwaad. Wie zal ik eens nemen? Allez, laat ik alt-saxofonist Julian “Cannonball” Adderley eens uit de mottenballen halen. Hij is van 1928 en oud worden was er voor hem niet bij; hij overleed in 1975. Ik heb – geloof het of niet – tien CDs van de man. Daaruit kies ik vandaag “Cannonball’s Bossa Nova”, uitgekomen in 2000. Ik hoop maar dat ik een mix krijg van niet al te experimentele jazz (zo’n John Coltrane, daar heb ik nou helemaal niks mee) en iets Braziliaans. Hier zijn de tien nummers op de CD (of eigenlijk acht, want twee “liedjes” staan er in twee versies op):
01.Clouds
02.Minha saudades
03.Corcovado
04.Batida Diferentes
05.Joyce’s sambas
06.Groovy sambas
07.Samops
09.Corcovado (alternate take)
10.Clouds (single version)
Het is even uitpluizen, omdat zelfs op deze Bossa Nova plaat een aantal mij te ingewikkelde nummers staan. Bij mijn favoriete soort jazz moet je eventueel wel een boek kunnen lezen. Mede daardoor gaat mijn voorkeur op de plaat uit naar “Clouds”, “Corcovado”, Joyce’s samba” en “O amor en paz (Once I loved)”. Daar teken ik wel nog bij aan dat ik die nummers zo geslaagd vind dat ik ze met plezier een aantal keren achter elkaar afspeel. Cannonball Adderley blijft voor mij een van de betere jazz-saxofonisten.

Als ik ‘s avonds mijn blokje om doe, kan ik het niet laten om te checken of mijn voetbalclub Barcelona thuis tegen Villarreal wel wint. Om kwart voor 9 kijk ik even naar de uitslag: 4-1. Iets te klagen heb ik niet, integendeel.

Op donderdagmorgen doe ik een was, mijn voorlaatste, als ik het wassen van mijn beddengoed volgende week niet meereken. Daarna breng ik een bezoek aan de “tintoreria lavanderia Atlantico” bij mij om de hoek. Daar ga ik twee colbertjes, “americanas”, ophalen die ik maandag gebracht heb. Tegelijkertijd kan ik nu ook nog een ander jasje laten stomen.
Dat stomen is best een raar woord met verscheidene betekenissen. Eten stomen bijv. is “cocer al vapor” in het Spaans, een brief open stomen is “abrir una carta al vapor” en (zie ginds komt de) stoomboot “barco de vapor”. Mijn stomen hier is iets heel anders, waar bij mijn weten geen “vapor” bij te pas komt: kleren stomen. De Spanjolen hebben het dan over “limpiar en seco”.
Vroeger was er een stomerij bij de “schuine” overweg in Maastricht: “De Lelie”, met een heuse schoorsteen. Vandaag de dag ben ik in mijn Zuid-Nederlandse geboortestad aangewezen op een winkel bij de “Aw Brögk”, die mijn “stoomgoed” dan doorstuurt naar een bedrijf dat ik niet eens ken. Stomen is een beetje uit de tijd geraakt, denk ik, behalve dan in het woord stoomcursus, “curso intensivo”. In goed Nederlands hebben we het tegenwoordig liever over chemisch reinigen, maar over welke chemische substanties het gaat, wie het weet, mag het zeggen. In het Vlaams is er een veel adequater woord voor: droogkuisen.

Omdat ik voor donderdagavond niks kan bedenken, waarmee ik jullie op een ander been kan zetten, ga ik door naar de vrijdag. Vanmiddag ga ik deze brief aan jullie versturen op de gezondheidsfaculteit. Ik neem dan een stapel DVDs van film mee, die ik thuis bekeken heb en niet mee naar Maastricht hoef te nemen. Als ik er een papiertje met “gratuito” bij doe, zijn ze volgens mij in een mum van tijd geconfisqueerd door de studentenpopulatie. Mijn laatste brief van dit winterseizoen in Las Palmas kunnen jullie volgende week donderdag verwachten, op 17 mei, maar ik sluit niet helemaal uit dat het ook de dag erop wordt.
Een bloemetje voor je moeder op Moederdag is wel het minste, waarmee jullie – als dat nog van toepassing is – kunnen komen aanzetten a.s. zondag. En anders kun je eens iemand uit de buurt ermee blij maken. Mijn verdere advies is deze keer: ga eens in een botsautootje zitten of doe eens het reuzenrad op de voorjaarskermis in Maastricht. Er hoort wel een uitgelaten gezicht bij, anders telt het niet. Nog even en ik ben weer onder jullie. Tot kijk, hasta luego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Omdat ik iets met de man schijn te hebben, ben ik weer eens aan een boek van Ken Follett begonnen. Deze keer heb ik het over een boek van lang geleden: “Nachtvlucht” uit 1991, origineel “Night over water”, maar ik heb het in vertaling op mijn e-reader gelezen. Als het Britse koninkrijk in 1939 het Duitsland van Hitler de oorlog verklaart, vertrekt een uitgelezen gezelschap rijkaards het land in een groot, net ontworpen watervliegtuig, een Pan Am Clipper. Het boek, bijna 500 bladzijden, gaat over hun vlucht in etappes van Southampton naar New York, een reis van ruim een etmaal.
Aan boord zijn diverse gezelschappen. Het gezin Oxenford vertrekt, omdat pa zijn fascistische ideeën niet langer in Engeland kwijt lijkt te kunnen. Nancy Lenehan van schoenenfirma Black’s Boots gaat terug naar de V.S. om haar broer Peter te slim af te zijn, die de hele handel wil verkopen. Diana Lovesay wil met haar nieuwe Amerikaanse vriend een nieuw leven opbouwen, als haar man Mervyn er geen stokje voor steekt. Dan is er de aanwezigheid van professor Hartmann met zijn vriend Gabon en die van dief Harry Marks die Engeland ontvlucht en nu in de gaten krijgt dat hij misschien een uiterst kostbaar juweel (de Dehli Suite) kan stelen. En dan laat ik verschillende politiemensen, een Russische oude vrijster en een bekende filmster nog buiten beschouwing. Bij de “crew” van het vliegtuig noem ik speciaal de man van de brandstof Eddie Deakin. Die krijgt te horen krijgt dat zijn zwangere vrouw Carol-Ann gekidnapt is door de bende van Ray Patricia; aan boord van de clipper is een van hen: Tom Luther.
Daar moeten jullie het qua inhoud maar voor doen. Zoals steeds bij Ken Follett is er van alles aan de hand voordat de “good guys and gals” weer op hun pootjes terecht komen. “Nachtvlucht” is voor mij redelijk aangename verpozing. Minder geslaagd vind ik dat het mij ietsje te kinderlijk geschreven is. Dat beïnvloedt mijn recenseren wel een beetje. Ik heb voor “Nachtvlucht” als recensiecijfer daarom niet meer dan een 7 over. Later ga ik wel nog weer eens een ander boek van Ken Follett proberen, dat blijft staan.

Boek 2 is van een heel andere orde. Het is het bekende boek van neuroloog Oliver Sachs: “The Man Who Mistook His Wife For A Hat”. Ik herinner me vaag dat het in de jaren na de eerste publicatie (1985) ook buiten medische kring in Nederland populair was. De film “Awakenings” uit 1990 met Robert de Niro en Robin Williams over het effect van L-Dopa op mensen die permanent in slaap lijken te zijn (encephalitis lethargica), zal zeker ook aan het succes van het boek hebben bijgedragen. Laat ik eerlijk toegeven dat ik gewoon verkeerd om begonnen ben. Ik kreeg van Susanne en Peter een paar jaren terug de autobiografie van Oliver Sachs cadeau en dacht: motorfreak, ongewone homo, lange tijd aan de speed, wat moet ik aan met zijn levensbeschrijving (die hij vlak voor zijn dood af heeft). Dan lees ik zijn verhaal toch maar en kennelijk met het nodige plezier. Pas daarna denk ik: dan moet ik toch ook eens “The Man Who Mistook His Wife For A Hat” gaan lezen.
Neuroloog Oliver Sachs is ontevreden over de overdreven aandacht in zijn professie voor “deficits”. Het vak gaat zeker niet alleen over stukjes hersenen die het niet meer doen. Hij vraagt om meer aandacht voor te erg functioneren van bepaalde kernen, voor het veranderen van hersenfuncties en daarbij acht hij het bestuderen van geestelijke onderdeuren uiterst interessant. Het boek, 225 bladzijden, geeft klinkende voorbeelden van patiënten in alle vier deze categorieën. Met de essentie van allerlei neurologische aandoeningen is Oliver Sachs uiteraard al lang bekend, maar in het boek laat hij beeldend zien hoe apart of extreem het sommige patiënten vergaat.
Het titelverhaal gaat over een man die gezichten en voorwerpen niet meer herkent en terugvalt op beschrijving van de verschillende onderdelen voordat hij het hele plaatje gaat zien. Daarbij kan hij zich ook schromelijk vergissen. Dan volgt iemand die zijn hele geheugen vanaf dat hij 19 jaar is, al decennia lang. Dan is er een jonge vrouw die haar hele propriocepsis (balans van het lichaam) kwijt raakt, als ze aan een galblaasontsteking geopereerd gaat worden. Enz. In deel 2 met overreacties gaat de nodige bladzijden over het syndroom van Gilles de la Tourette, over tics, maar ook bijv. een vrouw die in een tijd van niks op straat de grimas van allerlei mensen op haar gezicht moet toveren. Ook lees ik in dit over bijv. een hoogbejaarde vrouw die op haar leeftijd ineens de seksuele kriebels krijgt. Dat zou komen door verlate uitingen van neurosyfilis.
Voorbeelden van “transports” in deel 3 zijn rare vormen van epilepsie, terugkerende muziekfragmenten, dromen die echt lijken te zijn. Ook komt een jongeman langs die teveel opwekkende drugs heeft gebruikt en nu denkt dat hij een hond is. Hij ruikt zelfs nu net zo goed als honden plegen te doen. Ten slotte geeft deel 4 mooie beschrijvingen van bijzondere ervaringen van mensen die (bijna) hun hele leven al voor debiel worden versleten. Een vrouw zonder intellect komt eindelijk op haar plek, als ze zich in een theatergezelschap nuttig kan maken, Een tweeling kan intussen wel foutloos zeggen welke dag het is, als ze een datum in het verre verleden of de verre toekomst gepresenteerd krijgen. Ook kunnen ze priemgetallen van zes cijfers opsommen of het niks is (en hebben een probleem, als ze niet meer bij elkaar mogen wonen). Laatste voorbeeld: een autistische jongen kan niks zeggen, maar blijkt wel een bijzondere gave te hebben om te tekenen, vooral van dingen uit de natuur.
Oliver Sachs blijf ik maar een rare vogel vinden, maar zijn “The Man Who Mistook His Wife For A Hat” geeft mij wel een inkijk in een stukje neurologie dat ik als een welkome aanvulling beschouw op de standaardverhalen die ik begin jaren 70 in Amsterdam uit mijn hoofd heb moeten leren. Een recensiecijfer is hier niet op zijn plaats, maar zeker de hele en halve dokters en psychologen onder jullie kan ik het boek nog ter lezing aanbevelen.

Ik heb nog een derde boek uit, niet van schrijver Michael Connelly, maar van hem als eindredacteur. In 2008 komt he verzamelboek “The Blue Religion” uit, met negentien politieverhalen van de Mystery Writers Of America. Als ik de extra informatie en inhoudsopgave weglaat, zijn er 434 bladzijden te lezen, gemiddeld per verhaal 23 bladzijden. Het laatste van de negentien verhalen is van Michael Connelly zelf en ik zie ook twee typische Engelse thrillerauteurs hun bijdrage leveren: John Harvey en Peter Robinson. Tussen de andere zestien zitten enkele mij bekende zoals T. Jefferson Parker en Laurie R. King, maar de andere zijn mij nog niet bekend. Als ik het de compilatie de afgelopen zomer bij The English Bookstore in Amsterdam zie liggen, gaat het boek zonder verder nadenken op de stapel om te kopen.
Hoe bespreek je een boek met negentien uiteenlopende verhalen, over de dood van een baby, de moord op een tiener, het ontmaskeren van een collega politieman, enz.? Daar valt weinig aan te bespreken, vind ik. Mooie stukken vind ik uiteraard de twee Engelse stukken, maar bijv. ook dat van Leslie Glass over een moord-zelfmoord, van Persia Walker over drie tienermeisjes die willen bijverdienen en van Paul Guyot over een hotdog verkoopster.
Wie dat wil, leen ik het boek graag eens uit.

vrijdag 4 mei 2018

Weblogbrief 13.28, 4 mei 2018

Weblogbrief 13.28, 4 mei 2018

Querid@s amig@s y familia, het is vandaag de dag van de dodenherdenking, althans vanavond, althans vanaf 8 uur tot even over 8, althans in Nederland. Hier in Las Palmas is het vooral uitkijken naar het weekend. Hier is mijn 28ste brief vanuit Las Palmas deze winter.

Laat ik beginnen bij een week terug, als ik op de universiteit ben om mijn vorige brief aan jullie te versturen. Ik print hem ook altijd uit, zodat ik hem later nog eens kan nalezen. Dat is deze keer een probleem, omdat de printer (in de andere gang op de tweede etage) het heel druk heeft met het uitwerpen van enquêteformulieren van een dame van ik denk farmacologie. Ze zit erbij op het bankje met haar laptop en vertelt me dat het printen nog wel even kan duren. Als ik een kwartier later opnieuw kom kijken, draait de machine nog steeds op volle toeren. Ik neem nu een half litertje “agua mineral con gas” mee naar mijn kamer en ga pas een uurtje later opnieuw kijken. Dan is de dame weg met naar ik vermoed een hele doos enquêteformulieren, de printer staat keurig op standby, maar een geprinte weblogbrief is niet te bekennen. Dat is dus opnieuw printen geblazen (maar met succes).

Wat zal ik eens vertellen over mijn bezigheden die vrijdagmiddag op mijn kamer? Isabel is er niet, Lluis trouwens ook niet. Daar sta ik dan in de gang, met mijn oranje polo, terwijl er op dat moment niemand is om me te vragen waarom ik in het oranje ben. (Vanwege de 51ste verjaardag van Willem Alexander.)
Van de clips van Harry vind ik vooral die van Jacques Dutronc indrukwekkend: “Il est cinq heures, Paris s’éveille” uit 1968. Het was een heel populair nummer in café de Poort, in de lang vervlogen tijd van Rocky en Magda. Van Jacques Dutronc moet ik toch eens een verzamelCD zien te bemachtigen, bijv. via de CD-theek in Rotterdam. Dan krijg ik ook weer eens andere nummers van hem mee, zoals “Et moi, et moi, et moi”, “Fais pas ci, fais pas ça” en “J’aime les filles”, die ik nu nog alleen op YouTube kan beluisteren. Trudie malt me dat ik al de dag na mijn aankomst in Maastricht, op 20 mei a.s. (op een mooie (eerste) Pinksterdag), in café de Poort verwacht word om weer een aantal Maastrichtse vrienden en kennissen te ontmoeten. Ik neem aan dat het terras ook kan.
Dan komt zo waar Jorge de afdeling op en die kan mij haarfijn uitleggen wat een “perenquén” is. Het schijnt een soort hagedis te zijn, een variant van een “lagarto”. Nou ik hem toch zie, kan ik misschien ook terecht voor een andere vraag. Word-documenten zoals mijn weblogbrieven hebben ineens niet meer doc als extensie, maar heten nu op het einde steeds odt. Echter, op de universiteit moet ik ze wel even herordenen, of zo, want anders kan ik ze niet omzetten in html voor jullie. Die vraag is aan hem welbesteed. Omstandig, wat zeg ik: zeer omstandig, maakt hij mij deelgenoot van de verschillen tussen Word van Microsoft en OpenOffice, waaronder mijn LibreOffice valt. Het duurt even voordat ik me van hem kan losmaken en op het punt sta om weer terug te gaan naar mijn kamer.
Dan vraag ik aan de deur van zijn kamer ook nog waarom je hier bij sommige niet aan een grote bank gelieerde pinautomaten 1.95 euro moet betalen, maar niet bij bijv. die van Santander, BBVA, Bankía e.d.. Ik word dan verondersteld om opnieuw te gaan zitten voor een volgend relaas. Ook dat kan wel even duren, blijkt. Jorge, hij is het prototype van een ouderwetse onderwijzer, van het soort dat mij wel aan de langdradige kant is.

Heb ik nog iets anders over mijn verblijf op de universiteit op koningsdag (ik blijf het een raar woord vinden)? Ja, uiteraard. Ik zie het als een groot gemis dat ik hier geen afleveringen van “Zondag Met Lubach” meer kan bekoekeloeren. Dus – na enig prutswerk – kijk ik alsnog naar de laatste twee van dit seizoen.
In nummertje 9, op eerste Paasdag, wordt vooral het geëmmer met rashonden te kijk gezet. Het begint met een stukje “Dogshow Goes”, maar dan komt de makke echt voorbij. Wie een zo raszuiver mogelijk beestje in huis wil halen, moet er haast van uitgaan dat het van erfelijke gebreken aan elkaar hangt. Veel beter is het – als je per se een hond in huis wilt halen – om een vuilnisbakken exemplaar te nemen (en dat wel natuurlijk de nodige keren per dag uit te laten).
In de laatste aflevering van 8 april krijgt o.a. Facebook de volle laag. Intussen is het al zo ver dat de mensen achter de site nagenoeg alles van je weten, niet alleen wat je zelf ooit eens gedelibereerd hebt, maar ook via allerlei andere slinkse wegen. De mensen van “Zondag Met Lubach” raden je dringend aan om in navolging van hen je account op te zeggen. Dat het best een klus is om met Facebook te stoppen, is een andere zaak.

Dan om half 6 verlaat ik op vrijdagmiddag het m.i. volkomen lege gebouw en stel me even later op bij de bushalte. Als eerste komt lijn 13 eraan en omdat ik toch weer eens naar Triana/Vegueta wil, neem ik die route bovenlangs, eindigend bij de Mercado de Vegueta. Ik loop eerst eens naar de Plaza del Pilar Nuevo, met de fontein, het blijft een mooi plekje, zeker als het er niet van de toeristen vergeven is. Dan ga ik langs de kathedraal naar een bank op Santa Ana, vlakbij de twee keer vier grote honden (canes), waarnaar het eiland genoemd is. Terzijde, weten jullie dat het nieuwe boek van Arturo Pérez Reverte hier heel populair is? Het heet: “Los perros duras no bailan”, taaie honden dansen niet. Zou dat op deze honden slaan?
Na Santa Ana is het plein aan de beurt met het borstbeeld van A. Cairasco uit 1876. Aan een kant ervan staat o.a. het ouderwetse, maar majestueuze Hotel Madrid met de iets te kleine balkons (ze hebben iets van mijn balkon in de Luis Morote) en met een ouderwets terras naar mijn hart. Schuin opzij ervan bevindt zich het “Ilustrisimo Gabinete Literario”, waar ik Lluis nog eens een lezing heb zien geven over zijn bemoeienis met de Derde Wereld in Afrika. Dan daal ik lichtjes af om naast McCarthy’s op een bank te gaan zitten. Er tegenover bij parfumwinkel Dalia staat moederdag hoog aangeschreven, hoewel die feestdag (hier) pas op zondag over een week is. De entree is gesierd (of ontsierd, het is maar hoe je er tegenaan kijkt) met een groot bord: “¿Quien es la Mama más bonita?”, wie is de aardigste moeder? Voor alle zekerheid heeft men er maar een viertal grote spiegels omheen gehangen.
Om even over 8 ga ik terug naar San Telmo. In de onderdoorgang naar het bussengedeelte zie ik bij de boekwinkel daar de top tien van best verkochte boeken van het moment staan. Daar zit o.a. “La forma de agua” van Daniel Kraus (of is het Guillermo del Toro) bij, een nasleep van de prijzen winnende gelijknamige film, “La bruja”, de heks, van thrillerschrijfster Camilla Läckberg en het net genoemde nieuwe boek van Arturo Pérez Reverte. Het wordt tijd voor mijn bus terug, lijn 1 deze keer, naar Las Canteras en de Luis Morote.

Op de zaterdag wil ik uiteraard mijn neefje Luno op tijd met zijn verjaardag feliciteren. Dat hij helemaal op Aruba zit, mag de pret niet drukken, maar ik moet niet te vroeg met mijn gelukwens zijn, want dan ligt hij daar nog te “bojze”.

Muziek! Laat ik eens met iets Canadees op de proppen komen: Sarah McLachlan. Ze is in 1968 geboren in Halifax en dat ligt nog altijd aan de kust in Oost-Canada in de provincie Nova Scotia. Van haar heb ik drie (van de negen) studio-albums en één verzamelplaat. Laat ik de compilatie, uit 2008 – toen was ze precies 40 – eens uit zijn doosje frutselen. “Closer: The Best of Sarah McLachlan” telt een zeventiental van haar mooiste nummers uit de periode ervoor:
01.Vox
02.The path of thorns (terms)
03.Into the fire
04.Possession
05.Hold on
06.Good enough
07.Building a mystery
08.Sweet surrender
09.Adia
10.Angel
11.I will remember you
12.Fallen
13.Stupid
14.World on fire
15.Don’t give up on us
16.U want me 2
17.Silence (Niels Van Gogh vs Thomas Gold remix (Radio edit)
Wat doe je met het uitzoeken van de beste nummers, als je al te maken hebt met een verzameling van de beste liedjes? Dat is geen sinecure. Laat ik hier eens voorstellen dat je dan naar het bovenste kwartiel moet kijken. Daarbij hoor ik me uiteraard niks aan te trekken van wat anderen op bijv. Wikipedia ervan vinden. In het geval van Sarah McLachlan kom ik uit op de volgende vijf liedjes op “Closer” die mij extra aanspreken: “The path of thorns (terms)”, “Good enough”, “Sweet surrender”, “World of fire” en “U want me 2”.

In mijn vorige brief heb ik jullie verteld over de verschillende manieren hier om “sorry” te zeggen. Het meest gangbaar is “perdon”, maar als je beleefd bent en je nog niet misgekleund hebt, is “disculpe me” zeker ook goed. In de bus hoor ik een andere, als een vrouw iemand wilt passeren: “permiso”. Er hoort geloof ik een klein vraagtekentje achter, als je het 100% goed wil doen en ik denk dat het compleet eerder “con su permiso” is, maar dat zegt niemand meer. “Permiso” is Spaans voor toestemming, vergunning, verlof. Voorbeelden: “permiso de maternidad” is zwangerschapsverlof (inclusief bevallingsverlof) en “permiso de conducir” is een rijbewijs.

Als ik op de late zaterdagmiddag mijn gezondheidswandelingetje maak, deze keer naar het park bij het Castillo de la Luz, het Lichtkasteel waar het hier in Las Palmas allemaal begonnen is, loop ik bijna een jongedame omver met een prachtige polo aan. Daarop staat in mega-letters: I’M NOT SORRY. Zo kan ik nog wel even doorgaan, denk ik dan. Op mijn bank in het park bedenk ik zonder aarzelen een ander opschrift, de negatieve variant van “Just do it” met de Swash van Nike. Ik draai de swash binnenstebuiten en schrijf eronder: DON’T DO IT.

Voor de volledigheid: de pinautomaat op de Alfredo Jones, die ik als gierigaard als de pest ga mijden, is inderdaad niet van een bank. Hij is van een firma die zich ATM Euronet noemt. Dat zo iets in een westers land wordt toegestaan, belachelijk. Van nu af aan pin ik alleen nog maar mij apparaten van de echte banken (tenzij die zich binnenkort ook omturnen tot geldslokops).
Terzijde, een gierigaard, vrek is in het Spaans een “avaro”. “Avariento”, “tacaño” en “roñica” mag volgens mijn woordenboek ook. Zuinig is andere kost; dat vertaalt zich met “ahorrador” en “economizador”.

Op zondagavond loop ik eens helemaal door naar rechts tot bij El Cofital. Het is er nog net zo (bijna) uitgestorven als vorig jaar, maar er staat nu wel een groot informatiebord, dat iedere spaarzame voorbijganger gelezen wil hebben. De stenen hier zouden een roodachtige kleur hebben. Helaas, ik kan er niets van ontdekken, als ik naar beneden mij kijk.
Op de terugweg ben ik nog net op tijd om de toegift van een reggae-groep mee te maken die bij Clipper de show aan het stelen is. “Otra, otra”, roepen de ongeveer honderd toehoorders in koor, als ik eraan kom. Het is een hele drukte en zelfs zie ik diverse dames danspasjes op de muziek maken. De reggae-groep – drie mannen en een vrouw die op grote trommels slaat – valt kennelijk heel erg in de smaak. Voor mij hoeft deze Canarische nasleep van Bob Marley niet echt (maar wel een beetje).
In de grote tent bij La Puntilla zijn vele tientallen Sevillana’s in hun foute kostuums nog in de weer om 8 uur. Ik laat het gezelschap compleet links liggen, maar letterlijk is het rechts. Op mijn akkertje ga ik op huis aan. Zondagavond, wat wil je, dan is het tijd voor een film.

Dat wordt deze keer “Gorky Park” uit 1983. Ik ken het al als een aardig boek van Martin Cruz Smith, maar de film als nazit lijkt mij ook wel wat. Het scenario is van niemand minder dan Dennis Potter en vooruit, de regisseur heet Michael Apted. Hoofdrollen in de film zijn er voor William Hurt, Lee Marvin en ene Joanna Pacula en wat vinden jullie van de bijrollen van bijv. Brian Dennehy en Ian Bannen?
Hier is een samenvatting van het verhaal in notendop. Drie jonge mensen worden hartje winter in Moskou vermoord op de schaatsbaan van Gorky Park. Wie heeft het gedaan? Moeten we daarvoor bij de KGB zijn, heeft een Amerikaanse rijkaard Jack Osborne (Lee Marvin) die een en ander van sabelbont weet, er iets mee van doen? Rechercheur Arkady Renko (William Hurt) doet zijn erge best om de dader(s) te pakken te krijgen en krijgt daarbij ondersteuning van huisvrouw Irina (Joanna Pacula), bevriend met een van de vermoorde mensen. Het gebeurt allemaal in Moskou, maar als het einde daarom vraagt, achtervolgen Arkady Renko en Irina een van de boosdoeners tot in Stockholm.
Ik vind het een best spannende film, maar als ik te kiezen heb, prefereer ik de boekversie van Martin Cruz Smith. Niettemin zit ik twee uur lang met animo naar het ijskoude Russische spektakel te kijken, terwijl het buiten hier nog 20+ graden is. De film is mij net niet goed genoeg om hem mee terug te nemen naar Maastricht.

30 April, dan is het in mijn geest nog Koninginnedag (met een hoofdletter) – zelfs nog uit de tijd dat Juliana de scepter zwaait, op het bordes met de Oranje familie, terwijl een stoet van nog ouderwetse Nederlanders aan haar voorbij trekt. Hier en nu is het vandaag voor veel mensen een brugdag. Morgen, op dinsdag hebben veel mensen vrij, 1 mei, Día Del Trabajador, en waarom zou je dan op de maandag naar je werk gaan? Ook de school naast mijn deur houdt vandaag zijn deuren gesloten. Het is opvallend stil, als ik wakker word, maar Carlos en ook (de dames van) Francesco serveren wel hun koffie uit. Ietsje later geven ook de parfum- en andere winkels thuis en komt de straatdrukte langzaam, maar zeker op gang.

Er zit weer nieuwe muziek in de lucht, vrees ik. Laat ik eens iets van Neal Casal opzetten. Wie is dat nou weer, hoor ik jullie zeggen. Dan verklap ik bij dezen dat deze deze Amerikaanse artiest geboren is in 1968, in hetzelfde jaar als Sarah McLachlan. Zijn geboorteplek is wel iets zuidelijker dan de dame, in een uithoek van New Jersey, en dat ligt, zoals jullie behoren te weten, onder New York. Neal Casal heeft twaalf solo-platen gemaakt. Aanhangers van Ryan Adams (zoals ik) kennen hem wellicht eerder nog als de sologitarist bij diens begeleidingsgroep the Cardinals in de jaren 2005-2009.
Laat ik het niet te gek maken en hier ook van Neal Casal een verzamelplaat opzetten: “Leaving Traces – Songs 1994-2004”, uit de jaren vóór the Cardinals. Waar ik die CD uitgehaald hebt, weet ik oprecht niet meer, maar luister er maar eens naar. Mooi, toch? Hier zijn de achttien liedjes op de compilatie:
01.Free to go
02.Maybe California
03.Real country dark
04.St Cloud
05.Fremont row
06.Eddy & Diamonds
07.Too much to ask
08.Oceanview
09.Just getting by
10.All the luck in the world
11.Reason
12.Today I’m gonna bleed
13.Free light of day
14.Me and queen Sylvia
15.Lucky star
16.Fierce little bird
17.It’s nog enough
18.Delaware station
Ergens in mijn achterhoofd is een hoekje dat me vertelt dat ik Neal Casal als eens in een weblogbrief heb ingebracht, maar dan denk ik: (1) toch is het niet zo en anders (2) wat kan mij het schelen. In het laatste geval hoop ik wel dat ik deze keer niet heel andere nummers dan de vorige keer extra bij jullie ga aanbevelen. Bij de compilatie van Sarah McLachman heb ik jullie gewezen op het bovenste kwartiel; daar maak ik deze keer een tertiel van, want ik heb zes uitschieters naar boven. Hier zijn ze: “Maybe California”, “Real country dark”, “Eddy & Diamonds”, “Just getting by”, “Free light of day” en “Me and queen Sylvia”.

Op de maandag lees ik overdag al “in de gezét” dat Barça landskampioen is geworden. De wedstrijd de avond ervoor in La Coruña tegen Deportivo is geëindigd in 2-4, met drie doelpunten van topscorer Leo Messi. Het verschil met de twee Madrileense concurrenten Atlético en Real is intussen te groot geworden dat ze nog roet in het eten kunnen gooien. Tegelijkertijd moet Deportivo, de club van Galicië, nu samen met Las Palmas en Malaga definitief een stap terugdoen en weer vanuit de eerste divisie proberen te promoveren naar de Spaanse eredivisie.
Vandaag op de maandag kunnen de boys van Valverde mee op een grote open bus in de optocht die (om andere reden toch al?) door Barcelona trekt.

Mei, dan leggen alle vogeltjes een ei! Terwijl mijn straat nog in ruste is, ga ik op de weegschaal staan om te kijken hoeveel ik weeg. Vandaag lijkt me de dag bij uitstek om eens poolshoogte te nemen. Ik blijk net onder de 100 kilo te zitten. Dan heb ik het wel over onsen en niet over kilo’s. Misschien is het wel goed zo, (nog geen) 100 kilo schoon aan de haak. Waarom zou een mens zijn het hele leven bezig moeten zijn met lijnen, terwijl dat bij de meesten paarlen voor de zwijnen is. (Wordt iemands uiteindelijke aanleg voor dikte bepaald in het eerste levensjaar, als het totaal aan vetcellen wordt vastgelegd?)
Als ik bij De Spar boodschappen doe, valt me weer eens op hoeveel goedkoper allerlei eten en drinken hier is vergeleken met Nederland. Laat ik de bon er eens voor jullie bij pakken. Voor bijna een kilo (!) makreel betaal ik hier 5 euro 59, voor twee ons jonge kaas 83 eurocent en – het toppunt – een twee literpak overheerlijk perziksap gaat in mijn boodschappenmandje voor 1 euro 29. Het is niet anders, de dagelijkse boodschappen zijn hier echt te geef.
‘s Avonds ben ik om half 6 eerder op Las Canteras dan normaal. Wat is het vandaag, 1 mei, mooi weer! Het strand ligt nog behoorlijk vol met badgasten en op de terrassen is haast geen plek meer te krijgen. Als ik later op mijn bank ga zitten, zie ik hoe voor mijn ogen nagenoeg blote lijven weer omgeturnd worden tot acceptabele kledij. Dat is een heel contrast met de vele tientallen dames in flamenco-outfit die voorbij paraderen. Ze komen van een grote tent bij La Puntilla, waar “het” vanmiddag nog steeds kennelijk gebeurd is. Weten jullie al dat “estar flamenco” staat voor een mooi lijf hebben? Ik kan het er niet van maken, als ik de diverse konten aanschouw. Dat red je niet, zelfs niet met een bloem of mooie kam in je haar. Bij flamenco denk ik trouwens eerder aan Vlaming dan aan de muziek van mensen als Paco de Lucia of zigeuner El Camarón, de garnaal).

Dan is het weer tijd voor voetbal. Vanavond speelt Real Madrid de tweede thuiswedstrijd tegen Bayern München voor een finaleplaats in de Europacup. In de eerste van de twee vorige week verliest Bayern thuis van Real met 1-2. Vanavond hoeft Real dus alleen maar gelijk te spelen, mag zelfs met 1-0 verliezen, om naar de finale Kiev te mogen. Het “Estadio Santiago Bernabéu” zit stampvol en vlak vóór de wedstrijd worden op de tribune twee superspandoeken uitgerold. Op eentje staat: DEFENDAMOS EL TRONO, laten we onze (winnaars)troon verdedigen. Ernaast zie ik: CONQUISTEMOS LA GLORIA, laten we de roem veroveren.
En dan gebeurt ongeveer direct wat het hele stadion, met uitzondering van het Bayern-vak, niet heeft voorzien. Al na minder dan drie minuten schiet Kimmell van Bayern de 0-1 binnen. Maar goed, niet veel later staat het al weer 1-1 door een kopbal van Benzema. Daarna zijn er mooie kansen over en weer, maar mijn idee is dat Bayern in de eerste helft meer van het spel heeft dan Real. In minuut 45 maakt Marcelo in het strafschopgebied van Real hands, maar de scheidsrechter vindt het aangeschoten hands. Met enige goede wil kan ik me daar wel in vinden. Het blijft daarmee 1-1 tot de rust.
De thee is net op, als keeper Ulreich van Bayern op een minder geslaagde terugspeelbal vreselijk in de fout gaat. Hij maait compleet over het leer heen en Karim Benzema, hij alweer, heeft de bal maar voor het intikken. Wat een onvergeeflijke blunder, “metedura de pata”, “patinazo”, “traspie”, “otrocidad” om het ook eens op zijn Spaans te zeggen! “!Que imperdonable barbandad!”. Het lijkt wel alsof Ulreich er grof voor betaald is om over de bal heen te maaien. Bayern moet er nu twee inschieten om te winnen en ja, nadat Ronaldo weer eens voor open doel over schiet, scoort James (Rodríguez, je zegt Chames) wel de 2-2 in minuut 63. Daarna is het echt storm lopen van Bayern op het doel van Real. Sergio Ramos en zijn maten moeten alle zeilen bijzetten en keeper Keilor Navas verricht het ene wonder na het andere. Aan de andere kant stelt Ronaldo nog steeds niks voor, helaas. En dan, inclusief bijna zes minuten extra tijd, is het nog steeds 2-2 en is Real Madrid toch weer spekkoper.
Zou er dit jaar opnieuw gewonnen gaan worden, voor de zoveelste keer? Dan moet de Koninklijke zich op 26 mei wel nog van (waarschijnlijk) Liverpool ontdoen, met Mo Salah in de gelederen. Zie beneden.

Op de woensdagmorgen begin ik niet alleen aan een nieuw boek, maar ook aan een nieuwe plaat. Na twee keer muziek van vrij recente datum kies ik voor echt vergane glorie. Welke rock ‘n’ rollartiest kwam op 3 februari 1959 om het leven bij een vliegtuigongeluk in de sneeuw, samen met Buddy Holly, The Big Bopper en piloot Roger Peterson? Even denken, even denken… Dat was uiteraard de dan zeventienjarige Ritchie Valens, eigenlijk Ritchie Valenzuela. Hij is geboren op 13 mei 1941, uit de San Fernando Valley bij Los Angeles. Als hij nu nog geleefd had, had hij volgende week zijn 77ste verjaardag kunnen vieren. Wisten jullie al dat Ritchie Valens als de dood was om te vliegen? Laat ik nog eens de LP draaien, waar zijn wereldhit “La Bamba” uit 1958 op staat. “La bamba” is van origine een Mexicaans volksliedje, waar door Ritchie Valens een rocknummer van gemaakt is. Op de single ervan staat op de achterkant “Donna”, ook heel mooi, en vergeet ook zijn nummer “Come on, let’s go” niet. Hier is de hele LP nog eens die in maart 1959, een maand na zijn dood, is uitgekomen. Ze heet “Ritchie Valens” met de volgende twaalf liedjes:
01.That’s my little Suzie
02.In a Turkish town
03.Come on, let’s go
04.Donna
05.Bony Maronie
06.Ooh my head
07.La bamba
08.Bluebirds over the mountain
09.Hi-tone
10.Framed
11.We belong together
12.Dooby-dooby-wah
Wat een power en dat voor nog een tiener! Ik ga hier geen uitschieters noemen, of toch? Dan geef ik “That’s my little Suzie”, “Ooh my head” en “We belong together” nog een extra punt. Ik heb ook nog een CD van de man van ongetwijfeld latere datum: “Hits And Other Favorites”, waarop naast de twaalf nummers van “Ritchie Valens” nog zestien andere liedjes staan. Hier en nu ga ik echter voor het origineel.

Als Laura boven is om te komen poetsen, vraag ik haar om eens naar “La bamba” te luisteren, een nummer van ver voor haar tijd. Vooraf denkt ze dat ze het niet zal kennen, uit 1958? Even later staat ze erop mee te dansen.
Om half 1 is mijn woning weer tiptop en kan ik me geheel en al aan makreel met roggebrood en gemengde salade wijden. Als toetje zet ik mezelf eerst twee crackers met pindakaas voor en dan gaat er nog een yoghurtje naar binnen.

Op de boulevard is het nog druk. Zou het toeristenleger zich intussen definitief aan het roeren zijn? Ik spot een jongen met op zijn trui: “GAME OVER”. Of ik dat wat vind? En ik zie het zoveelste t-shirt met daarop: RAMONES. Hoe komt het toch dat deze punkgroep zoveel aandacht op t-shirts krijgt? Zijn bij concerten van de Ramones steeds gratis t-shirts uitgedeeld? En waar blijven de polo’s met Joaquín Sabina erop, bijv. in een bokspose?

Terwijl Joaquín Sabina zich hier in de Las Palmas Arena opmaakt om de mensen een geslaagde avond te bezorgen, kuier ik om kwart over 7 naar El Palikeo. Je moet er een beetje op tijd bij zijn, als je een plekje vooraan op het terras wilt veroveren. Mijn vaste compaan op het terras van El Palikeo is de laatste weken een (ik denk ongediplomeerde) psychotherapeut in ruste uit Noorwegen. Een van zijn eerste zinnen is dat hij als alcoholist al vijftien droog staat. Leren ze je dat bij A.A.-bijeenkomsten? Hij wil geen wedstrijd missen en zit er al, met zijn mobieltje te spelen, als ik eraan kom. Naast hem, in het midden voor het scherm, is nog een stoel vrij. Heeft hij die (de stoel) voor mij vrijgehouden? Het is een uitgelezen plaats, dat wel. Omdat ik een habitué begin te worden, krijg ik nu ook een hand van de aardige ober. Ik moet ze allebei eens vragen hoe ze heten.
Om klokslag kwart voor 8 (Canarische tijd) begint de return van AS Roma tegen Liverpool, in het Romeinse Stadio Olimpico. Het stadion is tot de nok gevuld met vooral mensen die menen dat de stunt van AS Roma tegen Barcelona best wel eens herhaald zou kunnen worden. Drie doelpunten verschil, dat moet te doen zijn. In het Liverpool-vak hangt de vlag met “Passion beyond reason” er een beetje verwaaid bij en ik hoor geen Gerry and the Pacemakers. Ik zie trainer Jürgen Klopp van Liverpool tegelijkertijd denken: wat kan me na een klinkende 5-2 overwinning in de thuiswedstrijd nog gebeuren?
In het doel bij AS Roma staat ene Becker en de voorste drie heten El Shaarawy, Dzeko en Schick. Bij Liverpool gaat het om Karius in de goal en het trio (Mo) Salah, Firmino en Mané, dat jullie het maar weten. Dezelfde Mané, gitzwart en met een wel zeer aparte haarlijn, is in minuut 9 goed voor de 0-1. De voorsprong voor Liverpool wordt even later alweer teniet gedaan, als de bal in de kluts voor het doel van Liverpool op het achterhoofd van verdediger Milner terecht komt en dan tot ontzetting van keeper Becker in het doel verdwijnt: 1-1. Het stadion veert op en spreekkoren worden v=hernieuwd aangeheven. Dan krijgt AS Roma min of meer de kous op de kop, lijkt het, als Wijnaldum (naast van Dijk uit Nederland) de 1-2 binnen kopt in minuut 26. Iemand als El Shaarawy kan dan wel vervolgens via een Liverpoolspeler op de paal schieten, maar daarmee verander je de stand niet. In minuut 44 wordt AS Roma echt een penalty onthouden, vind ik, als keeper Karius een speler (Dzeko?) in het strafschopgebied vloert, maar 1-2 blijft het.
De tweede helft is net begonnen, als Dzeko in minuut 52 toch de 2-2 binnen schiet. Zou het toch nog een wedstrijd worden? Even later, in minuut 63, wordt AS Roma opnieuw een penalty onthouden of is het deze keer aangeschoten hands? Aan de andere kant kunnen Salah – in deze wedstrijd vooral goed voor een aantal voorzetten – en consorten ook niet echt meer een vuist maken. Wordt het een roemloze afgang van de thuisploeg? Dan maakt Naiggolan er in minuut 86 toch nog 3-2 van en krijgt AS Roma op de valreep, in minuut 93, nog een m.i. niet terechte penalty. Niettemin, met een einduitslag van 4-2 is het pleit beslecht, het leed geleden en hebben de mensen van “You’ll never walk alone” toch aan het langste eind getrokken. Een cleane wedstrijd is het wel geweest; ik heb geen enkele heel zware overtredingen gezien.
De nummer 3 van Spanje, Real Madrid, gaat het dus in de Champions League finale opnemen tegen de nummer 3 van Engeland, Liverpool. Die finale is over 3½ week in Kiev, of all places. De landskampioenen van beide landen zijn er eerder allebei uitgeknikkerd, Barcelona door AS Roma en Manchester City door Liverpool. Toch kijk ik uit naar een boeiende confrontatie.

En dan is het donderdag en mag ik weer terug naar mijn straat, mijn overburen. Bij mij tegenover, zeg maar direct onder de “vader en zoon”, wordt druk geboord, geschilderd en getimmerd. Ik neem aan dat de man die er volgens mij gaat wonen, een eind vijftiger schat ik, er ook al slaapt. Hij heeft overdag wel hulp van een jonger iemand bij zijn doe-het-zelven, “bricolaje”. Enig meubilair en aanverwante zaken kan ik nog niet ontdekken, maar ik neem aan dat binnenkort een verhuiswagen voor de deur staat. Op het balkon van de flat zie ik nu een zit-autootje staan. Is het speelgoed voor als een peuter bij opa op bezoek komt?
Dan is er ander nieuws, over de aardige jongen van de katten, ook op een hoog, maar twee woningen naar links. Hij had de laatste tijd nog maar één kat over, die hij wel nog trots aan een touwtje iedere avond voor de deur uitliet. Echter, helaas pindakaas, de man, en zijn solokat neem ik aan, zijn onlangs met de noorderzon vertrokken. De woning is eerst nog even te huur aangeboden, maar daar is al vrij snel “Vende” van gemaakt, in de verkoop. Voor meer informatie kunnen jullie terecht op telefoonnummer 928 261650.

‘s Avonds wissel ik met ommetjes af met eentje naar links over de boulevard en dan via een zijstraatje naar het Parque Pino Apolinario vóór de plaza Farray. Daar ga ik zitten met mijn boek op schoot, maar met vooral oog voor de jeugd, de ouders en de opa’s en oma’s om mij heen. Ik herinner me dat ik er nog eens met Spaanse lerares Natalia heb staan kletsen, terwijl haar dochtertje in de speeltuin doende was. Natalia was toen verbaasd dat ik het woord “tunera” niet kende, dat met grote letters op de muur staat bij een cactusachtige boom. Een “tunera” is een boom van met cactusvijgen, “tunas”. En daarnaast is het ook een klein studentengezelschap in historische kostuums dat muziek maakt.
Het parkje is in 2012 helemaal opgeknapt en is iets van 25 bij 25 meter. Een groot deel is grasveld met bomen en speeltuin. Daarnaast zijn er o.a. twaalf tuintjes van zo’n 25 m2 en is er een behoorlijk grote kruidentuin. Bij de diverse kruiden, “hierbas aromáticas”, staan ook weer allerlei namen. Jullie weten toch wel dat “tomillo” Spaans is voor tijm”? En wat is “cilantro”? Daar heb ik zo vlug met al mijn jaren Spanje geen antwoord op. Mijn woordenboek brengt uitkomst: koriander.
Op weg naar alweer een voetbalwedstrijd loop ik eerst even ( twee minuutjes) langs de auto-tentoonstelling op Santa Catalina die het mij de komende dagen nog lastig gaat maken. Ik kijk recht in het gezicht van een overduidelijke mecanicien die aan het sleutelen is aan een van de blikkendozen. Op zijn trui heeft hij staan: WHAT’S ON A MAN”S MIND? Ik vrees dat hij als antwoord auto’s bedoelt.

Royaal op tijd ben ik bij El Palikeo toch weer paraat, nu voor een tweede halve finale in de European League, oorspronkelijk bedoeld voor de diverse bekerkampioenen, maar steeds meer een onderonsje tussen de nummers 3 van de eerste ronde van de Champions League. Atlético neemt het in Madrid op tegen Arsenal. De eerdere wedstrijd in Londen eindigde in 1-1. “Rumbo hacia Lyon” zie ik op een groot spandoek vooraf staan, (wij van Atlético zetten) koers naar Lyon (waar de finale is). Trainer Simeone van Atlético is overigens naar de tribune verbannen, omdat hij zich in de eerdere wedstrijd misdragen zou hebben.
Wedstrijden van Atlético zijn meestal saai, omdat men vooral aan de achterkant alles gesloten wil houden. Het is in de Spaanse liga de club met de minste tegendoelpunten, maar ook met veel minder eigen doelpunten dan Barcelona en Real. Ook deze confrontatie met Arsenal kan op een vloeipapiertje. Er staan bij Atlético steeds zoveel eigen mensen voor het doel dat er haast geen beginnen aan is. 0-0 is al genoeg, maar als Diego Costa op aangeven van Griezmann de 1-0 maakt in de extra tijd in de eerste helft, is daarna het catanaccio weer troef. Natuurlijk, op het einde zie ik legio Atlético-supporters met hun sjaaltjes zwaaien. Die zijn kennelijk tevredener dan ik met een wedstrijd van niks, als er maar gewonnen wordt.
Mijn belangrijkste wapenfeit van de donderdagavond is dat ik een mooie poster van Joaquín Sabina met gitaar naast El Palikeo van de muur heb gehaald. Hij staat er patent op en ik neem maar aan dat de Gran Canaria Arena woensdagavond aan zijn voeten heeft gelegen. “Lo Niego Todo”, wat een titel? Als ik nou ook nog eens de CD zou kunnen confisqueren...

Om mij heen zie ik zoveel mensen met tatoeages dat ik me begin af te vragen waarom ik er een hekel aan heb. Dan bedenk ik op vrijdagmorgen dat tatoeages wel vooral iets van blanken is; ik zie haast nooit zwarten ermee lopen. Nou kunnen jullie riposteren: zwart op zwart, dat wordt niks, maar heden ten dage zou je als neger best een witte of lichtgekleurde kunnen laten zetten, toch. Ik zal het eens vragen aan een andere voetbalfan bij El Palikeo, die bij mijn weten geen “tattoo” heeft, maar wel van Ivoorkust is, Côte d’Ivoire oftewel in het Spaans “Costa del Marfil”. Misschien kan hij me uit de brand helpen.

En dan is de tijd weer gekomen om weer tussentijds afscheid van jullie te nemen. Vanmiddag gaat deze 28ste brief uit op de universiteit en dan heb ik er nog twee te gaan. Mijn voorlaatste komt waarschijnlijk over precies een week, op vrijdag 11 mei.
Voor nu, ga eens helemaal naar het buitenland. Het hoeft voor mij niet helemaal Sicilië of zo te zijn, hoewel het daar best aangenaam is, een terras in Kanne, een ijsje in Visé of een potje mosterd in Aken kan ook. Thuis blijven zitten is ook niet alles. Ondergetekende houdt hier “nog effe pin”, maar het terugkeren naar de Euregio begint toch al een beetje te trekken. Tot kijk maar weer, hasta luego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Mijn eerste boek, eentje van Patricia D. Cornwell, is al best lang geleden uitgekomen, in 1993. Het is haar vierde in de serie van pathologe Kay Scarpetta. Op een bijgevoegd fotootje ziet de schrijfster, een voormalige politie-verslaggeefster, er nog best jong uit (maar in 25 jaar kan een hoop veranderen, kijk maar naar mij). Even denk ik dat ik het boek lang geleden al eens gelezen heb, maar dat kan ik er bij nader inzien toch niet van maken. De titel is “Cruel And Unusual” en ik heb het deze keer als echte paperback gelezen (uit de boekenvoorraad beneden in de flat van Ton & Marion). Het verhaal speelt in hoofdstad Richmond van de Amerikaanse staat Virginia, aan de oostkust onder Washington DC.
“Coroner”, sectiespecialiste Kay Scarpetta en haar wat onbehouwen politievriend Pete Marino hebben net de dood van Ronnie Waddell mogen verwerken, die tien jaar eerder een bekende TV-”anchor woman” heeft vermoord. Dan krijgen ze van doen met het afslachten van de dertienjarige Eddie Heath, een beetje op dezelfde manier als de TV-dame tien jaar eerder. En het kan niet op: vlak daarop blijkt een oudere astrologe, Jennifer Deighton, geen zelfmoord gepleegd te hebben, maar ook omgebracht te zijn. Als dan ook nog Kay Scarpetta’s assistente Susan Story vermoord wordt, zijn de rapen helemaal gaar en zit ik als lezer echt te wachten op wie volgt. Interessante bijrollen zijn er deze keer voor o.a. (uiteraard) Kay’s nu 17-jarige nichtje Lucy, “profiler” Benton Wesley en Kay’s oud-leraar en advocaat Nicholas Brueman. Aan de kant van de daders noem ik hier mispunt Ben Stevens van Scarpetta’s medisch bureau, Helen de Hun (Grimes) van de gevangenis en haar vriendje, en vooruit, ook gouverneur Norring, die allergisch lijkt te zijn voor schaaldieren.
Vraagje: zijn schaaldieren zoals mosselen en oesters echt geen vissen? Ander vraagje: weten jullie al wat een eider eend is en hoe de veren ervan er uitzien? Als Kay Scarpetta op blz. 366 aan Pete Marino vraagt of zijn bloeddruk al een beetje gezakt is, is zijn antwoord: “You want to know the truth? Some days, if I was a kettle, I’d be whistling”.
Hier in Las Palmas is Patricia Cornwell nog steeds een van de populairste thrillerschrijvers, meer dan in Nederland. Voor mij mogen vooral haar vroege Kay Scarpetta’s er echt zijn. Daar reken ik “Cruel and unusaual “ ook bij. Het boek gaat mee naar Maastricht met een volle 8 als recensiecijfer. Ik moet toch eens uitzoeken welke verder boeken van vóór 2000 ik van Patricia D. Cornwell nog niet gelezen heb (en die dan zien te vinden uiteraard).

Op één been kun je niet staan, althans niet voor lang. Dus ben ik blij dat ik jullie ook nog kan verblijden met een tweede boek, op mijn e-reader. Het heet “Candlemoth”, stervensuur in het Nederlands en de schrijver is RJ (Roger Jon) Ellory. Mij staat bij dat hij uit het Engelse Birmingham is en hoe dan ook heeft hij op zijn fotootje een combinatie van een rode snor en idem dito baardje. De vertaling van “Candlemoth” is van 2013, maar het origineel is al tien jaar eerder gepubliceerd. Ik vind na lezing van het boek de Engelse titel: “Candlemoth” van de schrijver veel beter dan “Stervensuur”. Waarom wordt daar niet gewoon “Nachtvlinder” van gemaakt, beste mensen van de uitgeverij? Het boek speelt zich vooral af in een dorpje van niks genaamd Greenleaf, ergens in North Carolina bij het Lake Marion.
Daniel (Danny) Ford, blanke huid, geboren in 1946, staat in november 1982 zo ongeveer op het punt om zich in de elektrische stoel te nestelen vanwege het vermoorden van zijn zwarte vriend Nathan Verney. In de maanden voor zijn terechtstelling vertelt hij aan gevangenispater John Rousseau wat hij in zijn korte leven zo al heeft gedaan en gelaten. Daniel en Nathan kennen elkaar al vanaf dat ze zes jaar jong zijn en trekken vanaf dan veel met elkaar op. Belangrijke mensen in Daniel’s jeugd zijn behalve zijn moeder, die een prima gebraden ham serveert, de weduwe Eve Chantry van de nachtvlinder en twee meisjes: Caroline en Linny. De laatste is de dochter van een zeer conservatieve en rijke zakenman, ook belangrijk in de Ku Klux Clan. Als Nathan in 1968 vanwege Vietnam in militaire dienst zou moeten, neemt hij met Daniel de benen. Ze zijn anderhalf jaar onderweg in zuidelijke staten. Vlak na kerstmis 1969 keren ze terug in Greenleaf, naar het huis van Daniel, als diens moeder dood blijkt te zijn. Dan gaat het faliekant mis. Nathan wordt compleet onthoofd met een bijl en de ook aanwezige vriendin Lilly verdwijnt in een psychiatrische inrichting. Daniel wordt ervoor ter dood veroordeeld en in de twaalf jaar erop worden de diverse verzoeken om een mildere straf steeds resoluut verworpen. In de dodencel wacht hij de terchtstelling af, met cipiers om zich heen zoals Harlon West en Clarence Timmons.
RJ Ellory is volgens mij een begenadigd schrijver en van zijn “Candlemoth” heb ik oprecht weer genoten. Hij vertelt een boeiend verhaal en en passant krijg ik ook nog het nodige mee van het leven op het platteland van de Verenigde Staten in vooral de jaren 50 en 60. Ik kan jullie het boek zeer ter lezing aanraden en heb er als recensiecijfer een 8½ voor over. Van RJ Ellory heb ik gelukkig nog een paar noten op mijn zang. Die ga ik ook lezen, dat is zeker.