vrijdag 11 mei 2018

Weblogbrief 13.29, 11 mei 2018

Weblogbrief 13.29, 11 mei 2018

Querid@s amig@s, ik begin nu echt af te tellen. Over een week ben ik mijn koffer aan het pakken en haal er zelfs al de weegschaal bij. Het wordt langzaam aan tijd dat ik op huis aan ga, althans mijn huis in Maastricht. In afwachting daarvan hebben jullie mij nog één week hier te verduren, de komende week. Dit is mijn voorlaatste brief over mijn wetenswaardigheden deze winter. ¡Vamonos!

De vrijdagmiddag op de universiteit is niet het moment dat het er nog wemelt van de leraren en studenten. Als ik (op 4 mei, bijna bevrijdingsdag in Nederland) op de afdeling kom, bespeur ik alleen een aardige studente in de kamer naast de mijne. Ik begin met mijn brief aan jullie te versturen, maar dan blijkt de computer mijn tekst niet te herkennen. Hoe ik ook probeer, hij geeft niet thuis. Ik roep dus haar hulp in, maar ook zij kan er geen soep van maken. Erg, hè? Ik moet a.s. (voor jullie afgelopen) maandag toch weer op de afdeling zijn; dan zal ik Jorge of Lluis eventueel eens om hulp vragen. Ik begin dus maar aan mijn mailtjes en Harry’s website.
Een uur later, als de studente al lang en breed vertrokken is, komt Lluis de afdeling op. Ik kan niet wachten om ook hem mijn computerprobleem voor te leggen. Hij gaat zitten, zet mijn brief eerst op het computerscherm, verandert dan de naam in Paul.doc en opent hem vervolgens. Klus geklaard! Op Lluis mopper is misschien wel eens, maar de man heeft toch meer in zijn mars dan ik voor mogelijk houd. Hij nodigt mij bovendien uit voor de presentatie maandagavond van een boek over La dieta mediterránea, dat hij – wanneer in Godsnaam – geschreven heeft. Ik heb maandag al een afspraak met Jorge en de “yoga-studenten” om half 6, maar ik ga er echt voor zorgen dat ik er daarna die avond bij kan zijn.
Voor wie het interesseert, ik heb het ook met hem ook gehad over mijn verblijf op de Luis Morote de komende winter. Dan ben ik van ongeveer 1 november tot 1 mei weer van harte welkom in zijn Luis Morote onderkomen in Las Palmas.

E-mail (en zelfs ook What’sApp) heeft iets privé’s, dus daar zal ik het in mijn brieven niet snel over hebben. De website van Harry is wel openbaar, net als mijn weblog, en dus kan ik jullie verblijden met een aardig stuk van hem over de jeugd van Keith Richards (heel informatief, tenzij je diens autobiografie al eerder uitgebreid hebt doorgenomen). Een heel mooie zin in Harry’s stuk vind ik: in Engeland is de verplichte dienstplicht al in 1960 afgeschaft, veel eerder dan bijv. op het “continent”. Harry denkt dat dat een rol heeft gespeeld bij de hausse van nieuwe popmuziek in dat land begin jaren 60. De jeugd kon gemakkelijker andere dingen gaan doen, bijv. popmuziek maken.
Op Harry’s website vind ik ook weer de nodige aardige muziekclips. Kennen jullie Mr. Protz al? Ik nog niet, maar zijn recente “Space for two” mag er zijn. Ik ben ook best wel gecharmeerd van de mij onbekende “Old Crow Medicine Show” met hun “Wagon wheel” uit 2006. Country-artiest Kris Kristoffersen komt weer eens prima uit de verf, als hij samen met Rita Coolidge zijn evergreen “Help me make it through the night” zingt. En dan krijg ik ook nog eens een prachtnummer van Otis Rush te zien en te horen: “I can’t quit you baby”.

In mijn bus terug naar het noorden zie ik op een blinde muur met grote letters staan: ¡RAJOY, PELELE! Rajoy is de minister-president van Spanje, maar wat is “pelele”? In mijn woordenboek zit ik eerst bij “pelear”, vechten, maar dan toch bij “pelele”. Het is Spaans voor stropop, marionet.
Willen jullie ook nog een opschrift op een damestrui? Dan heb ik, uit bus 12, voor jullie: “YES, BUT NOT WITH YOU”.

In mijn bibliotheekje bij het Castillo de la Luz kijk ik vooral in El País. De ETA lijkt er na vijftig jaar onrust zaaien nu definitief de brui aan te hebben gegeven. De hoogtijdagen van de Baskische afscheidingsbeweging waren in de jaren 80 en 90. Er zijn door de jaren heen 854 mensen vermoord.
Dan is er een verhaal over Donald Trump dat El Pais overneemt van de Washington Post. In de eerste 466 dagen van zijn ambtsperiode zou de Amerikaanse president met het foute kapsel ruim 3000 keer gelogen hebben. Dat is gemiddeld per dag 6½ keer en er zit een stijgende lijn in.
Zo waar krijgt ook Nederland, fietsland ook een stukje in de Spaanse krant. Voor het eerst, in 2017, zouden er meer doden in het verkeer zijn op de fiets dan in de auto, 206 versus 201 op een totaal van 613. Onderzoekers denken dat het een negatieve bijwerking van de populariteit van de elektrische fiets bij 65 plussers. Waarvan akte!
Ten slotte zie ik in El País ook twee pagina’s vol informatie over de Giro d’Italia, die nu begint. Kanshebber voor de eindoverwinning zijn volgens de redacteur van de krant: Froome, Chaves, Yates, Aro en Pinot. Ben ik nog een belangrijk iemand vergeten? Tom Dumoulin uiteraard! “De vlinder van Maastricht” krijgt niet alleen veel aandacht, maar de indrukwekkende bonk van een kerel is ook goed voor een foto. Met hem vergeleken is iemand als Froome echt een onderdeur. De cruciale etappes, behalve de tijdritten, zijn rit 14 op 19 mei, op de dag dat ik weer naar Maastricht kom, en rit 19 de vrijdag erna, op 25 mei.

Als ik op vrijdagavond (een week terug) over de boulevard naar de Luis Morote loop, is er veel publiek. Er speelt een Canarische popband op het strand bij Plaza Saulo Torón. Ze dient mede als begeleiding van een modeshow, met de naam MODA CALIDA, badmode (calido = warm). Ik zie allerlei meisjes en jongens over een catwalk op het strand lopen in niet veel meer dan een zwembroek aan plus (bij de meisjes) nog een BH van niks. Het is een evenement van SUMMERLAND, mij verder onbekend. Heineken doet met haar bierreclame ook een duit in het zakje. Bij een aantal kraampjes naast de modeshow staan zo waar enkele “hamacas”, hangmatten, want “no hay verano sin siesta”, een middagdutje hoort bij de zomer. Op het plein aan de boulevard ertegenover staan vele tientallen gestreepte ligstoelen. Daarin hebben zich al de nodige mensen genesteld. Het wordt tijd dat ik me van het spektakel verwijder.

Zaterdagmorgen begin ik in alle vroegte met Otis Rush op te zetten, als vervolg op zijn clip op Harry’s website. In het voorprogramma van zijn muziek zet ik eerst drie nummers van Slim Harpo (1924-1970, uit Louisiana): “I got love if you want it”, “Baby scratch my back” (leuke titel) en “I’m a king bee”, later gecoverd door Mick Jagger en zijn jongens. Als naspel heb ik drie nummers van Rita Coolidge (uit 1945, Florida) voor jullie: “Old fashioned heart”, “I believe in you” en “Higher and higher”. Vanwege haar duet met Kris Kristofferson (zie boven) voeg ik toe dat de twee een aantal jaren getrouwd zijn geweest. Mooie muziek is het, al zeg ik het zelf.
Gaan we naar Otis Rush zelf. Hij is geboren in Philadelphia in 1934 en dus is hij nu 84, dat is oud (maar niet versleten). In de Wikipedia lees ik dat hij linkshandig is en de snaren op zijn gitaar ondersteboven heeft staan. Zijn hoogtijdagen als vooral zanger-gitarist zijn eind jaren vijftig, als zijn bekendste nummers op de plaat verschijnen. Van Otis Rush heb ik vijf CDs, met wel de nodige overlap van nummers. Ik kies hier voor zijn overzichtsplaat “The Blues Collection 19: I can’t quit you baby” uit 1994, met de volgende zestien liedjes:
01.All your love
02.Three times a fool
03.She’s a good ‘un
04.It takes time
05.Double trouble
06.My love will never die
07.My baby is a good ‘un
08.Checking on my baby
09.Jump sister Bessie
10.I can’t quit you baby
11.If you were mine
12.Groaning the blues
13.Keep in loving my baby
14.Sit down baby
15.Love that woman
16.Violent love
Er zit mij iets teveel “love” en “baby” in de teksten, maar aangename muziek blijft het. Ik voeg wel toe dat mij Otis Rush veel meer “doet” met alleen zijn gitaarbegeleiding dan met allerlei blazers erbij. Dus laat ik hier alle nummers met orkest vallen, de nummertjes 9-16. Laat ik daarbij een uitzondering maken voor nummertje 10: “I can’t quit you baby”. Toch prefereer ik de versie met alleen Otis Rush op gitaar, zoals op Harry’s clip. Otis Rush is, zoals trouwens ook diverse van zijn zwarte bluescollega’s, een begenadigd gitarist.

In Maastricht kijk ik op zaterdagavond laat graag eens naar de “nachtfilm” op de Vlaamse zender of Nederland 2. Hier kan dat ook, maar dan moet ik dat wel als DVDtje op mijn laptop doen. Terwijl in de straat bij Don Manué alle tafeltjes buiten nog bezet zijn, sluit ik me op in mijn woning voor de film “Internal affairs” uit 1990 van regisseur Mike Figgis. Zie ik Richard Gere en Andy Garcia nog eens in een jeugdige rol.
De film gaat over twee politiemensen in Los Angeles, lesbienne Amy Wallace (gespeeld door Laurie Metcalf) en nieuweling Raymond Avilla (Andy Garcia), die aangesteld zijn om corrupte agenten binnen de eigen gelederen op te sporen. Dat het voor veel collega’s een ondankbare baan is, weet ik al uit diverse leesboeken met politie-agenten, zoals bij Michael Connelly. Al snel richten de twee hun focus op het koppel Dennis Peck (Richard Gere) en Van Stretch, die veel royaler met geld omgaan dan bij hun salaris past. Kun je je als gewoon agentje bijv. wel een dure sportwagen permitteren? Van weet daarbij niet dat Dennis een affaire met diens vrouw heeft en is dan ook verbaasd, als hij later in de film… Laat ik hier ophouden en het verloop van de film gaan verklappen. Toch wil ik wel nog eventjes de knappe Nancy Travis vermelden, die als de vrouw van Raymond in een museum voor “New Contemporary Art” haar brood verdient.
Ik vind “Internal Affairs” en mooie film en het kan me niet schelen dat ik laat op de zaterdagavond nog steeds film zit te kijken. Ik heb er wel rode wijn (Sangre De Toro) en iets te knabbelen bij genomen om in de juiste sfeer te blijven.

Vandaag is het in Las Palmas Moederdag, El Día de la Madre. Is dat ook zo in Nederland? Volgens Trudie niet, als ik haar daarover app. Moederdag in Maastricht is pas over een week (als ook de Sint Servaasprocessie weer eens door het centrum van Maastricht hobbelt). Hoe dan ook word ik hier op Moederdag in alle vroegte uit mijn slaap gehaald. Dat is deze keer nou eens niet vanwege het licht, maar omdat de straat wordt onveilig gemaakt door een soort van bezemwagen van “Vuelve a latir” (keer terug om te kloppen), die af en aan voor veel kabaal en een beetje “limpieza”, reiniging zorgt.

Wat zal ik vandaag eens delibereren? Laat ik mij in afwachting van “El Clásico Del Fútbol Español” vanavond, tussen Barça en Real, eens giftig maken over het woord “fútbol”. Wie bedacht heeft dat voetbal in het Spaans “fútbol” heet, kan zonder pardon de kanker achter het hart krijgen, dan heeft de dokter moeilijk zoeken (Amsterdamse uitdrukking). Voet, geachte toehoorders, is in het Spaans “pié”, twee lettergrepen met een e op het einde. Voor het woord bal hebben we hier twee woorden: “pelota” en “balón”. In het Algemeen Beschaafd Spaans is voetbal dus zo iets als “balompié”. Dat woord vind ik ook terug in mijn woordenboek, maar als ik het hier op straat en op het terras zou gebruiken, zou ik voor gek verklaard worden. Als ik vanavond bij El Palikeo op het terras zou gaan zitten en zeggen dat ik voor het “balompie” kom, zou mij subiet de deur gewezen worden (voor zo ver je dat kunt zeggen op het terras).
Terzijde, deze keer geven zelfs ook de Fransen niet thuis. In hun land is voetbal spelen “Jouer au football”, op zijn Engels dus. Alleen de Engelsen zelf hebben nog een ander woord voor voetbal: “soccer”. Vanavond ben ik “soccer-fan”, “aficionado de fútbol”, van de Catalanen. Ik hoop maar dat ze die van de Koninklijke alle hoeken van het veld laten zien.

De Liga-wedstrijd tussen Barcelona en Real Madrid, El Clásico, begint om kwart voor 8, maar ik heb een voorgevoel dat ik ruim voor de aanvang bij El Palikeo aanwezig moet zijn, als ik nog een plekje vooraan wil krijgen. Om even over 7 loop ik over Santa Catalina naar mijn terras en mag constateren dat het al behoorlijk druk is. Heeft het ook te maken met UD Las Palmas, dat nog even zijn best aan het doen is tegen Getafe. Helaas, vlak voor tijd maakt Getafe de 0-1 en kan UD weer puntloos verder.
Ik zit om 5 over 7 inderdaad vooraan bij El Palikeo, maar wel zo ongeveer op de laatste zitplaats die op rij 1 nog vrij is. In het half uur erna wordt het zo druk dat de zaak het zelfs met extra aangesleepte stoelen niet meer redt. Het enige dat dan voor mij en de andere voetbalfans nog ontbreekt, is de wedstrijd zelf. Hoe men ook zijn best doet om beeld te krijgen op het grote scherm, dat wil niet echt lukken (terwijl alles op het buurterras gesmeerd gaat). Geloof het of niet, maar wij van El Palikeo vallen pas in minuut 9 in de wedstrijd. De opstellingen, de toss enz. en de schermutselingen in de eerste acht minuten zijn compleet aan ons voorbijgegaan. (Er zijn intussen al mensen weggelopen naar een ander terras.) Dan uit het niets krijgen Barcelona (més que un club) en Real Madrid in Camp Nou onze volle aandacht.
Net bij de les geeft Sergio Roberto aan de rechter kant een pracht van een voorzet op Luis Suárez in het strafschopgebied, die zich de kans niet laat afnemen. Ongegeneerd schiet hij de 1-0 binnen. De helft van het terras waartoe ik me reken, kan zijn lol niet op, terwijl de andere helft – het is ongeveer 50%-50% qua fans – zich verbeten in zwijgen hult. Echter, even later al, in minuut 15, is er een mooie combinatie van Real voor het doel van Ter Steegen en tikt afmaker Cristiano Ronaldo - gehinderd door Piqué, maar onvoldoende – van heel dichtbij de 1-1 tegen het net. Ronaldo houdt er wel een lichte knieblessure aan over. Ik vind Real daarna ietsje beter en vooral Ronaldo krijgt halverwege de eerste helft nog een paar mooie mogelijkheden. Eentje wordt door Ter Steegen met een been weggemaaid en bij een andere gaat de bal net langs de verkeerde kant van de paal. Dan, in de extra tijd van de eerste helft, maakt Sergio Roberto een slaande beweging naar het hoofd van Realspeler Marcelo. Die doet het dan vóórkomen dat hij ternauwernood aan de dood ontsnapt is. Scheidsrechter Hernández is er als de kippen bij om Sergio Roberto een rode kaart voor te toveren. “Ga jij je maar douchen”, hoor ik hem zeggen, maar dan in het Spaans.
Het met een man minder spelen dan de tegenstander beïnvloedt wel de sfeer in de tweede helft. Over en weer zijn er nu echt schermutselingen, maar Real is nu echt veel meer aan de bal. Een groot pluspunt voor Barcelona is wel dat Ronaldo in de tweede helft aan de kant moet blijven wegens zijn knieblessure en vervangen wordt door Asensio, die een stuk minder doelgericht is. Dan, in minuut 52, laat Lionel Messi van zich horen. Hij zet twee verdedigers opzij en schiet de bal hard in het uiterste hoekje, te ver weg voor Keilor Navas: 2-1. Vier minuten later geeft Rakitic vanaf rechts een voorzet op Suárez die de 3-1 inschiet. Of toch niet, volgens de grensrechter (maar niet volgens mij) staat Rakitic net aan buitenspel. Weer even later wordt Iniesta vervangen en verlaat onder immens applaus het veld. Messi mag in minuut 69 opnieuw aanleggen, maar deze keer redt Navas wel heel mooi. Real blijft intussen wel echt domineren en wie weet wordt Barcelona ook een beetje moe van het steeds weer ballen wegwerken. In minuut 72 schiet Gareth Bale de 2-2 binnen, ongeveer op dezelfde manier als Messi eerder aan de andere kant heeft gedaan, in de uiterste hoek. Voor ter Steegen is er geen houden aan. (Sinds het Europees kampioenschap twee jaar terug, toen Wales met Bale heel ver kwam, heb ik een zwak voor de man, hoewel hij wel van de verkeerde Spaanse club is.) In minuut 75 laat Marcelo zich over het been van Jordi Alba vallen in het strafschopgebied en ben ik blij toe dat de scheidsrechter de bal niet op de stip wil leggen. Tot in minuut 94 probeert Real er nog 2-3 van te maken met diverse “remates”, afmakers, schoten, maar 2-2 is en blijft het. Opgelucht haal ik als Barça-fan adem, als het afgelopen is.
Barcelona moet maar tevreden zijn met het gelijke spel, vind ik. Ik heb – eerlijk is eerlijk – Real ietsje beter gevonden, zeker na de rode kaart van Sergio Roberto. Er is nog een Liga-wedstrijdje of drie te gaan en dan kan opgetekend worden dat Barcelona in de Liga en Copa dit seizoen geen enkele keer verloren heeft.

Op de maandag ben ik wel toe aan nieuwe muziek op mijn laptop. Er zijn echt legio zwarte zangers-gitaristen op de plaat die de blues met verve hebben omarmd, als was het hun kindje. Mag ik na de zwarte Otis Rush dan voor de variatie eens een blanke bluesartiest naar voren schuiven? Hier is John Campbell voor jullie. Hij is van 1952, uit Louisiana, en echt lang heeft hij niet gemaakt: in 1993, hij is dan 41, overlijdt hij aan hartfalen. Of er ook drugs in het spel geweest zijn, is mij niet bekend, maar kerngezond ziet hij er op YouTube filmpjes in 1993 bepaald niet uit met zijn Tom Waits stem. Daarbij is hij broodmager (Johnny “Slim” Campbell) en een kapper had best eens met een schaar door zijn veel te lange haar mogen gaan.
John Campbell heeft maar een beperkt aantal CDs op zijn naam staan, een stuk of vijf. Drie die ik niet heb, zijn uit 1975, 1988 en postuum 2000. Daartussen zitten uit de jaren vlak voor zijn overlijden “One Believer” in 1991 en “Howlin Mercy” in 1993. Die heb ik wel allebei en laat ik ze maar eens allebei voor jullie opzetten. Hier zijn de twee keer tien nummers:
01.Devil in my closet
02.Angel of sorrow
03.Wild streak
04.Couldn’t do nothin’
05.Tiny coffin
06.World of trouble
07.Voodoo edge
08.Person to person
09.Take me down
10.One believer
11.Ain’t afraid of midnight
12.When the levee breaks
13.Down in the hole
14.Look what love can do
15.Saddle up my pony
16.Firin’ line
17.Love’s name
18.Written in stone
19.Wise blood
20.Wolf among the lambs
Wie hoopt op een portie opgewektheid, komt bij deze twee CDs van John Campbell bedrogen uit. Ik krijg een vracht ellende voor mijn kiezen waar je u tegen zegt. (“(You got to keep the devil way) down in the hole. Help me.”) Wat is het een akelige “badass blues” om eens een commentator op YouTube te citeren. Is er nog behoefte aan uitschieters naar boven? Op de eerste CD uit 1991 opteer ik dan voor “Devil in my closet”, “Couldn’t do nothin’”, “World of trouble”, “Person to person” en titelnummer “One believer”. Op “Howlin Mercy” heb ik een bijzondere affiniteit met “Ain’t afraid of midnight”, “Look what love can do”, “Firin’ line” en “Written in stone”. John Cambell heeft met zijn CDs volgens mij echt bluesmuziek van de bovenste plank achtergelaten.

Later in de middag ga ik naar de universiteit om John Campbell nog eens op YouTube aan het werk te zien. Inderdaad, het is een levend lijk, maar geef hem een podium en een “slide guitar” en hij speelt (speelde eigenlijk) de sterren van de hemel.
Om half 6 zit ik bij Jorge en de twee studenten, die voor de laatste keer met ons over onderzoek naar yoga komen praten. Dan valt mij echt op dat Jorge ook niet het naadje van de kous weet, als het al te gedetailleerd wordt. Niettemin is zijn kennis van hoe je een Randomised Clinical Trial opzet, vele malen groter dan wat ik meestal bij echte dokters aantref.
Dan mag ik naar de presentatie van een boek dat Lluis geschreven heeft over het mediterrane dieet. Het is zo’n 200 bladzijden, heet “Mi Transición Nutricional”, verandering van eten, en is uitgegeven bij Memorias. Waar hij de tijd en moeite vandaan heeft gehaald om het allemaal op te pennen, is mij een raadsel. Ik zou dat niet kunnen, denk ik. Daarbij, had hij niet eerst moeten overleggen met de mensen uit Barcelona die veel meer dan hij weten over de ins en outs van de PreDiMed studie? De titel van het boek verwijst naar de “transición”, de overgang op de Canarische eilanden van een arme landbouw- en veeteeltgemeenschap in een toeristenindustrie. Terzijde, op het schiereiland Spanje is het de overgang van de Franco-tijd naar een democratie. Hij voegt er nu een “transición nutricional”, verandering van voeding aan toe.
Met zo’n 50 à 100 anderen zit ik net op tijd in het gebouw van Club La Provincia op de León y Castillo 39, vlakbij San Telmo) om niks te hoeven missen. Gespreksleider is directeur van de club en journalist Javier Durán. Hij leidt de zaak, ook de discussie best wel in goede banen. Eerst mogen twee halve politici kort hun zegje doen en dan geeft Lluis een toelichting van een kwartier ongeveer op zijn boek. Daarna is er een vragen”uurtje” met een echte ontsiering, als een dame vooral haar eigen idee wil promoten en de microfoon niet wil teruggeven. Als de presentatie om half 9 voorbij is, zie ik Vanessa en de kinderen, Jacqueline, Adriana en ook Mariela. Zij behoren tot de stroom van aanwezigen die Lluis nu persoonlijk een hand willen komen geven.
Bij de gang naar buiten ligt een hele stapel “Mi Transición Nutricional” boeken gereed, in het Spaans uiteraard. Als je er een van de stapels afneemt, wordt je wel ook verondersteld om een financiële bijdrage voor organisatie “Nutrición Sin Fronteras” in een doos te deponeren. Zonder boek en een beetje met gemengde gevoelens verlaat ik het pand weer, op weg naar bus 1 een straat verderop en dan huiswaarts.

Over de dinsdag heb ik niet echt iets te melden. In het bibliotheekje aan Las Canteras lees ik in de regionale kranten dat de gay scene in Playa del Inglés nu hoogtijdagen beleeft, vooral in en om winkelcentrum Yumbo. A.s. zaterdagavond is de grote optocht, de Gay Parade en dan zal het echt helemaal los gaan. Helaas heb ik al met mezelf afgesproken dat ik dan naar parque Doramas ga. Daar komt zaterdagavond in het kader van “Musicando” een fado-zangeres haar opwachting maken. Ze is nog best jong en heet Maria Emília. Het begint om 9 uur en laat ik maar zorgen dat ik er een beetje op tijd ben. Vorig jaar, toen ik er bij een revival van de Buena Vista Social Club ben geweest, kon ik een kwartier voor het begin nog maar net een zitplaats krijgen (en dan nog, omdat ik maar alleen was).
In de diverse kranten, zeker ook de landelijke, is er eindelijk weer eens een dag dat niet Rajoy en/of Trump in de schijnwerper worden gezet, maar krijgt Vladimir Putin alle denkbare aandacht. Op de bijgevoegde standaardfoto daalt de magere man een grote trap af, met rode loper, om geïnstalleerd, zeg maar gekroond te worden voor zijn vierde ambtstermijn van zes jaar. Hij heeft er na Boris Jeltsin intussen al drie termijnen opzitten en onlangs is hij met een overmaat aan stemmen opnieuw in het zadel getild. (Heeft hij wel eerst enkele belangrijke opposanten in de gevangenis gezet?). Als er niks mis gaat, blijft hij vooralsnog aan tot in 2024. De kranten hebben het over tsaar Putin. In het Spaans is dat “zar”, kort maar krachtig.
Dan is er uiteraard nog steeds gezever over het treffen tussen Barcelona en Real Madrid afgelopen zondag. Hoe scheld je een scheidsrechter uit met een woord dat eindigt op a-ón. Ik ken vanzelfsprekend het woord “cabrón”, klootzak, boef, en ook “ladrón”, dief. Niemand minder dan Lionel Messi zou in de catacomben van het stadion na de wedstrijd voor zich uit geroepen hebben dat scheidsrechter Hernández door Sergio Ramos niet te bestraffen bij een aanvaring met Luis Suárez een “cagón” is. Dat is goed Spaans voor schijtlaars. Het bijbehorende werkwoord is cagar. Bijv. “cagarse de miedo” is het van angst in zijn broek doen. Weet iemand van jullie nog een ander woord met a-ón op het einde dat ik als scheldwoord hier kan gaan bezigen?

Voor wie mij binnenkort in Maastricht eens thuis wil uitnodigen en ook een bord eten voorzetten: ik ben het prototype van een alles eter. Ik houd van zuurvlees, mosselen, rolmops in de mayonaise, konijn, gebraden kip, makreel, inktvis op zijn Gallicisch, rosbief, tonijn, paardenbiefstuk, noem maar op. Jullie kunnen mij ook met plezier een vegetarische maaltijd voorzetten, die gaat er op zijn tijd net zo goed in. Zelfs stierenkloten, slakken, gebakken sprinkhaan, mits netjes klaargemaakt kan ik ervan smullen.
Ik vind wel dat je, als je een beest slacht om hem of haar op te eten, dat je dan niet mag volstaan met alleen een paar onderdelen in de pan te doen en de rest in de vuilnisbak te kiepen. Van alles weggooien is er voor mij niet bij. Bij een varken bijv. zijn de schouderkarbonades mij net zo lief als de ribben of poten. In de sector: eet het beest zoveel mogelijk op, heb ik jullie bij varkens al eens gewezen op “callos” oftewel maagdarm en “morros” oftewel kopvlees. Heerlijk! Onlangs vond ik in de eetkelder van El Corte Inglés nog weer een ander onderdeel in het schap: “oreja guisada”, gestoofd varkensoor. Daar valt m.i. weinig aan te bederven. Hoogstens kunnen stukjes oor wel eens een scherp kantje hebben, maar de oortjes in een rode saus zijn zeer wel te pruimen, in combinatie met bijv. wat stokbrood en gemengde groente. Per halve kilo is de “oreja guisada” te koop via de firma “Segundo Sanz” uit Leganés bij Madrid. In de matig pittige rode saus zitten paprika, kruiden, ui en knoflook. Ik zou het mengsel wel nog een minuut of vijf koken, voor je het opdient (aan jezelf), maar dan is het echt smullen.

Op woensdagmiddag denk ik: laat ik eens iets van jazz opzetten. Ik ben niet echt een liefhebber van het genre (ik ben meer van blues, country en pop), maar op zijn tijd een stukje jazz kan geen kwaad. Wie zal ik eens nemen? Allez, laat ik alt-saxofonist Julian “Cannonball” Adderley eens uit de mottenballen halen. Hij is van 1928 en oud worden was er voor hem niet bij; hij overleed in 1975. Ik heb – geloof het of niet – tien CDs van de man. Daaruit kies ik vandaag “Cannonball’s Bossa Nova”, uitgekomen in 2000. Ik hoop maar dat ik een mix krijg van niet al te experimentele jazz (zo’n John Coltrane, daar heb ik nou helemaal niks mee) en iets Braziliaans. Hier zijn de tien nummers op de CD (of eigenlijk acht, want twee “liedjes” staan er in twee versies op):
01.Clouds
02.Minha saudades
03.Corcovado
04.Batida Diferentes
05.Joyce’s sambas
06.Groovy sambas
07.Samops
09.Corcovado (alternate take)
10.Clouds (single version)
Het is even uitpluizen, omdat zelfs op deze Bossa Nova plaat een aantal mij te ingewikkelde nummers staan. Bij mijn favoriete soort jazz moet je eventueel wel een boek kunnen lezen. Mede daardoor gaat mijn voorkeur op de plaat uit naar “Clouds”, “Corcovado”, Joyce’s samba” en “O amor en paz (Once I loved)”. Daar teken ik wel nog bij aan dat ik die nummers zo geslaagd vind dat ik ze met plezier een aantal keren achter elkaar afspeel. Cannonball Adderley blijft voor mij een van de betere jazz-saxofonisten.

Als ik ‘s avonds mijn blokje om doe, kan ik het niet laten om te checken of mijn voetbalclub Barcelona thuis tegen Villarreal wel wint. Om kwart voor 9 kijk ik even naar de uitslag: 4-1. Iets te klagen heb ik niet, integendeel.

Op donderdagmorgen doe ik een was, mijn voorlaatste, als ik het wassen van mijn beddengoed volgende week niet meereken. Daarna breng ik een bezoek aan de “tintoreria lavanderia Atlantico” bij mij om de hoek. Daar ga ik twee colbertjes, “americanas”, ophalen die ik maandag gebracht heb. Tegelijkertijd kan ik nu ook nog een ander jasje laten stomen.
Dat stomen is best een raar woord met verscheidene betekenissen. Eten stomen bijv. is “cocer al vapor” in het Spaans, een brief open stomen is “abrir una carta al vapor” en (zie ginds komt de) stoomboot “barco de vapor”. Mijn stomen hier is iets heel anders, waar bij mijn weten geen “vapor” bij te pas komt: kleren stomen. De Spanjolen hebben het dan over “limpiar en seco”.
Vroeger was er een stomerij bij de “schuine” overweg in Maastricht: “De Lelie”, met een heuse schoorsteen. Vandaag de dag ben ik in mijn Zuid-Nederlandse geboortestad aangewezen op een winkel bij de “Aw Brögk”, die mijn “stoomgoed” dan doorstuurt naar een bedrijf dat ik niet eens ken. Stomen is een beetje uit de tijd geraakt, denk ik, behalve dan in het woord stoomcursus, “curso intensivo”. In goed Nederlands hebben we het tegenwoordig liever over chemisch reinigen, maar over welke chemische substanties het gaat, wie het weet, mag het zeggen. In het Vlaams is er een veel adequater woord voor: droogkuisen.

Omdat ik voor donderdagavond niks kan bedenken, waarmee ik jullie op een ander been kan zetten, ga ik door naar de vrijdag. Vanmiddag ga ik deze brief aan jullie versturen op de gezondheidsfaculteit. Ik neem dan een stapel DVDs van film mee, die ik thuis bekeken heb en niet mee naar Maastricht hoef te nemen. Als ik er een papiertje met “gratuito” bij doe, zijn ze volgens mij in een mum van tijd geconfisqueerd door de studentenpopulatie. Mijn laatste brief van dit winterseizoen in Las Palmas kunnen jullie volgende week donderdag verwachten, op 17 mei, maar ik sluit niet helemaal uit dat het ook de dag erop wordt.
Een bloemetje voor je moeder op Moederdag is wel het minste, waarmee jullie – als dat nog van toepassing is – kunnen komen aanzetten a.s. zondag. En anders kun je eens iemand uit de buurt ermee blij maken. Mijn verdere advies is deze keer: ga eens in een botsautootje zitten of doe eens het reuzenrad op de voorjaarskermis in Maastricht. Er hoort wel een uitgelaten gezicht bij, anders telt het niet. Nog even en ik ben weer onder jullie. Tot kijk, hasta luego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Omdat ik iets met de man schijn te hebben, ben ik weer eens aan een boek van Ken Follett begonnen. Deze keer heb ik het over een boek van lang geleden: “Nachtvlucht” uit 1991, origineel “Night over water”, maar ik heb het in vertaling op mijn e-reader gelezen. Als het Britse koninkrijk in 1939 het Duitsland van Hitler de oorlog verklaart, vertrekt een uitgelezen gezelschap rijkaards het land in een groot, net ontworpen watervliegtuig, een Pan Am Clipper. Het boek, bijna 500 bladzijden, gaat over hun vlucht in etappes van Southampton naar New York, een reis van ruim een etmaal.
Aan boord zijn diverse gezelschappen. Het gezin Oxenford vertrekt, omdat pa zijn fascistische ideeën niet langer in Engeland kwijt lijkt te kunnen. Nancy Lenehan van schoenenfirma Black’s Boots gaat terug naar de V.S. om haar broer Peter te slim af te zijn, die de hele handel wil verkopen. Diana Lovesay wil met haar nieuwe Amerikaanse vriend een nieuw leven opbouwen, als haar man Mervyn er geen stokje voor steekt. Dan is er de aanwezigheid van professor Hartmann met zijn vriend Gabon en die van dief Harry Marks die Engeland ontvlucht en nu in de gaten krijgt dat hij misschien een uiterst kostbaar juweel (de Dehli Suite) kan stelen. En dan laat ik verschillende politiemensen, een Russische oude vrijster en een bekende filmster nog buiten beschouwing. Bij de “crew” van het vliegtuig noem ik speciaal de man van de brandstof Eddie Deakin. Die krijgt te horen krijgt dat zijn zwangere vrouw Carol-Ann gekidnapt is door de bende van Ray Patricia; aan boord van de clipper is een van hen: Tom Luther.
Daar moeten jullie het qua inhoud maar voor doen. Zoals steeds bij Ken Follett is er van alles aan de hand voordat de “good guys and gals” weer op hun pootjes terecht komen. “Nachtvlucht” is voor mij redelijk aangename verpozing. Minder geslaagd vind ik dat het mij ietsje te kinderlijk geschreven is. Dat beïnvloedt mijn recenseren wel een beetje. Ik heb voor “Nachtvlucht” als recensiecijfer daarom niet meer dan een 7 over. Later ga ik wel nog weer eens een ander boek van Ken Follett proberen, dat blijft staan.

Boek 2 is van een heel andere orde. Het is het bekende boek van neuroloog Oliver Sachs: “The Man Who Mistook His Wife For A Hat”. Ik herinner me vaag dat het in de jaren na de eerste publicatie (1985) ook buiten medische kring in Nederland populair was. De film “Awakenings” uit 1990 met Robert de Niro en Robin Williams over het effect van L-Dopa op mensen die permanent in slaap lijken te zijn (encephalitis lethargica), zal zeker ook aan het succes van het boek hebben bijgedragen. Laat ik eerlijk toegeven dat ik gewoon verkeerd om begonnen ben. Ik kreeg van Susanne en Peter een paar jaren terug de autobiografie van Oliver Sachs cadeau en dacht: motorfreak, ongewone homo, lange tijd aan de speed, wat moet ik aan met zijn levensbeschrijving (die hij vlak voor zijn dood af heeft). Dan lees ik zijn verhaal toch maar en kennelijk met het nodige plezier. Pas daarna denk ik: dan moet ik toch ook eens “The Man Who Mistook His Wife For A Hat” gaan lezen.
Neuroloog Oliver Sachs is ontevreden over de overdreven aandacht in zijn professie voor “deficits”. Het vak gaat zeker niet alleen over stukjes hersenen die het niet meer doen. Hij vraagt om meer aandacht voor te erg functioneren van bepaalde kernen, voor het veranderen van hersenfuncties en daarbij acht hij het bestuderen van geestelijke onderdeuren uiterst interessant. Het boek, 225 bladzijden, geeft klinkende voorbeelden van patiënten in alle vier deze categorieën. Met de essentie van allerlei neurologische aandoeningen is Oliver Sachs uiteraard al lang bekend, maar in het boek laat hij beeldend zien hoe apart of extreem het sommige patiënten vergaat.
Het titelverhaal gaat over een man die gezichten en voorwerpen niet meer herkent en terugvalt op beschrijving van de verschillende onderdelen voordat hij het hele plaatje gaat zien. Daarbij kan hij zich ook schromelijk vergissen. Dan volgt iemand die zijn hele geheugen vanaf dat hij 19 jaar is, al decennia lang. Dan is er een jonge vrouw die haar hele propriocepsis (balans van het lichaam) kwijt raakt, als ze aan een galblaasontsteking geopereerd gaat worden. Enz. In deel 2 met overreacties gaat de nodige bladzijden over het syndroom van Gilles de la Tourette, over tics, maar ook bijv. een vrouw die in een tijd van niks op straat de grimas van allerlei mensen op haar gezicht moet toveren. Ook lees ik in dit over bijv. een hoogbejaarde vrouw die op haar leeftijd ineens de seksuele kriebels krijgt. Dat zou komen door verlate uitingen van neurosyfilis.
Voorbeelden van “transports” in deel 3 zijn rare vormen van epilepsie, terugkerende muziekfragmenten, dromen die echt lijken te zijn. Ook komt een jongeman langs die teveel opwekkende drugs heeft gebruikt en nu denkt dat hij een hond is. Hij ruikt zelfs nu net zo goed als honden plegen te doen. Ten slotte geeft deel 4 mooie beschrijvingen van bijzondere ervaringen van mensen die (bijna) hun hele leven al voor debiel worden versleten. Een vrouw zonder intellect komt eindelijk op haar plek, als ze zich in een theatergezelschap nuttig kan maken, Een tweeling kan intussen wel foutloos zeggen welke dag het is, als ze een datum in het verre verleden of de verre toekomst gepresenteerd krijgen. Ook kunnen ze priemgetallen van zes cijfers opsommen of het niks is (en hebben een probleem, als ze niet meer bij elkaar mogen wonen). Laatste voorbeeld: een autistische jongen kan niks zeggen, maar blijkt wel een bijzondere gave te hebben om te tekenen, vooral van dingen uit de natuur.
Oliver Sachs blijf ik maar een rare vogel vinden, maar zijn “The Man Who Mistook His Wife For A Hat” geeft mij wel een inkijk in een stukje neurologie dat ik als een welkome aanvulling beschouw op de standaardverhalen die ik begin jaren 70 in Amsterdam uit mijn hoofd heb moeten leren. Een recensiecijfer is hier niet op zijn plaats, maar zeker de hele en halve dokters en psychologen onder jullie kan ik het boek nog ter lezing aanbevelen.

Ik heb nog een derde boek uit, niet van schrijver Michael Connelly, maar van hem als eindredacteur. In 2008 komt he verzamelboek “The Blue Religion” uit, met negentien politieverhalen van de Mystery Writers Of America. Als ik de extra informatie en inhoudsopgave weglaat, zijn er 434 bladzijden te lezen, gemiddeld per verhaal 23 bladzijden. Het laatste van de negentien verhalen is van Michael Connelly zelf en ik zie ook twee typische Engelse thrillerauteurs hun bijdrage leveren: John Harvey en Peter Robinson. Tussen de andere zestien zitten enkele mij bekende zoals T. Jefferson Parker en Laurie R. King, maar de andere zijn mij nog niet bekend. Als ik het de compilatie de afgelopen zomer bij The English Bookstore in Amsterdam zie liggen, gaat het boek zonder verder nadenken op de stapel om te kopen.
Hoe bespreek je een boek met negentien uiteenlopende verhalen, over de dood van een baby, de moord op een tiener, het ontmaskeren van een collega politieman, enz.? Daar valt weinig aan te bespreken, vind ik. Mooie stukken vind ik uiteraard de twee Engelse stukken, maar bijv. ook dat van Leslie Glass over een moord-zelfmoord, van Persia Walker over drie tienermeisjes die willen bijverdienen en van Paul Guyot over een hotdog verkoopster.
Wie dat wil, leen ik het boek graag eens uit.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten