vrijdag 26 februari 2016

Weblogbrief 11.20, 26 februari 2016

Weblogbrief 11.20, 26 februari 2016

Montecosas damas y muy apreciados caballeros, boterzachte dames en zeer geachte heren, zoals iedere winter streef ik ernaar om in mijn zes maanden hier een dertigtal brieven aan jullie te versturen. Ik zit nu op nummertje 20 en heb hierna nog twee van de zes maanden te gaan. In goed Nederlands heet dat: keurig op schema! Daar gaan we.

Voor zo ver dat nog geldt –maar voor de meesten van jullie niet meer, integendeel - is het momenteel vastentijd, althans door de week. Hoe zeg je dat in het Algemeen Beschaafd Spaans? Ik heb het in de dictionaire moeten opzoeken: “el cuaresma”. Zal ik op dat woord eens de rijmwoorden zoeken, verplicht eindigend op –esma, dan valt bijv. clysma af? Als ik eventuele Griekse woorden mag laten voor wat ze zijn en ik mij beperktot woorden van twee lettergrepen, kom ik uit op een totaal van nul rijmwoorden.No kidding! Vooruit, met enige pijn en moeite heb ik toch nog één rijmwoord voor jullie, waarvan ik vermoed dat zelfs nogal wat Spanjolen het niet kennen: “resma”. Dat staat voor een riem, geen “cinturón”, zoals je die op je broek draagt of in de auto, maar van een riem papier, “una resma de papel”. Overigens, waarom is “cuaresma” mannelijk en “resma” vrouwelijk; kan iemand mij dat uitleggen? Laat ik jullie bij dezen toezeggen dat ik voor deze brief geen riem papier nodig zal hebben; het worden niet meer dan een beperkt aantal velletjes.

Is het intussen al tijd voor een muziekje? Van Marcel en anderen heb ik geleerd om de Ierse groep the Pogues op hun waarde te schatten. Ik heb, naast de nodige compilaties, een zevental, originele studio-albums van Shane MacGowan en zijn maten, met nummers zoals “Dirty old town” en “The wild rover”, die ik al van the Dubliners ken, en uiteraard “Fairy tale from New York”. Op het laatste nummer, uit 1988, zingt een meisje mee dat ik ook hoog heb zitten: Kirsty MacColl. Bij mijn weten zijn van die dame, na haar grote hit “There’s a guy works from the chip shop swears he’s Elvis”, echt een ouderwets rock ‘n’ roll nummer, drie Cd’s uitgebracht: “Kite” in 1989, “Electric ladyland” in 1991 en daarna “Titanic days” in 1993. Ik heb ze alle drie niet en er blijkt volgens Wikipedia ook nog een eerdere Cd te zijn, uit 1983, “Desparate character”, die ik evenmin bezit.
Wel heb ik – God zij gezegend – een verzamel-cd van Kirsty MacColl, genaamd “Galore, the best of KirstMacColl”, uit 1995 en laat ik dus die maar hier presenteren. Hier zijn de achttien nummers op de Cd:
01.They don’tknow 79
02.A new England 84
03.There’s a guy from the chip shop swearshe’s Elvis 81
04.He’s on thebeach 85
05.Fairy tale of New York (& Pogues) 88
06.Miss Otis regrets (& Pogues) 88?
07.Free world 89
08.Innocence 89
09.You justhaven’tearnedityet, baby 89
10.Days 89
11.Don’t come the cowboy with me, Sonny Jim 89
12.Walking from Madison 91
13.My affair 91
14.Angel 93
15.Titanic days 93
16.Can’t stop killingyou 93
17.Caroline 95
18. Perfect day (& Evan Dando) 95
Ik ga niet moeilijk doen: er zitten best mooie nummers tussen op “Galore”, los van de al genoemde. Er zijn andere vroege rockplaten zoals “They don’t know” en “He’s on the beach” en laten we haar covers niet vergeten: “Miss Otis regrets”, bedacht door Cole Porter, ik heb het o.a. van Ella Fitzgerald, “Days” van Ray Davies van the Kinks en “Perfect day” van Lou Reed. Willen jullie ook andere uitschieters? Dan noem ik hier “Don’t come the cowboy with me, Sonny Jim”, “Angel” en “Caroline”. Jammer is het dat dezelfde Kirsty MacColl in 2000, ze was toen 41 jaar, tijdens een Mexicaanse vakantie door een motorboot geschept werd. Einde verhaal!

Terzijde, is er verschil in land of streek tussen Mac- en Mc- als voorvoegsel? Volgens mijn onvolprezen woordenboek is Mac- vooral Schots (en kennelijk ook Iers, denk aan Kirsty MacColl en Shane MacGowan. Is Gallisch dichter bij de waarheid?).Is Paul MacCartney dus van Schotse komaf? Pardon, diens achternaam schrijf je met Mc-, dus als Paul McCartney. Maar waarvandaan komt bijv. Roger McGuinn (van de Byrds)oorspronkelijk? En Barry McGuire, George McGrae of Carmen McRae? Kan iemand van jullie mij nog een bekende popartiest noemen wiens achternaam met Mac- begint?

Ondergetekende is een man van orde en regelmaat. Daarbij heb ik de neiging om dingen in een met mijzelf afgesproken volgorde te doen. In de ochtend, als ik uit mijn bed gekomen ben, hoort dat bed minstens anderhalf uur open te liggen, goed voor drie bakken koffie, voordat ik het bovenlaken en de sprei er weer overheen doe. Toen ik nog drie keer moest opschenken, op mijn vorige koffiezetapparaat, was dat zelfs twee uur.
Als ik mijn tanden poets, is de steevaste volgorde: boven buiten, beneden buiten, beneden bovenrand, beneden binnen, boven onderrand en boven binnen. Over de diverse tandvlakken trek ik een halve minuut per onderdeel uit en voor de randen alle twee 15 seconden. Voor de rekenaars onder jullie: dan kom je in totaal op 2½ minuut uit. Pas daarna ga ik mijn mond spoelen.
Een van de redenen waarom ik het zo prettig vind om een douche te nemen, is dat ik daarbij nog geen ingeslepen volgorde heb. Onder ons gezegd: ik doe maar wat. Wel ga ik niet vaker dan één keer per dag onder de douche, gebruik doorgaans geen zeep – dat vind ik flauwekul - en alleen op de zaterdagen, uitzonderingen daargelaten, was ik mijn haar met shampoo. Vaker dan een keer per week mijn haar wassen is er niet bij en een douche-beurt duurt eigenlijk nooit langer dan tien minuten, meestal niet meer dan vijf. Het is nu woensdagochtend, half 11; ik denk dat ik ermaar weer eens even onder ga staan.

Op woensdagavond moest ik maar weer eens gaan internetten en de kranten lezen in mijn favoriete bibliotheekje aan de kust. Onderweg kom ik het mini-schepsel tegen dat de restaurants en cafés hier al vele jaren onveilig maakt. Ze is bijna een lilliputter, meet minder dan 1 meter 50, is nog ouder dan ik en op haar hoofd prijkt een grijswit annex donkerrood kapsel. Iedere avond loopt het magere vrouwtje door de stad te sjouwen met een emmer met rozen, die je verondersteld wordt per stuk van haar te kopen. Daarmee doorbreekt ze de strakke monopolie van de “Paquistani”, die echt overal ter wereld, ook hier, deze branche hebben geclaimd. Een concurrent voor het verre oosten!
Eerder was ik ook al gecharmeerd van een Chinees meisje dat o.a. namaakpapegaaien op een stokje verkocht. Die is enkele jaren terug ineens uit mijn radar verdwenen. Marc en zijn vrienden hebben me nog eens zo’n geval gekocht, met batterijtje, dat sindsdien een vaste plek heeft in mijn woning hier.

Heb ik nog meer voor de woensdagavond. Nu de carnavalsspullen weer opgeruimd zijn, maakt de stad reclame voor het alweer zestiende “festival internacional de cine”, van 4 t/m 13 maart. Ieder jaar neem ik me voor om eens naar de film daar te gaan, in Monopole in Triana, maar komt het er van? Nee!

Als ik op donderdagmorgen om 8 uur op het balkon kom, wordt er druk gewerkt aan de hoge flat naast Topaz in mijn straat. Twee heuse geveltoeristen hebben de flat eindelijk van zijn blauwe voorhang ontdaan en zijn zeer druk in de weer om de gevel weer toonbaar te maken. Eindelijk, eindelijk! Dat blauwe waas is me al jaren een doorn aan het oog.
Even later constateer ik, met de nodige spijt, dat de gemeente de feestverlichting rond de lantaarnpalen in de Luis Morote aan het weghalen is. Gaan we richting voorjaar? (Hoewel, de zomertijd begint pas over vier weken en een paar dagen, met Pasen).

Niettemin, dit lijkt me wel het moment om eens van plaat en artiest te wisselen. Vraag me niet waarom, maar uit het niets spreid ik ineens een voorkeur ten toon voor blueslegende Jimmy Reed. Hij is van 1925 en uit de buurt van Chicago. Oud is ook hij niet geworden; op 50-jarige leeftijd, in 1976 ging hij hemelen (als hij tenminste in een hemel geloofde). Van hem heb ik “The Blues Collection 18: You don’t have to go” en een serie van vier Cd’s uit de periode 1953-1962: “Five classic albums plus singles”. Die losse nummers zoals “Bright light, big city” staan verspreid over meer Cd’s. Echter de meeste hits van de man, waaronder “Honest I do”, “Ain’t that lovin’ you baby” en “Little rain” staan wel in onderstaand rijtje van twintig stuks op Cd 3:
01.Honest I do
02.Go on to school>BR> 03.My first plea
04.Boogie in the dark
05.You got me crying
06.Ain’t thatlovin’ you baby
07.You got me dizzy
08.Little rain
09.Can’t stand toseeyou go
10.Roll andrhumba
11.You’re somethingelse
12.You don’t have to go
13.Pretty thing
14. I’mgonna ruin you
15.I don’t go forthat
16. She don’t want me no more
17.Baby don’t seethat no more
18. I love you baby
19.Honey don’t let me go
20.Honey, whereyou’regoing
Laat ik toegeven dat ik de stem en het gitaarspel van Jimmy Reed alleszins aardig vind, maar tevens dat ik minstens zo erg gecharmeerd ben van zijn gejengel op een mondharmonica. Wat Eddy Waltjé voor Maastricht is en Mick Jagger voor de popmuziek, is iemand als Jimmy Reed (en bijv. ook Little Walter) voor de blues. Zijn “Boogie in the dark” en “Roll and rhumba”, allebei 100% instrumentaal, zijn naar mijn bescheiden mening van grote klasse. Jimmy Reed krijgt sowieso van mij het nodige krediet.

Bij de uitgang van de “mercado central”, waar ik donderdagmorgen koffie ga kopen zie ik voor de zoveelste keer een opa voor het gebouw zitten die vogeltjes in de verkoop heeft. Zijn de onderdeuren vrolijke kanariepieten – maar Canarisch verwijst naar canis, hond - of heb ik van doen met “astrante” parkieten? In de kooi die de verkoper er heeft staan, zitten vier witgele “pietekes”, nog eens aangevuld met twee donkerbruin/zwarte vogeltjes die iets van mussen weg hebben.
Ietsje verder richting mijn flat zie ik een kapsalon, in het meervoud, “peluqueriás verdes”, die de naam “Aloe Hair” heeft meegekregen. Als aloe vera dan niks voor je maag blijkt te zijn, kun je het altijd nog in je haar smeren, denkt deze jongen dan. De nering heeft zich gespecialiseerd in je haar een groen kleurtje geven. Je moet er maar opkomen, als klant en als verkoper.
Nog dichter bij mijn huistenslotte, in de zaak waar eerder drie soorten Segway verkocht werden, kun je nu (ook) een “scooter electronico” kopen, zo’n ding dat behalve een motortje alleen bestaat uit twee voetsteunen met links en rechts ervan wieltjes. Willen jullie het nog bonter? De firma, Ninebot One +,die het pand vandaag de dag uitbaat, verkoopt ook een apparaat dat niet meer is dan een rechtopstaand wiel met twee steuntjes links en rechts en ik neem aan een motortje binnen in. Je zou daarmee ongeveer 35 km aan een stuk kunnen tuffen, met een snelheid tot ongeveer 20 km per uur. Voor niet meer dan zegge en schrijve 1050 euro heb je er eentje in huis.

Eerder heb ik jullie al eens gewezen op een foute reclame van Unicef, die ons voor de aanhoudende honger van speciaal de jeugd wil interesseren. In dezelfde stijl heb ik er nu nog een, van “Manos unidos”. Vertaal ik dat dat met “Wij slaan de handen ineen?” Hun kreet om geld uit onze zakken te kloppen luidt: “Plántate cara al hambre. Siembra”, verplaats je gezicht naar de honger. Zaai!” Met uiteraard een aandoenlijke foto van een slachtoffer erbij en een gironummer. Zelfs al had ik geld over (wat juist is), dan nog zou ik deze “Manos unidos” weldoener met een gerust hart overslaan.

Ik had donderdagmorgen, zoals dat heet, ook een goed gesprek met Tobalo, mijn favoriete ober van Cafetería Nuevo Murias bij mij beneden(Waarom is het niet Nueva?). O.a. kwam ik met hem te spreken over de nieuwe naam van Negonza c.q. Dócil. De kledingzaak heet nu “Besito volao” en wat betekent dat? Hij wist me haarfijn uit te leggen waar het Canarische woordje “volao” op gestoeld is. Het komt inderdaad van “volar”, vliegen en is een verbastering van “volado”, gevlogen. Met een “besito volao” wordt volgens Tobalo een kusje bedoeld dat je iemand toewerpt. Hij deed me zelfs voor hoe je hier precies te werk hoort te gaan. Hulde, ook voor zijn hondje, waarmee ik hem later die dag zie lopen! Als ik hier een appetijtelijke dame tegen ga komen die mij wel ziet zitten, zal ik het eens uitproberen.

Over de rest van de donderdag heb ik niet echt iets aparts te vertellen. Ik ben ’s avonds voorbij La Puntilla op het niet-toeristische stuk op een ouderwetse bank gaan zitten. Daar heb ik in mijn volgende boek gelezen “tot de stukken er van af vlogen”. Ik heb het vanmorgen pas half uit, dus voor een bespreking ervan moeten jullie nog een weekje even geduld hebben. Laat ik vast verklappen dat Jan Willem het heel geslaagd vond, toen hij het van mij voor zijn verjaardag cadeau kreeg.
Op de vrijdagmorgen kijk ik ten tweeden male uit op de twee hoogwerkers die verderop het “high rise building” naast Topaz aan het fatsoeneren zijn. Ze zitten beiden in een stoeltje tegen de ramen aan, aan een touw en met een emmer verf,waar weer een derde man over gaat. Ik vrees dat hun monnikenwerk nog wel even zal duren.

En daar wil ik het bij laten; sterker nog: daar laat ik het bij. Ik verklaar mijn twintigste brief bij dezen voor af en hoop jullie weer frank en vrij opnieuw aan te treffen op waarschijnlijk donderdag 3 maart, wanneer ik mijn staart voor de 21ste keer zal roeren. Morgen komen Eva, Jan Willem, Lux &Dali naar het zuiden van het eiland voor een weekje rust en ontspanning. Ze zitten in een hotel, wat zeg ik: ressort, in Arguíneguin, ten westen van Maspalomas. A.s. dinsdag, op de 72ste verjaardag van Harry, ga ik er poolshoogte nemen. Dat wordt nog een lange zit in vooral streekbus 1.
Voor nu en de aankomende dagen: neem het ervan! Koop zaterdagmiddag eens een saucijzenbroodje (een “salchicha” is een worstje) bij de Hema of - het kan niet op – een halve rookworst met mosterd op een pistolet (een “pistolete” is Spaans voor een klein pistool). Ik kijk ernaar uit om jullie t.z.t. opnieuw bij te praten. In the meantime ga het jullie goed en al zeg ik het zelf: tot ziens maar weer, hasta luego, PaulK, “con unbesitovolao”.

BOEKHOEK

Onlangs kwam ik weer eens voorbij “librería”, boekhandel (en tevens papierwinkel “papelería”; ik heb er jaren geleden mijn prikbord gekocht) Babón, aan de Tomas Miller, vlakbij Mesa y López. Daar zag ik een boek in de etalage staan dat het hier al maanden erg goed doet: “Revival” van Stephen King. Is dat ook in Nederland een hit? De aankondiging spreekt over “Prepárate para el finalmásoscuro, inquietante e inolvidable de cuentos ha escrito Stephen King”. Bereid je voor op het duisterste, onrustbarendste en onvergetelijkste einde van alle verhalen die Stephen King heeft geschreven.

Los daarvan, de kop boven deze bijlage bevestigt dat ik maar één boek helemaal uitgelezen heb de afgelopen dagen. Wel was het van behoorlijke dikte. “Bedrijfsongeval” van Joseph Finder uit 2006telt maar liefst 428 bladzijden. De Engelse titel is “Company man”, wat ik persoonlijk liever zou vertalen met “Hart voor de zaak” of iets van dien aard. Het boek is de opvolger van “Paranoia”, waarmee de in 1958 geboren schrijver van business thrillers destijds hoge ogen gooide. Dit nieuwe boek in de zakenwereld speelt in Fenwick, een plaatsje in Michigan in de buurt van Grand Rapids. Weten jullie nou nog niet waar het speelt, dan zoek je het maar op in een wereldatlas, in de buurt van Lake Michigan.
Er zijn twee hoofdrolspelers. Allereerst is er de baas, Nick Conover, van een grote fabriek in kantoormeubilair, genaamd Stratton (een soort Gispen). Hij heeft de afgelopen jaren de helft van zijn personeel moeten ontslaan, vijfduizend man, wat hem in het stadje van 40.000 inwoners van weldoener tot gehate figuur heeft gemaakt. Bovendien is zijn vrouw twee jaar terug bij een verkeersongeval om het leven gekomen. Zijn twee kinderen, Julia van 10 en vooral Lucas van 16 hebben het daar nog steeds heel moeilijk mee. Op zijn werk zien we Nick vooral optrekken met zijn financiële man, rechterhand Scott McNally, en met zijn eersteklas secretaresse Marjorie Dykstra. Op afstand is er de eigenlijke baas, een investeringsmaatschappij uit Boston, met Todd Muldaur en diens baas Willard Osgood. Todd Muldaur, in de geldzorgen, wil het Amerikaanse Stratton het liefst zo snel mogelijk aan de Chinese overheid overdoen.
Het hoofd van de beveiliging van Stratton is Eddie Rinaldi. Die wordt erbij geroepen, als Nick op een nacht een inbreker, Andrew Stadler, doodt die door zijn tuin loopt. Eerder waren er ook al diverse inbraken in zijn huis geweest, waarbij onlangs nog de hond des huizes gedood is. De dood van Stadler wordt onderzocht door Roy Bugbee en nog meer Audrey Rhimes. De laatste is een zwarte religieuze vrouw, die door haar baas, Jack Noyce, maar ten dele beschermd kan worden tegen de diverse grappen van collega’s. Intussen begint Nick een liefdesrelatie met Andrew’s dochter Cassie, schilderes en yogalerares, die het heel goed met de kinderen kan vinden, ook met Lucas. En dan sluit zich langzaam maar zeker het net om Nick Covoner en Eddie Rinaldi en gaan we naar de finale van het boek.
Wat vind ik van de opvolger van “Paranoia”, dat ik destijds met eenhoog recensiecijfer bedeel heb. Ook dit boek is spannend genoeg, zowel vanwege het bekende gerommel en getrek in de zakenwereld als vanwege de diverse privé-verwikkelingen bij Nick en Audrey, die door het boek heenlopen. Helaas, het einde had voor mij net iets anders mogen uitpakken. Als ik het boek in het Amerikaans Engels gelezen had, “Company man”, had ik er niettemin een volle 8 voor over gehad. In Nederlandse vertaling, “Bedrijfsongeval”, doe ik er een kwart puntje af, een 8-.

maandag 22 februari 2016

Weblogbrief 11.19, 22 februari 2016

Weblogbrief 11.19, 22 februari 2016

` Buen día, frioleres, goedemorgen, koukleumen. Het houdt maar niet op; hier is alweer mijn negentiende brief van deze winter en dat terwijl het nog geeneens maart is. Jullie zitten al met je hele hebben en houden in de vasten, maar hier was het deze week nog carnaval.
Afgelopen dinsdag kwam ik met de bus terug van de (oude) faculteit, zat nog even op een bank op de boulevard en toen mocht ik alweer aan de bak voor het “Gala de la Integración”. Vooraf dacht ik in alle ernst dat het de avond zou worden waarop we definitief onze nieuwe vrienden uit Syrië en omstreken alsmede van zwart Afrika in de armen zouden sluiten. Onder wij versta ik in dat verband de diverse varianten Kanariepieten, de Spanjolen van de peninsula en uit het verre Amerika, de al aanwezige Noord- en Midden-Afrikanen, de import uit het Verre Oosten en de kleine club West-Europeanen, die hier meedoet.
Bleek de achterliggende gedachte een heel andere te zijn. Het was te doen om de integratie van de mensen die (vooral geestelijk) minder bedeeld zijn dan de rest van de bevolking. Op het podium op Santa Catalina trokken aan het begin van de avond echt hele stoeten mongolen, overdreven gehandicapten en aanverwant spul voorbij uit zo ongeveer alle dorpen van het eiland. En een lol dat ze hadden, met elkaar en nog meer met het bekijken van ons, “los acuidos espectadores”, de toegestroomde toeschouwers. Dat waren er in het begin, om 7 uur, best al veel en een half uur later was het gewoon druk.
Ik had voor mezelf een mooi plekje uitgekozen op de tweede rij van de tribune, vanaf het podium links. Nadat de “comparsa Cubatao” zijn dansje had voltooid en de diverse groepen minder bedeelden hun opwachting hadden gemaakt, werd een zevenkoppige jury aan ons gepresenteerd. Daarin zat ook de nieuwe “Reina”, een alleszins acceptabel meisje (van goede kom af). Vervolgens mochten – met steeds een professionele podiumact ertussen – eerst de individuele deelnemers hun ding doen, daarna de koppels (“parejas”) en tenslotte de groepen met trisomie 21 en ander extra’s of gebreken.Toen was het al bijna 9 uur en in afwachting van de jury-uitslagen kwam een duo jongens in roze pak met twee meisjes in het zwart (wel met uiterst korte broekjes aan) ons bekruipen.
Ik mag graag een kijkje nemen bij een zang- en danswedstrijd van Down-syndromers en mensen met minder dan vier ledematen, maar verder is het net als bij de Olympische Spelen voor gehandicapten: voor de echte winnaars moet je m.i. daar niet zijn. Mijn passie voor de mensen met een “descapacidad”heeft meer met medelijden en zo te maken dan dat ik ze uitzonderlijk snel of sterk moet gaan vinden. Voeg daarbij mijn afschuw van het viertal dat de pauze tot de jury-uitslag moest vullen en jullie kunnen al vermoeden dat ik die uitslag niet heb afgewacht.
Vooruit, misschien had ik mijn eerste prijs gegeven aan een trio dat met enige verve “In the mood” speelde met daarbij enkele zeer beweeglijke dansparen. Glenn Miller zou er van gesmuld hebben. De imitatie van Betty Boop en het gevecht van twee boksende kemphanen hadden ook wel wat.
Rest mij te vertellen dat ik de man die ingehuurd was om alles aan elkaar te praten, wel wat erg op zijn praatstoel vond zitten. Hij had wel een schitterende “hoege zijje” op zijn forse hoofd. En voor wie hem nog kent van diverse eerdere brieven van mij, vlak bij mij zat good old Hinkepie met zijn vriendin.

Zeker wie wel eens zelf op Cuba is geweest, weet dat het eiland, meer dan 1000 km breed, twee grote steden kent: La Havana in het noordwesten, vlakbij het Amerikaanse Florida, en Santiago de Cuba in het oosten, in de buurt van Guantanamo. Belangrijke twee artiesten van Santiago zijn o.a. Compay Segundo, hij ligt daar mooi begraven, en Elíades Ochoa, nog steeds actief met zijn “Cuarteto Patria”, als ik het wel heb.Jullie kennen ze alle twee ongetwijfeld nog van de platen en de film van de Buena Vista Social Club.
In Santiago was daarnaast nog een groep bejaarden actief als zangers c.q. muziekmakers: de Vieja Trova Santiaguera. Van hen heb ik zegge en schrijve één Cd, wel een dubbelcd, “Puro trova” uit 2000. Cd 2 van de twee bevat zestien “Live and rare tracks”, wel aardig. Als Cd bij deze brief kies ik echter voor het studio-album, Cd 1: The best of Vieja Trova Santiaguera. Hier komen de twaalf nummers, althans de titels ervan:
01.Me dieren la clave
02.Descripción de la rumba
03.Ella y yo
04.Pregón Santiaguero
05.Boca roja
06.Son de la loma
07.El peluguero
08.Como cambian los tiempos
09.Esperanza
10.Un meneito na mas
11.Gusta y sabor
12.El tren
“¡Esperanza, esperanchachacha!”. Met “The best of VTS” is niks mis, maar echt overhouden vind ik de plaat ook weer niet. Voor wie in uitschieters naar boven is geïnteresseerd, noem ik hier speciaal “Descripción de la rumba”, “El tren” en (meer voor de tekst dan de muziek) “El peluquero” met het terugkerende zinnetje “¿Dondeestá mi mujer?”, waar is mijn vrouw?

Intussen moet ik toegeven dat ik mijn steevaste verkoudheid na carnaval op woensdagavond nog niet kwijt ben. Ze begon deze keer afgelopen zaterdag, zondag met vooral een loopneus, maar inmiddels zit ik hier in de subtropen met terugkerende,akelige hoestbuien. Mijn remedie is om op zijn tijd, als zich weer een hoestbui aandient, een Fisherman’s Friend original in mijn mond te laten smelten. Zo’n “caramelo compromido” – “sterk, hé?” heet het in een Nederlandse reclame – verricht zijn heilzame werk niet echt, maar verlicht mijn euvel wel.

Donderdagmorgen begint best aardig, met een zonnetje erbij. Alleen waait het zo erg dat de grote parasols van Cafetería Nuevos Murias niet uit de bezemkast worden gehaald. Een uurtje later, als Etel net begonnen is om bij mij huis te houden, betrekt de lucht, wordt het een steeds grijzere bedoeling. Dan begint het te plenzen, niet een paar druppels, niet eventjes, maar aan één stuk door het betere werk. De temperatuur op mijn balkon daalt tot 17 graden, wat inhoudt dat het beneden op straat niet meer dan 15 graden is. Wie nog onderweg is, probeert zo snel mogelijk ergens naar binnen te komen. Na een half uur besluit ik me van mijn balkon en binnen in mijn flatje terug te trekken.

Op dezelfde ochtend ondergaat de winkel die enkele jaren terug nog Negonza heette, zijn volgende naamsverandering. Toen de oude baas – een schat van een man - ging hemelen, een aantal jaren terug, besloot de zoon de kledingzak bij mij tegenover naar diens hond te noemen: “DÓCIL”, Spaans voor gehoorzaam.Er kwam een stenen hond in het gangetje naast de winkel, de hond werd ook het embleem van de zaak en zelfs kwam er een groot bord aan de gevel, waarop de nieuwe naam geschreven was: DÓCIL, met een streepje op de O. De wat nerveuze zoon van de oude baas, die ik jaren geleden Negonzo ben gaan noemen, deed vervolgens de dagelijkse gang van zaken over aan twee dames; één daarvan is geloof ik zijn vrouw. Zelf ging hij ter plekke alleen nog over het verhuur van de kamers boven de winkel en uiteraard het bijhouden van de plantenbakken op het dak.
Toen de hele pui onlangs opnieuw opgeschilderd was, nu in effen wit, viel het me op dat het bord met DÓCIL niet opnieuw was bevestigd, eigenlijk van de radar verdween. En toen kwam vanmorgen in de stromende regen een vrachtwagen voorrijden, met drie man personeel, die een nieuw front uit zijn verpakking haalden: “BESITO VOLAO”. Besito staat voor zoentje, zoals in het grappig bedoelde “un gran besito”. Echter, wat betekent “volao”? Is dat een verbastering van “volado”, maf, gejaagd? Hoe dan ook zullen we het met de nog weer nieuwere naam van de zaak moeten doen. Na enig gehannes en steeds weer schuilen, als de regen te gek werd, werd het nieuwe bord, met een uitschuifbaar afdak met daarop de woorden “Besito volao” in schrijfletters, aan de gevel bevestigd. Vooralsnog houd ik het op een luchtkusje, zo eentje als waarmee ik hier de dames niet drie, maar twee keer, moet bedelen.

Ook donderdagavond was het met het weer hier nog behelpen. Dat gaf me de gelegenheid om eens naar een concert te kijken op mijn laptop. Joaquín Sabina en Juan Manuel Serrat, alle twee intussen 65+, reken ik tot de allerbeste muzikanten van Spanje van de laatste vijftig jaar. Als duo hebben ze twee Cd’s uitgebracht: dubbelcd “Dos pajaros de un tiro” in 2007 en vijf jaar later nog eens “La orquestra de Titanic”. In hetzelfde jaar 2012 kwam ook een registratie van hun gezamenlijke optreden uit op DVD. De opname is gemaakt in Buenos Aires in een theater/stadion genaamd Luna Park en is twee en een half uur lang. Als werktitel heeft het concert de naam meegekregen: Dos pajaros contraatacan, twee vogels in de tegenaanval.
Ik weet dat Sabina en Serrat afgelopen zomer ook in Las Palmas zijn opgetreden en wat vind ik het jammer dat ik daar niet bij kon zijn. Niettemin, afgelopen donderdagavond kon ik mede vanwege het erg slechte weer de schade inhalen. Een pracht van een concert! Wat zijn ze allebei goed, solo en met elkaar!

Op de vrijdag weet ik niet hoe snel ik een nieuwe grammofoonplaat moet opzetten, zo erg ben ik daaraan toe. Bij mijn weten heeft Tom Petty - geboren in 1950, hij is nu 65 jaar - verscheidene platen op zijn naam staan die hij samen met anderen bij elkaar heeft geknutseld. Denk bijv. aan de albums van de Traveling Wilburys en zijn “Duelling banjos/True confessions” samen met alleen Bob Dylan. Als ik de registraties van zijn live optredens buiten beschouwing laat, zijn er zestien studio-albums van hem, meestal samen met zijn begeleidingsband The Heartbreakers. Sapperloot, ik heb ze allemaal! De eerste dateert van 1976 en bij mijn weten is “Hypnotic eye” uit 2014 de laatste. Die ga ik eens met veel plezier voor jullie opzetten. Hier zijn de elf nummers:
01.American dream plan B
02.Fault lines
03.Red river
04.Full grown boy
05.All you can carry
06.Power drunk
07.Forgotten man
08.Sins of myyouth
09.U get me high
10.Burnt out town
11.Shadow people
Zal ik het maar eens hardop zeggen? Wat is die Tom Petty met zijn Heartbreakers een eersteklas rocker! Dat zie ik terug op al zijn (hun) vorige Cd’s en deze laatste uit 2014 doet niet onder voor de vorige vijftien. Het wordt hoog tijd dat Harry hem eens op zijn “site” met een artikel in het zonnetje zet, hors catégorie (of is het hos de catégorie?). Willen jullie nog uitschieters op deze plaat? Dan noem ik alle elf nummers, zie boven. Vooruit, alleen met het broodmes op mijn keel geef ik extra krediet aan “Faulty lines”, “Full grown boy”, “All you can carry”, “Power drunk” en “Sins of my youth”. Maar bijv. “Red river” en “Shadow people” zijn zeker ook niet voor de poes.
Voor mij is Tom Petty misschien wel de meest onderschatte popartiest van de afgelopen 40 jaar. Ik zet hem zonder pardon in het selecte rijtje van mijn popidolen. Op mijn crematie moet, vind ik, maar iets van Tom Petty gedraaid gaan worden, bijv. “Learning to fly” van de Cd “Into the great wide open” uit 1991 of “Damaged by love”of “Down south” van Cd “Highway companion” uit 2006. Maar bijv. “Full grown boy” van “Hypnotic eye” mag wat mij betreft ook best bij mijn verscheiden gespeeld worden.

Intussen zit ik op mijn balkon aan de koffie, maar aangenaam is het weer nog steeds niet, verre van dat. De lucht is nog steeds even donkergrijs, met de nodige regenbuien. Op het dieptepunt, vanmorgen om kwart over 9, was de temperatuur op mijn balkon zowaar gedaald tot 15 graden. Als dat zo doorgaat, dien ik me alsnog bij C&A een fleece-trui aan te schaffen.
Dan zit ik te mijmeren en denk aan het woord “hardnekkig”. In het Nederlands is er een heel stel bijvoeglijke naamwoorden die afgeleid zijn van hard of hart, en het is niet altijd even eenvoudig om het juiste voorvoegsel van de twee te kiezen. Het is hardnekkig, met een D, zoals hardhandig, hardgekookt, hardhorend en hardleers. Aan de andere kant heb je woorden met een T zoals hartbrekend, hartgrondig, hartstochtelijk en hartverscheurend. Maar wat vinden jullie van bijv. hart(d)stikke of hard(t)vochtig? Voor je het doorhebt, zit je er een keer naast.

’s Avonds ging ik er uit om opzetstukjes, “cepillos” voor mijn Braun/Oral B Vitality elektrische tandenborstel te kopen. Vorig jaar kwam ik daarvoor aan mijn trekken bij El Corte Inglés, dus deed ik het daar maar eens dunnetjes over. Daarna stiefelde ik naar mijn bibliotheekje bij het basketveld en Las Canteras. Bleek die vanwege het slechte weer gesloten te zijn. Asjemenou! Op die manier raakt de loop wel uit de dagelijkse gang van zaken. Ik ben teruggekeerd naar El Corte Inglés voor een kopje koffie in de kelder, naast de supermarkt. Daar kreeg ik een chocolaatje bij, van chocola, of is het chocolaadje, van chocolade? Volgens mijn woordenboek is het met AAT en geen AAD. Daarna heb ik Wasa knåckebrood gekocht, stevige servetten en een rijtje bikken Schweppes limon zero, waarom gaat dat per acht stuks?
Het was intussen bijna half 9 en bepakt en bezakt met mijn “kemissies” wilde ik nog eventjes langs het podium op Santa Catalina gaan, waar om 9 uur het Gala Drag Queen ging beginnen (maar een toegangskaartje had ik niet). Echter, onderweg er heen startte het plenzen voor de zoveelste keer opnieuw en dus was ik snel thuis. Het viel me op hoe weinig “verkleiders” er op straat waren, terwijl toch “’ne groeten oonderein”bedacht was voor als de winnaar om ongeveer 11 uur bekend gemaakt zou zijn. Was het te nat? Ik heb zitten lezen op mijn bed en om 11 uur lag ik al lang en breed op één oor.

De morgenstond heeft goud in de mond, of zoals ze hier zeggen: “a quien madruga, Dios le ayudo”, met een hoofdletter D. Op de zaterdagmorgen zag het leven er weer anders uit. Het waaide nog wel een beetje, maar droog was het, met een temperatuur van zo’n 20 graden en zowaar scheen er ook weer een zonnetje.
Op de zaterdagmiddag om 3 uur ging het gebeuren: UD Las Palmas speelde in eigen huis tegen de beste voetbalploeg van de wereld: Barça, gewoon voor de competitie, de liga BBVA. Het leven is één serie keuzes - of Brownse bewegingen voor een “jubilado” zoals ik - en deze keer zette ik mij tussen de tientallen (andere) bezoekers op het terras van El Palikeo. Ik heb geen idee wat het woord betekent, maar de zaak, met ook een bodeguita, kleine bodega, ligt op Santa Catalina naast de Luis Morote en apartamentos Miami (waar Rim, Désirée en Tristan jaren geleden bij mij op bezoek, samen met Trudie, Marcel en Damaris, nog eens gelogeerd hebben).
Wat wil ik over de wedstrijd aan jullie kwijt? Eerlijk gezegd vond ik een nogal matige bedoeling.Doelpunten? Suárez maakte na 5 minuten 0-1, even later maakte William de gelijkmaker en in minuut 38 of zo bepaalde Neymar de eindstand al op 1-2. Natuurlijk was Barça beter dan UD Las Palmas, maar wat miste vooral Luis Suárez een zootje kansen. Er waren er bij die zelfs ik nog wel er in zou hebben geschopt of gekopt. Alleen zijn allereerste kans verzilverde Suárez; daarna was het aanhoudend net niet. Op het einde hield Barça het min of meer voor gezien en kreeg UD Las Palmas zo waar nog enkele gelegenheden om er 2-2 van te maken, maar niet dus. De overdreven miljoenenploeg uit Barcelona met in de voorhoede Messi, Suárez en Neymar uit Zuid-Amerika kan aan zijn volgende klus beginnen. Ik geloof dat dat het Engelse Arsenal is.
Om 5 uur ging ik maar eens voorzichtig in de richting van mijn voormalige internetcafé om mijn mail op orde te brengen. Van Trudie kreeg ik een kopie van het artikel in U.M. universiteitskrant Observant van afgelopen donderdag, over gesjoemel met onderzoek in de geneeskunde. Ik was daarover op donderdag vóór carnaval twee uur onderhouden en werd met verve uitgebreid geciteerd. N.B. direct na carnaval kwam ook nog een fotograaf langs om mij te portretteren. Mijn opmerkingen over het drastisch snoeien in de hoeveelheid onderzoek en het haast ontbreken van goed onderzoek naar andere therapieën dan geneesmiddelen stonden er niet echt in, maar laat ik ook bekennen dat dat redacteur Maurice Timmermans van Observant er best een aardig verhaal van gemaakt heeft.
Na mijn e-mailen was het wachten op de grote carnavalsoptocht hier. Die begint nou eens niet bij het Castillo de la Luz in de Puerto, maar helemaal in het zuiden in Vegueta. Hij trekt vervolgens door de stad naar het noorden. De eerste schermutselingen werden op Santa Catalina pas verwacht om een uur of 8. Dat bleek ook te kloppen. Als eerste was er een harmonie en daarna kwam Paula Miranda in haar kerstboon langs, de koningin van het carnaval dit jaar. Daarna volgden, met de nodige dansgroepen ertussen, de bijna koninginnen, de GraanDaman en de draagQueen (zie ook beneden). De “ReginaInfantiel”, kinderkoningin, heb ik gemist, maar dat kan aan mij liggen. Vanaf half 9 volgende een uitgebreide stoet van vooral “moeras”, de groepen die per half uur het podium op Santa Catalina onveilig mogen maken. Opvallend vind ik dat er best een boel trommelgroepen waren, op zijn Braziliaans, maar geeneens “zate herenigen”, zoals Maastricht die kent, met allerlei blaasinstrumenten. Het wordt hoog tijd dat een Palmens variant van “Laat en zat” en “Vreugd en nuchter” hier wordt opgericht.
Om ongeveer 9 uur, eigenlijk ietsje daarvóór al, kwam de eerste “Carros” er aan, meestal een grote vrachtwagen met bovenop, vaak erg hoog, een dansende en springende meute carnavalsvierders, vele tientallen, soms wel meer dan honderd. Tussen de “Carros”, complete schepen, “navels”, was bovendien de nodige “bontestrem” van de partij. Iedereen in de grote optocht, “la graancabalgata” was verkleed. Schmink was er niet of nauwelijks aan te pas gekomen, wel heel veel “exces” in de stijl van het “locoanno 20”, het thema van dit jaar. En uit alle hoge bussen en aanhangwagens kwam carnavalsmuziek uit de speakers, die ik helaas maar zeer beperkt kon meelperen. Daar moet ik nog eens een cursus in krijgen. Langs de kant stond ik een beetje opgepoetst tussen ook daar de nodige “verleiders”. Zoals in Maastricht een paar weken terug liepen er meer mensen in de optocht mee dan dat er langs de kant stonden. Volgens een opgave op het internet zouden meer dan honderd gevaartes op wielen voorbij gaan komen.
We zaten ergens bij nummertje in de dertig, toen de regen ineens echt met bakken uit de hemel kwam. Er kwam eerst nog een zootje paraplu’s aan te pas en toen die onvoldoende soelaas boden, het gutste, gingen we maar schuilen onder de diverse palmbomen die iets verder weg van de stoet stonden. In de optocht zelf ging het intussen vrolijk verder: hossen en blèren, of er niets aan de hand was. De optocht zelf trok zich weinig aan van wat er in de lucht en langs de kant gebeurde.
“¡Queenpen!” wat jammer, briefde mij een man in mijn oor, die zich vlak naast mij zichtbaar had staan amuseren. Het was niet anders, helaas. Om bijna 10 uur ging ik maar huiswaarts (op twee minuten afstand). Even dacht ik nog om half 11, toen de ergste regen geweest was, om weer terug te keren naar mijn stekje, maar als je eenmaal uit je carnavalsritme bent, kom je er denk ik niet gemakkelijk weer in. Ik zal ergens tussen half 11 en 11 uur in een diepe slaap zijngevallen, waar ik met enkele kleine onderbrekingen pas om ongeveer 8 uur zondagochtend weer heelhuids uit kwam.

Zondagochtend was het weer min of meer als vanouds, met een zonnetje. Het was alleen in de vroege ochtend nog aan de frisse kant. Nogal wat tijd besteedde ik overdag aan het bijwerken van deze brief, vooral de boekenbijlage was erg toe aan een opknapbeurt.
Om een uur of 6 ’s middags liep ik over Las Centers of er hier en in Maastricht helemaal geen carnaval geweest was. Het enige restje was een groep: “los guardaplasmas”, acht man (onder wie één vrouw) die gekleed waren als de Blues Brothers, maar wel met een papieren vogeltje op hun hoofd. Bij de voormalige locatie van Chinees restaurant Hong Kong pakten ze hun instrumenten uit en voerden een best aardig toneelstukje annex liedjesconcours op. Best leuk! Zou ik later op deze avond bij de “entierro de la sardina” present gaan zijn, om zo mijn hang naar carnaval toch nog enige gestalte te geven?
Zaterdagavond al had ik gehoord dat er op zondagavond om 8 uur iets met de drag queens op Santa Catalina te doen was. Dus ging ik eerst daarheen. Op het plein/park was het tot mijn verbazing een drukte van jewelste. Bleek dat het Gala Drag Queen vanwege het abominabele weer vrijdagavond was uitgesteld tot nu, zondagavond. De drag queen die ik in de “gran cabalgata” had gezien, was kennelijk niet de nieuwe winnaar van het festival. Die moest zich nog bekend maken op die avond.
Ik keek eerst bij een van de cafés op het plein naar de laatste minuten van de basketbalwedstrijd tussen Herbalife Las Palmas en Real Madrid, de finale van de “copa del Rey”, de beker zouden wij zeggen. Spannend! Real was uiteindelijk net ietsje beter en won met geloof ik 85 tegen 81. Dat zijn trouwens nog eens uitslagen, veel adembenemende dan het gehannes bij voetbal (UD Las Palmas-Barcelona 1-2).
Bij de toegang tot het gala op Santa Catalina was het meer dan behelpen bij het naar binnen gaan. Iedereen werd eerst twee keer gecontroleerd op zijn toegangsbewijs en mij restte echt niets anders dan keurig achter de hekken te blijven, terwijl voor mijn neus een keur aan “verkleiders” met “entrada”zich naar binnen wist te werken. Diverse toeschouwers hadden wel ook nog eens een probleem met hun tas. Blikjes bijv. werden zonder pardon weggegooid en er werd scherp – nou ja - op wapenbezit gecontroleerd, althans in de tassen. Het leken verdomme wel de foute jongens en meisjes van de beveiliging op een vliegveld. De enige mogelijkheid voor mij om toch binnen te komen was om iemand die al binnen was, te vragen of hij of zij zijn kaartje aan mij wilde geven door het hek heen. Echter, dan moet je wel zo iemand op zijn minst een beetje kennen, dacht ik vervolgens en dat zat er dus niet in.
Toen, het was net 8 uur geweest, werd ik aangesproken door een vrouw die lachend met een groepje carnavalisten door de controle liep. Ze had een toegangskaartje over en wou ik dat misschien gratis en voor niks van haar hebben? Dat liet ik me geen twee keer vertellen. Een minuut later stond ik dan toch tussen het “duizendkoppige” carnavalsvolk, terwijl op afstand een “comparsa” op het podium werd toegejuicht vanwege een uitgevoerd dansje. Een drietal presentatoren introduceerde zichzelf, twee dames in het zwart en een heer in het geel, met veel gelach en geschreeuw.
Toen kon de finale van het Gala Drag Queen 2016 daadwerkelijk beginnen, ook voor mij. De uitgebreide jury werd voorgesteld en vervolgens kwamen de drag queens een voor een op, met drie minuten muziek maximaal per deelnemer plus helpers. Halverwege, na drag queen 10, was er alweer enig dansgedoe, maar daarna kwamen de tweede rij van tien. Laat ik eerlijk toegeven dat ik best gecharmeerd was van de meeste drag queens. En nog meer van het publiek om mij heen dat niet naliet om met alles en iedereen mee te dansen en te zingen.
Voor wie mijn voorkeur wil weten wie volgens de drag queen van 2016 moest worden? Mijn favorieten waren nummertje 2, 4, 12, 14 en 19. Helemaal uitgewrongen zou ik misschien voor nummertje 2 gekozen hebben, die ik nog net ietsje beter vond dan nummertje 19. Die drag queen maakte capriolen op het podium, waarmee ik zonder meer in het ziekenhuis beland zou zijn. Drie keer, een keer zelfs vanaf een meter van twee, drie, liet hij (ze) zich in spreidstand op de grond vallen, terwijl de vier helpers, aanvankelijk een clubje smurfen in het blauw met grijze haren,maar door bleven swingen. Had ik mijn telefoon bij me gehad en hem ook nog willen gebruiken, dan had ik op nummertje twee gestemd, om de jury een hart onder de riem te steken.
Om kwart over 10 hadden we ze alle twintig gehad – wat een sensatie! Het lange wachten kon beginnen totdat eindelijk de uitslag bekend zou worden gemaakt. Die heb ik op Santa Catalina niet afgewacht, maar min of meer aangehoord vanaf het balkon van mijn flatje om 11 uur. Reden: ik ben niet zo erg van het oeverloos wachten, zelfs als de pauze wordt opgevuld met zangers en dansers. Daarbij moest ik eerlijk gezegd nodig weer eens plassen en waar kun je dat beter doen dan in je eigen “barak”.
Een heuglijke slotavond van carnaval werd het aldus, zonder dat ik maar een glimp van de “sardina” heb mogen opvangen, die – mag ik aannemen – ergens in de avond in he water bij Las Canteras was beland. Santa Catalina, daar gebeurde het, daar was het te doen, het stond voor de laatste keer deze winter op zijn carnavalskop en ik stond erbij en keek er naar.

Is dat niet een mooie afsluiting van mijn carnaval dit jaar? En in een moeite door van mijn brief 11.19? Dan mogen jullie nu weer buiten gaan spelen of, als dat al te somber is, binnen bij de centrale verwarming. Hier is het, ook op maandagmorgen 22 februari, ietsje kouder dan normaal, bij mijn opstaan 17 à 18 graden op het balkon, maar als ik om tien uur nog eens op mijn balkonmetertje voor de tijd en temperatuur kijk, zie ik dat “we” alweer op 24 graden zitten.
Mijn volgende brief komt er waarschijnlijk al over vijf dagen aan, op 26 februari. Daarna dien ik – af en toe in de week er op – mijn Lux & Dalí te bepotelen in Alguineguin, ten westen van Masmalomas, waar ze met Eva & Jan Willem voor een week bivakkeren. Mijn tussentijdse advies aan jullie uit Holanda luidt: eet eens een makreel of tonijn, liefst in de olijfolie, en doe er wat hazelnoten bij, in het kader van het sportief maar definitief overstappen op het mediterrane dieet. Ik hier neem het er met plezier nog enkele maanden van en koester jullie ten afscheid “with all my heart”. Tot ziens maar weer, hastaluego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Er staat “BOEKENBIJLAGE”, in het meervoud, dus heb ik meer dan één boek voor jullie ter recensie. Misschien ook vanwege het slechte weer kan ik jullie allereerst vertellen dat ik “Moord op krediet” van Louis-Ferdinand Céline helemaal heb uitgelezen, bijna 800 bladzijden. Céline is de schuilnaam voor Lous-Ferdinand Destouches, een man die vooral in Parijs woonde van 1894 tot 1961, toen hij aan een beroerte overleed. Vanaf 1923, denk ik, was hij dokter en hij promoveerde in 1924 op een proefschrift over Semmelweis, interessant. Daarna was hij werkzaam bij een aantal instellingen en ook huisarts. Tussen 1937 en 1940 schreef Céline de nodige antisemitische pamfletten.
Zijn literaire carrière begon Céline met de publicatie van “Reis naar het einde van de nacht” in 1932. Daarvan heb ik in Maastricht een prachtige versie, die ik ooit van Eric cadeau gekregen heb. Hier gaat het om zijn tweede boek uit 1936, “Mort à credit” in het Frans, dat ik de afgelopen week in Nederlandse vertaling las. Mijn versie, een dubbelpocket van Meulenhoff, is niet echt om naar huis te schrijven, maar met een begenadigd schrijver als Céline kan er denk ik weinig misgaan. “Moord op krediet” gaat met name over de jeugd van de schrijver, vooral in Parijs en ook even in Engeland en het noorden van Frankrijk.
Al vanaf diens jongste jaren zitten zijn ouders hem voortdurend te vitten. Zijn moeder, Clémence, is een “hinkebenenwagen” met haar opspelende benen en ze klaagt wat af, vanuit haar winkeltje in kant en dergelijke. Ferdinand’s vader Auguste werkt bij een brandverzekeringsmaatschappij, waar hij naar eigen zeggen te weinig verdient en waar de jongere medewerkers hem maar al te graag zijn baan afnemen. Auguste koelt zijn woede over alles graag op zijn enige zoon Ferdinand, die hij voor alles en nog wat uitmaakt. Intussen blijft zijn oma Caroline wel het nodige vertrouwen in hem houden.
Als Ferdinand van (lagere) school komt, gaat hij eerst werken in een fabriekje in garen en band, onder despoot Lavelongueen met kleine André als maatje, en als hij daar ontslagen wordt, wordt het een minibedrijfje van Gorloge, een ciseleerder (goed in het maken en repareren van sieraden), met ene Antoine als diens rechterhand. Ook dat loopt verkeerd af, als Gorloge’s vrouw hem verleidt en hij een peperdure gouden Chinese speld kwijtraakt. Met de hulp van Clémence’s broer Edouard belandt hij daarna voor een klein jaar op een internaat in Engeland, wat evenmin een succes blijkt te zijn.
Dan komt hij onder de hoede van Courtial des Pereires, een journalist-uitvinder, van het blad Genitron, die daarbij zijn geld daarnaast verdient met ballonvluchten. Dezelfde Courtial is niet te beroerd om ook af en toe de kluit enigszins te belazeren, bijv. bij een prijsvraag over het perpetuum mobile en later eentje over het ontwerpen van duikklokken waarmee diverse vergane schepen met goud, diamanten en zo van de oceaanbodem moeten worden gevist. Bij Courtial heeft Ferdinand het uitstekend naar de zin. Als diens project met duikklokken, met op de achtergrond een pastoor, alweer faliekant mislukt, begint Courtial met zijn vrouw Irène en Ferdinand een landbouwbedrijfjeergens in Noord-Frankrijk, waarbij met aardstralen gewerkt gaat worden om de groente (aardappelen) te laten groeien en bloeien. Het werk wordt vergemakkelijkt door het tevens houden van een schooltje, waar de jeugd geleerd gaat worden hoe goed het is om terug naar de natuur te gaan.Is er wel genoeg eten om alle monden te voeden? Etc.
Laat ik het boek niet in detail gaan zitten te verklappen. Louis-Ferdinand Céline levert met “Moord op krediet” net als eerder met “Reis naar het einde van de nacht” een heel knap stukje werk af. Stukje? Het boek is maar liefst bijna 800 bladzijden dik, maar vervelen doet het me geen moment. Ook ik zie in Céline inderdaad de taalvernieuwer die nogal wat recensenten van hem gemaakt hebben. En wat blijf ik me de diverse scheldkanonnades herinneren, waarmee het boek vol staat. “Moord op krediet” krijgt van mij een 8+ als recensiecijfer en wie weet, ga ik later ook nog eens het mes zetten in latere boeken van Céline, zoals Noord, Guignol’s Band en Rigodon.

In alle oprechtheid vind ik de scheldkanonnades van Céline zo comme il faut dat ik daar als interludium toch een voorbeeld van wil geven. We gaan naar bladzijde 409, ongeveer halverwege “Moord op krediet”. Ferdinand wil graag naar een internaat in Engeland, in ieder geval weg van zijn vader Auguste, die hij net voor het eerst partij op de vuist heeft gegeven. Auguste is aan het woord, hakt op Ferdinand in: “Wat! Stuk drek! Sta je me uit te dagen? Kleine rotpooier! Strontzak! De brutaliteit! De schaamteloze onbeschoftheid! Je wilt ons om zeep helpen! Da’s wat je wil? Hè? Zeg ’t maar direct!... Kleine lafbek! Vuile zwerver!...” (…) “Lievegodnogantoe! M’n arme mens, wat hebben we gedaan om zo’n monster op de wereld te zetten? Nog ontaarder dan ’t ergste galgenaas!... Doortrapt! Boefachtig! Een niksnut! Een ramp! Wat je maar wil! Hij deugt nergens voor! Alleen ons kaalplukken! Ons leegplunderen! Je wordt er ziek van! Ons zonder pardon aan stukken scheuren! Dat kan je!... Da’s de dank die je krijgt! Na een heel leven van offers brengen! Twee levens tot een hel gemaakt! Wij twee ouwe gekken! Met onze botte koppen! Wij zijn ’t weer!... Zeg ’t dan! Lamlendig stuk vergif! Zeg ’t dan! Geef dan toe dat je ons wil laten creperen!... Creperen van verdriet! Van ellende! Dan kan ik dat tenminste nog van je horen voor je me afmaakt! Vooruit dan! Vuil stuk etter!”

Gaan we naar boek 2, “De kikvors en andere beesten” van Midas Dekkers. De bioloog brengt een serie serenades aan een keur van beesten in het radioprogramma “Vroege vogels “ van de VARA. Dit is (een deel van) zijn oogst, uitgebracht in 1986.
Het is eigenlijk ondoenlijk om een serie columns samen te vatten, zelfs als het er 38 van twee à drie bladzijden per stuk, met tekeningetjes van Maus Slangen. Laat ik hier volstaan met vol te houden dat ze echt over de meest uiteenlopende onderwerpen gaan, van sluipwesp tot brontosaurus, van voorouder tot hottentot, van kikvors via huisgenoot tot kikvorsman, van pissebed tot schijtlijster of als jullie dat graag hebben: van boef via heilige tot bioloog. En Midas Dekkers veegt de vloer aan met allerlei gedoe dat wij, ik ook, ons in ons hoofd hebben gehaald.
Ook dit boek, eigenlijk boekje met zijn 106 bladzijden, krijgt van mij een 8+ als recensiecijfer. Ik smacht om het terug te leggen op het stapeltje “Midas Dekkers”-boeken dat ik al heb en het daarna heel voorzichtig in mijn bewaarkast te doen.
Willen jullie ook uit dit klein meesterwerkje citaten? Daar gaat-ie.
“De grootste vijand van een rups is (dus) zijn eigen vlinder.” (p. 8).
“De bouvier is een knap staaltje van gewroet in erfelijke eigenschappen. Zij het net niet knap genoeg. De oren willen niet.” (p. 10)
“Volgens alle gegevens is de eerste mens in Afrika ontstaan. Een neger dus. Geschapen naar Gods beeld en gelijkenis nog wel.”(p.15) “Zoals een Japanse wijsheid zegt: “Wie kogelvis eet, is gek. Maar wie geen kogelsoep eet, is ook gek.” (p. 18)
“(Over rigor mortis) Het is dan ook zaak de dieren in het abattoir te aaien en vriendelijk toe te spreken.” (p. 24)
“Waarom zouden we wel Indianen bewaren in een reservaat (…), maar geen vikings in een fjord of cowboys op een afgerasterd stukje prairie?” (p. 27)
“Voor het onderhoud van een kind kun je ook acht honden of tien katten houden.”(p.30)
“Een pissebed houdt zich verdacht op. Het ontbreekt er maar net aan dat hij ritselt. (…) Al wat wij fijn vinden, jaagt hem angst aan.” (p. 31).
“(Over het vogelbekdier) Een eierlegger onder de zoogdieren is helemaal niet gek; wij mensen leggen zelf.”(p. 45)
“Waarom kijken poezen wel voertafel en geen televisie?” (p. 47)
“Tijdens het lezen van dit stukje zijn er bij u weer miljoenen rode bloedlichaampjes doodgegaan – en die moeten vervangen.”(p. 63)
“Restaurants zijn rechts. Zodra je aan tafel zit, ben je terug in het feodale tijdperk.” (p. 68)
“Een vrouw mag dan verliezen als het op geweld aankomt, in de keuken is ze oppermachtig.” (p. 72)
“De meeste kans om in de stad nog een paard tegen te komen heb je tegenwoordig in de automatiek.” (p. 75)
“Eén keer heb ik iemand na het eten van zo’n slaatje, in een strandtent, zijn (Sint-Jacobs)schelp zien weggooien tussen de kokkels en strandgapers aan de vloedlijn.”(p. 78)
“Het enige dat vegetariërs aan hun kant hebben, is het gelijk. Jammer genoeg kun je dat niet eten.” (p. 83)
“Honden zijn lang geleden door de mens gemaakt, van een oude wolf.”(p. 87)
“Waarom heeft niemand eerder aan het poepdieet gedacht? Honderd miljard bacteriën per drol…” ( p. 90-91)
“De keizers en kardinalen hadden kapitalen over voor het echte purper omdat het niet vaal wordt, zoals de kleurstof indigo.” (p. 96)
“(Over de teckel) Moet het toch mogelijk zijn een hond te fokken die qua vorm en afmetingen is afgestemd op ónze huizen, (…) zonder problemen trappenloopt en in plaats van ouderwets te jagengewoon boodschappen doet bij Albert Heijn? “ (p.101)

dinsdag 16 februari 2016

Weblogbrief 11.18, 16 februari 2016

Weblogbrief 11.18, 16 februari 2016

Queridos compañeros, het is weer aantreden geblazen, voor mij om een brief in elkaar te flansen en voor jullie om hem vervolgens aandachtig te lezen. Een bijzondere brief is deze wel. Normaliter komen mijn Canarische schrijfsels min of meer in stukjes en beetjes tot stand. Indien ik iets heb meegemaakt dat ik best aan jullie wil doorgeven dan wel wanneer ik het tijd vind om maar weer eens een mouw aan een mentale trui te breien, neem ik plaats achter mijn toetsenbord en doe kond van mijn “ding”. Echter, de afgelopen anderhalve week in Maastricht was ik laptoploos. Ik had wel mijn minitablet bij me, maar van stukjes brieven schrijven is het in het geheel niet gekomen. Mijn belevenissen rond de carnaval moet ik met terugwerkende kracht terughalen.

Dit verhaal begint op dinsdag 3 februari, de dag voordat ik naar Nederland mocht. Ik herinner me dat ik al om half 8 ’s avonds mijn bed opzocht, omdat ik de morgen er op om half 4 onder de douche moest. Om half 9, een uur later, werd ik wakker gebeld door Trudie, die vond dat ik wel op tijd naar bed moest. Verder heb ik prima geslapen, eerlijk waar. Toen ik op de woensdag om tien voor 4 naar de taxistandplaats liep, achter hotel Reina Isabel, was het nog aarde donker, maar de “taxista” met bijbehorende auto stond al gereed om mij te vervoeren. Een klein half uurtje later werd ik afgezet bij het vliegveld. Daar was het nog even zoeken naar de balie van Ryanair, beneden in de kelder, maar om kwart voor 5 zat ik toch met een gezelschap anderen, vooral Nederlanders, te wachten tot we eindelijk het vliegtuig in mochten. We waren – Ryanair, wat wil je – echt de allerallereersten, die om kwart over 6 de lucht in zouden gaan. De “salida” van de volgende ijzeren vogel, naar ergens in Zweden, stond pas ruim een half uur later op het programma.
Niettemin, de vlucht naar vliegveld Eindhoven verliep naar wens - ik heb zelfs nog een paar uur zitten dommelen. Nog voor 12 uur liep ik met mijn koffers vol uitgelezen boeken de hal uit naar de gereedstaande tram daar. Die bracht me linea recta (langs het huis van Peter, Susanne, Renske & Anoek) naar “de stasie” en vandaar was het een goed uur treinen naar Maastricht. Trudie - had ze misschien spijt dat ze me in Eindhoven toch niet was komen ophalen - stond aan het Maastrichtse station met de bolide gereed voor het laatste stukje naar huis. Op mijn verzoek maakte ze eerst een omweg naar visboer Emons op de Koning Clovisstraat, zodat ik thuis met o.a. een pot panharingen en twee bakken rolmops in de mayonaise aankwam. Daarna begaf ze zich alsnog naar Eindhoven om Susanne en later ook Peter terzijde te staan en Renske &Anoek te bepotelen.

Weten jullie al dat Susanne ten derden male in verwachting is, van een jongetje? En dat Susanne en Peter dat ook zo gewild hebben? Susanne heeft tijdelijk wel nogal wat last van misselijkheid en overgeven, maar met het kind is niks mis. De heuglijke bevalling zal ergens in juli of augustus zijn.

Intussen ben ik op donderdag druk bezig om her en der eten in huis te halen, voor mezelf en Trudie, en daarnaast voor Eva, Jan Willem, Lux & Dalí alsmede Piet & Tonnie. Ik weet het: ik koop altijd teveel, maar m.i. is niks erger dan nee te verkopen, als iemand die ’s avonds laat thuiskost en trek heeft in “speebak”, “huidsvleis” of “spek mèt ei”.
Op de donderdagmiddag heb ik om 4 uur een afspraak met Maurice Timmermans van universiteitskrant Observant. Voordat hij mij ondervraagt, praat ik eerst nog eventjes met Riki en Wammes, leuke mensen. Het gesprek gaat over wat er allemaal fout is aan onderzoek, als dat niet heel strak begeleid wordt en soms zelfs ondanks die begeleiding. Ook gaat het over te vaak onderzoek doen dat elders ook al gebeurd is of gebeurt dan wel voor dokters en dergelijke flauwekul is. En over het verdonkeremanen van uitkomsten van onderzoek die de subsidiegever niet welgevallig zijn. In Maastricht schijnt daarover de afgelopen maanden uitgebreid gepraat te zijn, terwijl het voor mij een onderwerp is waarmee ik al decennia in de weer ben. Ik vind het heel raar dat er bij vakgroepen als epidemiologie, huisartsgeneeskunde en interne geneeskunde geen kennis meer over deze onderwerpen in huis is. Dan ben je een dag of tien in Maastricht en moet je er als “expert” uitgebreid aan geloven. Voor de details verwijs ik naar het stuk zelf dat vanaf a.s. donderdagmiddag in Observant staat.
Na mijn interview word ik bij Marcel, Damaris & Yves getrakteerd op Ricard en lekker eten. Om 9 uur ben ik weer in de WPstraat om een koppel te ontvangen die twee eenpersoonsbedden met alles er op en er aan komen installeren. Nadat ze om 11 uur vertrokken zijn, zoek ik al snel mijn eigen bed op de etage er onder op.

Op de vrijdagmorgen staat Peixia voor de deur om mijn huis een beurt te geven. Peixia in mijn huis, het is en blijft een feest. Ze gaat als een wervelwind door alle etages, doet zelfs ook nog een stukje tegels buiten. Pas als ze op de fiets weer naar huis gaat, kan ik aan mijn eerste carnavalslunch beginnen. Daarna kijk ik op mijn tablet naar De Wereld Draait Door en Jinek, niet verkeerd.

Dan kan het feest beginnen. Ik ga hier niet in al te zeer detail treden, maar van vrijdagmiddag tot woensdagavond ben ik goed geweest voor in totaal 7+2+11+6+8½+4 uur cafébezoek. Bij elkaar is dat ongeveer de werkweek van een ambtenaar. Mijn twee langste cafédagen, zondag en dinsdag, zijn overigens zonder Trudie, die het carnavalsgewoel een beetje beu is en bovendien op pad maandagavond snipverkouden is. Op de zaterdag zijn we met Jan Willem, Eva, Lux & Dalí in café de Poort, waar ook Marcel, Damaris & Yves aantreden. Na twee uur wordt het frieten eten bij hun thuis in de Sint Pieterstraat.
Wat zal ik er nog meer over vertellen? Het was wederom leuk, heel leuk in vooral de Poort, de Tribunal, the Duke en de Pieter. Wie weet, zien jullie me volgend jaar in mijn gele jas met daaronder een gele polo, plus een bovenmaatse hoed op mijn hoofd. Aan mij zal het niet liggen, maar helaas ben ik maar weinigen van jullie tegengekomen.

Rest mij te vertellen dat ik donderdag na carnaval echt een rustdag heb gehad en vrijdagmiddag Peixia ten tweeden male kon verwelkomen. Op de vrijdagavond ben ik met Trudie bij Marij getrakteerd op de beste frieten van Maastricht “mèt slaoj en zoervleis”. Haar neef Peter is er ook en die is nog steeds even begaan met popmuziek als vijftig jaar terug. O.a. vertelt hij ons over een van zijn laatste aanwinsten; twee doosjes Cole Porter, waarvan ik zeker een kopietje moet trekken, als ik in mei weer in het land ben.

Om hem te plezieren – en mezelf uiteraard – presenteer ik jullie hier het enige Cole Porter Songbook dat ik heb, volume 2: I get a kick out of you. Hier zijn de zeventien nummers:
01.I get a kick out of you
Louis Armstrong
02.My heart belongs to daddy
Anita O’Day
03.I’ve got you under my skin
Ella Fitzgereld
04.After you, who
Helen Merrill
05.So in love
Dinah Washington
06.Too darn hot
MelTormé
07.Just one of thosethings
Sarah Vaughan
08.Get out of town
Shirley Horn
09.Love forsale
Billie Holiday
10.From thismoment on
Anita O’Day
11.Night andday
Fred Astaire
12.Give himtheooh-la-la
BlossomDearie
13.Ev’rything I love
Morgana King
14.Miss Otisregrets
Ella Fitzgerald
15.All of you
Helen Merrill
16.You’re the top
Louis Armstrong
17.Most gentlemendon’tlikelove
Betty Carter
Dit is niet het soort plaat waarbij je je uiterste best moet doenom de beste nummers er uit te pikken. Daarbij, ik vrees dat Peter op de diverse andere platen met Cole Porter-muziek met nog veel meer moois gaat aankomen. Vraagje: in hoeverre zijn ook de teksten van hem? Een mooi nummer als “Miss Otis regrets” van Ella Fitzgerald vind ik mede zo bijzonder vanwege de tekst. Alleen de ondertitel van het liedje al: “She’s unable to lunch today”. En vooruit: zou Cole Porter in één moeite door ook enkele danspasjes bij Fred Astaire’s “Night andday” bedacht hebben?
Tenslotte, wie dacht dat “My heart belongs to daddy” uit de koker van Marilyn Monroe komt, mag vanaf nu constateren dat het echt die van Cole Porter is, Hij schreef het nummer in 1938, voor zangeres Mary Martin, en Anita O’Day’s versie uit 1959 is een jaar eerder dan die van Marilyn Monroe. Er zijn uiteraard ook nog diverse andere vertolkers.
If I invite a boy some night, to dine on my fine Finnanhaddie
I just adore his asking for more, but my heartbelongstodaddy
Een “Finnanhaddie” is een schelvis, wisten jullie dat? Van Anita O’Dayheb ik vijf Cd’s, waarvan eentje genaamd Swings Cole Porter with Billy May, inderdaad uit 1959. Daarop staat het nummer uiteraard ookplus nog eens tien andere die ook op mijn Cole Porter verzamel-cd te vinden zijn. Misschien is het tijd om Anita O’Day eens apart in het zonlicht te zetten (maar deze week niet).

Zaterdagmiddag ben ik met Trudie op de meubelboulevard in Heerlen, of all places. Het regent behoorlijk, maar pal langs de winkels kun je prima lopen zonder “zeiknaat” te worden. We gaan bij twee winkels naar binnen, bij Goossens en bij Sanders.>BR> Goossens heeft voor ons een heel aangename verkoper in de aanbieding. Bij onze voorkeur: leren banken van Palloro en van Cabano houdt hij voldoende afstand, wat ons bevalt. Een drieëneenhalf zits plus tweezits Palloro met hoge achterkant en zonder allerlei relax flauwekul komt op zo’n 3400 euro. Het type Cabana is ietsje goedkoper, maar veel scheelt het niet. De verkoper van Sanders doet wel overmatig zijn best om ons te lijmen, o.a. met een rad van avontuur. Daar gaat onze voorkeur uit naar twee banken van Luzzi in L4 leer met hoge rug; zonder poespas kwamen die samen op ruim 3000 euro.
Trudie en ik vinden de laatste, van Sanders, misschien wel de leukste, maar een nadeel is dat het type bank van Luzzi wel maar maximaal twee meter breedis (terwijl ik daarvoor 2,50 meter in de gedachte heb).
Om half 5 vertrekken we, zonder nu al banken te kopen, naar Maasmechelen om loodvrije 95 benzine te tanken en bij Felicetti enig Italiaans eten (platte spaghetti) en een grote fles Lambrusco wijn in te slaan. Daarna tuffen we naar Nellie’s splinternieuwe flat tegenover Sint Annadal in Maastricht - met ook Rocky als gast - voor de nodige nectar en ambrozijn.

Zondagmorgen brengt Trudie me naar Düsseldorf voor mijn vlucht terug naar Gran Canaria. Na een foutloze reis – het laatste stuk met streekbus 11 en stadsbus 1 – zit ik zondagmiddag en -avond alweer op mijn balkon hier bij te komen van mijn uitstapje naar Maastricht. Het temperatuurverschil tussen Maastricht en Las Palmas is momenteel een kleine twintig graden. Wel waait het hier en zo waar vallen er af en toe een paar druppels regen. Op de achtergrond hoor ik ’s avonds het “concurso maquillaje corporal” vanuit Santa Catalina door mijn straat klinken. Ik heb het eerder wel eens aanschouwd: mensen die zich van kop tot teen onder de schmink verbergen, niet helemaal mijn keuze. Om 10 uur lokale tijd geef ik de pijp definitief aan Maarten (waar komt die uitdrukking vandaan?)

Maandagmorgen is het net of ik niet weg was geweest, zo vanzelf is het dat ik in korte broek op mijn Palmese balkon zat met een “tas” koffie op de rand.
Later op de morgen gaat een vrouw met hondje op de bank tegenover mijn flat zitten. Ik heb haar de afgelopen maand al vaker gespot, op dezelfde bank en verscheidene andere banken in het autovrije stuk van de Luis Morote. Ze heet Sonya en is een jaar of 50 jaar. Op haar hoofd prijkt permanent een zwarte muts, ze heeft een licht vest aan. Het bij haar horende hondje is van dezelfde kleur als het vest en ligt graag half of helemaal verscholen onder een dekentje.
Even later schuiven enkele mannen aan. Eentje is bijna helemaal kaal en de ander draagt een korte witte broek met een bloempatroon. Ik zie ook nog een man met paardenstaart, die eerst zijn fiets daar tegen de bank zet. Voor het groepje staat al snel een bakje met enige muntjes; waarom zou je het aangename niet met het nuttige verenigen. Er worden zakken koekjes aangesleept en leeggegeten en ook is er de nodige drank, bier en goedkope witte wijn.Als ik om haf 1gaeten, zie ik ze nog steeds zitten. Ook om 2 uur tref ik ze op de bank tegenover Carlos aan. Pas om ongeveer 4 uur vertrekken ze naar elders.
Terugkijkend denk ik dat het echte zwervers zijn, Roemenen?, zonder een dak boven hun hoofd. Ze zijn mijn stukje straat gaan beschouwen als van hun. Waar blijft Hermandad om ze hun plaats te wijzen?

‘s Avonds lees ik in Canarias7 over de komende wedstrijd Drag Queen, a.s. vrijdagavond op Santa Catalina. De eerste van de twintig finalisten is Drag Aruba.
Dat doet me met terugwerkende kracht aan Marc, Floor & moeder Marion denken, die deze carnaval Aruba hebben uitgekozen om carnaval te vieren. Marion heeft me er afgelopen vrijdag mooie verhalen over verteld.
Een van de populaire deuntjes van het eiland komt van een vroegere vriend van Marc, die een jaar op Aruba gewerkt heeft. Marc’s vriend is lid van de lokale band BMW. Hun succesnummer uit 2009 heet The truck the wiper. Blijkt dat onze Fabrizio in Maastricht het compleet gejat heeft van die mensen, zonder bronvermelding. Schande! Ik hoor op YouTube bij BMW precies dezelfde melodie en dezelfde tekst als bij Fabrizio, maar dan in het Engels. Onze zogenaamde schlager “Roetewisser”, dat is gewoon “wiper”, maar dan in het Maastrichts. Er zijn met enige hulp van Marc onderhands al advocaten aan te pas gekomen en Fabrizio ziet minimaal zijn royalties in rook opgaan. Hij hoopt dat hem een openbare vernedering bespaard zal blijven. Misschien wil een van jullie alsnog “de gezet” gaan bellen?Geef mij maar “Confetti” als het favoriete nummer van carnaval 2016.

Barcelona, Atletico en Real Madrid hebben hier de afgelopen weken alle drie goede zaken gedaan in de competitie. Atletico staat op drie punten, Real op vier en Barcelona heeft ook nog een inhaalwedstrijd (uit bij Sporting) tegoed. Aan Atletico Madrid krijgt PSV de komende weken nog een heel zware dobber.
A.s. zaterdagmiddag om 3 uur lokale tijd (4 uur bij jullie) is UD Las Palmas tegen Barcelona. Daarna trekt vanaf ongeveer 6 uur de “gran cabalgata”, groeten optoch, door de straten hier. Volgens de kenners gaat het tot midden in de nacht door. Wij van Las Palmas hebben nog een weekend carnaval te gaan.

Ik had deze brief eigenlijk pas morgen (woensdag) zullen versturen. Echter, vanwege de carnaval is het Observant-stuk over gesjoemel met onderzoek (in de gezondheidszorg) pas morgenmiddag af. Ik krijg het vanmiddag door Maurice Timmermans opgestuurd en kan eventueel tot aan woensdagmorgen nog dingen wijzigen. A.s. donderdag sta ik dan met foto en al in het blad. Ik denk dat ik dus vanmiddag toch maar eens op de universiteit ga kijken hoe hij mij heeft neergezet. In één moeite door ga ik dan ook maar deze, mijn achttiende weblogbrief versturen.
Mijn volgende kunnen jullie – ijs en weder dienende – op maandag 22 of dinsdag 23 februari verwachten. Houd in de tussentijd “pin”, wat dat ook mag betekenen, is mijn dringende advies. Stel bovenal het nuttigen van je snoepgoeduit tot a.s. zondag, als het hier “entierro de la sardina” is, de uiterst droevige tocht van de carnavalsvierders naar Las Canteras, waar de grote sardine–bepaald niet zo’n visje van niks uit een blikje - in de oceaan wordt gekiept. Ik ga er uit met een welgemeend “meh me lepke”, dat het als meezinger in de Maastrichtse “kaffees” ook goed gedaan heeft de afgelopen carnaval. Tot ziens maar weer, hastaluego, jullie PaulK.

BOEKBIJLAGE

Aan mij eerste en enige boek begon ik in de laatste dagen voordat ik op carnavalsreces naar Maastricht vertrok. Rond en tijdens de carnavalsdagen kwam van het verder lezen niets terecht, maar in het vliegtuig terug en mijn eerste dag weer in Las Palmas gingen de resterende bladzijden zonder probleem voor de bijl. Het boek is er een van Nico Dijkshoorn, geboren in 1960, genaamd “Appelleren”. Het is uit 2012 en er staan precies honderd columns in die hij in 2009, 2010 en 2011 voor Voetbal International schreef.
Al jarenlang is Nico Dijkshoorn de schrijver naar wie menige lezer van VI iedere week het eerste grijpt.Laat ik de kaft van het boek er maar eens bijhalen. Nico Dijkshoorn is “muzikant, dichter en schrijver, maar bovenal is hij een superieur columnist. Favoriete stijlfiguur: de ironie… Honderd keer herkenning, honderd keer instemmend geknik en 99 keer je alweer verheugen op de volgende column, zonder dat je een week hoeft te wachten”.
Zo is het maar net. Daaraan heb ik weinig of niets toe te voegen. “Appelleren” van deze begenadigde schrijver krijgt van mij zo maar een 8½ voor het zijn herhaalde ode aan en afgeven op vooral het Nederlandse voetbal. Nico Dijkshoorn is m.i. een van de zuiverste liefhebbers van het spelletje, meer dan het gros van de commentatoren op de buis, en hij weet zijn gedachten in dit boek prima de luxe onder woorden te brengen.

dinsdag 2 februari 2016

Weblogbrief 11.17, 2 februari 2016

Weblogbrief 11.17, 2 februari 2016

Queridos ricachos y pobrecillos, beste rijke stinkerds en arme stakkers, hier ben ik nog een keer, nog net voordat ik met een taxi, vliegtuig en vanaf Eindhoven bus en trein naar Wiek-Mestreech ga. Met Maria Lichtmis heeft mijn nachtelijk avontuur niets van doen, met Ryanair des te meer. Het is pure zuinigdoenerij, niets anders. Toen ik in juni mijn vlucht hierheen en terug uitzocht, bleek de ene gangbare maatschappij nog duurder te zijn dan de andere. Trudie kwam op het idee om mij dan maar haar vliegmaatschappij aan te praten, Ryanair. Ik trapte er met mijn beide benen in en dus zit ik vannacht om 4 uur in een taxi naar “el aeropuerto” hier. …
Deze zeventiende brief begint op vorige week vrijdagmorgen, 29 januari. Ik postte toen op de universiteit mijn vorige blog, verzorgde mijn “messages”, luisterde naar Harry’s nieuwe Youtube filmpjes en printte – om Trudie een plezier te doen twee keer – mijn instapkaart van Ryanair, die ik morgen in alle vroegte wel n=bij de hand moet hebben. Ik koos voor stoel 30A, aan het raampje. Daarna sprak ik Patricia, Mariela en Almudena bemoedigend toe en wandelde vervolgens op mijn dooie akkertje naar Veguata/Triana, om de twee oude buurten eens in volgorde om te draaien.
Met Lluis en zijn mensen ging er omstandig geluncht worden, niet in “El conejo alegre” (waar familie van Vanessa de scepter zwaait), maar in ergens in de oude wijk Triana. Daar ligt in de calle Cano, direct achter de calle mayor de Triana, een restaurant genaamd “La Perrachica”. De naam is Spaansvoor het slag hond dat eigenlijk geen naam mag hebben, zoals een chihuahua of een Praagse staander. Zoals Binky, die je op de boulevard hier gewoon in je tas kunt verstoppen.
Buiten zat op de aanvangstijd 2 uur helemaal niemand van de mensen van de vakgroep van Lluis en dus ging ik maar eens binnen kijken. En daar vond ik aan de toog zo waar Almudena (voor haar dierbaren Almu) in haar eentje, met een “caña” voor zich, dat weer wel. Een geanimeerd gesprek over het leven zelf was snel begonnen, maar het werd even later verstoord door de meeste anderen. We mochten aan tafel, een groot langwerpig geval achter in de zaak. Als laatsten kwamen daar eerst Mariela en vervolgens ook Lluis zelf, altijd aan de late kant, aanschuiven plus de nieuwe lab-dame – ik ben de naam kwijt. Echt “over tijd” was Marta, die ik nog eens heb geholpen bij het publiceren van een onderzoek over het (on)nut van aloe vera melk tegen dyspeptische klachten. Helaas, van de vaste kern was Jorge alweer niet present; hij moest die middag kennelijk lesgeven. Ik heb hem deze winter nog geen enkele keer gezien.
We waren met zijn elven. Eerst werd ons een tapas-buffet voorgezet: min of meer achter elkaar stukjes vis (tonijn?) met toast, kipkroketjes, aubergines– het leken wel gezoete asperges - en een variant op Spaanse omelet. Daarna was het uitkiezen tussen tonijn, kabeljauw of stukjes vlees waarvan ik de detailnaam niet heb kunnen ontdekken. Mijn keuze was de kabeljauw, die als een hoop ministukjes was ondergedompeld in een berg rijst met onduidelijke groente. Het liet zich goed smaken. Daarna kreeg ik ook nog een ijsje met cubanitos (frou-frou koekjes?) en koffie. Bij de maaltijd werd overdadig rode wijn en rosé geserveerd plus blauwe en rode spa. Schmackhaft!
Om 5 uur kon ik Lluis bedanken, de dames een voor een zoenen - twee keer hier - en was ik blij dat ik daarna op een bank op San Telmo mijn gemak ervan kon nemen. Al die wijn, in mijn geval rosé, “rosado”, in de middag gaat je niet in je kouwe kleren zitten.
Laat ik voordat ik over de avond iets zeg, nog even een gesprekje terughalen dat ik met Elena en Almudena had. Op een gegeven moment gebruikte Elena tegen Almudena “hombre” als stopwoordje. Ik vragen waarom ze - de ene dame tegen de andere - niet “mujer” zei. Mijn twee overburen keken mij verbaasd aan; dat was nou eenmaal de standaarduitdrukking in hun overduidelijke “país machisto”, waar de mannen de baas zijn of in ieder geval die rol claimen. Ter adstructie kwam Almudena met het verschil tussen de woorden “coñazo” en “cojonudo”. Het eerste verwijst naar “coño”, kut, en staat voor gezeik. Het tweede gaat terug op “cojones”, kloten, en is Spaans voor gaaf, fantastisch. Ik kan dan best tegenvoorbeelden bedenken, zoals “gilipollas”, lul de behanger, of “pollas en vinagre”, lullen in de azijn, je kunt me de rug op, maar een man aan tafel behoort op zijn tijd zijn verlies te nemen.

Pas om 7 uur kwam een einde aan mijn omstandige zit- en leespauze. Toen moest ik in de uitgelezen winkelstraat op zoek naar een knalgeel truitje, dat lekker moest zitten onder mijn gele jas met carnaval. Helaas, in mijn extravagante maat is dat een probleem. Ik ga daarom toch maar terugvallen op een “oversized” gele polo die ik ooit ergens bij C&A in de Euregio kocht. Het was intussen tijd om me richting de “Pregón” te begeven, de officiële opening van de carnaval hier op Santa Ana. Voorbij het plein van de “ranas”, “kwakvorse”, was het inderdaad in royale mate te doen. Het was druk en er liepen ook diverse “verkleiders” tussen het gewone volk, waartoe ik me rekende. Ik stak vlak erop de snelweg over naar Vegueta en nestelde ik me tussen de meute in de calle Obispo Codina, de toegangsstraat naar de kathedraal en Santa Ana ertegenover.
Om even over half 9 –met de autochtonen rijen dik langs de kant - kwam een horde uitgelaten carnavalsgekken in processietempo aanlopen. Toen ineens stond de optocht voor mijn oog helemaal stil; men kon niet verder, niet naar voren en niet naar achteren. Pal voor mijn neus speelde een grote trommelharmonie van Aguïmes, met een “comparsa” schaars geklede dames en heren voor de aankleding. Die hebben mij en de andere omstanders wel een half uur aan de gang gehouden, aan één stuk door, heel leuk. Dat is nog eens iets anders dan een “look in d’noptoch”.
Het was kwart over 9, toen er eindelijk weer schot in de “cabalgata” kwam en wij allemaal toch op Santa Ana eindigden. Daar was helemaal aan de andere kant een groot podium opgezet, bij de “casa consistorial”. Een viertal op het podium mocht vrij snel daarna aan zijn “Pregón” beginnen, maar enigszins te verstaan voor mensen bij de kathedraal zoals ik was hun geblèrnauwelijks of niet. Het stampvolle plein had het maar moeilijk met de “Pregón”.
Genoten heb ik vrijdagavond vooral van de aanloop naar de “Pregón”, maar de opening zelf heb ik eerlijk gezegd niet helemaal uitgezeten. Ik liep maar eens terug naar mijn stadsbus, die snel kwam, en ging op huis aan. Daar zat ik om even over half 11 met bier op de richel van mijn balkon nog even uit te blazen, voordat mijn bed me riep.

Zaterdagmiddag om 3 uur lokale tijd is de voetbaltopper Barcelona tegen Athletico Madrid en dat is er een die ik graag wil zien. Mijn terras is deze keer La Tasita in La Puntilla. Echt een prachtwedstrijd kan ik er deze keer niet van maken, maar de blauwroden winnen wel. Eerst maakt Koke van Athletico nog de 0-1, maar die stand wordt later rechtgezet door Messi en Suarez. Barcelona staat nu drie punten los van Athletico, dat er eentje meer heeft dan Real, en als een inhaalwedstrijd gewonnen wordt, zelfs zes punten. Het is nog wat aan de vroege kant, maar ik denk dat de landstitel al grotendeels binnen is. Voor de beker zit Barcelona ook al bij de laatste vier en in de Europa cup (“Champions league”) is de club ook nog in de race. Wordt de drietand voor de tweede keer op rij binnengehaald?
Na afloop probeer ik voor de tweede keer Trudie te bellen. De eerste keer vóór de wedstrijd mislukte, maat nu was het raak. 66!

’s Avonds maak ik voor het eerst kennis met carnaval op Santa Catalina. Om de sfeer te proeven heb ik een stukje “comparsas infantiles” gezien. Het was druk, maar een zitplaats was wel nog te krijgen. Vooral het immense podium van de “locos años 20”, de gekke jaren 20, vond ik zeer de moeite waard. Heet Jugendstil, Art Nouveau in het Spaans “modernismo”?Het podium zat er vol mee, met dat 100 jaar oude modernisme. Aardig vond ik ook de diverse orkestmuziek die vooraf en tussendoor ten gehore werd gebracht, zeg maar in de stijl van Glenn Miller. De clubjesvan vooral tieners die hun ingestudeerd kunstjes van het jazzballet in het openbaar mochten vertonen, brachten hun dansjes met niet al te veel verve, vond ik. Het duurde per groep ook veel te lang, zo’n 20-25 minuten.

Dat was zondagmorgen een heel stuk aangenamer, toen het echte kleine grut het podium mocht bevolken. Ondergetekende ging echter eerst een ommetje maken op de “rastro”, de rommelmarkt. Daar vond ik, voor de luttele prijs van één euro een doosje met de eerste vijf van tien Cd’s van Astor Piazzolla (1921-1992), uitgegeven in Hamburg en echt apart.
Die vondst veranderde mijn idee om de Portugese Dulce Pontes in het zonnetje te gaan zetten. Zij treedt op 21 februari op in het Alfredo Kraus auditoriom hier. Nee, dan geef ik toch de voorkeur aan Astor Piazzolla. Van het vijftal Cd’s pik ik hier zijn vroegste nummers uit die periode, uit1968. De man maakte al platen vanaf 1955, maar 1968, het blijft toch terug in de tijd!Toen zat ik nog in de Amsterdamse Linnaeusstraat, tegenover de Hema daar, voor mijn kandidaatsexamen geneeskunde te blokken. Hier zijn de twaalf nummers:
01.Soledad Fugata
02.Soledad Soledad
03.Soledad Final
04.Balada para un loco Adiós noniño
05.Balada para un loco Adiós porteño
06.Balada para un loco Michelangelo ‘70
07.Balada para un muerte Fuga y misterio
08.Balada para un muerte Tocata rea
09.Balada para un muerte Contramilonga a la funerala
10.Balada para un muerte Tangata del alba
11.Balada para un muerte Allegro tanganible
12.Balada para un muerte Coral
Mooi is en blijft hij, Astor Piazzolla. De oude tangomuziek krijgt door zijn oprisping wel een nieuw jazz-jasje. Natuurlijk zijn er zelfs bij deze fameuze bandoneonista (ik bedenk het woord hier ter plekke) in 1968 uitschieters naar heel hoog, zoals “Soledad”, “Otoño porteño” en “Fugay misterio”, maar hors catégorie is natuurlijk “Adiós noniño”, waarin meester Piazzolla echt het zwerk kiest.
Daar kan begrijpelijkerwijs zelfs de dan 43-jarige Carel Kraayenhof in 2002 op de kroonprinselijke bruiloft in Amsterdamniet tegen op. Voor de volledigheid plak ik Kraayenhof’s versie van “Adiós Noniño” achter die van Astor Piazzolla. Wie Máxima op haar bruiloft aan de waterlanders krijgt, verdient alleen daarom al enig eremetaal.

Op zondagavond keek ik eerst op een terras naar het laatste kwart van UD Las Palmas tegen Celta de Viga. Wat ik zag, was in alle ernst “erremooi trouf”, hoewel Celta de Viga tegenwoordig als een suptopper geboekt staat. En toch, de stand 1-1 werd in de laatste minuut door UD Las Palmas omgezet in 2-1 en toen ging er een hoeraatje door de mensen op de diverse terrassen. Even later hoorde ik enkele Spanjaarden op de bank bij Ferreras beweren dat Barcelona er hier nog een zware dobber aan zou krijgen, als ze binnenkort op bezoek komen.

Zoals met mezelf afgesproken spoedde ik me op tijd naar het “Gala de la Gran Dama” op Santa Catalina. Het werd een mooi plekje op een tribune, vanaf het podium ietsje links van het midden. Het gala begon om klokslag 8 uur, ook de Canarische televisie was present, en toen waren nagenoeg alle plaatsen beneden en op de tribunes bezet. Zelfs stonden er de nodige mensen langs de kant en beneden achter.
Het begon met een uitgebreid “jazzballet” van de “comparsa” van Aguïmes. Die had ik vrijdagavond al triomfen zien vieren, zie boven, maar nu deed men het nog eens dunnetjes over in prachtige kostuums. Dan was het tijd voor de vijf potentiële kandidaten Gran Dama,één voor één om op het toneel het beste van zichzelf en hun outfit te laten zien. Ze werden steeds aangekondigd door het span Victorio y Lili. De vrolijke Lili ontlokte het tenslotte de uitspraak “Yo me quedo popa”. Ik ga dat niet vertalen, maar “popa” staat ook achterwerk.
Vervolgens kwam een hele travestietenshow voorbij, best aardig, maar ik had meer op met de twee komieken erna. De eerste , ene Xayo, kreeg al wat lachers op zijn hand, maar zijn confrère Pedro Daktari was echt heel goed, een Youp van ’t Hek in zijn beste jaren. (Vraagt een Palmees aan een toerist om eens een cijfer te noemen. Zegt die “one”. Kun je daar ook liedje bij zingen? Klinkt het: Onetanamera, guajira, onetanamera.).
Tenslotte zong een bekend duo oudere heren, voor wie het wil weten: Los del Rey, steeds begeleid door hordes dansers, maar liefst vier liedjes. Vooral de laatste twee, “El bayon” en “Macarena”, kon het voltallige publiek zeer waarderen. Om mij heen werd, met als op het podium, uitvoerig gedanst.
In Las Palmas hebben we geen prins carnaval; “dee gief ’t hei neet”. Er zijn wel uitverkiezingen voor de kampioen drag queen, kinderkoningin, de carnavalskoningin (op het Gala de la Reina) en de Gran Dama. Mij viel op dat er zondagavond heel veel senioren in het publiek zaten; is dat omdat “wij” onze eigen soort graag willen steunen? Ik had mijn (denkbeeldige) geld op kandidate 4 gezet, met nummertje 3 als tweede, maar winnares werd kandidate 5, met nummertje 1 als tweede. Voor een plek als jurylid bij de wedstrijd in Las Palmas kom ik kennelijk niet echt in aanmerking. Even goed, terugkijkend vond ik Gran Dama 5, Carmen Martín, 60 kilo en kogelrond, met de uitstraling van Betty Boop, wel de meest enthousiaste van het vijftal.
Om 10 uur mocht ik weer naar mijn flat om nog even door te lezen in mijn eerste boek, met een blikje bier.

Op de maandag besteedde ik enige tijd aan het in orde maken van mijn 20 kilo koffer, met daarin Ton’s slof Viceroy rojo en Marcel’s kadootje voor a.s. donderdag (een fles zoete rum plus “Manchego curado”). ’s Avonds zocht ik eerst mijn bibliotheekje op om te vernemen dat Peixia vrijdagmorgen met alle liefde komt “pótse” en Observant-journalist Maurice Timmermans mij het liefste a.s. donderdagmiddag al wil spreken. Dan wil hij daarna, zoals zovelen, de carnaval ontvluchten.
In goed Maastrichts is het “de” carnaval, maar mij bekruipt het gevoel dat de “Hollenders” er “het” carnaval van willen maken. Is het woord carnaval nou mannelijk of onzijdig? Daar zou “Onze taal” best eens een artikeltje aan kunnen spenderen.
Daarna ben ik op tijd op Santa Catalina om toch maar een eerste vinger (is dat het tegenovergestelde van het staartje) van de murgawedstrijd te aanschouwen. Oprecht jammer vind ik het dat ik er hier zaterdagavond niet bij ben, als duizenden mensen getuige zullen zijn van de finale. Vooralsnog kan ik onder de eerste murgas geen winnaar, zelfs geen finalist ontdekken. Om half 11 krijgen ze mijn zegen en trek ik mij terug in de Luis Morote.

Heb ik nog iets voor de dinsdag, mijn laatste dag hier voordat ik naar Maastricht mag. Nou, alleen dat ik deze brief straks ga afleveren op de universiteit en vanavond vroeg naar bed moet, omdat mijn wekker al om half vier afloopt. Vanaf 4 uur ben ik onderweg, tot kijk, hasta la vista, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

In mijn kast hier lag nog een boek van ene HRF Keating dat nodig aan een leesbeurt toewas. Het heet “The murder of the maharajah” en is uit 1980. Keating kreeg er in Engeland een “gold dagger” voor en om die reden kwam het jaren terug op mijn thrillerlijstje terecht. Het verhaal speelt in kolonie India van het Britse koninkrijk, nauwkeuriger gezegd de streek Bhopore, in 1930.
De maharajah (ik dacht dat het maharadja was, met een D, maar de stam is uiteraard “raj”) zit in zijn zomerpaleis, met zijn meer dan duizend bedienden. In zijn directe omgeving treffen we o.a. Eerste Minister Dewan Akhtar Ali aan, beschikbaar voor alle staatszaken, de jonge luitenant James Ferredie zich bij het schaken door de maharadja laat verrassen, en een van de assistenten van de maharadja, polospeler Ram Singh, die met hangsnor, maar zonder geld terugkeert van het landgoed van zijn vader. Ook aanwezig is vanzelfsprekend de zoon van de eerste vrouw van de maharajah, maharajkumar Porgy (eigenlijk George), die zijn recente vriendin Dolly Brattle bij zich heeft, die best graag met Porgy wil trouwen.
Op buurtbezoek komen de resident Arthur Pendeverel en diens zoontje Michael van 9 jaar. Het is 1 april, April Fool’s Day, en de maharajah gaat een grap met het ventje uithalen. Hij stopt natgemaakte schors van de zeldzame sapuraboom in de knalpijp van de auto die het jongetje terug naar huis moet brengen. Die wordt keihard en de auto wil niet meer starten. Michael vraagt dan prompt om een olifant om hem weer thuis bij zijn vader af te zetten.
Even later komen enkele gasten zich aandienen op het paleis. Allereerst zijn daar de zeurderige Amerikaanse Elaine Alcott met haar dochter Judy, die ter plekke Elaine’s broer, heethoofd Joe Lloyd mogen begroeten. Die heeft in opdracht van de maharajah onlangs een grote dam gebouwd die binnenkort geopend gaat worden. Een andere gast, ook uit Amerika, is Henry Morton III, een industrieel in zware metalen, die zink wil gaan winnen in Bhopore en daarvoor de toestemming van de maharajahnodig heeft.
Dan overlijdt de zoon van de tweede vrouw van de maharajah, Raghbir, aan een vergiftiging (met ptomaine, nooit van gehoord). De ochtend na het officiële diner is een jachtpartij georganiseerd en daarbij komt de maharajah zelf aan zijn einde. Opnieuw is er nu een stukje natgemaakte sapuraschorsin het spel. Het zit het in de loop van een van diens nieuwe geweren. Zoon Porgy, die een stuk vooruitstrevende is dan zijn vader, wordt stante pede de nieuwe maharajah. Een uitgelezen politieman, de District Superintendant of Police (D.S.P.) van Sangabad - hij luistert naar de naam Howard (geen voornaam) - wordt door de resident erbij gehaald om de moordenaar te ontmaskeren, liefst voordat de dam geopend gaat worden. Een in het paleis aanwezige schoolmeester (om de diverse jonge zonen les te geven) helpt D.S.P. Howard bij zijn speurtocht.Zoals in een thriller van Agatha Christie eindigt het verhaal met het bijeenbrengen van alle kandidaat-moordenaars, deze keer aan de eettafel. Halverwege het boek zet ik mijn geld op één aanwezige; is die de moordenaar?
Ik vind “The murder of the maharajah” best een aardige thriller. De omstandigheden in tijd en plaats zijn ongebruikelijk, maar wat geeft het. Er is genoeg te doen in het zomerpaleis en tot helemaal op het einde van het verhaal blijft de vraag staan wie nou eigenlijk de dood van de maharajah op zijn conto krijgt. Af entoe is het met het Engels in het boek even behelpen, maar overall is de schrijfstijl best te pruimen. Als recensiecijfer geefik het boek een 7½; het is niet geweldig, maar wel de moeite va het lezen waard.