dinsdag 2 februari 2016

Weblogbrief 11.17, 2 februari 2016

Weblogbrief 11.17, 2 februari 2016

Queridos ricachos y pobrecillos, beste rijke stinkerds en arme stakkers, hier ben ik nog een keer, nog net voordat ik met een taxi, vliegtuig en vanaf Eindhoven bus en trein naar Wiek-Mestreech ga. Met Maria Lichtmis heeft mijn nachtelijk avontuur niets van doen, met Ryanair des te meer. Het is pure zuinigdoenerij, niets anders. Toen ik in juni mijn vlucht hierheen en terug uitzocht, bleek de ene gangbare maatschappij nog duurder te zijn dan de andere. Trudie kwam op het idee om mij dan maar haar vliegmaatschappij aan te praten, Ryanair. Ik trapte er met mijn beide benen in en dus zit ik vannacht om 4 uur in een taxi naar “el aeropuerto” hier. …
Deze zeventiende brief begint op vorige week vrijdagmorgen, 29 januari. Ik postte toen op de universiteit mijn vorige blog, verzorgde mijn “messages”, luisterde naar Harry’s nieuwe Youtube filmpjes en printte – om Trudie een plezier te doen twee keer – mijn instapkaart van Ryanair, die ik morgen in alle vroegte wel n=bij de hand moet hebben. Ik koos voor stoel 30A, aan het raampje. Daarna sprak ik Patricia, Mariela en Almudena bemoedigend toe en wandelde vervolgens op mijn dooie akkertje naar Veguata/Triana, om de twee oude buurten eens in volgorde om te draaien.
Met Lluis en zijn mensen ging er omstandig geluncht worden, niet in “El conejo alegre” (waar familie van Vanessa de scepter zwaait), maar in ergens in de oude wijk Triana. Daar ligt in de calle Cano, direct achter de calle mayor de Triana, een restaurant genaamd “La Perrachica”. De naam is Spaansvoor het slag hond dat eigenlijk geen naam mag hebben, zoals een chihuahua of een Praagse staander. Zoals Binky, die je op de boulevard hier gewoon in je tas kunt verstoppen.
Buiten zat op de aanvangstijd 2 uur helemaal niemand van de mensen van de vakgroep van Lluis en dus ging ik maar eens binnen kijken. En daar vond ik aan de toog zo waar Almudena (voor haar dierbaren Almu) in haar eentje, met een “caña” voor zich, dat weer wel. Een geanimeerd gesprek over het leven zelf was snel begonnen, maar het werd even later verstoord door de meeste anderen. We mochten aan tafel, een groot langwerpig geval achter in de zaak. Als laatsten kwamen daar eerst Mariela en vervolgens ook Lluis zelf, altijd aan de late kant, aanschuiven plus de nieuwe lab-dame – ik ben de naam kwijt. Echt “over tijd” was Marta, die ik nog eens heb geholpen bij het publiceren van een onderzoek over het (on)nut van aloe vera melk tegen dyspeptische klachten. Helaas, van de vaste kern was Jorge alweer niet present; hij moest die middag kennelijk lesgeven. Ik heb hem deze winter nog geen enkele keer gezien.
We waren met zijn elven. Eerst werd ons een tapas-buffet voorgezet: min of meer achter elkaar stukjes vis (tonijn?) met toast, kipkroketjes, aubergines– het leken wel gezoete asperges - en een variant op Spaanse omelet. Daarna was het uitkiezen tussen tonijn, kabeljauw of stukjes vlees waarvan ik de detailnaam niet heb kunnen ontdekken. Mijn keuze was de kabeljauw, die als een hoop ministukjes was ondergedompeld in een berg rijst met onduidelijke groente. Het liet zich goed smaken. Daarna kreeg ik ook nog een ijsje met cubanitos (frou-frou koekjes?) en koffie. Bij de maaltijd werd overdadig rode wijn en rosé geserveerd plus blauwe en rode spa. Schmackhaft!
Om 5 uur kon ik Lluis bedanken, de dames een voor een zoenen - twee keer hier - en was ik blij dat ik daarna op een bank op San Telmo mijn gemak ervan kon nemen. Al die wijn, in mijn geval rosé, “rosado”, in de middag gaat je niet in je kouwe kleren zitten.
Laat ik voordat ik over de avond iets zeg, nog even een gesprekje terughalen dat ik met Elena en Almudena had. Op een gegeven moment gebruikte Elena tegen Almudena “hombre” als stopwoordje. Ik vragen waarom ze - de ene dame tegen de andere - niet “mujer” zei. Mijn twee overburen keken mij verbaasd aan; dat was nou eenmaal de standaarduitdrukking in hun overduidelijke “país machisto”, waar de mannen de baas zijn of in ieder geval die rol claimen. Ter adstructie kwam Almudena met het verschil tussen de woorden “coñazo” en “cojonudo”. Het eerste verwijst naar “coño”, kut, en staat voor gezeik. Het tweede gaat terug op “cojones”, kloten, en is Spaans voor gaaf, fantastisch. Ik kan dan best tegenvoorbeelden bedenken, zoals “gilipollas”, lul de behanger, of “pollas en vinagre”, lullen in de azijn, je kunt me de rug op, maar een man aan tafel behoort op zijn tijd zijn verlies te nemen.

Pas om 7 uur kwam een einde aan mijn omstandige zit- en leespauze. Toen moest ik in de uitgelezen winkelstraat op zoek naar een knalgeel truitje, dat lekker moest zitten onder mijn gele jas met carnaval. Helaas, in mijn extravagante maat is dat een probleem. Ik ga daarom toch maar terugvallen op een “oversized” gele polo die ik ooit ergens bij C&A in de Euregio kocht. Het was intussen tijd om me richting de “Pregón” te begeven, de officiële opening van de carnaval hier op Santa Ana. Voorbij het plein van de “ranas”, “kwakvorse”, was het inderdaad in royale mate te doen. Het was druk en er liepen ook diverse “verkleiders” tussen het gewone volk, waartoe ik me rekende. Ik stak vlak erop de snelweg over naar Vegueta en nestelde ik me tussen de meute in de calle Obispo Codina, de toegangsstraat naar de kathedraal en Santa Ana ertegenover.
Om even over half 9 –met de autochtonen rijen dik langs de kant - kwam een horde uitgelaten carnavalsgekken in processietempo aanlopen. Toen ineens stond de optocht voor mijn oog helemaal stil; men kon niet verder, niet naar voren en niet naar achteren. Pal voor mijn neus speelde een grote trommelharmonie van Aguïmes, met een “comparsa” schaars geklede dames en heren voor de aankleding. Die hebben mij en de andere omstanders wel een half uur aan de gang gehouden, aan één stuk door, heel leuk. Dat is nog eens iets anders dan een “look in d’noptoch”.
Het was kwart over 9, toen er eindelijk weer schot in de “cabalgata” kwam en wij allemaal toch op Santa Ana eindigden. Daar was helemaal aan de andere kant een groot podium opgezet, bij de “casa consistorial”. Een viertal op het podium mocht vrij snel daarna aan zijn “Pregón” beginnen, maar enigszins te verstaan voor mensen bij de kathedraal zoals ik was hun geblèrnauwelijks of niet. Het stampvolle plein had het maar moeilijk met de “Pregón”.
Genoten heb ik vrijdagavond vooral van de aanloop naar de “Pregón”, maar de opening zelf heb ik eerlijk gezegd niet helemaal uitgezeten. Ik liep maar eens terug naar mijn stadsbus, die snel kwam, en ging op huis aan. Daar zat ik om even over half 11 met bier op de richel van mijn balkon nog even uit te blazen, voordat mijn bed me riep.

Zaterdagmiddag om 3 uur lokale tijd is de voetbaltopper Barcelona tegen Athletico Madrid en dat is er een die ik graag wil zien. Mijn terras is deze keer La Tasita in La Puntilla. Echt een prachtwedstrijd kan ik er deze keer niet van maken, maar de blauwroden winnen wel. Eerst maakt Koke van Athletico nog de 0-1, maar die stand wordt later rechtgezet door Messi en Suarez. Barcelona staat nu drie punten los van Athletico, dat er eentje meer heeft dan Real, en als een inhaalwedstrijd gewonnen wordt, zelfs zes punten. Het is nog wat aan de vroege kant, maar ik denk dat de landstitel al grotendeels binnen is. Voor de beker zit Barcelona ook al bij de laatste vier en in de Europa cup (“Champions league”) is de club ook nog in de race. Wordt de drietand voor de tweede keer op rij binnengehaald?
Na afloop probeer ik voor de tweede keer Trudie te bellen. De eerste keer vóór de wedstrijd mislukte, maat nu was het raak. 66!

’s Avonds maak ik voor het eerst kennis met carnaval op Santa Catalina. Om de sfeer te proeven heb ik een stukje “comparsas infantiles” gezien. Het was druk, maar een zitplaats was wel nog te krijgen. Vooral het immense podium van de “locos años 20”, de gekke jaren 20, vond ik zeer de moeite waard. Heet Jugendstil, Art Nouveau in het Spaans “modernismo”?Het podium zat er vol mee, met dat 100 jaar oude modernisme. Aardig vond ik ook de diverse orkestmuziek die vooraf en tussendoor ten gehore werd gebracht, zeg maar in de stijl van Glenn Miller. De clubjesvan vooral tieners die hun ingestudeerd kunstjes van het jazzballet in het openbaar mochten vertonen, brachten hun dansjes met niet al te veel verve, vond ik. Het duurde per groep ook veel te lang, zo’n 20-25 minuten.

Dat was zondagmorgen een heel stuk aangenamer, toen het echte kleine grut het podium mocht bevolken. Ondergetekende ging echter eerst een ommetje maken op de “rastro”, de rommelmarkt. Daar vond ik, voor de luttele prijs van één euro een doosje met de eerste vijf van tien Cd’s van Astor Piazzolla (1921-1992), uitgegeven in Hamburg en echt apart.
Die vondst veranderde mijn idee om de Portugese Dulce Pontes in het zonnetje te gaan zetten. Zij treedt op 21 februari op in het Alfredo Kraus auditoriom hier. Nee, dan geef ik toch de voorkeur aan Astor Piazzolla. Van het vijftal Cd’s pik ik hier zijn vroegste nummers uit die periode, uit1968. De man maakte al platen vanaf 1955, maar 1968, het blijft toch terug in de tijd!Toen zat ik nog in de Amsterdamse Linnaeusstraat, tegenover de Hema daar, voor mijn kandidaatsexamen geneeskunde te blokken. Hier zijn de twaalf nummers:
01.Soledad Fugata
02.Soledad Soledad
03.Soledad Final
04.Balada para un loco Adiós noniño
05.Balada para un loco Adiós porteño
06.Balada para un loco Michelangelo ‘70
07.Balada para un muerte Fuga y misterio
08.Balada para un muerte Tocata rea
09.Balada para un muerte Contramilonga a la funerala
10.Balada para un muerte Tangata del alba
11.Balada para un muerte Allegro tanganible
12.Balada para un muerte Coral
Mooi is en blijft hij, Astor Piazzolla. De oude tangomuziek krijgt door zijn oprisping wel een nieuw jazz-jasje. Natuurlijk zijn er zelfs bij deze fameuze bandoneonista (ik bedenk het woord hier ter plekke) in 1968 uitschieters naar heel hoog, zoals “Soledad”, “Otoño porteño” en “Fugay misterio”, maar hors catégorie is natuurlijk “Adiós noniño”, waarin meester Piazzolla echt het zwerk kiest.
Daar kan begrijpelijkerwijs zelfs de dan 43-jarige Carel Kraayenhof in 2002 op de kroonprinselijke bruiloft in Amsterdamniet tegen op. Voor de volledigheid plak ik Kraayenhof’s versie van “Adiós Noniño” achter die van Astor Piazzolla. Wie Máxima op haar bruiloft aan de waterlanders krijgt, verdient alleen daarom al enig eremetaal.

Op zondagavond keek ik eerst op een terras naar het laatste kwart van UD Las Palmas tegen Celta de Viga. Wat ik zag, was in alle ernst “erremooi trouf”, hoewel Celta de Viga tegenwoordig als een suptopper geboekt staat. En toch, de stand 1-1 werd in de laatste minuut door UD Las Palmas omgezet in 2-1 en toen ging er een hoeraatje door de mensen op de diverse terrassen. Even later hoorde ik enkele Spanjaarden op de bank bij Ferreras beweren dat Barcelona er hier nog een zware dobber aan zou krijgen, als ze binnenkort op bezoek komen.

Zoals met mezelf afgesproken spoedde ik me op tijd naar het “Gala de la Gran Dama” op Santa Catalina. Het werd een mooi plekje op een tribune, vanaf het podium ietsje links van het midden. Het gala begon om klokslag 8 uur, ook de Canarische televisie was present, en toen waren nagenoeg alle plaatsen beneden en op de tribunes bezet. Zelfs stonden er de nodige mensen langs de kant en beneden achter.
Het begon met een uitgebreid “jazzballet” van de “comparsa” van Aguïmes. Die had ik vrijdagavond al triomfen zien vieren, zie boven, maar nu deed men het nog eens dunnetjes over in prachtige kostuums. Dan was het tijd voor de vijf potentiële kandidaten Gran Dama,één voor één om op het toneel het beste van zichzelf en hun outfit te laten zien. Ze werden steeds aangekondigd door het span Victorio y Lili. De vrolijke Lili ontlokte het tenslotte de uitspraak “Yo me quedo popa”. Ik ga dat niet vertalen, maar “popa” staat ook achterwerk.
Vervolgens kwam een hele travestietenshow voorbij, best aardig, maar ik had meer op met de twee komieken erna. De eerste , ene Xayo, kreeg al wat lachers op zijn hand, maar zijn confrère Pedro Daktari was echt heel goed, een Youp van ’t Hek in zijn beste jaren. (Vraagt een Palmees aan een toerist om eens een cijfer te noemen. Zegt die “one”. Kun je daar ook liedje bij zingen? Klinkt het: Onetanamera, guajira, onetanamera.).
Tenslotte zong een bekend duo oudere heren, voor wie het wil weten: Los del Rey, steeds begeleid door hordes dansers, maar liefst vier liedjes. Vooral de laatste twee, “El bayon” en “Macarena”, kon het voltallige publiek zeer waarderen. Om mij heen werd, met als op het podium, uitvoerig gedanst.
In Las Palmas hebben we geen prins carnaval; “dee gief ’t hei neet”. Er zijn wel uitverkiezingen voor de kampioen drag queen, kinderkoningin, de carnavalskoningin (op het Gala de la Reina) en de Gran Dama. Mij viel op dat er zondagavond heel veel senioren in het publiek zaten; is dat omdat “wij” onze eigen soort graag willen steunen? Ik had mijn (denkbeeldige) geld op kandidate 4 gezet, met nummertje 3 als tweede, maar winnares werd kandidate 5, met nummertje 1 als tweede. Voor een plek als jurylid bij de wedstrijd in Las Palmas kom ik kennelijk niet echt in aanmerking. Even goed, terugkijkend vond ik Gran Dama 5, Carmen Martín, 60 kilo en kogelrond, met de uitstraling van Betty Boop, wel de meest enthousiaste van het vijftal.
Om 10 uur mocht ik weer naar mijn flat om nog even door te lezen in mijn eerste boek, met een blikje bier.

Op de maandag besteedde ik enige tijd aan het in orde maken van mijn 20 kilo koffer, met daarin Ton’s slof Viceroy rojo en Marcel’s kadootje voor a.s. donderdag (een fles zoete rum plus “Manchego curado”). ’s Avonds zocht ik eerst mijn bibliotheekje op om te vernemen dat Peixia vrijdagmorgen met alle liefde komt “pótse” en Observant-journalist Maurice Timmermans mij het liefste a.s. donderdagmiddag al wil spreken. Dan wil hij daarna, zoals zovelen, de carnaval ontvluchten.
In goed Maastrichts is het “de” carnaval, maar mij bekruipt het gevoel dat de “Hollenders” er “het” carnaval van willen maken. Is het woord carnaval nou mannelijk of onzijdig? Daar zou “Onze taal” best eens een artikeltje aan kunnen spenderen.
Daarna ben ik op tijd op Santa Catalina om toch maar een eerste vinger (is dat het tegenovergestelde van het staartje) van de murgawedstrijd te aanschouwen. Oprecht jammer vind ik het dat ik er hier zaterdagavond niet bij ben, als duizenden mensen getuige zullen zijn van de finale. Vooralsnog kan ik onder de eerste murgas geen winnaar, zelfs geen finalist ontdekken. Om half 11 krijgen ze mijn zegen en trek ik mij terug in de Luis Morote.

Heb ik nog iets voor de dinsdag, mijn laatste dag hier voordat ik naar Maastricht mag. Nou, alleen dat ik deze brief straks ga afleveren op de universiteit en vanavond vroeg naar bed moet, omdat mijn wekker al om half vier afloopt. Vanaf 4 uur ben ik onderweg, tot kijk, hasta la vista, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

In mijn kast hier lag nog een boek van ene HRF Keating dat nodig aan een leesbeurt toewas. Het heet “The murder of the maharajah” en is uit 1980. Keating kreeg er in Engeland een “gold dagger” voor en om die reden kwam het jaren terug op mijn thrillerlijstje terecht. Het verhaal speelt in kolonie India van het Britse koninkrijk, nauwkeuriger gezegd de streek Bhopore, in 1930.
De maharajah (ik dacht dat het maharadja was, met een D, maar de stam is uiteraard “raj”) zit in zijn zomerpaleis, met zijn meer dan duizend bedienden. In zijn directe omgeving treffen we o.a. Eerste Minister Dewan Akhtar Ali aan, beschikbaar voor alle staatszaken, de jonge luitenant James Ferredie zich bij het schaken door de maharadja laat verrassen, en een van de assistenten van de maharadja, polospeler Ram Singh, die met hangsnor, maar zonder geld terugkeert van het landgoed van zijn vader. Ook aanwezig is vanzelfsprekend de zoon van de eerste vrouw van de maharajah, maharajkumar Porgy (eigenlijk George), die zijn recente vriendin Dolly Brattle bij zich heeft, die best graag met Porgy wil trouwen.
Op buurtbezoek komen de resident Arthur Pendeverel en diens zoontje Michael van 9 jaar. Het is 1 april, April Fool’s Day, en de maharajah gaat een grap met het ventje uithalen. Hij stopt natgemaakte schors van de zeldzame sapuraboom in de knalpijp van de auto die het jongetje terug naar huis moet brengen. Die wordt keihard en de auto wil niet meer starten. Michael vraagt dan prompt om een olifant om hem weer thuis bij zijn vader af te zetten.
Even later komen enkele gasten zich aandienen op het paleis. Allereerst zijn daar de zeurderige Amerikaanse Elaine Alcott met haar dochter Judy, die ter plekke Elaine’s broer, heethoofd Joe Lloyd mogen begroeten. Die heeft in opdracht van de maharajah onlangs een grote dam gebouwd die binnenkort geopend gaat worden. Een andere gast, ook uit Amerika, is Henry Morton III, een industrieel in zware metalen, die zink wil gaan winnen in Bhopore en daarvoor de toestemming van de maharajahnodig heeft.
Dan overlijdt de zoon van de tweede vrouw van de maharajah, Raghbir, aan een vergiftiging (met ptomaine, nooit van gehoord). De ochtend na het officiële diner is een jachtpartij georganiseerd en daarbij komt de maharajah zelf aan zijn einde. Opnieuw is er nu een stukje natgemaakte sapuraschorsin het spel. Het zit het in de loop van een van diens nieuwe geweren. Zoon Porgy, die een stuk vooruitstrevende is dan zijn vader, wordt stante pede de nieuwe maharajah. Een uitgelezen politieman, de District Superintendant of Police (D.S.P.) van Sangabad - hij luistert naar de naam Howard (geen voornaam) - wordt door de resident erbij gehaald om de moordenaar te ontmaskeren, liefst voordat de dam geopend gaat worden. Een in het paleis aanwezige schoolmeester (om de diverse jonge zonen les te geven) helpt D.S.P. Howard bij zijn speurtocht.Zoals in een thriller van Agatha Christie eindigt het verhaal met het bijeenbrengen van alle kandidaat-moordenaars, deze keer aan de eettafel. Halverwege het boek zet ik mijn geld op één aanwezige; is die de moordenaar?
Ik vind “The murder of the maharajah” best een aardige thriller. De omstandigheden in tijd en plaats zijn ongebruikelijk, maar wat geeft het. Er is genoeg te doen in het zomerpaleis en tot helemaal op het einde van het verhaal blijft de vraag staan wie nou eigenlijk de dood van de maharajah op zijn conto krijgt. Af entoe is het met het Engels in het boek even behelpen, maar overall is de schrijfstijl best te pruimen. Als recensiecijfer geefik het boek een 7½; het is niet geweldig, maar wel de moeite va het lezen waard.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten