vrijdag 27 december 2013

Welogbrief 9.11, 27 december 2013

Weblogbrief 9.11, 27 december 2013

Laat ik eens beleefd beginnen, zelfs met een beetje terugwerkende kracht: ¡Feliz Navidad, Próspero Año, Felicidad! Misschien weten sommige van jullie het nog: “Feliz navidad” en wat erop volgt, is al vele jaren de grote kersthit hier. “Stille nacht, heilige nacht” (Noche de paz, noche de amor) kan daar absoluut niet tegen op, laat staan “De herdertjes lagen bij na-a-achte” of “Venite adoremus”. Alleen het uit de VS overgewaaide “Jingle bells” (Dulce navidad) is nog met “Feliz navidad” in de race voor de eerste plaats.
Aan de andere kant, de kerst is alweer voorbij; we gaan op “Nochevieja” en “Año nuevo” aan. Dan rest mij om jullie allemaal langs deze, mij sympathieke weg alleen nog “‘ne gooie roetsj en e zaolig nuijaor” te wensen, “and many happy returns of the year”.

Een kleine correctie, of liever gezegd een kleine aanvulling op een verhaaltje uit een vorige brief moet kunnen. Een paar weken terug heb ik jullie gewezen op de indrukwekkende inscriptie, in uitgebeitelde hoofdletters, bij de ingang van het oude faculteitsgebouw. Ik ga ze niet herhalen; voor de ingang rechts wordt het “PATRONADO” keurig tot in detail benoemd. Vertel ik het aan Cristina, blijk ik en ander onvolledig te hebben opgedist. De linkerkant is over het hoofd gezien; daar staat in dezelfde belettering: DIVISION DE MEDICINA. Wat een misser! Bij dezen maak ik het goed.
(Hoewel ik me serieus afvraag of les geven en onderzoek doen in al die preklinische vakgebieden in hun huidige omvang wel thuishoort in de geneeskunde. Als ik de baas en alleenheerser was van een medische faculteit, maar dat ben ik niet, zou ik veel minder aandacht besteden aan vakken als histologie, biochemie, virologie, farmacologie en noem ze maar op. . Een centrale vraag voor mij zou zijn of een vooruitgang in de geneeskunde vooral geboekt wordt door een beter pathofysiologisch inzicht of veel meer komt door het in de praktijk uitproberen van dingen met als sluitstuk clinical trials.

Muziek! De eer om muzikant van de week te zijn komt deze keer toe aan Carlos Gardel (eigenlijk heet hij Charles Gardes). Daar hoort een verhaaltje vooraf bij. Al de nodige jaren heb ik een dubbel-cd van hem in mijn collectie, “Grandes de Gardel”, met de 30 bekendste nummers. Ik draai zijn gefleemde zang nog steeds met alle genoegen af, al was het maar om mijn week Buenos Aires in 1992 (?) te laten herleven, waar ik een cassettebandje van hem kocht. De man, geboren in 1890 in Buenos Aires, maakte zijn eerste plaat, een “tango canción”, in 1917, “Mi Noche Triste”. Wat heeft hij daarna ontzettend veel mooie liedjes geschreven (met teksten van Alfredo la Pera) en er nog meer gezongen. En vergeet de meer dan twintig films niet, waarin hij speelde! Het is heel jammer dat de man in 1935 om het leven kwam bij een vliegtuigongeluk. Liedjes als “Mi Buenos Aires Querido”, “Volver”, “Por una cabeza” en “Caminito” staan in mijn geheugen gegrift.
Jorge heb ik de afgelopen jaren een paar keer gevraagd om voor mij muziek van Carlos Gardel op het internet te zoeken, maar zonder enig succes. “Die is van voor de oorlog” (zelfs de Spaanse burgeroorlog, denk ik dan), hoor ik hem nog roepen “en niet echt te vinden”. Bovendien is Jorge zo iemand die, als hij zelf iets maar pet vindt, hij niet erg bereid is om het op te zoeken. Ik ben Jorge deze winter nog niet tegengekomen op de universiteit of daarbuiten, dus nog weer eens opnieuw ernaar vragen laat ik uit mijn hoofd.
Afgelopen zaterdagmiddag liep ik van Santa Catalina naar Santa Ana, om het eens van plein tot plein te zeggen. Ik ging deze keer boven langs, over de Tomás Miller, de Pius XII en de Tomás Morales, op weg naar de Daily Price van Triana. Laat nou intussen precies ernaast een andere tweedehandse platenwinkel zijn deur hebben geopend, met vooral lp’s, maar ook wel cd-tjes. De zaak heet 33Revoluciones en wat schetst mijn verbazing, toen ik me daar voor de somma van €7 drie cd’s van Carlos Gardel kon aanschaffen van “Su Obra Integral”, een Spaanse serie uit 1990-91 van uitgever/platenmaatschappij El Bandoneon: zestien cd’s met daarop aan een stuk door nummers die ik niet ken. Het gaat om volume 8, 11 en 15 uit het rijtje, resp. “Garçonniere, carreras, timba...”, “Pobres chicas” en “Bandoneón arrabalero”. Bij elkaar heb ik het over 57 nummers, het ene nog ouderwetser dan het andere en wat zitten er weer pareltjes tussen. Het zijn er zoveel dat ik ze maar eens niet ga noemen; bovendien, ik neem aan dat jullie toch van niks weten.
Mijn afgelopen kerst is er vooral een geweest met Carlos Gardel op de boxen. Wat ouderwets “soberbio”! Nu nog even de andere 13 cd’s van Su Obra Integral bij elkaar harken en ik ben, wat Carlos Gardel betreft, helemaal op sterkte.

Stel, je bent iemand die niet erg warm loopt voor geschiedenis en daarbij die Gardel maar niets vindt. Je bent meer een fan van de keiharde beat van de laatste decennia. Dan heb ik hier en nu een alternatief. Om duistere reden heb ik een zwak voor de Smashing Pumpkins van Billy Corgan. Van hem solo heb ik een cd, “The Future Embrace”, maar als frontman van de Pumpkins kom ik onderhand tot een aardige serie. Hier zijn de albums die op mijn Verbatim staan en dan laat ik een “Disco Raro” zonder verdere aanduiding maar even buiten beschouwing:
(1991) Gish
(1991?) Gish 2. Trippin’ Through The Stars
(1993) Siamese Dream
(1994) Pisces Iskariot
(1999) Machina. The Machines Of God
(C2001) Rotten Apples, verzamel-cd
(2007) Zeitgeist
Sta ik bij 33Revoluciones in de bakken te kijken of ik nog weer een “Carlos Gardel” vind, zie ik zomaar, uit het niets, “Zero” van de Smashing Pumpkins voorbijkomen. De cd is van 1996 en voor drie eurootjes kun je een ontbrekende Pumpkinsplaat niet laten liggen. Billy Corgan en zijn maten, wat een onwaarschijnlijke pokkenherrie weten ze ook nu weer met smaak voort te brengen. Voor wie het naadje van de kous wil, zijn hier alle zeven nummers van de cd “in chronological order”:
01. Zero
02. God
03. Mouths Of Babies
04. Tribute To Johnny
05. Marquis In Spades
06. Pennies
07. Pastichio Medley
De eerste zes nummers van “Zero” duren een minuutje of 3 en daarna komt nog 23 minuten lang een orkaan voorbij. Mijn persoonlijke voorkeur gaat uit naar “Zero” en nog meer naar “Pennies”, dat m.i. de concurrentie aankan met de beste nummers van het clubje.

Ik had eigenlijk een andere reden om op zaterdagavond in Triana/ Vegueta te belanden. Daar zou een “gran cabalgata de navidad de Triana” uittrekken. Echter, mijn gerommel in de zaak van 33Revoluciones hield me nogal op, zodat ik in de hoofdstraten aangekomen alleen het staartje van de optocht kon meepakken, meer niet. Het was wel heel druk in de buurt, met name in de calle mayor de Triana op nummer 89, waar binnen de “casa de navidad” voor de kinderen zijn deuren had geopend. De rij buiten was, toen ik erlangs kwam, meer dan tien meter, kleine kinderen met mama en papa dan wel opa en oma. Als allochtoon op leeftijd ga je in je eentje niet naar binnen. Ik liep dus door naar mijn bank bij de cafés in de straat, mijn uitkijkpunt van mensen daar. En nam op tijd de bus terug naar de Luis Morote.

Kerstmis tegenwoordig, dat is meer een zaak voor kerstmannen en -ballen dan voor de onbevlekte ontvangenis met het kindeke Jezus. Afgelopen woensdag mocht het weer eens zijn verjaardag vieren, met de “voedstervader” op gepaste afstand. Bij mij in de straat is het op de balkons opvallend rustig dit jaareinde. Ik moet al een meter of vijftig naar rechts gaan, voordat ik bij een helemaal fout balkon uitkom, met een grote “papá Noel” en nog drie minikerstmannen (kerstlui?) aan een touw plus een serie slingers en namaakkransen. Bij mij in huis hebben alleen de directe benedenburen van één hoog enige kerstversiering aan het buitenraam hangen: een arreslee in een doorzichtige plastic hoes, met een variant van Rudolf The Rednose Reindeer ervoor. Om het af te maken hangen op de trap binnen met plakband ook nog eens een kartonnen kerstboom op de deur bevestigd en daarnaast een tweede arreslee. Mijn zegen hebben ze, als ze de rommel na nieuwjaar maar in een vuilnisbak droppen.

En nu ik toch bezig ben met mijn straatje schoon te vegen, sinds nog niet zo lang woont bij mij tegenover, op nummertje 17op drie hoog links (van mij uit gezien) een stel, man en vrouw, dat mij wel bevalt. Het zijn veertigers, schat ik, hij ziet er bona fide uit met zijn kop zwart haar en zij is een te pruimen blondine, volgens mij niet uit een flesje. Zijn het Oost-Europeanen die hier overwinteren? Bijzonder aan de twee vind ik dat ze net zoals ik aanhoudend op het balkon plaatsnemen, daar eigenlijk min of meer bivakkeren, vooral hij. En nou komt het: hij zit de godganselijke dag te timmeren op wat volgens mij een laptopje is. Zij komt geregeld kijken, voorziet hem dan ook wel van koffie en zo. Enne... soms als hij er niet is, zit zij aan de computer op het balkon haar best te doen. De vraag dringt zich op wat hen bezighoudt, wat voor werk ze eigenlijk hebben. Het lijkt op een steenworp afstand wel een schrijversduo van thrillers zoals bijv. Nicci French of (vroeger) Sjöwall & Wahlöö?
Wat me vanzelf op de vraag brengt: zou ik dat kunnen, samen met iemand anders een boek schrijven? Als het er ooit nog eens van zou komen dat ik begin aan het neerpennen van een ongetwijfeld meesterwerkje, en dan mag ik wel opschieten. Ik vrees trouwens dat ik dat sowieso alleen maar in mijn eentje zou kunnen doen; zo zit ik nou eenmaal in elkaar. (En als ik vervolgens lees hoeveel mensen er al mee bezig zijn om hun kronkels aan het papier toe te vertrouwen, gaat het idee weer even snel over als het bij me opkomt.)

Wat is het nut ervan is dat “we”, niet “ik”, steeds maar weer uitgaan van en hopen op verdere economische groei. In mijn hoofd leidt dat vooral tot de aanschaf van steeds meer weinig nuttige dingen zoals (tweede) personenauto’s, overdreven hoeveelheden kleding en vooruit, ook allerlei weinig geslaagde apparaten zoals vaatwasmachines. In mei van dit jaar was ik, net in Nederland terug uit Las Palmas, op bezoek bij Harry in Oegstgeest. Greetje was op dat moment wandelen in de Ardennen en Trudie zat met Math op mijn buureiland Fuerteventura hier, “of all places”. Met zijn tweeën gingen Harry en ik, op de fiets nog wel, naar Leiden op bezoek bij voormalige Amsterdamse vrienden van mij, Bert & Ada. Om ze voor jullie te plaatsen, Ada is iemand die veel meer dan ik weet van Engelse literatuur en Bert is een net gepensioneerde econoom van het Centraal Plan Bureau in Den Haag. Bij Bert moest ik zijn voor mijn vraag over het nut van economische groei, vond ik. Ik vroeg het hem en kreeg uitgebreid antwoord, maar echt bevredigend vond ik zijn verhaal niet. Wie weet, had ik er weer eens niets van begrepen. Dus e-mailde ik hem er later nog eens over.
Bij iemand als Bert is het dan alleen nog maar wachten op zijn respons. Die kan even op zich laten wachten, maar komen doet hij. Omdat ik zelf al in mijn mail had gezegd dat er geen haast bij was, kreeg ik hem nu pas, als kerstcadeautje opgestuurd. Het blijkt dat ik twee economische begrippen door elkaar haal, te weten koopkracht en Bruto Binnenlands Product (BBP). Ik ben bepaald niet de enige die de fout maakt, als ik hem mag geloven. Koopkracht is het bruto loon minus belastingen en dat verschil gedeeld door de consumptieprijs. Bijv., wie meer verdient, heeft meer te besteden. Hetzelfde is waar, als er minder belasting geheven wordt en/of dingen goedkoper worden. Echter, economische groei en koopkracht hebben weinig tot niets met elkaar uitstaande. Economische groei verwijst naar het BBP, oftewel de som van consumptie, investeringen en export minus import. Bijv., als de export toeneemt en de andere componenten van het BBP blijven gelijk, is er sprake van economische groei. Het BBP is veel meer dan alleen consumptie, is een veel ruimer begrip dat volgens economen veel dichter tegen welvaart aan ligt. In de vorm van nog maar weer een voorbeeld: als de belasting verhoogd wordt om meer zorg aan chronische zieken te kunnen spenderen, daalt de koopkracht, maar stijgt het BBP door een toename van de investering in de chronische zorg. In het BBP zit niet alleen de consumptie van apparaten die althans volgens mij weinig nut hebben, maar ook allerlei dingen die algemeen als zeer nuttig worden gezien.
Er zijn, zoals dat hoort, ook problemen. Zo zit nuttig onbetaald werk er niet in en evenmin (plezier in) vrije tijd. Misdaad doet ook niet mee, omdat dat je die moeilijk in “officieel” geld kunt vangen. Daarbij, het idee van nut zit niet verweven in het BBP, tenzij iets als een collectief nut wordt gezien en als zodanig wordt geaccordeerd door het parlement, bijv. autogordels of accijns op sigaretten. Persoonlijk gepercipieerd “nut” is in de ogen van economen een te subjectief begrip en verschilt teveel tussen mensen. Een andere vraag is hoe je het BBP moet meten, om het niet erg te laten afwijken van het ideale BBP. Op de korte termijn zou dat voor het idee van groei kennelijk niet zoveel uitmaken. En wie in een speciaal onderwerp geïnteresseerd is, bijv. de CO2-uitstoot, kan zijn studie beter daarop toespitsen.
Wat zal ik verder van Bert’s uitgebreide antwoord, nog met referenties ook, zeggen? Het verbaast me hoe weinig ik van sommige vakken blijk te weten die ik op school niet gehad heb. Economie is er daar een van. Met bijv. “rechten”, het vak van mijn dochter, is het ook het geval. Je praat erover mee in gezelschap, maar beter kun je eerst eens een boekje erover gaan lezen. Dan kun je daarna altijd nog en veel gefundeerder roepen dat je het met de mensen die op een vakgebied aan de touwtjes trekken, niet eens bent. Wie van jullie heeft voor mij een recent boekje om mij de beginselen van de economie eigen te maken?

Mag ik terug naar een klein onderwerp? Ik ben een aanhanger, zelfs bewonderaar van de gele stadsbussen hier, wonderwel door de Palmezen “guaguas” genoemd. Ik vind het allemaal best, ook als ze hun vernieuwingen op borden aangeven. Bijv., bus 13 vertrekt niet meer van het plein op het einde van de Juan Rejón in Las Palmas-Noord, maar vangt zijn route op weg naar Las Palmas-Zuid aan bij de markt van Vegueta. Voor mij hoeft het busbedrijf niet ook nog eens met allerlei goedbedoelde slogans (op zijn namaakengels heet dat hier “eslogans”) te komen; het op gezette tijden voorrijden van de diverse lijnen is mij genoeg.
Dus wat moet ik vinden van de uitgeserveerde leuze: “ACERCAMOS ILUSIONES”, wij brengen illusies dichterbij, met daaronder het embleem van het busbedrijf, een soort van G met knopen? Vooruit, zo lang als mijn bussen maar vaak genoeg en tot ’s avonds laat op Santa Catalina stoppen, neem ik het voor lief, dat “acercamos ilusiones”, maar met enige moeite

Ik zit nou al weer twee maanden hier, maar heb nog geen een enkele brief of briefkaart ontvangen. Erg vind ik dat niet, tegenwoordig communiceren we vooral via e-mail en met SMS, als we elkaar al niet gewoon opbellen. Helaas, maar waar, postbodes (“carteros”) verdwijnen langzaam uit het straatbeeld. Toch staan hier in Spanje nog wel overal brievenbussen, groot en geel met langs de zijkant het woord CORREOS. En let nu goed op: er zijn ook iets kleinere, egaal groene postbussen. Die zijn alleen bedoeld voor de postbode, om tijdelijk post in te bewaren. Niet voor niets staat op zo’n bus: “Para uso exclusivo del cartero”. Doe daar dus niet je ansichtkaarten naar Nederland in, mocht je hier een keer op bezoek komen.

Ik heb jullie eerder toegezegd dat ik de kerststal van zand, de “belén de arena”, die deze winter al weer voor de achtste keer aan de “playa de Las Canteras” gereed staat voor een horde bezoekers, op eerste kersdag met een bezoekje zou vereren. Dat is intussen gebeurd en meevallen deed het mij ook dit jaar niet. Ik zag er wel een Spaans lesje in, daar gaan we:
“Bienvenidos a una nueva edición del Belén de Arena de Las Palmas de Gran Canaria, que abre las puertas a la Navidad más cálida y acogedora de Europa. La playa de Las Canteras se convierte de nuevo en un gran museo bajo el sol en el que nuestros visitantes pueden disfrutar del arte de los mejores escultores de arena del mundo y ver n directo cómo se modelan imponentes obras de más de veinte toneladas cada una.
Representantes de Italia, Dinamarca, Rusia y, por supuesto, España, recrean las escenas y lugares más representativos en torno al nacimiento de Jesús de Nazaret, convirtiendo nuestra playa en un mágico viaje en el tiempo. Acompáñanos y sumérgete en la Historia recreada con millones de granos de arena, arte e ilusión.”
Zo mooi zou ik het zelf niet kunnen verwoorden. Het letterlijke schouwspel is alle dagen open van 10 tot 10, tot en met 7 januari, als Driekoningen net is geweest. En willen jullie ook nog weten wat er te zien is. Het gaat deze winter om zes constructies, te weten de volgende:
1. El mar y sus gentes. Escena costumbrista en la que podemos ver un día cualquiera en la costa de Jerusalén durante la época del nacimiento de Jesús. Autora: Michela Ciappini (Italia)
2. Aguador fuente. Un anciano empuja a su mula hacia la fuente para llenar sus tinajas de agua. Autor: Mikhail Fedotov (Rusia)
3. A las afueras de belén. Vista desde la lejanía de las casas que predecián la proximidad de la Ciudad Santa. Autor: Jonay Ruiz (España)
4. Anunciación a la Virgen María. Arcángel San Gabriel anuncia a la Virgen María que está encinta del Hijo de Dios Autor: Vadim Gryadov (Rusia)
5. Ofrenda de los Reyes Magos. Recién llegados de oriente, Sus Majestades Melchor, Gaspar y Baltasar se disponen a ofrecer sus presentes a Niño Jesús. Autor: Alexey Dyakov (Rusia)
6. Nacimiento. El Niño Jesús acaba de nacer al abrigo de un buey y una mula en un humilde portal. Autor: Meter Busch-Jensen (Dinamarca)

En dat was hem dan weer, mijn laatste brief van dit jaar. Mijn volgende is gepland voor 7 januari, over 11 dagen, op de dag dat mijn oma Mai vroeger jarig was. Eerder lukt het me niet om er een te versturen, tenzij buiten de universiteit om (maar bijv. Noé zit dan op Goa in India). Immers, ze houdt vanaf 2014 zijn poorten een aantal dagen dicht in het begin van het jaar, mede uit zuinigheid? En daarbij is Driekoningen hier een feestdag, te vergelijken met in Nederland Sinterklaas, dus 6 januari is eveneens taboe. Ik vraag me zelfs af of ik vandaag, 27 december, nog wel binnenkom, in het oude faculteitsgebouw. Als jullie deze brief kunnen lezen, is me dat kennelijk gelukt.
Nog een paar dagen en het jaar is alweer om. Ik reken op een alcoholisch uiteinde bij jullie en hopelijk geen knallende hoofdpijn-begin. Voor wie dat aangaat, is er, neem ik aan, op nieuwjaarsdag erwtensoep en tomatensoep bij Marja thuis, en ik wil niet achterblijven. Voor de eerste dag van 2014 heb ik een heerlijke met groente gebonden makreelsoep op het programma staan. Van je hela hola, houd er de moed maar in de komende dagen en we kruisen elkaar weer over elf dagen. Hasta la basta, tot ziens in 2014, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Elia Barceló reken ik tot de betere Spaanse thrillerschrijvers, als ik afga op de twee boeken die ik eerder van haar heb gelezen, in het voorjaar “Bal masqué” uit 2004 en dit najaar “Tangohart” uit 2007. Waar ik haar naam voor het eerst ben tegengekomen, weet ik niet meer, maar leuk is ze op de foto. Ze is van 1957, uit Alicante, en werkt in het Oostenrijkse Innsbruck als docente Spaans op de universiteit daar. De afgelopen dagen was ik toe aan “El vuelo del hipografo” dat wonderwel in het Nederlands “Stemmen uit het verleden” heet, uit 2002. Het boek is meer dan 500 bladzijden dik, maar een man in ruste, zittend op zijn balkon in Las Palmas, doet er dan niet langer dan dag of drie, vier over. Hier is mijn recensie. Het boek speelt in Rome, Innsbruck en Umbria en daarbij in enkele andere werelden.
Hoofdpersoon is de 39-jarige Katia Steiner. Ze is filoloog, taalkundige (?), en komt van haar woonplaats Wenen over naar Rome om haar vriendin en antiquair Marianna (en haar Pia) te bezoeken. Niet veel later is ze de beheerder van het erfgoed van de net overleden hoogbejaarde José Maria (Chémari) Valcárcel. De man komt oorspronkelijk uit een plaatsje in het Spaanse Umbria, maar is (of beter was) al tijden professor filologie in Rome. In zijn nalatenschap vindt Katia informatie over de “club van 13”, een klein gezelschap geleerden dat graag naar andere werkelijkheden gaat behalve de huidige. De doorgang naar een dergelijke wereld gaat via een poort in bepaalde schilderijen, met een bijbehorende spreuk. In Rome wordt Katia verliefd op ene Rocco, die uit zo’n andere wereld afkomstig zou zijn. Intussen komen in de huidige tijd verschillende boeven op haar pad, zoals filoloog Fernando Cabrera uit Palencia, maar hij is in het echt Marino Garcia, en paragnost Pierluigi Bellochi, Il Divino, de ivoren man, die zich met eccellenza laat aanspreken, zo bekend is hij in de Romeinse glamourwereld. Bellochi zoekt mijn hele boek door naar mogelijkheden, wegen, om in andere werelden te geraken, als het moet kwaadschiks.
Een van de leden van de “club van 13” is Helmut Fink en om hem op te zoeken gaat ze naar Innsbruck. Dan maakt Katia met hem haar eerste uitstapje naar Terra Incognita in de andere wereld, waarna in het boek nog meer reisjes volgen. In het huidige Innsbruck krijgt ze van doen met politievrouw Gabi Mayr en nog meer met commissaris Wolf Altmann. De verschillende andere werelden laat ik verder voor wat ze zijn. Het einde, in de huidige tijd, is op een eilandje in Umbria, waar de broer, of is het de zus, van Chémari in een kasteel woont, met haar huishoudster en vriendin Ílida. Heel vroeger in hun jeugd zouden Chémari en zijn broer/zus stapelverliefd op elkaar zijn geweest, eindigend met het vertrek van Chémari naar Rome. En heeft het epos een pakkend einde?
Nou zou ik daarachter moeten schrijven: lees dit boek en je weet het, maar – eerlijk is eerlijk – echt een aanrader vind ik het boek niet. Wellicht heb ik het niet zo op allerlei parapsychologische verhandelingen en ongelooflijke andere werelden, ben ik teveel een man die genoeg heeft aan de huidige wereld en “doe maar gewoon”. Het is niet anders, maar dat vertaalt zich in nogal wat meewarig gemompel bij het afwerken van het verhaal. Ik ben de recensent en dus ben ik ook degene die het boek van een cijfer mag voorzien. Ik kom voor “Stemmen uit het verleden” van Elia Barceló niet verder dan een 6-, met de toevoeging dat ze wel leuk schrijft, dat blijft staan. Ga ik nog andere boeken van haar lezen, zoals “Donker geheim”? Ik denk het wel, maar nu even niet. Met “Stemmen uit het verleden” heb ik voorlopig genoeg Elia Barceló tot mij genomen.

Als je in twee boeken tegelijk bezig bent, is niet helemaal duidelijk meer wat boek 2 en wat boek 3. Zoals ik met mezelf had afgesproken, heb ik op 25 december het boek van Michel van Egmond gelezen, een biografie van het voetbalfenomeen (René van der) “Gijp”. Het was 245 bladzijden dik (of dun, wat jullie willen), met nogal wat wit, dus zoals verwacht kreeg ik het in één dag uit. “Gijp” was het populairste Nederlandse boek van 2013.
We gaan terug naar (ongeveer) 1961, als René geboren wordt in een Dordrechts gezin dat hem ruim 50 jaar later nog steeds bevalt, met een zorgzame moeder en vader Wim, een binnenvetter die wel heel goed kan voetballen. Dat kunnen een aantal van diens broers ook, vooral oom Cor van de Gijp, die qua karakter wel wat van Gijp weg heeft: neem jezelf niet te serieus, doe het rustig aan. De jonge René, geen gemakkelijke, wordt al op 17-jarige leeftijd voltijds prof bij Sparta, een rechtsbuiten die opvalt. Daarna volgen Lokeren in België, in de jaren 80 een droomperiode bij PSV, met o.a. Ruud Gullit, en daarna nog een paar clubs in Zwitserland. In het Nederlands elftal mag hij in de tachtiger jaren vijftien keer opdraven.
In zijn privé-leven heeft Gijp twee keer een langdurige relatie, eerst met Jacqueline (en zoon Sammy) en nu al weer achttien jaar met Daniëlle (en zoontje Nicky). Niettemin is René het liefst op zichzelf, thuis hangt hij graag voor de televisie, als hij niet aan het opruimen of in de sauna is. Zijn beste vrienden zijn er vier: journalist Maarten Spanjer, oncoloog Casper van Eijk, voetbalgek Mario Been en voetbalmakelaar Rob Jansen. Trainers (met als uitzondering Barry Hughes) krijgen van hem veel te veel krediet; hun bijdrage wordt, vindt hij, zwaar overschat. Zijn min of meer vriendschap met Johan Derksen dateert al van zijn Sparta-tijd en zet zich voort, als hij al lang en breed uitgevoetbald is.
Gijp’s tweede top komt, als hij voor RTL 4 in het programma Voetbal International van Wilfred Genee commentaar gaat geven op de voetbalwedstrijden, naast genoemde Derksen. Dan blijkt hij een ongekend talent te hebben voor kort en bondig en origineel analyseren van het spelletje, met de nodige grappen ertussendoor. In de zomer van 2010 is VI Oranje een dagelijks terugkerend programma, waarbij zijn naam en faam tot grote hoogte stijgt, terwijl het Nederlands elftal zowaar in Zuid-Afrika bijna wereldkampioen wordt. Daarvóór al en daarna helemaal kan hij het aantal dik betaalde lezingen niet of nauwelijks meer aan. Hij verdient in korte tijd “goud”. Echter, het aflopen van zaaltjes en zalen loopt uit de hand, hij wordt te aaibaar en krijgt last van paniekaanvallen. Ziek zit hij dan thuis, ook de tv-programma’s doet hij niet meer. Het duurt vele maanden, voordat hij daar weer van opknapt.
Ik vind, met de rest van Nederland, dat Michel van Egmond een pracht van een verhaal heeft geschreven over René van der Gijp, met heel veel humor, maar ook met oog voor de ups en downs in het privé-leven van hem. Een zeer goed gelukt portret! Mijn recensiecijfer is navenant: een 8½. Heeft die Michel van Egmond nog meer wapenfeiten op zijn conto? Dan moet ik daar toch eens achteraan.

Three is a crowd, dus heb ik, zoals trouwens al aangekondigd, ook nog boek 3 voor jullie, van een van mijn favoriete thrillerschrijvers: Robert Littell. Eerder besprak ik hier al een heel rijtje boeken van hem, om er eens twee te noemen die minder bekend zijn: “The October circle” en “The sisters”. En ik ben nog steeds op zoek naar andere. Soms vind ik er weer een, zoals deze keer “Walking back the cat”. Het is uit 1996 en speelt in de staat New Mexico in de VS.
Laat ik de inhoud beginnen met een wijsheid die commanding officer Pilgrim zijn helper Finn in de Golfoorlog voorhoudt: “War doesn’t decide who’s right, it decides who’s left.” Finn is een ex-militair en ballonvaarder, die met zijn “Spirit of Saint Louis” ballon in New Mexico belandt in een kleine gemeenschap Suma Apaches. Hij wordt daar goede maatjes met hoofdman Eskeltsetle, diens vrouw Shenandoah en hun kinderen Alchise en Doubting Thomas. De indianengemeenschap runt het Rattlesnake casino, waarmee ze heel wat geld verdient, maar de inkomsten worden behoorlijk afgeroomd door een maffiaclub. Op locaal niveau is Early, een journalist, erbij betrokken; iets hogerop vinden we “Green Bow Tie” Harry Lahr en daar weer boven komt ene Dewey (Egidio de Weij). Hoe veel verder omhoog strekt de organisatie, het Consortium, zich uit?
Finn wordt al vrij vooraan in het boek bijna vermoord door ene Parcifal, Edouard Chekladovilli, een ex KGB-er, die tegenwoordig beroepsmoordenaar is en zijn opdrachten krijgt van ene Le Juif. Dan blijken de orders niet meer uit Moskou te komen, maar zonder dat hij het weet, van hetzelfde Consortium, met dezelfde baas als die van Dewey aan het hoofd. Vervolgens zijn Parcifal en Finn samen bijna het hele boek door bezig om het verhaal terug te ontrafelen, “walking back the cat”, een CIA-term, en de baas van het Consortium te torpederen. In hoeverre dat lukt, moeten jullie maar zelf uitzoeken.
Hoe kan het anders, “Walking back the cat” van Robert Littell haalt voor de zoveelste keer met gemak het vereiste niveau. Het verhaal is spannend en de inkijk in het dagelijkse leven van de Suma Apaches geeft het boek zijn “twist”. Af en toe is het Engels mij iets te machtig, maar vooruit, dat ligt meer aan mij dan aan Robert Littell. Ik geef “Walking back the cat” een volle 8 als recensiecijfer. Rest me jullie te vragen: wie kan mij eindelijk het boek “Mother Russia” van Robert Littell eens bezorgen? Daar zoek ik al jaren naar.

vrijdag 20 december 2013

Weblogbrief 9.10, 20 december 2013

Weblogbrief 9.10, 20 december 2013

¡Hola, hola! ¡Dale bola! Dat is nog eens een origineel begin van mijn alweer tiende weblogbrief. “Hola, hola” staat voor “nou moe” of iets van dien aard, en “dale bola” voor “je tante” of dergelijke. Een passender Nederlands equivalent dan “Nou, moe! Je tante!” is heel misschien, in ieder geval met ongeveer dezelfde letters als in het Spaans, holderdebolder.
Holderdebolder, vrienden en familie, weten jullie wat het verschil is tussen een “bola”, een “balón” en een “pelota”? Ik ben er nog steeds niet achter. Volgens de kenners hier zou de grootte van de sportbal ermee te maken hebben, maar de uitzonderingen zijn de wereld niet uit. Is een “bola” kleiner, zoals een “bola de billar”, een biljartbal, in vergelijking met bijv. een “pelota”, een voetbal en een “balón”, een basketbal? Waarom is dan een tennisbal een “pelota de tenis” en een wereldbol een “bola del mundo”?

Ik begin mijn muziek deze week voortvarend, met niemand minder dan Gerard Cox. Heeft die entertainer, toneelspeler voor mijn part, ook als zanger ooit iets voorgesteld? Nee toch, maar van hem is wel de kaskraker: “(Het) is weer voorbij, die mooie zomer”. Ik zie nog voor hoe psycholoog Piet Vroon als zomergast bij de VPRO een aantal jaren terug steeds opnieuw Gerard Cox en de beginmaten van het liedje liet afspelen! De melodie van “Het is weer voorbij, die mooie zomer” kan er zeker mee door en de tekst is een vertaling van de enige top40 hit van Arlo Guthrie, “(The) City of New Orleans”. Maar Gerard Cox als crooner, gekker moeten we het toch niet gaan maken.
Het is tijd voor een kleine ode aan die Arlo Guthrie. Wie op bijv. Allmusic kijkt, zal zien dat hij van 1947 is, geboren in Brooklyn, New York. Dus piepjong is hij vandaag de dag bepaald niet meer, intussen 66 jaar. Zijn vader was de beroemde Woody Guthrie. Zoon Arlo heeft vele tientallen platen, cd’s gemaakt, meer dan 30, en het einde is nog niet in zicht. Ik beperk me hier tot het eerste tiental:
(1967) Alice’s Restaurant
(1968) Arlo
(1969) Running Down The Road
(1970) Washington County
(1972) Hobo’s Lullaby
(1973) The Last Of The Brooklyn Cowboys
(1974) Arlo Guthrie
(1975) Together In Concert
(1976) Amigo
(1978) One Night
Van dit rijtje heb ik er drie: “Alice’s Restaurant”, “Running down the road”.en “Hobo’s lullaby”. En ik heb, uit 1977 geloof ik, ook nog een verzamelplaat, “The best of Arlo Guthrie”. Op Allmusic heb ik een korte biografie gelezen en daaruit haal ik “City of New Orleans” als enige hit, althans top 40 nummer in de VS. En laat ik ook nog “Coming into Los Angeles” noemen dat hij op Woodstock zong. Arlo Guthrie, hij houdt niet over, maar hem kwijt willen is weer iets anders. In totaal kom ik op 37 nummers van de man in mijn bezit, met enkele dubbele ertussen, vooruit 38, als ik het nummer “East Texas Red” van “Folkways: a vision shared. A tribute to Woody Guthrie and Leadbelly” erbij doe. Even goed is het meer dan twee uur muziek, dat op draaien staat. Voor mij is Arlo Gurthrie een zanger die je als achtergrondmuziek best kunt opzetten; dan komt hij heel aardig uit de verf.

Is Arlo Guthrie alleen jullie te weinig? Wat let me om weer eens iets nieuws van Bob Dylan toe te voegen, zijn bootleg nummertje 10. Vergane glorie is die wel, maar uiteraard wel glorie, uit de tijd van Nashville Skyline (1969), New Morning (1970) en Self Portrait (1970). De nummers van de dubbel-cd “Another Self-Portrait” zijn uit de tijd dat ook Arlo Guthrie (enige) furore maakte. Hier zijn ze; ik begin, wie ’t ziech huurt, met cd numero 1:
-Went to see the gypsy (demo)
-Little Sady (without overdubs)
-Pretty Saro (unreleased)
-Alberta #3 (alternate version)
-Spanish is the loving tongue (unreleased)
-Annie’s going to sin g her song (unreleased)
-Time passes slowly #1 (alternate version)
-Only a hobo (unreleased)
-Minstrel boy (unreleased)
-I threw it all away (alternate version)
-Railroad Bill (unreleased)
-Thirsty boots (unreleased)
-This evening so soon (unreleased)
-These hands (unreleased)
-In search of little Sadie (without overdubs)
-House carpenter (unreleased)
-All the tired horses (without overdubs)
En of het niets kost, krijgen jullie ook nog cd numero 2:
-If not for you (alternate version)
-Wallflower (alternate version)
-Wigwam (without overdubs)
-Days of ’49 (without overdubs)
-Working on a guru (unreleased)
-Country pie (alternate version)
-I’ll be your baby tonight (live)
-Highway 61 revisited (live)
-Copper kettle (without overdubs)
-Bring me a little water (unreleased)
-Sign on the window (+orchestral overdubs)
-Tattle O’Day (unreleased)
-If dogs run free (alternate version)
-New morning (+horn section overdubs)
-Went to see the gypsy (alternate version)
-Belle isle (without overdub)
-Time passes slowly #2 (alternate version)
-When I paint my masterpiece (demo)
Het is allemaal even bijzonder bij Bob Dylan en het houdt maar niet op. Dient er nou echt gewacht te worden tot hij op sterven na dood is, voordat hem de Nobelprijs voor literatuur wordt toegekend? De man is van 1941, wordt het niet tijd? Terug naar het dubbelalbum, in de jaren 1969-71 had hij zoveel extra noten op zijn zang dat hij niet op een liedje meer of minder keek. Als er in een studio een microfoon aanstond, kwam hij gewoon aanzetten met het ene nieuwe nummer na het andere en later besloot hij of men dan wat er op de plaat kwam. Wat goed trouwens dat de banden uit die tijd bewaard zijn gebleven, daarom hebben we er nu nog iets aan. Jullie en ik krijgen in 2013, ruim veertig jaar na datum, zo maar 35 Bob Dylan nummers voor je kiezen, waarvan er een aantal de pan uit springt, 13 unreleased, 9 alternate versions, 5 without overdubs en nog 8 andere. In totaal kijk ik aan tegen bijna twee uur net uitgebrachte Bob Dylanmuziek van ruim veertig jaar terug. Daar kan weer weinig tegenop. En voor mijn Spaanse vrienden: “Spanish is the loving tongue (mi amor, mi corazón)”.

En dan nu iets heel en heel anders, amigit@s. In de Sagasta hier is een nieuwe winkel die telefoons verkoopt. Weet men niet dat er alleen al bij mij in de Luis Morote, om de hoek dus, een stuk of twintig zijn? Maar er hangt wel een mooie spreuk over hotels in de winkel: “Lo mejor de los hoteles es el buffet del desayuno”. Dat zal je maar gezegd worden als niet-ontbijter. Niettemin, ik houd vol; tot Trudie op bezoek komt, 11 januari, eet ik maar een keer per dag, aan het begin van de middag. T.z.t. ga ik jullie vertellen of ik al onder de 100 kilo zit en hoeveel eronder.

Afgelopen vrijdagavond had ik een probleem. Ik ben altijd te vroeg, als ik ergens heen ga, maar hoe los je dat op, als je in een restaurant met mensen hebt afgesproken? Die avond werd ik om half 10 ’s avonds verwacht in Don Quijote vlakbij plaza Farray voor een gezamenlijke maaltijd met Noé en Lorena plus intussen een stuk of vijftien anderen. Ik heb fatsoenshalve eerst een tijdje op een bank bij El Corte Inglés gezeten voordat ik me om even over half 10 voor de deur van de zaak meldde. Gelukkig stond(en) daar toen al een paar “man” te wachten, sommige met een sigaretje, want ook daarbinnen geldt helaas een compleet rookverbod. Tussen de buitenstaanders zag ik David, een aardige oudere jongere, met wie ik onlangs bij Cucu geweest was, dus aan aanspraak ontbrak het mij niet.
De leeftijd van ons gezelschap was duidelijk tussen de 30 en 40, met enkele uitschieters voor in de 40 en ondergetekende. Er kwam direct bier, rode wijn en mineraalwater op tafel en om 10 uur zaten we met zijn allen aan de zes voorgerechten. Niet veel later werden de stenen van de steengrill, “asador de la piedra”, op de tafel gezet, ongeveer een krukdeksel groot, een per vier personen. En vlak erop werd ons het nodige vlees voorgeschoteld, met patat frites, zes sausjes en grote kommen gemengde salade, uiteraard aan te vullen als iets op was. Veel later waren er nog twee nagerechten en cava, Spaanse champagne. Alles was precies conform de aankondiging vooraf, die ik jullie in een eerdere brief heb doorgegeven, m.i. zelfs ietsje te precies, maar vooruit.
Ik had al een aantal dagen geen alcohol tot me genomen, dus hield ik me bij Don Quijote in? Nee, dus, niet voor, niet tijdens en ook niet na het eten, toen Noé’s jarige vriend Edu zijn cadeautjes een voor een uitgeserveerd kreeg. Daarna trakteerde een andere vriend, Miki, op weer eens op een onvervalste sessie van “amigo invisible”, waarbij kleine presentjes steeds van eigenaar wisselen, tot de kienzak met alle namen een paar keer tot op de bodem leeg is. Ik had gaandeweg van alles in handen, maar mijn eindpresentje was een opschrijfboekje met een setje kleurpotloden.
En de drank, had die vat op mij gekregen? Langzaam, maar zeker had ik hem echt “om”; dat was me al een hele tijd niet meer gebeurd. Ik begaf me naar buiten, tussen de rokers en even later ook de rest van het gezelschap, maar echt opknappen zat er niet in. Ik was wat blij, toen Noé en Agu 2 me om ongeveer 1 uur met de taxi naar huis brachten, zelfs mee naar boven gingen. Ik hees mezelf in bed, waarop Noé nog kwam aanzetten met een glas water. Ik hoor zanger Thei Menten nog kwelen: “Geef miech nog get water, ’t is veur miene kater”.
Rest me te vermelden dat ik zaterdagochtend helemaal geen kater had, zelfs niet een beetje. Om even over 9 uur zat ik gewoon weer aan mijn eerste boek, “Tonio”, maar wel staat me bij dat ik ’s nachts nog even op het balkon heb gezeten vanwege krampen aan mijn benen. En van Noé kreeg ik zaterdag eerst een sms’je of ik al boven water was en later moest hij het ten overvloede nog eens met eigen ogen komen zien.

Don Quijote! Ik had vrijdagavond aan de mensen om me heen gevraagd of ze het boek van Miguel de Cercantes ooit gelezen hadden. De meeste bekenden me dat ze het, zelfs aangepast aan de huidige tijd, nooit uit hadden gekregen. De oorspronkelijke versie uit ongeveer 1600 is absoluut niet te doen. Ik herinner me dat ik met Paco op de Spaanse school de eerste bladzijden eens heb doorgenomen, nadat me de dag ervoor al de tekst was uitgereikt. Heel wat woorden moest ik destijds opzoeken in de “Maria Moliner”, het equivalent van onze grote van Dale, en iets van twintig eigennamen, op twee, drie bladzijden tekst, waren mij volslagen onbekend. Als iemand van mijn tafelgenoten bij Don Quijote het al helemaal doorgeworsteld heeft, moet dat in ieder geval in een zeer aangepaste versie zijn geweest. Zelf heb ik als jongeling ooit een vertaalde kinderversie gelezen, maar de Spaanse Don Quijote voor kinderen, twee delen, die ik me enkele jaren terug hier eens heb aangeschaft, vond en vind ik, helaas, nog steeds erg moeilijk. Afgelopen zomer maakte ik opnieuw kennis met de edele ridder van La Mancha in een Spaaans min of meer stripboek, met weinig tekst en de nodige plaatjes. Die versie kon ik wel aan.
Het boek is een aantal keren als tv-serie en film verschenen. En geloof het of niet, de film van regisseur Peter Yates uit 2000, 140 minuten lang, heb ik als DVD in huis hier. De hoofdrollen zijn voor John Lithgow als Don Quijote en Bob Hoskins als Sancho Panza. (Bob Hoskins heeft me afgelopen zomer nog veel plezier bezorgd met zijn rol in de BBC-serie “Pennies from heaven” van Dennis Potter.)
Het boek is echt een avonturenroman, niet één verhaal dat helemaal uitgeserveerd wordt, maar een heel rijtje kleine avonturen achter elkaar. De al oudere Alonzo Quijano leest graag ridderromans en vereenzelvigt daar op een gegeven moment zo met zijn papieren helden dat hij zichzelf tot ridder uitroept: Don Quijote de La Mancha. Zijn helper wordt Sancho Panza, nadat die door de don een gouverneurschap van een eiland in het vooruitzicht wordt gesteld. Samen gaan ze op stap, door de streek La Mancha, ten zuiden van Madrid.
Voor wie het verhaal nu wil horen, heb ik hier een heel rijtje wapenfeiten, waarbij Don Quijote bijv. steeds kastelen en burchten ziet, waar het in werkelijkheid om herbergen en kerken gaat. (En als je het verhaal van Don Quijote niet hoeft te lezen, mag je alvast door naar de volgende alinea.) Eerst vecht hij tegen reuzen (windmolens), dan wordt hij officieel tot ridder geslagen (door een herbergier), daarna ziet hij twee legers (schapen) tegen elkaar optrekken, er wordt een geketende rij gevangenen bevrijd en vervolgens verovert Don Quijote de gouden helm van Membrino. Sancho gaat naar huis, omdat zijn ezel gestolen is, maar die komt vanzelf weer terug. Don Quijote bevrijdt intussen enkele dames (in een toneelstuk), gaat naar huis en vertrekt met zijn helper voor een tweede reeks avonturen. Opnieuw neemt hij het zogenaamd op tegen reuzen en dat terwijl thuis zijn stapels ridderboeken worden verbrand. In zijn dorp treffen we nu ook een kampioen degen vechten aan, die het als “ridder van de spiegels” tegen Don Quijote opneemt, zonder te willen winnen. Dan redt Don Quijote nog een lammetje uit een rotsspleet (een onderaardse stad met o.a. Dulcinea) en komen de hertog en hertogin in beeld, die hem geblinddoekt met Sancho Panza op een houten paard laten rijden. Op het einde van de film (het boek) krijgt Sancho Panza zijn eiland (een burcht), maar die vindt dat maar niets en keert terug naar zijn dorp. En Don Quijote treft nu de “ridder van de witte maan” als zijn tegenstander (opnieuw de vechtkampioen), die hem deze keer definitief in het stof doen bijten. De zogenaamde ridder wordt verplicht om terug naar huis te gaan en sterft daar een genadige dood.
Wat zal ik van het verhaal vinden? Ik zeg maar zo, ik zeg maar niks, is geloof ik de uitdrukking die men in Maastricht dan paraat heeft. Het is een “niet onaardige” film en als iemand hem van mij wil lenen, eventueel zelfs in het Spaans, kan hij of zij bij mij terecht.

Genoeg over Don Quijote als eethuis en als boek/film, terug naar de werkelijkheid van alledag. Als de bekende merken voor schoenen, telefoons, kleding en noem maar op het laten afweten, is daar altijd nog de overheid, landelijk, regionaal en van de stad, om reclame te maken op de borden bij de bushaltes hier. Ditmaal kom ik met de overheid op voor kinderen van gescheiden ouders. Hopelijk net als jullie vind ik dat echtscheidingen nooit mogen leiden tot het weghouden van kinderen bij een van de twee ouders. In mijn familie en mijn vriendenkring ken ik intussen legio voorbeelden van echtparen die uit elkaar zijn gegaan en gelukkig is het maar weinig keren gebeurd dat de kinderen in de ouderlijke ellende zijn meegesleept. Zelf ben ik in 1994-95 gescheiden en gelukkig heeft mijn enige dochter, die toen 17 was, nooit hoeven te kiezen voor haar vader of moeder. Zowel met mijn ex als met mij is ze altijd contact blijven houden, niet overdadig, maar wel zonder onderbreking.
Hier heeft het ”centro de orientación familiar” maar weer eens aandacht voor het probleem gevraagd, met de slagzin: “Los padres NO se divorcian de los hijos”. Mijn zegen hebben ze.

Als ik het moet uitleggen loop ik vast, maar ik heb het niet zo erg op ambulances. Tot deze winter maakten ze mijn straat dag en nacht onveilig met hun geloei. Nu is het veel rustiger voor mijn deur, maar toch.
Ik zat maandagavond op “mijn” bank bij calle Ferreras en zag het volgende tafereel zich voor mijn ogen afspelen. Een vrouw van middelbare leeftijd was kennelijk in het casino onder hotel Imperial onwel geworden en die zat nou braafjes op een stoel voor de deur. Toen kwam, kennelijk besteld door het casino, met volle sirene een ambulance aangereden, die haar wou meenemen naar een ziekenhuis. Daar verzette de vrouw zich met alle macht tegen, al was het maar, omdat ze geen trek had om voor het peperdure vervoer te betalen. Vervolgens ging de uitbater en twee dames van het casino zich ermee bemoeien. Zij, de bellers, konden het niet verkroppen dat de vrouw niet meeging. Steeds als ze wou opstaan om te vertrekken, maar niet met de ambulance, werd ze krampachtig teruggeduwd op haar stoel en vervolgens weer in de richting van de ambulance gemanoeuvreerd. Schande!
Tot overmaat van ramp ging de politie, twee autootjes, al vlug nog twee op de fiets erbij, even later zelfs zeven man en een vrouw, zich er ook nog mee bemoeien. Ook de politie vond dat als de ambulance eenmaal voorstaat, je ook mee hoort te gaan. Die hoogbetaalde krachten met hun hoogbetaalde apparatuur komt niet zo maar voorrijden. Ik stond op het punt om me ermee te gaan bemoeien, maar de vrouw had intussen een tussenoplossing gevonden, hoop ik. Ze wilde wel mee naar het politiebureau, maar niet in de ambulance. En daar ging het hele stel uit mijn gezichtsveld.
Mag je als patiënt of would-be patiënt misschien zelf uitmaken of je met de ambulance meewilt of niet? En waarom moet de politie, in veelvoud, zich er ook nog eens mee bemoeien?

Bijna wekelijks heb ik ook een stukje over wat er in mijn straat hier gebeurt. Van de winkels zijn Dócil (Negonza), Topaz en in mindere mate ook Esardas wel eens onderwerp geweest, maar Arkay? Die parfumwinkel ligt precies achter mijn palmboom; vanaf mijn balkon zie ik er aan de overkant niets van. Dat neemt niet weg dat ook de baas en het personeel van de zaak me al een paar weken “felices fiestas” toewensen. Groeten terug, mompel ik dan. Echter, men heeft er een mooie zin aan toegevoegd: “¡Me lo pido!”, ik vraag het me af. Nu vind ik het verhaaltje leuk genoeg om hier te vermelden, met erbij mijn antwoord: “Yo también”, ik ook.

Ik weet wat “varios” betekent, verscheidene, ook “varones”, mannen en zelfs “varitas”, stokjes, maar wat zijn “varitos”? En wordt het eenvoudiger, als achter “varitos” “popcorn supercrujiente” geschreven staat? Moet ik het nog iets gemakkelijker voor jullie maken? Dan plak ik er ook nog “merluza empanada” aan vast. Ik heb het over wat in Nederland vissticks wordt genoemd.
Afgelopen woensdagmiddag zat ik weer eens aan de vissticks met brood, 10 stuks, 300 gram, en toen had ik alle tijd om een stukje op de achterkant van het pak te lezen over omega-3. “Para una buena salud cardiovascular es necesario mantener un estilo de vida saludable y una dieta variada y equilibrada que incluya ácidos grasos Omega-3 EPA y DHA, por lo que es recomendable consumir pescado como minimo cuatro veces por semana.” Dacht ik in mijn onschuld dat ik vissticks zat te eten, omdat ze lekker zijn. Blijk ik het product van PESCANOVA, een zusje van onze Kapitein IGLO, om gezondheidsreden te moeten nemen, vier of meer keer per week, om mijn (tweede) hartinfarct of beroerte een tijdje uit te stellen. Gelukkig ben ik een liefhebber van vis; voor bijv. een moot tonijn of een gerookte makreel kunnen ze me wakker maken. Die rare vetzuren, ácidos grasos, kunnen me eerlijk gezegd gestolen worden.

Het jaarlijkse gedoe met bommetjes is helaas weer begonnen. Is dat in Nederland ook zo? Hier heeft vooral de opgeschoten jeugd er een (heel) handje van en sommige knallen zijn werkelijk oorverdovend. Het aardigste wordt het gevonden, als een bommetje, of een paar tegelijk, onder een stilstaande auto tot ontploffing kan worden gebracht. Dan gaat, als de jeugd geluk heeft, het alarm van de auto af en het monster maakt nog een tijdje een piepgeluid, waarbij je horen en zien vergaat. Daar zou de politie nou eens iets aan moeten doen...

Noé was zo trots als een pauw (engreído como gallo de cortijo) toen hij mij deelgenoot maakte van zijn slagen voor de cursus duiken tot 18 meter diep. Het diploma moet hij nog toegestuurd krijgen, maar hij gaat er zeker “iets” mee doen, het in ieder geval aan de muur thuis hangen. Voor mij was zijn verhaal reden om op de universiteit een aankondiging van een duikcursus van het aanplakbord te halen. Duiken als sport is in het Spaans “bucear” en wat houdt een dergelijke duikcursus, “curso de buceo” in? Hier is mijn Spaans lesje van de “club de buceo, gran azul” voor onder de kerstboom.
“El curso incluye:
-equipo completo durante el curso, seguro de buceo valido por 1 año
-clases teoricas y un minimo de 5 practica en aguas abiertas
(si necesitaras más inmersiones, se te darán sin coste adicional)
-manual, derecho a examen y tramite de certificación
-clases individuales o en grupo, horarios flexibles
(comenzamos cuando tú quieras)
-¿Tienes poco tiempo? Hacemos cursos intensivos.”
Dat “comenzamos cuando tú quieras” doet me aan een belegen mopje over voetbalclub MVV denken, de Maastrichtse Votten Vegers. Iemand belt op naar stadion de Geusselt over de aanvangstijd van de aanstaande wedstrijd. Erg druk is het niet meer daar. Krijgt hij als antwoord: “wienie kump ‘t uuch ’t beste oet?”
Ik ga nog één alineaatje door met de duikcursus:
“También se oferta:
-curso avanzado (continua con tu formación)
-Cursos de especialidades, divemaster: da tus primeros pasos en la actividad didáctica
-Salidas programadas: individuales o en grupos
-Bautizos de buceo: pruébalo o haz un regalo distinto y original
-¿Hace tiempo que no buceas? Curso de reciclado”.
Onder aan de aankondiging, vlakbij het telefoonnummer voor nadere informatie, wat heet, om je aan te melden, staat nog: “No me retires, admite la competencia” Alleen daarom al zou een mens toch meedoen!

Intussen begin ik langzaam maar zeker door te krijgen dat deze kerstbrief, zeker als ik de boekenbijlage meetel, en waarom zou ik dat niet doen, een van de langste weblogbrieven wordt sinds jaren. Hebben jullie iets te lezen onder de boom, als het stalletje met de ezel en de os begint te vervelen. Voor nu kunnen jullie het me doen, maar ook de komende week heb ik een brief voor jullie in petto, die ik als het lukt, op 27 december zal internetposten. Lukt dat niet, dan wordt het 2014, voordat ik weer van me laat horen. Morgen, 21 december, gaat de winter officieel in. Ik zou me, als ik in Nederland zou verkeren, maar stevig inpakken. Daar laat ik het bij, tot ziens, hasta luego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Ik heb de neiging om bij Nederlandse schrijvers vooral te denken aan mensen van de generatie voor mij, die intussen dood is: Elsschot, Carmiggelt, Bomans, Reve, Nescio en aanverwanten. Mensen van mijn eigen leeftijd kunnen er soms nog wel mee door, zoals Kroonenberg en van Dis, maar jonge gasten van nu, die moeten het toch nog leren... Wie weet om die reden ben ik nooit goed begonnen aan A.F.Th. (Adri) van der Heijden, hoewel die NB maar vijf jaar jonger is dan ik. Zijn “Doodverf” uit 2009 heb ik gelezen, omdat het in de thrillergids werd aanbevolen, en ik vond het nog te pruimen ook. Maar boeken zoals “Het leven van een dag” uit 1988 of “Advocaat van de hanen (De tandeloze tijd 4)” uit 1990 zijn aan mij niet besteed geweest. Twee jaar terug verscheen “Tonio” en toen al dacht ik: wat heb ik eigenlijk tegen de man? Toen ik het boek afgelopen oktober op een e-readerlijst zag staan, sloeg ik toe. Hier is mijn recensie van het bijna 500 bladzijden dikke boek over de dood van A.F.Th.’s zoon. De ondertitel is niet voor niets “Een requiemroman”.
Wat zal ik over de inhoud van het boek vertellen? Eerst maar iets over de auteur: de jonge Adri van der Heijden, uit Zuidoost-Brabant, verhuist na zijn Nijmeegse studie naar Amsterdam om daar zijn brood te gaan verdienen als schrijver. Zijn eerste boek (“Een gondel in de Herengracht”) verschijnt in 1978, als hij 27 jaar is (vijf jaar jonger dan ik). In 1980 gaat hij samenwonen met de acht jaar jongere Mirjam Rotenschreich, “Minchen”, een meisje uit een joodse familie. Ze is en blijft voor hem D&GA, deze en geen ander. Ze trouwen, als zoon Tonio, “Totò”, zich aandient. Hij wordt geboren in mei 1988; vlak daarop is de huldiging van het Nederlandse elftal als Europees kampioen voetbal. Het boek is een uitgebreide terugblik op het leven van de jongen.
We zien Tonio als het kleine kind dat leert lopen, op vakantie in Frankrijk op zoek naar stenen, samen met zijn vader boeken signerend, bij zijn vertrek van de lagere school, als hij zes jaar later zijn gymnasiumdiploma uitgereikt krijgt, nadat hij het huis verlaat om in De Baarsjes te gaan wonen samen met vriend Jim, als fotograaf in de dop (als Oscar Wilde staat hij op de kaft van het boek), tussen zijn andere vrienden Jonas, Dennis, Goscha en niet te vergeten Jenny. Tonio overlijdt op Eerste Pinksterdag 2010 in alle vroegte, als hij bij de ingang van het Vondelpark als fietser geschept wordt door een Susuki en met een gescheurde milt, kapotte longen en opgezette hersens in het ziekenhuis belandt. Enkele maanden later viert het Nederlandse elftal, alweer met een boottocht door de Amsterdamse grachten, zijn tweede plaats bij het wereldkampioenschap voetbal in Zuid-Afrika. En Adri en Mirjam durven dan pas eens te gaan kijken op de plek waar het ongeval precies heeft plaatsgehad.
Gedurende het hele boek is de schrijver en zijn vrouw (en ook de directe familie en vrienden) aan het proberen om de pijn van geen Tonio meer te hebben te boven te komen. In het begin is het een en al verdriet in het huis in de Johannes Verhulststraat, maar ook later, bijv. wanneer de grafsteen geplaatst wordt, vloeien de tranen rijkelijk en kan alcohol maar beperkt de pijn verzachten. “De dag 15 juni, is niet langer een verjaardag van Tonio, hoogstens zijn geboortedag. Bij een probleem is soms een oplossing mogelijk; Tonio’s dood is geen probleem, want iets eraan veranderen zit er niet meer in.”
Jullie hebben het waarschijnlijk al vermoed, ik vind “Tonio” van A.F.Th. van der Heijden een mooi boek, heel mooi zelfs. Wat is de toon treffend gekozen, er wordt weinig tot niets onbesproken gelaten, “Tonio” is geweldig volgens zijn ouders en zo hoort dat, maar gelukkig is het ook weer niet op iedere bladzijde kommer en kwel. Ik geef er een 8½ voor, een hoog cijfer. En die Adri van der Heijden is nog niet van mij af.>BR>
Dick Francis is voor mij een schrijver uit de oude doos. De Engelse ex-jockey werd geboren in 1920 en overleed op 89-jarige leeftijd op de Kaaiman Eilanden, waar hij zijn oude dag doorbracht. Heel vroeger heb ik wel enkele boeken van Francis gelezen, steevast over gebeurtenissen rond paardenraces, maar daar heb ik geen of nauwelijks herinnering meer aan. In mijn Palmese tijd kwam hij opnieuw in beeld met een stuk of vier boeken, die ik steeds kon waarderen. Daar kan ik nu “Come to grief” aan toevoegen. Het is uit 1995 en speelt uiteraard in Londen en de rest van Engeland. Hij kreeg er een Edgar Award voor, een Amerikaanse prijs voor de beste “mystery writer”.
Het boek is uit het leven van ene Sid Halley, ex-jockey zoals de schrijver zelf. Sid mist één onderarm en hand, omdat die verbrijzeld is. Dat belet hem bepaald niet om uit te zoeken wie verantwoordelijk s voor het afhakken van een voet bij verschillende jonge paarden. Eentje is van de 9-jarige zieke Rachel Ferns, met wie hij een speciale band ontwikkelt. Sid Halley hoeft niet in zijn eentje achter de boeven aan. Hij krijgt hulp van o.a. zijn voormalige schoonvader, admiraal Charles Roland, speciale ambtenaar Archie Kirk en politieman Norman Picton. En in de coulissen zie ik ook tiener Jonathan zijn bijdrage leveren. Aan de verkeerde kant van de streep staan mensen als Owen Yorkshire van Topline Foods en nog meer Ellis Quint, ook een ex-jockey, en diens vader Gordon. Laat ik mijn lijstje namen deze keer afsluiten met twee journalisten van dagblad The Pump, Kevin Mills en India Cathcart, die wel iets aardigs hebben. En lost Sid Halley de misdaad op? Ja zeker, maar dan is er wel eerst het nodige water naar de zee gedragen.
“Life’s a bugger”, is dat de Engelse versie van “het leven is een pijp kaneel”? In “Come to grief” kom ik het zinnetje een aantal keren tegen. En laat ik nou eens niet de eerste, maar de laatste zin van het verhaal, op bladzijde 356, citeren: “Regret, loss, acceptance and relief; I felt them all. I grieved for Ellis Quint”. Er is iets met de boeken van Dick Francis, die ze steeds weer boven de middelmaat laten uitstijgen. Concreet, “Come to grief” is voor mij een mooi boek, misschien niet zijn allerbeste, maar in ieder geval goed genoeg om het, alweer, een volle 8 als recensiecijfer toe te kennen. En dus laat ik het niet bij de boeken die ik al heb gelezen, maar ga op zoek naar nog weer andere van Dick Francis. Marion (de Mooij), jij als fan van paarden en van de boeken van de man, welke vind jij erbovenuit steken, wat is jouw top 10 van hem? Dan ga ik me de boeken daaruit, die ik nog niet gelezen heb, eens aanschaffen.

Wie een hele week heeft om boeken te lezen, veel meer heb ik niet te doen, moet niet raar opkijken als hij of zij nog een derde uitheeft. En dus kan ik jullie ook nog mijn gefundeerde indruk van “Lustrum” geven. De schrijver, Robert Harris, heeft echt verschillende noten op zijn zang, als het over de plaats en periode gaat waarin hij zijn boeken situeert. Een daarvan, een aantal keren toegepast, is Rome zo’n twee millennia terug. Twee daarvan gaan er over Cicero. Eerder kwam hij met “Imperium”, over Cicero als advocaat vlak voordat hij het tot consul bracht. Zijn slaaf en secretaris Tiro doet in het boek verslag van het proces tegen Verres en andere onverkwikkelijke zaken uit die tijd. Deze week bespreek ik het vervolg daarop, door Robert Harris gepubliceerd in 2009.
“Lustrum” begint, als Cicero consul wordt, samen met ene Hybrida, voor de periode van een jaar. Er is van alles gaande in de stad, met in de senaat (600 man) vooral twee kampen: de patriciërs, rijken, onder aanvoering van o.a. Catulus, Isauricus en Hortensius, en aan de andere kant de plebejers, volksen, met o.a. Caesar, Catilina en Crassus. Terzijde, die Crassus is niet alleen een etter van een man, maar ook stinkend rijk. Net consul wordt Cicero geconfronteerd met van alles; vooral het afslaan van de aanval op de stad van Catilina en diens trawanten geeft hem grote kopzorgen, bezorgt hem later ook roem. In het tweede deel van het boek komt ene Clodius steeds meer voor het voetlicht, eerst als carnavalist (maak ik ervan) en later als volkstribuun. Hij brengt Cicero op het einde van het boek opnieuw in de problemen en niet zo’n beetje ook. Julius Caesar wordt intussen steeds belangrijker en vergeet niet ook de rol van veldheer Pompeius de Grote, de Hoeder van Land en Zee, als die uit het Midden-Oosten naar Rome terugkeert om daar de baas te spelen. Dames zoals Terentia, Mucia en Clodia spelen een ondergeschikte rol, Net als Don Quijote is het boeken een avonturenroman, maar er wordt wel hoog spel gespeeld met de nodige doden. Mag ik het daarbij laten?
Boeken van Robert Harris zijn aan mij welbesteed; dat geldt ook voor “Lustrum”. Het heeft wel wat om je hele verhaal te laten optekenen door je secretaris, Tiro. Cicero komt over als een geslepen politicus, die vooral de gave van het woord heeft, als hij het opneemt tegen gewezen veldheren, rijkaards en volksmenners, zie boven. Het gebeurt in dit boek met weinig gelach, in dodelijke ernst en op zijn tijd ook wapengekletter. Jullie willen een cijfer? Ik geef voor “Lustrum” van Robert Harris als vervolg op “Imperium” een 7½. Het boek is m.i. best wel geslaagd, maar zijn beste boek vind ik het niet.

vrijdag 13 december 2013

Weblogbrief 9.09, 13 december 2013

Weblogbrief 9.09, vrijdag 13 december 2013

Als ik Ary Malando was geweest, die van het tango-orkest, zou “¡Olé, guapa!”, zijn succesnummer uit 1946, wellicht een mooi begin van deze brief zijn geweest, of liever nog “¡Olé, guapos!”. Helaas, ik ben hem niet, dus begin ik deze keer gewoon met “tururú”, retteketet. Tururú, volgens mijn onvolprezen woordenboek is dat een onomatopee, afgeleid van een dierengeluid, maar van welk dier dan, een miereneter? Ik neem aan dat in Nederland de daken van de huizen weer schimmelvrij zijn, de schoorstenen pietvrij en dat de hele sinterklaasmeute weer koers naar Spanje heeft gezet. We mogen definitief op de kerst aan. Mijn bijdrage daaraan, voor het moment, is brief 9.09. Hier-is-t-ie.

Laat ik beginnen met terug te komen op de film, de documentaire, die Noé mij dringend aanraadde te bekijken. Op mijn favoriete filmsite IMDb had ik hem afgelopen maandagmiddag op de universiteit direct te pakken. Hij heet inderdaad “Searching For Sugar Man”, is uit 2012, heel recent, en de regisseur is ene Malik Bendjelloul. De documentaire is 86 minuten lang en wat kreeg hij voor cijfer van IMDb? Een 8.1, wat er inderdaad op duidt het iets bijzonders is. In het faculteitsgebouw ga je naar You Tube en voordat je het goed en wel beseft, zit je op een laptop, die van Cristina, naar de complete film te kijken. Ik deed er een Engelstalig onderschrift bij om niets te hoeven missen.
Waar gaat hij over? In Detroit woont begin jaren 70 een folkzanger, (Sixto) “Sugar Man” Rodriguez, van afkomst een Mexicaan. Hij treedt in de cafés en dergelijke op, zoals Bob Dylan in zijn vroegste jaren in New York ook deed. De volgende stap in zijn carrière wordt gezet, als Rodriguez gecontracteerd wordt door platenmaatschappij Sussex, uit Hollywood. Hij maakt twee LP’s: “Cold Fact” in 1971 en “Coming From Reality” in 1973, maar blijft volkomen onbekend; zijn platen verkopen voor geen meter. En dan is het einde verhaal voor Sussex, terwijl Rodriguez al bezig is om nieuwe nummers te maken voor zijn derde, nooit afgemaakte LP. En nou komt het: ook in het buitenland doen zijn platen niets, behalve in Zuid- Afrika, daar wordt hij, zonder dat hij het zelf weet, een hit. Ook de baas van Sussex, Clarence Avant, heeft daar geen weet van. Er gaan in Zuid-Afrika maar liefst een half miljoen platen over de toonbank, Rodriguez zou zich overigens na zijn tweede flop in de VS voor zijn kop geschoten hebben.
Toch gaat een (blanke) journalist er veel later, in 1997, nog eens achter aan. Dan blijkt dat Rodriguez helemaal niet dood is, maar gewoon nog steeds in Detroit woont, Hij heeft zijn oude werk in de bouw maar weer opgepakt, als hij van zijn muziek niet kan leven. Als hij in 1997 hoort dat hij zo beroemd is (geweest) in Zuid-Afrika, is dat een volkomen verrassing voor hem. Hij wordt vervolgens naar het land gehaald en op 6 maart 1998 geeft hij in Kaapstad een pracht van een concert met al zijn oude nummers. Door de 5000 mensen in de zaal wordt hij bejubeld en na het eerste concert volgen er nog vijf en later nog eens tientallen. In Zuid-Afrika was en is Rodriguez een “hero” (en in de VS zoals zoveel artiesten een “zero”).
Mooi, hè, dit verhaal. De bijnaam van Rodriguez is “Sugar Man”, zo heet et eerste nummer van zijn eerste LP. Wie dat leuk vindt, moet de documentaire “Searching for Sugar Man” zeker eens gaan bekijken. De film doet me denken aan die van Wim Wenders in 1996 die Ry Cooder volgt, op zoek naar intussen bejaarde jazzartiesten op Cuba met als uitkomst een pracht van een plaat, “Buena Vista Social Club” en een bijbehorende film. Harry zal ongetwijfeld de nodige voorbeelden kunnen geven van Nederlandse artiesten die volgens hem best wel goed waren, maar het niet gemaakt hebben. Had hij niet een mooi voorbeeld van een zanger uit Heerlen, bij wie hij afgelopen zomer nog eens langs is geweest? En in Myanmar bijv. kocht ik de muziek van een Deense groep die vooral daar in de buurt uiterst bekend was en verder nauwelijks.

En dat gezegd hebbend is het wel hoog tijd voor een muziekje. Ik begin deze keer met een rijtje nummers op de trekzak. En die komen nou eens niet uit Argentinië, Texas, Italië, de Amsterdamse Jordaan of “wie sjoen us Limburg is”. Jullie krijgen van mij een plaat uit de lichtstad vroeger, meer precies de cd Accordeon Paris 1913-1941, deel 1. Ik kreeg die van Rocky en kijk zo maar aan tegen 24 keer “hel oud”. Als bijzonderheid staat er bij ieder nummer aangegeven of het om een polka, een paso doble of, vooruit, een mazurka gaat. Is dat niet handig voor mensen als ik die moeite hebben om een dans na enkele maten al te benoemen? En niet getreurd, op ongeveer de helft van de nummers kan gewalst worden.

De plaat uit Parijs is een opmaak voor mijn artiest van de week: Salif Keita. Ibrahim, vaste gast van café de Poort in Maastricht, legde mij omstandig uit dat mijn Afrikaanse minicollectie muziek niet door de beugel kon zonder een bijdrage van deze zanger. En Marcel wist het mij te bevestigen: die Salif Keita hoort er gewoon bij. De man is van Mali (net als Ali Farka Touré en Toumani Diabaté) en daarbij een albino, wat hem door zijn omgeving niet in dank werd afgenomen. Al vroeg begon hij met muziek maken en dat werd alleen maar meer, toen hij in 1984, hij was toen 35 jaar, naar Parijs verhuisde. In 2000 keerde hij terug naar hoofdstad Bamako van Mali om daar zijn muziekcarrière voort te zetten. In totaal staan tot dusver, hij is nu 62, zo’n 16 of 17 soloalbums op zijn naam.
Ik naar Centre Ceramique deze zomer, of daar wat lag. Zonder probleem kon ik vijf cd’s van de man bemachtigen plus een dvd’tje dat ik thuis een keer met plezier heb afgespeeld. Hier zijn ze:
(1995) Folon
(1999) Papa
(2001) Sosie
(2005) M’Bemba
(2009) La Différence
“We” hebben het dan over 4 uur en 19 minuten Salif Keita, 47 nummers van gemiddeld 5, 5 minuut (dat heb ik net voor jullie uitgeteld). Mooi vind ik ze alle vijf, neem bijv. “La Différence” uit 2009, met nummers als “Seydou”, “Folon” en “Ekolo D’Amour”. Maar als ik echt moet, ga ik voor “Sosie” uit 2001. Om die reden ontvouw ik die cd verder; hier zijn de tien nummers van “Sosie” op een rijtje:
01. Noir Et Blanc
02. Chanter Pour Ceux
03. Pars
04. Ignadjidje
05. Avec Le Temps
06. Le Lac Majeur
07. Je Suis Venu Te Dire
08. La Sud
09. La Valse Des Lilas
10. Tanganika
Wat is die Salif Keita een aanwinst, maar let bij “Sosie” en de andere platen ook eens op het dameskoortje, fantastisch. De meiden op bijv. “Ignadjidje” vind ik meer dan zo een beetje gracieus. Die dragen het nummer!

Het moest er een keer van komen, ook al ben ik waarschijnlijk de enige die deze alinea interessant vind. Voor diegenen van jullie die hier nog nooit geweest zijn, is het ongetwijfeld een alinea die jullie het beste helemaal kunnen overslaan. Van mijn huis naar de twee gebouwen van El Corte Inglés is het 10, 11 minuten lopen, heb ik – freak als ik ben - uitgeteld. Ik kan erheen via verschillende straten, bijv. de Secretario Artiles, of de 29 De Abril. Oninnig vraagje aan jullie: als ik van bij mij uit gewoon rechtdoor erheen loop, welke straten kruis ik dan achtereenvolgens? Hier komen ze, het “calle” bij de straten laat ik maar weg:
00. Luis Morote
01. Ripoche
02. Nicolás Estévanez
03. José Franchy Roca
04. Martínez De Escobar
05. Isla De Cuba
06. Lucas Fernández Navarro
07. Cirilo Moreno
08. Montevideo
09. Ruiz De Alda
10. Manuel Durán
11. José Meso Y López
Aanstaande vrijdagavond, vanavond dus, ga ik naar restaurant Don Quijote in de calle Diderot. Een gangbare route is eerst naar de José Meso Y López lopen en dan naar rechts, een klein stukje in de richting de Plaza De España en naar weer naar rechts. De calle Diderot loopt door tot aan (vlakbij) de Plaza Farray. Bijna aan de Guanarteme ligt het restaurant. Ik zal jullie volgende keer vertellen of ik er genoeg te eten en drinken heb gekregen.
(En nou de Corte Inglés winkels toch voorbij gekomen zijn, de kelder in de noordelijke winkel was bij mijn weten de enige plek in Las Palmas waar tot aan deze winter blikjes Schweppes Light Naranja, sinaasappelsmaak, verkocht werden. Nu is het spul ook daar net meer te krijgen en ben ik aangewezen op Clipper Light dan wel Fanta Zero. Wat een probleem! Ik heb, denk ik, nog een laatste kans, bij de Hipercor op de Guanarteme helemaal bij Las Arenas. Ik zal daar zeker eens gaan kijken en mochten ze hem daar wel nog verkopen, dan laad ik zo maar een paar tassen vol met blikjes om me daarmee en met de taxi naar huis te begeven.)

Als je in de bus zit, komt er van alles langs dat je anders misschien niet zou opmerken. Deze week keek ik weer eens naar het gebouw van justitie schuin tegenover de begraafplaats van Vegueta. Wel is naast de begraafplaats een ouderwetse, openbare middelbare school, C.P. Cervantes.
Ik beloofde jullie eerder om terug te komen op het vierkoppige monster van een gebouw van justitie, als daar nieuw leven in de brouwerij kwam. Ik weet niet of het al officieel geopend is, maar vanuit de bus zag ik – in ieder geval op de begane grond van diverse delen van het gebouwencomplex - Palmezen rondlopen; ook voor de hoofdingang was er actie gaande. Vooruit, dat doet maar, maar vind ik het gebouw een aanwinst? Dat staat nog te bezien, mijn eerste indruk is niet positief. T.z.t. zal ik eens binnen voor jullie gaan kijken.

Ton houdt me met graagte op de hoogte van allerlei nieuwtjes uit de provinciestad Maastricht. Ik vertelde jullie eerder over de opening van restaurant “Le Bon Vivant” op de Capucijnenstraat. De eigenaar had het toen gewaagd om even een rode loper uit te leggen zonder dat hij daar vooraf t van de gemeente toestemming voor had gekregen. Twee Boa’s wisten niet hoe snel ze toen een bekeuring moesten uitdelen.
Intussen zijn we een paar weken verder. Een dergelijke kans om Boa’s door het slijk te halen liet en laat de rare eigenaar van een tweedehands boekwinkel in de Rechtstraat, Ton Stillen, zich niet ontgaan. Hij was ten onrechte eerder beboet, toen hij voor zijn deur op een stoel gezeten een glas wijn dronk. Nu heeft hij ervoor gezorgd dat meer dan de helft (ik citeer Ton) van de winkels in de straat een rood lopertje voor hun deur heeft liggen. En de Boa’s, bang als ze van hem zijn geworden, houden zich op veilige afstand.

Ik heb er nog een van Ton, maar die zullen jullie wel al uitgebreid bediscussieerd hebben in het café, op een verjaardag of zo maar om wat te roddelen te hebben. Onze burgervader Onno Hoes, een homo, zou zoenend met een “toy boy” (volgens de Limburger) van 24 jaar gesignaleerd zijn in de hal van een hotel in de stad, hotel Maastricht geloof ik. Een paparazzo heeft er een foto van gemaakt, die op de televisie is uitgezonden. Het land, nou vooruit, de stad was vervolgens in rep en roer. De ene helft van Maastricht, rep, lachte zich vervolgens een rolberoerte en de andere helft, roer, spreekt er nog steeds schande van. Zou hetzelfde gebeurd zijn, als bijv. Gerd Leers gefotografeerd zou zijn, terwijl hij uit een Haagse hoerenknal naar buiten kwam of is het toch gewoon de kift, dat het weer een homo moet zijn die over de schreef gaat? Intussen heeft Albert Verlinde, een bekende televisie- en theaterpersoonlijkheid en al 22 jaar de man van Onno, het hem vergeven, begrijp ik. Nou het conservatieve volksdeel nog.

Ik heb een akelige mededeling voor de mensen die met mij al eens een eetbezoek hebben gebracht aan wok- en grillrestaurant Hong Kong aan Las Canteras, de bekendste Chinees hier. De verbouwing van de zaak, op hetzelfde oppervlak, is voltooid. De zaal is weer open, maar de prijs om daar te eten is drastisch omhoog gegaan. Betaalde je tot voor kort 6 euro 50 plus BTW voor een complete maaltijd, nu is dat 9 euro 80 (en voor kinderen 5 euro 80). Ik denk dan: is er tussen de Chinezen een onderlinge afspraak gemaakt over de prijsverhoging en volgen de andere Chinese restaurants binnenkort? Of wordt de concurrentie nog moordender? De tijd zal het leren.
Even verderop, bij kelderetablissement El Ancla, maakt op een hoog een tweetal dames reclame voor zichzelf en de Thaise massage. De verschillende borden ter illustratie van hun nering zijn niet helemaal je dat. Eentje heeft het bijv. over “body scurb” met een bijbehorend plaatje van een vrouwenlijf dat het zeer te verduren heeft. Moet dat niet “body scurf” zijn, “scurf” is roos, huidschilfers? Grapje, er zal wel “body scrub” bedoeld zijn.

Een brief van mij is niet compleet, als ik niet ook iets over mijn straat meld. Afgelopen zondag was het Maria Onbevlekte Ontvangenis en dat is hier een officiële feestdag van oudsher. Als de “Inmaculada Concepción” op zondag valt, krijgen de schoolkinderen kennelijk de dag erop vrij, want afgelopen maandag was het op mijn buurschooltje van de nonnen opvallend rustig. Gelukkig is het sinds dinsdag weer “business as usual”.
Op mijn stukje van de Luis Morote hebben de diverse dreklui van ”vuelve a latir” en ”limpieza” en niet stilgezeten, ondanks dat ik een paar keer een flinke regenbui op mijn dak heb gekregen. Er zijn ook echte tegelzetters actief. Die zijn nu druk doende om de palmbomen permanent te bewateren en direct om de bomen heen stenen te leggen.
De cafetería van Carlos is gespaard gebleven. Eerder vertelde ik jullie dat bij hem voor ook een nieuwe boom was geplant, maar dat die al na een dag bijna al zijn palmbladen kwijt was; wie zou dat nou op zijn geweten kunnen hebben? “Zijn” palmboom in wording is intussen definitief weggehaald en daarvoor in de plaats liggen de bekende grote roze tegels ook voor de zaak. Is hij toch de dans ontsprongen en heeft hij nu een keurig aansluitend terras van vier tafeltjes buiten. En daar zitten van ’s ochtends vroeg tot zeg half 10, 10 uur ’s avonds mensen aan de koffie, het bier en zelfs aan de hapjes zoals “jamón serrano, muy rico”. Die kunnen sinds donderdagmiddag ook genieten van de vele tientallen blauwe lampjes in alle lantaarnpalen.

Mijn Spaanse lesje mag niet ontbreken. Het komt deze keer van het grote bord bij de in- en uitgang van de oude faculteit. Ik neem aan dat iemand die gelieerd is aan “Studio Figura” op Siete Palmas, de uitnodiging om daar eens langs te gaan op het bord heeft opgehangen. En ik heb hem er even afgehaald om jullie op de hoogte te brengen van wat die Studio wel niet vermag. Ik houd het kort, maar krachtig:
“Lo invitamos a probar un tratamiento reductor de volumen, reafirmante y tensor de piel (Sesión 60 Min).“ Ernaast staat het logo van de zaak, een volslanke dame in het wit tegen een bruine achterrond. Rechts op het foldertje vind ik een voorbeeld bij van een meisje dat de hele behandeling daadwerkelijk geprobeerd heeft. “Resultados de las pruebas tras completar les sesionos: la cintura menos 4cm, antebrazo menos 4cm, caderas menos 3cm.” Daar moet ik het mijne van weten, denken jullie dan ongetwijfeld. Wie wil daar niet aan meedoen, bijv. aan de “linfodrenaje, eliminación de las toxinas, disminución de la celulitis, refuerza el sistema inmunitario, normalización del tono de los músculos.” En het programma kent een op het individu toegesneden aanpak, met zijn “corrección de las zonas problemáticas dependiendo del tipo de la figura” Mooi, toch? Rest me nog jullie het telefoonnummer van Studio Figura te geven, (0034) 637 108 115 voor het maken van een eventuele afspraak.

Voor de (denkbeeldige) mensen die bovenstaand Spaans lesje te weinig vinden, doe ik er nog een kleintje bij. Donderdagavond liep ik op het stuk Meso Y López voorbij Plaza De España. Daar keek ik naar binnen bij een dure winkel, die gespecialiseerd was in rauwe ham. De slagzin boven een soort van barretje wil ik jullie niet onthouden: “Como una planta la alegría. Caen muros, peñascos se cierran los abismos. Nace el canto.” Ik deel een tien met een griffel uit voor de juiste vertaling van die wijsheid.

Heb ik aldus genoeg zijn best gedaan? Dan mogen jullie nu terug naar “af”. Is het al tijd voor een kerstgedachte? Nee? Dan wacht ik daar nog even mee. Verwacht mijn volgende brief niet eerder dan over een week, op de verjaardag van Damaris. Voor nu, “mantenga la sangre fría”, houd het hoofd koel, en vat eens een koe bij de horens. Een koe? Moet dat niet een stier zijn: “coge el toro por los cuernos”. Ik wens het jullie, tot ziens maar weer, hasta luego, jullie PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Mijn eerste boek is er een van de Stockholmse thrillerschrijfster Inger Fridmansson, intussen 69 jaar, dus “gran dama” zouden we hier zeggen. Mij bekruipt het gevoel dat moordboeken nogal eens niet door jonkies geschreven worden, dat de nodige rijpheid, wijsheid geen kwaad kan. Het boek dat ik van haar las op mijn e-reader, is uit 1998 en in vertaling uit 2003; het heet “Welterusten, mijn liefje”. De locatie is Stockholm en omgeving, met een uitstapje naar Maleisië (volgens Trudie’s moeder zaliger is het Malijsië met een langgerekte ij).
Het kostte mij enige tijd om het boek wijs te worden en hoofd- en bijpersonen uit elkaar te houden. De hoofdpersoon is ene Justine Dalvik, nu 45, de dochter van de overleden Sven Dalvik en zijn Franse vrouw. De moeder gaat al op vroege leeftijd henen, haar rijke vader zet het imperium van Sandy pastilles voort, met zijn secretaresse Flora als tweede vrouw. En met die Flora kan de geestelijk enigszins gestoorde Justine het bepaald niet vinden, al niet als kind en als ze als tiener in verwachting raakt en een dode baby baart, en in haar verdere leven net zo min. De kommer en kwel met haar stiefmoeder houdt voor Justine pas op, als Flora na een beroerte in het verpleeghuis belandt. Terug naar Justine, die heeft het jaar ervoor haar vriend Nathan Gendser verloren op een junglereis in Maleisië en woont nog steeds, met haar vogel Fritz, in het grote ouderlijke huis.
Ik maak als lezer kennis met verscheidene mensen, met wie Justine in het boek contact krijgt. Eentje is een meisje van school vroeger, Berit Blomgren, die haar destijds nogal pestte, maar aan wie ze nu gezelschap heeft. Berit vertelt haar over haar bepaald niet geslaagde huwelijk met Tor en de onoverkomelijke problemen op de boekuitgeverij waar ze werkt. En dan is Hans Peter Bergman, nachtportier in een hotel, voor wie Justine gaande het boek meer dan een gewone belangstelling gaat koesteren. Vallen er ook doden, wordt er wel genoeg gemoord? Dat gebeurt vooral in het laatste stukje van het boek; dan verschijnt zelfs politieman Hans Nästman op het toneel. Ik ben dan al bijna door de 256 bladzijden heen.
Laat ik zoals altijd eerlijk zijn, “Welterusten, mijn liefje” van Inger Frimansson is me niet meegevallen. Het duurde even voordat ik echt doorhad dat Justine de hoofdpersoon was, en ik haar duidelijk kon onderscheiden van andere karakters, zoals Flora, Nathan, Berit en Hans Peter, zie boven. En dan had ik aanvankelijk ook nog enige moeite met de verschillende tijdstippen: wanneer speelde wat precies? Dat had m.i. best iets duidelijker gekund of was ik misschien niet helemaal bij de les. Ik houd vol dat de schrijfster het mij beter had kunnen uitleggen. Omdat ik de recensent ben, kies ik voor om een tanende waardering voor het boek. En dat zien jullie terug in mijn eindbeoordeling; ik kom niet verder dan een 6 voor “Welterusten, mijn liefje”, een voldoende, maar niet meer. Ik heb er nog een van Inger Frimansson op mijn e-reader; dat zet ik even in de wachtkamer.

Don Winslow, ook al weer 60, is een van mijn favoriete thrillerschrijvers. Zijn boeken spelen allemaal in Zuid-Californië, maar de man schroomt niet om af en toe eens over de grens met Mexico te kijken. Vlak voordat ik op 1 november afreisde naar Las Palmas, vond ik bij De Slegte, Polare, in Amsterdam een boek van Don Winslow dat ik nog niet had. Zijn “Savages”, boek 2 van deze week, dat zo ongeveer op de grens van Mexico en de VS speelt, is van heel recent, van 2010 of daaromtrent.
Het boek vertelt het verhaal van twee mannen, eentje een beetje een alternatieveling, Ben, en de ander een doorgewinterde vechtjas, Chon, die de beste weed van de streek verbouwen en verkopen. Ze zijn intussen schat- en schatrijk ervan en over wegen serieus om een iets anders te beginnen, bijv. een bedrijf in groene stroom. Hun beider dame is een prachtvrouw, O, voluit Ophelia, ondanks haar moeder, PAQU, Passive Aggressive Queen of the Universe. De opponent in het verhaal is het Baja Cartel van Elena Sanchez Lauter, Elena La Reina, met als Californische vertakking een club rond Miguel Arroyo Sanchez, Lado. Om Ben en Chon te dwingen om hun dope aan het Baja Cartel leveren, ontvoert die groep O, dreigt haar te onthoofden. Ben en Chon willen O eerst uitkopen, voor twintig miljoen dollar, deels met geld van het Cartel zelf. Als dat onvoldoende succesrijk is, kidnappen ze Magdalena, de favoriete dochter van Elena, en gaan tot de aanval over.
Het boek “Savages” telt nagenoeg evenveel hoofdstukken als er bladzijden zijn, resp. 290 en 302. Het eerste het beste bestaat uit zegge en schrijve twee woorden: “Fuck you”. Zo herken ik Don Winslow direct. Als vanouds maakt hij er een potje van, waarbij op een lijk meer of minder niet wordt gekeken. Volgens Janet Evanovich is dit zijn beste boek totnogtoe en John Harvey zegt erover: “A frighteningly convincing depiction of big-time drug cartels at work”. Wie ben ik om daar nog iets aan toe te voegen. “Savages” van Don Winslow gaat, zoals jullie al hadden kunnen vermoeden, met een hoog recensiecijfer terug de kast in, een volle 8. En zeker ga ik op zoek naar nog weer andere boeken van de auteur van wie ik er al zo’n tien heb.

maandag 9 december 2013

Weblogbrief 9.08, 9 december 2013

Weblogbrief 9.08, maandag 9 december 2013

“¡Buenos amigos, queridos días!” Goedendag, beste vrienden, maar dan op zijn toeristisch. Terzijde, goedendag als uitroep is “¡Pero bueno!” volgens mijn woordenboek. En wat is een goedendag nog meer? Een ouderwetse knots, in het Spaans “maza”! Conform mijn belofte van afgelopen dinsdag kom ik er opnieuw in met een vrolijke brief, dat spreekt. Ga er maar voor zitten.

Zijn jullie de Sinterklaas goed doorgekomen? Heeft hij voldoende “gereden”? Heeft Piet zich niet te racistisch opgesteld? En hebben jullie de pyjama die je in je verlanglijstje had gezet, ook gekregen? Oké, dan kan ik nu beginnen met mijn muziek van de week, want een plaatje hoort er m.i. nog altijd bij.
Afgelopen zomer leende ik in Centre Ceramique de laatste cd van Lucinda Williams, ook al weer 60 jaar jong. In 2011, twee jaar terug, kwam ze met “Blessed”, waarop volgens mijn bronnen Elvis Costello zijn partijtje meespeelt. Thuis bleek er nog een video bij te zitten ook, van een optreden ergens in de VS. Dat heb ik met plezier een keer afgespeeld. Het is en blijft een struise dame, die de nummers aan elkaar rijgt of het allemaal niks kost. Op lange pauzes kon ik haar niet betrappen. Hier zijn de twaalf nummers van “Blessed”:
01 Buttercup
02. I Don’t Know How You’re Livin’
03. Copenhagen
04. Born To Be Loved
05. Seeing Black
06. Soldier’s Song
07. Blessed
08. Sweet Love
09. Ugly Truth
10. Convince Me
11. Awakening
12. Kiss Like Your Kiss
Vind ik de cd wat? Zijn er nummers bij die een beetje kunnen tippen aan meesterwerkjes zoals “Essence”, “Blue” of zelfs “Lake Charles”? De dame is langzamerhand steeds meer een trekpaard; de nummers van deze cd moeten e cht word voor woord uit haar mond getrokken worden. Ik heb vier uitschieters: “I don’t know how you’re livin’”, “Copenhagen”, “Seeing black” en “Ugly truth”. Een aparte zangers blijft het, Lucinda Williams, ook met “Blessed”.

Ton ik afgelopen dinsdag naar het oude faculteitsgebouw ging, zag ik allereerst een nieuwe reclame op mijn gele bus staan: “Dejate ver. Esta guagua la ven 100.000 personas diaria.” Ze is zeker niet verkeerd. In goed Nederlands staat er: Laat je zien. Deze bus zien 100.000 personen iedere dag. Op het laatste stukje naar de faculteit kwam ik zoals altijd langs café La Polilla, de mot, en vroeg me toen af: wat is een mottenbal in het Spaans? Geen “balón” of “pelota de polilla” of zo. Ik heb het moeten opzoeken, een “bola de naftalina”.
Bij de hefboom buiten bij de universiteit dacht ik: hoe heet het grote gebouw precies tegenover de zijkant van het San José-ziekenhuis en mijn gebouw? Ik kwam helaas niet verder dan de naam op de poort daar: “Instituto E.S.”. Weet iemand van jullie waar dat E.S. voor staat? En nou ik toch bezig ben: wat is de officiële naam van het oude faculteitsgebouw? Daar kwam ik wel direct achter. De naam staat in grote hoofdletters gebeiteld in de muur bij de ingang: “Cabildo Insular De Gran Canaria. Patronato Del Colegio Universitario De Las Palmas”.
Ik ging monter het patronaat binnen, zag dat Lluis er op de tweede etage niet was en werd vervolgens ook op de zesde etage teleurgesteld. Om 2 uur, ik heb het gecontroleerd op de computer van Cristina, was ik de enige aanwezige van de afdeling van Lluis. Ik verstuurde op Cristina’s computer mijn brief 9.07 en daarna nam ik mijn e-mail door. Ton had een lezing voor me van Robbert Dijkgraaf, gehouden op 28 november. Dijkgraaf was helemaal van Princeton overgekomen naar De Wereld Draait Door op Nederland 3 om Albert Einstein uit de doeken te doen. Ik vond zijn praatje van drie kwartier zo stichtend dat ik jullie er graag iets over wil vertellen.
Albert Einstein, de bekendste wetenschapper van de vorige eeuw, met een snor en een weelderige bos haar op zijn hoofd, is geboren in 1879 in een Zwitserse joodse familie. Hij kon niet echt goed leren, was meer zijn eigen fantasie en verbeelding bezig dan met het van buiten leren van allerlei boeken. Na de middelbare school ging hij wis- en natuurkunde studeren en eindigde, wel met een diploma, als slechtste van zijn klas. Na de nodige sollicitatiebrieven geschreven te hebben kon hij als ambtenaartje in Zürich op een patentbureau aan het werk. Daar werd hem, dwars, eigenwijs en creatief als hij was, wel de rust gegund om over natuurkunde na te denken, met name over het begrip tijd. Volgens de jonge Einstein dachten we verkeerd over tijd; volgens hem wordt de tijd langzamer als we in beweging zijn. Hij is daarin later gesteund nog door zijn mentor Lorenz uit Nederland.
In 1912 verhuisde Einstein naar Berlijn, waar hij zich vooral met de zwaartekracht ging bezig houden. Hij kwam met nieuwe ideeën over ruimte en tijd, de derde en vierde dimensie en die maakten hem een bekendheid. In de jaren 20 was hij in het Duitse taalgebied een echte kamergeleerde, die in 1929 zelfs de Nobelprijs kreeg, voor zijn voortzetting van het werk van Niels Bohr ten aanzien van de kwantumtheorie. Uit die tijd stamt zijn beroemde formule E=mc2: de energie van iets is gelijk aan zijn massa maal zijn snelheid in het kwadraat. Einstein ontpopte zich daarnaast tot een spreekbuis van de antisemitische beweging. In 1933 werd de grond hem in Duitsland te heet onder zijn voeten en verkaste hij naar Amerika. Daar bleef hij in Princeton actief, tot hij in 1955, op 76-jarige leeftijd, overleed. Dijkgraaf noemt in zijn college tenslotte nog verscheidene andere wapenfeiten van Albert Einstein: zijn idee van “zwarte gaten” en van het uitdijende heelal.

Op de terugweg dinsdag met “guagua doce” naar het parkje bij Castillo de la Luz, waar ik me met mijn boek wilde nestelen, dacht ik: hoe zeg je in het Spaans eigenlijk “uitholling overdwars”? Net als in Nederland zie je hier nogal eens van die driehoekige borden met een rode rand om een wit vlak en in het midden een horizontale streep met een bult in het midden. Zo’n verkeersdrempel is een “badén” volgens mijn woordenboek. Zou de doorsnee Spanjaard weten wat dat is?

Bij mij tegenover in de Luis Morote staan naast elkaar twee grote flatgebouwen, allebei met op begane grond een winkel en daar bovenop zes etages met links en rechts appartementen. Links is beneden uitgerust met een parfumwinkel van Arkay en zijn alle twaalf appartementen voorzien van een glazen balustrade, of het nu om de zes dichte gaat dan wel om de zes open appartementen met een balkonnetje. In het rechter gebouw, met beneden snuisterijenwinkel Esardas en in de kelder voormalig café El Escudo, is dat anders. Niet alleen is de balustrade veel eenvoudiger uitgevoerd, wat stangen en niet meer, er zijn drie dichte appartementen, waar helemaal geen balustrade is. Van de andere negen zijn er vijf dicht met balustrade en vier met een balkonnetje. De laatste hebben uiteraard een balustrade, anders zou er zo maar iemand omlaag kunnen kegelen.

Een avondje met Noé is steeds een gebeurtenis. Afgelopen donderdagavond, voor de vrijdag, de Día de la Constitución, was het weer eens zo ver. We hadden om 8 uur afgesproken bij Tasquita Cambullonera en dus zat ik al ietsje eerder op de bank bij calle Ferreras, Kreeg ik een sms’je, twee zelfs, waarin hij me uitlegde dat het uiteindelijk het een uurtje later werd. Een klein stukje terug ben ik toen maar eens de kersverse kerstboom gaan bekijken. Ik schat hem ongeveer 15 à 20 meter hoog, vooruit 18 meter, stampvol met minuscule witte lampjes en aan de top geen piek, maar een vuurrode grote zespuntige ster. Zou ik ook alvast de “belén de arena” gaan bekijken, tussen de vele honderden mensen die op de eerste de beste dag al present wilden zijn. Nee, daar wacht ik nog even mee, thuisfront, tot de kerst zelf (en voor de komst van Los Reyes Magos zelfs tot vlak voor Driekoningen?). Ik liep daarna terug naar mijn bank bij de calle Ferreras. De versiering in die straat, net ontstoken, hing er eveneens prima bij.
Te vroeg zat ik aan het bier bij Tasquita Cambullonera. Om 9 uur kwam Noé dan toch aanzetten. Hij was verlaat, omdat hij ergens in het noorden van het eiland een laatste duikerstest had moeten afleggen, voordat hij zijn brevet van gediplomeerd duiker in ontvangst mocht nemen. En zoals dat gaat, de officiële bijeenkomst daarna liep uit, eindigde met een drankje en zo. Hij kon nu zonder probleem tot een metertje of achttien (het lijkt wel de kerstboom) duiken en zich beneden straffeloos tussen de flora en fauna bewegen met een zuurstoftankje op de rug. Ik vroeg hem, onbekend met duiken als ik ben, wat nou precies het verschil was tussen op behoorlijke diepte onder water verkeren en ernaar kijken in een aquarium of een plaatjesboek. Zijn antwoord was direct en evident: het is zo iets als het verschil tussen zelf vrijen en naar vieze pornoplaatjes kijken.
Zoals steeds had een rijtje vragen aan hem, over dingen die ik zo vlug niet zelf kan oplossen en hij biedt dan raad en daad. Bijv. zette hij op mijn verzoek de telefoon op een stand dat het ding bij een sms’je precies intypt wat je hem opgeeft, zonder dat het apparaat voortdurend zelf met (foute) aanvullingen komt. Ook legde hij mij geduldig uit, hoe je Worddocument tussendoor steeds automatisch kunt opslaan. En we hebben het over de slagzin van de vuilnisophaaldienst hier gehad: “Vuelve a latir”, voluit is het “Tu ciudad vuelve a latir gracias a tí”. Het is overdrachtelijk bedoeld volgens Noé, het zou letterlijk zijn: je stad klopt weer, als een hart, dankzij jou. En ik moet zeggen: als kloppen ook lawaai maken is, die wagens met hun schoonmaakapparatuur maken lawaai in overvloed.
Zeker toen er ook nog een vriendin van Noé kwam opdagen, Marta, 22, uit Calabrië, en hier studente “diseño”, kreeg ik weer het nodige “argot” mee, in het Spaans heet dat “jerga”. Hoe heet de nachtmis, met kerstmis, in het Spaans? Dat is de “misa del gallo”, de mis van de haan, maar je mag ook “misa del pastor” zeggen, de mis van de geitenhoeder. Terzijde, een Duitse herder is een “pastor alemán”. En een vuilnisbakkenras-hond heet hier een “chucho”; je mag ook “mantaraya” zeggen. (Volgens mijn woordenboek is een chucho gewoon spreektaal voor een “perro”, een hond, wel een mormel; het woord mantaraya kan ik niet vinden.) En nou ik toch met woorden bezig ben: een “perra” is niet alleen een teefje, een vrouwtjeshond, maar ook een “bitch”, een dame die je maar liever niet wilt tegenkomen. In dezelfde sfeer is een “gata” een poes, een vrouwtjeskat, bijv. in “gata de callejón”, een zwerfkat. Het verkleinwoord is “gatita”, maar dat is tevens de naam van een braaf meisje (dat je volgens Noé graag als huisvouw wilt hebben). Vooruit, ik doe er nog eentje, een laatste. Een “conejo” is behalve een konijn ook een poes, een kut (meestal zeg je: “coño”). En een “coneja” is naast een vrouwtjeskonijn ook een verwend meisje, een vrouw die teveel kinderen heeft en daarnaast een diepe snee met een mes in je vel.
En dan is er nog een film, een documentaire eigenlijk, die ik volgens Noé per se moet gaan bekijken: “Searching For Sugar Man”. Hij zou bij een videowinkel te leen zijn, maar Marta, die ook al voor mij naar de nieuwste dubbelcd van Maria Dolores Pradera op zoek gaat, “Gracias A Vosotros”, wil best in een moeite door de film van internet downloaden. Hij gaat over een Amerikaanse liedjesschrijver in de jaren 70 van de vorige eeuw, wie weet een kloon van Bob Dylan. Er zou in het verhaal ook een link met Zuid-Afrika zijn. Heb ik de film niet een aantal jaren geleden niet met Trudie in het Maastrichtse Lumière gezien? Er staat me vaag iets bij van een gitarist in het zuiden van de VS; die zoeken we op...zouden we op Twee Voor Twaalf zeggen.

Jullie dachten dat je – zie boven - met de cd van Lucinda Williams uit 2011, “Blessed”, van me af waren wat muziek betreft? Dat hebben jullie dan mooi mis. Ik vroeg Noé en Marta tussen neus en lippen door wat hun favoriete nummers van Joaquín Sabina waren. Die man, nog meer een dichter dan een zanger en gitaarspeler, kennen ze allebei ongeveer van buiten. Hier is hun top 10 van Sabina, iets meer van Noé dan van Marta, en ik heb er twee van mijn eigen favorieten tussen mogen stoppen om de tien vol te maken.
- Arenas Movedizas 2002
- Barbi Superstar 1999
- Calle Melancolia 1980
- Como Te Digo Una “Co” Te Diga La “O” 1999
- Eclipse De Mar 1990
- El Café De Nicanor 2002
- La Flor De La Canela 2012 (+ MDP)
- Noches De Boda 1999
- Pero Que Hermosas Eran 1999
- Wisky Sin Soda (Sekso Sin Boda) 1985
Horen jullie het eens van een ander, of liever gezegd: een stel anderen. Er is maar één Joaquín Sabina en het wordt meer dan tijd dat jullie met hem kennismaken. Bovenstaande tien nummers heb ik intussen op mijn iTunes staan “en wat zien ze sjoen!”.

Wie met Noé verkeert, kan er rekening mee houden dat hij ter plekke met iets nieuws komt dat ik de dag erop met hem “moet” doen. Op de vrijdag ging hij ’s ochtends met een zootje vrienden om Cucu in Cardones uit te helpen bij diens poging om enige orde in zijn onkruid te scheppen, dat welig tierde tussen zijn sinaasappel- en citroenbomen. Daarna zou Noé voor iedereen paella maken en bij dat laatste mocht ik volgens hem niet ontbreken.
Dus zat ik om kwart voor 2 in bus 210 en werd ik om half 3 bij het “estación de guaguas” in Arucas opgepikt met een kilootje Old Amsterdam om me bij de feestgangers te voegen. Hier is het complete rijtje, ik begin met de dames: Lorena (Loli), intussen een goede kennis die ik al langer ken, en de uit Frankrijk komende Rafaela. De laatste is een goede kok, getuige haar verhalen over bijv. “magret de canard”, eendenfilet, en de schaal tiramisu die ze als “postre”, nagerecht, had meegenomen (en die met die van Trudie en van Patty kan wedijveren). Weten jullie wat een “lange vinger” (het koekje) in het Frans is? Een “boudoir”, zo leer je bij.
Gaan we naar de “manslui”. Cucu, de vriend van Lorena, die alleen en nogal komisch in het Canarisch communiceert, kennen jullie intussen en Noé idem dito. Verder waren er nog twee: Carlos, de alternatieve man van Rafaela, en David. Die David weet echt alles van wijn op de Canarische eilanden; met hem gaan Noé en ik nog eens uitgebreid wijn proeven op Gran Canaria bij mensen thuis (in een bochinche; op Tenerife is het guachinche). Je krijgt dan bij die mensen thuis ook allerlei hapjes aangeboden in de hoop dat je een of meer flessen meer koopt dan je in gedachten had. En David had zijn zwartwitte hondje hond bij zich, Guini, die sinds ik hem een paar stukjes Old Amsterdam had gevoerd, mijn trouwe maatje werd. Guini heet eigenlijk Guineo, wat volgens David “huilend kind” betekent, maar in mijn woordenboek staat “negerdans” dan wel “banaan”. (Een inwoner van Equartoriaal Guinea is een guineano.)
Wat zal ik van de paella zeggen? Hij zag er patent uit, in zijn grote platte schaal, met vlees, vis en de nodige kruiden, ook knoflook. We hebben er in afwachting van de tiramisu uiterst royaal van gegeten, met water en witte en rode wijn erbij. Toen er wat overbleef, kreeg ik nog een “tupperware” bakje mee voor thuis. Bij de sterke koffie na afloop, al dan niet met een scheutje rum, “carajillo”, kon ik het niet laten om nog weer naar wat woordjes te vragen. Hoe noem je de drab onder in je kopje? Dat is “los posos” volgens mijn Spanjaarden. En een platte steen heet een “laja”; nou weet ik waar de naam “playa de las lajas” op slaat, op de platte stenen daar in San Cristóbal. Hoe zeg je in het Spaans dat het regent dat het giet? Ik kende al de uitdrukking “llover a cantaros”, maar je kunt ook zeggen “llover a mares” en “llover cayendo la del pulpo”. De laatste vind ik zo vlug niet in mijn woordenboek. Tenslotte, wist iemand van de aanwezigen waar het woord “siesta” vandaan komt? Een middagdutje doen is in het Spaans o.a. “dormir la siesta”, wat David ertoe bracht om te opperen dat het misschien van “Si está dormiendo” komt.
Om half 7 werd het donker en bracht Noé me terug naar Las Palmas met het autootje. Ik heb daarna weinig meer gedaan behalve wat lezen op het balkon. Hij moest toen nog met net overgekomen vrienden uit Tenerife uitgebreid op stap. Een beetje de oudere mens mogen spelen heeft ook zijn voordelen...

En dan nu een verhaaltje over tanden poetsen. Mijn vraag aan jullie is de volgende: hoe vaak per dag dien je dat voor je goede fatsoen te doen? Daar zou toch onderzoek naar gedaan moeten zijn, denk ik dan. Bij mijn weten zeggen de tandartsen en de bijbehorende industrie maar wat. In Nederland hoor je volgens hen ’s ochtends bij het opstaan en ’s avonds voor het slapen gaan je tanden een beurt te geven. Hier in Las Palmas is dat tanden poetsen zelfs drie keer per dag gewenst. Op de tube “gel dental” van de Spar lees ik: “Está recomendado cepillarse los dientes 3 veces al día, después de cada comida” en Noé en zijn vrienden bevestigen het voor me: na iedere maaltijd. Na de paella vrijdag was ik de uitzondering, die zijn tanden niet stond te poetsen.
Nou ben ik persoonlijk geen ontbijter, iemand die in de vroege ochtend al aan de boterhammen is, al sinds mensenheugenis niet. Hier beperk ik momenteel het aantal maaltijden zelfs tot maar eentje per dag, aan het begin van de middag, omdat ik niet al te veel wil uitdijen. Is één keer tanden poetsen per dag, met mijn elektrische tandenborstel uiteraard, dan genoeg?

Wij mannen plassen staand. Het moet me niet gebeuren dat ik door de andere sekse verplicht ga worden om het toilet te gaan zitten, voordat ik mijn water mag laten lopen; dat moge voor eens en altijd duidelijk zijn. Hier wou ik het eens over iets anders hebben. Ik merk, ik denk meer dan vroeger, eerder dat ik moet plassen, als ik sta. Zo lang ik op mijn kont zit of loop, hoef ik niet, maar even staan en op zijn tijd moet ik “naar de wc”.
In dezelfde sfeer, al langer ben ik ervan overtuigd dat ik ’s ochtends vaker naar de wc moet dan gedurende de rest van de dag. Vooruit, ’s ochtends vroeg, op mijn leeftijd zelfs ook een keer ’s nachts, moet je de plas kwijt die je in de nacht opspaart. Daarna ga ik in de loop van de morgen nog een paar keer, maar vanaf de middag is het bij mij veel minder (behalve als ik in het café aan het bier ben, maar zelfs dan). Ik zal het eens voor jullie bijhouden of het klopt of dat ik weer eens spoken zie.

Zo maar een spreuk bij een advertentie van een bank, ditmaal de Bankinter. Is dat trouwens een nieuwe bank hier? “¡Para qué quieras sartenes, si siempre te hago yo las croquetas!” De bank is er kennelijk een waar je koekenpannen goedkoop kunt aanschaffen. Er staat een omaatje bij de aankondiging die je vervolgens graag kroketten bereidt. Wie zei er dat kroketten hier niet te krijgen zijn? De Palmezen maken ze zelf, of anders hun oma wel.

En dan eindig maar weer met een Spaans lesje. Dat moet wel haast te maken hebben met mijn overdadige paellamaaltijd van afgelopen vrijdag. Ik val terug op mijn “guia de usos y costumbres”; die heeft het op blz. 166 over “comidas informales y formales”. Toen ik vrijdag bij Cucu in zijn tuintje stapte, was ik de enige aanwezige in een lange broek, dus ga ik in de gids maar linea recta naar “almuerzos y cenas informales”, informele middag- en avondetentjes. Ik wijs er alvast op dat mijn boek, zelfs als je met vrienden gezellig bij elkaar mag zitten, er toch heel wat akelige spelregels op na houdt, “existe mucha libertad, pero también se observan ciertas normas”:
-Si a uno lo invitan a casa de unos amigos o familiares y el invitado desea ir acompañado de alguien más, de considera que lo educado es consultar a los anfitriones (gastheer en –dame), a ser posible, con antelación.
-Cuando nos vistan unos amigos en casa, a no ser que vengan, precisamente, a ver la televisión (por ejemplo, un partido de fútbol), se considera de buen gusto apagar el televisor y prestarles atención a ellos. Por el contrario, si se considera una muestra de cortesía poner música de fondo.
-Los invitados no empiezan a comer hasta que no lo hacen los anfitriones.
-Al empezar, lo educado es decir al resto de los comensales:”Que aproveche”.
-Es normal coger ciertos alimentos como las aceitunas o la fruta con las manos.
-No se hacen ruidos con la boca. Así, no se sorbe la sopa ni se mastica con la boca abierta.
-Si la comida es en casa y los invitados han llevado vino o un pastel, a su debido tiempo los anfitriones comparten el regalo con los comensales.
Vertalen doen jullie bovenstaand stuk zelf maar. Misschien moet ik er maar eens mee ophouden met uit deze “guía” te citeren. Op de keper beschouwd kan hij, wat mij betreft, nu de prullenbak in. Dat doe ik bij dezen: hup!

En daarmee kom ik aan het eind van alweer een brief, de eerste na het hoogfeest van Sint Nicolaas. Hier staat intussen de mollige “papa Noel” in bijna iedere etalage, zelfs de geraniums van Negonza, pardon Dócil, zitten nu onder de lampjes en bij Carlos, pardon Nueve Murias, hangen zekfs een paar slingers. De donkere dagen voor kerstmis zijn hier meer dan begonnen. Is het in Los Países Bajos van hetzelfde laken een pak? Ik neem aan van wel. Gelukkig, over ruim twee weken kunnen we weer op 2014 aan.
Ik wens jullie zonder uitzondering een voedzame voortzetting van je feestmaand. Ze moeten nou eenmaal op, al die aangeschafte banketstaven, chocolade letters en taai taaipoppen, dus mijn voorstel is dat jullie dat met de nodige voortvarendheid gaan doen. De kerstkransjes en het kerstbrood met spijs staan al in de startblokken. Voor nu, laat het klokje thuis nog eens tikken, ik zie jullie over een dag of wat weer, waarschijnlijk vrijdag al. Tot ziens, hasta luego, senior PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Ik begin deze week mijn boekenbijlage met een alineaatje uit mijn afscheidsrede rede aan de Universiteit Maastricht in 2005. Daarin beweerde ik van alles, wat wel en niet deugde. Een zijstapje was de epidemie van HIV en AIDS in de derde wereld. Die zou niet met name veroorzaakt zijn door bovenmatige heteroseksuele promiscuïteit. Hij zou, in ieder geval deels, ook komen door de (toenmalige) onveilige medische zorg bij de zwarte bevolking, besmette injecties en dergelijke. In mijn praatje destijds gaf ik wel bijbehorende literatuur, maar meldde niet dat me die door bevriende collega Gerjo Kok van Gezondheidsvoorlichting was aangereikt. Bij dezen bedank ik hem er alsnog voor met terugwerkende kracht.

En dan ga ik nu naar een boek dat in 1998 verscheen. Het heet “Het geheim van de krokodil”, ook wel “De erfenis van vader Ramotswe”. Het is van ene Alexander McCall Smith en speelt in Botswana, vooral Gaborone. En waar het me als leesvoer is aanbevolen, weet ik niet meer. Hoe dan ook, de zwarte mannen komen er in het boek qua seks niet gunstig af en over besmette injecties lees ik geen woord.
In Gaborone begint Mma Ramotswe Het Beste Dames Detective Bureau, als ze 34 is, met het geld dat ze van haar vader geërfd heeft. (In Maastricht zouden we zeggen: georven.) Mma, mevrouw, geen voornaam, is kogelrond, godvruchtig en een uiterst actieve tante. Met haar kleine, witte bestelbusje trekt ze erop uit om tegen betaling allerlei kleine en minder kleine misdaden te ontrafelen. Daar zitten natuurlijk zaken over “zwakke mannen” bij, die niet van de dames af kunnen blijven, maar ander ongerief komt eveneens voorbij. Moet ik de diverse voorbeelden in het boek hier een voor een gaan opsommen? Nee, besluit ik, ik geef alleen een paar voorbeelden. Het zoontje van een onderwijzer uit Katsana wordt ontvoerd en zou vermoord zijn door een medicijnman om aldus botjes voor bij zijn muti, kruidendrank, te krijgen. De Nigeriaanse dokter Komoti doet zijn werk op de eerste hulp van het ziekenhuis soms heel goed en op andere dagen bakt hij er niets van. En om de titel van het boek te rechtvaardigen is er een verhaaltje over een man die door de rivier wordt opgeslokt en een maaltje blijkt te zijn geweest van een krododil.
Het boek van Alexander McCall Smith is m.i. best aardig. Ik heb de 178 bladzijden met plezier uitgelezen en ben zelfs iets wijzer geworden over het liefdes- en ander leven in Botswana. En ik herhaal: hoe kom ik aan dit boek, behalve dan dat het nu op mijn e-reader staat? Ik geef het zo maar een 7½ als recensiecijfer.

In boven genoemd boek drinkt de vrouwelijke detective aanhoudend rooibosthee. Dat zullen jullie mij niet zo snel zien doen, zelfs niet als ik diarree heb. Ik ben meer van de “americano”, koffie zonder suiker en melk, wel niet al te sterk. In boek twee drinkt de hoofdpersoon hele sloten koffie, als hij zich niet in de whisky verliest.
Van R.J. Ellory heb ik eerder al eens een boek gelezen, welk weet ik niet meer, maar een interessant boek vond ik het zeker. In 2012 kwam zijn “Saints of New York” uit, in Nederland enigszins foutief vertaald met “De helden van New York”. De plaats van handeling is vooral het zuiden van Brooklyn, New York.
Hoofdpersoon is rechercheur Frank Parrish, 44 jaar, gescheiden van Claire Baxter, met twee volwassen kinderen: Robert van 22 en Caitlin van 20. Frank is al vele jaren een prima politieman, maar is ook de oorzaal van allerlei ellende, ook in het recente verleden, die hem al bijna zijn baan gekost heeft. Tijdens dit boek, dat in 2008 speelt, heeft hij verplicht iedere morgen een gesprek met psychotherapeute Marie Griffin, over wat hij momenteel doet en over zijn verleden. Het leven van zijn bewierookte vader John Parrish, van o.a. het Organized Crime Control Bureau, en de dood van zijn collega Mike Vale zijn mede onderwerp van gesprek. Frank Parrish heeft een losvaste vriendin, Eve Challoners, een dure callgirl, en op het werk heeft hij vooral van doen met zijn nieuwe partner Jimmy Radick en hun chef Tony Valderas.
Dan nu de zaak waar het in het boek om draait. Een zestienjarig meisje, Rebecca, is gewurgd (en haar broer Danny, een junkie, gedood.) Later komt daar nog een ander meisje van dezelfde leeftijd, Kelly, bij en blijken er veel meer eerdere gevallen te zijn: Melissa, Jennifer, Nicole en Karen. Er zou misschien een link zijn met het circuit van de porno en snuffilms. De verdenking valt, na het nodige geharrewar, op een van de mensen, mannen eigenlijk, van het voormalige hoofdafdeling Gezinszaken Zuid, nu vooral adoptiebureau Zuid 2. Daarbinnen zou eventueel ene Richard McKee, die een liefhebber van tienerporno blijkt te zijn, als dader of indirecte dader in aanmerking komen. Richard is evenals Frank gescheiden; zijn ex-vrouw Carole Paretski is niet te beroerd om de politie en vooral Frank Parrish bij het werk behulpzaam te zijn. En de rest van het verhaal, dat verklap ik niet.
Vind ik het een mooi boek, net als de recensent voor Vrij Nederland, die het maar liefst vijf sterren gaf, het maximum? Ja, deze keer kan ik me er helemaal in vinden. Ik moet door 450 lange bladzijden heen, maar ze lezen lekker weg en spannend is het boek, om je vingers bij af te likken. Dat Frank de dag meestal eindigt met teveel whisky te drinken, neem ik voor lief, evenals zijn gesprekken ’s ochtends met de psychotherapeute. Het is gewoon een pracht van een boek, dat ik jullie allemaal ter lezing kan aanbevelen. Mijn recensiecijfer voor “De helden van New York” is een, denken, denken, een 8½. En ik ga zeker nog weer andere boeken van R.J. Ellory lezen; ik heb er trouwens nog een paar op mijn e-reader staan. De man is een echte aanwinst voor mijn thrillerliteratuur.

Wie veel leestijd heeft, kan over veel boeken zijn mening geven. Mijn e-reader leverde me nog een derde boek. Het is een dunnetje. maar 150 bladzijden, en de schrijfster is Alice Hoffman. Het is uit 2005 en heet, uit het Amerikaans vertaald, De ijskoningin. Het boek speelt een beetje in New Jersey en vooral in Orlon, een plaatsje in Florida.
Er zijn zeven hoofdstukken (net als dat van Connie Palmen vorige week): 1. Nimbus, 2. Vuurrood, 3. Stratus, 4. Verloren en gevonden, 6. Reisgids, 6. Schorpioen, 7. Het boek van de wolken. Veel wijzer word ik niet van die titels. Het verhaal gaat over een meisje, geen naam, dat door de bliksem getroffen wordt en sindsdien als halve invalide door het leven gaat. Tot tweederde van het boek kan ze de kleur rood niet meer zien, hetgeen breed uitgemeten wordt. In Florida komt ze in een medisch- wetenschappelijk project naar de gevolgen van blikseminslag terecht. Op die manier krijgt ze contact met diverse andere mensen die door de bliksem getroffen zijn en het hebben overleefd, maar niet helemaal. Ik noem hier dakdekker de Naakte Man, het meisje van twee verschillende sokken aan, de twee keer getroffen Draak, architectuurstudent Renny met zijn mismaakte handen en citrusfruitkweker Lazarus Jones vol bliksemafdrukken op zijn lijf. Vooral met de laatste twee heeft de ikpersoon goed contact, met Lazarus – even dood gewaand – krijgt ze zelfs een seksuele verhouding. En op het eind komt ook de broer van de ikpersoon nog eens uitgebreid in beeld, tussen duizenden koningsvlinders. Mag ik het daarbij laten? Wel wil ik na lezing bvan dit werkje wel eens iets meer over de chaostheorie vernemen.
Niet ieder boek is mij even lief. Hoe ik “De ijskoningin” op mijn verlanglijstje heb kunnen zetten, weet ik niet meer. Een thriller is het in ieder geval niet en als romannetje vond ik er niet veel aan. En dan druk ik me eufemistisch uit, eigenlijk was het boek niet de moeite van het lezen waard. Mijn recensiecijfers zitten meestal tussen de 7 en de 8½, maar dit boek van Alice Hoffman duikt er ver onder. Meer dan een 5 kan ik er niet voor over hebben. Er staat nog een boek van haar op mijn e-reader, maar dat verwijder ik bij dezen. Delete!