vrijdag 27 december 2013

Welogbrief 9.11, 27 december 2013

Weblogbrief 9.11, 27 december 2013

Laat ik eens beleefd beginnen, zelfs met een beetje terugwerkende kracht: ¡Feliz Navidad, Próspero Año, Felicidad! Misschien weten sommige van jullie het nog: “Feliz navidad” en wat erop volgt, is al vele jaren de grote kersthit hier. “Stille nacht, heilige nacht” (Noche de paz, noche de amor) kan daar absoluut niet tegen op, laat staan “De herdertjes lagen bij na-a-achte” of “Venite adoremus”. Alleen het uit de VS overgewaaide “Jingle bells” (Dulce navidad) is nog met “Feliz navidad” in de race voor de eerste plaats.
Aan de andere kant, de kerst is alweer voorbij; we gaan op “Nochevieja” en “Año nuevo” aan. Dan rest mij om jullie allemaal langs deze, mij sympathieke weg alleen nog “‘ne gooie roetsj en e zaolig nuijaor” te wensen, “and many happy returns of the year”.

Een kleine correctie, of liever gezegd een kleine aanvulling op een verhaaltje uit een vorige brief moet kunnen. Een paar weken terug heb ik jullie gewezen op de indrukwekkende inscriptie, in uitgebeitelde hoofdletters, bij de ingang van het oude faculteitsgebouw. Ik ga ze niet herhalen; voor de ingang rechts wordt het “PATRONADO” keurig tot in detail benoemd. Vertel ik het aan Cristina, blijk ik en ander onvolledig te hebben opgedist. De linkerkant is over het hoofd gezien; daar staat in dezelfde belettering: DIVISION DE MEDICINA. Wat een misser! Bij dezen maak ik het goed.
(Hoewel ik me serieus afvraag of les geven en onderzoek doen in al die preklinische vakgebieden in hun huidige omvang wel thuishoort in de geneeskunde. Als ik de baas en alleenheerser was van een medische faculteit, maar dat ben ik niet, zou ik veel minder aandacht besteden aan vakken als histologie, biochemie, virologie, farmacologie en noem ze maar op. . Een centrale vraag voor mij zou zijn of een vooruitgang in de geneeskunde vooral geboekt wordt door een beter pathofysiologisch inzicht of veel meer komt door het in de praktijk uitproberen van dingen met als sluitstuk clinical trials.

Muziek! De eer om muzikant van de week te zijn komt deze keer toe aan Carlos Gardel (eigenlijk heet hij Charles Gardes). Daar hoort een verhaaltje vooraf bij. Al de nodige jaren heb ik een dubbel-cd van hem in mijn collectie, “Grandes de Gardel”, met de 30 bekendste nummers. Ik draai zijn gefleemde zang nog steeds met alle genoegen af, al was het maar om mijn week Buenos Aires in 1992 (?) te laten herleven, waar ik een cassettebandje van hem kocht. De man, geboren in 1890 in Buenos Aires, maakte zijn eerste plaat, een “tango canción”, in 1917, “Mi Noche Triste”. Wat heeft hij daarna ontzettend veel mooie liedjes geschreven (met teksten van Alfredo la Pera) en er nog meer gezongen. En vergeet de meer dan twintig films niet, waarin hij speelde! Het is heel jammer dat de man in 1935 om het leven kwam bij een vliegtuigongeluk. Liedjes als “Mi Buenos Aires Querido”, “Volver”, “Por una cabeza” en “Caminito” staan in mijn geheugen gegrift.
Jorge heb ik de afgelopen jaren een paar keer gevraagd om voor mij muziek van Carlos Gardel op het internet te zoeken, maar zonder enig succes. “Die is van voor de oorlog” (zelfs de Spaanse burgeroorlog, denk ik dan), hoor ik hem nog roepen “en niet echt te vinden”. Bovendien is Jorge zo iemand die, als hij zelf iets maar pet vindt, hij niet erg bereid is om het op te zoeken. Ik ben Jorge deze winter nog niet tegengekomen op de universiteit of daarbuiten, dus nog weer eens opnieuw ernaar vragen laat ik uit mijn hoofd.
Afgelopen zaterdagmiddag liep ik van Santa Catalina naar Santa Ana, om het eens van plein tot plein te zeggen. Ik ging deze keer boven langs, over de Tomás Miller, de Pius XII en de Tomás Morales, op weg naar de Daily Price van Triana. Laat nou intussen precies ernaast een andere tweedehandse platenwinkel zijn deur hebben geopend, met vooral lp’s, maar ook wel cd-tjes. De zaak heet 33Revoluciones en wat schetst mijn verbazing, toen ik me daar voor de somma van €7 drie cd’s van Carlos Gardel kon aanschaffen van “Su Obra Integral”, een Spaanse serie uit 1990-91 van uitgever/platenmaatschappij El Bandoneon: zestien cd’s met daarop aan een stuk door nummers die ik niet ken. Het gaat om volume 8, 11 en 15 uit het rijtje, resp. “Garçonniere, carreras, timba...”, “Pobres chicas” en “Bandoneón arrabalero”. Bij elkaar heb ik het over 57 nummers, het ene nog ouderwetser dan het andere en wat zitten er weer pareltjes tussen. Het zijn er zoveel dat ik ze maar eens niet ga noemen; bovendien, ik neem aan dat jullie toch van niks weten.
Mijn afgelopen kerst is er vooral een geweest met Carlos Gardel op de boxen. Wat ouderwets “soberbio”! Nu nog even de andere 13 cd’s van Su Obra Integral bij elkaar harken en ik ben, wat Carlos Gardel betreft, helemaal op sterkte.

Stel, je bent iemand die niet erg warm loopt voor geschiedenis en daarbij die Gardel maar niets vindt. Je bent meer een fan van de keiharde beat van de laatste decennia. Dan heb ik hier en nu een alternatief. Om duistere reden heb ik een zwak voor de Smashing Pumpkins van Billy Corgan. Van hem solo heb ik een cd, “The Future Embrace”, maar als frontman van de Pumpkins kom ik onderhand tot een aardige serie. Hier zijn de albums die op mijn Verbatim staan en dan laat ik een “Disco Raro” zonder verdere aanduiding maar even buiten beschouwing:
(1991) Gish
(1991?) Gish 2. Trippin’ Through The Stars
(1993) Siamese Dream
(1994) Pisces Iskariot
(1999) Machina. The Machines Of God
(C2001) Rotten Apples, verzamel-cd
(2007) Zeitgeist
Sta ik bij 33Revoluciones in de bakken te kijken of ik nog weer een “Carlos Gardel” vind, zie ik zomaar, uit het niets, “Zero” van de Smashing Pumpkins voorbijkomen. De cd is van 1996 en voor drie eurootjes kun je een ontbrekende Pumpkinsplaat niet laten liggen. Billy Corgan en zijn maten, wat een onwaarschijnlijke pokkenherrie weten ze ook nu weer met smaak voort te brengen. Voor wie het naadje van de kous wil, zijn hier alle zeven nummers van de cd “in chronological order”:
01. Zero
02. God
03. Mouths Of Babies
04. Tribute To Johnny
05. Marquis In Spades
06. Pennies
07. Pastichio Medley
De eerste zes nummers van “Zero” duren een minuutje of 3 en daarna komt nog 23 minuten lang een orkaan voorbij. Mijn persoonlijke voorkeur gaat uit naar “Zero” en nog meer naar “Pennies”, dat m.i. de concurrentie aankan met de beste nummers van het clubje.

Ik had eigenlijk een andere reden om op zaterdagavond in Triana/ Vegueta te belanden. Daar zou een “gran cabalgata de navidad de Triana” uittrekken. Echter, mijn gerommel in de zaak van 33Revoluciones hield me nogal op, zodat ik in de hoofdstraten aangekomen alleen het staartje van de optocht kon meepakken, meer niet. Het was wel heel druk in de buurt, met name in de calle mayor de Triana op nummer 89, waar binnen de “casa de navidad” voor de kinderen zijn deuren had geopend. De rij buiten was, toen ik erlangs kwam, meer dan tien meter, kleine kinderen met mama en papa dan wel opa en oma. Als allochtoon op leeftijd ga je in je eentje niet naar binnen. Ik liep dus door naar mijn bank bij de cafés in de straat, mijn uitkijkpunt van mensen daar. En nam op tijd de bus terug naar de Luis Morote.

Kerstmis tegenwoordig, dat is meer een zaak voor kerstmannen en -ballen dan voor de onbevlekte ontvangenis met het kindeke Jezus. Afgelopen woensdag mocht het weer eens zijn verjaardag vieren, met de “voedstervader” op gepaste afstand. Bij mij in de straat is het op de balkons opvallend rustig dit jaareinde. Ik moet al een meter of vijftig naar rechts gaan, voordat ik bij een helemaal fout balkon uitkom, met een grote “papá Noel” en nog drie minikerstmannen (kerstlui?) aan een touw plus een serie slingers en namaakkransen. Bij mij in huis hebben alleen de directe benedenburen van één hoog enige kerstversiering aan het buitenraam hangen: een arreslee in een doorzichtige plastic hoes, met een variant van Rudolf The Rednose Reindeer ervoor. Om het af te maken hangen op de trap binnen met plakband ook nog eens een kartonnen kerstboom op de deur bevestigd en daarnaast een tweede arreslee. Mijn zegen hebben ze, als ze de rommel na nieuwjaar maar in een vuilnisbak droppen.

En nu ik toch bezig ben met mijn straatje schoon te vegen, sinds nog niet zo lang woont bij mij tegenover, op nummertje 17op drie hoog links (van mij uit gezien) een stel, man en vrouw, dat mij wel bevalt. Het zijn veertigers, schat ik, hij ziet er bona fide uit met zijn kop zwart haar en zij is een te pruimen blondine, volgens mij niet uit een flesje. Zijn het Oost-Europeanen die hier overwinteren? Bijzonder aan de twee vind ik dat ze net zoals ik aanhoudend op het balkon plaatsnemen, daar eigenlijk min of meer bivakkeren, vooral hij. En nou komt het: hij zit de godganselijke dag te timmeren op wat volgens mij een laptopje is. Zij komt geregeld kijken, voorziet hem dan ook wel van koffie en zo. Enne... soms als hij er niet is, zit zij aan de computer op het balkon haar best te doen. De vraag dringt zich op wat hen bezighoudt, wat voor werk ze eigenlijk hebben. Het lijkt op een steenworp afstand wel een schrijversduo van thrillers zoals bijv. Nicci French of (vroeger) Sjöwall & Wahlöö?
Wat me vanzelf op de vraag brengt: zou ik dat kunnen, samen met iemand anders een boek schrijven? Als het er ooit nog eens van zou komen dat ik begin aan het neerpennen van een ongetwijfeld meesterwerkje, en dan mag ik wel opschieten. Ik vrees trouwens dat ik dat sowieso alleen maar in mijn eentje zou kunnen doen; zo zit ik nou eenmaal in elkaar. (En als ik vervolgens lees hoeveel mensen er al mee bezig zijn om hun kronkels aan het papier toe te vertrouwen, gaat het idee weer even snel over als het bij me opkomt.)

Wat is het nut ervan is dat “we”, niet “ik”, steeds maar weer uitgaan van en hopen op verdere economische groei. In mijn hoofd leidt dat vooral tot de aanschaf van steeds meer weinig nuttige dingen zoals (tweede) personenauto’s, overdreven hoeveelheden kleding en vooruit, ook allerlei weinig geslaagde apparaten zoals vaatwasmachines. In mei van dit jaar was ik, net in Nederland terug uit Las Palmas, op bezoek bij Harry in Oegstgeest. Greetje was op dat moment wandelen in de Ardennen en Trudie zat met Math op mijn buureiland Fuerteventura hier, “of all places”. Met zijn tweeën gingen Harry en ik, op de fiets nog wel, naar Leiden op bezoek bij voormalige Amsterdamse vrienden van mij, Bert & Ada. Om ze voor jullie te plaatsen, Ada is iemand die veel meer dan ik weet van Engelse literatuur en Bert is een net gepensioneerde econoom van het Centraal Plan Bureau in Den Haag. Bij Bert moest ik zijn voor mijn vraag over het nut van economische groei, vond ik. Ik vroeg het hem en kreeg uitgebreid antwoord, maar echt bevredigend vond ik zijn verhaal niet. Wie weet, had ik er weer eens niets van begrepen. Dus e-mailde ik hem er later nog eens over.
Bij iemand als Bert is het dan alleen nog maar wachten op zijn respons. Die kan even op zich laten wachten, maar komen doet hij. Omdat ik zelf al in mijn mail had gezegd dat er geen haast bij was, kreeg ik hem nu pas, als kerstcadeautje opgestuurd. Het blijkt dat ik twee economische begrippen door elkaar haal, te weten koopkracht en Bruto Binnenlands Product (BBP). Ik ben bepaald niet de enige die de fout maakt, als ik hem mag geloven. Koopkracht is het bruto loon minus belastingen en dat verschil gedeeld door de consumptieprijs. Bijv., wie meer verdient, heeft meer te besteden. Hetzelfde is waar, als er minder belasting geheven wordt en/of dingen goedkoper worden. Echter, economische groei en koopkracht hebben weinig tot niets met elkaar uitstaande. Economische groei verwijst naar het BBP, oftewel de som van consumptie, investeringen en export minus import. Bijv., als de export toeneemt en de andere componenten van het BBP blijven gelijk, is er sprake van economische groei. Het BBP is veel meer dan alleen consumptie, is een veel ruimer begrip dat volgens economen veel dichter tegen welvaart aan ligt. In de vorm van nog maar weer een voorbeeld: als de belasting verhoogd wordt om meer zorg aan chronische zieken te kunnen spenderen, daalt de koopkracht, maar stijgt het BBP door een toename van de investering in de chronische zorg. In het BBP zit niet alleen de consumptie van apparaten die althans volgens mij weinig nut hebben, maar ook allerlei dingen die algemeen als zeer nuttig worden gezien.
Er zijn, zoals dat hoort, ook problemen. Zo zit nuttig onbetaald werk er niet in en evenmin (plezier in) vrije tijd. Misdaad doet ook niet mee, omdat dat je die moeilijk in “officieel” geld kunt vangen. Daarbij, het idee van nut zit niet verweven in het BBP, tenzij iets als een collectief nut wordt gezien en als zodanig wordt geaccordeerd door het parlement, bijv. autogordels of accijns op sigaretten. Persoonlijk gepercipieerd “nut” is in de ogen van economen een te subjectief begrip en verschilt teveel tussen mensen. Een andere vraag is hoe je het BBP moet meten, om het niet erg te laten afwijken van het ideale BBP. Op de korte termijn zou dat voor het idee van groei kennelijk niet zoveel uitmaken. En wie in een speciaal onderwerp geïnteresseerd is, bijv. de CO2-uitstoot, kan zijn studie beter daarop toespitsen.
Wat zal ik verder van Bert’s uitgebreide antwoord, nog met referenties ook, zeggen? Het verbaast me hoe weinig ik van sommige vakken blijk te weten die ik op school niet gehad heb. Economie is er daar een van. Met bijv. “rechten”, het vak van mijn dochter, is het ook het geval. Je praat erover mee in gezelschap, maar beter kun je eerst eens een boekje erover gaan lezen. Dan kun je daarna altijd nog en veel gefundeerder roepen dat je het met de mensen die op een vakgebied aan de touwtjes trekken, niet eens bent. Wie van jullie heeft voor mij een recent boekje om mij de beginselen van de economie eigen te maken?

Mag ik terug naar een klein onderwerp? Ik ben een aanhanger, zelfs bewonderaar van de gele stadsbussen hier, wonderwel door de Palmezen “guaguas” genoemd. Ik vind het allemaal best, ook als ze hun vernieuwingen op borden aangeven. Bijv., bus 13 vertrekt niet meer van het plein op het einde van de Juan Rejón in Las Palmas-Noord, maar vangt zijn route op weg naar Las Palmas-Zuid aan bij de markt van Vegueta. Voor mij hoeft het busbedrijf niet ook nog eens met allerlei goedbedoelde slogans (op zijn namaakengels heet dat hier “eslogans”) te komen; het op gezette tijden voorrijden van de diverse lijnen is mij genoeg.
Dus wat moet ik vinden van de uitgeserveerde leuze: “ACERCAMOS ILUSIONES”, wij brengen illusies dichterbij, met daaronder het embleem van het busbedrijf, een soort van G met knopen? Vooruit, zo lang als mijn bussen maar vaak genoeg en tot ’s avonds laat op Santa Catalina stoppen, neem ik het voor lief, dat “acercamos ilusiones”, maar met enige moeite

Ik zit nou al weer twee maanden hier, maar heb nog geen een enkele brief of briefkaart ontvangen. Erg vind ik dat niet, tegenwoordig communiceren we vooral via e-mail en met SMS, als we elkaar al niet gewoon opbellen. Helaas, maar waar, postbodes (“carteros”) verdwijnen langzaam uit het straatbeeld. Toch staan hier in Spanje nog wel overal brievenbussen, groot en geel met langs de zijkant het woord CORREOS. En let nu goed op: er zijn ook iets kleinere, egaal groene postbussen. Die zijn alleen bedoeld voor de postbode, om tijdelijk post in te bewaren. Niet voor niets staat op zo’n bus: “Para uso exclusivo del cartero”. Doe daar dus niet je ansichtkaarten naar Nederland in, mocht je hier een keer op bezoek komen.

Ik heb jullie eerder toegezegd dat ik de kerststal van zand, de “belén de arena”, die deze winter al weer voor de achtste keer aan de “playa de Las Canteras” gereed staat voor een horde bezoekers, op eerste kersdag met een bezoekje zou vereren. Dat is intussen gebeurd en meevallen deed het mij ook dit jaar niet. Ik zag er wel een Spaans lesje in, daar gaan we:
“Bienvenidos a una nueva edición del Belén de Arena de Las Palmas de Gran Canaria, que abre las puertas a la Navidad más cálida y acogedora de Europa. La playa de Las Canteras se convierte de nuevo en un gran museo bajo el sol en el que nuestros visitantes pueden disfrutar del arte de los mejores escultores de arena del mundo y ver n directo cómo se modelan imponentes obras de más de veinte toneladas cada una.
Representantes de Italia, Dinamarca, Rusia y, por supuesto, España, recrean las escenas y lugares más representativos en torno al nacimiento de Jesús de Nazaret, convirtiendo nuestra playa en un mágico viaje en el tiempo. Acompáñanos y sumérgete en la Historia recreada con millones de granos de arena, arte e ilusión.”
Zo mooi zou ik het zelf niet kunnen verwoorden. Het letterlijke schouwspel is alle dagen open van 10 tot 10, tot en met 7 januari, als Driekoningen net is geweest. En willen jullie ook nog weten wat er te zien is. Het gaat deze winter om zes constructies, te weten de volgende:
1. El mar y sus gentes. Escena costumbrista en la que podemos ver un día cualquiera en la costa de Jerusalén durante la época del nacimiento de Jesús. Autora: Michela Ciappini (Italia)
2. Aguador fuente. Un anciano empuja a su mula hacia la fuente para llenar sus tinajas de agua. Autor: Mikhail Fedotov (Rusia)
3. A las afueras de belén. Vista desde la lejanía de las casas que predecián la proximidad de la Ciudad Santa. Autor: Jonay Ruiz (España)
4. Anunciación a la Virgen María. Arcángel San Gabriel anuncia a la Virgen María que está encinta del Hijo de Dios Autor: Vadim Gryadov (Rusia)
5. Ofrenda de los Reyes Magos. Recién llegados de oriente, Sus Majestades Melchor, Gaspar y Baltasar se disponen a ofrecer sus presentes a Niño Jesús. Autor: Alexey Dyakov (Rusia)
6. Nacimiento. El Niño Jesús acaba de nacer al abrigo de un buey y una mula en un humilde portal. Autor: Meter Busch-Jensen (Dinamarca)

En dat was hem dan weer, mijn laatste brief van dit jaar. Mijn volgende is gepland voor 7 januari, over 11 dagen, op de dag dat mijn oma Mai vroeger jarig was. Eerder lukt het me niet om er een te versturen, tenzij buiten de universiteit om (maar bijv. Noé zit dan op Goa in India). Immers, ze houdt vanaf 2014 zijn poorten een aantal dagen dicht in het begin van het jaar, mede uit zuinigheid? En daarbij is Driekoningen hier een feestdag, te vergelijken met in Nederland Sinterklaas, dus 6 januari is eveneens taboe. Ik vraag me zelfs af of ik vandaag, 27 december, nog wel binnenkom, in het oude faculteitsgebouw. Als jullie deze brief kunnen lezen, is me dat kennelijk gelukt.
Nog een paar dagen en het jaar is alweer om. Ik reken op een alcoholisch uiteinde bij jullie en hopelijk geen knallende hoofdpijn-begin. Voor wie dat aangaat, is er, neem ik aan, op nieuwjaarsdag erwtensoep en tomatensoep bij Marja thuis, en ik wil niet achterblijven. Voor de eerste dag van 2014 heb ik een heerlijke met groente gebonden makreelsoep op het programma staan. Van je hela hola, houd er de moed maar in de komende dagen en we kruisen elkaar weer over elf dagen. Hasta la basta, tot ziens in 2014, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Elia Barceló reken ik tot de betere Spaanse thrillerschrijvers, als ik afga op de twee boeken die ik eerder van haar heb gelezen, in het voorjaar “Bal masqué” uit 2004 en dit najaar “Tangohart” uit 2007. Waar ik haar naam voor het eerst ben tegengekomen, weet ik niet meer, maar leuk is ze op de foto. Ze is van 1957, uit Alicante, en werkt in het Oostenrijkse Innsbruck als docente Spaans op de universiteit daar. De afgelopen dagen was ik toe aan “El vuelo del hipografo” dat wonderwel in het Nederlands “Stemmen uit het verleden” heet, uit 2002. Het boek is meer dan 500 bladzijden dik, maar een man in ruste, zittend op zijn balkon in Las Palmas, doet er dan niet langer dan dag of drie, vier over. Hier is mijn recensie. Het boek speelt in Rome, Innsbruck en Umbria en daarbij in enkele andere werelden.
Hoofdpersoon is de 39-jarige Katia Steiner. Ze is filoloog, taalkundige (?), en komt van haar woonplaats Wenen over naar Rome om haar vriendin en antiquair Marianna (en haar Pia) te bezoeken. Niet veel later is ze de beheerder van het erfgoed van de net overleden hoogbejaarde José Maria (Chémari) Valcárcel. De man komt oorspronkelijk uit een plaatsje in het Spaanse Umbria, maar is (of beter was) al tijden professor filologie in Rome. In zijn nalatenschap vindt Katia informatie over de “club van 13”, een klein gezelschap geleerden dat graag naar andere werkelijkheden gaat behalve de huidige. De doorgang naar een dergelijke wereld gaat via een poort in bepaalde schilderijen, met een bijbehorende spreuk. In Rome wordt Katia verliefd op ene Rocco, die uit zo’n andere wereld afkomstig zou zijn. Intussen komen in de huidige tijd verschillende boeven op haar pad, zoals filoloog Fernando Cabrera uit Palencia, maar hij is in het echt Marino Garcia, en paragnost Pierluigi Bellochi, Il Divino, de ivoren man, die zich met eccellenza laat aanspreken, zo bekend is hij in de Romeinse glamourwereld. Bellochi zoekt mijn hele boek door naar mogelijkheden, wegen, om in andere werelden te geraken, als het moet kwaadschiks.
Een van de leden van de “club van 13” is Helmut Fink en om hem op te zoeken gaat ze naar Innsbruck. Dan maakt Katia met hem haar eerste uitstapje naar Terra Incognita in de andere wereld, waarna in het boek nog meer reisjes volgen. In het huidige Innsbruck krijgt ze van doen met politievrouw Gabi Mayr en nog meer met commissaris Wolf Altmann. De verschillende andere werelden laat ik verder voor wat ze zijn. Het einde, in de huidige tijd, is op een eilandje in Umbria, waar de broer, of is het de zus, van Chémari in een kasteel woont, met haar huishoudster en vriendin Ílida. Heel vroeger in hun jeugd zouden Chémari en zijn broer/zus stapelverliefd op elkaar zijn geweest, eindigend met het vertrek van Chémari naar Rome. En heeft het epos een pakkend einde?
Nou zou ik daarachter moeten schrijven: lees dit boek en je weet het, maar – eerlijk is eerlijk – echt een aanrader vind ik het boek niet. Wellicht heb ik het niet zo op allerlei parapsychologische verhandelingen en ongelooflijke andere werelden, ben ik teveel een man die genoeg heeft aan de huidige wereld en “doe maar gewoon”. Het is niet anders, maar dat vertaalt zich in nogal wat meewarig gemompel bij het afwerken van het verhaal. Ik ben de recensent en dus ben ik ook degene die het boek van een cijfer mag voorzien. Ik kom voor “Stemmen uit het verleden” van Elia Barceló niet verder dan een 6-, met de toevoeging dat ze wel leuk schrijft, dat blijft staan. Ga ik nog andere boeken van haar lezen, zoals “Donker geheim”? Ik denk het wel, maar nu even niet. Met “Stemmen uit het verleden” heb ik voorlopig genoeg Elia Barceló tot mij genomen.

Als je in twee boeken tegelijk bezig bent, is niet helemaal duidelijk meer wat boek 2 en wat boek 3. Zoals ik met mezelf had afgesproken, heb ik op 25 december het boek van Michel van Egmond gelezen, een biografie van het voetbalfenomeen (René van der) “Gijp”. Het was 245 bladzijden dik (of dun, wat jullie willen), met nogal wat wit, dus zoals verwacht kreeg ik het in één dag uit. “Gijp” was het populairste Nederlandse boek van 2013.
We gaan terug naar (ongeveer) 1961, als René geboren wordt in een Dordrechts gezin dat hem ruim 50 jaar later nog steeds bevalt, met een zorgzame moeder en vader Wim, een binnenvetter die wel heel goed kan voetballen. Dat kunnen een aantal van diens broers ook, vooral oom Cor van de Gijp, die qua karakter wel wat van Gijp weg heeft: neem jezelf niet te serieus, doe het rustig aan. De jonge René, geen gemakkelijke, wordt al op 17-jarige leeftijd voltijds prof bij Sparta, een rechtsbuiten die opvalt. Daarna volgen Lokeren in België, in de jaren 80 een droomperiode bij PSV, met o.a. Ruud Gullit, en daarna nog een paar clubs in Zwitserland. In het Nederlands elftal mag hij in de tachtiger jaren vijftien keer opdraven.
In zijn privé-leven heeft Gijp twee keer een langdurige relatie, eerst met Jacqueline (en zoon Sammy) en nu al weer achttien jaar met Daniëlle (en zoontje Nicky). Niettemin is René het liefst op zichzelf, thuis hangt hij graag voor de televisie, als hij niet aan het opruimen of in de sauna is. Zijn beste vrienden zijn er vier: journalist Maarten Spanjer, oncoloog Casper van Eijk, voetbalgek Mario Been en voetbalmakelaar Rob Jansen. Trainers (met als uitzondering Barry Hughes) krijgen van hem veel te veel krediet; hun bijdrage wordt, vindt hij, zwaar overschat. Zijn min of meer vriendschap met Johan Derksen dateert al van zijn Sparta-tijd en zet zich voort, als hij al lang en breed uitgevoetbald is.
Gijp’s tweede top komt, als hij voor RTL 4 in het programma Voetbal International van Wilfred Genee commentaar gaat geven op de voetbalwedstrijden, naast genoemde Derksen. Dan blijkt hij een ongekend talent te hebben voor kort en bondig en origineel analyseren van het spelletje, met de nodige grappen ertussendoor. In de zomer van 2010 is VI Oranje een dagelijks terugkerend programma, waarbij zijn naam en faam tot grote hoogte stijgt, terwijl het Nederlands elftal zowaar in Zuid-Afrika bijna wereldkampioen wordt. Daarvóór al en daarna helemaal kan hij het aantal dik betaalde lezingen niet of nauwelijks meer aan. Hij verdient in korte tijd “goud”. Echter, het aflopen van zaaltjes en zalen loopt uit de hand, hij wordt te aaibaar en krijgt last van paniekaanvallen. Ziek zit hij dan thuis, ook de tv-programma’s doet hij niet meer. Het duurt vele maanden, voordat hij daar weer van opknapt.
Ik vind, met de rest van Nederland, dat Michel van Egmond een pracht van een verhaal heeft geschreven over René van der Gijp, met heel veel humor, maar ook met oog voor de ups en downs in het privé-leven van hem. Een zeer goed gelukt portret! Mijn recensiecijfer is navenant: een 8½. Heeft die Michel van Egmond nog meer wapenfeiten op zijn conto? Dan moet ik daar toch eens achteraan.

Three is a crowd, dus heb ik, zoals trouwens al aangekondigd, ook nog boek 3 voor jullie, van een van mijn favoriete thrillerschrijvers: Robert Littell. Eerder besprak ik hier al een heel rijtje boeken van hem, om er eens twee te noemen die minder bekend zijn: “The October circle” en “The sisters”. En ik ben nog steeds op zoek naar andere. Soms vind ik er weer een, zoals deze keer “Walking back the cat”. Het is uit 1996 en speelt in de staat New Mexico in de VS.
Laat ik de inhoud beginnen met een wijsheid die commanding officer Pilgrim zijn helper Finn in de Golfoorlog voorhoudt: “War doesn’t decide who’s right, it decides who’s left.” Finn is een ex-militair en ballonvaarder, die met zijn “Spirit of Saint Louis” ballon in New Mexico belandt in een kleine gemeenschap Suma Apaches. Hij wordt daar goede maatjes met hoofdman Eskeltsetle, diens vrouw Shenandoah en hun kinderen Alchise en Doubting Thomas. De indianengemeenschap runt het Rattlesnake casino, waarmee ze heel wat geld verdient, maar de inkomsten worden behoorlijk afgeroomd door een maffiaclub. Op locaal niveau is Early, een journalist, erbij betrokken; iets hogerop vinden we “Green Bow Tie” Harry Lahr en daar weer boven komt ene Dewey (Egidio de Weij). Hoe veel verder omhoog strekt de organisatie, het Consortium, zich uit?
Finn wordt al vrij vooraan in het boek bijna vermoord door ene Parcifal, Edouard Chekladovilli, een ex KGB-er, die tegenwoordig beroepsmoordenaar is en zijn opdrachten krijgt van ene Le Juif. Dan blijken de orders niet meer uit Moskou te komen, maar zonder dat hij het weet, van hetzelfde Consortium, met dezelfde baas als die van Dewey aan het hoofd. Vervolgens zijn Parcifal en Finn samen bijna het hele boek door bezig om het verhaal terug te ontrafelen, “walking back the cat”, een CIA-term, en de baas van het Consortium te torpederen. In hoeverre dat lukt, moeten jullie maar zelf uitzoeken.
Hoe kan het anders, “Walking back the cat” van Robert Littell haalt voor de zoveelste keer met gemak het vereiste niveau. Het verhaal is spannend en de inkijk in het dagelijkse leven van de Suma Apaches geeft het boek zijn “twist”. Af en toe is het Engels mij iets te machtig, maar vooruit, dat ligt meer aan mij dan aan Robert Littell. Ik geef “Walking back the cat” een volle 8 als recensiecijfer. Rest me jullie te vragen: wie kan mij eindelijk het boek “Mother Russia” van Robert Littell eens bezorgen? Daar zoek ik al jaren naar.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten