vrijdag 20 december 2013

Weblogbrief 9.10, 20 december 2013

Weblogbrief 9.10, 20 december 2013

¡Hola, hola! ¡Dale bola! Dat is nog eens een origineel begin van mijn alweer tiende weblogbrief. “Hola, hola” staat voor “nou moe” of iets van dien aard, en “dale bola” voor “je tante” of dergelijke. Een passender Nederlands equivalent dan “Nou, moe! Je tante!” is heel misschien, in ieder geval met ongeveer dezelfde letters als in het Spaans, holderdebolder.
Holderdebolder, vrienden en familie, weten jullie wat het verschil is tussen een “bola”, een “balón” en een “pelota”? Ik ben er nog steeds niet achter. Volgens de kenners hier zou de grootte van de sportbal ermee te maken hebben, maar de uitzonderingen zijn de wereld niet uit. Is een “bola” kleiner, zoals een “bola de billar”, een biljartbal, in vergelijking met bijv. een “pelota”, een voetbal en een “balón”, een basketbal? Waarom is dan een tennisbal een “pelota de tenis” en een wereldbol een “bola del mundo”?

Ik begin mijn muziek deze week voortvarend, met niemand minder dan Gerard Cox. Heeft die entertainer, toneelspeler voor mijn part, ook als zanger ooit iets voorgesteld? Nee toch, maar van hem is wel de kaskraker: “(Het) is weer voorbij, die mooie zomer”. Ik zie nog voor hoe psycholoog Piet Vroon als zomergast bij de VPRO een aantal jaren terug steeds opnieuw Gerard Cox en de beginmaten van het liedje liet afspelen! De melodie van “Het is weer voorbij, die mooie zomer” kan er zeker mee door en de tekst is een vertaling van de enige top40 hit van Arlo Guthrie, “(The) City of New Orleans”. Maar Gerard Cox als crooner, gekker moeten we het toch niet gaan maken.
Het is tijd voor een kleine ode aan die Arlo Guthrie. Wie op bijv. Allmusic kijkt, zal zien dat hij van 1947 is, geboren in Brooklyn, New York. Dus piepjong is hij vandaag de dag bepaald niet meer, intussen 66 jaar. Zijn vader was de beroemde Woody Guthrie. Zoon Arlo heeft vele tientallen platen, cd’s gemaakt, meer dan 30, en het einde is nog niet in zicht. Ik beperk me hier tot het eerste tiental:
(1967) Alice’s Restaurant
(1968) Arlo
(1969) Running Down The Road
(1970) Washington County
(1972) Hobo’s Lullaby
(1973) The Last Of The Brooklyn Cowboys
(1974) Arlo Guthrie
(1975) Together In Concert
(1976) Amigo
(1978) One Night
Van dit rijtje heb ik er drie: “Alice’s Restaurant”, “Running down the road”.en “Hobo’s lullaby”. En ik heb, uit 1977 geloof ik, ook nog een verzamelplaat, “The best of Arlo Guthrie”. Op Allmusic heb ik een korte biografie gelezen en daaruit haal ik “City of New Orleans” als enige hit, althans top 40 nummer in de VS. En laat ik ook nog “Coming into Los Angeles” noemen dat hij op Woodstock zong. Arlo Guthrie, hij houdt niet over, maar hem kwijt willen is weer iets anders. In totaal kom ik op 37 nummers van de man in mijn bezit, met enkele dubbele ertussen, vooruit 38, als ik het nummer “East Texas Red” van “Folkways: a vision shared. A tribute to Woody Guthrie and Leadbelly” erbij doe. Even goed is het meer dan twee uur muziek, dat op draaien staat. Voor mij is Arlo Gurthrie een zanger die je als achtergrondmuziek best kunt opzetten; dan komt hij heel aardig uit de verf.

Is Arlo Guthrie alleen jullie te weinig? Wat let me om weer eens iets nieuws van Bob Dylan toe te voegen, zijn bootleg nummertje 10. Vergane glorie is die wel, maar uiteraard wel glorie, uit de tijd van Nashville Skyline (1969), New Morning (1970) en Self Portrait (1970). De nummers van de dubbel-cd “Another Self-Portrait” zijn uit de tijd dat ook Arlo Guthrie (enige) furore maakte. Hier zijn ze; ik begin, wie ’t ziech huurt, met cd numero 1:
-Went to see the gypsy (demo)
-Little Sady (without overdubs)
-Pretty Saro (unreleased)
-Alberta #3 (alternate version)
-Spanish is the loving tongue (unreleased)
-Annie’s going to sin g her song (unreleased)
-Time passes slowly #1 (alternate version)
-Only a hobo (unreleased)
-Minstrel boy (unreleased)
-I threw it all away (alternate version)
-Railroad Bill (unreleased)
-Thirsty boots (unreleased)
-This evening so soon (unreleased)
-These hands (unreleased)
-In search of little Sadie (without overdubs)
-House carpenter (unreleased)
-All the tired horses (without overdubs)
En of het niets kost, krijgen jullie ook nog cd numero 2:
-If not for you (alternate version)
-Wallflower (alternate version)
-Wigwam (without overdubs)
-Days of ’49 (without overdubs)
-Working on a guru (unreleased)
-Country pie (alternate version)
-I’ll be your baby tonight (live)
-Highway 61 revisited (live)
-Copper kettle (without overdubs)
-Bring me a little water (unreleased)
-Sign on the window (+orchestral overdubs)
-Tattle O’Day (unreleased)
-If dogs run free (alternate version)
-New morning (+horn section overdubs)
-Went to see the gypsy (alternate version)
-Belle isle (without overdub)
-Time passes slowly #2 (alternate version)
-When I paint my masterpiece (demo)
Het is allemaal even bijzonder bij Bob Dylan en het houdt maar niet op. Dient er nou echt gewacht te worden tot hij op sterven na dood is, voordat hem de Nobelprijs voor literatuur wordt toegekend? De man is van 1941, wordt het niet tijd? Terug naar het dubbelalbum, in de jaren 1969-71 had hij zoveel extra noten op zijn zang dat hij niet op een liedje meer of minder keek. Als er in een studio een microfoon aanstond, kwam hij gewoon aanzetten met het ene nieuwe nummer na het andere en later besloot hij of men dan wat er op de plaat kwam. Wat goed trouwens dat de banden uit die tijd bewaard zijn gebleven, daarom hebben we er nu nog iets aan. Jullie en ik krijgen in 2013, ruim veertig jaar na datum, zo maar 35 Bob Dylan nummers voor je kiezen, waarvan er een aantal de pan uit springt, 13 unreleased, 9 alternate versions, 5 without overdubs en nog 8 andere. In totaal kijk ik aan tegen bijna twee uur net uitgebrachte Bob Dylanmuziek van ruim veertig jaar terug. Daar kan weer weinig tegenop. En voor mijn Spaanse vrienden: “Spanish is the loving tongue (mi amor, mi corazón)”.

En dan nu iets heel en heel anders, amigit@s. In de Sagasta hier is een nieuwe winkel die telefoons verkoopt. Weet men niet dat er alleen al bij mij in de Luis Morote, om de hoek dus, een stuk of twintig zijn? Maar er hangt wel een mooie spreuk over hotels in de winkel: “Lo mejor de los hoteles es el buffet del desayuno”. Dat zal je maar gezegd worden als niet-ontbijter. Niettemin, ik houd vol; tot Trudie op bezoek komt, 11 januari, eet ik maar een keer per dag, aan het begin van de middag. T.z.t. ga ik jullie vertellen of ik al onder de 100 kilo zit en hoeveel eronder.

Afgelopen vrijdagavond had ik een probleem. Ik ben altijd te vroeg, als ik ergens heen ga, maar hoe los je dat op, als je in een restaurant met mensen hebt afgesproken? Die avond werd ik om half 10 ’s avonds verwacht in Don Quijote vlakbij plaza Farray voor een gezamenlijke maaltijd met Noé en Lorena plus intussen een stuk of vijftien anderen. Ik heb fatsoenshalve eerst een tijdje op een bank bij El Corte Inglés gezeten voordat ik me om even over half 10 voor de deur van de zaak meldde. Gelukkig stond(en) daar toen al een paar “man” te wachten, sommige met een sigaretje, want ook daarbinnen geldt helaas een compleet rookverbod. Tussen de buitenstaanders zag ik David, een aardige oudere jongere, met wie ik onlangs bij Cucu geweest was, dus aan aanspraak ontbrak het mij niet.
De leeftijd van ons gezelschap was duidelijk tussen de 30 en 40, met enkele uitschieters voor in de 40 en ondergetekende. Er kwam direct bier, rode wijn en mineraalwater op tafel en om 10 uur zaten we met zijn allen aan de zes voorgerechten. Niet veel later werden de stenen van de steengrill, “asador de la piedra”, op de tafel gezet, ongeveer een krukdeksel groot, een per vier personen. En vlak erop werd ons het nodige vlees voorgeschoteld, met patat frites, zes sausjes en grote kommen gemengde salade, uiteraard aan te vullen als iets op was. Veel later waren er nog twee nagerechten en cava, Spaanse champagne. Alles was precies conform de aankondiging vooraf, die ik jullie in een eerdere brief heb doorgegeven, m.i. zelfs ietsje te precies, maar vooruit.
Ik had al een aantal dagen geen alcohol tot me genomen, dus hield ik me bij Don Quijote in? Nee, dus, niet voor, niet tijdens en ook niet na het eten, toen Noé’s jarige vriend Edu zijn cadeautjes een voor een uitgeserveerd kreeg. Daarna trakteerde een andere vriend, Miki, op weer eens op een onvervalste sessie van “amigo invisible”, waarbij kleine presentjes steeds van eigenaar wisselen, tot de kienzak met alle namen een paar keer tot op de bodem leeg is. Ik had gaandeweg van alles in handen, maar mijn eindpresentje was een opschrijfboekje met een setje kleurpotloden.
En de drank, had die vat op mij gekregen? Langzaam, maar zeker had ik hem echt “om”; dat was me al een hele tijd niet meer gebeurd. Ik begaf me naar buiten, tussen de rokers en even later ook de rest van het gezelschap, maar echt opknappen zat er niet in. Ik was wat blij, toen Noé en Agu 2 me om ongeveer 1 uur met de taxi naar huis brachten, zelfs mee naar boven gingen. Ik hees mezelf in bed, waarop Noé nog kwam aanzetten met een glas water. Ik hoor zanger Thei Menten nog kwelen: “Geef miech nog get water, ’t is veur miene kater”.
Rest me te vermelden dat ik zaterdagochtend helemaal geen kater had, zelfs niet een beetje. Om even over 9 uur zat ik gewoon weer aan mijn eerste boek, “Tonio”, maar wel staat me bij dat ik ’s nachts nog even op het balkon heb gezeten vanwege krampen aan mijn benen. En van Noé kreeg ik zaterdag eerst een sms’je of ik al boven water was en later moest hij het ten overvloede nog eens met eigen ogen komen zien.

Don Quijote! Ik had vrijdagavond aan de mensen om me heen gevraagd of ze het boek van Miguel de Cercantes ooit gelezen hadden. De meeste bekenden me dat ze het, zelfs aangepast aan de huidige tijd, nooit uit hadden gekregen. De oorspronkelijke versie uit ongeveer 1600 is absoluut niet te doen. Ik herinner me dat ik met Paco op de Spaanse school de eerste bladzijden eens heb doorgenomen, nadat me de dag ervoor al de tekst was uitgereikt. Heel wat woorden moest ik destijds opzoeken in de “Maria Moliner”, het equivalent van onze grote van Dale, en iets van twintig eigennamen, op twee, drie bladzijden tekst, waren mij volslagen onbekend. Als iemand van mijn tafelgenoten bij Don Quijote het al helemaal doorgeworsteld heeft, moet dat in ieder geval in een zeer aangepaste versie zijn geweest. Zelf heb ik als jongeling ooit een vertaalde kinderversie gelezen, maar de Spaanse Don Quijote voor kinderen, twee delen, die ik me enkele jaren terug hier eens heb aangeschaft, vond en vind ik, helaas, nog steeds erg moeilijk. Afgelopen zomer maakte ik opnieuw kennis met de edele ridder van La Mancha in een Spaaans min of meer stripboek, met weinig tekst en de nodige plaatjes. Die versie kon ik wel aan.
Het boek is een aantal keren als tv-serie en film verschenen. En geloof het of niet, de film van regisseur Peter Yates uit 2000, 140 minuten lang, heb ik als DVD in huis hier. De hoofdrollen zijn voor John Lithgow als Don Quijote en Bob Hoskins als Sancho Panza. (Bob Hoskins heeft me afgelopen zomer nog veel plezier bezorgd met zijn rol in de BBC-serie “Pennies from heaven” van Dennis Potter.)
Het boek is echt een avonturenroman, niet één verhaal dat helemaal uitgeserveerd wordt, maar een heel rijtje kleine avonturen achter elkaar. De al oudere Alonzo Quijano leest graag ridderromans en vereenzelvigt daar op een gegeven moment zo met zijn papieren helden dat hij zichzelf tot ridder uitroept: Don Quijote de La Mancha. Zijn helper wordt Sancho Panza, nadat die door de don een gouverneurschap van een eiland in het vooruitzicht wordt gesteld. Samen gaan ze op stap, door de streek La Mancha, ten zuiden van Madrid.
Voor wie het verhaal nu wil horen, heb ik hier een heel rijtje wapenfeiten, waarbij Don Quijote bijv. steeds kastelen en burchten ziet, waar het in werkelijkheid om herbergen en kerken gaat. (En als je het verhaal van Don Quijote niet hoeft te lezen, mag je alvast door naar de volgende alinea.) Eerst vecht hij tegen reuzen (windmolens), dan wordt hij officieel tot ridder geslagen (door een herbergier), daarna ziet hij twee legers (schapen) tegen elkaar optrekken, er wordt een geketende rij gevangenen bevrijd en vervolgens verovert Don Quijote de gouden helm van Membrino. Sancho gaat naar huis, omdat zijn ezel gestolen is, maar die komt vanzelf weer terug. Don Quijote bevrijdt intussen enkele dames (in een toneelstuk), gaat naar huis en vertrekt met zijn helper voor een tweede reeks avonturen. Opnieuw neemt hij het zogenaamd op tegen reuzen en dat terwijl thuis zijn stapels ridderboeken worden verbrand. In zijn dorp treffen we nu ook een kampioen degen vechten aan, die het als “ridder van de spiegels” tegen Don Quijote opneemt, zonder te willen winnen. Dan redt Don Quijote nog een lammetje uit een rotsspleet (een onderaardse stad met o.a. Dulcinea) en komen de hertog en hertogin in beeld, die hem geblinddoekt met Sancho Panza op een houten paard laten rijden. Op het einde van de film (het boek) krijgt Sancho Panza zijn eiland (een burcht), maar die vindt dat maar niets en keert terug naar zijn dorp. En Don Quijote treft nu de “ridder van de witte maan” als zijn tegenstander (opnieuw de vechtkampioen), die hem deze keer definitief in het stof doen bijten. De zogenaamde ridder wordt verplicht om terug naar huis te gaan en sterft daar een genadige dood.
Wat zal ik van het verhaal vinden? Ik zeg maar zo, ik zeg maar niks, is geloof ik de uitdrukking die men in Maastricht dan paraat heeft. Het is een “niet onaardige” film en als iemand hem van mij wil lenen, eventueel zelfs in het Spaans, kan hij of zij bij mij terecht.

Genoeg over Don Quijote als eethuis en als boek/film, terug naar de werkelijkheid van alledag. Als de bekende merken voor schoenen, telefoons, kleding en noem maar op het laten afweten, is daar altijd nog de overheid, landelijk, regionaal en van de stad, om reclame te maken op de borden bij de bushaltes hier. Ditmaal kom ik met de overheid op voor kinderen van gescheiden ouders. Hopelijk net als jullie vind ik dat echtscheidingen nooit mogen leiden tot het weghouden van kinderen bij een van de twee ouders. In mijn familie en mijn vriendenkring ken ik intussen legio voorbeelden van echtparen die uit elkaar zijn gegaan en gelukkig is het maar weinig keren gebeurd dat de kinderen in de ouderlijke ellende zijn meegesleept. Zelf ben ik in 1994-95 gescheiden en gelukkig heeft mijn enige dochter, die toen 17 was, nooit hoeven te kiezen voor haar vader of moeder. Zowel met mijn ex als met mij is ze altijd contact blijven houden, niet overdadig, maar wel zonder onderbreking.
Hier heeft het ”centro de orientación familiar” maar weer eens aandacht voor het probleem gevraagd, met de slagzin: “Los padres NO se divorcian de los hijos”. Mijn zegen hebben ze.

Als ik het moet uitleggen loop ik vast, maar ik heb het niet zo erg op ambulances. Tot deze winter maakten ze mijn straat dag en nacht onveilig met hun geloei. Nu is het veel rustiger voor mijn deur, maar toch.
Ik zat maandagavond op “mijn” bank bij calle Ferreras en zag het volgende tafereel zich voor mijn ogen afspelen. Een vrouw van middelbare leeftijd was kennelijk in het casino onder hotel Imperial onwel geworden en die zat nou braafjes op een stoel voor de deur. Toen kwam, kennelijk besteld door het casino, met volle sirene een ambulance aangereden, die haar wou meenemen naar een ziekenhuis. Daar verzette de vrouw zich met alle macht tegen, al was het maar, omdat ze geen trek had om voor het peperdure vervoer te betalen. Vervolgens ging de uitbater en twee dames van het casino zich ermee bemoeien. Zij, de bellers, konden het niet verkroppen dat de vrouw niet meeging. Steeds als ze wou opstaan om te vertrekken, maar niet met de ambulance, werd ze krampachtig teruggeduwd op haar stoel en vervolgens weer in de richting van de ambulance gemanoeuvreerd. Schande!
Tot overmaat van ramp ging de politie, twee autootjes, al vlug nog twee op de fiets erbij, even later zelfs zeven man en een vrouw, zich er ook nog mee bemoeien. Ook de politie vond dat als de ambulance eenmaal voorstaat, je ook mee hoort te gaan. Die hoogbetaalde krachten met hun hoogbetaalde apparatuur komt niet zo maar voorrijden. Ik stond op het punt om me ermee te gaan bemoeien, maar de vrouw had intussen een tussenoplossing gevonden, hoop ik. Ze wilde wel mee naar het politiebureau, maar niet in de ambulance. En daar ging het hele stel uit mijn gezichtsveld.
Mag je als patiënt of would-be patiënt misschien zelf uitmaken of je met de ambulance meewilt of niet? En waarom moet de politie, in veelvoud, zich er ook nog eens mee bemoeien?

Bijna wekelijks heb ik ook een stukje over wat er in mijn straat hier gebeurt. Van de winkels zijn Dócil (Negonza), Topaz en in mindere mate ook Esardas wel eens onderwerp geweest, maar Arkay? Die parfumwinkel ligt precies achter mijn palmboom; vanaf mijn balkon zie ik er aan de overkant niets van. Dat neemt niet weg dat ook de baas en het personeel van de zaak me al een paar weken “felices fiestas” toewensen. Groeten terug, mompel ik dan. Echter, men heeft er een mooie zin aan toegevoegd: “¡Me lo pido!”, ik vraag het me af. Nu vind ik het verhaaltje leuk genoeg om hier te vermelden, met erbij mijn antwoord: “Yo también”, ik ook.

Ik weet wat “varios” betekent, verscheidene, ook “varones”, mannen en zelfs “varitas”, stokjes, maar wat zijn “varitos”? En wordt het eenvoudiger, als achter “varitos” “popcorn supercrujiente” geschreven staat? Moet ik het nog iets gemakkelijker voor jullie maken? Dan plak ik er ook nog “merluza empanada” aan vast. Ik heb het over wat in Nederland vissticks wordt genoemd.
Afgelopen woensdagmiddag zat ik weer eens aan de vissticks met brood, 10 stuks, 300 gram, en toen had ik alle tijd om een stukje op de achterkant van het pak te lezen over omega-3. “Para una buena salud cardiovascular es necesario mantener un estilo de vida saludable y una dieta variada y equilibrada que incluya ácidos grasos Omega-3 EPA y DHA, por lo que es recomendable consumir pescado como minimo cuatro veces por semana.” Dacht ik in mijn onschuld dat ik vissticks zat te eten, omdat ze lekker zijn. Blijk ik het product van PESCANOVA, een zusje van onze Kapitein IGLO, om gezondheidsreden te moeten nemen, vier of meer keer per week, om mijn (tweede) hartinfarct of beroerte een tijdje uit te stellen. Gelukkig ben ik een liefhebber van vis; voor bijv. een moot tonijn of een gerookte makreel kunnen ze me wakker maken. Die rare vetzuren, ácidos grasos, kunnen me eerlijk gezegd gestolen worden.

Het jaarlijkse gedoe met bommetjes is helaas weer begonnen. Is dat in Nederland ook zo? Hier heeft vooral de opgeschoten jeugd er een (heel) handje van en sommige knallen zijn werkelijk oorverdovend. Het aardigste wordt het gevonden, als een bommetje, of een paar tegelijk, onder een stilstaande auto tot ontploffing kan worden gebracht. Dan gaat, als de jeugd geluk heeft, het alarm van de auto af en het monster maakt nog een tijdje een piepgeluid, waarbij je horen en zien vergaat. Daar zou de politie nou eens iets aan moeten doen...

Noé was zo trots als een pauw (engreído como gallo de cortijo) toen hij mij deelgenoot maakte van zijn slagen voor de cursus duiken tot 18 meter diep. Het diploma moet hij nog toegestuurd krijgen, maar hij gaat er zeker “iets” mee doen, het in ieder geval aan de muur thuis hangen. Voor mij was zijn verhaal reden om op de universiteit een aankondiging van een duikcursus van het aanplakbord te halen. Duiken als sport is in het Spaans “bucear” en wat houdt een dergelijke duikcursus, “curso de buceo” in? Hier is mijn Spaans lesje van de “club de buceo, gran azul” voor onder de kerstboom.
“El curso incluye:
-equipo completo durante el curso, seguro de buceo valido por 1 año
-clases teoricas y un minimo de 5 practica en aguas abiertas
(si necesitaras más inmersiones, se te darán sin coste adicional)
-manual, derecho a examen y tramite de certificación
-clases individuales o en grupo, horarios flexibles
(comenzamos cuando tú quieras)
-¿Tienes poco tiempo? Hacemos cursos intensivos.”
Dat “comenzamos cuando tú quieras” doet me aan een belegen mopje over voetbalclub MVV denken, de Maastrichtse Votten Vegers. Iemand belt op naar stadion de Geusselt over de aanvangstijd van de aanstaande wedstrijd. Erg druk is het niet meer daar. Krijgt hij als antwoord: “wienie kump ‘t uuch ’t beste oet?”
Ik ga nog één alineaatje door met de duikcursus:
“También se oferta:
-curso avanzado (continua con tu formación)
-Cursos de especialidades, divemaster: da tus primeros pasos en la actividad didáctica
-Salidas programadas: individuales o en grupos
-Bautizos de buceo: pruébalo o haz un regalo distinto y original
-¿Hace tiempo que no buceas? Curso de reciclado”.
Onder aan de aankondiging, vlakbij het telefoonnummer voor nadere informatie, wat heet, om je aan te melden, staat nog: “No me retires, admite la competencia” Alleen daarom al zou een mens toch meedoen!

Intussen begin ik langzaam maar zeker door te krijgen dat deze kerstbrief, zeker als ik de boekenbijlage meetel, en waarom zou ik dat niet doen, een van de langste weblogbrieven wordt sinds jaren. Hebben jullie iets te lezen onder de boom, als het stalletje met de ezel en de os begint te vervelen. Voor nu kunnen jullie het me doen, maar ook de komende week heb ik een brief voor jullie in petto, die ik als het lukt, op 27 december zal internetposten. Lukt dat niet, dan wordt het 2014, voordat ik weer van me laat horen. Morgen, 21 december, gaat de winter officieel in. Ik zou me, als ik in Nederland zou verkeren, maar stevig inpakken. Daar laat ik het bij, tot ziens, hasta luego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Ik heb de neiging om bij Nederlandse schrijvers vooral te denken aan mensen van de generatie voor mij, die intussen dood is: Elsschot, Carmiggelt, Bomans, Reve, Nescio en aanverwanten. Mensen van mijn eigen leeftijd kunnen er soms nog wel mee door, zoals Kroonenberg en van Dis, maar jonge gasten van nu, die moeten het toch nog leren... Wie weet om die reden ben ik nooit goed begonnen aan A.F.Th. (Adri) van der Heijden, hoewel die NB maar vijf jaar jonger is dan ik. Zijn “Doodverf” uit 2009 heb ik gelezen, omdat het in de thrillergids werd aanbevolen, en ik vond het nog te pruimen ook. Maar boeken zoals “Het leven van een dag” uit 1988 of “Advocaat van de hanen (De tandeloze tijd 4)” uit 1990 zijn aan mij niet besteed geweest. Twee jaar terug verscheen “Tonio” en toen al dacht ik: wat heb ik eigenlijk tegen de man? Toen ik het boek afgelopen oktober op een e-readerlijst zag staan, sloeg ik toe. Hier is mijn recensie van het bijna 500 bladzijden dikke boek over de dood van A.F.Th.’s zoon. De ondertitel is niet voor niets “Een requiemroman”.
Wat zal ik over de inhoud van het boek vertellen? Eerst maar iets over de auteur: de jonge Adri van der Heijden, uit Zuidoost-Brabant, verhuist na zijn Nijmeegse studie naar Amsterdam om daar zijn brood te gaan verdienen als schrijver. Zijn eerste boek (“Een gondel in de Herengracht”) verschijnt in 1978, als hij 27 jaar is (vijf jaar jonger dan ik). In 1980 gaat hij samenwonen met de acht jaar jongere Mirjam Rotenschreich, “Minchen”, een meisje uit een joodse familie. Ze is en blijft voor hem D&GA, deze en geen ander. Ze trouwen, als zoon Tonio, “Totò”, zich aandient. Hij wordt geboren in mei 1988; vlak daarop is de huldiging van het Nederlandse elftal als Europees kampioen voetbal. Het boek is een uitgebreide terugblik op het leven van de jongen.
We zien Tonio als het kleine kind dat leert lopen, op vakantie in Frankrijk op zoek naar stenen, samen met zijn vader boeken signerend, bij zijn vertrek van de lagere school, als hij zes jaar later zijn gymnasiumdiploma uitgereikt krijgt, nadat hij het huis verlaat om in De Baarsjes te gaan wonen samen met vriend Jim, als fotograaf in de dop (als Oscar Wilde staat hij op de kaft van het boek), tussen zijn andere vrienden Jonas, Dennis, Goscha en niet te vergeten Jenny. Tonio overlijdt op Eerste Pinksterdag 2010 in alle vroegte, als hij bij de ingang van het Vondelpark als fietser geschept wordt door een Susuki en met een gescheurde milt, kapotte longen en opgezette hersens in het ziekenhuis belandt. Enkele maanden later viert het Nederlandse elftal, alweer met een boottocht door de Amsterdamse grachten, zijn tweede plaats bij het wereldkampioenschap voetbal in Zuid-Afrika. En Adri en Mirjam durven dan pas eens te gaan kijken op de plek waar het ongeval precies heeft plaatsgehad.
Gedurende het hele boek is de schrijver en zijn vrouw (en ook de directe familie en vrienden) aan het proberen om de pijn van geen Tonio meer te hebben te boven te komen. In het begin is het een en al verdriet in het huis in de Johannes Verhulststraat, maar ook later, bijv. wanneer de grafsteen geplaatst wordt, vloeien de tranen rijkelijk en kan alcohol maar beperkt de pijn verzachten. “De dag 15 juni, is niet langer een verjaardag van Tonio, hoogstens zijn geboortedag. Bij een probleem is soms een oplossing mogelijk; Tonio’s dood is geen probleem, want iets eraan veranderen zit er niet meer in.”
Jullie hebben het waarschijnlijk al vermoed, ik vind “Tonio” van A.F.Th. van der Heijden een mooi boek, heel mooi zelfs. Wat is de toon treffend gekozen, er wordt weinig tot niets onbesproken gelaten, “Tonio” is geweldig volgens zijn ouders en zo hoort dat, maar gelukkig is het ook weer niet op iedere bladzijde kommer en kwel. Ik geef er een 8½ voor, een hoog cijfer. En die Adri van der Heijden is nog niet van mij af.>BR>
Dick Francis is voor mij een schrijver uit de oude doos. De Engelse ex-jockey werd geboren in 1920 en overleed op 89-jarige leeftijd op de Kaaiman Eilanden, waar hij zijn oude dag doorbracht. Heel vroeger heb ik wel enkele boeken van Francis gelezen, steevast over gebeurtenissen rond paardenraces, maar daar heb ik geen of nauwelijks herinnering meer aan. In mijn Palmese tijd kwam hij opnieuw in beeld met een stuk of vier boeken, die ik steeds kon waarderen. Daar kan ik nu “Come to grief” aan toevoegen. Het is uit 1995 en speelt uiteraard in Londen en de rest van Engeland. Hij kreeg er een Edgar Award voor, een Amerikaanse prijs voor de beste “mystery writer”.
Het boek is uit het leven van ene Sid Halley, ex-jockey zoals de schrijver zelf. Sid mist één onderarm en hand, omdat die verbrijzeld is. Dat belet hem bepaald niet om uit te zoeken wie verantwoordelijk s voor het afhakken van een voet bij verschillende jonge paarden. Eentje is van de 9-jarige zieke Rachel Ferns, met wie hij een speciale band ontwikkelt. Sid Halley hoeft niet in zijn eentje achter de boeven aan. Hij krijgt hulp van o.a. zijn voormalige schoonvader, admiraal Charles Roland, speciale ambtenaar Archie Kirk en politieman Norman Picton. En in de coulissen zie ik ook tiener Jonathan zijn bijdrage leveren. Aan de verkeerde kant van de streep staan mensen als Owen Yorkshire van Topline Foods en nog meer Ellis Quint, ook een ex-jockey, en diens vader Gordon. Laat ik mijn lijstje namen deze keer afsluiten met twee journalisten van dagblad The Pump, Kevin Mills en India Cathcart, die wel iets aardigs hebben. En lost Sid Halley de misdaad op? Ja zeker, maar dan is er wel eerst het nodige water naar de zee gedragen.
“Life’s a bugger”, is dat de Engelse versie van “het leven is een pijp kaneel”? In “Come to grief” kom ik het zinnetje een aantal keren tegen. En laat ik nou eens niet de eerste, maar de laatste zin van het verhaal, op bladzijde 356, citeren: “Regret, loss, acceptance and relief; I felt them all. I grieved for Ellis Quint”. Er is iets met de boeken van Dick Francis, die ze steeds weer boven de middelmaat laten uitstijgen. Concreet, “Come to grief” is voor mij een mooi boek, misschien niet zijn allerbeste, maar in ieder geval goed genoeg om het, alweer, een volle 8 als recensiecijfer toe te kennen. En dus laat ik het niet bij de boeken die ik al heb gelezen, maar ga op zoek naar nog weer andere van Dick Francis. Marion (de Mooij), jij als fan van paarden en van de boeken van de man, welke vind jij erbovenuit steken, wat is jouw top 10 van hem? Dan ga ik me de boeken daaruit, die ik nog niet gelezen heb, eens aanschaffen.

Wie een hele week heeft om boeken te lezen, veel meer heb ik niet te doen, moet niet raar opkijken als hij of zij nog een derde uitheeft. En dus kan ik jullie ook nog mijn gefundeerde indruk van “Lustrum” geven. De schrijver, Robert Harris, heeft echt verschillende noten op zijn zang, als het over de plaats en periode gaat waarin hij zijn boeken situeert. Een daarvan, een aantal keren toegepast, is Rome zo’n twee millennia terug. Twee daarvan gaan er over Cicero. Eerder kwam hij met “Imperium”, over Cicero als advocaat vlak voordat hij het tot consul bracht. Zijn slaaf en secretaris Tiro doet in het boek verslag van het proces tegen Verres en andere onverkwikkelijke zaken uit die tijd. Deze week bespreek ik het vervolg daarop, door Robert Harris gepubliceerd in 2009.
“Lustrum” begint, als Cicero consul wordt, samen met ene Hybrida, voor de periode van een jaar. Er is van alles gaande in de stad, met in de senaat (600 man) vooral twee kampen: de patriciërs, rijken, onder aanvoering van o.a. Catulus, Isauricus en Hortensius, en aan de andere kant de plebejers, volksen, met o.a. Caesar, Catilina en Crassus. Terzijde, die Crassus is niet alleen een etter van een man, maar ook stinkend rijk. Net consul wordt Cicero geconfronteerd met van alles; vooral het afslaan van de aanval op de stad van Catilina en diens trawanten geeft hem grote kopzorgen, bezorgt hem later ook roem. In het tweede deel van het boek komt ene Clodius steeds meer voor het voetlicht, eerst als carnavalist (maak ik ervan) en later als volkstribuun. Hij brengt Cicero op het einde van het boek opnieuw in de problemen en niet zo’n beetje ook. Julius Caesar wordt intussen steeds belangrijker en vergeet niet ook de rol van veldheer Pompeius de Grote, de Hoeder van Land en Zee, als die uit het Midden-Oosten naar Rome terugkeert om daar de baas te spelen. Dames zoals Terentia, Mucia en Clodia spelen een ondergeschikte rol, Net als Don Quijote is het boeken een avonturenroman, maar er wordt wel hoog spel gespeeld met de nodige doden. Mag ik het daarbij laten?
Boeken van Robert Harris zijn aan mij welbesteed; dat geldt ook voor “Lustrum”. Het heeft wel wat om je hele verhaal te laten optekenen door je secretaris, Tiro. Cicero komt over als een geslepen politicus, die vooral de gave van het woord heeft, als hij het opneemt tegen gewezen veldheren, rijkaards en volksmenners, zie boven. Het gebeurt in dit boek met weinig gelach, in dodelijke ernst en op zijn tijd ook wapengekletter. Jullie willen een cijfer? Ik geef voor “Lustrum” van Robert Harris als vervolg op “Imperium” een 7½. Het boek is m.i. best wel geslaagd, maar zijn beste boek vind ik het niet.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten