dinsdag 18 februari 2020

Weblogbrief 15.16, 18 februari 2020

Weblogbrief 15.16, 18 februari 2020

Queridos amigos y familia, alles heeft een begin, een tussenstuk en een einde. Na vijftien lange winters op Las Palmas ben ik toe aan het einde van de reeks. Het kan niet altijd feest zijn, zullen jullie me niet horen zeggen, maar dat het afscheid me volkomen onberoerd laat, is ook weer niet waar. Hier is mijn allerlaatste brief na vijftien jaar trouwe dienst, zo'n 7½ jaar op de hoofdstad van mijn eiland vóór de kust van Zuid-Marokko.
Ik kan hem voor deze laatste keer ineens heel anders gaan opzetten dan de afgelopen royaal meer dan 400 keer, maar wat koop ik daarvoor? Laat ik maar gewoon doen (dan doe je gek genoeg) mijn min of meer dagboek presenteren. Zoals steeds begin ik weer een week terug, als ik voor de zoveelste keer op auditie ga bij dokter Pérez, voluit Dr. Ángel Pérez Pérez, Medicina General, in zijn kliniekje aan Las Canteras. Voor wie ook nog eens in zijn "número de colegiado" geïnteresseerd is, dat is 35/35/06527.

Op mijn kuipstoeltje gezeten in de wachtruimte vraag ik de oudere aanwezige zuster, die met de hangtieten, maar eens of ze nou echt een zuster, verpleegkundige is, of meer van het administratieve type. Het laatste blijkt het geval te zijn. Ze acht zichzelf helaas onvoldoende in staat om zich om mijn (geheelde) wond te bekommeren, buiten de hulp van de dokter.
Dan staat Ángel alweer naast haar om mij naar de behandelkamer te tronen. Als daar opnieuw wordt geconstateerd dat mijn euvel nu echt nagenoeg over is, bedank ik ze voor de variatie alle twee maar eens, van harte! Mijn linker voet wordt vervolgens nog weer eens gereinigd, er wordt een laag nieuw smeersel aangebracht en dan is het weer inzwachtelen geblazen. Kan het te veel lopen op zo'n zwachtel ook een beetje gevoelig zijn? Ik laat het maar na om dat te vragen, als de dokter mij aan het verzekeren is dat het probleem zonder hun antibiotica en de nodige rust van mij best wel eens drie tot zes maanden had kunnen duren, als het dan al opgelost zou zijn. Overmorgen, donderdagmiddag dus, op dag 10 van de behandeling, word ik verondersteld om wat hem betreft, voor de laatste keer naar de kliniek te komen.
Rest me nog te vertellen dat de andere dokter, Dr. Manuel Arkuch, voor de zoveelste keer in geen velden of wegen te bekennen is. Toch heeft hij wel gelijk gehad, als hij mij vorige week vertelt dat de genezing zo'n tien dagen gaat duren. Aan de andere kant ben ik blij, heel blij, dat ik na zijn misselijke vertoning de vorige week donderdag (De woorden SANDALS en SHOCKS op een stuk papier schrijven en mij dat overhandigen, dat flik je me niet!) niet meer in mijn blikveld is gekomen.

Monter loop ik naar mijn bus 12, nu tegenover de Mercado de Puerto. Even later komt die eraan en kan ik weer eens geanimeerd uit een busraam kijken, een ware belevenis na mijn gedwongen rust. In mijn ijver vergeet ik om eventuele aparte reclames onderweg op te tekenen voor jullie.
Op mijn studeerkamer in Las Palmas-Zuid aagekomen blijkt er al een man van middelbare leeftijd in de kamer te zitten, gelukkig op een andere plek dan waar ik doorgaans pleeg te vertoeven. De eerder aanwezige dames zijn kennelijk vertrokken. De nieuweling blijkt een professor in de epidemiologie te zijn uit Brazilië, die niet te beroerd is om als intro een praatje met mij aan te knopen. Dan, om ongeveer 2 uur, neemt hij de kuierlatten en vertrekt naar elders. In de gang kom ik vervolgens Lluis tegen, die mij in het voorbijgaan op de schouder klopt, maar verder doorgaat met zijn eigen besognes.
Probleemloos verstuur ik dan mijn twee vorige brieven aan jullie en print ze ook uit, in goed Nederlandss: druk ze ook af. Vraagje: hoe heet een "printer" in het A.B.N.? Dan begin ik met mijn recente mailtjes door te nemen en te beantwoorden. Vooral Trudie, Ton en Marleen krijgen aandacht en later ook Harry, als ik de nieuwste zielenroerselen op zijn website heb doorgewerkt (met bijbehorende plaatjes. Goed gedaan, Harry, je kunt het best.) Eva heeft de afgelopen week diverse keren met me gebeld, dus die bedeel ik tegenwoordig met appjes.

Laat ik mijn bezoek aan Harry's website eens beginnen met een citaat. Het is uit 2008 en afkomstig van cabaretier Youp van 't Hek. Die vertelt dan aan een journalist dat hij als tiener echt uit zijn dak is gegaan van het nummer "In A Gadda-La-Vida" van de popgroep Iron Butterfly. Volgens Youp duurt het nummer maar liefst 17 minuten en beslaat de complete helft van de LP. Dat zoeken we na, roep ik dan. De LP van de groep met de gelijknamige titel is bij mijn weten van 1968 en op mijn Verbatim-kopie is het nummer "In A Gadda-La-Vida" op de LP inderdaad 17 minuten lang (plus twee seconden). Het is en blijft een bijzonder, wel nogal psychedelisch nummer van Iron Butterfly.
Dan staan Harry's clips van de laatse twee weken op mijn programma. Het zijn er zoveel dat ik moeite heb met te kiezen welke ik voor jullie eens naar voren zal schuiven. Wat vinden jullie bijv. van "Magic bus" uit 1970 van The Who, met zanger Roger Daltrey in zijn indianenpak? Zien jullie net als ik iets aparts in "Between father & sons" uit 1987 van C&W-zanger Waylon Jennings? Kan Leonard Cohen jullie ook op late leeftijd nog steeds bekoren met zijn live versie van "The Partisan" uit 2012? (Het oorspronkelijke nummer situeer ik in 1969, op de LP "Songs From A Room".)
Misschien nog weer net ietsje beter dan de net genoemde drie vind ik vandaag de clip van Freddie Aguilar, helemaal uit de Philippijnen. Aan zijn hit "Anak" uit 1980 (?) zal hij, naast zijn hulp bij locale doelen, best ook nog een "sjievelcent" voor zichzelf overgehouden hebben. Axel Rose en zijn "Guns 'N' Roses" met o.a. Slade doen het weer helemaal puik in 1995 met hun kijk op "Sympathy for the devil" van de Rolling Stones. En – laat ik hem vooral niet vergeten – is er ook nog de evergreen van het orkest van Guy Lombardo: "You're driving me crazy" uit 1930 (met Carmen Lombardo als saxofonist en zanger).

Wie twee weken verstoken is van popartikelen van Harry, heeft iets in te halen, als hij of zij geregeld op de hoogte wil blijven van wat er de afgelopen eeuw zo al in de muziekindustrie te doen was. Dus kan ik niet heen om ook nog eens twee langere artikelen van onlangs.
Het eerste dat ik lees, is over de muziekjaren van George Martin, voordat hij met de Beatles (en hun manager Brian Epstein) aan diverse denkbeeldige touwtjes mag gaan trekken. Geboren in 1926 blijkt de Engelsman een absoluut gehoor te hebben. Zijn rol in de muziekindustrie begint in 1950, als hij de jonge assistent wordt van Oscar Preuss bij Pharlophone, een afdeling van EMI. Al in de vroege jaren vijftig wil hij zich best bemoeien met het te kiezen repertoire en heeft hij al enig succes met o.a. humorplaten (zoals van Peter Ustinov met diens "Mock Mozart"). Als Oscar Preuss met pensioen gaat in 1955, mag George Martin het stokje overnemen. Zo vermogend als bijv. zijn concurrent Norrie Paramor is die o.a. Cliff Richard heeft binnengehaald, wordt hij niet, maar hij scoort wel de ene na de andere hit, zoals "The adventures of Robin Hood" van Dick James, "Earth angel" van de Southlanders uit hetzelfde jaar 1955, "Goodness gracious me" van Peter Sellers & Sophia Loren, de Temperance Seven met "You're driving me crazy" in 1961 (daar is-t-ie weer) en – niet te vergeten - Charlie Drake in 1962 met "My boomerang won't come back".
In dat laatste jaar dient zich een beatgroepje bij hem aan, genaamd The Beatles, dat het na enige aarzeling voor Parlophone mag proberen met "How do you do it" en "Love me do".

Willen jullie nog een klein stukje extra Harry verteren? Dan kom ik uit bij deel 3 van het leven van Jack de Nijs (Jack Jersey, Ruby Nash). De Brabantse zanger en meer nog producer en componist is maar 55 jaar geworden. Geboren in 1942 is hij in 1997 overleden. Als Harry promotieman is bij Polydor, PolyGram, krijgt hij als vanzelf van doen met de man, die (als ik het wel heb) ook op de loonlijst van Polydor prijkt. Jack de Nijs is echter niet voor een gat te vangen en beperkt zijn activiteit bepaald niet tot alleen maar werken voor Polydor. Met zijn diverse JR-groepen, met vooral Nederland repertoire, gaat hij ook elders de boer op en met succes. Grote hits uit zijn koker zijn o.a. "De fles" van Jan Boezeroen, "Mira" van Cock van der Palm, "Comment ça va" van The Shorts en "Wat ik zou willen" van Frank & Mirella. Soms kruipt de man als Jack Jersey ook zelf achter de microfoon, zoals met "Papa was a poor man". Jack de Nijs is volgens Harry echt iemand aan wie je het maken van een hit rustig kunt overlaten.

Hiermee houd ik Harry's bijdrage voor deze brief voor gezien. We moeten het niet te gek maken. Wie weet, heb ik in mijn laatste brief 15.16, op de valreep nog iets nieuws te melden en anders moeten jullie zelf maar eens af en toe gaan kijken naar zijn bijdragen (op www.harryknipschild.nl). Er zit tegenwoordig een teller op zijn website, dus wie hem eens een plezier wil doen, wordt nog anoniem geregistreerd ook.

Om half 6 dinsadagmiddag zit ik eindelijk weer in bus 12 terug naar het noorden en vervolgens op mijn favoriete bankje bij de speeltuin annex kiosk in het parkje van La Isleta. Daarna is – na zoveel tijd – ook weer eens het bibliotheekje daar aan de beurt en dan de HiperDino vlakbij de boulevard.
Om kwart voor 9 ben ik thuis helemmal klaar voor de tweede voorronde van het "Concurso de murgas". In de "gezet" heb ik al gezien dat het een avond wordt met de nodige topgroepen tot in de "wee wee hours". Laat ik hier echter eerst twee dingen uit mijn vorige brief rechtzetten. De uiterst amusante stalmeester van de murga-wedstrijd heet niet Daniel Ortega of hoe zullen we hem noemen, maar DANIEL CALERO. Wat erg dat ik me daarin vergist heb! En de laatste groep die hij in zijn smetteloze bruine pak gisteravond, of liever vannacht, aankondigt, is uiteraard de winnaar van vorig jaar: LOS SERENQUENQUENES. De naam van de groep laat zich niet goed vertalen, maar wat geeft het.
Voor vanavond, dinsdagavond, staan zeven murgas te trappelen om hun kunsten te gaan vertonen, te beginnen met de fanatieke LOS TRAPASONES, dat ik maar met de herrieschoppers zal vertalen. Ze zijn met een mannetje op 70-80 en presteren het in een half uur tijd om ook nog eens drie keer van kledij te wisselen. Bij hun uitlui zijn ze niet meer dan een kolonne hansopjes. Wat krijg ik een overmaat aan "trapa", gestommel te verwerken. Ik vermoed dat Los Trapasones zaterdag hoge ogen gaat gooien.
Na hen vind ik het optreden van LOS LENGÜETUDOS – die het taaltje nog moeten leren? - maar lou loene. Ze zingen niet echt goed, veranderen niet of nauwelijks van kleren en veel belangrijker nog: de schwung ontbreekt en daar gaat het m.i. toch primair om. Daarmee vergeleken is de derde murga, een damesgroep genaamd LAS SUSPIRITAS, de vurig gewensten, alweer een stuk aangenamer. En toch, de damesgroep is volgens mij net niet goed genoeg om zich voor de zaterdagavond een plekje in de murga-finale toe te mogen eigenen.
Ik weet het, later op de late avond staan ook nog eens Los Melendrinos, Los Twitty en Los Nietos De Sary Mánchez gereed om mij uit mijn slaap te houden, maar als ik me een beetje wil houden aan wat de dokter me heeft voorgehouden, dien ik me onderhands bedwaarts te begeven. Om 2 uur wordt ik met enige schrik wakker, ook om mijn antibiotica te slikken, maar dan is het alweer snel Klaas Vaak, die me weer in slaap sust. 's Ochtends om half 8 word ik geheel verkwikt wakker.

Het begin van deze brief openen op de woensdagmorgen kost me enige moeite, maar dat heb ik er (voor mezelf?) deze keer graag voor over. Zal ik maar weer eens een verse CD opzetten vanuit mijn onvolprezen extra harde schijf?
Leonard Cohen, wie kent hem niet? In zijn jonge jaren – ik herinner me hem vaag op een kamer in het wat vreemde Chelsea hotel in New York Manhattan, waar dan bijv. ook Bob Dylan en Patty Smith wonen – komt zijn eerste LP uit in 1967: "The Songs Of Leonard Cohen". Daarop staan verscheidene nummers die mensen als ik vandaag de dag nog steeds kunnen meezingen. Ik noem hier "Suzanne" (waar Herman van Veen zich nog aan vergrabbeld heeft), "Stranger song", "Sisters of mercy" en "So long, Marianne". Dan volgt twee jaar later zijn tweede LP: "Songs From A Room". En nou komt het: die vind ik minstens zo mooi als de eerste. Laat ik de tweede schijf nog maar eens voor jullie op de draaitafel leggen. Hier zijn de tien nummers:
01.Bird on a wire
02.Story of Isaac
03.A bundle odf lonesome errors
04.The partisan
05.Seems so lang ago, Nancy
06.The old revolution
07.The butcher
08.You know who I am
09.Lady midnight
10.Toninght will be fine
Leonard Cohen, dat is toch van origine een Canadees (dus in principe tweetalig: Engels en Frans)? Dan begrijp ik nu wat beter, waarom "The Partisan" ook een stukje Frans in de tekst heeft zitten. Anders nummers behalve liedje 4, waarvoor ik hier ook extra aandacht wil vragen, zijn de nummers 1, 2, 6, 8 en 9. Zijn "Bird on a wire", liedje 1 van "Songs From A Room", zullen velen van jullie zeker nog wel kunnen thuisbrengen.
Intussen vind ik de teksten van de man zonder meer geslaagd, en ik niet alleen, maar het geluid dat uit zijn mond en keel komt? Het is tot aan zijn allerlaatste CD "You Want It Darker" uit 2016 een steeds verder toenemend gebrom van iemand die ik hier maar eens als "'ne knawweleer" wil neerzetten.

Het is woesdagavond, bijna 9 uur, als ik voor de derde keer op rij een stukje voorronde murgas mag bekijken op mijn "flatscreen". Net als gisteren staan er ook vanavond zeven kandidaten op de rol, De eerste en laatste zijn mannengroepen en tussendoor word ik verondersteld vijf keer in successie een regiment vrouwen voorbij te zien komen. Que geslacht gemengde groepen met een zootje mannen en vrouwen in één en dezelfde murga geeft het (nog steeds) niet. Daniel Calero, vanavond zonder "kervat", maar met een zwarte coltrui onder zijn bruine outfit, heeft me in een mum van tijd weer bij de les.
Zijn "primera murga de esta noche" is Los Chacho Tú (chacho = jongen in het Spaans, afkorting van "muchacho"), die ik uiteraard al ken van hun bijdrage in vroegere jaren. Het mega-spektakel dat ik van ze voorgeschoteld krijg, acht ik ruim voldoende voor een finaleplaats a.s. zaterdagavond. Dan komt de eerste damesmurga van die avond: Las Crazy Trotas, die inderdaad hun half uur lang erg druk in de weer zijn. Bij mijn weten hebben ze zich met hun 62-en al eens een plaatsje veroverd in de finale, tussen allerlei mannengroepen in. Vanavond solliciteren ze in alle oprechtheid naar een reprise. De groep maakt er een echte show van, met zo'n overmaat aan kabaal dat zelfs ik - toch keurig op mijn bank in de tussnkamer gezeten – van bil op bil begin te huppen.
Daarop volgt een reclameblok, het zoveelste, met o.a. Danone's "Querer no cambio", waarom zou je van merk veranderen (als je Danone in huis hebt). Daarna mag ik mijn zinnen gaan zetten voor ACR Simpatikonas. Vraag: waar zou dat ACR toch voor staan dat soms vóór de murganaam gezet wordt? Hoe dan ook, de uiterst joviale dames van deze groep bakken er naar mijn bescheiden mening weer iets minder van. Dus kruip ik nog redelijk op tijd in mijn denkbeeldige pyjama en laat me in mijn bed vallen.
Om 1 uur word ik wakker, als de laatste groep van dag 3 zijn stem meer dan verheft. Ik moet me echt omdraaien, met het dekentje tegen mijn oren aan, om de slaap weer te kunnen vatten. Ik kan daarvóór wel nog net mijn volgende antibiotica-pillen pakken, voordat ik ik alweer in diepe rust ben. (Van eventueel snurken is mij niets bekend.)
Nou is het zaak om er al vóór zaterdagavond, als de finale van de murgas is, achter te komen wie de eer krijgen toebedeeld om "Toutes Las Palmas" te gaan amuseren met hun commentaar, "getruit" (op van die verkeerde plastic trompetten) en gekweel.

Het hoogtepunt van de donderdagmiddag is mijn entree in de Inter Clinic. Zuster en dokter zien me de trap afkomen en eigenlijk kan ik alweer terug naar de wereld van alledag, want ook zij zien dat ik vandaag al weer de oude ben. Wat ik nu nog over heb aan pijntjes, kan zo ongeveer op een vloeipapiertje. Deels voor de show – denk ik – wordt mijn linker voet nog een laatste keer bepoteld. Ook ik mag er als ex-patiënt een blik op werpen, "bonito", "muy bien". Dan wordt mijn linker enkel nog maar eens preventief ingesmeerd en met een nieuw, hagelwet windsel mag ik weer "upstairs" gaan. Enige, nieuwe tip: geregeld mijn al te droge hakken insmeren met een hydraterende zalf. Desgevraagd krijg ik een recept mee voor "Neutrogena" of hoe het heet.
Wordt het niet tijd dat ik mezelf weer eens ga douchen en mijn haar wassen? Daar ben ik echt aan toe. Als ik dat wil, kan ik maandagmiddag nog eens langskomen, maar echt nodig vindt men het niet. Ik zal wel zien...
Na het consult (deze keer voor de halve prijs) voel ik me wel nog aardig moe. Na enige omzwerving op Las Canteras beland ik op het terras, in de schaduw, van Real ..., waar ik met een drankje binnen bereik op mijn e-reader mijn tweede boek zit uit te lezen.

's Avonds vind ik het bij gebrek aan leuke carnavalsactiviteit op het podium op Santa Catalina tijd om me thuis maar weer eens helemaal aan een voetbalwedstrijd te wijden. Eerder heeft Athletic, voluit Athletic Club de Bilbao, mijn Barcelona uit de beker gegooid en dat is gisteravond gevolgd door een 1-0 overwinning op Granada. Eeerlijk is eerlijk, Athletic was volgens de commentatoren sterker dan Granada en staat dus kennelijk met recht in de bekerfinale.
Vanavond om 8 uur locale tijd staat de tweede halve finale op het programma en zender Quatro heeft zich kennelijk de uitzending van die wedstrijd toe weten te eigenen. Real Societad, dat eerder Real Madrid het onderspit heeft laten delven, wint ook deze halve finale van underdog Mirandés, met enige moeite, dat wel. Het wordt al in minuut 9 1-0. dan volgt de gelijkmaker in minuut 39, 1-1, maar vier minuten later staat het alweer 2-1 voor de thuisploeg. Na de 'thee" gebeurt er m.i. weinig bijzonders meer en dus gaat Real Sociedad met de eer strijken.
De finale van de Spaanse "copa" - wanneer precies? – zal dus gaan tussen Athletic en Real Sociedad.

Nog vóór de voetbalwedstrijd krijg ik van de Canarische TV mee welke acht murgas zaterdagavond in de finale staan. Ik ga ze voor jullie opsommen, maar niet nu. Niettemin, vlakvoordat ik me zaterdagavond aan de buis ga installeren, weten jullie ook van wanten.

Dan is het al weer vrijdag. Als ik ´s morgens om kwart over 8 op mijn buitenthermometertje kijk, is het 21 graden. Het lijkt wel of de "calima" aan een volgende ronde begonnen is. Het is ook enigszins nevelig, de hele dag door en dat zou er zowaar bij kunnen passen. Iets heel anders is natuurlijk of het rare weer ook een rol heeft gespeeld bij het euvel aan mijn voet. Daar geloof ik vooralsnog weinig of niks van, maar ik ga om de sympatieke dokter een plezier te doen (?) wel eens kijken wat de speciale crème – goedkoop is anders – voor uitwerking op mijn enkels heeft. Het merk is inderdaad NEUTROGENA en de versie voor mijn voeten zou stante pede (woordgrapje) voor minder droge onderdanen kunnen zorgen.
Tot de andere, weer alledaagse dingen die ik op de vrijdag doe, is een wasje draaien. Laat ik hier ook eens blij verklaren dat ik blij ben dat ik na tien dagen driemaal daags van Clamoxyl (750 mg) van GlaxoSmithKleine en Dalacin Clindamicina (300 mg) van Pfizer plus iedere ochtend het antidiarreemiddel Ultralevura (50 mg) wel van mijn probleem af ben. De dubbele antibioticumkuur is kennelijk nodig geweest, bedenk ik nu, maar zeker weten doe je het pas in een vergelijkend experimenteel onderzoek. Nu wordt het hoe dan ook hoog tijd om weer gewoon met mijn leven door de gaan.

Laat ik bijna op de valreep nog maar eens een plaatje opzetten. Iedereen, denk ik, heeft zo zijn privé-artiesten, waarmee hij of zij "iets extra's" heeft. Tot die uitgelezen groep artiesten hoort bij mij sinds deze zomer Joe Tex, een zwarte performer uit vooral de jaren 60. Zijn "Anthology" uit 2015 is een drieluik met 20 nummers per CD over de periode 1955-62, 1962-68 en 1968-76. Hier is een aantal van zijn nummers, die nog helemaal vooraan in mijn hoofd zitten:
01.1,03.She´s mine
02.1.06.Cut it out
03.1.08.You little baby face thing
04.1.09.Charlie Brown got expelled
05.1.14.Goodbye my love
06.2.03.Lookin´ for my pig
07.2.07.Hold on to what you've got
08.2.08.You better get it
09.2.10.A woman can change a man
10.2.14.The love you save may be your own
11.2.16. I believe I'm gonna make it
12.2.19.Show me
13.3.02.Skinny legs and all
14.3.03.I´ll make every day Christmas (for my woman)
15.3.08.You need me, baby
16.2.12.That's the way
17.3.20.Ain't gonna bump no more (with no big fat woman)
In all eerlijkheid kan Joe Tex, als zanger en ook componist mij op mijn oude dag nog steeds bekoren. Voorbeelden? Wat vinden jullie van zijn antwoord op "Charley Brown" van de Coasters: "Charley Brown got expelled". Prachtig, toch? Of het meeslepende: "Hold on to what you've got"? Het absolute hoogtepunt voor mij is het bijna zeven minuten durende "Ain't gonna bump no more (with no big fat woman)". Dat nummer – zo hilarisch - moest ik maar eens gaan toevoegen aan mijn onvolprezen top 100 + 40.

's Avonds om 9 uur zit ik bij gebrek aan beter toch weer naar een volgende live uitzending van carnaval op Santa Catalina te koekeloeren. Deze keer zijn de comparsas adultos, kleurrijke dansgroepen, aan de beurt. En – ik wist al eigenlijk al, voordat ik de eerste dames en heren in het vizier had – dit is niet echt "mijn ding". Er moge enig verschil zitten in de presentatie van de acht "comparsas" die het in precies 21 minuten moeten laten zien, maar voor mij krijg ik steeds opnieuw ongeveer dezelfde soep opgediend. Daar ga ik niet tot middernacht naar zitten kijken, besluit ik definitief, als groep 3 het "escenario" mag verlaten. Ik hang dan nog even rond op andere zenders, maar wat is erop tegen om zelfs op de vrijdagavond een beetje op tijd naar de slaapkamer te verdwijnen (er kijkt toch niemand). Daar is het prima toeven in mijn bedje.

Op de zaterdagmorgenword ik om 10 voor 10, dus zelfs ietsje aan de vroege kant, toegeroepen door Sonia op straat beneden. Haar "Paul" klinkt toch Spaanser dan waarmee ik doorgaans in Maastricht wordt geconfronteerd. Boven gekomen begint ze met omstandig naar mijn linker voet te vragen en te kijken. Als ze ruim twee uur later weggaat, uit een van "sucio" in "limpio" veranderde woning, moet ik haar beloven dat ik haar – terug in Holanda – zal appen dat ik nog steeds onder de zeer levenden verkeer. Op mijn speciale verzoek gaat ze ook nog eens "naor heivers" met Marij's stoel, de "pelota" waarmee Marc & René hier onlangs op het strand speelden en een nog bijna volle fles aloe vera van Trudie, altijd goed om je droge vel mee in te smeren. Had ik die aloe vera niet kunnen nemen om mijn hakken te verwennen?
's Middags zit ik te lezen en luister ik Joe Tex voor de zoveelste keer af. Mijn keuze van 17 uit 60 kan er best mee door, vind ik. En passant krijg ik om even vóór 5 uur mee dat de FC Barcelona thuis van Getafe (nummer 3 in de "primera división") heeft gewonnen met 2-1. Ook kleine zeges met maar één doelpunt verschil tellen.

Dan is het tijd: "Erase una vez...", er was eens. De "Final Murgas LPGC" staat op beginnen. Hier zijn in chronologische volgorde de acht groepen om wie het vanavond allemaal te doen is. Voor een deel zijn het groepen uit bepaalde buurten van Las Palams en voor de rest uit kleine plaatsen op Gran Canaria:
01.L@s Trapasones
02.Las Traviesas
03.Los Serenquenquenes
04.Los Nietos De Sary Mánchez
05.Los Twitty's
06.Los Melendrosos
07.Los Legañosos
08.Los Chacho Tú
Wat een fameus rijtje en wat een geduw en getrek om bovenaan te eindigen! En helaas, ook in "dos mil veinte" zit er maar één damesgroep bij, Las Traviesas. De dames zijn best nerveus, maar wel uiterst content dat ze zich met de groten der murgawereld mogen meten.
Ik vul mijn drank nog eens aan en dan, om kwart voor 9, begint het spektakel met een optreden van de Afilharmónica Los Nietos De Kika, de club met wie het hele idee van murgas vele decennia terug begonnen is. Vergelijk het maar met "Laat En Zaat" in het Maastrichtse carnaval met zijn nu tientallen "zate hermeniekes". Het gezelschap Nietos De Kika is overigens wel intussen een klas bejaarden en of ik ze nog zoveel zendtijd zou hebben toegekend, weet ik zo net niet. Vooruit, wie heeft iets tegen een klein stukje geschiedenis vooraf?
Dan, om ongeveer kwart over 9, is het echt zo ver en kan ik me gaan verlustigen aan de optredens van de acht. Het is voor mij direkt al raak, als Los Trapasones in het tweede deel van hun half uur optreden, hun dames-evenknie (Las Trapasones?) erbij halen, die afwisslend met de mannen de zaak in vuur en vlam zetten.
Indrukwekkend vind ik ook vierde groep: Los Nietos de SaryManchez, die niet alleen vreselijk goed bij stem zijn, met een dirigent die nauwelijks te stuiten is, maar het publiek echt laten meedoen, vooral als ze in het tweede deel met hun "Kiss Cam" komen. Wie in hun hartvormige "cam" terecht komt, wordt steeds verondersteld zijn buren te "pune". En of het zo moet zijn, dat gebeurt ook. Ook de goedlachse voorzitster van het organisatiecomité, Inmaculada Medina, moet eraan geloven met de burgemeester van Telde.
Pas als de zevende murga: Los Legañosos met veel bravoure zijn act staat te presenteren, begin ik langzaam, maar zeker af te haken, in te zakken. Toch bevallen oook deze "muchachos" me wel. Het is intussen kwart over 1. De laatste murga, Los Chacho Tú, heb ik al eens bekeken en laat ik nu dan maar mijn bed induiken, maar ietsje voor het einde. Als ik in bed lig, krijg ik door de balkondeur heen toch nog een en ander mee van murga 8, of ik wil of niet. Eigenlijk beluister ik de staart van de optredens vanuit mijn bed. Dan val ik, kennelijk ergens midden in de tonen van "Los Chacho Tú", in slaap.
Om 3 uur word ik plotseling weer wakker, als de jury van de avond eruit is en met de uitslag het Santa Cartalina podium opkomt. Het lawaai is nu zo erg dat presentator Daniel Calero er nauwelijks meer bovenuit kan komen. Wie komt in 2020 vol in de schijnwerpers te staan als de beste, leukste murgas? Als nummertje 3 eindigen Los Serenquenquenes uit Agüimes en op de tweede plaats verrijzen Los Legañosos uit Ingenio. En naar wie gaat de gouden plak deze keer? Naar... LOS NIETOS DE SARYMANCHEZ uit Telde! De boeren van mijn eiland hebben op een vernietigende manier de "sjengen" uit de hoofdstad voor schut gezet. Voorman Pitu van Los Nietos De Sary Mánchez kan zijn lol niet op.
Bij mij in de straat blijft het daarna nog best even rumoerig, denk ik, maar – goede slaper als ik ben – ben ik weer snel onder zeil.

Ik had me voorgenomen om vanwege gisteravond en vannacht wat langer in bed te blijven op zondagmorgen, maar als ik om 8 uur even "oet m'n pupse" kijk, besluit ik toch maar net te doen of het een gewone zondag is en niet "the day after". Al even later al draait een wasje van mijn bedspullen (en Sonia's doekjes). Er moet wel ook gewerkt worden (door de wasmachine). Om 10 uur al mag ik mijn lakens te drogen hangen om mijn platje.

Om half 12 loop ik maar eens richting Santa Catalina om mij daar van een acceptabel plaatsje te verzekeren voor het "carnaval canino", het jaarlijkse feestelike gedoe met baasjes van honden en hun "mascotas". Het is - alweer – best druk en laat ik hier eens optekenen dat nogal wat bejaarden met stokken en dergelijke pas vlak voor het begin komen aanzetten en dan verbaasd zijn, zelfs ontzet zijn dat voor hun geen mooie plekjes, ook nog eens naast elkaar, gereserveerd zijn.
Om even over 12 komt de aanspreker (ene Pedro?) het podium op en in zijn kielzog een "verkleider" die zich Muti noemt en iets weg heeft van een hond van twee meter hoog. Tijdens de hele bedoeling horen we overigens maar weinig van hem (of haar, wie zal het zeggen?), behalve dan dat Muti wel steeds fanatiek meeklapt, als er wat te klappen valt.
Dan komen af en aan de kandidaten het toneel op. Het zijn er in ieder geval meer dan twintig, want dan, om bijna 1 uur, daal ik weer de tribune af, omdat ik aan eten en drinken toe ben en daarvoor moet ik thuis zijn. De "mascotas" tot dan hebben een hoog chihuahua-gehalte: klein van stuk, met korte pootjes, een rond kopje en een spits snuitje, dat jullie het maar weten. Het is allemaal best aardig, ik neem aan ppk wat na "canino 20" nog staat te komen, maar overhouden doet het voor mij deze keer niet. Het gedoe vannacht was, vergeleken met het "carnaval canino", heel andere kost, van een heel andere orde. De presentator probeert, als ik wegloop, de moed er nog steeds in te houden, maar mijn zegen (en die van boven) zit er niet in.

Ik zit in de middag vooral in mijn volgende boek te lezen. Het is van Stephen King: Doctor Sleep, en ik heb het maanden geleden uit de gratis boekenkast bij café-restaurant La Oliva aan de boulevard meegenomen. Het begint in ieder geval heel mooi, Het boek helemaal uit krijgen, voordat ik deze brief dinsdagmorgen afsluit, zit er, vrees ik, niet meer in. Het zijn 635 bladzijden tekst, in prachtig Amerikaans. Als enige nadeel zie ik dat het me 's avonds op mijn balkon, zelfs met de buitenlamp aan, net niet licht genoeg is om stoer door te kunnen lezen. (Met een e-reader heb je daar geen last van. Daarvan kun je de lichtsterkte, als je dat nodig vindt, een graadje hoger zetten.)

Dus, als ik om half 9 terug op het honk ben van een ouderwetse wandeling en een muzikaal intermezzo op mijn bank bij het NH hotel Imperial, moet ik op zoek naar nog een filmpje. Het wordt er een uit 2002, in het Spaans heet het "El Diario De Un Rebelde", maar in het oorspronkelijke Amerikaans "The Basketball Diaries". De regisseur is Scott Kalvert en de hoofdrol is vergeven aan Leonardo Di Caprio.
Hij speelt ene Jim op een katholieke high school in New York City en zoals het soms gaat met tieners, ook met hem en zijn vrienden op school, begint hij behalve van basketbal, ook steeds meer te houden van alcohol en drugs. Het begint met snuif om in een roes te raken en later volgt veel gemener spul, met name heroïne. Als zelfs zijn moeder hem uitspuugt, heeft hij helemaal niks meer behalve zijn dagboek vol zelf geschreven poëzie. Komt het nog weer goed met Jim = LDC?
Ik heb het maar een rare film gevonden. De jonge Leonardo Di Caprio is al in staat tot een goede acteerprestatie, maar van de totale inhoud van de film kan ik niet echt chocola maken, zeker geen puur met een hoog cacaogehalte. "The Basketball Diaries" kan op de stapel films die niet mee terug hoeft naar Nederland.>BR>
Op de valreep krijg ik op de TV mee dat Real Madrid zich vijf minuten voor het einde van zijn thuiswedstrijd tegen Celta een beetje in de luren heeft laten leggen. Dan zorgt ene Sarati Mina (of hoe hij heet) van Celta voor de de 2-2. Mijn Barça is de Koninklijke daarmee weer tot op één punt genaderd na speeldag 24 van de 38. De stand in de Spaanse Liga is nu 1. Real 53, 2. Barça 52, 3. Getafe 42 en dan 4 en 5 Athletico en Sevilla met 40 punten.

Eindelijk op de maandagmorgen loop ik naar de BBVA bij mij hier om de hoek, op de Albareda, om mijn BBVA-rekeing definitief op te zeggen. Er staat nog ruim 500 euro op mijn conto en die wil ik er wel terug om op mijn Triodos-rekening te zetten. Ter plekke vindt men het veel gemakkelijker om mij het geld gewoon ter hand te stellen dan om het over te boeken. Daarom loop ik naar huis terug met een behoorlijke hoeveelheid duiten op zak. Die zal ik ergens opgeborgen in mijn colbertje mee naar Nederland moeten gaan meeslepen. Voor mijn extra drinkgeld voor carnaval hoef ik in Maastricht niet meer een paar keer naar een pinautomaat.
's Middags op de Inter Clinic doet de dokter hernieuwd zijn best om mij zijn hydraterende crème aan te praten. Als ik hem vertel dat ik hem al gekocht heb, maar wel pas één keer op mijn hakken heb gesmeerd, raadt hij mij aan om er vooralsnog ook mijn linker enkel mee te bewerken. Des te eerder is volgens hem het dode vlees aan de oppervlakte daar vervangen door blakend huidweefsel. Hij vraagt me ook of het een beetje prikt ("picar" is het Spaanse woord), maar dat hoort zo te zijn bij een bijna genezen wond, vinden we beiden.
Mijn bezoeken aan de kliniek worden intussen steeds goedkoper. Nu hoef ik nog maar 12 euro neer te tellen en ik voorspel jullie: nog een paar keer en dan zou ik uitbetaald krijgen, als ik weer mijn gezicht zou laten zien. Na afloop zit ik op een bank in het La Isleta parkje te lezen. Small is beautiful!

Op de dinsdagmorgen beperk ik me tot het opzetten van een glorieuze CD van de "Nachraove", met Frans Theunisz als zanger. Hij kan volgens Marc, René en ondergetekende niet genoeg de hemel in worden geprezen, zo Maastrichts is hij bij stem. De CD heeft "Hoppa" als titel en is van nog vóór de tijd dat Frans Theunisz landelijke roem – en daarbuiten – verwerft met zijn "Sjeng aon de geng". Het jaar van uitkomst van "Hoppa" weet ik zo vlug niet, maar wat kan het schelen zo vlak voor de vastelaovend. Hier zijn de achttien nummers, inclusief "Ach wat is 't leve sjoen", liedje 16, (mèt de huifkaar door Tsjechoslowakije):
01.Nachraove samba
02.D'n opera
03.'t Skileedsje
04.Jao us Mestreech
05.Hei is 't väöl sjoener
06.Ya-ha-ma he
07.Calypso
08.Zoe gek wie 'n sjöp
09.Limburg mie Limburg
10.Ay ay ay ay
11.De muzikant
12.Sjokkel sjokkel
13.Sjoen Griekeland
14.Later
15.Chinees leedsje
16.Ach wat is 't leve sjoen
17.Viva Cantina Mexico
18.D'n tango d'amoer
Voor wie carnaval in Maastricht een warm hart toedraagt, heb ik er niets aan toe te voegen. Voor de anderen: luister de CD nog eens helemaal af en daarna treffen we ons vanzelf toch nog in deze of gene gelegenheid "met die daog".

En daarmee sluit ik mijn epos over mijn belevenissen in Las Palmas de Gran Canaria definitief af. Het is mooi geweest, heel mooi geweest de afgelopen vijftien jaar en laten we maar vooruit kijken. Misschien heeft het voorjaar in Maastricht het een en ander te bieden.
Hasta luego, veer zien us, tot in de iewigheid, PaulK.

BOEKENBiJLAGE

Laat ik – zelfs in mijn allerlaatste brief – niet vergeten om voor de liefhebbers te vertellen of ik nog van deze of gene schrijver heb mogen gnieten. Ik begin maar eens met de Deense Søren Streistrup, geboren in 1968. Hij heeft eerder de vogel afgeschoten met zijn drie series "The Killing" op de televisie en daarna als DVDtjes. Deel 1 heb ik gezien - wat apart - en misschien ook deel 2, dat zou ik moeten nakijken. Los daarvan ga ik, als ik in Maastricht terugben, zeker ook zijn deel 3 van "The Killing" bekijken.
Nu gaat het echter niet om een serie, maar een eerste thriller van hem, uit 2018, genaamd "Oktober". Omdat die zich in oktober afpeelt, nu en eerder in 1989, kan ik me wel een beetje vinden in de titel. De locatie van het verhaal is hoofdstad Kopenhagen.
De twee politiemensen in de hoofdrol zijn de rechercheurs (Naia) Thulin en – een beetje vreemde eend in de bijt – (Mark) Hess, overgekomen van Europol. Zij is de zeer ijverige en hij de slimmerik. Tegengewerkt door hun baas Nylander en collega's Jansen en Ricks stort het tweetal zich op een aantal moorden, waarbij een kind misbruikt is door de vader en waarvoor de moeder nu opgedraaid is. Wel krijgen Thulin & Hess alle hulp van het hoofd van de technische dienst Simon Genz. Lukt het hun om de dader(s) bij de kraag te vatten, ook als er een dubbele moord bijkomt, waarbij de hele poltiemacht, behalve zij, al weet wie de moorden op hun geweten hebben?
Een tweede lijn gaat over de terugkeer na een jaar van minister Rosa Hartung van Social Zaken. Eerder is een van haar kinderen, Kristine, gekidnapt en daarna waarschijnlijk vermoord. Haar andere kind, jongetje Gustav van nu 11 jaar, zou toch niks mogen overkomen, maar dan wordt ook hij ontvoerd. Rosa Hartung gaat terug naar haar jeugd als weeskind, als ze bij pleegouders woont en korte tijd als extra pleegkinderen te maken krijgt met de tweeling Toke en Astrid Bering. Zouden die misschien op de een of andere manier bij de ellende nu betrokken zijn?
"Oktober" van Søren Streistrup is een behoorlijk dik boek, bijna 500 bladzijden, maar ik heb niet de minste moeite om me door het verhaal heen te werken. Ik vind het gewoon spannend en als de clou ook nog eens apart is, kan ik niet anders dan voor een volle 8 als recensiecijfer gaan. Ik kijk uit naar deel 3 (en misschien ook nog eens deel 2) van de DVD die me dit voorjaar nog te wachten staat.

Mijn tweede boek is er een van rechtbankthrillerschrijver John Grisham, een kleintje, want het verhaal is uitgesmeerd over maar 166 bladzijden. Het heet "The Abduction", op mijn e-reader vertaald met "De ontvoering", en is uitgekomen in 2011. Het speelt vooral in het stadje Strattenburg en ligt dat in het Amerikaanse Maryland?
De 13-jarige April Finnemore is zoek, dochter van een hippie-echtpaar May ('s nachts graag op stap) en Tom (met zijn band graag "on the road"). Haar vriendje Theo Boone doet er van alles aan om haar terug te vinden, daarbij gesteund door zijn ouders Marcella & Woods, advocaten. Er wordt een vergaan lijk uit de rivier gedregd, maar dat is niet van April. Heeft May's verre neef Jack Leeper misschien de ontvoering op zijn conto? Hij is in het stadje gespot, na ontsnapt te zijn uit een gevangenis in Californië, waar hij al vele jaren vastzit? Volgens oom Ike van de Boones is het aannemelijker om eens rond te kijken bij de vader van April, die met het rockbandje waarvan hij drummer is, op toernee is en nu in Chapel Hill speelt Daar wordt April inderdaad teruggevonden, als Theo met oom Ike (en hond Judge) er gaan kijken. April wordt dan braaf mee naar huis teruggedirigeerd.
Laat ik eerlijk zijn en vertellen dat ik van John Grisham al veel betere boeken gelezen heb dan dit. "De ontvoering", hoewel niet als zodanig geafficheerd, is een boek waar beginnende tieners (Theo en April zijn 13 jaar oud) wellicht plezier aan kunnen beleven, maar voor een man in de herfst van zijn leven heeft het, vind ik, maar weinig om het lijf. Voor mij is het zelfs geen boek om een recensiecijfer aan toe te kennen.

Dan kom ik nu bij mijn derde boek: Michael Connelly's "Dark Sacred Night", uit 2018, dat in het A.B.N. op mijn e-reader vertaald is met "In de Stilte Van De Nacht". (Ik denk dan direct aan : "In The Heat Of The Night", maar dat is fout.) Het is er een van Harry Bosch samen met Renée Ballard en even bekruipt me het gevoel dat ik het al eens gelezen heb, maar dat is toch niet zo. De plaats van handeling is uiteraard Los Angeles, aan de zuidoostkust van de V.S.
Harry is gepensioneerd en werkt "pro deo" voor de San Fernando-recherche. Renée Ballard is veel jonger, weggebonjourd uit haar reguliere overdagbaan (wegens een akkefietje van haar baas). Nu is ze al een aantal jaren rechercheur 's nachts, wat haar eigenlijk best goed bevalt. Met zijn tweeën duiken ze in een moord van negen jaar eerder, als een 15-jarig hoertje, Daisy Clayton, met een man meegaat en niet meer teruggevonden wordt. Tussendoor maken ze, ook de uiterst actieve Renée, nog van alles anders mee, waarbij eveneens slachtoffers te betreuren zijn, zoals Harry's bijna gepensioneerde collega in San Fernando Oscar Luzon en bendelid (van de SanFers) Martin Perez. Toch, om het hier eenvoudig genoeg te houden. De hoofdmoot blijft het vinden van de dader van de moord op Daisy (van wie de moeder, ex-junkie Elisabeth Clayton, nog een tijdje bij Harry Bosch inwoont). Heeft predikant John McMullen er iets mee van doen? Wat is de rol van schoonmaakbedrijf CCB? Gaat SanFers-baas Tranquillo Cortez wel vrijuit? Enz.. enz.
Hoe dan ook, op het einde besluiten Harry Bosch en Renée Ballard dat ze in de nabije toekomst best nog weer eens opnieuw met zijn tweeën aan een "stöb vretende" zaak van vroeger willen werken.
Met de verhalen van Michael Connelly is m.i. nog steeds niks mis, integendeel. Ze blijbe=ven staan als een huis, ook nu hij kennelijk met Renée Ballard een veel jongere rechercheur aan zijn Harry Bosch oeuvre (dit is deel 21) wil toevoegen. "Dark Sacred Night" van de Michael Connelly gaat met een 8+ terug in de kast met thrillers die ik eigenlijk nooit meer weg mag doen.

dinsdag 11 februari 2020

Weblogbrief 15.15, 11 februari 2020

Weblogbrief 15.15, 11 februari 2020

Queridos amigos y familia, het begin van een nieuwe brief is er weer, nou de rest nog. Op de universiteit ben ik de afgelopen week mijn gezicht niet laten zien. Dus vraag me niet naar de recentste popartikelen van Harry en de zoveelste schuine bak van Donald Trump, want die heb ik niet kunnen "ervaren". Ik ga jullie gewoon met terugwerkende kracht uitleggen waarom de afgelopen week niet mijn meest memorabele was in de hoofdstad van de Canarische Eilanden.
Het is 4 februari – Marcel is vandaag echt 45 geworden – als ik me 's middags als een Limburgse variant van Hinkepie in de richting de Inter Clinic aan de Sagasta 62 beweeg – gaan zou de voortvarend zijn - voor een tweede bezoek. Ik hoop uiteraard op hernieuwde consideratie en mededogen van het personeel daar, maar dat blijkt er vandaag niet in te zitten.

(Tussendoor: Stel, voor een serieus medisch probleem heb je de keuze tussen een bullebak van een dokter die wel zijn zaakjes prima kent en een veel aimabeler exemplaar dat best ook aardig bij de les is, daarbij nog sympathiek is, maar net ietsje minder gedetailleeerd in het onderwerp is ingevoerd. Voor wie zou jij als behandelaar kiezen?)

Ik zit zo'n 15 minuten op een kuipstoeltje, als ik word opgeroepen om Dr. Manuel Arkuch, hoofd van het Centro Medico, maar eens te volgen naar de behandelkamer. Een zuster, een andere dan die van gisteren, hobbelt achter ons aan. Op een bedje gelegen kijk ik omhoog en zie hem griezelen bij de gedachte dat allebei mijn voeten, ook mijn rechter, sporen vertonen van wat hij walgelijk als "polvo del Sáhara" aanduidt, "stöb oet de Sahara". De "calima", de nevelsluier die zich af en toe vanuit het vasteland hier honderden kilometers vandaan naar de eilanden verplaatst, heeft volgens Dr. Arkuch enige vat op me gekregen en dat zullen we weten ook.
Mijn rechter voet hoort volgens hem vanaf nu de hele dag in een schoen te zitten, preventief om een infectie aan die voet te voorkómen. Wat de vermaledijde linker voet betreft, ook daar hoort zijns inziens permanent een schoen omheen te zitten, liefst een sandaal. De aanwezige hulp probeert nog of een ruim zittende "calcetin", sok dus, ook soelaas kan bieden, maar daarin gaat de bullebak maar mondjesmaat mee. Het is vanmiddag echt onberispelijke hygiëne boven alles en als hij als dokter die verordonneert, heb ik maar te zorgen dat zijn instructies voor 100% worden nageleefd.
Het verwondert me nog dat Dr. Arkuch, geassisteerd door de hulp, bereid is om iets dat op betadine jodium lijkt, op mijn voet te smeren en vervolgens het zaakje in te pakken als een verjaardagscadeautje. Dan is hij weer weg, mij met mijn besognes achterlatend. Terug aan de balie mag ik van de hulp vernemen dat ik mij morgen al opnieuw moet melden. Of dat niet overmorgen kan worden, vraag ik onderdanig aan haar. Zij vliegt naar de bullebak, maar die weet van geen wijken. Wie denk ik wel dat ik ben?

Een beetje ontdaan voel ik me wel, als ik de terugweg naar de Luis Morote aanvaard. Thuis aangekomen zit ik een tijdje voor me uit te kijken voordat ik mijn ritme weer hervonden heb. Ik ga maar weer eens door in mijn boek van Philip Kerr en later, als de avond begint te vallen, verplaats ik mijn linker voet met de rest van mijn lijf maar eens naar de TV, waar – op Gol – voetbalclub Liverpool het thuis opneemt tegen Southhampton. Tot de rust blijft het in de stad van de Mersey-sound 0-0, maar dan loopt de topploeg van trainer Jürgen Klopp toch moeiteloos uit naar een 4-0 overwinning.
Daarna zie ik op een Canarische zender de eerste murga van het jaar voorbijkomen, uit Tenerife. Ze noemt zichzelf "Mamelucos", piassen in het Spaans, en de 92 man die meedoet, maakt er een spektakel van – ik kan het voor een murga uit Tenerife ook niet helpen. De tweede murga wacht ik echter niet meer af en duik "tussen de vette lappen". Als ik om half 1 even wakker word, heb ik net even tijd om mijn volgende twee antibiotica-pillen in te nemen (met een slokje gereed staand water), voordat Morpheus, de god van de slaap, weer bezit van me mag nemen.

Mijn woensdag begint opnieuw met pillen, nu maar eens mijn iedere ochtendportie, en met ook twee bekers zwarte koffie. Even later ben ik weer toe aan mijn dosis antibiotica, driemaal daags, vanmorgen met ook een anti-diarreemiddel. Of het zo moet zijn, zet ik vervolgens een was in die vooral uit kleren van mij bestaat die ik de afgelopen dagen heb gebruikt. Als ik op de WC-pot ga zitten, blijkt mijn ontlasting niet alleen dun te zijn, maar naar verhouding echt donker uit te zien.
Laat ik "ondanks alles" maar eens een muziekje opzetten, niet dat ik daar erg van ga opknappen, maar een man alleen in den vreemde moet wat. Ik val vanmorgen terug op een gouden trio uit Mexico dat het in het grote Amerika helemaal gemaakt heeft vlak na WO II. Ik heb het uiteraard over Los Panchos en mijn keuze valt deze keer op de LP: "Los Panchos Y Los Tres Caballeros". Zijn de drie van Los Panchos niet zef al de "tres caballereos"? Hier zijn – cursief - de tien nummers van de plaat (waarvan het jaar vooralsnog onbekend is):
01.Te me olvidas
02.Un signo de ausencia
03.Amar y vivir
04.Preciosa
05.Charlemos (charlanos?) como ayer
06.Enamorada
07.Sigamos pecando
08.La macura
09.Luz de luna
10.Regalame esta noche
Waar dat "macura" in liedje 8 voor staat, moeten jullie nog even van mij te goed houden. In mijn dictionair kan ik de betekenis niet vinden. Punk kan ik van de plaat van Los Panchos niet maken, als ik de LP een paar keren afluister. Niettemin vind ik het zeer acceptabele muziek, maar een of meer nummers naar voren schuiven, is er deze keer niet bij. Los Panchos blijven nog steeds mijn aandacht houden.

Terug naar het dagelijkse leven meld ik dat de middag wederom in het teken van de behandeling van mijn euvel staat. Als ik mijn voet om 2 uur aandien bij de Inter Clinic, is dokter Arkuch er niet – god zij dank – en de andere dokter kennelijk net aan zijn "almuerzo", middagmaal begonnen. Volgens de zuster is het dus "even" wachten geblazen in de wachtruimte. Ik ben blij dat ik vanmiddag met de vriendelijke van het tweetal "medicos" van doen heb.
Even voor half 3 nodigt hij me uit in de behandelkamer, waar hij – samen met de zuster – naar mijn uitgepakte linker voet gaat zitten kijken. Van enige sluiting van de wond is kennelijk nog geen sprake, maar er is wel al minder dood vlees, meen ik uit zijn Spaanse woordenschat op te maken. Het gaat volgens mijn twee helpers de goede kant op, waarvan acte.
Mijn vermaldedijde voet wordt opnieuw ingesmeerd en omzwachteld. Veel aandacht krijgt hun advies om, als het effe kan, mijn been echt in de hoogte te houden, "levatado". Thuis een schoen of dergelijke aan mijn linker voet doen, wordt me afgeraden, omdat er nog te veel spanning op mijn voet zou staan. Staan en lopen – zelfs in huis - dien ik zo veel mogelijk te beperken. Rust houden, daar gaat het dezer dagen bovenal om, "descanso", "reposo".
Ik vraag maar eens vriendelijk of de dokter ook een naam heeft. Hij blijkt Ángel van voren te heten. Hij kijkt ernaar uit om mij morgen weer te ontmoeten.

Thuis gekomen vlij ik me als vanouds op het balkon, met een kussen onder mijn voet op de stoel voor me. Om 4 uur staat Sonia voor de deur. Ze komt niets vermoedend de trap op en kijkt omstandig naar mijn omzwachtelde voet. Gelukkig kan ik het poetswerk daarna geheel en al aan haar overlaten. My balcony is my castle! Als ze om 7 uur verschwunden is en ik weer helemaal op mezelf ben aangewezen, vind ik het even tijd om de eenzame bejaarde patiënt te spelen. Dat duurt gelukkig niet al te lang.
Dan begeef ik me maar weer eens naar de tussenkamer om te kijken wat de buis vanavond aan vertier te bieden heeft. Dat blijkt die avond niet mee te vallen, maar ik ben voor vandaag intussen een beetje uitgelezen, dus ik doe het er maar voor. Van de diverse films op de TV vind ik "Schindler's List" nog het meest te pruimen, maar overhouden is anders. Van de achtergrond, Krakow in de Tweede Weerldoorlog, zie ik weinig terug.
Net als in Nederland is dit jaar ook hier weer een beetje een gedenkjaar voor het Joodse volksdeel, driekwart eeuw na de bevrijding. Daar wil ik helaas, pindakaas, niet opnieuw teveel mee geconfronteerd worden. Voor mij is vandaag de dag zelfs Angela Merkel een betere keuze dan Netayaho (of hoe die heet). Om half 10 geeft ik de pijp aan Maarten.

Gaan we naar de donderdag, "jueves", met de klemtoon op de eerste "e". Voor mijn geest komt het verhaal van de twee rechercheurs die samen een verdachte onder vuur nemen. Ze spelen met zijn tweeën het spel "good guy, bad guy". Een van de twee stelt de ene na de andere impertinente vraag op een toon van "We weten al lang dat jij het gedaan hebt. Beken nou maar, dat lucht op", terwijl de ander zich veel begripvoller en terughoudender opstelt. Die onderbreekt het verhoor ook om koffie of dergelijke voor de verdachte te gaan halen. Vraag: werkt zo'n aanpak echt om een arrestant tot een bekentenis te brengen?
Op de Inter clinic is donker Ángel vanmiddag absent en heeft dokter Arkuch het rijk alleen. Naar mijn gezondheid informeert hij niet – hoe zo?- en op mijn vraag wat hij van mijn voet vindt, geeft hij evenmin enige sjoege. Bijna het enige waar hij het over heeft, is dat ik nog steeds niet op sandalen naar zijn nering ben komen lopen, misschien wel een halve kilometer ver. Mijn dichte schoenen, die ik me NB pas geleden in een leerzaak heb aangeschaft, zouden volgens hem stofdoorlatend zijn en hoe kan het in vredesnaam zo zijn dat ik me nog niet voorzien heb van een paar sandalen? Ook vindt hij dat ik mijn sokken kennelijk nog te weinig aan heb gehad, hoewel hij daarop samen met de zuster zou hebben staan hameren de vorige keer dat hij mij zag. Achter hem zie ik de zuster enigszins misprijzend naar hem kijken.
Als hij klaar is met mijn voet opnieuw te verzorgen, word ik gesommeerd om hem te volgen naar zijn spreekkamer. Daar schrijft hij met grote letters SANDALS en SHOCKS (met een H) op een stuk papier dat hij mij overhandigt en dan als ik dat papier bij me heb, mag ik weer vertrekken. Morgen krijg ik gelukkig de andere dokter weer. Ik begin echt een hekel aan dokter Arkuch te ontwikkelen (terwijl hij niet schroomt om mij steeds opnieuw 35 euro voor het consult afhandig te maken).
Wat ben ik blij, als ik weer thuis ben en met mijn benen op een stoel voor me, met kussen, door mag gaan met mijn (alweer tweede) boek lezen.

Om half 8 verplaats ik mijn nog steeds krakkemikkige lijf naar de tussenkamer in de hoop op een avondje betere TV dan gisteren. Na een tijdje kijk ik mijn ogen uit bij een "radioverslag" van het laatse stukje thuiswedstrijd voor de beker van Real Madrid tegen Real Sociedad in het Bernabeu. Ik geloof mijn ogen en oren niet, maar het staat 1-4. Real Madrid maakt er vlak voor tijd wel nog 2-4 van en in de extra tijd 3-4, maar het onheil is geschied: Real Sociedad heeft Real Madrid uit de beker geknikkerd. Even later krijg ik op de zender van Real Madrid een samenvatting van niks mee. Trainer Zidezine Zidane kan er ook niks meer mee: de 'Koninklijke" gaat af door de zijdeur.
Ongeveer tegelijkertijd met de zoveelste herhaling van de samenvatting van RMA-RSO begint in Bilbao de Baskische voetbalclub Athletic zijn kwartfinale bekerwedstrijd thuis tegen Barça. Daar krijgt Barça nog een zware dobber aan, voorspel ik en met mij het compleet uitverkochte stadion. Dat Athletic gesponsord wordt door de KUTXABANK, maakt het er niet beter op. De wedstrijd is "live" op de zender QUATRO en laat ik er maar eens goed voor gaan zitten. Leo Messi en Fati zijn de belangrijkste voorhoedespelers van Barça, maar vanavond mag bijv. ook middenvelder Frenkie de Jong in de voorste gelederen zijn beste beentje voorzetten.
De club uit Barcelona is veel meer aan de bal dan Athletic, maar doelpunten levert het niet op, ook niet als in de tweede helft Rakitic vervangen wordt door Griezmann. Athletic krijgt af en toe een kans, maar aan de andere kant kruipt de thuisclub een beetje door het oog van de naald, als het na 90 minuten nog steeds 0-0 staat. Er staan dan nog vier minuten extra tijd op het bord. In minuut 93 krijgt keeper Ter Steegen van Barça een verre bal van links te verwerken, die door Athletic speler Williams net voor Busquets wordt doorgekopt naar de voor hem verre hoek. Ter Steegen kan er niet bij en de 1-0 verschijnt met vlag en wimpel op het scorebord.
Daarmee gaat mijn avondje Barça weer eens volledig naar de filistijnen. Eerder vloog Real eruit en nu, twee uur later, kan ook Barça zijn peperdure spullen weer opbergen en terug de spelersbus in.
Na zoveel leed weet ik niet hoe snel ik mijn biezen in de tussenkamer moet pakken en mij gaan opmaken voor een volgende overdreven lange nachtrust.

Op vrijdagmorgen belt Trudie me in alle vroegte, om 9 uur hier, om me bij te praten over "la parte inferior de mi pierna sinistra". Als ik haar vertel dat ik deze week alle middagen bij de dokter ben geweest, is ze gerustgesteld. Ik heb nog twaalf dagen te gaan, voordat ik met koffers terug naar de lage landen bij de zee terug mag. Dat zou toch ruim voldoende moeten zijn. Vanmiddag zal ik "de goede moordenaar" onder het tweetal dokters eens vragen hoe de vlag er nu bij hangt (en of nog een extra recept voor antibiotica nodig is, omdat mijn huidige twee pillen, drie keer per dag, zondagavond op zijn).

En inderdaad, in het kliniekje heb ik wederom van doen met dokter Ángel (met als "surname", "apellido": Perez). Hij laat me eerst even van de schik bekomen op een van de kuipstoeltjes, terwijl hij in een zijkamer het laatste deel van zijn maaltijd naar binnen aan het schuiven is. Dan mag ik hem volgen naar de behandelkamer, waar ik hem kan laten zien dat mijn linker schoen me intussen weer past. Op het bedje geleden inspecteert hij, met beide zusters in de buurt, mijn voet en onderbeen nauwkeurig en kan niet anders dan constateren dat het er nu alweer een stuk beter met mijn voet uitziet. Het gaat echt de zeer goede kant op, is het eindoordeel van de drie aanwezigen plus van mezelf.
Er wordt nieuw smeersel en verband om mijn aangedane voet gedaan en dan krijg ik van hem de verzekering dat ik pas zondagmiddag, over twee dagen, weer terug hoef te komen, als hij dienst heeft. Daarmee vermijdt hij, en ik ook, dat ik weer aan de grillen van doker Arkuch word overgeleverd. Ik krijg recepten mee voor extra antibiotica en "veer zien us e-zoondag weer". Als beide zusters mij vervolgens uitzwaaien, weet ik nagenoeg zeker dat het met mij en mijn voet nog eens helemaal goed gaat komen, ik neem aan voor carnaval al.
De raadgeving om ook de komende dagen mijn voet hoog te houden neem ik graag op de koop toe. Natuurlijk geef ik daar gevolg aan. Wel ga ik later in Maastricht nog eens nazoeken, weet ik nu al, of er ook voldoende empirisch bewijs is voor het hooghouden-advies. Zo nee, dat lijkt me dat een aardig onderwerp voor een randomized clinical trial bij Huisartsgeneeskunde of Verpleegwetenschap op de UM. Terug op de flat kan ik oprecht terugkijken op een – ook voor mij - aangenaam bezoek aan de medische en vepleegkundige stand. Hernieuwd neem ik mijn pillen met verve in en schenk mezelf in één moeite door een blikje aardbeiendrank (van Clipper) uit. Dan krijgt mijn tweede boek de aandacht die het verdient (over moorden in de Scotse Hooglanden in1869).

Het is helaas nog te vroeg om me aan het begin van de avond richting plaza de Carasco en plaza de Santa Ana (tegenover de kathedraal in Vegueta) te begeven. Daar vind ik mijn loopje nog veel te schamel voor. Het wordt dus vanavond TV kijken om 9 uur, op de Canarische zender die het begin van carnaval hier uitzendt.
Klokslag dat tijdstip zie ik de carnavalsstoet van de Pasacalles de plaza de Santa Ana opdraaien, onder belangstelling van wat ik als een "duizendkoppig" publiek herken. Het carnavalsgedoe op het plein wordt vervolgens voor 100% gedomineerd door ene Roberto Herrera, van beroep presentator, die deze keer de Pregón voor zijn rekening neemt. Onze stalmeester is gekleed in een open, gele, lange jas met daaronder iets paars en een witte halsstrik. Zijn vóórkomen heeft iets uitgesproken middeleeuws. Het moet gezegd: hij maakt er een hele pantomine van, met tussendoor kleine filmpjes, een kort optreden van een (zijn?) comparsas, een mini-optreden van een dozijn mongolen in het kader van het "Carnaval Integral" en een optreden van een man-vrouw duo dat met zang de show mag proberen te stelen.
Om even vóór 10 uur houdt Roberto Herrera het voor gezien en mogen we met hem en de diverse podiumgasten aan het Himno Del Carnaval" van Sindo Saavedra beginnen. Het plein doet mondjesmaat met de Pregonisto mee en wie ben ik om thuis voor de buis zelfs geen vinger in de lucht te steken.
De finale van de murgas in Santa Cruz de Tenerife daarna laat ik voor wat het voorstelt en ik ga me opmaken voor een verse portie nachtrust.

Op de zaterdagmorgen ben ik al om 8 uur onder de levenden. Niet veel later kondig ik hier mijn tweede plaatje van de week aan. Jullie kennen, mag ik intussen toch wel aannemen, Vic van de Reijt met zijn compilaties van diverse muziek uit vroeger jaren. Weten jullie wel dat hij in 2010 ook een carnavalsplaat heeft samengesteld, driedelig, met allerlei hoogtepunten van weleer? De overzichtsplaat heet: "Muziek Terwijl U Host" en heeft als ondertitel "Och Was Ik Maar...Een Paard in De Gang". Carnavalsgekken zoals ondergetekende vullen die twee titels moeiteloos aan met "Bij moeder thuis gebleven" en "Bij buurvrouw Jansen".
Op de driedubbele verzamelplaat staan maar liefst zestig nummers. Daarvan zijn er twaalf uit de periode 1954 tot aan 1965, als ik nog op school zit in Wiek en Maastricht, voordat ik me in september 1964 in het grote Amsterdam in het volwassen leven mag storten. Hier zijn die twaalf nummers chronoliogisch:
01.Helma & Selma – Valderi, valdera
02.Frits Rademacher – De boereblaoskapel
03.De Spelbrekers – Oh, wat ben je mooi
04.Johnny Kraaikamp & Rijk de Gooier – Ik ben zo blij
05.De Limburgse usjes – De boerinnekesdans
06.Thur Luxembourg – Och waas ik maar (béij mooder thoês gebleve!)
07.Jacky van Dam – Japie de portier
08.The Emeralds – Brigitte Bardot
09.Jukebox Johnny – De sneeuwwitte boezem
10.Paula Dennis – Janus, pak me nog een keer
11.Billy Mo – Tirolerhoed
12.Betsy & Jo – Het komkommertje
Ik heb de liedjes maar eens voor jullie cursief bezet, alweer, om daarmee het belang ervan voor de Nederlandse muziek de benadrukken. Zo'n nummer als "Ich kauf doch lieber een Tirolerhoed, die staat mij zo goed" van Billy Mo, ik kan het, althans in een vol café vol helpers, nog steeds meezingen. En wat vinden jullie van "Och waas ik maar" van Thur Luxembourg? Daar kan m.i. zelfs Johnny Hoes met zijn gelijknamige hit een puntje aan zuigen.

In de middag vraag ik me serieus af, of ik in de tijd gezien te laat naar de dokter ben gegaan. Sommige patiënten dienen zich bij de huisdokter of dergelijke aan bij het minste of geringste, alsof het een uitje betreft. Vaak is het maar flauwekul waarmee ze komen en ik denk dat mensen best zouden kunnen gewend raken aan het idee dat even afwachten vaak minstens zo goed is (tenzij het om een acuut euvel gaat, dat direct behandeling behoeft). Met zo maar een hoofdpijntje of het allereerste begin van diarrree kun je best even zonder advies van medische geleerden. Hoe interessant het onderwerp van deze"patient delay" ook is, heb ik bepaald niet de indruk dat er een overmaat van medische literatuur op dit terrein voorhanden is. Ik zal het eens in Maastricht moeten nazoeken.
Meer energie, hoewel ook misschien nog veel te beperkt, wordt er in de medische literatuur besteed aan de zeeffunctie van de eerste lijn. Wanneer is het moment gekomen dat de huisarts zijn rol als begeleider moet overdragen aan de specialist? Het bijbehorende trefwoord is "doctor delay". Een van mijn eerste promovendi, André Knottnerus, heeft het onderwerp in de jaren tachtig al eens de revue laten passeren, met de bijbehorende algebra (en het heeft hem geen windeieren gelegd). Het hoort m.i. tot de meest primaire taken van de eerste lijn om te besluiten of en wanneer er moet worden doorverwezen naar de tweede lijn. Daarin speelt de patiënt in het ideale geval maar een beperkte rol. Te gemakkelijk doorverwijzen naar de specialist zie ik als een kunstfout, zelfs als de specialist vindt dat er veel te weinig naar hem wordt doorverwezen en de paiënt aldus "heel af ten toe" nogal of zelfs te laat voor specialistische behandeling in aanmerking komt.
Terug naar mezelf denk ik vandaag, nu mijn infectie grotendeels voorbij lijkt te zijn, dat ik vorige week dinsdag inderdaad niet al naar de Inter Clinic had moeten gegaan. Aan de andere kant is daarmee wachten tot de maandag erop wellicht ook niet erg bevorderlijk geweest voor een gunstige voortgang van mijn probleem. Beter ware achteraf waarschijnlijk geweest, als ik me vorige week vrijdag bij de dokter (wel de goede) gemeld had.
Wie weet, ben ik ook nog eens een speciaal geval van "patiënt delay", omdat ik zelf dokter ben (geweest). Hoe dan ook, ik sluit niet uit dat de infecties aan mijn voet sneller zouden zijn overgegaan, als ik vorige week vóór het weekend al aan mijn antibiotica-kuur was begonnen.

Wordt het niet tijd dat ik me weer eens ga wegen? Zaterdagmiddag stap ik – in de hoop dat mijn infecties ook zo hun voordeel hebben gehad op mijn lichaamsgewicht – op de weegschaal hier, voor het eerst in het nieuwe jaar. De vorige keer eind december in Maastricht woog ik iets van 102-103 kilo en nu op 8 februari zit ik op 99 kilo. Als ik eerlijk ben, had ik op een iets lager gewicht gerekend. Het blijft te moeilijk voor mij om weer op tien kilo of meer gewichsverlies uit te komen. Wellicht moet ik het er maar eens definitief bij laten om mij echt voor mijn Quetelet Index of dergelijke (binnen redelijke grenzen) te interesseren.

Eeen beetje raar is het wel dat ik vandaag niet naar de Inter Clinic hoef voor een medische inspectie van mijn voet en het vervangen van mijn crème en zwachtels. Op de TV kan ik zo snel geen alternatief vinden, maar dan kom ik ineens uit bij een film met Clint Eastwood als regisseur uit 2016 die op beginnen staat. De titel van de "largometraje" is "SULLY", dat de bijnaam is van piloot Sullenberger (met als co-piloot ene Jeff). Het verhaal verwijst naar een echte gebeurtenis in 2009, als ik het wel heb.
Sully, gespeeld door Tom Hanks, loopt al 42 jaar mee in de luchtvaart en is zo ongeveer aan zijn laatste vlucht toe. Hij stijgt met personeel en 155 passagiers op van La Guardia in New York en krijgt – als ze net in de lucht zijn – een grote troep vogels voor zijn kiezen. Beide motoren van het vliegtuig vallen stante pede uit, definitief, en vanuit de cockpit hebben Sully en Jeff dan nog maar één taak: kijken of ze in aller ijl het vliegtuig weer aan de grond kunnen zetten (als dat tenminste nog lukt). Het vliegveld van de start is net te ver weg om op hun schreden terug te keren en Sully & Jeff besluiten om dan maar op het water van de Hudson te landen, een haast onmogelijke opgave. Dat ze er toch in slagen en ook nog eens samen met de stwewardessen iedereen veilig van boord te laten gaan, zou best als een heldendaad betiteld mogen worden. Niettemin vinden de experts van de vliegmaatschappij aanvankelijk dat de machine best nog rechtsomkeer had kunnen maken naar La Guardia. Sully moet er echt "the human factor" bij halen om zijn gelijk alsnog te halen.
Geloof het of niet, maar ik heb het - in het Amerikaans en zonder onderschrift – best een aardige film gevonden. Voor mij gaat een deel van de tekst een beetje verloren, zelfs in mij derde taal (na Maastrichts en Nederlands), maar met de uitgestoken hand van regisseur Clint Eastwood en van hoofdrolspeler Tom Hanks ben ik een heel eind de goede kant op gestuurd.

Op zondagmorgen is het om kwart voor 8 niet alleen nog vroeg, maar ook erg rustig in mijn straat. Het verbaast me een beetje, maar op twee hoog rechts aaan de overkant het jonge volk al omstandig aan de koffie zie zitten, ook het blonde meisje dat me een week eerder verrast heeft met "I HAVE NOTHING TO WEAR". Na de eerste avond hier heb ik haar in dat t-shirt trouwens niet meer zien lopen. Sindsdien is ze op haar balkon meestentijds in een tuinbroek present, wel met korte broekspijpen, op zijn Canarisch. Ook vanmorgen in alle vroegte loopt ze in iets dergelijks, maar deze keer gaan haar broekspijken wel door tot op de enkels.
Of het zo moet zijn, verdwijnt ze even later met haar kompanen achter de overgordijnen en zie ik ze vervolgens beneden lopen, naar – ik vermoed – de taxistandplaats. Zo gaat het met toeristen hier die een week of zo hun gezicht komen laten zien.

Na mijn lunch luister ik aandachtig naar een meisje dat bij mij in de straat beneden op een klein model trekzak liedjes staat te spelen. Vóór zich heeft ze een mandje voor voorbijgangers die haar van wat kleingeld willen voorzien. Ik vind haar heel goed spelen, is het een Française? Hoor ik het goed? Haar volgende nummer is "Scarborough Fair", dat ik op de computer heb in uitvoeringen van Paul Simon (+ Art Garfunkel) en Marianne Faithfull. Haar accordeon-uitvoering mag er best zijn. En nou maar hopen dat mijn artieste vanmiddag voldoende geld ophaalt; dan komt ze morgen misschien nog eens opnieuw buurten met haar instrument.

's Middags breng ik - intussen habitué - mijn zoveelste bezoek aan de Inter Clinic. Het lijkt wel of de dokter (Ángel Perez?) al gereed zit om mij van dienst te zijn. Ook de (tweede) zuster staat klaar om mijn linker voet en enkel in ogenschouw te nemen. Dan ontvalt hun het woord "ESTUPENDO", schitterend. Kom ik daarmee echt verder? Nee, want als ze uitzicht zouden hebben op een joekel van een steenpuist, zouden ze wellicht dezelfde uitdrukking gebruiken als wanneer alles er pico bello uitziet. Ik bemoei me er maar eens mee en vraag of ze bedoelen dat ik echt aan de zeer beterende hand ben. Dat blijkt het geval te zijn.
Opnieuw wordt er behoorlijk gesmeerd met – deze keer opnieuw – een witte crème, waarin – krijg ik desgevraagd te horen – neomycine zit, nog weer een ander antibioticum. Dat heeft wel wat, vind ik, want als je als behandelaar de kans ertoe krijgt, dien je m.i. je medicament zo plaatselijk mogelijk bij de patiënt toe te dienen. Via je mond innemen van een pil die eigenlijk alleen voor je voorhoofd, ureter of grote teen bedoeld is, staat me al vele jaren enigszins tegen, ook vanwege allerlei neveneffecten. Ik ben blij dat de farmacologie eindelijk zo ver lijkt te zijn dat medicamenten zo locaal mogelijk kunnen worden gegeven. Over twee dagen - op de dag dat ik eindelijk ook weer eens naar de universiteit wil gaan - word ik verondersteld om hernieuwd mijn gezicht bij de medische stand van de Inter Clinic te laten zien.

Zo waar maak ik daarna een ommetje. Met beide voeten keurig in mijn schoenen, loop ik in een wazig zonnetje naar de bank bij het Imperial NH Hotel. Onderweg erheen kijk ik ook eens welwillend naar het grote flatgebouw bij de plaza de Saulo Torón met de naam ALOE CANTERAS er opzij opgeschreven. Inderdaad, ook ik zie nu dat daar op de bovenste etage een nering met voledige vergunning is gevestigd. Zal ik Marc & René verrassen en er een dezer avonden eens een drankje nemen, nog voordat ik Las Palmas definitief achter me ga laten?

Me toch een beetje verkneukelend over mijn nieuw verworden status van (bijna) ex-patiënt zit ik daarna braafjes thuis te lezen in mijn derde boek. Dat wordt mijn eerste van mijn laatste brief; ik zie het mezelf niet vóór dinsdagmiddag compleet uit kijgen. Om kwart over 6 begint het even te miezeren, te motregenen. Dat is me al weken niet gebeurd. Het is gelukkig maar even en al snel zie ik de straat weer in beweging komen. Even wat druppels, dat zullen de struiken en bomen zeker fijn vinden.
Om even over 7 trek ik mijn colbertje aan om me op straat te begeven. Over minder dan een uur begint op Santa Catalina LA GALA DE LA GRAN DAMA en dat staat ook op mijn rol voor een avondje ontspanning. Op Santa Catalina kijk ik allereerst weer met plezier naar de tenten van MESÓN CONEJO. Ook de PARADILLA GRILL mag zich hernieuwd in mijn belangstelling verheugen. Ik ben bepaald niet de enige die dan alvast het carnavalsterrein betreed en in de drie kwartier erna neemt de animo alleen maar toe. Op de middentribune heb ik een mooi hoekplekje op rij 3. Helaas, maar waar, word ik wel verondersteld om eerst de stoel waarop ik wil gaan zitten, van een aardige plens water af te helpen. Een beetje motregen, wie maalt erom, maar als het ietsje te lang achter elkaar miezert... Ik leg jullie bij dezen maar eens uit waarom mensen zoals ik altijd een grote boerenzakdoek bij de hand hebben. Die is toch niet alleen om je neus in te poetsen?
Om zeg 10 vóór half 8 zit ik echt als een vorst om mij heen te speuren en ben ik zelfs bereid om een keur aan reclames te aanschouwen op de twee schermen opzij in de lucht van het immense podium, met in het midden een doorgangsscherm. Ik tel in de gauwigheid opgeteld ruim veertig kennelijke sponsors van het evenement en dan laat ik de firma's die ook nog met filmpjes bijdragen (zoals CasaSiete, Lidl, 7up) nog buiten beschouwing. Gelukkig komen naast een hoop onzin ook een mijn favorieen voorbij, met voorop HAZLA TROPICAL, om aan te geven dat het bier van het eiland deze carnaval weer goed smaken zal. Ook AREHUCAS van de regionale rum geeft thuis.
"We" beginnen om 10 over 8 met een dansgroep, die er, wat mij betreft, niet al te veel van bakt. LA VIDA ES UN CARNAVAL, zal ik maar zeggen. Misschien moest Beppie Kraft daar nog eens een Maastrichtse versie van op de plaat zetten. Dan betreden de presentatoren, Mercedes & Carlos, het "escenario" om de eerste vijf van de negen kandidaten GRAN DAMA aan te kondigen. Die komen een voor een als een soort kerstboom over het toneel schuifelen, een paar minuten per dame. Ik spreek na de eerste vijf voor mezelf een lichte voorkeur uit voor kandidate 3, misschien mede omdat die aanhoudend op de muziek met haar armen en heupen staat te zwaaien.
Vervolgens is een zanggroep van twee dames en twee heren aan de beurt. Als die de stemming er net een beetje aan het inbrengen is, gebeurt het voor mij onverwachte: we krijgen vanaf kwart voor 9 ineens een "sjoor" regen over ons heen waar de vogeltjes (of zijn het andere beesten?) geen brood van lusten. Iedereen behalve ik haalt prompt een paraplu ("paraguas" in het Spaans) te voorschijn en ik ben blij dat ik nog net boven de uitgestoken exemplaren van mijn klein uitgevallen benedenbuurvrouwen uit kan kijken. Vervolgens begint het compleet te hozen ("llover a cántaras"), zo erg dat de act op het podiumacuut wordt stilgelegd. Mensen bij mij op de tribune zie ik dan in groten getale de ijzeren trap afgaan naar begane grond en daarop het plein verderop. Na ampel overwegen – zo zeg je dat - geef ook ik maar toe en aanvaard de weg terug naar huis.
Onderweg terug zie ik op een van de TV-schermen bij de café-restaurants op het plein dat voetbalclub Betis Sevilla bij de rust met 2-1 voorstaat tegen Barcelona en dat maakt mijn avond er helaas niet beter op. Ik moest maar weer eens, voor de zoveelste keer, ruim op tijd mijn bed induiken. (Dat het na de rust toch nog 2-3 is geworden, houdt de gemoederen op de TV maandag aardig bezig.)
Om bijna half 11 word ik wakker van het vuurwerk dat op Santa Catalina wordt afgestoken, als de "GRAN DAMA DOS MIL VIENTE" gekozen is. Ze zal zich nu aan een spervuur van de fotografen hebben te onderwerpen. Echter, dat krijg ik tussen de lakens niet meer mee.

Maandag wasdag. Zo was het in ieder geval vroeger, in de tijd dat mijn moeder nog de belangrijkste stofzuiger in het huishouden was en mijn vader er vooral was om voor de "kezjem" (verbastering van "quinzième") te zorgen. Later is daar een heel ander systeem voor in de plaats gekomen, met een (relatieve) korting op het watergebruik 's avonds laat en in het weekend en daarmee ook andere wastijden. Niettemin, vanmorgen draai ik ouderwets weet eens een wasje en die hangt daarna de hele dag te drogen op mijn plat. Een spatje regen kan ik intussen absoluut niet ontwaren. Het hozen gisteravond – hoe lang eigenlijk? - was de uitzondering die de regel van aangename droogte hier bevestigt.
Vanmiddag word ik wel verrast door een heroptreden vlakbij mijn huis van de trekharmonicaspeelster die gisteren ook al de nodige furore maakte. Ze blijft het goed doen, heel goed zelfs, ook in herhaling. Is het echt een Française? Of mag ik haar eerder situeren als een Baskische dan wel toch weer de zoveelste muzikante van de Canarische Eilanden?

Vanavond ga ik de deur maar eens niet uit en zet me aan de eerste van drie voorrondes van het "concurso de las murgas" op de buis. Er is maar één Daniel Ortega en als die om een uur of 9 in mijn TV-blikveld verschijnt als de man die de murga-avonden als vanouds aan elkaar mag praten, ben ik de koning te rijk.
Op de eerste avond staan, zeker in het begin, nogal wat damesmurgas op het podium. Tant pis, want die kunnen er meestal toch iets minder van dan de mannen-groepen. Echter, nummertje 2 van de maandag is een van mijn onvervalste favorieten: Las Chancletas, de slippers, nog wel van uit mijn buurt. De murga telt, als ik Daniel Ortega mag geloven 79 mannelijke "participantes". Geloof het of niet, maar ik heb me zelfs eens op de zondagse rommelmarkt een CDtje van de jongens aangeschaft.
Het wordt nog wat vanavond, zelfs als ik later al lang en breed in bed lig en de laatste twee van de acht van die avond door de balkondeur heen hoor zingen. Ook de laatse, de "Quenquenqueques" of hoe die groep heet, zorgt om half 2 of daaromtrent nog voor het nodige vuurwerk (op gepaste afstand).

Dan is het dinsdag en mag ik – na twee weken rust – eindelijk weer eens mijn kuierlatten in de richting van de universiteit verplaatsen. Na mijn bezoek aan de Inter Clinic krijgen jullie vanmiddag twee brieven voor je snufferd: eentje die ik vorige week dinsdag al had moeten versturen en een tweede die de stand van zaken tot aan vandaag in beeld brengt (mag ik hopen). Hier op volgend komt er nog maar eentje. Die kunnen jullie tegemoet zien op dinsdag 18 februari, de dag voordat ik het ruime sop kies richting Holanda.
Voor nu: het is intussen in Maastricht, denk ik, stilte voor de storm. Zet nog eens een berenpak in elkaar, zodat je over een keine twee weken tenminste "iets" hebt om aan te trekken. En vooruit, vanaf nu mogen jullie ook al voorzichtig gaan "indrinken". Het ga jullie nog even goed zonder mijn aanwezigheid en tot ziens, hasta luego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Mijn eerste boek van deze (tweede) kwakkelweek met al zijn lichamelijke en geestelijke ontbering is er nog weer eentje van de al te vroeg van ons heengegane thrillerschrijver Philip Kerr. Zijn boek dat ik nu voor me heb, is uit 2018 en heet "Greeks Bearing Gifts". Op mijn onvolprezen e-reader is dat vertaald met "Vergeven En Vergeten", hoe bestaat het? Het verhaal speelt in 1957, vooral in Athene en omgeving ruim tien jaar na WOII.
Het is een oerdegelijk, ouderwets Bernie Gunther-verhaal, voor wie met mij steeds kan smullen van de verhalen van de (ex-)kripo uit Berlijn. De man heeft zich intussen de naam Christof Ganz aangemeten, als hij een baan als claimonderzoeker krijgt bij verzekeringsmaatschappij Munich RE (op aanraden van jurist Max Merten, die we later in het verhaal nog zullen tegenkomen). Een van zijn eerste opdrachten is om voor het werk naar Griekenland af te reizen, vanwege een daar afgebrande boot, genaamd de Doris, van ene Siegfried Witzel en met als kapitein Spiros Reppas. Met name Witzel claimt met veel bravoure de schade aan zijn boot. Hij zou met Reppas – blijkt later - op zoek zijn (geweest) naar een in 1943 verloren gegaan Duits schip met veel goud aan boord van Joden uit Tessaloniki en omgeving, De Joodse mensen zelf zouden met zijn allen (zo'n 50.000 mensen) in dat jaar zijn afgevoerd naar concentratiekampen. Belangrijk bij de ramp in 1943 zijn Alois Brunner (die zich nu Georg Fischer noemt) en de al genoemde Max Merten, die met Witzel en Reppos op de zogenaamde "reddings"boot zou hebben gezeten.
Er vallen vervolgens zoals dat bij boeken van Philip Kerr hoort, ettelijke doden. Min of meer tegenspeler van Christof Ganz (Bernie Gunther) is inspecteur Stavros Leventis van de Atheense politie. Die is blij dat Gaz een belangrijk deel van het werk voor hem wil opknappen, hoewel Ganz (Gunther) zelf het liefst en zo snel mogelijk terug wil naar München. Aardige bijrollen zie ik in het boek voor o.a. Achilles Garlopsis (van Munich RE in Athene) en zijn familie, voor de knappe juriste Elli Panatoniou en vooruit, laat ik ook Rahel Eskenazi van de Joodse Ha'Mossad noemen.
Er is (was) maar één Philip Kerr en die kan zelf postuum nog genoeg potten bij mij breken. Zijn "Greeks Berarin Gifts" uit 2018 mag er zijn, alweer, voor de zovee;ste keer, in een traditie dat wat er ook met Bernie Gunther gebeurt, hij op het einde toch weer heelhuids komt bovendrijven. Voor dit boek, vertaald als "Vergeven En Vergeten", krijgt Philip Kerr, als recensiecijfer van mij zijn zoveelste volle 8 uitgeserveerd.

Wie aan huis geluisterd is, heeft – in mijn geval – extra reden om met het linker been omhoog op het balkon te blijven zitten. Daar helpt eigenlijk geen lief moedertje aan. Dus heb ik de eer om jullie ook nog eens deelgenoot te maken van een boek van de Schotse thrillerschrijver Graeme Macrae Burnet uit 2015. Diens verhaal heet "His Bloody Plan", wat voor de variatie op mijn e-reader eens foutloos vertaald is met "Zijn Bloedige Plan". Het speelt is 1869 – dat is nog eens lang geleden – in enkele gehuchten in de Schotse Hooglanden: Aird-Dubh, Cannusterrach en bovenal Culduie. In de negorij Culduie wonen op dat moment 55 zielen, niet meer. De rechtszaak later in het boek is in het redelijk nabije Inverness (vlakbij Loch Ness voor de liefhebbers). Niettemin, een expert "alienist" komt ervoor helemaal uit Perth en bijv. Glasgow is voor de locale bevolking echt ontzettend ver weg.
Roderick (Roddy) Macrae, zo'n 16 jaar en heel slim, heeft eerst de hem afwijzende vriendin Flora, 15 jaar, en haar broertje Donny doodgemaakt en is daarna aan de hoofdmoot begonnen: het vermoorden van hun vader Lachlan "De Brede" Mackenzie, 38 jaar oud. Die slacht hij compleet af met twee stukken landbouwgereedschap: een wadder en een houw. Roddy ontkent zijn daad niet, geeft hem direct toe, als hij onder het bloed van de naburige boerderij wegloopt. Daarna zit hij sinds zijn daad vooral voor zich uit te staren, hoewel hij eerder al een enogszins in zichzelf gekeerde mompelaar was. Is er sprake van een acute verstandsverbijstering bij de jongen? Is hij niet bij zinnen, ontoerekeningsvatbaar, als hij Lachlan De Brede te lijf gaat? Of hebben we hier van doen met een welbewuste aanval op zijn buurman?
Voor de achtergrond moet ik terug naar anderhalf jaar eerder, als Roddy's moeder Una, het zonnetje in huis, overlijdt bij de bevalling van een tweeling. De uiterst norse vader John blijft dan over met dochter Jetta, zoon Roddy en de twee pasgeboren baby's. Eerder al heeft het landbouwgezin het moeilijk, mede ook omdat er een schuld voor de dood van een schapenbok moet worden terugbetaald aan Lachlan De Brede (die overigens meer geld dan een shilling per week wil zien). Nu loopt het echter steeds meer uit de hand, zeker als pestkop Lachlan De Brede ook nog eens tot nieuwe rentmeester benoemd wordt. John en Roddy Macrae mogen niet ongevraagd meer zeewier van de rotsen gaan halen om bij hun mest te doen, ze raken een stukje van hun landbouwgrond kwijt (want zijn nou met minder mensen) en Roddy krijgt een ongenadig pak slaag van Lachlan deDe Brede tijdens het zomerfestival (als hij onverrichter zake Flora het hof probeert te maken). De genadeklap is de brief waarmee Lachlan De Brede (namens de meier en de lord) het gezin ook nog eens van het resterende lapje grond gaat beroven. Ze zouden te weinig voor het algemene welzijn (en Lachlan zelf) werken en tevens hun eigen lapje grond in pacht aan het verwaarlozen zijn. Dan komt Roddy in actie en gaat Lachalan De Brede eraan.
Vóór het officiële proces krijgt vooral het medisch-strafrechterlijke onderzoek van de locale dokter Munro en van expert Bruce Thomson uit Perth de nodige aandacht. Advocaat Andrew Sinclair verdedigt zijn cliënt Roddy met alles wat hij in zich heeft, maar officier van justitie Gifford is een goede tegenpartij. Als de jury met 13 tegen 2 stemmen voor "schuldig" kiest, kan rechter Lord Justice Clerk (en zijn twee confrères) niet anders dan aan Roddy de doodstraf opleggen.
Graeme Macrae Burnet, een ver familielid van Roddy, maakt in 2015, zo'n honderdvijftig jaar later, uiterst leesbaar verhaal van het drama. Ik heb er als lezer in alle oprechtheid van gesmuld en beloon diens "My Bloody Pan" in Nederlandse vertaling graag met een 8½ als recensiecijfer. Dit is een boek dat jullie – zeker de thrillerlezers onder jullie – niet mogen overslaan. Het zal een sier zijn op je lijst van moordboeken. Weblogbrief 15.15, 11 februari 2020

Queridos amigos y familia, het begin van een nieuwe brief is er weer, nou de rest nog. Op de universiteit ben ik de afgelopen week mijn gezicht niet laten zien. Dus vraag me niet naar de recentste popartikelen van Harry en de zoveelste schuine bak van Donald Trump, want die heb ik niet kunnen "ervaren". Ik ga jullie gewoon met terugwerkende kracht uitleggen waarom de afgelopen week niet mijn meest memorabele was in de hoofdstad van de Canarische Eilanden.
Het is 4 februari – Marcel is vandaag echt 45 geworden – als ik me 's middags als een Limburgse variant van Hinkepie in de richting de Inter Clinic aan de Sagasta 62 beweeg – gaan zou de voortvarend zijn - voor een tweede bezoek. Ik hoop uiteraard op hernieuwde consideratie en mededogen van het personeel daar, maar dat blijkt er vandaag niet in te zitten.

(Tussendoor: Stel, voor een serieus medisch probleem heb je de keuze tussen een bullebak van een dokter die wel zijn zaakjes prima kent en een veel aimabeler exemplaar dat best ook aardig bij de les is, daarbij nog sympathiek is, maar net ietsje minder gedetailleeerd in het onderwerp is ingevoerd. Voor wie zou jij als behandelaar kiezen?)

Ik zit zo'n 15 minuten op een kuipstoeltje, als ik word opgeroepen om Dr. Manuel Arkuch, hoofd van het Centro Medico, maar eens te volgen naar de behandelkamer. Een zuster, een andere dan die van gisteren, hobbelt achter ons aan. Op een bedje gelegen kijk ik omhoog en zie hem griezelen bij de gedachte dat allebei mijn voeten, ook mijn rechter, sporen vertonen van wat hij walgelijk als "polvo del Sáhara" aanduidt, "stöb oet de Sahara". De "calima", de nevelsluier die zich af en toe vanuit het vasteland hier honderden kilometers vandaan naar de eilanden verplaatst, heeft volgens Dr. Arkuch enige vat op me gekregen en dat zullen we weten ook.
Mijn rechter voet hoort volgens hem vanaf nu de hele dag in een schoen te zitten, preventief om een infectie aan die voet te voorkómen. Wat de vermaledijde linker voet betreft, ook daar hoort zijns inziens permanent een schoen omheen te zitten, liefst een sandaal. De aanwezige hulp probeert nog of een ruim zittende "calcetin", sok dus, ook soelaas kan bieden, maar daarin gaat de bullebak maar mondjesmaat mee. Het is vanmiddag echt onberispelijke hygiëne boven alles en als hij als dokter die verordonneert, heb ik maar te zorgen dat zijn instructies voor 100% worden nageleefd.
Het verwondert me nog dat Dr. Arkuch, geassisteerd door de hulp, bereid is om iets dat op betadine jodium lijkt, op mijn voet te smeren en vervolgens het zaakje in te pakken als een verjaardagscadeautje. Dan is hij weer weg, mij met mijn besognes achterlatend. Terug aan de balie mag ik van de hulp vernemen dat ik mij morgen al opnieuw moet melden. Of dat niet overmorgen kan worden, vraag ik onderdanig aan haar. Zij vliegt naar de bullebak, maar die weet van geen wijken. Wie denk ik wel dat ik ben?

Een beetje ontdaan voel ik me wel, als ik de terugweg naar de Luis Morote aanvaard. Thuis aangekomen zit ik een tijdje voor me uit te kijken voordat ik mijn ritme weer hervonden heb. Ik ga maar weer eens door in mijn boek van Philip Kerr en later, als de avond begint te vallen, verplaats ik mijn linker voet met de rest van mijn lijf maar eens naar de TV, waar – op Gol – voetbalclub Liverpool het thuis opneemt tegen Southhampton. Tot de rust blijft het in de stad van de Mersey-sound 0-0, maar dan loopt de topploeg van trainer Jürgen Klopp toch moeiteloos uit naar een 4-0 overwinning.
Daarna zie ik op een Canarische zender de eerste murga van het jaar voorbijkomen, uit Tenerife. Ze noemt zichzelf "Mamelucos", piassen in het Spaans, en de 92 man die meedoet, maakt er een spektakel van – ik kan het voor een murga uit Tenerife ook niet helpen. De tweede murga wacht ik echter niet meer af en duik "tussen de vette lappen". Als ik om half 1 even wakker word, heb ik net even tijd om mijn volgende twee antibiotica-pillen in te nemen (met een slokje gereed staand water), voordat Morpheus, de god van de slaap, weer bezit van me mag nemen.

Mijn woensdag begint opnieuw met pillen, nu maar eens mijn iedere ochtendportie, en met ook twee bekers zwarte koffie. Even later ben ik weer toe aan mijn dosis antibiotica, driemaal daags, vanmorgen met ook een anti-diarreemiddel. Of het zo moet zijn, zet ik vervolgens een was in die vooral uit kleren van mij bestaat die ik de afgelopen dagen heb gebruikt. Als ik op de WC-pot ga zitten, blijkt mijn ontlasting niet alleen dun te zijn, maar naar verhouding echt donker uit te zien.
Laat ik "ondanks alles" maar eens een muziekje opzetten, niet dat ik daar erg van ga opknappen, maar een man alleen in den vreemde moet wat. Ik val vanmorgen terug op een gouden trio uit Mexico dat het in het grote Amerika helemaal gemaakt heeft vlak na WO II. Ik heb het uiteraard over Los Panchos en mijn keuze valt deze keer op de LP: "Los Panchos Y Los Tres Caballeros". Zijn de drie van Los Panchos niet zef al de "tres caballereos"? Hier zijn – cursief - de tien nummers van de plaat (waarvan het jaar vooralsnog onbekend is):
01.Te me olvidas
02.Un signo de ausencia
03.Amar y vivir
04.Preciosa
05.Charlemos (charlanos?) como ayer
06.Enamorada
07.Sigamos pecando
08.La macura
09.Luz de luna
10.Regalame esta noche
Waar dat "macura" in liedje 8 voor staat, moeten jullie nog even van mij te goed houden. In mijn dictionair kan ik de betekenis niet vinden. Punk kan ik van de plaat van Los Panchos niet maken, als ik de LP een paar keren afluister. Niettemin vind ik het zeer acceptabele muziek, maar een of meer nummers naar voren schuiven, is er deze keer niet bij. Los Panchos blijven nog steeds mijn aandacht houden.

Terug naar het dagelijkse leven meld ik dat de middag wederom in het teken van de behandeling van mijn euvel staat. Als ik mijn voet om 2 uur aandien bij de Inter Clinic, is dokter Arkuch er niet – god zij dank – en de andere dokter kennelijk net aan zijn "almuerzo", middagmaal begonnen. Volgens de zuster is het dus "even" wachten geblazen in de wachtruimte. Ik ben blij dat ik vanmiddag met de vriendelijke van het tweetal "medicos" van doen heb.
Even voor half 3 nodigt hij me uit in de behandelkamer, waar hij – samen met de zuster – naar mijn uitgepakte linker voet gaat zitten kijken. Van enige sluiting van de wond is kennelijk nog geen sprake, maar er is wel al minder dood vlees, meen ik uit zijn Spaanse woordenschat op te maken. Het gaat volgens mijn twee helpers de goede kant op, waarvan acte.
Mijn vermaldedijde voet wordt opnieuw ingesmeerd en omzwachteld. Veel aandacht krijgt hun advies om, als het effe kan, mijn been echt in de hoogte te houden, "levatado". Thuis een schoen of dergelijke aan mijn linker voet doen, wordt me afgeraden, omdat er nog te veel spanning op mijn voet zou staan. Staan en lopen – zelfs in huis - dien ik zo veel mogelijk te beperken. Rust houden, daar gaat het dezer dagen bovenal om, "descanso", "reposo".
Ik vraag maar eens vriendelijk of de dokter ook een naam heeft. Hij blijkt Ángel van voren te heten. Hij kijkt ernaar uit om mij morgen weer te ontmoeten.

Thuis gekomen vlij ik me als vanouds op het balkon, met een kussen onder mijn voet op de stoel voor me. Om 4 uur staat Sonia voor de deur. Ze komt niets vermoedend de trap op en kijkt omstandig naar mijn omzwachtelde voet. Gelukkig kan ik het poetswerk daarna geheel en al aan haar overlaten. My balcony is my castle! Als ze om 7 uur verschwunden is en ik weer helemaal op mezelf ben aangewezen, vind ik het even tijd om de eenzame bejaarde patiënt te spelen. Dat duurt gelukkig niet al te lang.
Dan begeef ik me maar weer eens naar de tussenkamer om te kijken wat de buis vanavond aan vertier te bieden heeft. Dat blijkt die avond niet mee te vallen, maar ik ben voor vandaag intussen een beetje uitgelezen, dus ik doe het er maar voor. Van de diverse films op de TV vind ik "Schindler's List" nog het meest te pruimen, maar overhouden is anders. Van de achtergrond, Krakow in de Tweede Weerldoorlog, zie ik weinig terug.
Net als in Nederland is dit jaar ook hier weer een beetje een gedenkjaar voor het Joodse volksdeel, driekwart eeuw na de bevrijding. Daar wil ik helaas, pindakaas, niet opnieuw teveel mee geconfronteerd worden. Voor mij is vandaag de dag zelfs Angela Merkel een betere keuze dan Netayaho (of hoe die heet). Om half 10 geeft ik de pijp aan Maarten.

Gaan we naar de donderdag, "jueves", met de klemtoon op de eerste "e". Voor mijn geest komt het verhaal van de twee rechercheurs die samen een verdachte onder vuur nemen. Ze spelen met zijn tweeën het spel "good guy, bad guy". Een van de twee stelt de ene na de andere impertinente vraag op een toon van "We weten al lang dat jij het gedaan hebt. Beken nou maar, dat lucht op", terwijl de ander zich veel begripvoller en terughoudender opstelt. Die onderbreekt het verhoor ook om koffie of dergelijke voor de verdachte te gaan halen. Vraag: werkt zo'n aanpak echt om een arrestant tot een bekentenis te brengen?
Op de Inter clinic is donker Ángel vanmiddag absent en heeft dokter Arkuch het rijk alleen. Naar mijn gezondheid informeert hij niet – hoe zo?- en op mijn vraag wat hij van mijn voet vindt, geeft hij evenmin enige sjoege. Bijna het enige waar hij het over heeft, is dat ik nog steeds niet op sandalen naar zijn nering ben komen lopen, misschien wel een halve kilometer ver. Mijn dichte schoenen, die ik me NB pas geleden in een leerzaak heb aangeschaft, zouden volgens hem stofdoorlatend zijn en hoe kan het in vredesnaam zo zijn dat ik me nog niet voorzien heb van een paar sandalen? Ook vindt hij dat ik mijn sokken kennelijk nog te weinig aan heb gehad, hoewel hij daarop samen met de zuster zou hebben staan hameren de vorige keer dat hij mij zag. Achter hem zie ik de zuster enigszins misprijzend naar hem kijken.
Als hij klaar is met mijn voet opnieuw te verzorgen, word ik gesommeerd om hem te volgen naar zijn spreekkamer. Daar schrijft hij met grote letters SANDALS en SHOCKS (met een H) op een stuk papier dat hij mij overhandigt en dan als ik dat papier bij me heb, mag ik weer vertrekken. Morgen krijg ik gelukkig de andere dokter weer. Ik begin echt een hekel aan dokter Arkuch te ontwikkelen (terwijl hij niet schroomt om mij steeds opnieuw 35 euro voor het consult afhandig te maken).
Wat ben ik blij, als ik weer thuis ben en met mijn benen op een stoel voor me, met kussen, door mag gaan met mijn (alweer tweede) boek lezen.

Om half 8 verplaats ik mijn nog steeds krakkemikkige lijf naar de tussenkamer in de hoop op een avondje betere TV dan gisteren. Na een tijdje kijk ik mijn ogen uit bij een "radioverslag" van het laatse stukje thuiswedstrijd voor de beker van Real Madrid tegen Real Sociedad in het Bernabeu. Ik geloof mijn ogen en oren niet, maar het staat 1-4. Real Madrid maakt er vlak voor tijd wel nog 2-4 van en in de extra tijd 3-4, maar het onheil is geschied: Real Sociedad heeft Real Madrid uit de beker geknikkerd. Even later krijg ik op de zender van Real Madrid een samenvatting van niks mee. Trainer Zidezine Zidane kan er ook niks meer mee: de 'Koninklijke" gaat af door de zijdeur.
Ongeveer tegelijkertijd met de zoveelste herhaling van de samenvatting van RMA-RSO begint in Bilbao de Baskische voetbalclub Athletic zijn kwartfinale bekerwedstrijd thuis tegen Barça. Daar krijgt Barça nog een zware dobber aan, voorspel ik en met mij het compleet uitverkochte stadion. Dat Athletic gesponsord wordt door de KUTXABANK, maakt het er niet beter op. De wedstrijd is "live" op de zender QUATRO en laat ik er maar eens goed voor gaan zitten. Leo Messi en Fati zijn de belangrijkste voorhoedespelers van Barça, maar vanavond mag bijv. ook middenvelder Frenkie de Jong in de voorste gelederen zijn beste beentje voorzetten.
De club uit Barcelona is veel meer aan de bal dan Athletic, maar doelpunten levert het niet op, ook niet als in de tweede helft Rakitic vervangen wordt door Griezmann. Athletic krijgt af en toe een kans, maar aan de andere kant kruipt de thuisclub een beetje door het oog van de naald, als het na 90 minuten nog steeds 0-0 staat. Er staan dan nog vier minuten extra tijd op het bord. In minuut 93 krijgt keeper Ter Steegen van Barça een verre bal van links te verwerken, die door Athletic speler Williams net voor Busquets wordt doorgekopt naar de voor hem verre hoek. Ter Steegen kan er niet bij en de 1-0 verschijnt met vlag en wimpel op het scorebord.
Daarmee gaat mijn avondje Barça weer eens volledig naar de filistijnen. Eerder vloog Real eruit en nu, twee uur later, kan ook Barça zijn peperdure spullen weer opbergen en terug de spelersbus in.
Na zoveel leed weet ik niet hoe snel ik mijn biezen in de tussenkamer moet pakken en mij gaan opmaken voor een volgende overdreven lange nachtrust.

Op vrijdagmorgen belt Trudie me in alle vroegte, om 9 uur hier, om me bij te praten over "la parte inferior de mi pierna sinistra". Als ik haar vertel dat ik deze week alle middagen bij de dokter ben geweest, is ze gerustgesteld. Ik heb nog twaalf dagen te gaan, voordat ik met koffers terug naar de lage landen bij de zee terug mag. Dat zou toch ruim voldoende moeten zijn. Vanmiddag zal ik "de goede moordenaar" onder het tweetal dokters eens vragen hoe de vlag er nu bij hangt (en of nog een extra recept voor antibiotica nodig is, omdat mijn huidige twee pillen, drie keer per dag, zondagavond op zijn).

En inderdaad, in het kliniekje heb ik wederom van doen met dokter Ángel (met als "surname", "apellido": Perez). Hij laat me eerst even van de schik bekomen op een van de kuipstoeltjes, terwijl hij in een zijkamer het laatste deel van zijn maaltijd naar binnen aan het schuiven is. Dan mag ik hem volgen naar de behandelkamer, waar ik hem kan laten zien dat mijn linker schoen me intussen weer past. Op het bedje geleden inspecteert hij, met beide zusters in de buurt, mijn voet en onderbeen nauwkeurig en kan niet anders dan constateren dat het er nu alweer een stuk beter met mijn voet uitziet. Het gaat echt de zeer goede kant op, is het eindoordeel van de drie aanwezigen plus van mezelf.
Er wordt nieuw smeersel en verband om mijn aangedane voet gedaan en dan krijg ik van hem de verzekering dat ik pas zondagmiddag, over twee dagen, weer terug hoef te komen, als hij dienst heeft. Daarmee vermijdt hij, en ik ook, dat ik weer aan de grillen van doker Arkuch word overgeleverd. Ik krijg recepten mee voor extra antibiotica en "veer zien us e-zoondag weer". Als beide zusters mij vervolgens uitzwaaien, weet ik nagenoeg zeker dat het met mij en mijn voet nog eens helemaal goed gaat komen, ik neem aan voor carnaval al.
De raadgeving om ook de komende dagen mijn voet hoog te houden neem ik graag op de koop toe. Natuurlijk geef ik daar gevolg aan. Wel ga ik later in Maastricht nog eens nazoeken, weet ik nu al, of er ook voldoende empirisch bewijs is voor het hooghouden-advies. Zo nee, dat lijkt me dat een aardig onderwerp voor een randomized clinical trial bij Huisartsgeneeskunde of Verpleegwetenschap op de UM. Terug op de flat kan ik oprecht terugkijken op een – ook voor mij - aangenaam bezoek aan de medische en vepleegkundige stand. Hernieuwd neem ik mijn pillen met verve in en schenk mezelf in één moeite door een blikje aardbeiendrank (van Clipper) uit. Dan krijgt mijn tweede boek de aandacht die het verdient (over moorden in de Scotse Hooglanden in1869).

Het is helaas nog te vroeg om me aan het begin van de avond richting plaza de Carasco en plaza de Santa Ana (tegenover de kathedraal in Vegueta) te begeven. Daar vind ik mijn loopje nog veel te schamel voor. Het wordt dus vanavond TV kijken om 9 uur, op de Canarische zender die het begin van carnaval hier uitzendt.
Klokslag dat tijdstip zie ik de carnavalsstoet van de Pasacalles de plaza de Santa Ana opdraaien, onder belangstelling van wat ik als een "duizendkoppig" publiek herken. Het carnavalsgedoe op het plein wordt vervolgens voor 100% gedomineerd door ene Roberto Herrera, van beroep presentator, die deze keer de Pregón voor zijn rekening neemt. Onze stalmeester is gekleed in een open, gele, lange jas met daaronder iets paars en een witte halsstrik. Zijn vóórkomen heeft iets uitgesproken middeleeuws. Het moet gezegd: hij maakt er een hele pantomine van, met tussendoor kleine filmpjes, een kort optreden van een (zijn?) comparsas, een mini-optreden van een dozijn mongolen in het kader van het "Carnaval Integral" en een optreden van een man-vrouw duo dat met zang de show mag proberen te stelen.
Om even vóór 10 uur houdt Roberto Herrera het voor gezien en mogen we met hem en de diverse podiumgasten aan het Himno Del Carnaval" van Sindo Saavedra beginnen. Het plein doet mondjesmaat met de Pregonisto mee en wie ben ik om thuis voor de buis zelfs geen vinger in de lucht te steken.
De finale van de murgas in Santa Cruz de Tenerife daarna laat ik voor wat het voorstelt en ik ga me opmaken voor een verse portie nachtrust.

Op de zaterdagmorgen ben ik al om 8 uur onder de levenden. Niet veel later kondig ik hier mijn tweede plaatje van de week aan. Jullie kennen, mag ik intussen toch wel aannemen, Vic van de Reijt met zijn compilaties van diverse muziek uit vroeger jaren. Weten jullie wel dat hij in 2010 ook een carnavalsplaat heeft samengesteld, driedelig, met allerlei hoogtepunten van weleer? De overzichtsplaat heet: "Muziek Terwijl U Host" en heeft als ondertitel "Och Was Ik Maar...Een Paard in De Gang". Carnavalsgekken zoals ondergetekende vullen die twee titels moeiteloos aan met "Bij moeder thuis gebleven" en "Bij buurvrouw Jansen".
Op de driedubbele verzamelplaat staan maar liefst zestig nummers. Daarvan zijn er twaalf uit de periode 1954 tot aan 1965, als ik nog op school zit in Wiek en Maastricht, voordat ik me in september 1964 in het grote Amsterdam in het volwassen leven mag storten. Hier zijn die twaalf nummers chronoliogisch:
01.Helma & Selma – Valderi, valdera
02.Frits Rademacher – De boereblaoskapel
03.De Spelbrekers – Oh, wat ben je mooi
04.Johnny Kraaikamp & Rijk de Gooier – Ik ben zo blij
05.De Limburgse usjes – De boerinnekesdans
06.Thur Luxembourg – Och waas ik maar (béij mooder thoês gebleve!)
07.Jacky van Dam – Japie de portier
08.The Emeralds – Brigitte Bardot
09.Jukebox Johnny – De sneeuwwitte boezem
10.Paula Dennis – Janus, pak me nog een keer
11.Billy Mo – Tirolerhoed
12.Betsy & Jo – Het komkommertje
Ik heb de liedjes maar eens voor jullie cursief bezet, alweer, om daarmee het belang ervan voor de Nederlandse muziek de benadrukken. Zo'n nummer als "Ich kauf doch lieber een Tirolerhoed, die staat mij zo goed" van Billy Mo, ik kan het, althans in een vol café vol helpers, nog steeds meezingen. En wat vinden jullie van "Och waas ik maar" van Thur Luxembourg? Daar kan m.i. zelfs Johnny Hoes met zijn gelijknamige hit een puntje aan zuigen.

In de middag vraag ik me serieus af, of ik in de tijd gezien te laat naar de dokter ben gegaan. Sommige patiënten dienen zich bij de huisdokter of dergelijke aan bij het minste of geringste, alsof het een uitje betreft. Vaak is het maar flauwekul waarmee ze komen en ik denk dat mensen best zouden kunnen gewend raken aan het idee dat even afwachten vaak minstens zo goed is (tenzij het om een acuut euvel gaat, dat direct behandeling behoeft). Met zo maar een hoofdpijntje of het allereerste begin van diarrree kun je best even zonder advies van medische geleerden. Hoe interessant het onderwerp van deze"patient delay" ook is, heb ik bepaald niet de indruk dat er een overmaat van medische literatuur op dit terrein voorhanden is. Ik zal het eens in Maastricht moeten nazoeken.
Meer energie, hoewel ook misschien nog veel te beperkt, wordt er in de medische literatuur besteed aan de zeeffunctie van de eerste lijn. Wanneer is het moment gekomen dat de huisarts zijn rol als begeleider moet overdragen aan de specialist? Het bijbehorende trefwoord is "doctor delay". Een van mijn eerste promovendi, André Knottnerus, heeft het onderwerp in de jaren tachtig al eens de revue laten passeren, met de bijbehorende algebra (en het heeft hem geen windeieren gelegd). Het hoort m.i. tot de meest primaire taken van de eerste lijn om te besluiten of en wanneer er moet worden doorverwezen naar de tweede lijn. Daarin speelt de patiënt in het ideale geval maar een beperkte rol. Te gemakkelijk doorverwijzen naar de specialist zie ik als een kunstfout, zelfs als de specialist vindt dat er veel te weinig naar hem wordt doorverwezen en de paiënt aldus "heel af ten toe" nogal of zelfs te laat voor specialistische behandeling in aanmerking komt.
Terug naar mezelf denk ik vandaag, nu mijn infectie grotendeels voorbij lijkt te zijn, dat ik vorige week dinsdag inderdaad niet al naar de Inter Clinic had moeten gegaan. Aan de andere kant is daarmee wachten tot de maandag erop wellicht ook niet erg bevorderlijk geweest voor een gunstige voortgang van mijn probleem. Beter ware achteraf waarschijnlijk geweest, als ik me vorige week vrijdag bij de dokter (wel de goede) gemeld had.
Wie weet, ben ik ook nog eens een speciaal geval van "patiënt delay", omdat ik zelf dokter ben (geweest). Hoe dan ook, ik sluit niet uit dat de infecties aan mijn voet sneller zouden zijn overgegaan, als ik vorige week vóór het weekend al aan mijn antibiotica-kuur was begonnen.

Wordt het niet tijd dat ik me weer eens ga wegen? Zaterdagmiddag stap ik – in de hoop dat mijn infecties ook zo hun voordeel hebben gehad op mijn lichaamsgewicht – op de weegschaal hier, voor het eerst in het nieuwe jaar. De vorige keer eind december in Maastricht woog ik iets van 102-103 kilo en nu op 8 februari zit ik op 99 kilo. Als ik eerlijk ben, had ik op een iets lager gewicht gerekend. Het blijft te moeilijk voor mij om weer op tien kilo of meer gewichsverlies uit te komen. Wellicht moet ik het er maar eens definitief bij laten om mij echt voor mijn Quetelet Index of dergelijke (binnen redelijke grenzen) te interesseren.

Eeen beetje raar is het wel dat ik vandaag niet naar de Inter Clinic hoef voor een medische inspectie van mijn voet en het vervangen van mijn crème en zwachtels. Op de TV kan ik zo snel geen alternatief vinden, maar dan kom ik ineens uit bij een film met Clint Eastwood als regisseur uit 2016 die op beginnen staat. De titel van de "largometraje" is "SULLY", dat de bijnaam is van piloot Sullenberger (met als co-piloot ene Jeff). Het verhaal verwijst naar een echte gebeurtenis in 2009, als ik het wel heb.
Sully, gespeeld door Tom Hanks, loopt al 42 jaar mee in de luchtvaart en is zo ongeveer aan zijn laatste vlucht toe. Hij stijgt met personeel en 155 passagiers op van La Guardia in New York en krijgt – als ze net in de lucht zijn – een grote troep vogels voor zijn kiezen. Beide motoren van het vliegtuig vallen stante pede uit, definitief, en vanuit de cockpit hebben Sully en Jeff dan nog maar één taak: kijken of ze in aller ijl het vliegtuig weer aan de grond kunnen zetten (als dat tenminste nog lukt). Het vliegveld van de start is net te ver weg om op hun schreden terug te keren en Sully & Jeff besluiten om dan maar op het water van de Hudson te landen, een haast onmogelijke opgave. Dat ze er toch in slagen en ook nog eens samen met de stwewardessen iedereen veilig van boord te laten gaan, zou best als een heldendaad betiteld mogen worden. Niettemin vinden de experts van de vliegmaatschappij aanvankelijk dat de machine best nog rechtsomkeer had kunnen maken naar La Guardia. Sully moet er echt "the human factor" bij halen om zijn gelijk alsnog te halen.
Geloof het of niet, maar ik heb het - in het Amerikaans en zonder onderschrift – best een aardige film gevonden. Voor mij gaat een deel van de tekst een beetje verloren, zelfs in mij derde taal (na Maastrichts en Nederlands), maar met de uitgestoken hand van regisseur Clint Eastwood en van hoofdrolspeler Tom Hanks ben ik een heel eind de goede kant op gestuurd.

Op zondagmorgen is het om kwart voor 8 niet alleen nog vroeg, maar ook erg rustig in mijn straat. Het verbaast me een beetje, maar op twee hoog rechts aaan de overkant het jonge volk al omstandig aan de koffie zie zitten, ook het blonde meisje dat me een week eerder verrast heeft met "I HAVE NOTHING TO WEAR". Na de eerste avond hier heb ik haar in dat t-shirt trouwens niet meer zien lopen. Sindsdien is ze op haar balkon meestentijds in een tuinbroek present, wel met korte broekspijpen, op zijn Canarisch. Ook vanmorgen in alle vroegte loopt ze in iets dergelijks, maar deze keer gaan haar broekspijken wel door tot op de enkels.
Of het zo moet zijn, verdwijnt ze even later met haar kompanen achter de overgordijnen en zie ik ze vervolgens beneden lopen, naar – ik vermoed – de taxistandplaats. Zo gaat het met toeristen hier die een week of zo hun gezicht komen laten zien.

Na mijn lunch luister ik aandachtig naar een meisje dat bij mij in de straat beneden op een klein model trekzak liedjes staat te spelen. Vóór zich heeft ze een mandje voor voorbijgangers die haar van wat kleingeld willen voorzien. Ik vind haar heel goed spelen, is het een Française? Hoor ik het goed? Haar volgende nummer is "Scarborough Fair", dat ik op de computer heb in uitvoeringen van Paul Simon (+ Art Garfunkel) en Marianne Faithfull. Haar accordeon-uitvoering mag er best zijn. En nou maar hopen dat mijn artieste vanmiddag voldoende geld ophaalt; dan komt ze morgen misschien nog eens opnieuw buurten met haar instrument.

's Middags breng ik - intussen habitué - mijn zoveelste bezoek aan de Inter Clinic. Het lijkt wel of de dokter (Ángel Perez?) al gereed zit om mij van dienst te zijn. Ook de (tweede) zuster staat klaar om mijn linker voet en enkel in ogenschouw te nemen. Dan ontvalt hun het woord "ESTUPENDO", schitterend. Kom ik daarmee echt verder? Nee, want als ze uitzicht zouden hebben op een joekel van een steenpuist, zouden ze wellicht dezelfde uitdrukking gebruiken als wanneer alles er pico bello uitziet. Ik bemoei me er maar eens mee en vraag of ze bedoelen dat ik echt aan de zeer beterende hand ben. Dat blijkt het geval te zijn.
Opnieuw wordt er behoorlijk gesmeerd met – deze keer opnieuw – een witte crème, waarin – krijg ik desgevraagd te horen – neomycine zit, nog weer een ander antibioticum. Dat heeft wel wat, vind ik, want als je als behandelaar de kans ertoe krijgt, dien je m.i. je medicament zo plaatselijk mogelijk bij de patiënt toe te dienen. Via je mond innemen van een pil die eigenlijk alleen voor je voorhoofd, ureter of grote teen bedoeld is, staat me al vele jaren enigszins tegen, ook vanwege allerlei neveneffecten. Ik ben blij dat de farmacologie eindelijk zo ver lijkt te zijn dat medicamenten zo locaal mogelijk kunnen worden gegeven. Over twee dagen - op de dag dat ik eindelijk ook weer eens naar de universiteit wil gaan - word ik verondersteld om hernieuwd mijn gezicht bij de medische stand van de Inter Clinic te laten zien.

Zo waar maak ik daarna een ommetje. Met beide voeten keurig in mijn schoenen, loop ik in een wazig zonnetje naar de bank bij het Imperial NH Hotel. Onderweg erheen kijk ik ook eens welwillend naar het grote flatgebouw bij de plaza de Saulo Torón met de naam ALOE CANTERAS er opzij opgeschreven. Inderdaad, ook ik zie nu dat daar op de bovenste etage een nering met voledige vergunning is gevestigd. Zal ik Marc & René verrassen en er een dezer avonden eens een drankje nemen, nog voordat ik Las Palmas definitief achter me ga laten?

Me toch een beetje verkneukelend over mijn nieuw verworden status van (bijna) ex-patiënt zit ik daarna braafjes thuis te lezen in mijn derde boek. Dat wordt mijn eerste van mijn laatste brief; ik zie het mezelf niet vóór dinsdagmiddag compleet uit kijgen. Om kwart over 6 begint het even te miezeren, te motregenen. Dat is me al weken niet gebeurd. Het is gelukkig maar even en al snel zie ik de straat weer in beweging komen. Even wat druppels, dat zullen de struiken en bomen zeker fijn vinden.
Om even over 7 trek ik mijn colbertje aan om me op straat te begeven. Over minder dan een uur begint op Santa Catalina LA GALA DE LA GRAN DAMA en dat staat ook op mijn rol voor een avondje ontspanning. Op Santa Catalina kijk ik allereerst weer met plezier naar de tenten van MESÓN CONEJO. Ook de PARADILLA GRILL mag zich hernieuwd in mijn belangstelling verheugen. Ik ben bepaald niet de enige die dan alvast het carnavalsterrein betreed en in de drie kwartier erna neemt de animo alleen maar toe. Op de middentribune heb ik een mooi hoekplekje op rij 3. Helaas, maar waar, word ik wel verondersteld om eerst de stoel waarop ik wil gaan zitten, van een aardige plens water af te helpen. Een beetje motregen, wie maalt erom, maar als het ietsje te lang achter elkaar miezert... Ik leg jullie bij dezen maar eens uit waarom mensen zoals ik altijd een grote boerenzakdoek bij de hand hebben. Die is toch niet alleen om je neus in te poetsen?
Om zeg 10 vóór half 8 zit ik echt als een vorst om mij heen te speuren en ben ik zelfs bereid om een keur aan reclames te aanschouwen op de twee schermen opzij in de lucht van het immense podium, met in het midden een doorgangsscherm. Ik tel in de gauwigheid opgeteld ruim veertig kennelijke sponsors van het evenement en dan laat ik de firma's die ook nog met filmpjes bijdragen (zoals CasaSiete, Lidl, 7up) nog buiten beschouwing. Gelukkig komen naast een hoop onzin ook een mijn favorieen voorbij, met voorop HAZLA TROPICAL, om aan te geven dat het bier van het eiland deze carnaval weer goed smaken zal. Ook AREHUCAS van de regionale rum geeft thuis.
"We" beginnen om 10 over 8 met een dansgroep, die er, wat mij betreft, niet al te veel van bakt. LA VIDA ES UN CARNAVAL, zal ik maar zeggen. Misschien moest Beppie Kraft daar nog eens een Maastrichtse versie van op de plaat zetten. Dan betreden de presentatoren, Mercedes & Carlos, het "escenario" om de eerste vijf van de negen kandidaten GRAN DAMA aan te kondigen. Die komen een voor een als een soort kerstboom over het toneel schuifelen, een paar minuten per dame. Ik spreek na de eerste vijf voor mezelf een lichte voorkeur uit voor kandidate 3, misschien mede omdat die aanhoudend op de muziek met haar armen en heupen staat te zwaaien.
Vervolgens is een zanggroep van twee dames en twee heren aan de beurt. Als die de stemming er net een beetje aan het inbrengen is, gebeurt het voor mij onverwachte: we krijgen vanaf kwart voor 9 ineens een "sjoor" regen over ons heen waar de vogeltjes (of zijn het andere beesten?) geen brood van lusten. Iedereen behalve ik haalt prompt een paraplu ("paraguas" in het Spaans) te voorschijn en ik ben blij dat ik nog net boven de uitgestoken exemplaren van mijn klein uitgevallen benedenbuurvrouwen uit kan kijken. Vervolgens begint het compleet te hozen ("llover a cántaras"), zo erg dat de act op het podiumacuut wordt stilgelegd. Mensen bij mij op de tribune zie ik dan in groten getale de ijzeren trap afgaan naar begane grond en daarop het plein verderop. Na ampel overwegen – zo zeg je dat - geef ook ik maar toe en aanvaard de weg terug naar huis.
Onderweg terug zie ik op een van de TV-schermen bij de café-restaurants op het plein dat voetbalclub Betis Sevilla bij de rust met 2-1 voorstaat tegen Barcelona en dat maakt mijn avond er helaas niet beter op. Ik moest maar weer eens, voor de zoveelste keer, ruim op tijd mijn bed induiken. (Dat het na de rust toch nog 2-3 is geworden, houdt de gemoederen op de TV maandag aardig bezig.)
Om bijna half 11 word ik wakker van het vuurwerk dat op Santa Catalina wordt afgestoken, als de "GRAN DAMA DOS MIL VIENTE" gekozen is. Ze zal zich nu aan een spervuur van de fotografen hebben te onderwerpen. Echter, dat krijg ik tussen de lakens niet meer mee.

Maandag wasdag. Zo was het in ieder geval vroeger, in de tijd dat mijn moeder nog de belangrijkste stofzuiger in het huishouden was en mijn vader er vooral was om voor de "kezjem" (verbastering van "quinzième") te zorgen. Later is daar een heel ander systeem voor in de plaats gekomen, met een (relatieve) korting op het watergebruik 's avonds laat en in het weekend en daarmee ook andere wastijden. Niettemin, vanmorgen draai ik ouderwets weet eens een wasje en die hangt daarna de hele dag te drogen op mijn plat. Een spatje regen kan ik intussen absoluut niet ontwaren. Het hozen gisteravond – hoe lang eigenlijk? - was de uitzondering die de regel van aangename droogte hier bevestigt.
Vanmiddag word ik wel verrast door een heroptreden vlakbij mijn huis van de trekharmonicaspeelster die gisteren ook al de nodige furore maakte. Ze blijft het goed doen, heel goed zelfs, ook in herhaling. Is het echt een Française? Of mag ik haar eerder situeren als een Baskische dan wel toch weer de zoveelste muzikante van de Canarische Eilanden?

Vanavond ga ik de deur maar eens niet uit en zet me aan de eerste van drie voorrondes van het "concurso de las murgas" op de buis. Er is maar één Daniel Ortega en als die om een uur of 9 in mijn TV-blikveld verschijnt als de man die de murga-avonden als vanouds aan elkaar mag praten, ben ik de koning te rijk.
Op de eerste avond staan, zeker in het begin, nogal wat damesmurgas op het podium. Tant pis, want die kunnen er meestal toch iets minder van dan de mannen-groepen. Echter, nummertje 2 van de maandag is een van mijn onvervalste favorieten: Las Chancletas, de slippers, nog wel van uit mijn buurt. De murga telt, als ik Daniel Ortega mag geloven 79 mannelijke "participantes". Geloof het of niet, maar ik heb me zelfs eens op de zondagse rommelmarkt een CDtje van de jongens aangeschaft.
Het wordt nog wat vanavond, zelfs als ik later al lang en breed in bed lig en de laatste twee van de acht van die avond door de balkondeur heen hoor zingen. Ook de laatse, de "Quenquenqueques" of hoe die groep heet, zorgt om half 2 of daaromtrent nog voor het nodige vuurwerk (op gepaste afstand).

Dan is het dinsdag en mag ik – na twee weken rust – eindelijk weer eens mijn kuierlatten in de richting van de universiteit verplaatsen. Na mijn bezoek aan de Inter Clinic krijgen jullie vanmiddag twee brieven voor je snufferd: eentje die ik vorige week dinsdag al had moeten versturen en een tweede die de stand van zaken tot aan vandaag in beeld brengt (mag ik hopen). Hier op volgend komt er nog maar eentje. Die kunnen jullie tegemoet zien op dinsdag 18 februari, de dag voordat ik het ruime sop kies richting Holanda.
Voor nu: het is intussen in Maastricht, denk ik, stilte voor de storm. Zet nog eens een berenpak in elkaar, zodat je over een keine twee weken tenminste "iets" hebt om aan te trekken. En vooruit, vanaf nu mogen jullie ook al voorzichtig gaan "indrinken". Het ga jullie nog even goed zonder mijn aanwezigheid en tot ziens, hasta luego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Mijn eerste boek van deze (tweede) kwakkelweek met al zijn lichamelijke en geestelijke ontbering is er nog weer eentje van de al te vroeg van ons heengegane thrillerschrijver Philip Kerr. Zijn boek dat ik nu voor me heb, is uit 2018 en heet "Greeks Bearing Gifts". Op mijn onvolprezen e-reader is dat vertaald met "Vergeven En Vergeten", hoe bestaat het? Het verhaal speelt in 1957, vooral in Athene en omgeving ruim tien jaar na WOII.
Het is een oerdegelijk, ouderwets Bernie Gunther-verhaal, voor wie met mij steeds kan smullen van de verhalen van de (ex-)kripo uit Berlijn. De man heeft zich intussen de naam Christof Ganz aangemeten, als hij een baan als claimonderzoeker krijgt bij verzekeringsmaatschappij Munich RE (op aanraden van jurist Max Merten, die we later in het verhaal nog zullen tegenkomen). Een van zijn eerste opdrachten is om voor het werk naar Griekenland af te reizen, vanwege een daar afgebrande boot, genaamd de Doris, van ene Siegfried Witzel en met als kapitein Spiros Reppas. Met name Witzel claimt met veel bravoure de schade aan zijn boot. Hij zou met Reppas – blijkt later - op zoek zijn (geweest) naar een in 1943 verloren gegaan Duits schip met veel goud aan boord van Joden uit Tessaloniki en omgeving, De Joodse mensen zelf zouden met zijn allen (zo'n 50.000 mensen) in dat jaar zijn afgevoerd naar concentratiekampen. Belangrijk bij de ramp in 1943 zijn Alois Brunner (die zich nu Georg Fischer noemt) en de al genoemde Max Merten, die met Witzel en Reppos op de zogenaamde "reddings"boot zou hebben gezeten.
Er vallen vervolgens zoals dat bij boeken van Philip Kerr hoort, ettelijke doden. Min of meer tegenspeler van Christof Ganz (Bernie Gunther) is inspecteur Stavros Leventis van de Atheense politie. Die is blij dat Gaz een belangrijk deel van het werk voor hem wil opknappen, hoewel Ganz (Gunther) zelf het liefst en zo snel mogelijk terug wil naar München. Aardige bijrollen zie ik in het boek voor o.a. Achilles Garlopsis (van Munich RE in Athene) en zijn familie, voor de knappe juriste Elli Panatoniou en vooruit, laat ik ook Rahel Eskenazi van de Joodse Ha'Mossad noemen.
Er is (was) maar één Philip Kerr en die kan zelf postuum nog genoeg potten bij mij breken. Zijn "Greeks Berarin Gifts" uit 2018 mag er zijn, alweer, voor de zovee;ste keer, in een traditie dat wat er ook met Bernie Gunther gebeurt, hij op het einde toch weer heelhuids komt bovendrijven. Voor dit boek, vertaald als "Vergeven En Vergeten", krijgt Philip Kerr, als recensiecijfer van mij zijn zoveelste volle 8 uitgeserveerd.

Wie aan huis geluisterd is, heeft – in mijn geval – extra reden om met het linker been omhoog op het balkon te blijven zitten. Daar helpt eigenlijk geen lief moedertje aan. Dus heb ik de eer om jullie ook nog eens deelgenoot te maken van een boek van de Schotse thrillerschrijver Graeme Macrae Burnet uit 2015. Diens verhaal heet "His Bloody Plan", wat voor de variatie op mijn e-reader eens foutloos vertaald is met "Zijn Bloedige Plan". Het speelt is 1869 – dat is nog eens lang geleden – in enkele gehuchten in de Schotse Hooglanden: Aird-Dubh, Cannusterrach en bovenal Culduie. In de negorij Culduie wonen op dat moment 55 zielen, niet meer. De rechtszaak later in het boek is in het redelijk nabije Inverness (vlakbij Loch Ness voor de liefhebbers). Niettemin, een expert "alienist" komt ervoor helemaal uit Perth en bijv. Glasgow is voor de locale bevolking echt ontzettend ver weg.
Roderick (Roddy) Macrae, zo'n 16 jaar en heel slim, heeft eerst de hem afwijzende vriendin Flora, 15 jaar, en haar broertje Donny doodgemaakt en is daarna aan de hoofdmoot begonnen: het vermoorden van hun vader Lachlan "De Brede" Mackenzie, 38 jaar oud. Die slacht hij compleet af met twee stukken landbouwgereedschap: een wadder en een houw. Roddy ontkent zijn daad niet, geeft hem direct toe, als hij onder het bloed van de naburige boerderij wegloopt. Daarna zit hij sinds zijn daad vooral voor zich uit te staren, hoewel hij eerder al een enogszins in zichzelf gekeerde mompelaar was. Is er sprake van een acute verstandsverbijstering bij de jongen? Is hij niet bij zinnen, ontoerekeningsvatbaar, als hij Lachlan De Brede te lijf gaat? Of hebben we hier van doen met een welbewuste aanval op zijn buurman?
Voor de achtergrond moet ik terug naar anderhalf jaar eerder, als Roddy's moeder Una, het zonnetje in huis, overlijdt bij de bevalling van een tweeling. De uiterst norse vader John blijft dan over met dochter Jetta, zoon Roddy en de twee pasgeboren baby's. Eerder al heeft het landbouwgezin het moeilijk, mede ook omdat er een schuld voor de dood van een schapenbok moet worden terugbetaald aan Lachlan De Brede (die overigens meer geld dan een shilling per week wil zien). Nu loopt het echter steeds meer uit de hand, zeker als pestkop Lachlan De Brede ook nog eens tot nieuwe rentmeester benoemd wordt. John en Roddy Macrae mogen niet ongevraagd meer zeewier van de rotsen gaan halen om bij hun mest te doen, ze raken een stukje van hun landbouwgrond kwijt (want zijn nou met minder mensen) en Roddy krijgt een ongenadig pak slaag van Lachlan deDe Brede tijdens het zomerfestival (als hij onverrichter zake Flora het hof probeert te maken). De genadeklap is de brief waarmee Lachlan De Brede (namens de meier en de lord) het gezin ook nog eens van het resterende lapje grond gaat beroven. Ze zouden te weinig voor het algemene welzijn (en Lachlan zelf) werken en tevens hun eigen lapje grond in pacht aan het verwaarlozen zijn. Dan komt Roddy in actie en gaat Lachalan De Brede eraan.
Vóór het officiële proces krijgt vooral het medisch-strafrechterlijke onderzoek van de locale dokter Munro en van expert Bruce Thomson uit Perth de nodige aandacht. Advocaat Andrew Sinclair verdedigt zijn cliënt Roddy met alles wat hij in zich heeft, maar officier van justitie Gifford is een goede tegenpartij. Als de jury met 13 tegen 2 stemmen voor "schuldig" kiest, kan rechter Lord Justice Clerk (en zijn twee confrères) niet anders dan aan Roddy de doodstraf opleggen.
Graeme Macrae Burnet, een ver familielid van Roddy, maakt in 2015, zo'n honderdvijftig jaar later, uiterst leesbaar verhaal van het drama. Ik heb er als lezer in alle oprechtheid van gesmuld en beloon diens "My Bloody Pan" in Nederlandse vertaling graag met een 8½ als recensiecijfer. Dit is een boek dat jullie – zeker de thrillerlezers onder jullie – niet mogen overslaan. Het zal een sier zijn op je lijst van moordboeken.