dinsdag 11 februari 2020

Weblogbrief 15.15, 11 februari 2020

Weblogbrief 15.15, 11 februari 2020

Queridos amigos y familia, het begin van een nieuwe brief is er weer, nou de rest nog. Op de universiteit ben ik de afgelopen week mijn gezicht niet laten zien. Dus vraag me niet naar de recentste popartikelen van Harry en de zoveelste schuine bak van Donald Trump, want die heb ik niet kunnen "ervaren". Ik ga jullie gewoon met terugwerkende kracht uitleggen waarom de afgelopen week niet mijn meest memorabele was in de hoofdstad van de Canarische Eilanden.
Het is 4 februari – Marcel is vandaag echt 45 geworden – als ik me 's middags als een Limburgse variant van Hinkepie in de richting de Inter Clinic aan de Sagasta 62 beweeg – gaan zou de voortvarend zijn - voor een tweede bezoek. Ik hoop uiteraard op hernieuwde consideratie en mededogen van het personeel daar, maar dat blijkt er vandaag niet in te zitten.

(Tussendoor: Stel, voor een serieus medisch probleem heb je de keuze tussen een bullebak van een dokter die wel zijn zaakjes prima kent en een veel aimabeler exemplaar dat best ook aardig bij de les is, daarbij nog sympathiek is, maar net ietsje minder gedetailleeerd in het onderwerp is ingevoerd. Voor wie zou jij als behandelaar kiezen?)

Ik zit zo'n 15 minuten op een kuipstoeltje, als ik word opgeroepen om Dr. Manuel Arkuch, hoofd van het Centro Medico, maar eens te volgen naar de behandelkamer. Een zuster, een andere dan die van gisteren, hobbelt achter ons aan. Op een bedje gelegen kijk ik omhoog en zie hem griezelen bij de gedachte dat allebei mijn voeten, ook mijn rechter, sporen vertonen van wat hij walgelijk als "polvo del Sáhara" aanduidt, "stöb oet de Sahara". De "calima", de nevelsluier die zich af en toe vanuit het vasteland hier honderden kilometers vandaan naar de eilanden verplaatst, heeft volgens Dr. Arkuch enige vat op me gekregen en dat zullen we weten ook.
Mijn rechter voet hoort volgens hem vanaf nu de hele dag in een schoen te zitten, preventief om een infectie aan die voet te voorkómen. Wat de vermaledijde linker voet betreft, ook daar hoort zijns inziens permanent een schoen omheen te zitten, liefst een sandaal. De aanwezige hulp probeert nog of een ruim zittende "calcetin", sok dus, ook soelaas kan bieden, maar daarin gaat de bullebak maar mondjesmaat mee. Het is vanmiddag echt onberispelijke hygiëne boven alles en als hij als dokter die verordonneert, heb ik maar te zorgen dat zijn instructies voor 100% worden nageleefd.
Het verwondert me nog dat Dr. Arkuch, geassisteerd door de hulp, bereid is om iets dat op betadine jodium lijkt, op mijn voet te smeren en vervolgens het zaakje in te pakken als een verjaardagscadeautje. Dan is hij weer weg, mij met mijn besognes achterlatend. Terug aan de balie mag ik van de hulp vernemen dat ik mij morgen al opnieuw moet melden. Of dat niet overmorgen kan worden, vraag ik onderdanig aan haar. Zij vliegt naar de bullebak, maar die weet van geen wijken. Wie denk ik wel dat ik ben?

Een beetje ontdaan voel ik me wel, als ik de terugweg naar de Luis Morote aanvaard. Thuis aangekomen zit ik een tijdje voor me uit te kijken voordat ik mijn ritme weer hervonden heb. Ik ga maar weer eens door in mijn boek van Philip Kerr en later, als de avond begint te vallen, verplaats ik mijn linker voet met de rest van mijn lijf maar eens naar de TV, waar – op Gol – voetbalclub Liverpool het thuis opneemt tegen Southhampton. Tot de rust blijft het in de stad van de Mersey-sound 0-0, maar dan loopt de topploeg van trainer Jürgen Klopp toch moeiteloos uit naar een 4-0 overwinning.
Daarna zie ik op een Canarische zender de eerste murga van het jaar voorbijkomen, uit Tenerife. Ze noemt zichzelf "Mamelucos", piassen in het Spaans, en de 92 man die meedoet, maakt er een spektakel van – ik kan het voor een murga uit Tenerife ook niet helpen. De tweede murga wacht ik echter niet meer af en duik "tussen de vette lappen". Als ik om half 1 even wakker word, heb ik net even tijd om mijn volgende twee antibiotica-pillen in te nemen (met een slokje gereed staand water), voordat Morpheus, de god van de slaap, weer bezit van me mag nemen.

Mijn woensdag begint opnieuw met pillen, nu maar eens mijn iedere ochtendportie, en met ook twee bekers zwarte koffie. Even later ben ik weer toe aan mijn dosis antibiotica, driemaal daags, vanmorgen met ook een anti-diarreemiddel. Of het zo moet zijn, zet ik vervolgens een was in die vooral uit kleren van mij bestaat die ik de afgelopen dagen heb gebruikt. Als ik op de WC-pot ga zitten, blijkt mijn ontlasting niet alleen dun te zijn, maar naar verhouding echt donker uit te zien.
Laat ik "ondanks alles" maar eens een muziekje opzetten, niet dat ik daar erg van ga opknappen, maar een man alleen in den vreemde moet wat. Ik val vanmorgen terug op een gouden trio uit Mexico dat het in het grote Amerika helemaal gemaakt heeft vlak na WO II. Ik heb het uiteraard over Los Panchos en mijn keuze valt deze keer op de LP: "Los Panchos Y Los Tres Caballeros". Zijn de drie van Los Panchos niet zef al de "tres caballereos"? Hier zijn – cursief - de tien nummers van de plaat (waarvan het jaar vooralsnog onbekend is):
01.Te me olvidas
02.Un signo de ausencia
03.Amar y vivir
04.Preciosa
05.Charlemos (charlanos?) como ayer
06.Enamorada
07.Sigamos pecando
08.La macura
09.Luz de luna
10.Regalame esta noche
Waar dat "macura" in liedje 8 voor staat, moeten jullie nog even van mij te goed houden. In mijn dictionair kan ik de betekenis niet vinden. Punk kan ik van de plaat van Los Panchos niet maken, als ik de LP een paar keren afluister. Niettemin vind ik het zeer acceptabele muziek, maar een of meer nummers naar voren schuiven, is er deze keer niet bij. Los Panchos blijven nog steeds mijn aandacht houden.

Terug naar het dagelijkse leven meld ik dat de middag wederom in het teken van de behandeling van mijn euvel staat. Als ik mijn voet om 2 uur aandien bij de Inter Clinic, is dokter Arkuch er niet – god zij dank – en de andere dokter kennelijk net aan zijn "almuerzo", middagmaal begonnen. Volgens de zuster is het dus "even" wachten geblazen in de wachtruimte. Ik ben blij dat ik vanmiddag met de vriendelijke van het tweetal "medicos" van doen heb.
Even voor half 3 nodigt hij me uit in de behandelkamer, waar hij – samen met de zuster – naar mijn uitgepakte linker voet gaat zitten kijken. Van enige sluiting van de wond is kennelijk nog geen sprake, maar er is wel al minder dood vlees, meen ik uit zijn Spaanse woordenschat op te maken. Het gaat volgens mijn twee helpers de goede kant op, waarvan acte.
Mijn vermaldedijde voet wordt opnieuw ingesmeerd en omzwachteld. Veel aandacht krijgt hun advies om, als het effe kan, mijn been echt in de hoogte te houden, "levatado". Thuis een schoen of dergelijke aan mijn linker voet doen, wordt me afgeraden, omdat er nog te veel spanning op mijn voet zou staan. Staan en lopen – zelfs in huis - dien ik zo veel mogelijk te beperken. Rust houden, daar gaat het dezer dagen bovenal om, "descanso", "reposo".
Ik vraag maar eens vriendelijk of de dokter ook een naam heeft. Hij blijkt Ángel van voren te heten. Hij kijkt ernaar uit om mij morgen weer te ontmoeten.

Thuis gekomen vlij ik me als vanouds op het balkon, met een kussen onder mijn voet op de stoel voor me. Om 4 uur staat Sonia voor de deur. Ze komt niets vermoedend de trap op en kijkt omstandig naar mijn omzwachtelde voet. Gelukkig kan ik het poetswerk daarna geheel en al aan haar overlaten. My balcony is my castle! Als ze om 7 uur verschwunden is en ik weer helemaal op mezelf ben aangewezen, vind ik het even tijd om de eenzame bejaarde patiënt te spelen. Dat duurt gelukkig niet al te lang.
Dan begeef ik me maar weer eens naar de tussenkamer om te kijken wat de buis vanavond aan vertier te bieden heeft. Dat blijkt die avond niet mee te vallen, maar ik ben voor vandaag intussen een beetje uitgelezen, dus ik doe het er maar voor. Van de diverse films op de TV vind ik "Schindler's List" nog het meest te pruimen, maar overhouden is anders. Van de achtergrond, Krakow in de Tweede Weerldoorlog, zie ik weinig terug.
Net als in Nederland is dit jaar ook hier weer een beetje een gedenkjaar voor het Joodse volksdeel, driekwart eeuw na de bevrijding. Daar wil ik helaas, pindakaas, niet opnieuw teveel mee geconfronteerd worden. Voor mij is vandaag de dag zelfs Angela Merkel een betere keuze dan Netayaho (of hoe die heet). Om half 10 geeft ik de pijp aan Maarten.

Gaan we naar de donderdag, "jueves", met de klemtoon op de eerste "e". Voor mijn geest komt het verhaal van de twee rechercheurs die samen een verdachte onder vuur nemen. Ze spelen met zijn tweeën het spel "good guy, bad guy". Een van de twee stelt de ene na de andere impertinente vraag op een toon van "We weten al lang dat jij het gedaan hebt. Beken nou maar, dat lucht op", terwijl de ander zich veel begripvoller en terughoudender opstelt. Die onderbreekt het verhoor ook om koffie of dergelijke voor de verdachte te gaan halen. Vraag: werkt zo'n aanpak echt om een arrestant tot een bekentenis te brengen?
Op de Inter clinic is donker Ángel vanmiddag absent en heeft dokter Arkuch het rijk alleen. Naar mijn gezondheid informeert hij niet – hoe zo?- en op mijn vraag wat hij van mijn voet vindt, geeft hij evenmin enige sjoege. Bijna het enige waar hij het over heeft, is dat ik nog steeds niet op sandalen naar zijn nering ben komen lopen, misschien wel een halve kilometer ver. Mijn dichte schoenen, die ik me NB pas geleden in een leerzaak heb aangeschaft, zouden volgens hem stofdoorlatend zijn en hoe kan het in vredesnaam zo zijn dat ik me nog niet voorzien heb van een paar sandalen? Ook vindt hij dat ik mijn sokken kennelijk nog te weinig aan heb gehad, hoewel hij daarop samen met de zuster zou hebben staan hameren de vorige keer dat hij mij zag. Achter hem zie ik de zuster enigszins misprijzend naar hem kijken.
Als hij klaar is met mijn voet opnieuw te verzorgen, word ik gesommeerd om hem te volgen naar zijn spreekkamer. Daar schrijft hij met grote letters SANDALS en SHOCKS (met een H) op een stuk papier dat hij mij overhandigt en dan als ik dat papier bij me heb, mag ik weer vertrekken. Morgen krijg ik gelukkig de andere dokter weer. Ik begin echt een hekel aan dokter Arkuch te ontwikkelen (terwijl hij niet schroomt om mij steeds opnieuw 35 euro voor het consult afhandig te maken).
Wat ben ik blij, als ik weer thuis ben en met mijn benen op een stoel voor me, met kussen, door mag gaan met mijn (alweer tweede) boek lezen.

Om half 8 verplaats ik mijn nog steeds krakkemikkige lijf naar de tussenkamer in de hoop op een avondje betere TV dan gisteren. Na een tijdje kijk ik mijn ogen uit bij een "radioverslag" van het laatse stukje thuiswedstrijd voor de beker van Real Madrid tegen Real Sociedad in het Bernabeu. Ik geloof mijn ogen en oren niet, maar het staat 1-4. Real Madrid maakt er vlak voor tijd wel nog 2-4 van en in de extra tijd 3-4, maar het onheil is geschied: Real Sociedad heeft Real Madrid uit de beker geknikkerd. Even later krijg ik op de zender van Real Madrid een samenvatting van niks mee. Trainer Zidezine Zidane kan er ook niks meer mee: de 'Koninklijke" gaat af door de zijdeur.
Ongeveer tegelijkertijd met de zoveelste herhaling van de samenvatting van RMA-RSO begint in Bilbao de Baskische voetbalclub Athletic zijn kwartfinale bekerwedstrijd thuis tegen Barça. Daar krijgt Barça nog een zware dobber aan, voorspel ik en met mij het compleet uitverkochte stadion. Dat Athletic gesponsord wordt door de KUTXABANK, maakt het er niet beter op. De wedstrijd is "live" op de zender QUATRO en laat ik er maar eens goed voor gaan zitten. Leo Messi en Fati zijn de belangrijkste voorhoedespelers van Barça, maar vanavond mag bijv. ook middenvelder Frenkie de Jong in de voorste gelederen zijn beste beentje voorzetten.
De club uit Barcelona is veel meer aan de bal dan Athletic, maar doelpunten levert het niet op, ook niet als in de tweede helft Rakitic vervangen wordt door Griezmann. Athletic krijgt af en toe een kans, maar aan de andere kant kruipt de thuisclub een beetje door het oog van de naald, als het na 90 minuten nog steeds 0-0 staat. Er staan dan nog vier minuten extra tijd op het bord. In minuut 93 krijgt keeper Ter Steegen van Barça een verre bal van links te verwerken, die door Athletic speler Williams net voor Busquets wordt doorgekopt naar de voor hem verre hoek. Ter Steegen kan er niet bij en de 1-0 verschijnt met vlag en wimpel op het scorebord.
Daarmee gaat mijn avondje Barça weer eens volledig naar de filistijnen. Eerder vloog Real eruit en nu, twee uur later, kan ook Barça zijn peperdure spullen weer opbergen en terug de spelersbus in.
Na zoveel leed weet ik niet hoe snel ik mijn biezen in de tussenkamer moet pakken en mij gaan opmaken voor een volgende overdreven lange nachtrust.

Op vrijdagmorgen belt Trudie me in alle vroegte, om 9 uur hier, om me bij te praten over "la parte inferior de mi pierna sinistra". Als ik haar vertel dat ik deze week alle middagen bij de dokter ben geweest, is ze gerustgesteld. Ik heb nog twaalf dagen te gaan, voordat ik met koffers terug naar de lage landen bij de zee terug mag. Dat zou toch ruim voldoende moeten zijn. Vanmiddag zal ik "de goede moordenaar" onder het tweetal dokters eens vragen hoe de vlag er nu bij hangt (en of nog een extra recept voor antibiotica nodig is, omdat mijn huidige twee pillen, drie keer per dag, zondagavond op zijn).

En inderdaad, in het kliniekje heb ik wederom van doen met dokter Ángel (met als "surname", "apellido": Perez). Hij laat me eerst even van de schik bekomen op een van de kuipstoeltjes, terwijl hij in een zijkamer het laatste deel van zijn maaltijd naar binnen aan het schuiven is. Dan mag ik hem volgen naar de behandelkamer, waar ik hem kan laten zien dat mijn linker schoen me intussen weer past. Op het bedje geleden inspecteert hij, met beide zusters in de buurt, mijn voet en onderbeen nauwkeurig en kan niet anders dan constateren dat het er nu alweer een stuk beter met mijn voet uitziet. Het gaat echt de zeer goede kant op, is het eindoordeel van de drie aanwezigen plus van mezelf.
Er wordt nieuw smeersel en verband om mijn aangedane voet gedaan en dan krijg ik van hem de verzekering dat ik pas zondagmiddag, over twee dagen, weer terug hoef te komen, als hij dienst heeft. Daarmee vermijdt hij, en ik ook, dat ik weer aan de grillen van doker Arkuch word overgeleverd. Ik krijg recepten mee voor extra antibiotica en "veer zien us e-zoondag weer". Als beide zusters mij vervolgens uitzwaaien, weet ik nagenoeg zeker dat het met mij en mijn voet nog eens helemaal goed gaat komen, ik neem aan voor carnaval al.
De raadgeving om ook de komende dagen mijn voet hoog te houden neem ik graag op de koop toe. Natuurlijk geef ik daar gevolg aan. Wel ga ik later in Maastricht nog eens nazoeken, weet ik nu al, of er ook voldoende empirisch bewijs is voor het hooghouden-advies. Zo nee, dat lijkt me dat een aardig onderwerp voor een randomized clinical trial bij Huisartsgeneeskunde of Verpleegwetenschap op de UM. Terug op de flat kan ik oprecht terugkijken op een – ook voor mij - aangenaam bezoek aan de medische en vepleegkundige stand. Hernieuwd neem ik mijn pillen met verve in en schenk mezelf in één moeite door een blikje aardbeiendrank (van Clipper) uit. Dan krijgt mijn tweede boek de aandacht die het verdient (over moorden in de Scotse Hooglanden in1869).

Het is helaas nog te vroeg om me aan het begin van de avond richting plaza de Carasco en plaza de Santa Ana (tegenover de kathedraal in Vegueta) te begeven. Daar vind ik mijn loopje nog veel te schamel voor. Het wordt dus vanavond TV kijken om 9 uur, op de Canarische zender die het begin van carnaval hier uitzendt.
Klokslag dat tijdstip zie ik de carnavalsstoet van de Pasacalles de plaza de Santa Ana opdraaien, onder belangstelling van wat ik als een "duizendkoppig" publiek herken. Het carnavalsgedoe op het plein wordt vervolgens voor 100% gedomineerd door ene Roberto Herrera, van beroep presentator, die deze keer de Pregón voor zijn rekening neemt. Onze stalmeester is gekleed in een open, gele, lange jas met daaronder iets paars en een witte halsstrik. Zijn vóórkomen heeft iets uitgesproken middeleeuws. Het moet gezegd: hij maakt er een hele pantomine van, met tussendoor kleine filmpjes, een kort optreden van een (zijn?) comparsas, een mini-optreden van een dozijn mongolen in het kader van het "Carnaval Integral" en een optreden van een man-vrouw duo dat met zang de show mag proberen te stelen.
Om even vóór 10 uur houdt Roberto Herrera het voor gezien en mogen we met hem en de diverse podiumgasten aan het Himno Del Carnaval" van Sindo Saavedra beginnen. Het plein doet mondjesmaat met de Pregonisto mee en wie ben ik om thuis voor de buis zelfs geen vinger in de lucht te steken.
De finale van de murgas in Santa Cruz de Tenerife daarna laat ik voor wat het voorstelt en ik ga me opmaken voor een verse portie nachtrust.

Op de zaterdagmorgen ben ik al om 8 uur onder de levenden. Niet veel later kondig ik hier mijn tweede plaatje van de week aan. Jullie kennen, mag ik intussen toch wel aannemen, Vic van de Reijt met zijn compilaties van diverse muziek uit vroeger jaren. Weten jullie wel dat hij in 2010 ook een carnavalsplaat heeft samengesteld, driedelig, met allerlei hoogtepunten van weleer? De overzichtsplaat heet: "Muziek Terwijl U Host" en heeft als ondertitel "Och Was Ik Maar...Een Paard in De Gang". Carnavalsgekken zoals ondergetekende vullen die twee titels moeiteloos aan met "Bij moeder thuis gebleven" en "Bij buurvrouw Jansen".
Op de driedubbele verzamelplaat staan maar liefst zestig nummers. Daarvan zijn er twaalf uit de periode 1954 tot aan 1965, als ik nog op school zit in Wiek en Maastricht, voordat ik me in september 1964 in het grote Amsterdam in het volwassen leven mag storten. Hier zijn die twaalf nummers chronoliogisch:
01.Helma & Selma – Valderi, valdera
02.Frits Rademacher – De boereblaoskapel
03.De Spelbrekers – Oh, wat ben je mooi
04.Johnny Kraaikamp & Rijk de Gooier – Ik ben zo blij
05.De Limburgse usjes – De boerinnekesdans
06.Thur Luxembourg – Och waas ik maar (béij mooder thoês gebleve!)
07.Jacky van Dam – Japie de portier
08.The Emeralds – Brigitte Bardot
09.Jukebox Johnny – De sneeuwwitte boezem
10.Paula Dennis – Janus, pak me nog een keer
11.Billy Mo – Tirolerhoed
12.Betsy & Jo – Het komkommertje
Ik heb de liedjes maar eens voor jullie cursief bezet, alweer, om daarmee het belang ervan voor de Nederlandse muziek de benadrukken. Zo'n nummer als "Ich kauf doch lieber een Tirolerhoed, die staat mij zo goed" van Billy Mo, ik kan het, althans in een vol café vol helpers, nog steeds meezingen. En wat vinden jullie van "Och waas ik maar" van Thur Luxembourg? Daar kan m.i. zelfs Johnny Hoes met zijn gelijknamige hit een puntje aan zuigen.

In de middag vraag ik me serieus af, of ik in de tijd gezien te laat naar de dokter ben gegaan. Sommige patiënten dienen zich bij de huisdokter of dergelijke aan bij het minste of geringste, alsof het een uitje betreft. Vaak is het maar flauwekul waarmee ze komen en ik denk dat mensen best zouden kunnen gewend raken aan het idee dat even afwachten vaak minstens zo goed is (tenzij het om een acuut euvel gaat, dat direct behandeling behoeft). Met zo maar een hoofdpijntje of het allereerste begin van diarrree kun je best even zonder advies van medische geleerden. Hoe interessant het onderwerp van deze"patient delay" ook is, heb ik bepaald niet de indruk dat er een overmaat van medische literatuur op dit terrein voorhanden is. Ik zal het eens in Maastricht moeten nazoeken.
Meer energie, hoewel ook misschien nog veel te beperkt, wordt er in de medische literatuur besteed aan de zeeffunctie van de eerste lijn. Wanneer is het moment gekomen dat de huisarts zijn rol als begeleider moet overdragen aan de specialist? Het bijbehorende trefwoord is "doctor delay". Een van mijn eerste promovendi, André Knottnerus, heeft het onderwerp in de jaren tachtig al eens de revue laten passeren, met de bijbehorende algebra (en het heeft hem geen windeieren gelegd). Het hoort m.i. tot de meest primaire taken van de eerste lijn om te besluiten of en wanneer er moet worden doorverwezen naar de tweede lijn. Daarin speelt de patiënt in het ideale geval maar een beperkte rol. Te gemakkelijk doorverwijzen naar de specialist zie ik als een kunstfout, zelfs als de specialist vindt dat er veel te weinig naar hem wordt doorverwezen en de paiënt aldus "heel af ten toe" nogal of zelfs te laat voor specialistische behandeling in aanmerking komt.
Terug naar mezelf denk ik vandaag, nu mijn infectie grotendeels voorbij lijkt te zijn, dat ik vorige week dinsdag inderdaad niet al naar de Inter Clinic had moeten gegaan. Aan de andere kant is daarmee wachten tot de maandag erop wellicht ook niet erg bevorderlijk geweest voor een gunstige voortgang van mijn probleem. Beter ware achteraf waarschijnlijk geweest, als ik me vorige week vrijdag bij de dokter (wel de goede) gemeld had.
Wie weet, ben ik ook nog eens een speciaal geval van "patiënt delay", omdat ik zelf dokter ben (geweest). Hoe dan ook, ik sluit niet uit dat de infecties aan mijn voet sneller zouden zijn overgegaan, als ik vorige week vóór het weekend al aan mijn antibiotica-kuur was begonnen.

Wordt het niet tijd dat ik me weer eens ga wegen? Zaterdagmiddag stap ik – in de hoop dat mijn infecties ook zo hun voordeel hebben gehad op mijn lichaamsgewicht – op de weegschaal hier, voor het eerst in het nieuwe jaar. De vorige keer eind december in Maastricht woog ik iets van 102-103 kilo en nu op 8 februari zit ik op 99 kilo. Als ik eerlijk ben, had ik op een iets lager gewicht gerekend. Het blijft te moeilijk voor mij om weer op tien kilo of meer gewichsverlies uit te komen. Wellicht moet ik het er maar eens definitief bij laten om mij echt voor mijn Quetelet Index of dergelijke (binnen redelijke grenzen) te interesseren.

Eeen beetje raar is het wel dat ik vandaag niet naar de Inter Clinic hoef voor een medische inspectie van mijn voet en het vervangen van mijn crème en zwachtels. Op de TV kan ik zo snel geen alternatief vinden, maar dan kom ik ineens uit bij een film met Clint Eastwood als regisseur uit 2016 die op beginnen staat. De titel van de "largometraje" is "SULLY", dat de bijnaam is van piloot Sullenberger (met als co-piloot ene Jeff). Het verhaal verwijst naar een echte gebeurtenis in 2009, als ik het wel heb.
Sully, gespeeld door Tom Hanks, loopt al 42 jaar mee in de luchtvaart en is zo ongeveer aan zijn laatste vlucht toe. Hij stijgt met personeel en 155 passagiers op van La Guardia in New York en krijgt – als ze net in de lucht zijn – een grote troep vogels voor zijn kiezen. Beide motoren van het vliegtuig vallen stante pede uit, definitief, en vanuit de cockpit hebben Sully en Jeff dan nog maar één taak: kijken of ze in aller ijl het vliegtuig weer aan de grond kunnen zetten (als dat tenminste nog lukt). Het vliegveld van de start is net te ver weg om op hun schreden terug te keren en Sully & Jeff besluiten om dan maar op het water van de Hudson te landen, een haast onmogelijke opgave. Dat ze er toch in slagen en ook nog eens samen met de stwewardessen iedereen veilig van boord te laten gaan, zou best als een heldendaad betiteld mogen worden. Niettemin vinden de experts van de vliegmaatschappij aanvankelijk dat de machine best nog rechtsomkeer had kunnen maken naar La Guardia. Sully moet er echt "the human factor" bij halen om zijn gelijk alsnog te halen.
Geloof het of niet, maar ik heb het - in het Amerikaans en zonder onderschrift – best een aardige film gevonden. Voor mij gaat een deel van de tekst een beetje verloren, zelfs in mij derde taal (na Maastrichts en Nederlands), maar met de uitgestoken hand van regisseur Clint Eastwood en van hoofdrolspeler Tom Hanks ben ik een heel eind de goede kant op gestuurd.

Op zondagmorgen is het om kwart voor 8 niet alleen nog vroeg, maar ook erg rustig in mijn straat. Het verbaast me een beetje, maar op twee hoog rechts aaan de overkant het jonge volk al omstandig aan de koffie zie zitten, ook het blonde meisje dat me een week eerder verrast heeft met "I HAVE NOTHING TO WEAR". Na de eerste avond hier heb ik haar in dat t-shirt trouwens niet meer zien lopen. Sindsdien is ze op haar balkon meestentijds in een tuinbroek present, wel met korte broekspijpen, op zijn Canarisch. Ook vanmorgen in alle vroegte loopt ze in iets dergelijks, maar deze keer gaan haar broekspijken wel door tot op de enkels.
Of het zo moet zijn, verdwijnt ze even later met haar kompanen achter de overgordijnen en zie ik ze vervolgens beneden lopen, naar – ik vermoed – de taxistandplaats. Zo gaat het met toeristen hier die een week of zo hun gezicht komen laten zien.

Na mijn lunch luister ik aandachtig naar een meisje dat bij mij in de straat beneden op een klein model trekzak liedjes staat te spelen. Vóór zich heeft ze een mandje voor voorbijgangers die haar van wat kleingeld willen voorzien. Ik vind haar heel goed spelen, is het een Française? Hoor ik het goed? Haar volgende nummer is "Scarborough Fair", dat ik op de computer heb in uitvoeringen van Paul Simon (+ Art Garfunkel) en Marianne Faithfull. Haar accordeon-uitvoering mag er best zijn. En nou maar hopen dat mijn artieste vanmiddag voldoende geld ophaalt; dan komt ze morgen misschien nog eens opnieuw buurten met haar instrument.

's Middags breng ik - intussen habitué - mijn zoveelste bezoek aan de Inter Clinic. Het lijkt wel of de dokter (Ángel Perez?) al gereed zit om mij van dienst te zijn. Ook de (tweede) zuster staat klaar om mijn linker voet en enkel in ogenschouw te nemen. Dan ontvalt hun het woord "ESTUPENDO", schitterend. Kom ik daarmee echt verder? Nee, want als ze uitzicht zouden hebben op een joekel van een steenpuist, zouden ze wellicht dezelfde uitdrukking gebruiken als wanneer alles er pico bello uitziet. Ik bemoei me er maar eens mee en vraag of ze bedoelen dat ik echt aan de zeer beterende hand ben. Dat blijkt het geval te zijn.
Opnieuw wordt er behoorlijk gesmeerd met – deze keer opnieuw – een witte crème, waarin – krijg ik desgevraagd te horen – neomycine zit, nog weer een ander antibioticum. Dat heeft wel wat, vind ik, want als je als behandelaar de kans ertoe krijgt, dien je m.i. je medicament zo plaatselijk mogelijk bij de patiënt toe te dienen. Via je mond innemen van een pil die eigenlijk alleen voor je voorhoofd, ureter of grote teen bedoeld is, staat me al vele jaren enigszins tegen, ook vanwege allerlei neveneffecten. Ik ben blij dat de farmacologie eindelijk zo ver lijkt te zijn dat medicamenten zo locaal mogelijk kunnen worden gegeven. Over twee dagen - op de dag dat ik eindelijk ook weer eens naar de universiteit wil gaan - word ik verondersteld om hernieuwd mijn gezicht bij de medische stand van de Inter Clinic te laten zien.

Zo waar maak ik daarna een ommetje. Met beide voeten keurig in mijn schoenen, loop ik in een wazig zonnetje naar de bank bij het Imperial NH Hotel. Onderweg erheen kijk ik ook eens welwillend naar het grote flatgebouw bij de plaza de Saulo Torón met de naam ALOE CANTERAS er opzij opgeschreven. Inderdaad, ook ik zie nu dat daar op de bovenste etage een nering met voledige vergunning is gevestigd. Zal ik Marc & René verrassen en er een dezer avonden eens een drankje nemen, nog voordat ik Las Palmas definitief achter me ga laten?

Me toch een beetje verkneukelend over mijn nieuw verworden status van (bijna) ex-patiënt zit ik daarna braafjes thuis te lezen in mijn derde boek. Dat wordt mijn eerste van mijn laatste brief; ik zie het mezelf niet vóór dinsdagmiddag compleet uit kijgen. Om kwart over 6 begint het even te miezeren, te motregenen. Dat is me al weken niet gebeurd. Het is gelukkig maar even en al snel zie ik de straat weer in beweging komen. Even wat druppels, dat zullen de struiken en bomen zeker fijn vinden.
Om even over 7 trek ik mijn colbertje aan om me op straat te begeven. Over minder dan een uur begint op Santa Catalina LA GALA DE LA GRAN DAMA en dat staat ook op mijn rol voor een avondje ontspanning. Op Santa Catalina kijk ik allereerst weer met plezier naar de tenten van MESÓN CONEJO. Ook de PARADILLA GRILL mag zich hernieuwd in mijn belangstelling verheugen. Ik ben bepaald niet de enige die dan alvast het carnavalsterrein betreed en in de drie kwartier erna neemt de animo alleen maar toe. Op de middentribune heb ik een mooi hoekplekje op rij 3. Helaas, maar waar, word ik wel verondersteld om eerst de stoel waarop ik wil gaan zitten, van een aardige plens water af te helpen. Een beetje motregen, wie maalt erom, maar als het ietsje te lang achter elkaar miezert... Ik leg jullie bij dezen maar eens uit waarom mensen zoals ik altijd een grote boerenzakdoek bij de hand hebben. Die is toch niet alleen om je neus in te poetsen?
Om zeg 10 vóór half 8 zit ik echt als een vorst om mij heen te speuren en ben ik zelfs bereid om een keur aan reclames te aanschouwen op de twee schermen opzij in de lucht van het immense podium, met in het midden een doorgangsscherm. Ik tel in de gauwigheid opgeteld ruim veertig kennelijke sponsors van het evenement en dan laat ik de firma's die ook nog met filmpjes bijdragen (zoals CasaSiete, Lidl, 7up) nog buiten beschouwing. Gelukkig komen naast een hoop onzin ook een mijn favorieen voorbij, met voorop HAZLA TROPICAL, om aan te geven dat het bier van het eiland deze carnaval weer goed smaken zal. Ook AREHUCAS van de regionale rum geeft thuis.
"We" beginnen om 10 over 8 met een dansgroep, die er, wat mij betreft, niet al te veel van bakt. LA VIDA ES UN CARNAVAL, zal ik maar zeggen. Misschien moest Beppie Kraft daar nog eens een Maastrichtse versie van op de plaat zetten. Dan betreden de presentatoren, Mercedes & Carlos, het "escenario" om de eerste vijf van de negen kandidaten GRAN DAMA aan te kondigen. Die komen een voor een als een soort kerstboom over het toneel schuifelen, een paar minuten per dame. Ik spreek na de eerste vijf voor mezelf een lichte voorkeur uit voor kandidate 3, misschien mede omdat die aanhoudend op de muziek met haar armen en heupen staat te zwaaien.
Vervolgens is een zanggroep van twee dames en twee heren aan de beurt. Als die de stemming er net een beetje aan het inbrengen is, gebeurt het voor mij onverwachte: we krijgen vanaf kwart voor 9 ineens een "sjoor" regen over ons heen waar de vogeltjes (of zijn het andere beesten?) geen brood van lusten. Iedereen behalve ik haalt prompt een paraplu ("paraguas" in het Spaans) te voorschijn en ik ben blij dat ik nog net boven de uitgestoken exemplaren van mijn klein uitgevallen benedenbuurvrouwen uit kan kijken. Vervolgens begint het compleet te hozen ("llover a cántaras"), zo erg dat de act op het podiumacuut wordt stilgelegd. Mensen bij mij op de tribune zie ik dan in groten getale de ijzeren trap afgaan naar begane grond en daarop het plein verderop. Na ampel overwegen – zo zeg je dat - geef ook ik maar toe en aanvaard de weg terug naar huis.
Onderweg terug zie ik op een van de TV-schermen bij de café-restaurants op het plein dat voetbalclub Betis Sevilla bij de rust met 2-1 voorstaat tegen Barcelona en dat maakt mijn avond er helaas niet beter op. Ik moest maar weer eens, voor de zoveelste keer, ruim op tijd mijn bed induiken. (Dat het na de rust toch nog 2-3 is geworden, houdt de gemoederen op de TV maandag aardig bezig.)
Om bijna half 11 word ik wakker van het vuurwerk dat op Santa Catalina wordt afgestoken, als de "GRAN DAMA DOS MIL VIENTE" gekozen is. Ze zal zich nu aan een spervuur van de fotografen hebben te onderwerpen. Echter, dat krijg ik tussen de lakens niet meer mee.

Maandag wasdag. Zo was het in ieder geval vroeger, in de tijd dat mijn moeder nog de belangrijkste stofzuiger in het huishouden was en mijn vader er vooral was om voor de "kezjem" (verbastering van "quinzième") te zorgen. Later is daar een heel ander systeem voor in de plaats gekomen, met een (relatieve) korting op het watergebruik 's avonds laat en in het weekend en daarmee ook andere wastijden. Niettemin, vanmorgen draai ik ouderwets weet eens een wasje en die hangt daarna de hele dag te drogen op mijn plat. Een spatje regen kan ik intussen absoluut niet ontwaren. Het hozen gisteravond – hoe lang eigenlijk? - was de uitzondering die de regel van aangename droogte hier bevestigt.
Vanmiddag word ik wel verrast door een heroptreden vlakbij mijn huis van de trekharmonicaspeelster die gisteren ook al de nodige furore maakte. Ze blijft het goed doen, heel goed zelfs, ook in herhaling. Is het echt een Française? Of mag ik haar eerder situeren als een Baskische dan wel toch weer de zoveelste muzikante van de Canarische Eilanden?

Vanavond ga ik de deur maar eens niet uit en zet me aan de eerste van drie voorrondes van het "concurso de las murgas" op de buis. Er is maar één Daniel Ortega en als die om een uur of 9 in mijn TV-blikveld verschijnt als de man die de murga-avonden als vanouds aan elkaar mag praten, ben ik de koning te rijk.
Op de eerste avond staan, zeker in het begin, nogal wat damesmurgas op het podium. Tant pis, want die kunnen er meestal toch iets minder van dan de mannen-groepen. Echter, nummertje 2 van de maandag is een van mijn onvervalste favorieten: Las Chancletas, de slippers, nog wel van uit mijn buurt. De murga telt, als ik Daniel Ortega mag geloven 79 mannelijke "participantes". Geloof het of niet, maar ik heb me zelfs eens op de zondagse rommelmarkt een CDtje van de jongens aangeschaft.
Het wordt nog wat vanavond, zelfs als ik later al lang en breed in bed lig en de laatste twee van de acht van die avond door de balkondeur heen hoor zingen. Ook de laatse, de "Quenquenqueques" of hoe die groep heet, zorgt om half 2 of daaromtrent nog voor het nodige vuurwerk (op gepaste afstand).

Dan is het dinsdag en mag ik – na twee weken rust – eindelijk weer eens mijn kuierlatten in de richting van de universiteit verplaatsen. Na mijn bezoek aan de Inter Clinic krijgen jullie vanmiddag twee brieven voor je snufferd: eentje die ik vorige week dinsdag al had moeten versturen en een tweede die de stand van zaken tot aan vandaag in beeld brengt (mag ik hopen). Hier op volgend komt er nog maar eentje. Die kunnen jullie tegemoet zien op dinsdag 18 februari, de dag voordat ik het ruime sop kies richting Holanda.
Voor nu: het is intussen in Maastricht, denk ik, stilte voor de storm. Zet nog eens een berenpak in elkaar, zodat je over een keine twee weken tenminste "iets" hebt om aan te trekken. En vooruit, vanaf nu mogen jullie ook al voorzichtig gaan "indrinken". Het ga jullie nog even goed zonder mijn aanwezigheid en tot ziens, hasta luego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Mijn eerste boek van deze (tweede) kwakkelweek met al zijn lichamelijke en geestelijke ontbering is er nog weer eentje van de al te vroeg van ons heengegane thrillerschrijver Philip Kerr. Zijn boek dat ik nu voor me heb, is uit 2018 en heet "Greeks Bearing Gifts". Op mijn onvolprezen e-reader is dat vertaald met "Vergeven En Vergeten", hoe bestaat het? Het verhaal speelt in 1957, vooral in Athene en omgeving ruim tien jaar na WOII.
Het is een oerdegelijk, ouderwets Bernie Gunther-verhaal, voor wie met mij steeds kan smullen van de verhalen van de (ex-)kripo uit Berlijn. De man heeft zich intussen de naam Christof Ganz aangemeten, als hij een baan als claimonderzoeker krijgt bij verzekeringsmaatschappij Munich RE (op aanraden van jurist Max Merten, die we later in het verhaal nog zullen tegenkomen). Een van zijn eerste opdrachten is om voor het werk naar Griekenland af te reizen, vanwege een daar afgebrande boot, genaamd de Doris, van ene Siegfried Witzel en met als kapitein Spiros Reppas. Met name Witzel claimt met veel bravoure de schade aan zijn boot. Hij zou met Reppas – blijkt later - op zoek zijn (geweest) naar een in 1943 verloren gegaan Duits schip met veel goud aan boord van Joden uit Tessaloniki en omgeving, De Joodse mensen zelf zouden met zijn allen (zo'n 50.000 mensen) in dat jaar zijn afgevoerd naar concentratiekampen. Belangrijk bij de ramp in 1943 zijn Alois Brunner (die zich nu Georg Fischer noemt) en de al genoemde Max Merten, die met Witzel en Reppos op de zogenaamde "reddings"boot zou hebben gezeten.
Er vallen vervolgens zoals dat bij boeken van Philip Kerr hoort, ettelijke doden. Min of meer tegenspeler van Christof Ganz (Bernie Gunther) is inspecteur Stavros Leventis van de Atheense politie. Die is blij dat Gaz een belangrijk deel van het werk voor hem wil opknappen, hoewel Ganz (Gunther) zelf het liefst en zo snel mogelijk terug wil naar München. Aardige bijrollen zie ik in het boek voor o.a. Achilles Garlopsis (van Munich RE in Athene) en zijn familie, voor de knappe juriste Elli Panatoniou en vooruit, laat ik ook Rahel Eskenazi van de Joodse Ha'Mossad noemen.
Er is (was) maar één Philip Kerr en die kan zelf postuum nog genoeg potten bij mij breken. Zijn "Greeks Berarin Gifts" uit 2018 mag er zijn, alweer, voor de zovee;ste keer, in een traditie dat wat er ook met Bernie Gunther gebeurt, hij op het einde toch weer heelhuids komt bovendrijven. Voor dit boek, vertaald als "Vergeven En Vergeten", krijgt Philip Kerr, als recensiecijfer van mij zijn zoveelste volle 8 uitgeserveerd.

Wie aan huis geluisterd is, heeft – in mijn geval – extra reden om met het linker been omhoog op het balkon te blijven zitten. Daar helpt eigenlijk geen lief moedertje aan. Dus heb ik de eer om jullie ook nog eens deelgenoot te maken van een boek van de Schotse thrillerschrijver Graeme Macrae Burnet uit 2015. Diens verhaal heet "His Bloody Plan", wat voor de variatie op mijn e-reader eens foutloos vertaald is met "Zijn Bloedige Plan". Het speelt is 1869 – dat is nog eens lang geleden – in enkele gehuchten in de Schotse Hooglanden: Aird-Dubh, Cannusterrach en bovenal Culduie. In de negorij Culduie wonen op dat moment 55 zielen, niet meer. De rechtszaak later in het boek is in het redelijk nabije Inverness (vlakbij Loch Ness voor de liefhebbers). Niettemin, een expert "alienist" komt ervoor helemaal uit Perth en bijv. Glasgow is voor de locale bevolking echt ontzettend ver weg.
Roderick (Roddy) Macrae, zo'n 16 jaar en heel slim, heeft eerst de hem afwijzende vriendin Flora, 15 jaar, en haar broertje Donny doodgemaakt en is daarna aan de hoofdmoot begonnen: het vermoorden van hun vader Lachlan "De Brede" Mackenzie, 38 jaar oud. Die slacht hij compleet af met twee stukken landbouwgereedschap: een wadder en een houw. Roddy ontkent zijn daad niet, geeft hem direct toe, als hij onder het bloed van de naburige boerderij wegloopt. Daarna zit hij sinds zijn daad vooral voor zich uit te staren, hoewel hij eerder al een enogszins in zichzelf gekeerde mompelaar was. Is er sprake van een acute verstandsverbijstering bij de jongen? Is hij niet bij zinnen, ontoerekeningsvatbaar, als hij Lachlan De Brede te lijf gaat? Of hebben we hier van doen met een welbewuste aanval op zijn buurman?
Voor de achtergrond moet ik terug naar anderhalf jaar eerder, als Roddy's moeder Una, het zonnetje in huis, overlijdt bij de bevalling van een tweeling. De uiterst norse vader John blijft dan over met dochter Jetta, zoon Roddy en de twee pasgeboren baby's. Eerder al heeft het landbouwgezin het moeilijk, mede ook omdat er een schuld voor de dood van een schapenbok moet worden terugbetaald aan Lachlan De Brede (die overigens meer geld dan een shilling per week wil zien). Nu loopt het echter steeds meer uit de hand, zeker als pestkop Lachlan De Brede ook nog eens tot nieuwe rentmeester benoemd wordt. John en Roddy Macrae mogen niet ongevraagd meer zeewier van de rotsen gaan halen om bij hun mest te doen, ze raken een stukje van hun landbouwgrond kwijt (want zijn nou met minder mensen) en Roddy krijgt een ongenadig pak slaag van Lachlan deDe Brede tijdens het zomerfestival (als hij onverrichter zake Flora het hof probeert te maken). De genadeklap is de brief waarmee Lachlan De Brede (namens de meier en de lord) het gezin ook nog eens van het resterende lapje grond gaat beroven. Ze zouden te weinig voor het algemene welzijn (en Lachlan zelf) werken en tevens hun eigen lapje grond in pacht aan het verwaarlozen zijn. Dan komt Roddy in actie en gaat Lachalan De Brede eraan.
Vóór het officiële proces krijgt vooral het medisch-strafrechterlijke onderzoek van de locale dokter Munro en van expert Bruce Thomson uit Perth de nodige aandacht. Advocaat Andrew Sinclair verdedigt zijn cliënt Roddy met alles wat hij in zich heeft, maar officier van justitie Gifford is een goede tegenpartij. Als de jury met 13 tegen 2 stemmen voor "schuldig" kiest, kan rechter Lord Justice Clerk (en zijn twee confrères) niet anders dan aan Roddy de doodstraf opleggen.
Graeme Macrae Burnet, een ver familielid van Roddy, maakt in 2015, zo'n honderdvijftig jaar later, uiterst leesbaar verhaal van het drama. Ik heb er als lezer in alle oprechtheid van gesmuld en beloon diens "My Bloody Pan" in Nederlandse vertaling graag met een 8½ als recensiecijfer. Dit is een boek dat jullie – zeker de thrillerlezers onder jullie – niet mogen overslaan. Het zal een sier zijn op je lijst van moordboeken. Weblogbrief 15.15, 11 februari 2020

Queridos amigos y familia, het begin van een nieuwe brief is er weer, nou de rest nog. Op de universiteit ben ik de afgelopen week mijn gezicht niet laten zien. Dus vraag me niet naar de recentste popartikelen van Harry en de zoveelste schuine bak van Donald Trump, want die heb ik niet kunnen "ervaren". Ik ga jullie gewoon met terugwerkende kracht uitleggen waarom de afgelopen week niet mijn meest memorabele was in de hoofdstad van de Canarische Eilanden.
Het is 4 februari – Marcel is vandaag echt 45 geworden – als ik me 's middags als een Limburgse variant van Hinkepie in de richting de Inter Clinic aan de Sagasta 62 beweeg – gaan zou de voortvarend zijn - voor een tweede bezoek. Ik hoop uiteraard op hernieuwde consideratie en mededogen van het personeel daar, maar dat blijkt er vandaag niet in te zitten.

(Tussendoor: Stel, voor een serieus medisch probleem heb je de keuze tussen een bullebak van een dokter die wel zijn zaakjes prima kent en een veel aimabeler exemplaar dat best ook aardig bij de les is, daarbij nog sympathiek is, maar net ietsje minder gedetailleeerd in het onderwerp is ingevoerd. Voor wie zou jij als behandelaar kiezen?)

Ik zit zo'n 15 minuten op een kuipstoeltje, als ik word opgeroepen om Dr. Manuel Arkuch, hoofd van het Centro Medico, maar eens te volgen naar de behandelkamer. Een zuster, een andere dan die van gisteren, hobbelt achter ons aan. Op een bedje gelegen kijk ik omhoog en zie hem griezelen bij de gedachte dat allebei mijn voeten, ook mijn rechter, sporen vertonen van wat hij walgelijk als "polvo del Sáhara" aanduidt, "stöb oet de Sahara". De "calima", de nevelsluier die zich af en toe vanuit het vasteland hier honderden kilometers vandaan naar de eilanden verplaatst, heeft volgens Dr. Arkuch enige vat op me gekregen en dat zullen we weten ook.
Mijn rechter voet hoort volgens hem vanaf nu de hele dag in een schoen te zitten, preventief om een infectie aan die voet te voorkómen. Wat de vermaledijde linker voet betreft, ook daar hoort zijns inziens permanent een schoen omheen te zitten, liefst een sandaal. De aanwezige hulp probeert nog of een ruim zittende "calcetin", sok dus, ook soelaas kan bieden, maar daarin gaat de bullebak maar mondjesmaat mee. Het is vanmiddag echt onberispelijke hygiëne boven alles en als hij als dokter die verordonneert, heb ik maar te zorgen dat zijn instructies voor 100% worden nageleefd.
Het verwondert me nog dat Dr. Arkuch, geassisteerd door de hulp, bereid is om iets dat op betadine jodium lijkt, op mijn voet te smeren en vervolgens het zaakje in te pakken als een verjaardagscadeautje. Dan is hij weer weg, mij met mijn besognes achterlatend. Terug aan de balie mag ik van de hulp vernemen dat ik mij morgen al opnieuw moet melden. Of dat niet overmorgen kan worden, vraag ik onderdanig aan haar. Zij vliegt naar de bullebak, maar die weet van geen wijken. Wie denk ik wel dat ik ben?

Een beetje ontdaan voel ik me wel, als ik de terugweg naar de Luis Morote aanvaard. Thuis aangekomen zit ik een tijdje voor me uit te kijken voordat ik mijn ritme weer hervonden heb. Ik ga maar weer eens door in mijn boek van Philip Kerr en later, als de avond begint te vallen, verplaats ik mijn linker voet met de rest van mijn lijf maar eens naar de TV, waar – op Gol – voetbalclub Liverpool het thuis opneemt tegen Southhampton. Tot de rust blijft het in de stad van de Mersey-sound 0-0, maar dan loopt de topploeg van trainer Jürgen Klopp toch moeiteloos uit naar een 4-0 overwinning.
Daarna zie ik op een Canarische zender de eerste murga van het jaar voorbijkomen, uit Tenerife. Ze noemt zichzelf "Mamelucos", piassen in het Spaans, en de 92 man die meedoet, maakt er een spektakel van – ik kan het voor een murga uit Tenerife ook niet helpen. De tweede murga wacht ik echter niet meer af en duik "tussen de vette lappen". Als ik om half 1 even wakker word, heb ik net even tijd om mijn volgende twee antibiotica-pillen in te nemen (met een slokje gereed staand water), voordat Morpheus, de god van de slaap, weer bezit van me mag nemen.

Mijn woensdag begint opnieuw met pillen, nu maar eens mijn iedere ochtendportie, en met ook twee bekers zwarte koffie. Even later ben ik weer toe aan mijn dosis antibiotica, driemaal daags, vanmorgen met ook een anti-diarreemiddel. Of het zo moet zijn, zet ik vervolgens een was in die vooral uit kleren van mij bestaat die ik de afgelopen dagen heb gebruikt. Als ik op de WC-pot ga zitten, blijkt mijn ontlasting niet alleen dun te zijn, maar naar verhouding echt donker uit te zien.
Laat ik "ondanks alles" maar eens een muziekje opzetten, niet dat ik daar erg van ga opknappen, maar een man alleen in den vreemde moet wat. Ik val vanmorgen terug op een gouden trio uit Mexico dat het in het grote Amerika helemaal gemaakt heeft vlak na WO II. Ik heb het uiteraard over Los Panchos en mijn keuze valt deze keer op de LP: "Los Panchos Y Los Tres Caballeros". Zijn de drie van Los Panchos niet zef al de "tres caballereos"? Hier zijn – cursief - de tien nummers van de plaat (waarvan het jaar vooralsnog onbekend is):
01.Te me olvidas
02.Un signo de ausencia
03.Amar y vivir
04.Preciosa
05.Charlemos (charlanos?) como ayer
06.Enamorada
07.Sigamos pecando
08.La macura
09.Luz de luna
10.Regalame esta noche
Waar dat "macura" in liedje 8 voor staat, moeten jullie nog even van mij te goed houden. In mijn dictionair kan ik de betekenis niet vinden. Punk kan ik van de plaat van Los Panchos niet maken, als ik de LP een paar keren afluister. Niettemin vind ik het zeer acceptabele muziek, maar een of meer nummers naar voren schuiven, is er deze keer niet bij. Los Panchos blijven nog steeds mijn aandacht houden.

Terug naar het dagelijkse leven meld ik dat de middag wederom in het teken van de behandeling van mijn euvel staat. Als ik mijn voet om 2 uur aandien bij de Inter Clinic, is dokter Arkuch er niet – god zij dank – en de andere dokter kennelijk net aan zijn "almuerzo", middagmaal begonnen. Volgens de zuster is het dus "even" wachten geblazen in de wachtruimte. Ik ben blij dat ik vanmiddag met de vriendelijke van het tweetal "medicos" van doen heb.
Even voor half 3 nodigt hij me uit in de behandelkamer, waar hij – samen met de zuster – naar mijn uitgepakte linker voet gaat zitten kijken. Van enige sluiting van de wond is kennelijk nog geen sprake, maar er is wel al minder dood vlees, meen ik uit zijn Spaanse woordenschat op te maken. Het gaat volgens mijn twee helpers de goede kant op, waarvan acte.
Mijn vermaldedijde voet wordt opnieuw ingesmeerd en omzwachteld. Veel aandacht krijgt hun advies om, als het effe kan, mijn been echt in de hoogte te houden, "levatado". Thuis een schoen of dergelijke aan mijn linker voet doen, wordt me afgeraden, omdat er nog te veel spanning op mijn voet zou staan. Staan en lopen – zelfs in huis - dien ik zo veel mogelijk te beperken. Rust houden, daar gaat het dezer dagen bovenal om, "descanso", "reposo".
Ik vraag maar eens vriendelijk of de dokter ook een naam heeft. Hij blijkt Ángel van voren te heten. Hij kijkt ernaar uit om mij morgen weer te ontmoeten.

Thuis gekomen vlij ik me als vanouds op het balkon, met een kussen onder mijn voet op de stoel voor me. Om 4 uur staat Sonia voor de deur. Ze komt niets vermoedend de trap op en kijkt omstandig naar mijn omzwachtelde voet. Gelukkig kan ik het poetswerk daarna geheel en al aan haar overlaten. My balcony is my castle! Als ze om 7 uur verschwunden is en ik weer helemaal op mezelf ben aangewezen, vind ik het even tijd om de eenzame bejaarde patiënt te spelen. Dat duurt gelukkig niet al te lang.
Dan begeef ik me maar weer eens naar de tussenkamer om te kijken wat de buis vanavond aan vertier te bieden heeft. Dat blijkt die avond niet mee te vallen, maar ik ben voor vandaag intussen een beetje uitgelezen, dus ik doe het er maar voor. Van de diverse films op de TV vind ik "Schindler's List" nog het meest te pruimen, maar overhouden is anders. Van de achtergrond, Krakow in de Tweede Weerldoorlog, zie ik weinig terug.
Net als in Nederland is dit jaar ook hier weer een beetje een gedenkjaar voor het Joodse volksdeel, driekwart eeuw na de bevrijding. Daar wil ik helaas, pindakaas, niet opnieuw teveel mee geconfronteerd worden. Voor mij is vandaag de dag zelfs Angela Merkel een betere keuze dan Netayaho (of hoe die heet). Om half 10 geeft ik de pijp aan Maarten.

Gaan we naar de donderdag, "jueves", met de klemtoon op de eerste "e". Voor mijn geest komt het verhaal van de twee rechercheurs die samen een verdachte onder vuur nemen. Ze spelen met zijn tweeën het spel "good guy, bad guy". Een van de twee stelt de ene na de andere impertinente vraag op een toon van "We weten al lang dat jij het gedaan hebt. Beken nou maar, dat lucht op", terwijl de ander zich veel begripvoller en terughoudender opstelt. Die onderbreekt het verhoor ook om koffie of dergelijke voor de verdachte te gaan halen. Vraag: werkt zo'n aanpak echt om een arrestant tot een bekentenis te brengen?
Op de Inter clinic is donker Ángel vanmiddag absent en heeft dokter Arkuch het rijk alleen. Naar mijn gezondheid informeert hij niet – hoe zo?- en op mijn vraag wat hij van mijn voet vindt, geeft hij evenmin enige sjoege. Bijna het enige waar hij het over heeft, is dat ik nog steeds niet op sandalen naar zijn nering ben komen lopen, misschien wel een halve kilometer ver. Mijn dichte schoenen, die ik me NB pas geleden in een leerzaak heb aangeschaft, zouden volgens hem stofdoorlatend zijn en hoe kan het in vredesnaam zo zijn dat ik me nog niet voorzien heb van een paar sandalen? Ook vindt hij dat ik mijn sokken kennelijk nog te weinig aan heb gehad, hoewel hij daarop samen met de zuster zou hebben staan hameren de vorige keer dat hij mij zag. Achter hem zie ik de zuster enigszins misprijzend naar hem kijken.
Als hij klaar is met mijn voet opnieuw te verzorgen, word ik gesommeerd om hem te volgen naar zijn spreekkamer. Daar schrijft hij met grote letters SANDALS en SHOCKS (met een H) op een stuk papier dat hij mij overhandigt en dan als ik dat papier bij me heb, mag ik weer vertrekken. Morgen krijg ik gelukkig de andere dokter weer. Ik begin echt een hekel aan dokter Arkuch te ontwikkelen (terwijl hij niet schroomt om mij steeds opnieuw 35 euro voor het consult afhandig te maken).
Wat ben ik blij, als ik weer thuis ben en met mijn benen op een stoel voor me, met kussen, door mag gaan met mijn (alweer tweede) boek lezen.

Om half 8 verplaats ik mijn nog steeds krakkemikkige lijf naar de tussenkamer in de hoop op een avondje betere TV dan gisteren. Na een tijdje kijk ik mijn ogen uit bij een "radioverslag" van het laatse stukje thuiswedstrijd voor de beker van Real Madrid tegen Real Sociedad in het Bernabeu. Ik geloof mijn ogen en oren niet, maar het staat 1-4. Real Madrid maakt er vlak voor tijd wel nog 2-4 van en in de extra tijd 3-4, maar het onheil is geschied: Real Sociedad heeft Real Madrid uit de beker geknikkerd. Even later krijg ik op de zender van Real Madrid een samenvatting van niks mee. Trainer Zidezine Zidane kan er ook niks meer mee: de 'Koninklijke" gaat af door de zijdeur.
Ongeveer tegelijkertijd met de zoveelste herhaling van de samenvatting van RMA-RSO begint in Bilbao de Baskische voetbalclub Athletic zijn kwartfinale bekerwedstrijd thuis tegen Barça. Daar krijgt Barça nog een zware dobber aan, voorspel ik en met mij het compleet uitverkochte stadion. Dat Athletic gesponsord wordt door de KUTXABANK, maakt het er niet beter op. De wedstrijd is "live" op de zender QUATRO en laat ik er maar eens goed voor gaan zitten. Leo Messi en Fati zijn de belangrijkste voorhoedespelers van Barça, maar vanavond mag bijv. ook middenvelder Frenkie de Jong in de voorste gelederen zijn beste beentje voorzetten.
De club uit Barcelona is veel meer aan de bal dan Athletic, maar doelpunten levert het niet op, ook niet als in de tweede helft Rakitic vervangen wordt door Griezmann. Athletic krijgt af en toe een kans, maar aan de andere kant kruipt de thuisclub een beetje door het oog van de naald, als het na 90 minuten nog steeds 0-0 staat. Er staan dan nog vier minuten extra tijd op het bord. In minuut 93 krijgt keeper Ter Steegen van Barça een verre bal van links te verwerken, die door Athletic speler Williams net voor Busquets wordt doorgekopt naar de voor hem verre hoek. Ter Steegen kan er niet bij en de 1-0 verschijnt met vlag en wimpel op het scorebord.
Daarmee gaat mijn avondje Barça weer eens volledig naar de filistijnen. Eerder vloog Real eruit en nu, twee uur later, kan ook Barça zijn peperdure spullen weer opbergen en terug de spelersbus in.
Na zoveel leed weet ik niet hoe snel ik mijn biezen in de tussenkamer moet pakken en mij gaan opmaken voor een volgende overdreven lange nachtrust.

Op vrijdagmorgen belt Trudie me in alle vroegte, om 9 uur hier, om me bij te praten over "la parte inferior de mi pierna sinistra". Als ik haar vertel dat ik deze week alle middagen bij de dokter ben geweest, is ze gerustgesteld. Ik heb nog twaalf dagen te gaan, voordat ik met koffers terug naar de lage landen bij de zee terug mag. Dat zou toch ruim voldoende moeten zijn. Vanmiddag zal ik "de goede moordenaar" onder het tweetal dokters eens vragen hoe de vlag er nu bij hangt (en of nog een extra recept voor antibiotica nodig is, omdat mijn huidige twee pillen, drie keer per dag, zondagavond op zijn).

En inderdaad, in het kliniekje heb ik wederom van doen met dokter Ángel (met als "surname", "apellido": Perez). Hij laat me eerst even van de schik bekomen op een van de kuipstoeltjes, terwijl hij in een zijkamer het laatste deel van zijn maaltijd naar binnen aan het schuiven is. Dan mag ik hem volgen naar de behandelkamer, waar ik hem kan laten zien dat mijn linker schoen me intussen weer past. Op het bedje geleden inspecteert hij, met beide zusters in de buurt, mijn voet en onderbeen nauwkeurig en kan niet anders dan constateren dat het er nu alweer een stuk beter met mijn voet uitziet. Het gaat echt de zeer goede kant op, is het eindoordeel van de drie aanwezigen plus van mezelf.
Er wordt nieuw smeersel en verband om mijn aangedane voet gedaan en dan krijg ik van hem de verzekering dat ik pas zondagmiddag, over twee dagen, weer terug hoef te komen, als hij dienst heeft. Daarmee vermijdt hij, en ik ook, dat ik weer aan de grillen van doker Arkuch word overgeleverd. Ik krijg recepten mee voor extra antibiotica en "veer zien us e-zoondag weer". Als beide zusters mij vervolgens uitzwaaien, weet ik nagenoeg zeker dat het met mij en mijn voet nog eens helemaal goed gaat komen, ik neem aan voor carnaval al.
De raadgeving om ook de komende dagen mijn voet hoog te houden neem ik graag op de koop toe. Natuurlijk geef ik daar gevolg aan. Wel ga ik later in Maastricht nog eens nazoeken, weet ik nu al, of er ook voldoende empirisch bewijs is voor het hooghouden-advies. Zo nee, dat lijkt me dat een aardig onderwerp voor een randomized clinical trial bij Huisartsgeneeskunde of Verpleegwetenschap op de UM. Terug op de flat kan ik oprecht terugkijken op een – ook voor mij - aangenaam bezoek aan de medische en vepleegkundige stand. Hernieuwd neem ik mijn pillen met verve in en schenk mezelf in één moeite door een blikje aardbeiendrank (van Clipper) uit. Dan krijgt mijn tweede boek de aandacht die het verdient (over moorden in de Scotse Hooglanden in1869).

Het is helaas nog te vroeg om me aan het begin van de avond richting plaza de Carasco en plaza de Santa Ana (tegenover de kathedraal in Vegueta) te begeven. Daar vind ik mijn loopje nog veel te schamel voor. Het wordt dus vanavond TV kijken om 9 uur, op de Canarische zender die het begin van carnaval hier uitzendt.
Klokslag dat tijdstip zie ik de carnavalsstoet van de Pasacalles de plaza de Santa Ana opdraaien, onder belangstelling van wat ik als een "duizendkoppig" publiek herken. Het carnavalsgedoe op het plein wordt vervolgens voor 100% gedomineerd door ene Roberto Herrera, van beroep presentator, die deze keer de Pregón voor zijn rekening neemt. Onze stalmeester is gekleed in een open, gele, lange jas met daaronder iets paars en een witte halsstrik. Zijn vóórkomen heeft iets uitgesproken middeleeuws. Het moet gezegd: hij maakt er een hele pantomine van, met tussendoor kleine filmpjes, een kort optreden van een (zijn?) comparsas, een mini-optreden van een dozijn mongolen in het kader van het "Carnaval Integral" en een optreden van een man-vrouw duo dat met zang de show mag proberen te stelen.
Om even vóór 10 uur houdt Roberto Herrera het voor gezien en mogen we met hem en de diverse podiumgasten aan het Himno Del Carnaval" van Sindo Saavedra beginnen. Het plein doet mondjesmaat met de Pregonisto mee en wie ben ik om thuis voor de buis zelfs geen vinger in de lucht te steken.
De finale van de murgas in Santa Cruz de Tenerife daarna laat ik voor wat het voorstelt en ik ga me opmaken voor een verse portie nachtrust.

Op de zaterdagmorgen ben ik al om 8 uur onder de levenden. Niet veel later kondig ik hier mijn tweede plaatje van de week aan. Jullie kennen, mag ik intussen toch wel aannemen, Vic van de Reijt met zijn compilaties van diverse muziek uit vroeger jaren. Weten jullie wel dat hij in 2010 ook een carnavalsplaat heeft samengesteld, driedelig, met allerlei hoogtepunten van weleer? De overzichtsplaat heet: "Muziek Terwijl U Host" en heeft als ondertitel "Och Was Ik Maar...Een Paard in De Gang". Carnavalsgekken zoals ondergetekende vullen die twee titels moeiteloos aan met "Bij moeder thuis gebleven" en "Bij buurvrouw Jansen".
Op de driedubbele verzamelplaat staan maar liefst zestig nummers. Daarvan zijn er twaalf uit de periode 1954 tot aan 1965, als ik nog op school zit in Wiek en Maastricht, voordat ik me in september 1964 in het grote Amsterdam in het volwassen leven mag storten. Hier zijn die twaalf nummers chronoliogisch:
01.Helma & Selma – Valderi, valdera
02.Frits Rademacher – De boereblaoskapel
03.De Spelbrekers – Oh, wat ben je mooi
04.Johnny Kraaikamp & Rijk de Gooier – Ik ben zo blij
05.De Limburgse usjes – De boerinnekesdans
06.Thur Luxembourg – Och waas ik maar (béij mooder thoês gebleve!)
07.Jacky van Dam – Japie de portier
08.The Emeralds – Brigitte Bardot
09.Jukebox Johnny – De sneeuwwitte boezem
10.Paula Dennis – Janus, pak me nog een keer
11.Billy Mo – Tirolerhoed
12.Betsy & Jo – Het komkommertje
Ik heb de liedjes maar eens voor jullie cursief bezet, alweer, om daarmee het belang ervan voor de Nederlandse muziek de benadrukken. Zo'n nummer als "Ich kauf doch lieber een Tirolerhoed, die staat mij zo goed" van Billy Mo, ik kan het, althans in een vol café vol helpers, nog steeds meezingen. En wat vinden jullie van "Och waas ik maar" van Thur Luxembourg? Daar kan m.i. zelfs Johnny Hoes met zijn gelijknamige hit een puntje aan zuigen.

In de middag vraag ik me serieus af, of ik in de tijd gezien te laat naar de dokter ben gegaan. Sommige patiënten dienen zich bij de huisdokter of dergelijke aan bij het minste of geringste, alsof het een uitje betreft. Vaak is het maar flauwekul waarmee ze komen en ik denk dat mensen best zouden kunnen gewend raken aan het idee dat even afwachten vaak minstens zo goed is (tenzij het om een acuut euvel gaat, dat direct behandeling behoeft). Met zo maar een hoofdpijntje of het allereerste begin van diarrree kun je best even zonder advies van medische geleerden. Hoe interessant het onderwerp van deze"patient delay" ook is, heb ik bepaald niet de indruk dat er een overmaat van medische literatuur op dit terrein voorhanden is. Ik zal het eens in Maastricht moeten nazoeken.
Meer energie, hoewel ook misschien nog veel te beperkt, wordt er in de medische literatuur besteed aan de zeeffunctie van de eerste lijn. Wanneer is het moment gekomen dat de huisarts zijn rol als begeleider moet overdragen aan de specialist? Het bijbehorende trefwoord is "doctor delay". Een van mijn eerste promovendi, André Knottnerus, heeft het onderwerp in de jaren tachtig al eens de revue laten passeren, met de bijbehorende algebra (en het heeft hem geen windeieren gelegd). Het hoort m.i. tot de meest primaire taken van de eerste lijn om te besluiten of en wanneer er moet worden doorverwezen naar de tweede lijn. Daarin speelt de patiënt in het ideale geval maar een beperkte rol. Te gemakkelijk doorverwijzen naar de specialist zie ik als een kunstfout, zelfs als de specialist vindt dat er veel te weinig naar hem wordt doorverwezen en de paiënt aldus "heel af ten toe" nogal of zelfs te laat voor specialistische behandeling in aanmerking komt.
Terug naar mezelf denk ik vandaag, nu mijn infectie grotendeels voorbij lijkt te zijn, dat ik vorige week dinsdag inderdaad niet al naar de Inter Clinic had moeten gegaan. Aan de andere kant is daarmee wachten tot de maandag erop wellicht ook niet erg bevorderlijk geweest voor een gunstige voortgang van mijn probleem. Beter ware achteraf waarschijnlijk geweest, als ik me vorige week vrijdag bij de dokter (wel de goede) gemeld had.
Wie weet, ben ik ook nog eens een speciaal geval van "patiënt delay", omdat ik zelf dokter ben (geweest). Hoe dan ook, ik sluit niet uit dat de infecties aan mijn voet sneller zouden zijn overgegaan, als ik vorige week vóór het weekend al aan mijn antibiotica-kuur was begonnen.

Wordt het niet tijd dat ik me weer eens ga wegen? Zaterdagmiddag stap ik – in de hoop dat mijn infecties ook zo hun voordeel hebben gehad op mijn lichaamsgewicht – op de weegschaal hier, voor het eerst in het nieuwe jaar. De vorige keer eind december in Maastricht woog ik iets van 102-103 kilo en nu op 8 februari zit ik op 99 kilo. Als ik eerlijk ben, had ik op een iets lager gewicht gerekend. Het blijft te moeilijk voor mij om weer op tien kilo of meer gewichsverlies uit te komen. Wellicht moet ik het er maar eens definitief bij laten om mij echt voor mijn Quetelet Index of dergelijke (binnen redelijke grenzen) te interesseren.

Eeen beetje raar is het wel dat ik vandaag niet naar de Inter Clinic hoef voor een medische inspectie van mijn voet en het vervangen van mijn crème en zwachtels. Op de TV kan ik zo snel geen alternatief vinden, maar dan kom ik ineens uit bij een film met Clint Eastwood als regisseur uit 2016 die op beginnen staat. De titel van de "largometraje" is "SULLY", dat de bijnaam is van piloot Sullenberger (met als co-piloot ene Jeff). Het verhaal verwijst naar een echte gebeurtenis in 2009, als ik het wel heb.
Sully, gespeeld door Tom Hanks, loopt al 42 jaar mee in de luchtvaart en is zo ongeveer aan zijn laatste vlucht toe. Hij stijgt met personeel en 155 passagiers op van La Guardia in New York en krijgt – als ze net in de lucht zijn – een grote troep vogels voor zijn kiezen. Beide motoren van het vliegtuig vallen stante pede uit, definitief, en vanuit de cockpit hebben Sully en Jeff dan nog maar één taak: kijken of ze in aller ijl het vliegtuig weer aan de grond kunnen zetten (als dat tenminste nog lukt). Het vliegveld van de start is net te ver weg om op hun schreden terug te keren en Sully & Jeff besluiten om dan maar op het water van de Hudson te landen, een haast onmogelijke opgave. Dat ze er toch in slagen en ook nog eens samen met de stwewardessen iedereen veilig van boord te laten gaan, zou best als een heldendaad betiteld mogen worden. Niettemin vinden de experts van de vliegmaatschappij aanvankelijk dat de machine best nog rechtsomkeer had kunnen maken naar La Guardia. Sully moet er echt "the human factor" bij halen om zijn gelijk alsnog te halen.
Geloof het of niet, maar ik heb het - in het Amerikaans en zonder onderschrift – best een aardige film gevonden. Voor mij gaat een deel van de tekst een beetje verloren, zelfs in mij derde taal (na Maastrichts en Nederlands), maar met de uitgestoken hand van regisseur Clint Eastwood en van hoofdrolspeler Tom Hanks ben ik een heel eind de goede kant op gestuurd.

Op zondagmorgen is het om kwart voor 8 niet alleen nog vroeg, maar ook erg rustig in mijn straat. Het verbaast me een beetje, maar op twee hoog rechts aaan de overkant het jonge volk al omstandig aan de koffie zie zitten, ook het blonde meisje dat me een week eerder verrast heeft met "I HAVE NOTHING TO WEAR". Na de eerste avond hier heb ik haar in dat t-shirt trouwens niet meer zien lopen. Sindsdien is ze op haar balkon meestentijds in een tuinbroek present, wel met korte broekspijpen, op zijn Canarisch. Ook vanmorgen in alle vroegte loopt ze in iets dergelijks, maar deze keer gaan haar broekspijken wel door tot op de enkels.
Of het zo moet zijn, verdwijnt ze even later met haar kompanen achter de overgordijnen en zie ik ze vervolgens beneden lopen, naar – ik vermoed – de taxistandplaats. Zo gaat het met toeristen hier die een week of zo hun gezicht komen laten zien.

Na mijn lunch luister ik aandachtig naar een meisje dat bij mij in de straat beneden op een klein model trekzak liedjes staat te spelen. Vóór zich heeft ze een mandje voor voorbijgangers die haar van wat kleingeld willen voorzien. Ik vind haar heel goed spelen, is het een Française? Hoor ik het goed? Haar volgende nummer is "Scarborough Fair", dat ik op de computer heb in uitvoeringen van Paul Simon (+ Art Garfunkel) en Marianne Faithfull. Haar accordeon-uitvoering mag er best zijn. En nou maar hopen dat mijn artieste vanmiddag voldoende geld ophaalt; dan komt ze morgen misschien nog eens opnieuw buurten met haar instrument.

's Middags breng ik - intussen habitué - mijn zoveelste bezoek aan de Inter Clinic. Het lijkt wel of de dokter (Ángel Perez?) al gereed zit om mij van dienst te zijn. Ook de (tweede) zuster staat klaar om mijn linker voet en enkel in ogenschouw te nemen. Dan ontvalt hun het woord "ESTUPENDO", schitterend. Kom ik daarmee echt verder? Nee, want als ze uitzicht zouden hebben op een joekel van een steenpuist, zouden ze wellicht dezelfde uitdrukking gebruiken als wanneer alles er pico bello uitziet. Ik bemoei me er maar eens mee en vraag of ze bedoelen dat ik echt aan de zeer beterende hand ben. Dat blijkt het geval te zijn.
Opnieuw wordt er behoorlijk gesmeerd met – deze keer opnieuw – een witte crème, waarin – krijg ik desgevraagd te horen – neomycine zit, nog weer een ander antibioticum. Dat heeft wel wat, vind ik, want als je als behandelaar de kans ertoe krijgt, dien je m.i. je medicament zo plaatselijk mogelijk bij de patiënt toe te dienen. Via je mond innemen van een pil die eigenlijk alleen voor je voorhoofd, ureter of grote teen bedoeld is, staat me al vele jaren enigszins tegen, ook vanwege allerlei neveneffecten. Ik ben blij dat de farmacologie eindelijk zo ver lijkt te zijn dat medicamenten zo locaal mogelijk kunnen worden gegeven. Over twee dagen - op de dag dat ik eindelijk ook weer eens naar de universiteit wil gaan - word ik verondersteld om hernieuwd mijn gezicht bij de medische stand van de Inter Clinic te laten zien.

Zo waar maak ik daarna een ommetje. Met beide voeten keurig in mijn schoenen, loop ik in een wazig zonnetje naar de bank bij het Imperial NH Hotel. Onderweg erheen kijk ik ook eens welwillend naar het grote flatgebouw bij de plaza de Saulo Torón met de naam ALOE CANTERAS er opzij opgeschreven. Inderdaad, ook ik zie nu dat daar op de bovenste etage een nering met voledige vergunning is gevestigd. Zal ik Marc & René verrassen en er een dezer avonden eens een drankje nemen, nog voordat ik Las Palmas definitief achter me ga laten?

Me toch een beetje verkneukelend over mijn nieuw verworden status van (bijna) ex-patiënt zit ik daarna braafjes thuis te lezen in mijn derde boek. Dat wordt mijn eerste van mijn laatste brief; ik zie het mezelf niet vóór dinsdagmiddag compleet uit kijgen. Om kwart over 6 begint het even te miezeren, te motregenen. Dat is me al weken niet gebeurd. Het is gelukkig maar even en al snel zie ik de straat weer in beweging komen. Even wat druppels, dat zullen de struiken en bomen zeker fijn vinden.
Om even over 7 trek ik mijn colbertje aan om me op straat te begeven. Over minder dan een uur begint op Santa Catalina LA GALA DE LA GRAN DAMA en dat staat ook op mijn rol voor een avondje ontspanning. Op Santa Catalina kijk ik allereerst weer met plezier naar de tenten van MESÓN CONEJO. Ook de PARADILLA GRILL mag zich hernieuwd in mijn belangstelling verheugen. Ik ben bepaald niet de enige die dan alvast het carnavalsterrein betreed en in de drie kwartier erna neemt de animo alleen maar toe. Op de middentribune heb ik een mooi hoekplekje op rij 3. Helaas, maar waar, word ik wel verondersteld om eerst de stoel waarop ik wil gaan zitten, van een aardige plens water af te helpen. Een beetje motregen, wie maalt erom, maar als het ietsje te lang achter elkaar miezert... Ik leg jullie bij dezen maar eens uit waarom mensen zoals ik altijd een grote boerenzakdoek bij de hand hebben. Die is toch niet alleen om je neus in te poetsen?
Om zeg 10 vóór half 8 zit ik echt als een vorst om mij heen te speuren en ben ik zelfs bereid om een keur aan reclames te aanschouwen op de twee schermen opzij in de lucht van het immense podium, met in het midden een doorgangsscherm. Ik tel in de gauwigheid opgeteld ruim veertig kennelijke sponsors van het evenement en dan laat ik de firma's die ook nog met filmpjes bijdragen (zoals CasaSiete, Lidl, 7up) nog buiten beschouwing. Gelukkig komen naast een hoop onzin ook een mijn favorieen voorbij, met voorop HAZLA TROPICAL, om aan te geven dat het bier van het eiland deze carnaval weer goed smaken zal. Ook AREHUCAS van de regionale rum geeft thuis.
"We" beginnen om 10 over 8 met een dansgroep, die er, wat mij betreft, niet al te veel van bakt. LA VIDA ES UN CARNAVAL, zal ik maar zeggen. Misschien moest Beppie Kraft daar nog eens een Maastrichtse versie van op de plaat zetten. Dan betreden de presentatoren, Mercedes & Carlos, het "escenario" om de eerste vijf van de negen kandidaten GRAN DAMA aan te kondigen. Die komen een voor een als een soort kerstboom over het toneel schuifelen, een paar minuten per dame. Ik spreek na de eerste vijf voor mezelf een lichte voorkeur uit voor kandidate 3, misschien mede omdat die aanhoudend op de muziek met haar armen en heupen staat te zwaaien.
Vervolgens is een zanggroep van twee dames en twee heren aan de beurt. Als die de stemming er net een beetje aan het inbrengen is, gebeurt het voor mij onverwachte: we krijgen vanaf kwart voor 9 ineens een "sjoor" regen over ons heen waar de vogeltjes (of zijn het andere beesten?) geen brood van lusten. Iedereen behalve ik haalt prompt een paraplu ("paraguas" in het Spaans) te voorschijn en ik ben blij dat ik nog net boven de uitgestoken exemplaren van mijn klein uitgevallen benedenbuurvrouwen uit kan kijken. Vervolgens begint het compleet te hozen ("llover a cántaras"), zo erg dat de act op het podiumacuut wordt stilgelegd. Mensen bij mij op de tribune zie ik dan in groten getale de ijzeren trap afgaan naar begane grond en daarop het plein verderop. Na ampel overwegen – zo zeg je dat - geef ook ik maar toe en aanvaard de weg terug naar huis.
Onderweg terug zie ik op een van de TV-schermen bij de café-restaurants op het plein dat voetbalclub Betis Sevilla bij de rust met 2-1 voorstaat tegen Barcelona en dat maakt mijn avond er helaas niet beter op. Ik moest maar weer eens, voor de zoveelste keer, ruim op tijd mijn bed induiken. (Dat het na de rust toch nog 2-3 is geworden, houdt de gemoederen op de TV maandag aardig bezig.)
Om bijna half 11 word ik wakker van het vuurwerk dat op Santa Catalina wordt afgestoken, als de "GRAN DAMA DOS MIL VIENTE" gekozen is. Ze zal zich nu aan een spervuur van de fotografen hebben te onderwerpen. Echter, dat krijg ik tussen de lakens niet meer mee.

Maandag wasdag. Zo was het in ieder geval vroeger, in de tijd dat mijn moeder nog de belangrijkste stofzuiger in het huishouden was en mijn vader er vooral was om voor de "kezjem" (verbastering van "quinzième") te zorgen. Later is daar een heel ander systeem voor in de plaats gekomen, met een (relatieve) korting op het watergebruik 's avonds laat en in het weekend en daarmee ook andere wastijden. Niettemin, vanmorgen draai ik ouderwets weet eens een wasje en die hangt daarna de hele dag te drogen op mijn plat. Een spatje regen kan ik intussen absoluut niet ontwaren. Het hozen gisteravond – hoe lang eigenlijk? - was de uitzondering die de regel van aangename droogte hier bevestigt.
Vanmiddag word ik wel verrast door een heroptreden vlakbij mijn huis van de trekharmonicaspeelster die gisteren ook al de nodige furore maakte. Ze blijft het goed doen, heel goed zelfs, ook in herhaling. Is het echt een Française? Of mag ik haar eerder situeren als een Baskische dan wel toch weer de zoveelste muzikante van de Canarische Eilanden?

Vanavond ga ik de deur maar eens niet uit en zet me aan de eerste van drie voorrondes van het "concurso de las murgas" op de buis. Er is maar één Daniel Ortega en als die om een uur of 9 in mijn TV-blikveld verschijnt als de man die de murga-avonden als vanouds aan elkaar mag praten, ben ik de koning te rijk.
Op de eerste avond staan, zeker in het begin, nogal wat damesmurgas op het podium. Tant pis, want die kunnen er meestal toch iets minder van dan de mannen-groepen. Echter, nummertje 2 van de maandag is een van mijn onvervalste favorieten: Las Chancletas, de slippers, nog wel van uit mijn buurt. De murga telt, als ik Daniel Ortega mag geloven 79 mannelijke "participantes". Geloof het of niet, maar ik heb me zelfs eens op de zondagse rommelmarkt een CDtje van de jongens aangeschaft.
Het wordt nog wat vanavond, zelfs als ik later al lang en breed in bed lig en de laatste twee van de acht van die avond door de balkondeur heen hoor zingen. Ook de laatse, de "Quenquenqueques" of hoe die groep heet, zorgt om half 2 of daaromtrent nog voor het nodige vuurwerk (op gepaste afstand).

Dan is het dinsdag en mag ik – na twee weken rust – eindelijk weer eens mijn kuierlatten in de richting van de universiteit verplaatsen. Na mijn bezoek aan de Inter Clinic krijgen jullie vanmiddag twee brieven voor je snufferd: eentje die ik vorige week dinsdag al had moeten versturen en een tweede die de stand van zaken tot aan vandaag in beeld brengt (mag ik hopen). Hier op volgend komt er nog maar eentje. Die kunnen jullie tegemoet zien op dinsdag 18 februari, de dag voordat ik het ruime sop kies richting Holanda.
Voor nu: het is intussen in Maastricht, denk ik, stilte voor de storm. Zet nog eens een berenpak in elkaar, zodat je over een keine twee weken tenminste "iets" hebt om aan te trekken. En vooruit, vanaf nu mogen jullie ook al voorzichtig gaan "indrinken". Het ga jullie nog even goed zonder mijn aanwezigheid en tot ziens, hasta luego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Mijn eerste boek van deze (tweede) kwakkelweek met al zijn lichamelijke en geestelijke ontbering is er nog weer eentje van de al te vroeg van ons heengegane thrillerschrijver Philip Kerr. Zijn boek dat ik nu voor me heb, is uit 2018 en heet "Greeks Bearing Gifts". Op mijn onvolprezen e-reader is dat vertaald met "Vergeven En Vergeten", hoe bestaat het? Het verhaal speelt in 1957, vooral in Athene en omgeving ruim tien jaar na WOII.
Het is een oerdegelijk, ouderwets Bernie Gunther-verhaal, voor wie met mij steeds kan smullen van de verhalen van de (ex-)kripo uit Berlijn. De man heeft zich intussen de naam Christof Ganz aangemeten, als hij een baan als claimonderzoeker krijgt bij verzekeringsmaatschappij Munich RE (op aanraden van jurist Max Merten, die we later in het verhaal nog zullen tegenkomen). Een van zijn eerste opdrachten is om voor het werk naar Griekenland af te reizen, vanwege een daar afgebrande boot, genaamd de Doris, van ene Siegfried Witzel en met als kapitein Spiros Reppas. Met name Witzel claimt met veel bravoure de schade aan zijn boot. Hij zou met Reppas – blijkt later - op zoek zijn (geweest) naar een in 1943 verloren gegaan Duits schip met veel goud aan boord van Joden uit Tessaloniki en omgeving, De Joodse mensen zelf zouden met zijn allen (zo'n 50.000 mensen) in dat jaar zijn afgevoerd naar concentratiekampen. Belangrijk bij de ramp in 1943 zijn Alois Brunner (die zich nu Georg Fischer noemt) en de al genoemde Max Merten, die met Witzel en Reppos op de zogenaamde "reddings"boot zou hebben gezeten.
Er vallen vervolgens zoals dat bij boeken van Philip Kerr hoort, ettelijke doden. Min of meer tegenspeler van Christof Ganz (Bernie Gunther) is inspecteur Stavros Leventis van de Atheense politie. Die is blij dat Gaz een belangrijk deel van het werk voor hem wil opknappen, hoewel Ganz (Gunther) zelf het liefst en zo snel mogelijk terug wil naar München. Aardige bijrollen zie ik in het boek voor o.a. Achilles Garlopsis (van Munich RE in Athene) en zijn familie, voor de knappe juriste Elli Panatoniou en vooruit, laat ik ook Rahel Eskenazi van de Joodse Ha'Mossad noemen.
Er is (was) maar één Philip Kerr en die kan zelf postuum nog genoeg potten bij mij breken. Zijn "Greeks Berarin Gifts" uit 2018 mag er zijn, alweer, voor de zovee;ste keer, in een traditie dat wat er ook met Bernie Gunther gebeurt, hij op het einde toch weer heelhuids komt bovendrijven. Voor dit boek, vertaald als "Vergeven En Vergeten", krijgt Philip Kerr, als recensiecijfer van mij zijn zoveelste volle 8 uitgeserveerd.

Wie aan huis geluisterd is, heeft – in mijn geval – extra reden om met het linker been omhoog op het balkon te blijven zitten. Daar helpt eigenlijk geen lief moedertje aan. Dus heb ik de eer om jullie ook nog eens deelgenoot te maken van een boek van de Schotse thrillerschrijver Graeme Macrae Burnet uit 2015. Diens verhaal heet "His Bloody Plan", wat voor de variatie op mijn e-reader eens foutloos vertaald is met "Zijn Bloedige Plan". Het speelt is 1869 – dat is nog eens lang geleden – in enkele gehuchten in de Schotse Hooglanden: Aird-Dubh, Cannusterrach en bovenal Culduie. In de negorij Culduie wonen op dat moment 55 zielen, niet meer. De rechtszaak later in het boek is in het redelijk nabije Inverness (vlakbij Loch Ness voor de liefhebbers). Niettemin, een expert "alienist" komt ervoor helemaal uit Perth en bijv. Glasgow is voor de locale bevolking echt ontzettend ver weg.
Roderick (Roddy) Macrae, zo'n 16 jaar en heel slim, heeft eerst de hem afwijzende vriendin Flora, 15 jaar, en haar broertje Donny doodgemaakt en is daarna aan de hoofdmoot begonnen: het vermoorden van hun vader Lachlan "De Brede" Mackenzie, 38 jaar oud. Die slacht hij compleet af met twee stukken landbouwgereedschap: een wadder en een houw. Roddy ontkent zijn daad niet, geeft hem direct toe, als hij onder het bloed van de naburige boerderij wegloopt. Daarna zit hij sinds zijn daad vooral voor zich uit te staren, hoewel hij eerder al een enogszins in zichzelf gekeerde mompelaar was. Is er sprake van een acute verstandsverbijstering bij de jongen? Is hij niet bij zinnen, ontoerekeningsvatbaar, als hij Lachlan De Brede te lijf gaat? Of hebben we hier van doen met een welbewuste aanval op zijn buurman?
Voor de achtergrond moet ik terug naar anderhalf jaar eerder, als Roddy's moeder Una, het zonnetje in huis, overlijdt bij de bevalling van een tweeling. De uiterst norse vader John blijft dan over met dochter Jetta, zoon Roddy en de twee pasgeboren baby's. Eerder al heeft het landbouwgezin het moeilijk, mede ook omdat er een schuld voor de dood van een schapenbok moet worden terugbetaald aan Lachlan De Brede (die overigens meer geld dan een shilling per week wil zien). Nu loopt het echter steeds meer uit de hand, zeker als pestkop Lachlan De Brede ook nog eens tot nieuwe rentmeester benoemd wordt. John en Roddy Macrae mogen niet ongevraagd meer zeewier van de rotsen gaan halen om bij hun mest te doen, ze raken een stukje van hun landbouwgrond kwijt (want zijn nou met minder mensen) en Roddy krijgt een ongenadig pak slaag van Lachlan deDe Brede tijdens het zomerfestival (als hij onverrichter zake Flora het hof probeert te maken). De genadeklap is de brief waarmee Lachlan De Brede (namens de meier en de lord) het gezin ook nog eens van het resterende lapje grond gaat beroven. Ze zouden te weinig voor het algemene welzijn (en Lachlan zelf) werken en tevens hun eigen lapje grond in pacht aan het verwaarlozen zijn. Dan komt Roddy in actie en gaat Lachalan De Brede eraan.
Vóór het officiële proces krijgt vooral het medisch-strafrechterlijke onderzoek van de locale dokter Munro en van expert Bruce Thomson uit Perth de nodige aandacht. Advocaat Andrew Sinclair verdedigt zijn cliënt Roddy met alles wat hij in zich heeft, maar officier van justitie Gifford is een goede tegenpartij. Als de jury met 13 tegen 2 stemmen voor "schuldig" kiest, kan rechter Lord Justice Clerk (en zijn twee confrères) niet anders dan aan Roddy de doodstraf opleggen.
Graeme Macrae Burnet, een ver familielid van Roddy, maakt in 2015, zo'n honderdvijftig jaar later, uiterst leesbaar verhaal van het drama. Ik heb er als lezer in alle oprechtheid van gesmuld en beloon diens "My Bloody Pan" in Nederlandse vertaling graag met een 8½ als recensiecijfer. Dit is een boek dat jullie – zeker de thrillerlezers onder jullie – niet mogen overslaan. Het zal een sier zijn op je lijst van moordboeken.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten