woensdag 28 december 2016

Weblogbrief 12.10, 28 decmber 2016

Weblogbrief 12.10, 28 december 2016

Queridos amigos y familia, de donkere dagen voor kerstmis zijn voorbij, zelfs de kerst zelf; laten we frank en vrij aan een heropleving van de lichturen beginnen. Ik weet het: het is nog steeds 2016, maar niet meer lang. Mijn volgende weblogbrief zal gegarandeerd in het nieuwe jaar zijn.
Tot de dingen die ik standaard op de universiteit doe, als ik er ben, behoort steevast het lezen van mijn nieuwe e-mail en deze eventueel ook beantwoorden. Deze keer zat er eentje van Noé bij met als attach een artikel dat hij samen met anderen, maar hij is eerste auteur, geschreven heeft voor het tijdschrift Eye. Het is een review van onderzoek naar het nut van een aantal voedingssupplementen bij de behandeling van erfelijke netvliesafwijkingen, met name retinitis pigmentosa. Je moet er maar opkomen. Noé werkt sinds een paar jaar voor de “Fundación Canaria De Investigación Sanitaria” in El Rosario op Tenerife. De tweede auteur van het stuk is Noé’s baas daar, ene Dr MM Trujillo Martin. Bij lezing van het artikel vallen mij een paar dingen op, die m.i. best anders hadden gemogen, maar aardig blijft het stuk.
Noé stuurt me daarnaast een lezing (13 minuten) van ene Sile Lane (?) over “The hidden side of clinical trials”. De lezing is van heel recent, in het kader van TEDX in Madrid. Ik heb het praatje aangehoord op de computer, maar echt iets nieuws krijg ik niet mee. Niettemin, de dame weet wel exact waarover ze het heeft. Langzaam begint het tot steeds meer mensen – een volle zaal heeft ze in Madrid en nu staat het op internet – door te dringen hoe corrupt de farmaceutische industrie tot dusver geweest is. Ik herhaal hier nog maar eens dat het waarschijnlijk niet alleen die industrie is die er een potje van gemaakt heeft. Hetzelfde is m.i. aan de hand met diverse niet-medicamenteuze therapieën en ook met allerlei geavanceerde diagnostiek. Daar zou ook eens iemand, maar ik niet, een boek of een serie artikelen over moeten schrijven.

Op de afdeling zie ik Lluis even, maar dan is hij weer foetsie. Meer contact heb ik alweer met Adriana. Zij managet een twee dagen durend symposium naar de effectiviteit van extra water drinken op 19 en 20 januari (2017!). “Hydración” is het woord dat ze steeds gebruikt. Het symposium is in de twee dagen direct nadat Trudie op de 18de weer terug op weg is naar Maastricht. Als Adriana me vertelt dat de plek de “Sala De Actos” is, overweeg ik serieus om deelnemer worden. De “Sala de Actos”, dat is de ruimte met een zeer roestbruine buitenkant tussen de twee faculteitsgebouwen met collegezalen. Ik krijg per e-mail extra materiaal van haar toegestuurd.
Met “hydración” heb ik eerlijk gezegd niet veel op. Vooralsnog hoort het onderwerp bij de hoop voedingsadviezen waar onze gezondheid niet echt beter van wordt. Ik zal Adriana vragen om mij eens een of twee overzichtsartikelen ter lezing vooraf te geven. Lluis heeft me er eerder fijntjes op gewezen dat ik in Maastricht wel degelijk betrokken ben geweest bij een studie op dat terrein. Het gaat dan om het onderzoek van Mark Spigt bij CAPRIH (Huisartsgeneeskunde) naar de zin van extra water drinken bij oudere mannen met een plasprobleem. Of daarbij voldoende onderscheid is gemaakt tussen mannen met een verminderde blaasfunctie of met een een prostaathypertrofie, laat ik hier maar even in het midden, maar ik heb mijn twijfels. Ook vind ik nog steeds dat uiteindelijk het verschil in hoeveelheid water drinken in de groep die veel water moet drinken en de controlegroep, die dagelijks een neppilletje krijgt, uiteindelijk te klein is geweest. Het zij zo, met mijn beperkte bijdrage aan het onderzoek destijds scoor ik nu pluspunten.

Adriana is de afgelopen zomer maar liefst 23 kilo afgevallen. Het minder eten was voor haar het punt niet, maar ze is in dat kader al vele maanden aan het sporten. Door de week zit ze dagelijks een uur in de sportschool en ieder weekend loopt ze 15 tot 20 kilometer. Ze vertelt me dat ze gedurende haar afvalkuur afgelopen jaar behoorlijk depressief was; dat zag ze als een belangrijk nadeel. Niettemin, Adriana ziet er nu wel weer alleszins acceptabel uit.
In alle ernst zie ik het mezelf nog niet doen, vooral dat iedere dag opnieuw mijn best doen op de hometrainer en aan het roeiapparaat. Mijn wens om een stuk minder dik te worden, wie weet ook zo’n 20-25 kilo kwijt te raken, is vooral ingegeven door mijn omgeving. Die zou mij graag veel slanker zien. Zelf zie ik mijn gewicht niet echt als een probleem. Echter, voor een kilootje of tien minder, zonder de sportsores, zou ik wel willen tekenen.

Terug op mijn stukje Las Palmas zit ik eerst te lezen op een bank bij het Castillo de la Luz en daarna luister ik naar “Nos sobran los motivos “ van Joaquín Sabina aan calle Ferreras.
Dan gebeurt er iets dat ik toch weer de moeite van het vertellen waard vind. Een meisje, basisschoolleeftijd en met tutu, haar moeder in haar kielzog, komt naar ons op de bank toe met een grote banketbakkersdoos gemengde koekjes. Die zien er niet alleen gemengd, maar ook heel lekker uit. Ze vraagt beleefd of wij, van de bank, er misschien een of meer believen. Is ze jarig? Naast bij wordt er vervolgens druk toegetast. Ik sla af, ik ben meer van zout dan van zoet, maar wel met een welgemeend “gracias”. Nou maar hopen dat zo iemand als dit meisje dezelfde avond “El Bote” binnenhaalt.

Vrijdagmorgen hoef ik niet lang op zoek te gaan naar een nieuwe cd om aan jullie te presenteren. Eerder in oktober heeft Henk mij heel blij gemaakt met maar liefst acht cd’s van Chavela Vargas die ik nog niet had. Als intro van deze winter heb ik jullie toen een nummer voorgeschoteld van haar cd “Pasión Bolero” uit 1999, al ik het wel heb. Het betreffende nummer was “El andariego”, de reislustige. Echter, wie zo maar acht nieuwe cd’s in de schoot geworpen krijgt, kan niet volstaan met een enkel nummertje.
Hier is daarom een complete cd van haar, eigenlijk een lp, uit 1973, getiteld : “La Original”. De Mexicaanse zangeres met de rode poncho en een stem als een treurwilg is overleden in 2012; toen was ze 93 jaar. Toen “La Original” uitkwam, haar vijfde lp, was ze toch al 54, een laatbloeier. Niettemin, pront staat ze op de hoes en ze vergeet niet om haar gitarist Antonio Bribiesca eervol te vermelden, wat ik best mooi vind. Hier zijn alle twaalf (zo ging dat in die tijd) nummers:
01.Volver, volver
02.Poema 20
03.Hay unos ojos
04.Vidala del nombrador
05.Oh gran Dios
06.Así
07.Ni soy de aquí ni soy de allá
08.Camillo Torres
09.José Ramón
10.Canción para un niño en la calle
11.Morena de los ojos negros
12.Preguntitas a Dios
Wat een plaat! En dan heb ik het niet alleen over het bekende “Volver, volver” en “Poema 20”, maar ook over de andere tien liedjes op de lp. Nummers als “Hay unos ojos” en “Oh gran Dios” vind ik bovenmodaal en wat vinden jullie van bijv. “No soy de aquí ni soy de allá” en “Morena de los ojos negros”? Kunnen die nummers ermee door of niet! Ja toch!

Af en toe krijgen jullie iets mee van wat er in mijn straat, zo ongeveer voor mijn deur gebeurt. Waar is Negonzo, vraag ik mij af, de veertiger die eerder en daarvóór met zijn vader de kledingwinkel “Negonza” bij mij tegenover dreef en erboven woonde? Twee dames werden enige jaren terug het personeel van de winkel, is eentje zijn vrouw? De naam van de zaak werd veranderd in “Dócil” en heet sinds het voorjaar “Besito volao”. Of daarmee de klandizie is toegenomen, betwijfel ik.
De ruimte erboven met dakterras wordt sindsdien steeds voor een week of zo verhuurd aan toeristen. Aangezien ik Negonzo zelf nog niet gezien had, vroeg ik mij serieus af of hij nog wel eigenaar was. Maar dat is nog steeds het geval. Afgelopen vrijdagmorgen staat hij ineens “mèt de keerbeurstel” omstandig het dakterras schoon te vegen, nog net zo nerveus en gedreven als voorheen. Even later verwelkomt hij nieuwe gasten in de ruimte op één hoog.

Intussen weet ik ook, maar al te goed, wie Carlos bedoelt, als hij het heeft over de man die tegenwoordig aanhoudend op de bank tegenover Cafetaria Nuevo Murias zit en daar op zijn telefoon/tablet internet op het net van Carlos. Nou ik erop let, blijkt dat de man dat echt dagelijks doet en vaak vele uren achter elkaar. Ik zie hem zelfs bij Carlos naar de wc gaan, uiteraard zonder een consumptie te bestellen. Volgens mij is de man een buitenlander, een Zweed?. Hij zal een jaar of 50, 60 zijn en heeft wel wat weg van een dunne versie van John Urquart zaliger, met een flinke bos haar en een grote, grijze snor. Soms zit zijn geblondeerde vrouw naast hem; zij is meer een beller dan een doorgewinterde internetter.
Wat doe je ertegen? Als ik Carlos was, zou ik mijn wachtwoord eens veranderen, maar ik vrees dat de bankzitter het nieuwe weer snel weer te pakken heeft, als Carlos of Tóbalo het aan betalende klanten vertellen. De man zelf heb ik er nog niet op kunnen betrappen dat hij op welke manier dan ook de kas van de zaak spekt. Eigenlijk is er tegen dit type indringers geen kruit gewassen.

Vrijdagavond is het in de straat een drukte van jewelste. Sowieso is vrijdagavond horeca-avond, maar deze keer zie ik ook allerlei gezelschappen op de terrassen die er vanuit hun werk samen nog eentje gaan drinken. Morgen is het kerstavond, 24 december, en dan is het opzitten met de familie. Dit is voor veel mensen de gelegenheid om nog even los te breken. Bij Don Manué aan de overkant is binnen geen stoel meer te bekennen; alles waar je op kunt zitten, is naar buiten gesleept. Eén gezelschap alleen al bestaat uit een mannetje (en vrouwtje) of vijftien. Zowel bij Don Manué als bij Carlos zie ik zelfs kleine groepjes mensen buiten staan.

Overdag al krijg ik een sms’je van Juli of ik zin heb om op kerstavond bij hem en anderen te komen eten. Wat zal ik doen? Ik word niet vóór 9 uur ‘s avonds verwacht en erheen gaan betekent wel dat het een latertje wordt. Als ik veel eerder dan om zeg om 2 uur in mijn bed wil liggen, kan ik beter afzeggen. Dat doe ik dan ook maar. Met enige pijn in het hart kies ik voor de rust van op mijn balkon zitten met een boek en een eigen drankje en hapje. De tijd van nachtbraken heb ik denk ik achter me liggen, eerlijk is eerlijk. Zelfs met carnaval ben ik meer iemand van de middag en de vroege avond dan dat ik perse de nacht moet doorhalen. Daardoor houd ik het overigens wel veel langer vol dan de meeste van mijn leeftijdgenoten. Als die al tot heel laat op stap gaan, zijn ze de dag erna “poem”, doodmoe.

“Navidad”, dat vind ik een beter woord voor de geboorte van Jezus dan ons kerstmis. Hoewel, “Nacidad”, met “nacido”, geboren erin zou voor mij nog weer een stap dichterbij zijn. Laat ik jullie, omdat het Kerstmis is, met een hoofdletter, eens uitleggen waar Maria haar boreling vandaan heeft. Daarvoor neem ik jullie mee naar een boek van regisseur Paul Verhoeven. Het heet “Jezus van Nazaret” en is uit 2008. Daarin vertelt hij over zijn lidmaatschap van een Amerikaans genootschap dat er echt werk van maakt om de bijbel wetenschappelijk te bestuderen, zonder de diverse poeha waarmee de clerus de zaak naar hun hand heeft gezet.
Het idee dat Maria bevrucht is door de Heilige Geest, is natuurlijk klinkklare onzin. Wie daarin gelooft, is uiteraard niet goed bij zijn hoofd. En dat er in Maria’s buik een kind groeide zonder dat er een zaadcel aan te pas komt, is van hetzelfde laken een pak. Ik heb daarom altijd gedacht dat we het liefdesleven van Josef en Maria maar beter niet kunnen bagatelliseren. Maria zou trouwens later nog meer kinderen van Jozef gekregen hebben. dus waar hebben we het over? Paul Verhoeven komt met een ander verhaal, dat mij best plausibel voorkomt. Hij oppert dat Maria verkracht zou zijn door een Romeinse soldaat, ene Patera. Vervolgens zou Jozef zich over haar en haar kindje in wording ontfermd hebben.
Paul Verhoeven is zeker niet mijn favoriete regisseur, maar met dit idee en de nodige andere over het leven en de dood van Jezus geef ik hem bij dezen wel toestemming om zijn versie van het leven van Jezus eens te gaan verfilmen. Hij mag wel opschieten, want op de tv oogt hij al aardig bejaard.

Zaterdagavond is het bepaald niet druk in mijn deel van de stad. De meeste winkels, cafés en eetzaken zijn dicht, zeker na 8 uur. Er lopen mij bovendien iets teveel puntmutsen, rood met een witte rand, over de boulevard. Ook zie ik de nodige mensen met tassen met eten en drank in, naast ruimte voor de cadeautjes, op weg naar familie voor het familiediner. Al vroeg trek ik mij bescheiden met mijn boek terug op mijn flat. En ben inderdaad blij dat ik niet tot in de kleine uurtjes gezellig hoef te doen, omdat Jezus ongeveer tweeduizend jaar terug geboren is.

Mensen die iets met popmuziek hebben in Nederland, zijn vanzelf bekend met Leo Blokhuis. De man is betrokken bij de top 2000 op het eind van ieder jaar, en komt ook los daarvan soms met heel interessante feiten over de muziek van nu. Hij mocht trouwens als eerste het boek van Harry over popmuziek ontvangen en hield toen een opmerkelijk praatje. Leo Blokhuis heeft zelf ook de nodige boeken over popmuziek geschreven; standaard zitten daar bij hem ook een of meer cd’s bij met bijzondere nummers.
Samen met zijn vriendin Rocky Koole deed Leo Blokhuis een tour langs een aantal Nederlandse theaters. Op hun vraag naar favoriete nummers uit het publiek kwam van alles boven, waaraan ik en jullie zo vlug misschien niet zouden denken. Het heeft geleid tot een serie dubbel-cd’s, steeds 2X20 nummers, van allerlei nieuw en herontdekte muziek. De serie staat geboekt als “Songs we shouldn’t forget” en via Muziekweb in Rotterdam zijn ze voor mij simpel te “bekomen”. Hier zijn de vijf, die al zijn uitgebracht:
(2009) Sleeping beauties
(2010) Lost and found
(2011) Back on track
(2013) Time will tell
(2015) May you never
Vorig jaar (nog net) kwam het duo Ricky Koole & Leo Blokhuis ook nog met een dubbel-cd met allemaal kerstnummers. De titel daarvan luidde: “Whatever happened to Christmas”. Op mijn computer heb ik al de nodige kerstplaten staan, zelfs een afschuwelijke van Bob Dylan, en meevallen doet de muziek mij doorgaans niet. Het kost me daarom eerlijk gezegd best nog moeite om tussen de veertig keer Kerstmis op “Whatever happened to Christmas” genoeg acceptabele nummers te ontdekken. Het is niet alles goud dat blinkt. Het was dus even peuren, maar hier zijn ze, uit een toch al random serie de tien beste nummers, althans naar mijn bescheiden (!) mening. Ik heb ze voor jullie op voornaam van de artiest gerubriceerd.
01. Aimee Mann
Whatever happened to Christmas
02.Chuck Berry
Merry Christmas baby
03.Dolly Parton
I’ll be home for Christmas
04.Jake Holmes
Pax
05.James Brown
Please come home for Christmas
06.Joan Osborne
Santa Claus baby
07.Kay Starr
December
08.Melissa Etheridge
Have yourself a merry little Christmas
09.Steve Earle
Nothing but a child
10.Tom Waits
Christmas card for a hooker in Minneapolis
Of dit tiental kan concurreren met echte kerstkrakers zoals “White Christmas” van Bing Crosby, “Blue Christmas” van Elvis Presley of, om dichterbij huis te blijven, “Eenzame Kerst” van André Hazes, staat nog te bezien. Echter, voor wie vindt dat Kerstmis om passende muziek vraagt, heb ik toch mijn best gedaan. En ik zeg jullie plechtig toe dat de hele dubbel-cd, net als trouwens de kerstbal op mijn prikbord, in de loop van de 26ste verdwijnen zal.

Kerstmis is niet mijn feest; dat is het eigenlijk nooit geweest. Als ik later op de Kerstmorgen een kijkje in de straat neem, is echt alles dicht, de winkels, de cafés, noem maar op. Zondag = rustdag, maar is dat nou waar mensen verlangend naar uitkijken? Het is de hele overdag heel rustig voor mijn deur. Er schijnt een waterig zonnetje en even later is zelfs dat achter de wolken aan het verdwijnen. Het is mistig buiten, heiig. (Waar het woord heiig vandaan komt, is mij onhelder, net als de lucht.) Ik zie dat ook terug op het krukje dat mijn balkon siert; het dek ervan wordt steeds smoezeliger. Ik moet er echt met een natte doek overheen om het weer toonbaar te krijgen.
Aan het begin van de avond ga ik toch maar eens kijken of de boulevard er net zo verlaten bij ligt. Dat is niet het geval. Er dient grof geld verdiend te worden, dus alle terrassen zijn open en er zitten ook overal mensen. Vooral toeristen? Nou maar hopen dat de kerststal van zand niet gesloten is, want ik mezelf eerder beloofd dat ik daar vanavond een kijkje ga nemen. Het tegendeel blijkt het geval te zijn: ik moet echt aanschuiven in een rij die het kennelijk niet kan laten. Ter plekke zie ik het volgende rijtje kunstwerken voorbij komen: (1) de herders (2) Bethlehem (3) geen slaapplaats voor Maria en Jozef (4) fontein (5) geschenken van de drie koningen (6) de kribbe met opzij de ezel en de os (7) Canarisch landschap. Mijn volgorde van taferelen zou ietsje anders geweest zijn: (2), (4), (3), (1), (6), (5), terwijl ik het Canarische landschap en eigenlijk de hele achterkant van de route helemaal weggelaten zou hebben. Wie ben ik? Is de kerststal van zand (“belén de arena”) wel besteed aan een afvallige?
Niettemin ben ik blij, als ik weer mag gaan zitten op mijn bank bij het NH-hotel, dat nu echt van de ene kleur in de andere overgaat. Het lijkt al wel carnaval. En wie zie ik daar aankomen? Juli en Lorena! Ze komen gezellig bij mij zitten op de bank voor een geanimeerd gesprek. We hebben het zelfs even over het weer. Volgens Juli is de “calima” aan het opspelen, een grote stofwolk uit de Sahara, en Lorena kan het alleen maar bevestigen. Dat verklaart trouwens eenvoudig de stofwolk op mijn balkonkrukje.
Juli heeft de hele week vrij, overgebleven vakantiedagen, en Lorena vertelt me over het eten dat ze morgenmiddag met Juli gaat bereiden: cannelloni met het een en het ander eromheen geprutst. Of is de maandagmiddag niet wil aanschuiven? Dat lijkt me wel wat, in de middag. Juli gaat eerst ‘s ochtends nog op duikles en Lorena zit dan in het Dr Negrinziekenhuis om bloed te laten prikken. We spreken bij Juli af om 2 uur. Dan zie ik ze weer vertrekken en kan ik mijn cd van die avond (“Tracker” van Mark Knopfler, alweer) verder afluisteren. Om half 9 ben ik op Eerste Kerstdag weer op mijn etage en beman mijn balkon met een drankje en een bakje oude kaas uit Guia (in het noorden van het eiland).

Geloof het of niet, maar Tweede Kerstdag is niet aan Spanjaarden besteed. Het is op maandag weer “business as usual”. Ik doe een was en hang die vervolgens op mijn plat te drogen. Mag dat wel met de calima, maar die is vandaag al een stuk minder. In de late morgen valt de kerstbal op mijn prikbord spontaan op de grond en ik beslis dapper dat hij zijn tijd maar gehad heeft. Hij gaat in de vuilnisemmer tussen de drab van mijn koffie, enkele papiertjes en een gebruikte servet die ik er gisteren heb ingegooid.

In het begin van de maandagmiddag al vind ik dat ook mijn kerstmuziek maar eens afgelopen moet zijn. Heb ik nog ruimte voor een nieuwe cd voor jullie? Laat ik jullie nog eens vermoeien met een Portugese fadoplaat. Ik denk dat de meesten van jullie dan net als ik het eerst denken aan zangers en zangeressen uit de oude doos zoals Amalia Rodrigues of Ana Moura bij de dames en Alfredo Marceneiro en het Coimbra Quintet bij de heren. Ik heb ook fadomuziek van veel jonger spul zoals zangeressen Mariza en Teresa Salguiero van Madredeus, maar daar ga ik jullie nu niet mee lastig vallen. Zelfs Max (de Sousa) blijft in de doos, omdat ik van hem maar twee losse nummers heb: “Vielas de Alfama” en het wonderschone “A rosinha dos limones”. Wie mij nog eens een mooie cd van Max kan bezorgen, kan rekenen op mijn eeuwige dank.
Fadomuziek is in een bepaalde stijl die ik maar moeilijk kan verwoorden. Het komt daarbij maar heel zelden voor dat niet een zanger of zangeres op de voorgrond staat. Echt een uitzondering is Carlos Paredes, wiens fadogitaarmuziek ook zonder vocalist(e) te genieten valt. Ik heb twee cds van hem: “O melhor de CP” en “A voz da guitarra”. En dan is er een violiste die ik met plezier op heb staan, als ik naar stemloze fadomuziek wil luisteren. Haar naam is Natalia Juskiewicz en ik neem maar aan dat ze oorspronkelijk uit Oost-Europa komt. (Servië? Opgezocht heb ik het niet.) Haar “Com que voz” staat op verscheidene overzichts-cds die ik heb en wat is ze een streling voor het oor. Ik zou, als ik ernaar luister, bijna vergeten dat ik klassieke muziek – na jarenlang proberen – definitief in de ban heb gedaan. Muziekweb in Rotterdam had zowaar een cd van haar in de aanbieding; “Um Violino No Fado” en hoewel ik primair naar vioolmuziek zit te luisteren, klinkt er voortdurend wel iets van fado doorheen. Hier zijn de twaalf nummers van de cd:
01.Com que voz
02.Al mouraria
03.Barco negro (mae preta)
04.Lágrima
05.Nem as paredes confesso
06.Vou dar de beber a dor (maquinhas)
07.Foi deus
08.Cancao do mar
09.Segredos
10.Marcha do centenario
11.Fado portugues
12.Rua do capelao
Het moge gek klinken uit mijn mond, maar “Um Violino No Fado” van Natalia Juskiewicz vind ik een best aardige plaat. Uiteraard kan ik haar “Com que voz” zeer waarderen, maar er is nog veel meer interessants op de cd. Sommige nummers komen mij echt bekend voor, zoals “Barco negro” en “Cancao do mar” en bij andere, bijv. “Lágríma”, “Nem as paredes confesso” en “Marcha da centenario” hoor ik ook een klinkende gitaar die mij zeer aanspreekt (van Carlos Paredes?). Ik zit geen greintje zang op deze fado-cd en toch ben ik blij dat ik hem heb.

Ga ik naar de maandagmiddag. Om klokslag 2 uur sta ik bij Juli op de bel te drukken. Ik was al ietsje eerder in de buurt – altijd te vroeg, maar ben iemand die zich bij anderen graag aan de afgesproken tijd houdt. Ik rond de trappen en bemonster de flat van Juli op de derde etage niet ver van El Corte Inglés weer eens. Dan komen ook Lorena met in haar kielzog Cucu naar boven. Mijn Canarische wijn komt met name bij de mannen goed van pas. Voor wie het menu wil weten: eerst is er bijpraten met oude kaas van hier en een Spaanse vermout (“vermut”), dan volgt een lekkere “torre de crepes” die voor mij op een vegetarische lasagne lijkt. Als hoofdgerecht is er vanmiddag cannelloni, “casera”, zoals de moeder van Lorena hem vroeger maakte: in deeg gerolde spinazie met gehakt en royaal Parmesaanse kaas, met een rood sausje. Juli en Lorena hebben in de keuken een hele discussie of in plaats van Parmezaanse kaas ook Roquefort mogelijk is. Tenslotte krijgen we nog Cucu’s favoriete toetje: tutti frutti, dat hier wonderwel “macedonia” heet, een vers gemaakte fruitsalade. Na afloop aan tafel zijn er voor de nazit Belgische bonbons (van Nestlé, dus Zwitsers?).
Om 5 uur, als Cucu al vertrokken is om iemand in Arucas te gaan masseren, verschijnt Noé op het toneel, vers van de boot uit Tenerife. Hij had mij en ook de anderen al vóór 2 uur eerder gebeld om zijn aanstaande bezoek aan te kondigen. Wij zijn om 5 uur allang uitgegeten en hij moet het met de diverse restjes doen, bij elkaar toch ook voor hem een uiterst voedzame maaltijd. Daarna gaan we met zijn vieren een drankje doen op de naburige plaza Farray. Dat is nog steeds de ontmoetingsplaats voor de groep van Noé, Lorena en Juli. Alleen is het café waar Ana voorheen resideerde, nu taboe. We gaan zitten bij Salmon, dat qua personeel iets van het verre oosten heeft. Later schuiven daar hun vrienden Eduardo en David aan, die ik hier niet uitgebreid zal beschrijven. Terwijl ik informaticus Eduardo naar zijn naam moet vragen, weet hij vlekkeloos de mijne wel plus nog de nodige andere dingen van mij en mijn komaf. David komt mij voor de geest als de wijnkenner die het wel of niet laat afweten, als met hem afgesproken wordt.
Om 8 uur ken ik mijn plek en verlaat Farray om op huis aan te gaan. Het is alles bij elkaar best een leuke middag geweest.

Op de dinsdag heb ik het maar druk met mijn tweede boek van deze week. Ik wil het graag uit hebben, zodat het nog mee kan met deze brief. Dat lukt wonderwel, als je maar de tijd neemt om door te lezen. Voor mijn bespreking, zie beneden. Dan bedenk ik dat ik ook nog mijn verhaal van gistermiddag op papier moet zetten. Dat ik niet versaag, moge blijken uit vorige alinea’s.
‘s Avonds heb ik vooral oog voor de gezellige drukte in mijn stukje Luis Morote. Nu de auto’s er definitief geweerd zijn, is het langzaam aan een beetje een uitje aan het worden om bij mij voor de deur iets te gaan drinken. Ook vanaf boven, vanaf mijn balkon, zit het er allemaal bona fide uit.

Op woensdagmorgen is het eind goed, al goed. Dames en heren, ik sluit mijn brief af. “Begaojt uuch” nog eenmalig aan de boterstaaf met amandelspijs van Albert Heijn en dan is het pure voorbereiding geblazen op oudejaarsavond en nieuwjaarsdag. Zal ik jullie eens over een gebruik van hier vertellen? De mannen op stap horen op oudejaarsavond een rode onderbroek aan te hebben, onder een duur pak of smoking. De dames gaan in het lang, met hoge hakken, alsof het allemaal niks kost. De Spaanse woorden voor het uiteinde en het begin zijn, voor wie daarin geïnteresseerd is, Nochevieja en (día de) Año Nuevo. Vooruit, jullie krijgen van mij allemaal een “¡Feliz Año!” toegewenst.
Mijn volgende brief laat op zich wachten, maar komt niet eerder dan volgend jaar. Ik hoop hem op de verjaardag van Greetje te kunnen versturen, 3 januari 2017, maar of dat lukt? Als de universiteit dicht is en ik zo vlug geen andere verzendplek gewaar word, zal ik net doen of ik hem verstuurd heb en hem later posten. Die daarna, weblogbrief 12.12, met wellicht in dezelfde ruk brief 11, komt in ieder geval op maandag 9 januari, op de dag dat Eva de magische leeftijdsgrens van veertig jaar gaat bereiken. Daar tussendoor wens ik op Driekoningen Anoek een gezegende vijfde verjaardag.
Daar laat ik het graag bij. Kan ik me eindelijk gaan opmaken voor de roetsj (“desliz”? “desbaladilla”?). Mijn simpele advies aan jullie is wel: verdeel het een beetje over de twee dagen, dat innemen, je wilt toch niet op nieuwjaarsdag in bed liggen met een kop als een emmer. Tot ziens maar weer, hasta luego, en we gaan nog niet naar huis, nog lange niet, nog lange niet, PabloK.

BOEKENBIJLAGE

Op diverse plaatsen heb ik de afgelopen week het boek “El asesinato de Socrates” zien liggen, in etalages en bijv. ook bij “El Corte Inglés”. Dat boek, van Marcos Chicot, is kennelijk een bestseller dezer tijd. Eerder heb ik jullie verveeld met een trilogie over het leven van Cicero, die ik heel mooi vond. Toen dacht ik al: de moord op Socrates, dat lijkt me ook best een onderwerp uit de oude doos, waarover nodig eens een echt boek geschreven zou moeten worden. Hier is het al. Als ik het in het Nederlands of Engels te pakken kan krijgen, krijgt het zeker een beurt.

Dat gezegd hebbende neem ik jullie mee naar mijn zoveelste thriller van R.J. Ellory (RJ = Roger Jon). Ik heb iets met hem. Het boek dat ik vooral dit weekend gelezen heb, heet “City Of Lies” en is uit 2006. De schrijver, geboren in 1965 in het Engelse Birmingham, is wel verweten dat hij zich beter bij zijn eigen leest, Engeland, kan houden, maar die kritiek is aan mij niet besteed. Als hij het over de onderwereld van het New Yorkse Manhattan wil hebben, ga ik hem er niet van weerhouden, als hij zich maar netjes documenteert. En dat doet hij.
De hoofdrol in dit verhaal is weggelegd voor journalist John Harper. Hij heeft als kind en tiener in New York bij zijn tante Evelyn gewoond en wordt nu naar die stad teruggeroepen. Zij is de zus van John’s jong overleden moeder Anne en de weduwe van haar man Garrett. John Harper hoort van Evelyn dat zijn vader Edward (“Lenny”) Bernstein, niet al heel lang dood is, maar nu als 70-jarige nog steeds in leven is. Er is wel net een aanslag op hem gepleegd en hij ligt voor bijna dood in een naburig ziekenhuis. Zijn vader was en is een supercrimineel, financier van allerlei gewapende bankovervallen in Manhattan. Diens rechterhand Walter Freiberg en vriendin Cathy Hollander blijven het hele verhaal door steeds in de buurt van John Harper.
Lenny Bernstein wilde vlak voordat hij werd aangeschoten, net stoppen met zijn criminaliteit, zijn werkgebied definitief overdoen aan concurrent Ben Marcus en diens consigliere Sol Neumann. Eerst moest hij dan nog wel één keer in het groot zijn slag slaan en aldus een hoop geld binnenhalen. Er staat daarom een gezamenlijke operatie gepland van beide groepen, een overval op gelijktijdig vier banken op de dag voor kerstmis. Bij afwezigheid van Lenny Bernstein is aan zoon John Harper de rol toebedacht om diens belang te behartigen. Aan de kant van de wet is vooral de gekke politiedetective Frank Duchaunak bij (het oplossen van) de misdaden betrokken, met diens idolaat zijn voor Marilyn Monroe. En inderdaad, dan naderen we steeds meer de dag voor Kerstmis… (net als ik als lezer).
Jullie wisten al dat ik fan ben van R.J,. Ellory en dat ik steeds voor zijn verhalen val. Dit boek “City of lies” is spannend genoeg om erbij te horen en gaat alweer in de kast met boeken met een recensiecijfer van 8 en hoger. Het verhaal is echt een vondst. Alleen, af en toe is het mij ietsje te langdradig. Als ik het zou mogen herschrijven, zou het niet 450, maar honderd bladzijden minder beslaan. Dat gezegd hebbend kom ik voor mijn recensiecijfer toch wel weer uit op een volle 8. De Engelse schrijver die wel met Amerika en New York getrouwd lijkt te zijn, is nog zeker niet van mij af totdat ik echt alles van hem gelezen heb.

Wie het niet te bont maakt in de horeca hier en bovendien verstoken blijft (zichzelf verstoken heeft) van tv-amusement, kan heel wat aflezen. Dus heb ik voor jullie nog een tweede boek ter recensie: “A Clear Conscience” van Frances Fyfield. Mij staat vaag bij dat ik eerder eens een boek van haar gelezen heb en dat mij dat toen goed bevallen is. Hoe dan ook, hier is mijn oordeel over het boek, dat in Londen gesitueerd is.
Centraal in het boek staat bus 59; langs de route daarvan spelen zich de diverse taferelen af. Er zijn meer hoofdrolspelers te vergeven in het boek. Allereerst is er Helen West van de Crown Prosecution Service (bureau van de officier van justitie). Ze is alleenstaand en heeft een LAT-relatie met Geoffrey Bailey, een hogere politiedetective die het Peter Principle wil ontkrachten. Gaandeweg het boek wordt haar huis geschilderd en van allerlei nieuwe spullen voorzien. Daarbij komt de net verworven werkster Cath Boyce-Flood helemaal uit de verf. Dezelfde Cath wordt thuis geregeld in elkaar geslagen door haar dronken man Joe. De broer van Cath, Damien, is eerder tegen een boom aan gevonden, met zijn darmen uit zijn buik, en iedereen weet al dat Joe dat gedaan heeft. En dan zijn er ook nog de vrienden van Helen West, advocaat Alistair en zijn huisvrouw Emily Eliot met hun kinderen. Belangrijke bijrollen in het stuk zijn er weggelegd voor Mary Secura bij Helen en Mike Ryan bij Bailey, terwijl mijn sympathie uitgaat naar dame Big Mickey Gat, eigenares van het café waar Joe werkt. Heb ik daarmee voldoende verklapt? Zo nee, dan hebben jullie pech gehad.
Frances Fyfield heeft een plezierige manier van schrijven, dat blijkt uit alles in haar boek “A Clear Conscience”. Daarbij heeft ze een prachtig verhaal te vertellen over huiselijk geweld, de besognes van stadsmensen en ander, minder moois. Ik vind het boek echt spannend, en met genoeg zijstappen om er iets heel leesbaars van te maken. Mijn recensiecijfer is al een volle 8, als ik aan de laatste hoofdstukken begin. De draai die het verhaal dan nog weer eens krijgt, maakt er voor mij een 8+ van. Ik ga de andere boeken van Frances Fyfield de komende zomer ook maar inslaan.

donderdag 22 december 2016

Weblogbrief 12.09, 22 december 2016

Weblogbrief 12.09, 22 december 2016

Queridos amiguitos y familia, we gaan nu echt op de feestdagen aan. Over twee dagen, op de 24ste ’s avonds, is het hier aanzitten aan de jaarlijkse kerstmaaltijd in ieder zich respecterende familie. Ik doe het deze winter zonder en hoop maar dat ik niet overvallen ga worden door heimwee. Ik dacht van niet!

Gelukkig heeft zich de afgelopen week hier best weer het nodige afgespeeld. Dat begon al, toen ik in de bus naar de faculteit zat de afgelopen vrijdag. Laat ik overstappen op de tegenwoordige tijd. Tegenover mij op de bank gaat een vrouw van middelbare leeftijd zitten die echt snipverkouden is. Dat ze een loopneus heeft en haar ogen rood zien, kan ik nog billijken, maar haar aanhoudende, zeer productief hoest is mij wat veel van het goede. Er wordt nog wel een papieren zakdoek uit een handtas gehaald, of is het een stuk keukenrol. Of zo’n papiertje voor je mond houden kan voorkómen dat een hele bus de dupe wordt, betwijfel ik zeer.
Verkoudheidsvirussen verspreiden zich simpeltjes via de luchtweg. Als ik het specifieke virus van mijn medepassagier nog niet verwerkt heb, krijg ik het zeker voor mijn kiezen. En dat terwijl ik net zo blij ben dat ik eigen mijn eerdere nachtelijke hoestpartijen “vorüber” zijn. Het mens kan het misschien niet helpen, maar zou ik in haar plaats niet in bus 12 gaan zitten, nee dus. Opstaan plaats vergaan is niet wat ik normaliter doe, maar deze keer zoek ik in bus 12 een ander plekje op.

Op de faculteit is Lluis – ik zou bijna zeggen: uiteraard – niet present. Volgens Jorge zit hij in Washington DC, bepaald niet naast de deur. Vanaf een uur of 3 ben ik bijna alleen op de afdeling; alleen Adriana komt later even langs, op weg naar de uitgang, om mij een prettig weekend te wensen.
Heb ik nog een aardigheidje? In het grote gebouw staat een kerstboompje van helemaal niks, met nauwelijks enige aankleding. Als er al ballen zijn, zijn het zeker geen spierballen, Yves. Op de bodem van het minigeval zie ik een paar rode ballen liggen waarvoor kennelijk geen plaats aan de boompje zelf is toegedacht. Ik stop er eentje in mijn colbertje; heb ik thuis ook kerstmis “met die daog”. Hij hangt intussen aan mijn prikbord, maar ik zeg jullie bij dezen toe dat ik hem op 26 december, geen dag later, alweer zal elimineren.

Op de terugweg naar de bewoonde wereld begint het te regenen, niet de moeite waard, maar voldoende om mij op de banken in het Castillo de la Luz-park een nat pak te bezorgen. Toch stap ik daar pas uit. Ik wil met mijn eigen ogen nog eens zien dat het dansen voor bejaarden in het gebouw ernaast definitief op zijn retour is.
Levende muziek is er in ieder geval wel nog, de “Grupo As de Copas”. (Trudie, vraag jij maar eens aan je Spaanse lerares Trudy Kraft, waar dat “as de copas” voor staat. Ik kom er niet uit.) Het gaat om een duo: een man achter een keyboard met een vrouw voor de zang. Veel stelt het helaas niet voor. De bar - eens het trotse centrum van de danszaal – is nog steeds dicht, zelfs dichtgespijkerd en het aantal aanwezigen is minder dan de helft van vroeger, ver beneden de honderd. Een aantal habitués, die al jaren de dienst uitmaken, zie ik nog steeds met de beentjes van de vloer, zoals de “broers” met hun zonnebrillen, het Tanzmarietchen met de brede kont en een partner van niet veel meer dan 1 meter 50, het “Zweedse” echtpaar met zijn draaien, de blinde man met zijn Indische vrouw. Ook ben ik nog steeds onder de indruk van de man met het grote voorhoofd, die er vooral is om een praatje met deze en gene te maken. Niettemin, de sjeu van de zaak is er echt vanaf. Dit is een plek, waar ik niet meer hoef heen te gaan. Ik ben een blij mens, als ik zo’n drie kwartier later het pand verlaat.

De dag erop, op zaterdagochtend, vraag ik mij af wat er van Fred Eaglesmith geworden is. Foutje, bedankt! Ik verwar hem met Specs Hildebrand, een enigszins miskende muzikant die in Volendam woont (net als de Cats, van o.a. “Sure he’s a cat”, “Lea”, “Why” en “One way wind” uit de periode 1967-1971, maar dat terzijde). Johan Derksen is degene die mij vorig jaar op Specs Hildebrand attendeerde.
Fred Eaglesmith aan de andere kant, hoewel hij wortels heeft in Nederland – zijn familie heet oorspronkelijk Eigersma, is iemand totaal anders. Hij is van 1957, komt uit Ontario in Canada en is een country & westernzanger en -gitarist. Hij heeft volgens de Wikipedia zo’n twintig albums op zijn naam staan. In Canada zal Fred Eaglesmith best wel een bekendheid zijn of in ieder geval geweest zijn. Weten jullie dat bijv. Mary Gauthier met hem gewerkt heeft op “Between the daylight and dark”, uit 2007? Toch is hij voor mij nog min of meer onontgonnen terrein. Ik heb maar één solo cd van hem paraat: “Lipstick, Lies & Gasoline” uit 1997. Hier zijn de 13 nummers van die cd:
01.Seven shells
02.105
03.Thinking
04.Bell
05.Drinking too much
06.Pontiac
07.Spookin’ the horses
08.Time to get a gun
09.Bell (reprise)
10.Alcohol & pills
11.Angel of the lord
12.Seven shells (crash)
13.Water in the fuel
Wat een interessante plaat! Denk je dat je de bekende C&W-artiesten wel kent, komt er ineens een nieuwigheid voorbij die alle kenmerken van een ster heeft. Ik had dat eerder bij een nummer voor een goed doel dat Harry me liet horen. Daarop mochten wel twintig country-artiesten een of meer regeltjes zingen. Ik kende niemand van die mensen, maar wat zat er een vuurwerk tussen.
Op “Lipstick, Lies & Gasoline”, als jullie het album ooit te pakken krijgen, mogen jullie voor mij eens speciaal luisteren naar uiteraard “Seven shells” en “Bell”. Echter, ook andere nummers zoals bijv. “Spookin’ the horses” en “Alcohol & pills” vind ik zeer te pruimen.

Op dezelfde zaterdag zie ik in alle vroegte een aantal busjes mijn straat in komen rijden. Kennelijk is er weer een markt gepland van zoals dat heet “regionale” producten, vanzelf ambachtelijk in elkaar gezet. De tafels en stoelen van Carlos en De Francesco staan al buiten, anders zou daar wellicht geen plaats meer voor zijn. In totaal tel ik later op de dag zo’n 25 kramen met echt van alles dat ik niet graag in huis zou halen. Niettemin, het trekt wel volk aan, zo’n markt. Het aardigste vind ik persoonlijk nog een echtpaar dat zelf gefabriceerde waaiers aan de man brengt. Echter, willen jullie me met carnaval met zo’n waaier in de Tribunal zien staan?
Voor de stemmingmakerij verschijnt er om zeg 12 uur een harmonie in de Luis Morote, van het soort zonder koper- en dergelijke instrumenten, alleen een veertiental trommelaars. Is dit de Braziliaanse toevoeging aan de feestvreugde? Als het dan toch van louter boem-boem-boem moet gaan, geef ik eerlijk gezegd heel erg de voorkeur aan de namaak Braziliaanse groepen in Maastricht zoals Segura!
Wanneer wordt Las Palmas eens verrijkt met een of meer echte “zaate hermeniekes” in de stijl van “Laat en zaat” dan wel “Vreug en neuchter”, “De bok z’n kloete” of “Greun en sjerrep”?

Mijn dagen hier gaan voorbij zonder dat ik me verveel, integendeel. En toch, met mijn ochtenden, middagen en vroege avonden heb ik meer dan met de late avonden. Dat komt mede, omdat ik solo als ik ben dan meestal aan mijn balkon of slaapkamer gekluisterd ben en er geen televisiefilm en/of actualiteitenprogramma zoals “Pauw” op me wacht. Zelfs de dvd-speler op mijn computer reageert sinds een jaar niet meer op de films die ik er braafjes aan de zijkant (de D-schijf) in doe. Hoe kan dat, vraagt deze jongen zich af. Als Trudie over een aantal weken arriveert, ga ik het haar toch eens vragen. En, als iemand anders zoals John, Marcel of Maarten nu al een idee heeft, hoor ik dat graag, bijv. via mijn e-mail.
Intussen gebruik ik de zondag vooral om vaart te maken in mijn tweede boek van deze week. In de loop van de middag begint het een beetje te waaien. Daarvan merk ik niks op mijn balkon, maar ik zie de grote bladeren van de palmbomen in de straat wel meegeven. Als ik om half 7 mijn ommetje ga maken, blijkt het op Las Canteras niet echt te stormen, maar laat ik voor de zekerheid wel mijn colbertje dichtknopen. De meeste terrasstoelen zijn onbemand en voor zo ver er al mensen op de stoelen zitten, is dat alleen vlak voor of zelfs achter de ramen van de zaken. De temperatuur is navenant. Voor het eerst sinds ik hier weer ben, is het zo vroeg op de avond beneden de 20 graden: een magere 19.
Op de halfronde bank van zo’n 20 meter bij calle Ferreras ben ik de enige. Haast iedere voorbijganger heeft een vest, jasje of regenjas aan en dan is het moeilijk om interessante opschriften op truien op te pikken. Ik heb er eentje. Een meisje dat voorbij komt, heeft op haar zwarte trui staan: SAVE THE MERMAIDS, red de zeemeerminnen. Dat is weer eens wat anders dan red de walvis. Bij gebrek aan beter doe ik er voor jullie de Spaanse namen bij. Een walvis is in het Spaans een “ballena” en een zeemeernin is een “sirena”.
Als ik om even voor 8 terug naar mijn flat ga, zie ik dat mijn Barça net begonnen is aan de stadsderby tegen Español. Even blijf ik staan kijken, maar er zijn maar weinig supporters op het terras. De bal komt bij Iniesta en die geeft een lange pass op Suárez. Dat laat de man uit Uruguay zich geen twee keer zeggen: 1-0.
Ik besluit om thuis eens naar wat YouTube filmpjes te gaan kijken, die ik destijds van Harry gekregen heb. Als ik anderhalf uur later Kees van Kooten “O o Den Haag” heb horen zingen, wat leuk, geef ik er de brui aan en kruip onder de wol. Zondagavonden zijn hier net als in Maastricht en Amsterdam: behalve op de tv is er weinig te beleven. Het heeft iets van wachten tot het weer maandagochtend is geworden.
(Voor alle zekerheid kijk ik het maandag nog even na. Barcelona wint inderdaad van Español, met 4-1. Lionel Messi zou in de tweede helft van wereldklasse geweest zijn. In de krant waarin ik het verslag lees, Canarias7, zie ik trouwens een mooie aanprijzing van een vleesschotel uit Uruguay. Eetzaak “El novillo precoz”, de vroegrijpe jonge stier, prijst hem aan. Voor details, vervoeg je in dat restaurant in calle Portugal 9.)

Dan blijkt op dezelfde maandag mijn elektrische tandenborstel kuren te vertonen. Wat ik ook probeer, ik krijg het opzetstukje niet meer aan het ronddraaien zoals dat bij het apparaat hoort: als een wervelwind. Ik haal het eraf en zet er een nieuw op, maar ook dat geeft geen sjoege.
Goede raad is dan duur. Je kunt nu eerst een dagje gaan mijmeren, maar wie schiet daar iets mee op? Ik neem een ferm besluit en begeef me een van de buurtwinkels om een nieuwe tandenborstel aan te schaffen. Ter plekke kies ik voor een paarswitte Oral B Braun van 30 euro. Thuis gekomen haal ik hem uit zijn verpakking en hij blijkt het voortreffelijk te doen. En dan komt het: ik probeer het opzetstukje van de nieuwe op de oude tandenborstel en nu doet die het wel weer. Vervolgens blijkt ook mijn vorige opzetstukje toch weer te werken. Heb ik 30 euro voor niks gespendeerd of – voor wie een positiever verhaal wil – nu heb ik twee elektrische tandenborstels in huis, een blauwwitte en een paarswitte.
De kersverse paarswitte elektrische tandenborstel gaat in een van mijn lades en nou maar hopen dat mijn oude tandenborstel binnenkort toch echt opnieuw de geest geeft. Tant pis!
Op maandagmiddag vind ik het tijd om weer eens van muziek wisselen. Morgen, 20 december, is Damaris jarig. Vorig jaar had ze, toen ze bij mij op bezoek was, in de top tien van haar favoriete nummers er eentje van Stromae staan: Papaoutai. Voor wie nog niet met hem bekend is: Stromae is een jonge gast uit België – eigenlijk heet hij Paul van Haver en hij is van 1985 – die enkele jaren terug als rapper bij de zuiderburen furore heeft gemaakt. Zijn vader is uit Rwanda. Stromae heeft hem niet of nauwelijks gekend; hij ging dood in 1994. (Papaoutai, is dat papa, ecoutez?) Echter, zijn moeder is een rasechte Waalse. De eerste cd van Stromae, “Cheese”, is uit 2010. Met de opvolger daarvan, “Racine carrée”, vierkantswortel, uit 2013 brak de rapper definitief door. (Voor de leken onder jullie: een vierkantswortel is het tegenovergestelde van een kwadraat. De vierkantswortel van 9 is 3 en van 9,86 pi.) Hij heeft best een aardige stem en begeleidt zichzelf op een elektrische piano, zegt de Wikipedia. Het nummer “Ta fête” werd het officiële lijflied van het Belgische voetbalteam, de Rode Duivels, op weg naar en in Brazilië in 2014.
Van de zomer heb ik uiteraard een kopietje getrokken van de cd van Damaris, waarop “Papaoutai” te horen is. Daar gaan we:
01.Ta fête
02.Papaoutai
03.Bâtard
04.Avec Cesaria
05.Tous les mêmes
06.Formidable
07.Moules frites
08.Carmen
09.Humain à l’eau
10.Quand c’est
11.Sommeil
12.Merci
13.Avf
En ik op mijn balkon maar piekeren wat “avf” is. De afkorting “IVF” is mij niet onbekend, maar “avf”? Misschien kan Damaris me behulpzaam zijn of wie weet Yves, die zich als tweejarige al een heel aardig mondje Waals heeft eigen gemaakt. De cd van Stromae valt me wat je noemt “niet tegen”. Natuurlijk ben ik, behalve van “Papaoutai” en “Ta fête”, ook gecharmeerd van “Formidable”, maar de liefhebbers verwijs ik met plezier ook naar bijv. “Sommeil”, het instrumentale “Merci” en niet te vergeten “Moules frites”. Voor het eten van dat laatste gerecht kan ik L’Autobus in Visé aanbevelen, met bier erbij.

Dit is de tijd van het jaar dat er allerlei instellingen als kapers op de kust zijn om te proberen ons geld afhandig te maken. Ik heb er de vorige keer al eentje in een kwaad daglicht gezet en hier – om het af te leren – is er nog eentje.
“Ahora puedes verlo”, vandaag kun je het zien. “A veces, solo acercándonos somos capaces de entender mejor las cosas”, soms, alleen al om ons dichtbij te brengen zijn we in staat om beter naar de dingen te luisteren. “Entra y descúbrelo”. Kom binnen en ontdek het. Bij een uiterst wervende foto van enkele zielige kinderen staat waar je moet zijn om de vluchtelingorganisaties ONHCR dan wel ACNUR een of meer handjes te helpen. Mag ik het daarbij laten? “¡Escándolo!” “¡Escándalo!”

Dinsdag op het einde van de middag zat ik in bus 1 naar Triana. Een mens is niet van steen (maar volgens Thei Dols van mergel), dus stap ik al uit op San Telmo en begin mijn uitje met de kerststal daar onder de loep te noemen. Ik ben bepaald geen fan van kerststallen kijken, maar deze ziet er ieder jaar vrij acceptabel uit. Het is een groot geval in de rondte, met allerlei taferelen rond de geboorte van het kindeke Jezus. Kom ik bij het onderdeel met de drie koningen, de zwarte Balthazar als laatste, blijken die niet op kamelen (“camellos”), maar op dromedarissen (“dromedarios”) te zitten. Lieve mensen, dromedarissen hebben één bult en kamelen twee. Of is het zo dat kameel ook een “pars pro toto” is voor de hele bups woestijnreuzen met bult of bulten. Op een pakje sigaretten van “Camel” staat immers ook een beest met maar één bult. Vooralsnog houd ik het er toch op dat de zoveelste slordigheid in de taal is ingeslopen.
Ik loop vervolgens de calle mayor de Triana en zie al bij McDonald’s vooraan een aardigheidje. Gelukkige Kerstmis is in het Spaans “Feliz Navidad”, maar McDonald’s wenst mij ook een “Feliz Novedad”, een gelukkig nieuwigheidje. Voor de gelegenheid zijn er dubbele hamburgers met geitenkaas dan wel met o.a. champignonsaus te koop. Zelf ligt mijn hart meer bij een andere nieuwigheid: “Camembert crujiente en salsa de arándanos”, knapperige camembert in een sausje van bosbessen. Daar laat ik zelfs de “McFlurry turron”, een noga-ijsje voor schieten.
Is het nou calle Triana, calle de Triana of calle mayor de Triana? Als ik dichter Tomas Morales mag geloven, honderd jaar terug, is het calle de Triana. Hij is de man van de dichtregel: “La calle de Triana es la copiosa vision de su esplendor continental ancha, moderna, rica y laboriosa arteria aorta de la capital.” Een dichtregel laat zich meestal niet goed vertalen, dus blijft de voorgaande zin Spaans voor mij (en jullie). Dezelfde Tomas Morales heeft overigens aan zijn gedichten nog een heuse Palmese straatnaam overgehouden.
Om kwart over 7 ga ik eens plassen bij McCarthy’s in de kelder en daarna loop ik monter naar waarvoor ik eigenlijk gekomen ben die avond: het concert van de Banda Municipal de Música van Las Palmas op Santa Ana, voor de kathedraal. Het is vanavond mooi weer en het zal wel druk worden, denk ik. Echter, als ik – te vroeg – op het plein aankom, ben ik nagenoeg de enige. Een Banda, zoals ik die ken, zie ik niet, wel een clubje muzikanten met gitaren en dergelijke, een man op een verhoging met een cello en enkele slagwerkers. Ervóór is een legertje mensen van LFSOUND in de weer om het geluid in orde te maken. Achter een paneel zitten twee mensen die kennelijk over het licht en de film op enkele schermen gaan.
Tot zo ver is er geen probleem, maar steeds als er mensen op Santa Ana verschijnen om de smaak van een kerstconcert te proeven, krijgen die nul op het rekest en zie ik ze weer vertrekken. Ik houd het ietsje langer vol, op een bank opzij, maar om kwart over 8 ben ook ik het beu. Als er al iets staat te gebeuren, is dat in ieder geval veel later. Met enige teleurstelling op mijn gezicht daal ik de trappen af, langs de twee keer vieren honden, en dan naar links in de richting van de Plaza de las Ranas. Ik heb het toch echt goed gelezen, vorige week op de computer, daar ligt het niet aan. Om 9 uur ben ik weer op mijn honk.

Op woensdagmorgen, de eerste dag van de echte winter, kan ik mijn limpiadora Etel al vóór 9 verwachten. Dus moet ik op tijd op, mijn pillen pakken, koffie zetten, naar de wc gaan en me nog douchen ook. Deze morgen heb ik al weer een aantal bladzijden in mijn volgende boek gelezen en heb ik zelfs al een deel van mijn stukje weblogbrief van gisteren neergepend, als de verlossende bel gaat en ze even later voor mijn neus staat. We wisselen onze beleefdheden uit en dan gaat ze aan de slag. Ik heb nu alle tijd om mijn “dinsdag” af te maken en kan zelfs aan deze alinea beginnen. Om even vóór half 12 is het leed weer geleden, de flat blinkt als een spiegel en ik besluit om eerst nog een stukje te gaan lezen, voordat ik aan mijn “almuerzo” ga beginnen.

In het Nederlands hebben we voor consumptie-ijs en ijsblokjes-ijs hetzelfde woord “ijs”. In het Spaans is dat anders. Het ijs van Venezia in Maastricht heet “helado” en dat van café de Poort in je glas Ricard “hielo”. Tot zover is het gemakkelijk bij te houden. Dan komt een vrachtwagen langs met daarop aan de achterkant: “hielo picado”. Wat is dat nou weer? Dat zoek ik op. Het is ijs dat in minimale stukjes is fijngehakt, de mini-variant van ijsblokjes. Gruis is geloof ik het juiste woord of ijssnippers.
Vooruit, hier is er nog eentje: “cuídate”, met de klemtoon op de eerste lettergreep, dat jullie het niet vergeten. Het is echt een stopwoordje hier, iets als “gedraag je”, “kijk uit”, “let op”. Het komt van het wederkerige werkwoord “cuidarse”, dat meer dan een betekenis heeft, ik kan het ook niet helpen. Het betekent zowel “let op” als “hoed je” als “bemoei je”. “Cuidate de las imitaciones”, als voorbeeld, staat voor “hoed je voor namaak” en “Cuidate de sus propias asuntas” bemoei je met je eigen zaken (het Latijnse propria cures).

Als ik ‘s avonds naar Las Arenas ga, vooral om bij de Carrefour enkele eetwaren te kopen die de Spar niet heeft, kom ik op de Guanarteme vanzelf langs de SuperCor. Dat is een zusje van de eetkelder van El Corte Inglés. In de etalage daar zie ik een aanbeveling hangen, waaraan je kunt herkennen of de vis wel vers is. Bij de aankoop van verse vis dien ik volgens de SuperCor te moeten letten op de kieuwen, het vel, de ingewanden (die niet mogen stinken) en het vlees. Laat ik de ogen niet vergeten; die moeten helder, uitspringend en rond zijn, met een zwarte, blinkende pupil.
Jullie weten het misschien al: ik eet tegenwoordig vaak vis, uit blik en diepvries, maar bijv. in restaurants ook vers. Wie weet is vis wel heel gezond en zo niet, lekker blijft-ie.BR>
En met dit welgemeende advies ben ik aan het einde van mijn brief. Vanavond op de donderdag is de trekking van “El Bote”, de kerstloterij waarvoor tout España loten in huis heeft. Ik heb het flauwe vermoeden dat ik de enige (of vooruit, bijna de enige) hier in de flat ben die niet met een compleet lot aan de buis gaat zitten. Spanje is vanavond in rep en roer. Wie de “jackpot” binnenhaalt, is in één klap een van de rijkste mensen van het land, staat in de top 10 van Quote hier.
Misschien wil iemand van jullie nog weten of er hierna in dit jaar nog een nieuwe brief komt. Die heb ik inderdaad in de planning zitten, voor ergens halverwege volgende week. Voorwaarde: ik dien de gelegenheid te krijgen om hem ergens, op de universiteit of elders, te versturen.
Laat ik eindigen met een goede raad aan jullie: eet alvast eens een kerstkransje. Ze hangen nu aan de boom te verpieteren en dat kan de bedoeling niet zijn. En drink er eens een advocaatje bij. Kennen jullie dat wel, jullie jongeren? Het is van dat stroperige gelige spul dat mijn oma zaliger vroeger wel in huis had.
Daar laat ik het bij. “Feliz Navidad” en dat de drie koningen niet te lang op zich laten wachten. Tot ziens, hasta luego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Vorig jaar las ik een boek van Michael Koryta (Envy the night) en dacht: die is nog niet van mij af. Toen ik Trudie de vorige week al over “The Silent Hour” schreef, maakte ik een tikfout. Het is niet Kortyra, maar Koryta. Zoals in Rita Corita (“Koffie, koffie, lekker bakkie koffie, wat knapt een mens daarvan op!”). Het boek is uit 2009 en speelt in Cleveland. Voor de onwetenden, dat ligt in Ohio aan lake Erie, op de grens met Canada, in het noordoosten van de Verenigde Staten.
Hoofdpersoon in het boek is ex-politieman, nu Personal Investigator Lincoln Perry. Hij raakt betrokken bij de verdwijning van ene Alexandra Cantrell. Ze woonde vroeger met haar man Joshua in een min of meer ondergrondse villa, “Whisper Ridge” in de prairie, maar ze vertrokken plotseling, dertien jaar terug, naar iets onbekends. Vorig jaar, dus twaalf jaar later, blijkt Joshua destijds vermoord te zijn. De laatste jaren hadden ze in “Whisper Ridge” inwonende ex-zware criminelen, die met hun hulp er bovenop leken te komen. Eén daarvan, Parker Harrison, met Shawnee indianenbloed, is degene die Lincoln Perry nu inhuurt om het uit te zoeken, Alexandra voor hem op te sporen.
Terzijde, Alexandra is de nette zus van een echte boef, Dominic Sanabria. In ieder geval vroeger was hij een echt maffiabaas. Lincoln Perry krijgt bij zijn gespeur hulp van een andere P.I., Ken Merriman uit Pittsburg in buurstaat Pensylvania, totdat die vermoord wordt. Bij de moord op Joshua en anderen zijn ook enkele FBI-mensen betrokken: al heel lang de intussen gepensioneerde John Dunbar en in het heden, alweer uit Pensylvania, Quinn Graham. Er zijn al eerder doden gevallen, maar daar komen de nodige bij, voordat het verhaal aan zijn afloop mag beginnen.
Tussendoor: wat is een “epitaph”? Ik kon de betekenis uit de context eenvoudig opmaken, maar heb er voor de volledigheid toch ook een woordenboek bijgehaald. Een epitaph is een duur woord voor een grafschrift. (Terzijde, niet alleen in het Engels, ook in het Spaans.) Hebben jullie al voor jezelf besloten wat er later op je grafsteen of urn moet komen? Of willen jullie net als ik gewoon met rust gelaten worden, als het zo ver is?
Wat ga ik eens van “The silent hour” van Michael Koryta vinden? In zijn dankwoord noemt hij diverse collega's (Michael Connelley, Dennis Lehane, Laura Lippman en George Pelecanos) die hem bij het schrijven van deze, zijn vijfde thriller geholpen zouden hebben. Ik krijg geen speciale vermelding en dat geeft me hier extra reden om te zeggen dat ik het boek best aardig, maar wel te uitgesponnen vind. Ook heb ik best enige moeite met de uiteindelijk clou. Om die redenen kom ik voor mijn recensiecijfer niet verder dan een 7, vooruit een 7+, maar meer zit er niet in. Ik ga Michael Koryta later wel nog een nieuwe kans geven.

Er is maar één Josephine Tey of eigenlijk heet deze Engelse auteur Elisabeth Macintosh. Ze is geboren in 1896, maar oud is ze niet geworden: ze was pas 56 jaar, toe ze in 1952 doodging. Maar wat een schrijfster! Waarom Pan Books in “Miss Pym disposes” al haar boeken opsomt en ook aanprijst, maar “The daughter of time“ vergeet, begrijp ik niet. (Dat is voor mij een van de beste thrillers uit de vorige eeuw.) Echter, boeken zoals bijv. Brat Farrar kunnen er natuurlijk ook zeer mee door. In het afgelopen weekend met een uitloop naar de maandag heb ik echt geboeid in “Miss Pym disposes” zitten lezen. Het boek is uit 1946, mijn geboortejaar.
“Miss Pym disposes”? Dat disposes, wat is dat ook alweer? Er bestaat een uitdrukking: “Man proposes, God disposes”, de mens wikt, God beschikt. Josephine Tey zet die uitdrukking naar haar hand, of liever gezegd naar die van Miss Pym. Ik vind het best een aparte titel. Het boek speelt op een Engels college voor meisjes, op het Engelse platteland, Leys (in de buurt van Plymouth?). De leerstof van de school zou vooral betrekking hebben op Physical Training, iets in de sfeer van gymnastiek en fysiotherapie.
Miss Lucy Pym is een bekendheid vanwege haar boek over psychologie (“The Book”), hoewel ze zelf meer op heeft met Frans en zeker nog eens onder pseudoniem een boek over gezichtsherkenning wil schrijven. Een vroegere kennis, Henriëtta Hodge, is nu het hoofd van de Physical Training kostschool en nodigt haar uit om een lezing te komen geven over haar ideeën over psychologie. Haar bezoek van een dag wordt uiteindelijk twee weken. Lucy Pym maakt in die periode uitgebreid kennis met stafleden als (allemaal dames) Lux, Wragg, madame Lefevre, Fröken en Desterro (de Nut Tart). Bij de studentes trekt ze vooral op met de bijna afgestudeerden, die eindexamen gaan doen: Beau Nash, Mary Innes, Barbara Rouse en diverse anderen zoals Morris, Dakers, O’Donnell, Hasselt en de Campbells. Dan ziet Lucy Pym, als ze bij het pathologie-eindexamen surveilleert, dat een meisje de kluit belazert, waardoor ze – blijkt kater – een onterecht hoog cijfer haalt. Dat is waarschijnlijk ook bij andere theorie-examens het geval. Henriëtta Hodge heeft intussen net dat meisje uitgekozen voor een belangrijke baan als lerares na het examen, terwijl een ander meisje die functie veel meer toekomt. Wie ben ik of nog meer te verklappen? Maar ik ben er nog steeds niet helemaal wat nou precies een “boom” in een gymzaal is en welke pin onder de “boom”, waarbij ook een touw gebruikt wordt, los kan gaan zitten.
“Miss Pym disposes” heeft m.i. alles wat er in een thriller hoort te zitten. Het boek is spannend, het taalgebruik is meesterlijk en wat maakt het mij uit dat het maar om één zogenaamd ongeluk gaat, op bladzijde 145, en niet om een seriemoordenaar of zo. Het wordt echt “beschikken” voor Miss Pym. Mijn recensiecifer: voor minder dan een volle 8 doe ik het niet; Josephine Tey scoort bij voor de zoveelste keer in de hoogste regionen. “The singing sands” heb ik als enige nog liggen, maar dan is het oeuvre van Josephine Tey op. In de Wikipedia lees ik dat ze onder de schuilnaam Gordon Daviot nog enkele niet-detectives geschreven heeft. Daar moet ik dan ook maar eens achteraan.

vrijdag 16 december 2016

Weblogbrief 12.08, 16 december 2016

Weblogbrief 12.08, 16 december 2016

Buenas, queridos amigos y familia, ik had jullie voor vandaag een nieuwe brief beloofd en belofte maakt schuld: hier komt-ie. Ga er maar eens voor zitten, met koffie of thee, limonade of erger binnen handbereik, want iets spiritueels kan ik jullie wel bieden, maar niet van dat calorierijke spul dat via je slokdarm in je maag belandt (“De liefde van een man…”).

Bij mijn rit met bus 12 zuidwaarts en terug hoort steevast een verhaaltje. Dat van de beginvrijdag betreft – alweer – een reclame die ik onderweg langs de route tegenkom. Op aansprekende borden worden we gesommeerd om bijv. “barbacoa gourmet telepizza” te eten, naar een film als “Aliados” te gaan kijken, met Brat Pitt, dan wel acuut over de stappen op het nieuwste mobieltje van bijv. Samsung. Het aantal keren dat er een echt goed doel in the picture is, valt erbij in het niets. En was het nog “Amnesty international” of “Medicos sin fronteras”, dan zou ik er hier nog enige positieve ophef over kunnen maken. Echter, soms komen doelen voorbij waarop ik nooit mijn centen van zijn lang-zal-ze-leven zou zetten. Ik denk wel eens: daar zou de overheid eens een definitief stokje voor moeten steken.
Unicef bijv. staat erom bekend dat men ons al te graag het geld uit de zak wil kloppen. Uiteraard zijn er ook allerlei andere kapers op de kust, vooral in deze tijd van het jaar. Doe er wat kinderen en een ver, maar onderontwikkeld land bij en daar begint het incasseren. In deze brief vraag ik jullie aandacht voor educanepal.com. Hun breed uitgemeten slagzin luidt: “Con tu ayuda podemos evitar que terminen en el burdel”, met jouw hulp kunnen we voorkómen dat ze in een bordeel eindigen. Er staat een pracht van een foto bij met een schoolklasje schattige kinderen, “dibujando sonrisas”, met de glimlach op hun lippen. Het gaat bovendien niet om een eenmalige gift voor de minder bedeelden, “hazte socio-colabora”, lever je bijdrage op geregelde basis, zegt de aankondiging. Schande, schande!

Op de universiteit op de afdeling van Lluis had ik vrijdagmiddag weer eens contact met Cristina en Adriana. Cristina blijft de magerheid zelve, wat ze ook eet en drinkt, maar Adriana was in eerdere jaren te dik - horen jullie het eens van een insider. Kennelijk heeft ze de afgelopen zomer gelijnd tot de stukken ervan af vlogen. Nu is ze in ieder geval lichamelijk in zeer goede doen. Ik ga haar toch eens op de vrouw af vragen hoe het rigoureuze afvallen haar gelukt is.
Als Adriana in het andere gebouw koffie gaat halen, vraagt ze me of ik ook een bakje belief? Daar zeg je geen nee op, zelfs niet als later blijkt dat ze er een scheutje melk bij heeft laten doen.

Tegenwoordig eindigt mijn terugrit van de universiteit meestal niet bij de Luis Morote, maar verderop naar het noorden bij het Castillo de la Luz, het luchtkasteel. Omdat nu in Las Palmas de straatverlichting om half 7 aangaat, is mijn gang na mijn leespauze in het park nogal eens eerst naar het stadsbibliotheekje daar. Het ligt tegenover de Mariakerk met dezelfde achternaam als het kasteel: Iglesia de Nuestra Señora de la Luz. Voor wie ook voor deze “biblioteca publica municipal” in een naam geïnteresseerd is, ze is vernoemd naar ene Pepe Dámaso.
In een van de locale kranten daar lees ik dat de kerststal van zand vorige winter iets meer dan 203.000 bezoekers heeft getrokken. Het wordt tegenwoordig allemaal bijgehouden, hier ook. Het is mooi weer en iedereen hier hoopt dat wij dat getal deze keer gaan overtreffen.

Op de zaterdagmorgen weet ik niet hoe snel ik mijn Loretta Lynnplaat (zie vorige bief) moet inruilen voor iets anders. Tijd voor wat blues? Dan is nu zanger en gitarist Lowell Fulson aan de beurt. Hij is uit Tulsa (Oklahoma, dat ligt boven Texas), van 1921, het geboortejaar van mijn moeder, en geeft de geest in 1999, nog net voor het millennium. Volgens het internet is hij goed voor drie bekende nummers: “Three o’clock blue”, dat ik nog eens moet zien te bemachtigen, “Tramp”, dat heb ik wel en dan is er uiteraard “Reconsider baby”, een nummer waarmee destijds Elvis Presley een hit heeft gehad. Daar kun je mee thuis komen. Hier zijn alle 23 nummers van de verzamel-cd “Reconsider, baby”:
01.Lonely hours
02.Rock ‘em dead
03.Rock this morning
04.That’s all right
05.Blue shadows
06.Hung down head
07.Payday blues
08.Tolling blues
09.Black nights
10.Blues around midnight
11.Tramp
12.Reconsider baby
13.I’ve been mistreated
14.Country boy blues
15.Funky Broadway
16.Going back to Chicago
17.The blues is killin’ me
18.River blue (part 1)
19.Don’t be so evil
20.This feeling
21.Letter home
22.I want to know Het was even doortypen, maar is het niet een aardige collectie geworden? Inderdaad, ‘Reconsider, baby” is echt te genieten, maar er staat meer moois op deze cd. Luister eens naar bijv. “Lonely hours”, “That’s all right”, “Blues around midnight”, “I’ve been mistreated” en vooral “The blues is killin’ me”. In handen van iemand als Robbie Williams zou “The blues is killin’ me” zo maar een hit op You Tube nu kunnen worden.

Ander onderwerp: wat is “pleinvrees”, “engtevrees”, “vrees voor spinnen” in het Spaans? Het is allemaal “fobia” uiteraard, geen “miedo”, angst, want dat is te algemeen. Het Spaanse “agorafobia” had ik zelf kunnen bedenken, “claustrofobia” ook en zo waar ligt me ook het woord “arachnofobia” voor op de tong. In Maastricht maakt Peixia graag korte metten met mijn spinnenwebben, als die zich op mijn terras onder de balkonrand aandienen. “Telarañas” noemen ze die dingen hier.
Om mij niet opgehelderde reden denk ik de laatste dagen wel eens aan hoogtevrees. Ik zie mezelf staan op bijna het randje van een hoge flat, zonder omheining, en dan bedenk ik: dat ene stapje dichter bij de afgrond kan ik maar beter niet zetten. Men zegt wel eens: als mensen te dicht bij de rand gaan staan, hebben ze de neiging om maar naar beneden te springen, dan is de spanning tenminste voorbij. Met mijn laptop en mijn woordenboeken voor me vraag ik me serieus af wat “hoogtevrees” in het Spaans is. Dat wordt opzoeken: “miedo a las alturas” komt er voor mij het dichtste erbij, maar was “miedo” niet meer een algemeen angstgevoel? Op een hoger stijlniveau, alyhans volgens “d’n dictionair”, met “fobia” erin, zeg je “acrofobia”. Dat woord is nieuw voor mij!

Op zondagmiddag ben ik Lowell Fulson alweer moe en ga op zoek naar een nieuwe muziekmaker. Jullie weten dat Taj Mahal een mooie cd heeft gemaakt samen met Ry Cooder. Hun samenwerking heeft geleid tot “Rising sons” in 1992. Ik zet die cd graag in het rijtje waarmee Ry als producer furore heeft gemaakt. Dezelfde Taj Mahal is op mijn computerschijf goed voor meer blues. Ik heb een verzamel-cd uit 1996, genaamd “Phantom blues” em weten jullie dat Taj Mahal met de Hula Blues Band een live dubbel-cd op zijn naam heeft staan, uitgebracht in 2015, als ik het wel heb?
En dan kom ik na deze aanloop eindelijk bij het album dat ik jullie hier wil presenteren: “The Best Of The Private Years” uit 2000. Ik heb hem niet compleet; helaas pindakaas ontbreekt nummertje 5 op mijn versie. Is dit een Unvollendete van Rocky? Hoe dan ook, het ontbrekende nummer is “Señor blues”, dat jullie het maar weten, Taj Mahal, geboren in New York (Harlem) in 1942, is nog steeds alive and kicking. Hier zijn de twaalf nummers van “The Best Of The Private Years” die ik heb:
01.Blues ain’t nothing
02.Here in the dark
03.Mind your own business
04.Lovin’ in my baby’s eyes
05.Señor blues (niet dus)
06.Ooh poo pah doo
07.The hoochi coochi coo
08.Mr. Pitiful
09.Need your lovin’
10.I’m ready
11.Sophisticated mama
12.Mockingbird
13.That’s how strong my love is
Er zit de nodige muziek tussen die ik al van anderen ken, zoals Mr. Pitiful en “That’s how strong my love is” van Otis Redding en “I’m ready” van o.a. Fats Domino. Maar kennen jullie “Ooh poo pah doo” als nummer van Ike & Tina Turner? Als je toch bezig bent, luister dan ook eens op deze cd naar bijv. “Need your lovin’” (kekke tekst), “Mockingbird” en zeker ook “Mind your own business”.

In Maastricht vroeger kreeg je bij je doopsel een peetvader en peetmoeder toegewezen, een “peter” en “paat”. In mijn geval was mijn ”peter” mijn opa Zjeira (“sjrijf ziech dat zoe?”), met officieel dezelfde naam als ik: Paul Gerard. Mijn “paat” was de zus van mijn moeder, “tant Jès”. Dezelfde “tant Jès” was ook de “paat” van mijn nicht Annemie, dochter van mijn moeders jongere broer Väös en zijn vrouw Ria. Annemie, ex-wiskundelerares, loop ik nog ieder jaar met carnaval tegen het lijf. Ik vind haar best aardig.
Vandaag op haar verjaardag, 12 december, moet ik “tant Jès” maar eens met terugwerkende kracht in de schijnwerper zetten. Als jonge vrouw had ze lang gewerkt in Luik en ze sprak vloeiend Waals. Als meisje van Sint Pieter trouwde met Maastrichtenaar Ee (“noonk Eduard”). Kinderloos als ze waren (had “tant Jès” vroeger een niet helemaal succesrijk afgebroken abortus gehad?) begonnen ze samen een winkel in bonbons en vlaai aan het Kemenadeplein in de Maastrichtse wijk Nazareth. Dat was in samenspraak met eenzelfde banketbakkerij in de Spilstraat, genaamd Duchateau. De mensen in de Spilstraat gingen over de vlaai en “noonk Eduard” over de chocolade. In de ruimte ernaast verkochten “tant Jès” en “noonk Eduard” ook nog eens drank. Ze werkten bij mijn weten keihard en de nering legde hun bepaald geen windeieren. In de familie deed het verhaal de ronde dat ze heel rijk waren (hoewel de peetkinderen Annemie en ik daarvan niks terugzagen bij hun overlijden). “Tant Jès” overleed als eerste van de twee aan een beroerte, en “noonk Eduard” eindigde al voor zijn 65ste op Klevarie vanwege zijn Alzheimer.
Ik heb nog een detail voor het nageslacht. Toen Eva geboren werd begin 1977, kregen we van hen een zilveren lepeltje met Eva’s naam erop. Een apart cadeau!

We zijn intussen alweer een generatie verder dan Eva. Ik heb een nieuwtje over mijn zesjarige kleindochter Lux. Via een heuse e-mail van haarzelf liet ze o.a. mij weten dat haar A-diploma zwemmen “in the pocket” is. Eva maakte een foto van de trotse zwemster in roze badpak bij de uitreiking en die komt uiteraard op mijn prikbord te hangen. Perfisia, Lux, good gedoon!
En zoals dat gaat, Trudie geeft weer eens hoog op van haar kleinzoon Yves. Ze wil een kerstboom in huis gaan halen, met kribbe, en in zo’n boom horen kerstballen. Heeft ze Yves net geleerd wat spierballen zijn en nou wil het ventje ook zijn spierballen graag in de boom hebben hangen.

Maandagavond bij het bibliotheekje aan Las Canteras keek ik eens wat de loting die middag had opgeleverd tussen de zestien overgebleven voetbalclubs in de Champions League. Hebben jullie het al lang en breed gehoord op een van de vele sportuitzendingen op de tv? Dan mag je de rest van dit bericht overslaan. Hier zijn de acht wedstrijden op papier:
14 februari & 8 maart: Paris SG – Barcelona
Benfica Lissabon – Dortmund
15 februari & 7 maart: Real Madrid – Napoli
Bayern München – Arsenal Londen
21 februari & 15 maart: Leverkusen – Atletico Madrid
Manchester City – Monaco
22 februari & 14 maart: Sevilla – Leicester
Oporto – Juventus Turijn
De wedstrijden beginnen steeds om kwart voor 9 voor jullie en in Las Palmas een uur eerder. De heenwedstrijden van Barcelona en Real Madrid kan ik hier nog bekijken, mocht ik daar zin in hebben, in de week voordat ik voor mijn carnaval naar Maastricht kom. De wedstrijden de week erop, op 21 en 22 februari, zijn voor mij en jullie om kwart voor 9 Nederlandse tijd. Voor het bekijken van de terugwedstrijden, altijd spannender dan de heenwedstrijden, ben ik weer op Las Palmas aangewezen.

Ik kreeg op de computer van de bieb de tip om weer eens aanwezig te zijn bij het kerstconcert van de Banda Municipal van de stad. Al vele jaren ben ik een beetje een fan van de symfonische harmonie van een mannetje of 25 à 30, die dezer dagen klassieke muziek afwisselt met kerstnummers. Het concert is deze winter op de plaza Santa Ana, bij de kathedraal, op dinsdag 20 december ‘s avonds om 8 uur. Ik denk dat ik daar volgende week maar eens mijn gezicht ga laten zien. Een mens, zeker een man alleen op leeftijd, moet toch wat. Heb ik wellicht tevens een aardig verhaaltje voor mijn volgende weblogbrief.

Op de dinsdagmorgen kijk ik eens over de balkonrand, als de kinderen in blauw-wit net weer afgetaaid zijn naar de katholieke school rechts van mij. Ik zie een drietal oplettende toeschouwers bij café voorheen El Escudo staan, terwijl een kennelijke slotenmaker de deur uit zijn hengsels probeert te lichten. Even later voegt de vader van mijn Vader & Zoon overburen zich bij hen, terwijl hij enigszins opgewonden over de deur ernaast praat. De voorzitter van het bewonerscomité van het flatgebouw wil zijn gezag laten gelden. Hoe dan ook, de oude ingang van het café wordt onklaar gemaakt en er wordt een nieuwe deur ingezet. Binnen wordt er intussen druk geschilderd.
Ik ga even terug in de tijd. Toen ik begin november hier weer kwam, heb ik een paar keer last gehad van al te luidruchtige nachtelijke bankgesprekken voor de deur van de zaak. En opeens was de zaak weer dicht. Niet voor eeuwig, denk ik nu, als ik er later die ochtend langs loop. Er hangt nu een nieuw bord boven de nieuwe deur. De nering heeft de nieuwe naam “Way Out”, twee woorden, en er is volgens de ondertitel nu een Shisha Bar gevestigd.
Shisha, dat zoeken we op. Het woord “shish kebab”, ook wel (Turks) sis kebab genoemd, ken ik wel; dat zijn stukjes geroosterd vlees aan een pen met enige groente ertussen. Daarna zit ik in mijn woordenboek al bij “shit”. Wat heeft de nieuwe zaak voor mij in petto? Op de woensdagmiddag staan in ieder geval twee tafeltje met stoelen buiten onder een Tropical-parasol. Dezelfde woensdagavond zie ik enkele zwarte Afrikaanse dames op het terrasje, die zich de “comida Africana” (Sji Sha) goed laten smaken.

Terug naar de dinsdagmorgen. Nu ik toch op straat ben, kan ik net zo goed doorlopen naar de Mercado Central om een nieuwe voorraad koffie in te slaan. Ik erheen, tien minuten op je gemak lopen en op de markt koop ik naast twee kilo koffie tevens – bij een viszaak – grote diepvriespakken tuinbonen (“dikke boene”), sperzieboontjes alsmede erwtjes & worteltjes. Bij een winkel gespecialiseerd in boterhambeleg, die met een van mijn favoriete winkeljuffrouwen achter de toonbank, sla ik een flink stuk overjarige kaas in. “Bonisima” wordt mij door haar toegevoegd (ik zou zelf “bonisimo” gezegd hebben, maar wie ben ik?). In hapklare brokken gesneden is de smaak ervan echt of er een engeltje op je tong piest. Volgens mijn internist zit er een hoop zout in, maar wie maalt daarom, als hij op 3000 km van het azM zit.
Trots als een pauw loop ik met mijn spullen, allemaal keurig in plastic zakjes, huiswaarts. Even later zit ik in de keuken aan een copieuze maaltijd.

Hier zijn behalve El Corte Inglés vooral twee winkelketens in iedere buurt actief voor de dagelijkse boodschappen: die van de Hiperdino en van de Spar. Ik ben zelf meer van de Spar dan de Hiperdino. Misschien komt dat mede, omdat ik de mensen van die winkels, zeker die in de Alfredo Jones, behulpzamer vind en daarbij, DE SPAR is immers van oorsprong Nederlands. Voor de gewone slagers, visboeren en (andere) winkels voor de (min of meer) dagelijkse boodschappen ben je hier vooral op een van de drie overdekte markten aangewezen. Ik heb jullie al verteld dat er de laatste jaren in de stad een opleving is van nieuwe groentewinkels en ook wel bakkerijen. Laat ik daar hier aan toevoegen dat ik nu ook meer Marokkaanse slagers zie, met “halal”-vlees.
In Maastricht is de situatie slechter dan hier voor mensen die hun boodschappen graag doen in buurtwinkels en bij de kleine middenstand. Als ik met Eva als kind vroeger “kemissies” ging doen op de zaterdagochtend, had ze thuis gekomen al een of meer plakjes worst achter de kiezen plus een “pistoleke” en wellicht ook nog een banaan of appel. Nu zijn er aan de goede kant van de Maas haast geen andere winkels meer dan Albert Heijn en de Lidl, en vooruit, ook C1000, en een paar waar ik echt zelden of nooit kom. Natuurlijk, er zijn de laatste jaren wel weer acceptabele bakkers in het straatbeeld (“omdat AH er weinig van bakt”, woordgrapje), maar qua groenteboeren, kaaswinkels, viszaken en zelfs slagers is en blijft het behelpen. In mijn vroege jeugd in Wieck waren er alleen al in de Rechtstraat zo’n twintig slagers.
Langs deze mij onsympathieke weg meld ik jullie de ondergang van slagerij Jos (& Monique) Dreesen. Ton vertelde me per e-mail dat de zaak bij mij om de hoek, aan de Scharnerweg, dichtgaat per 1 januari a.s. Zo oud (als ik) zijn Jos en Monique nog niet. Echter, de nering moest het al langer grotendeels hebben van de verkoop aan bejaardenhuis de Koepelhof, terwijl het aantal losse klanten zoals ik, als ik in Maastricht verkeer, steeds spaarzamer werd, helaas. En na het ongeluk van eerst Monique en vlak daarop ook Jos vorig jaar, toen de slagerij een tijdje dicht moest, werd het er alleen maar minder op. Ik dacht al, toen Monique me deze zomer vertelde dat de winkel voortaan niet alleen op maandag, maar ook op dinsdag dicht bleef: is dit niet het begin van het einde? De sluiting gaat me echt “aon mien prij”.
(“Prij”, dames en heren, is in goed Maastrichts met een lange ij. En de Hollandse prei is in mijn dialect “poor”. Dat brengt me vanzelf bij een Maastrichts woord, waarmee ik maar geen vrede kan krijgen: het Nederlandse goed, als bijvoeglijk naamwoord. Ik heb de voortdurende neiging om daarvan in het Maastrichts “gooi” en “gooie” of “goje” te maken. Het is evenwel “gooj” en “gooje” met dubbele o en een j, zoals in “’n gooj blöts” en “’ne gooje roetsj”.)
Ik hoop Jos en Monique nog eens in Maastricht of wie weet waar elders tegen te komen. Vanaf 2017 ben ik voor mijn fijne vleeswaren nog meer dan vroeger aangewezen op enkele slagerijen verder weg, in het Wittevrouwenveld Huyts (van de gehaktballen) of in Wieck Schuurman. Permanent terugvallen op Albert Heijn is mij niet gegeven.

Van het een komt het ander en dus mag ik op de woensdagmiddag een nieuwe muzikant kiezen om jullie en mij te amuseren. Dit is mijn bluesweek, lijkt het wel, dus kies ik nu maar eens voor Jody Williams. Ik heb zijn muziek van Peter, neem ik aan, want er zit ook een registratie bij van een concert dat Jody Williams gaf in Heerlen in 2003. Wie kent niet zijn cd “You Left Me In The Dark” uit 2004, ik niet dus. Echter, zijn “Return Of A Legend” uit 2001 (of is het 2002?) bevalt me prima. Voor de statistiek: Jody is een zwarte man, geboren in 1935, dus intussen al 81 jaar jong. Kennelijk was hij eerder een bluesbekendheid, had hij daarna zijn terugval, maar kwam hij als herboren vlak na het millennium weer opnieuw opzetten. Hier zijn de dertien nummers van “Return Of A Legend”:
01.Lucky Lou
02.Come over to my house
03.Lifelong lover
04.You may
05.Moanin’ for molasses
06.Monkey business
07.I’m coming back in again
08.She found a fool and bumped his head
09.Jive spot
10.Brown eyes and big thighs
11.Wham bam thank you ma’am
12.What you gonna do
13.Henpecked and happy
Laat ik eerlijk toegeven dat de man (in 2001 was hij 66 jaar) op de plaat best nog een volle stem heeft. Zet maar eens “I’m coming back again” of “Wham bam thank you ma’am” op. Tegelijkertijd is hij, zoals zo vele oude bluesartiesten, ook een begenadigde gitarist. Zijn drie instrumentale nummers op de cd: “Lucky Lou”, “Moanin’ for molasses” (molasses is stroop) en “Jive spot” getuigen daarvan.
De Verenigde Staten, het geboorteland van de blues, heeft, hoe kan het anders, veel meer interessante blues artiesten dan het handje mensen dat je steeds opnieuw op verzamelplaten tegenkomt. Daar hoort m.i. ook Jody Williams bij.

Op de donderdagmiddag doe ik weer eens net of ik een liefhebber van moderne kunst ben. In het Centro de Arte La Regenta bij Santa Catalina bekijk ik een twintigtal schilderijen van ene Félix Juan Bordes. De man is behalve schilder ook architect, zelfs professor architectuur aan de universiteit hier. Zijn schilderstukken zijn groot en abstract, met veel kleuren. Af en toe doen ze me denken aan wat je bij een zeer behoorlijke vergroting onder een microscoop tegenkomt. Aardig, ja, vind ik zijn “Todo lo que fluye” tentoonstelling, kleurrijk ook, maar echt mooi, dat niet.
Even verderop in de richting van El Corte Inglés kom ik voorbij een winkel, waar de “conguitos” de baas spelen. Het zijn kleine bruine poppetjes, eetbaar?, die bekend zouden zijn van facebook. Veel verder met mijn informatie kom ik niet, want met facebook heb ik niks. In kapitalen zie ik in de etalage staan: SOMOS LOS CONGUITOS, Y ESTAMOS REQUETEBUENOS...” Requetebuenos? Het lijkt op het Nederlandse woord “retegoed” met een snufje “retteketet”.
Aan de gevels van El Corte Inglés hangen zoals steeds in december de bekende wit uitgeslagen vriestekeningen plus een beperkt aantal kerstballen. En dan bespeur ik ook hun “75”, om aan te geven dat de keten intussen 75 jaar bestaat. Even terugtellen, dan opende men zijn winkels in 1941, overduidelijk in het begin van de Franco-tijd. Mocht dat toendertijd wel: El Corte Inglés, de Engelse snit? Anno nu zijn er buiten, tussen de twee winkels, wel prachtige banken met straatverlichting, om je boek te lezen of de winkelende mensen uit te kijken.

En daarmee is het alweer op voor deze volle week. Ik ga ervan uit dat Jozef en Maria intussen op pad zijn, om zich vanuit Nazareth naar Bethlehem te begeven om zich daar bij de burgerlijke stand te gaan melden. Dat is best een onderneming, zeker als je te voet bent en Maria ook nog hoogzwanger is. Dan doe je daar meer dan een week over. Uit mijn volgende brief zal blijken dat er in Bethlehem geen slaapplaats meer te krijgen is, dat alleen nog een stal in de buurt beschikbaar is. Daar gaat Maria volgende week zondag dan voor de zoveelste keer bevallen voor de mensen die haar en het kindeke Jezus een goed hart toedragen. Maar zo ver is het nog niet. Na mijn brief van vandaag heb ik eerst nog een nieuwe brief voor jullie in petto vóór de kerst, op 22 december, volgende week donderdag.
Zet intussen rustig eens een boom op. En vergeet niet om op enige afstand van de stal alvast een stoet met drie koningen in gereedheid te brengen, want laten we de glorieuze nasleep, op 6 januari, niet vergeten. Het ga jullie goed in het kikkerlandje, ook nu al, en tot ziens maar weer, hasta luego, PaulK.

BOEKBIJLAGE

Ton stuurt me af en toe een verhaaltje over hoe Maastricht erbij staat. Van hem heb ik bijv. een stukje over het onlangs omkappen van alle bomen op het Oranjeplein. Het is daar nu één kale vlakte, als ik de torenflat niet meereken. Ik ben bang dat zelfs de spreeuwen eind augustus hun gezicht niet meer laten zien.
Soms verrast dezelfde Ton me met een thrillerschrijver die mij onbekend is en die ik per se eens moet gaan lezen volgens hem. Deze week maakt hij mij attent op de Zweedse auteur Kjell Genberg, wiens werk uiteraard in het Centre Ceramique te leen is. Ton heeft alle vier de boeken van Genberg in tien dagen tijd uitgelezen, ook nog eens in de juiste volgorde. Misschien ga ik er in mei ook eens aan beginnen. Het eerste van de vier heet “Retour Stockholm”.

Zo gaat dat wel vaker. Op zijn tijd krijg ik via mijn familie en vrienden dan wel via een boeken”site” (zoals bijv. de VN thrillergids) te horen dat ik een bepaalde thrillerauteur die ik nog niet ken of een moordboek dat mij nog vreemd is, nodig eens moet gaan lezen. Zo’n schrijver of boek krijgt dan een plekje in mijn BOEKENVERLANGLIJST.
Deze week heb ik voor jullie een thriller van Kevin Guilfoile. Hij heet “Cast Of Shadows” en is uit 2005. Wie mij het boek heeft aanbevolen, ben ik kwijt. Het verhaal speelt zich af in Chicago en omgeving.
In het boek wordt als vanzelf aangenomen dat ik ermee bekend ben wat verstaan wordt onder mensen klonen. Je maakt uit één lichaamscel een embryo, dat je in het laboratorium verder kweekt en dan implanteert bij een vrouw die uiteindelijk van een kind gaat bevallen. In het boek van Guilfoile lopen er al heel wat klonen rond en is er ook een anti-klonenclub (“Hands of God”) die daar te vuur en te zwaard tegen strijdt.
In “Cast Of Shadows” kom ik nog een tweede euvel tegen. Een groot deel van de mensen is (in het boek) niet alleen actief in het echte leven, maar ook in een getrouwe computerkopie daarvan, genaamd “Shadow World”. Het spel is heel erg populair en sommige, vooral jonge mensen zijn al zo ver dat ze net zo lang in hun “schaduwwereld” zitten als in hun echte leven. In die wereld kun je je hetzelfde gedragen als in het echt, maar bijv. ook meer risico’s nemen, met alle goede en kwalijke gevolgen van dien.
Dokter Davis Moore, gespecialiseerd in klonen, wordt belaagd door Micky The Gerund, een moordenaar in dienst van de “Hands of God”. Hij overleeft een aanslag van Mickey maar ternauwernood. Anderhalf jaar later wordt Moore’s dochter Anna Kat aangerand en vermoord. De kloondokter doet vervolgens iets waar hij nog spijt van gaat krijgen: hij gebruikt het DNA van de aanrander om een nieuwe kloon te maken en die te implanteren bij Martha Finn die geen kinderen kan krijgen en met de wens om een kloon bij hem komt. Uiteraard is het klonen van nog levende personen officieel verboden.
Ik sla een stukje van het verhaal over en vertel jullie dat haar zoon en kloon Justin opgroeit tot een hyperintelligente jongen. Davis Moore laat hem niet helemaal los en kan zien hoe de jongen er op verschillende leeftijden uitziet. Met diens profiel voor ogen hoopt hij de oudere echte moordenaar op te sporen en te ontmaskeren. Justin raakt bevriend met journaliste Sally Barwick van de Chicago Tribune, eerst via “Shadow World”, maar later ook in het echt. Ook hij en Sally proberen de moordenaar van Anna Kat bij de kladden te grijpen. Een en nader leidt tot de bizarre achtervolging van een man die sprekend op Justin lijkt. Enz., enz.
Er zijn boeken die zo bijzonder zijn dat je ze maar moeilijk kunt opzij leggen. Dit is er zo een. Ik heb de diverse aanprijzingen niet nodig om er mijn uitgesproken waardering voor uit te spreken. Jullie willen toch externe meningen? De New York Post schrijft: “Guilfoile’s debut novel is truly haunting – a cautionary tale about scientific hubris, vengefulness and extremism in all its forms”. De Chicago Tribune voegt eraan toe: “Suspenceful… Ingenious… The plot twists more quickly than you can say desoxyribonucleic acid”. Ik ben het deze keer roerend met de recensenten van de kranten eens: het is een debuut zoals je dat jezelf als beginnende schrijver zou willen toewensen. Ik beloon “Cast Of Shadows” van Kevin Guilfoile zo maar met en 8½ als recensiecijfer. Wat een verhaal; het lijkt wel Stephen King in zijn beste jaren! Ik neem aan dat hij na zijn eersteling in 2005 nog wel weer thrillers zal hebben geschreven. Bij dezen zeg ik jullie toe dat hij als schrijver en jullie als recensielezers nog niet van me af zijn.

vrijdag 9 december 2016

Weblogbrief 12.07, 9 december 2016

Weblogbrief 12.07, 9 december 2016

Queridos amigos y familia, laat ik deze keer eens beginnen met Lucinda toe te laten tot de familie van Trudie. Het meisje uit oorspronkelijk Columbia is al meer dan een jaar de vriendin van Arno, eerst stiekem en daarna echt, maar tot voor kort was het puur zijn verhaal en kenden we haar behalve van één foto nog niet. Onlangs echter heeft Trudie “face to face” kennis met haar mogen maken, in Den Bosch en onder het goedkeurend oog van Arno uiteraard. Ze is een aantal jaren jonger dan hij, heeft rechten gestudeerd en doet of liever deed in Maastricht hetzelfde soort werk als Arno. Het is volgens Trudie die avond met Lucinda en Arno heel gezellig geworden. En – het moest er vervolgens maar van komen – op surprisenavond in Eindhoven de afgelopen maandagavond stond ze daar als cadeautje ook voor de deur. Een heel leuk meisje, hoor ik van Trudie, uit de tweede hand. Misschien krijg ik met carnaval al de kans om haar in levenden lijve te betrappen, wie weet.
Daar hoort passende muziek bij. Ik denk dan als allereerste aan het nummer “Lucinda” van Billy Ward and the Dominoes, uit 1956. Billy Ward is op de keper beschouwd niet meer dan de eigenaar van de groep de Dominoes. De zanger van de groep op de plaat is Gene Mumford (nadat Billy Ward eerst Clyde McPhatter en daarna Jackie Wilson versleten had). “Lucinda” is de B-kant van de hit “Stardust”, dat de Amerikaanse top 20 haalt in 1957. Wij hadden de 78-toerenplaat thuis in Maastricht, draaiden die graag op onze pick-up onder de nieuwe radio en wat vond ik het toen al een mooi nummer. Mijn vader met name kon “Stardust” foutloos meezingen, zeker als hij een glaasje op had. Zoek “Lucinda” van Billy Ward and the Dominoes maar eens op. You Tube heeft het uiteraard, helaas zonder echt filmpje, dat weer wel.
Jullie willen nog andere nummers die als “Lucinda” door het leven gaan? Dan zet ik mijn zoekmachine op de computer eens voor jullie aan. Ik blijk op mijn extra schijf een “Lucinda” nummer te hebben staan van Don Nix (op “Going down, The Songs of Don Nix” uit 2002), Randy Newman (op “12 Songs” uit 1970) en Tom Waits (op “Glitter And Doom Live” uit 2009).
Niettemin, de hoofdmoot – en ook dat weet ik al jaren – is niet een pak liedjes met “Lucinda” als titel, maar de hele platencollectie van Lucinda Williams. Zij intussen heeft met verscheidene artiesten geduetteerd, maar is solo nog eens goed voor een twaalftal albums, die er stuk voor stuk zijn mogen, van “Ramblin’” uit 1979 tot “Down where the spirit meets the bone” uit 2014. En afgelopen zomer kon ik haar nieuwste cd uit 2016 zonder pardon oppikken bij Centre Ceramique: “The Ghosts Of Highway 20”. Hier zijn de twee keer zeven is veertien nummers:
01.Dust
02.House of earth
03.I know all about it
04.Place in my heart
05.Death came
06.Doors of heaven
07.Louisiana story
08.Ghosts of highway 20
09.Bitter memory
10.Factory
11.Can’t close the door on love
12.If my love could kill
13.If there’s a heaven
14.Faith & grace
Om nou te zeggen dat het een en al vrolijkheid op de plaat is, nee, dat kan ik er niet van maken. Dit is niet de muziek om bij op de keukentafel te staan dansen, meer iets voor in de wachtkamer van een drukke psychiater. Toch vind ik haar op dit album al weer apart klinken, zeker als ik het een paar keer afluister. Lucinda Williams, je moet er even aan wennen. Uitschieters naar boven? Dan noem ik hier “Dust”, “I know all about it”, “Doors of heaven”, “Ghosts of highway 20” en zeker ook “Can I close the door on love”. De singer-songwriter uit Lake Charles in het zuidelijke Louisiana blijft me verbazen, ook nu ze van de Amerikaanse Drees trekt.

Op de “Dia de la Constitución” kijk ik nog even terug op gisteren. Op de terugweg van de faculteit met bus 12 zag ik pas goed, hoe erg de palmbomen daar in de Antigua Carrera del Sur (de weg bovenlangs) gekortwiekt waren. Het leek wel of we niet op Kerstmis maar op Palmpasen af aan het gaan waren.
Veel akeliger vond ik de complete afwezigheid van personeel in het faculteitsgebouw op de vijfde ‘s middags. Zo ongeveer iedereen behalve ik had kennelijk een brugdag genomen. Toen een verdwaalde studente op mijn kamer kwam vragen waar “ze” gebleven waren, kon ik haar gemopper slechts bevestigen. Onze hele lange gang was zo leeg als wat en bij mijn buren op twee hoog aan de kant van de bibliotheek was het evenzeer nagenoeg uitgestorven. Universiteiten, ze betalen misschien slecht, maar je hebt wel meer vrijheid, vrije tijd.

Als ik op het einde van de middag maar weer eens het rechter stuk van Las Canteras doe, valt me op hoe druk het daar is “op een dag als vandaag”. Van “cantidad de peques” tot “yaya”, van Messi in de dop tot “patsch”, iedereen wil hier vanavond zien en gezien worden. Het kost me op verscheidene plekken zelfs moeite om in het soms uiterst langzame tempo te blijven meegaan.
Verderop ben ik blij als ik de zandkastelen kerststal nader. Die is nu open en er is een wachtrij van een metertje of twintig. Ik zie dus geen enkele reden om alvast een kijkje te gaan nemen. Ik doe het voor de kerstboom op de boulevard, die – blauw verlicht en wel – toch ietsje minder van een rechtop staande Heinekenreclame heeft dan ik eerst dacht. Op naar mijn bank bij Ferreras!
Daar is het nog altijd goed toeven. Vanavond is er echter een mankement. In het midden van onze grote halfronde bank is een man in zijn eentje. Hij zit meer voorover dan wat anders en af en toe neemt hij een ferme slok uit een grote fles witte rum. Dat komt zijn gestel helaas niet echt ten goede. Als hij maar eens opstaat om de andere aanwezigen te bemonsteren, valt hij bijna om, achterover, maar dan weet hij zich toch weer in de normale verticale stand te trekken. Hij krijgt kennelijk honger (“hambre”, maar is het niet eerder trek, “apetito”?) en begint bij de diverse bankzitters, ook bij mij, om geld te bedelen. Dat is niet de bedoeling, meneer de zatladder, “pellejo” dat je bent. Als hij weer terug bij “af” is , vertrekken we een voor een maar eens naar elders. Ik vervolmaak mijn ommetje door langs de diverse terrassen op het korte stuk in de richting van visrestaurant La Marinera te sjokken, met het standbeeld van de omgekomen visser (nog altijd aan de shag) op de hoek.

Op de woensdagmorgen zit ik goed en wel met mijn koffie op het balkon, als de bel gaat. Etel, altijd aan de vroege kant, wil toegelaten worden om te komen schoonmaken. Eenmaal binnen vertelt ze me steevast een verhaaltje, waarvan ik steevast maar de helft of zo begrijp. Wat Peixia in Maastricht met mijn Nederlands heeft, heb ik hier met de Argentijnse waterval van Etel.
Dan gaat ze aan de slag. Daarvoor heeft ze mij in het geheel niet nodig. Een keer, vraag ik haar vanmorgen, waarom ze ook alle ramen aan de binnen- en buitenkant een beurt geeft, maar haar simpele antwoord is dat dat weer eens nodig is. Als ze na 3½ uur (!) haar spullen pakt om weer haar weegs te gaan, krijg ik een “gracias” alsof ik bij haar thuis heb zitten poetsen in plaats van zij bij mij. Over twee weken komt ze opnieuw kijken of ik er niet een troep van gemaakt heb.

Ergens halverwege woensdagmiddag vind ik dat ik Lucinda Williams eens moet inruilen voor nieuwe muziek. Laat ik voor de variatie eens een gouwe ouwe uit de kast toveren: Loretta Lynn. Ze is van 1932 - toen was ik min 14 – en uit het Amerikaanse Kentucky. Een echte topperiode voor haar was de eerste helft van de jaren 70, toen ze samen met Conway Twitty de ene hit na de andere had. In 2005 kwam de cd uit waarop voor mij het hele repertoire van het tweetal opstaat, 24 nummers. En die Conway Twitty, die kennen jullie toch nog wel van popnummers als “Lonely blue boy” en vooral “It’s only make believe”?
Onlangs had de nu 84-jarige een nieuwe cd, genaamd “Full circle”. Ze kreeg daarbij enige hulp van Elvis Costello en van Willy Nelson, maar op de keper beschouwd is en blijft het gewoon een mooie cd van haar zelf. Haar stem klinkt trouwens nog steeds te klinken alsof ze net van school komt. Hier zijn de veertien nummers:
01.Intro
02.Whispering sea
03.Secret love
04.Who’s gonna miss me
05.Black Jack David
06.Everybody wants to go to heaven
07.Always on my mind
08.Wine into water
09.In the pines
10.Band of gold
11.Fist city
12.I will never marry
13.Everything it takes (+ Elvis Costello)
14.Lay me down (+ Willy Nelson)
Er is nog steeds niks mis met Loretta Lynn. Haar album “Full circle” uit 2016 brengt oude C&W-heriineringen bij me boven. Laat ik hier eens niet wijzen op het bekende werk en ook niet op “Everybody wants to go to heaven” (but nobody wants to die…). Ik vraag jullie speciale aandacht voor haar eerste zelf bedachte nummer Whispering sea”, maar ook voor bijv. “Who’s gonna miss me”, “Wine into water”, “I will never marry” en – met Elvis Costello op de achtergrond – “Everything it takes”. Ze kan het nog altijd, de hoogbejaarde Loretta Lynn.

Vanmorgen – op de dag dat in Nazareth de minst bekende van de drie goden van de katholieke kerk een bezoek brengt aan de moeder van een van de andere twee – wordt mijn stukje autovrije straat er steeds beter op voor de Palmezen die in de natte horeca geïnteresseerd zijn. Er zijn nu drie terrassen voor mijn deur alleen al, met elk vier tafeltjes op de denkbeeldige stoep buiten. Bij mij beneden resideren “Carlos” en “Tóbalo” uiteraard in hun “Nuevo Murias” en ernaast staan de dames van “De Francesco” te bedienen, met hun hele hebben en houden. Vanaf mijn balkon schuin naar links gaat de derde nering vandaag de dag door het leven als “Taberna Don Manué”. En dan heb ik het niet eens over de proeflokalen direct voorbij de Secretario Artiles.
De zaak van Don Manué is wat je noemt echt een prima bijdrage aan de feestvreugde. Ze gaat later open dan de andere twee – vooral Carlos is echt een man van de “madrugada” – maar ik zie daar ‘s avonds laat wel nog mensen op het terras zitten. Sinds deze week hangt er nu ook een tv-scherm buiten aan de muur, voor “el futbol”, en dat kan ik zelfs vanaf mijn balkon nog net zien. Als ik vanaf nu enkele toeschouwers op het terras hoor juichen (of huilen uiteraard), kan ik met enige goede wil op het scherm daar zien wat er net gepasseerd is. Ik zal toch eens op een zondag, als cafetería Nuevo Murias dicht is, mijn natte licht bij Don Manué gaan opsteken.

En dan is het donderdagavond tijd voor de film “Publieke Werken” op mijn laptop, met dank aan Henk. Hij duurt ruim 100 minuten, de regisseur heet Joran Lürsen en wie spelen er de mannelijke hoofdrollen? Dan noem ik hier Gijs Scholtens van Aschat en Jacob Derwig, dat jullie het maar weten. Het is – eindelijk – de verfilming van het eerdere prachtboek van Thomas Rosenboom (een habitué van Café de Zwart in Amsterdam).
Het is 1888, als op twee plekken in Nederland iets gebeurt. In het hoge noorden, Hoogeveen en omgeving, zien de turfstekers het einde van hun bezigheid naderen. Christiaan Anijs, drogist zonder academisch diploma, geen dokter, ook geen apotheker, helpt mensen met zijn kruiden. Hij is een meer sociale hulp dan dat hij de dokter wil spelen. Bij een bevalling overlijdt een baby en als die wordt begraven zonder medisch certificaat, komt de echte dokter (Amshof) in het geweer. De turfstekers en hun familie willen intussen het liefste per boot naar Amerika om daar een nieuwe toekomst op te bouwen.
Tegelijkertijd wordt een vioolbouwer in Amsterdam aan de Tesselsekade 46 tegenover het nieuwe Centraal Station geprest om zijn huis te verkopen, omdat daar het Victoriahotel moet komen. De man, neef van eerder genoemde drogist, heet Walter Vedder. Als hij weigert te verkopen, net als zijn buurman, klerenmaker Carstens, wordt het hotel gewoon om de twee kleine huisjes heen gebouwd. Met hem loopt het slecht af, maar de overtocht naar Amerika van de turfstekers wordt wel een succes.
Ik vond het boek van Thomas Rosenboom destijds heel mooi en ik ben wat blij dat de film ook best aardig gelukt is. Het is even behelpen, dit kijkje op het leven in Amsterdam en in de buurt van Hoogeveen zo’n 125 jaar terug, maar jullie moeten de film ook maar eens gaan zien. Achteraf in bed op donderdagavond laat probeer ik te bedenken hoe het leven er volgens mij over 125 jaar van nu, in 2140, zal uitzien. Ik heb helaas geen flauw idee.

En daarmee kom ik aan het einde van deze vooral kwalitatief uitstekende brief. Ik heb wel eens langere in elkaar geflanst, maar wat willen jullie in zo korte tijd. Ga de komende dagen vooral door met waarmee je bezig was, zoals je (klein)kinderen bepotelen of kom eens met een nieuwe hobby aanzetten. Mijn volgende brief heb ik niet eerder voor jullie dan op vrijdag 16 december, over een week. Ik zou niet weten wat ik daarin weer kwijt ga moeten, maar komt tijd, komt raad.
Begin eens met een eerste ronde langs de mensen die kerstbomen in de verkoop hebben. En sla wat gekleurde eieren in; daar kun je niet vroeg genoeg mee beginnen! Hier heb ik ze in ieder geval zien liggen bij El Corte Inglés. De feestmaand is nog lang, zelfs de donkere dagen voor kerstmis zijn nog niet in zicht, dus maak het wel niet te gek. Veel tussentijds plezier de komende week en tot ziens maar weer, hasta luego, PaulK.

BOEKBIJLAGE

Wie veel leest, heeft best wat te vertellen over zijn boeken. Echter, als je behalve twee halve maar drie volle dagen hebt om bij te lezen, ben je echt blij, als je vóór je volgende brief tenminste één boek helemaal hebt uit gekregen. Afgelopen maandag begon ik aan “Set in darkness” van Ian Rankin uit 2000, 465 bladzijden. Voor uitleg over de titel, zie blz. 157. Pas gisteravond had ik het uit en ik heb er echt mijn best voor moeten doen. Het speelt uiteraard in Edinburgh, vlak voor de eerst Schotse parlementsverkiezing alsmede twintig jaar eerder, toen eenzelfde verkiezing niet doorging.
Er past deze keer een aantal verschillende verhalen in het grote geheel. Siobhan Clarke wordt gestalkt door een collega detective, Derek, die enkele keren met haar is uit geweest. Dezelfde Los daarvan krijgt Siobhan beroepshalve van doen met een kleine crimineel, Nic, die niet van de vrouwtjes kan afblijven. En het kan niet op, ze krijgt ook nog het lijk van een brugspringer op haar dak. Het blijkt een zwerver te zijn, genaamd C. Mackie, die vroeger met grondspeculatie te maken zou hebben gehad.
Waar blijft John Rebus? Die helpt uiteraard Siobhan bij haar verscheidene zaken, maar is in dit boek vooral in de weer om de recente moord op een aankomend Schots parlementslid te onderzoeken. Als vervanger van deze Roddy Grieve dient zich nu zijn vrouw Seona aan en een oudgediende van de gemeente, genaamd Arthur Ure. Terzijde wordt ook nog een twintig jaar oud lijk, al snel “Skelly”gedoopt, ontdekt tussen de resten van een voormalige ziekenhuiskeuken, op een plek waar nu de nieuwe parlementsgebouwen gaan verrijzen. Staan de diverse zaken echt wel los van elkaar of hebben ze met elkaar te maken? En wat is de rol van criminelen eerder Bryce Kallen en nu Big Ger Cafferty bij de grondspeculatie? Loopt de baas van een groot bouwbedrijf, Barry Hutton, niet al te prominent door het beeld?
Hoe het tussen Siobhan en John loopt in dit boek, houd ik maar even voor me. “Set in darkness” van Ian Rankin vind ik intussen, zoals diverse andere boeken van hem, een pareltje. Het is heel spannend en de menselijke maat komt gelukkig ook uitgebreid aan bod. Dit is er eentje voor mijn speciale opbergkast. Voor deze Rebus/Clarke heb ik als recensiecijfer met plezier weer een 8½ over.