vrijdag 9 december 2016

Weblogbrief 12.07, 9 december 2016

Weblogbrief 12.07, 9 december 2016

Queridos amigos y familia, laat ik deze keer eens beginnen met Lucinda toe te laten tot de familie van Trudie. Het meisje uit oorspronkelijk Columbia is al meer dan een jaar de vriendin van Arno, eerst stiekem en daarna echt, maar tot voor kort was het puur zijn verhaal en kenden we haar behalve van één foto nog niet. Onlangs echter heeft Trudie “face to face” kennis met haar mogen maken, in Den Bosch en onder het goedkeurend oog van Arno uiteraard. Ze is een aantal jaren jonger dan hij, heeft rechten gestudeerd en doet of liever deed in Maastricht hetzelfde soort werk als Arno. Het is volgens Trudie die avond met Lucinda en Arno heel gezellig geworden. En – het moest er vervolgens maar van komen – op surprisenavond in Eindhoven de afgelopen maandagavond stond ze daar als cadeautje ook voor de deur. Een heel leuk meisje, hoor ik van Trudie, uit de tweede hand. Misschien krijg ik met carnaval al de kans om haar in levenden lijve te betrappen, wie weet.
Daar hoort passende muziek bij. Ik denk dan als allereerste aan het nummer “Lucinda” van Billy Ward and the Dominoes, uit 1956. Billy Ward is op de keper beschouwd niet meer dan de eigenaar van de groep de Dominoes. De zanger van de groep op de plaat is Gene Mumford (nadat Billy Ward eerst Clyde McPhatter en daarna Jackie Wilson versleten had). “Lucinda” is de B-kant van de hit “Stardust”, dat de Amerikaanse top 20 haalt in 1957. Wij hadden de 78-toerenplaat thuis in Maastricht, draaiden die graag op onze pick-up onder de nieuwe radio en wat vond ik het toen al een mooi nummer. Mijn vader met name kon “Stardust” foutloos meezingen, zeker als hij een glaasje op had. Zoek “Lucinda” van Billy Ward and the Dominoes maar eens op. You Tube heeft het uiteraard, helaas zonder echt filmpje, dat weer wel.
Jullie willen nog andere nummers die als “Lucinda” door het leven gaan? Dan zet ik mijn zoekmachine op de computer eens voor jullie aan. Ik blijk op mijn extra schijf een “Lucinda” nummer te hebben staan van Don Nix (op “Going down, The Songs of Don Nix” uit 2002), Randy Newman (op “12 Songs” uit 1970) en Tom Waits (op “Glitter And Doom Live” uit 2009).
Niettemin, de hoofdmoot – en ook dat weet ik al jaren – is niet een pak liedjes met “Lucinda” als titel, maar de hele platencollectie van Lucinda Williams. Zij intussen heeft met verscheidene artiesten geduetteerd, maar is solo nog eens goed voor een twaalftal albums, die er stuk voor stuk zijn mogen, van “Ramblin’” uit 1979 tot “Down where the spirit meets the bone” uit 2014. En afgelopen zomer kon ik haar nieuwste cd uit 2016 zonder pardon oppikken bij Centre Ceramique: “The Ghosts Of Highway 20”. Hier zijn de twee keer zeven is veertien nummers:
01.Dust
02.House of earth
03.I know all about it
04.Place in my heart
05.Death came
06.Doors of heaven
07.Louisiana story
08.Ghosts of highway 20
09.Bitter memory
10.Factory
11.Can’t close the door on love
12.If my love could kill
13.If there’s a heaven
14.Faith & grace
Om nou te zeggen dat het een en al vrolijkheid op de plaat is, nee, dat kan ik er niet van maken. Dit is niet de muziek om bij op de keukentafel te staan dansen, meer iets voor in de wachtkamer van een drukke psychiater. Toch vind ik haar op dit album al weer apart klinken, zeker als ik het een paar keer afluister. Lucinda Williams, je moet er even aan wennen. Uitschieters naar boven? Dan noem ik hier “Dust”, “I know all about it”, “Doors of heaven”, “Ghosts of highway 20” en zeker ook “Can I close the door on love”. De singer-songwriter uit Lake Charles in het zuidelijke Louisiana blijft me verbazen, ook nu ze van de Amerikaanse Drees trekt.

Op de “Dia de la Constitución” kijk ik nog even terug op gisteren. Op de terugweg van de faculteit met bus 12 zag ik pas goed, hoe erg de palmbomen daar in de Antigua Carrera del Sur (de weg bovenlangs) gekortwiekt waren. Het leek wel of we niet op Kerstmis maar op Palmpasen af aan het gaan waren.
Veel akeliger vond ik de complete afwezigheid van personeel in het faculteitsgebouw op de vijfde ‘s middags. Zo ongeveer iedereen behalve ik had kennelijk een brugdag genomen. Toen een verdwaalde studente op mijn kamer kwam vragen waar “ze” gebleven waren, kon ik haar gemopper slechts bevestigen. Onze hele lange gang was zo leeg als wat en bij mijn buren op twee hoog aan de kant van de bibliotheek was het evenzeer nagenoeg uitgestorven. Universiteiten, ze betalen misschien slecht, maar je hebt wel meer vrijheid, vrije tijd.

Als ik op het einde van de middag maar weer eens het rechter stuk van Las Canteras doe, valt me op hoe druk het daar is “op een dag als vandaag”. Van “cantidad de peques” tot “yaya”, van Messi in de dop tot “patsch”, iedereen wil hier vanavond zien en gezien worden. Het kost me op verscheidene plekken zelfs moeite om in het soms uiterst langzame tempo te blijven meegaan.
Verderop ben ik blij als ik de zandkastelen kerststal nader. Die is nu open en er is een wachtrij van een metertje of twintig. Ik zie dus geen enkele reden om alvast een kijkje te gaan nemen. Ik doe het voor de kerstboom op de boulevard, die – blauw verlicht en wel – toch ietsje minder van een rechtop staande Heinekenreclame heeft dan ik eerst dacht. Op naar mijn bank bij Ferreras!
Daar is het nog altijd goed toeven. Vanavond is er echter een mankement. In het midden van onze grote halfronde bank is een man in zijn eentje. Hij zit meer voorover dan wat anders en af en toe neemt hij een ferme slok uit een grote fles witte rum. Dat komt zijn gestel helaas niet echt ten goede. Als hij maar eens opstaat om de andere aanwezigen te bemonsteren, valt hij bijna om, achterover, maar dan weet hij zich toch weer in de normale verticale stand te trekken. Hij krijgt kennelijk honger (“hambre”, maar is het niet eerder trek, “apetito”?) en begint bij de diverse bankzitters, ook bij mij, om geld te bedelen. Dat is niet de bedoeling, meneer de zatladder, “pellejo” dat je bent. Als hij weer terug bij “af” is , vertrekken we een voor een maar eens naar elders. Ik vervolmaak mijn ommetje door langs de diverse terrassen op het korte stuk in de richting van visrestaurant La Marinera te sjokken, met het standbeeld van de omgekomen visser (nog altijd aan de shag) op de hoek.

Op de woensdagmorgen zit ik goed en wel met mijn koffie op het balkon, als de bel gaat. Etel, altijd aan de vroege kant, wil toegelaten worden om te komen schoonmaken. Eenmaal binnen vertelt ze me steevast een verhaaltje, waarvan ik steevast maar de helft of zo begrijp. Wat Peixia in Maastricht met mijn Nederlands heeft, heb ik hier met de Argentijnse waterval van Etel.
Dan gaat ze aan de slag. Daarvoor heeft ze mij in het geheel niet nodig. Een keer, vraag ik haar vanmorgen, waarom ze ook alle ramen aan de binnen- en buitenkant een beurt geeft, maar haar simpele antwoord is dat dat weer eens nodig is. Als ze na 3½ uur (!) haar spullen pakt om weer haar weegs te gaan, krijg ik een “gracias” alsof ik bij haar thuis heb zitten poetsen in plaats van zij bij mij. Over twee weken komt ze opnieuw kijken of ik er niet een troep van gemaakt heb.

Ergens halverwege woensdagmiddag vind ik dat ik Lucinda Williams eens moet inruilen voor nieuwe muziek. Laat ik voor de variatie eens een gouwe ouwe uit de kast toveren: Loretta Lynn. Ze is van 1932 - toen was ik min 14 – en uit het Amerikaanse Kentucky. Een echte topperiode voor haar was de eerste helft van de jaren 70, toen ze samen met Conway Twitty de ene hit na de andere had. In 2005 kwam de cd uit waarop voor mij het hele repertoire van het tweetal opstaat, 24 nummers. En die Conway Twitty, die kennen jullie toch nog wel van popnummers als “Lonely blue boy” en vooral “It’s only make believe”?
Onlangs had de nu 84-jarige een nieuwe cd, genaamd “Full circle”. Ze kreeg daarbij enige hulp van Elvis Costello en van Willy Nelson, maar op de keper beschouwd is en blijft het gewoon een mooie cd van haar zelf. Haar stem klinkt trouwens nog steeds te klinken alsof ze net van school komt. Hier zijn de veertien nummers:
01.Intro
02.Whispering sea
03.Secret love
04.Who’s gonna miss me
05.Black Jack David
06.Everybody wants to go to heaven
07.Always on my mind
08.Wine into water
09.In the pines
10.Band of gold
11.Fist city
12.I will never marry
13.Everything it takes (+ Elvis Costello)
14.Lay me down (+ Willy Nelson)
Er is nog steeds niks mis met Loretta Lynn. Haar album “Full circle” uit 2016 brengt oude C&W-heriineringen bij me boven. Laat ik hier eens niet wijzen op het bekende werk en ook niet op “Everybody wants to go to heaven” (but nobody wants to die…). Ik vraag jullie speciale aandacht voor haar eerste zelf bedachte nummer Whispering sea”, maar ook voor bijv. “Who’s gonna miss me”, “Wine into water”, “I will never marry” en – met Elvis Costello op de achtergrond – “Everything it takes”. Ze kan het nog altijd, de hoogbejaarde Loretta Lynn.

Vanmorgen – op de dag dat in Nazareth de minst bekende van de drie goden van de katholieke kerk een bezoek brengt aan de moeder van een van de andere twee – wordt mijn stukje autovrije straat er steeds beter op voor de Palmezen die in de natte horeca geïnteresseerd zijn. Er zijn nu drie terrassen voor mijn deur alleen al, met elk vier tafeltjes op de denkbeeldige stoep buiten. Bij mij beneden resideren “Carlos” en “Tóbalo” uiteraard in hun “Nuevo Murias” en ernaast staan de dames van “De Francesco” te bedienen, met hun hele hebben en houden. Vanaf mijn balkon schuin naar links gaat de derde nering vandaag de dag door het leven als “Taberna Don Manué”. En dan heb ik het niet eens over de proeflokalen direct voorbij de Secretario Artiles.
De zaak van Don Manué is wat je noemt echt een prima bijdrage aan de feestvreugde. Ze gaat later open dan de andere twee – vooral Carlos is echt een man van de “madrugada” – maar ik zie daar ‘s avonds laat wel nog mensen op het terras zitten. Sinds deze week hangt er nu ook een tv-scherm buiten aan de muur, voor “el futbol”, en dat kan ik zelfs vanaf mijn balkon nog net zien. Als ik vanaf nu enkele toeschouwers op het terras hoor juichen (of huilen uiteraard), kan ik met enige goede wil op het scherm daar zien wat er net gepasseerd is. Ik zal toch eens op een zondag, als cafetería Nuevo Murias dicht is, mijn natte licht bij Don Manué gaan opsteken.

En dan is het donderdagavond tijd voor de film “Publieke Werken” op mijn laptop, met dank aan Henk. Hij duurt ruim 100 minuten, de regisseur heet Joran Lürsen en wie spelen er de mannelijke hoofdrollen? Dan noem ik hier Gijs Scholtens van Aschat en Jacob Derwig, dat jullie het maar weten. Het is – eindelijk – de verfilming van het eerdere prachtboek van Thomas Rosenboom (een habitué van Café de Zwart in Amsterdam).
Het is 1888, als op twee plekken in Nederland iets gebeurt. In het hoge noorden, Hoogeveen en omgeving, zien de turfstekers het einde van hun bezigheid naderen. Christiaan Anijs, drogist zonder academisch diploma, geen dokter, ook geen apotheker, helpt mensen met zijn kruiden. Hij is een meer sociale hulp dan dat hij de dokter wil spelen. Bij een bevalling overlijdt een baby en als die wordt begraven zonder medisch certificaat, komt de echte dokter (Amshof) in het geweer. De turfstekers en hun familie willen intussen het liefste per boot naar Amerika om daar een nieuwe toekomst op te bouwen.
Tegelijkertijd wordt een vioolbouwer in Amsterdam aan de Tesselsekade 46 tegenover het nieuwe Centraal Station geprest om zijn huis te verkopen, omdat daar het Victoriahotel moet komen. De man, neef van eerder genoemde drogist, heet Walter Vedder. Als hij weigert te verkopen, net als zijn buurman, klerenmaker Carstens, wordt het hotel gewoon om de twee kleine huisjes heen gebouwd. Met hem loopt het slecht af, maar de overtocht naar Amerika van de turfstekers wordt wel een succes.
Ik vond het boek van Thomas Rosenboom destijds heel mooi en ik ben wat blij dat de film ook best aardig gelukt is. Het is even behelpen, dit kijkje op het leven in Amsterdam en in de buurt van Hoogeveen zo’n 125 jaar terug, maar jullie moeten de film ook maar eens gaan zien. Achteraf in bed op donderdagavond laat probeer ik te bedenken hoe het leven er volgens mij over 125 jaar van nu, in 2140, zal uitzien. Ik heb helaas geen flauw idee.

En daarmee kom ik aan het einde van deze vooral kwalitatief uitstekende brief. Ik heb wel eens langere in elkaar geflanst, maar wat willen jullie in zo korte tijd. Ga de komende dagen vooral door met waarmee je bezig was, zoals je (klein)kinderen bepotelen of kom eens met een nieuwe hobby aanzetten. Mijn volgende brief heb ik niet eerder voor jullie dan op vrijdag 16 december, over een week. Ik zou niet weten wat ik daarin weer kwijt ga moeten, maar komt tijd, komt raad.
Begin eens met een eerste ronde langs de mensen die kerstbomen in de verkoop hebben. En sla wat gekleurde eieren in; daar kun je niet vroeg genoeg mee beginnen! Hier heb ik ze in ieder geval zien liggen bij El Corte Inglés. De feestmaand is nog lang, zelfs de donkere dagen voor kerstmis zijn nog niet in zicht, dus maak het wel niet te gek. Veel tussentijds plezier de komende week en tot ziens maar weer, hasta luego, PaulK.

BOEKBIJLAGE

Wie veel leest, heeft best wat te vertellen over zijn boeken. Echter, als je behalve twee halve maar drie volle dagen hebt om bij te lezen, ben je echt blij, als je vóór je volgende brief tenminste één boek helemaal hebt uit gekregen. Afgelopen maandag begon ik aan “Set in darkness” van Ian Rankin uit 2000, 465 bladzijden. Voor uitleg over de titel, zie blz. 157. Pas gisteravond had ik het uit en ik heb er echt mijn best voor moeten doen. Het speelt uiteraard in Edinburgh, vlak voor de eerst Schotse parlementsverkiezing alsmede twintig jaar eerder, toen eenzelfde verkiezing niet doorging.
Er past deze keer een aantal verschillende verhalen in het grote geheel. Siobhan Clarke wordt gestalkt door een collega detective, Derek, die enkele keren met haar is uit geweest. Dezelfde Los daarvan krijgt Siobhan beroepshalve van doen met een kleine crimineel, Nic, die niet van de vrouwtjes kan afblijven. En het kan niet op, ze krijgt ook nog het lijk van een brugspringer op haar dak. Het blijkt een zwerver te zijn, genaamd C. Mackie, die vroeger met grondspeculatie te maken zou hebben gehad.
Waar blijft John Rebus? Die helpt uiteraard Siobhan bij haar verscheidene zaken, maar is in dit boek vooral in de weer om de recente moord op een aankomend Schots parlementslid te onderzoeken. Als vervanger van deze Roddy Grieve dient zich nu zijn vrouw Seona aan en een oudgediende van de gemeente, genaamd Arthur Ure. Terzijde wordt ook nog een twintig jaar oud lijk, al snel “Skelly”gedoopt, ontdekt tussen de resten van een voormalige ziekenhuiskeuken, op een plek waar nu de nieuwe parlementsgebouwen gaan verrijzen. Staan de diverse zaken echt wel los van elkaar of hebben ze met elkaar te maken? En wat is de rol van criminelen eerder Bryce Kallen en nu Big Ger Cafferty bij de grondspeculatie? Loopt de baas van een groot bouwbedrijf, Barry Hutton, niet al te prominent door het beeld?
Hoe het tussen Siobhan en John loopt in dit boek, houd ik maar even voor me. “Set in darkness” van Ian Rankin vind ik intussen, zoals diverse andere boeken van hem, een pareltje. Het is heel spannend en de menselijke maat komt gelukkig ook uitgebreid aan bod. Dit is er eentje voor mijn speciale opbergkast. Voor deze Rebus/Clarke heb ik als recensiecijfer met plezier weer een 8½ over.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten