vrijdag 16 december 2016

Weblogbrief 12.08, 16 december 2016

Weblogbrief 12.08, 16 december 2016

Buenas, queridos amigos y familia, ik had jullie voor vandaag een nieuwe brief beloofd en belofte maakt schuld: hier komt-ie. Ga er maar eens voor zitten, met koffie of thee, limonade of erger binnen handbereik, want iets spiritueels kan ik jullie wel bieden, maar niet van dat calorierijke spul dat via je slokdarm in je maag belandt (“De liefde van een man…”).

Bij mijn rit met bus 12 zuidwaarts en terug hoort steevast een verhaaltje. Dat van de beginvrijdag betreft – alweer – een reclame die ik onderweg langs de route tegenkom. Op aansprekende borden worden we gesommeerd om bijv. “barbacoa gourmet telepizza” te eten, naar een film als “Aliados” te gaan kijken, met Brat Pitt, dan wel acuut over de stappen op het nieuwste mobieltje van bijv. Samsung. Het aantal keren dat er een echt goed doel in the picture is, valt erbij in het niets. En was het nog “Amnesty international” of “Medicos sin fronteras”, dan zou ik er hier nog enige positieve ophef over kunnen maken. Echter, soms komen doelen voorbij waarop ik nooit mijn centen van zijn lang-zal-ze-leven zou zetten. Ik denk wel eens: daar zou de overheid eens een definitief stokje voor moeten steken.
Unicef bijv. staat erom bekend dat men ons al te graag het geld uit de zak wil kloppen. Uiteraard zijn er ook allerlei andere kapers op de kust, vooral in deze tijd van het jaar. Doe er wat kinderen en een ver, maar onderontwikkeld land bij en daar begint het incasseren. In deze brief vraag ik jullie aandacht voor educanepal.com. Hun breed uitgemeten slagzin luidt: “Con tu ayuda podemos evitar que terminen en el burdel”, met jouw hulp kunnen we voorkómen dat ze in een bordeel eindigen. Er staat een pracht van een foto bij met een schoolklasje schattige kinderen, “dibujando sonrisas”, met de glimlach op hun lippen. Het gaat bovendien niet om een eenmalige gift voor de minder bedeelden, “hazte socio-colabora”, lever je bijdrage op geregelde basis, zegt de aankondiging. Schande, schande!

Op de universiteit op de afdeling van Lluis had ik vrijdagmiddag weer eens contact met Cristina en Adriana. Cristina blijft de magerheid zelve, wat ze ook eet en drinkt, maar Adriana was in eerdere jaren te dik - horen jullie het eens van een insider. Kennelijk heeft ze de afgelopen zomer gelijnd tot de stukken ervan af vlogen. Nu is ze in ieder geval lichamelijk in zeer goede doen. Ik ga haar toch eens op de vrouw af vragen hoe het rigoureuze afvallen haar gelukt is.
Als Adriana in het andere gebouw koffie gaat halen, vraagt ze me of ik ook een bakje belief? Daar zeg je geen nee op, zelfs niet als later blijkt dat ze er een scheutje melk bij heeft laten doen.

Tegenwoordig eindigt mijn terugrit van de universiteit meestal niet bij de Luis Morote, maar verderop naar het noorden bij het Castillo de la Luz, het luchtkasteel. Omdat nu in Las Palmas de straatverlichting om half 7 aangaat, is mijn gang na mijn leespauze in het park nogal eens eerst naar het stadsbibliotheekje daar. Het ligt tegenover de Mariakerk met dezelfde achternaam als het kasteel: Iglesia de Nuestra Señora de la Luz. Voor wie ook voor deze “biblioteca publica municipal” in een naam geïnteresseerd is, ze is vernoemd naar ene Pepe Dámaso.
In een van de locale kranten daar lees ik dat de kerststal van zand vorige winter iets meer dan 203.000 bezoekers heeft getrokken. Het wordt tegenwoordig allemaal bijgehouden, hier ook. Het is mooi weer en iedereen hier hoopt dat wij dat getal deze keer gaan overtreffen.

Op de zaterdagmorgen weet ik niet hoe snel ik mijn Loretta Lynnplaat (zie vorige bief) moet inruilen voor iets anders. Tijd voor wat blues? Dan is nu zanger en gitarist Lowell Fulson aan de beurt. Hij is uit Tulsa (Oklahoma, dat ligt boven Texas), van 1921, het geboortejaar van mijn moeder, en geeft de geest in 1999, nog net voor het millennium. Volgens het internet is hij goed voor drie bekende nummers: “Three o’clock blue”, dat ik nog eens moet zien te bemachtigen, “Tramp”, dat heb ik wel en dan is er uiteraard “Reconsider baby”, een nummer waarmee destijds Elvis Presley een hit heeft gehad. Daar kun je mee thuis komen. Hier zijn alle 23 nummers van de verzamel-cd “Reconsider, baby”:
01.Lonely hours
02.Rock ‘em dead
03.Rock this morning
04.That’s all right
05.Blue shadows
06.Hung down head
07.Payday blues
08.Tolling blues
09.Black nights
10.Blues around midnight
11.Tramp
12.Reconsider baby
13.I’ve been mistreated
14.Country boy blues
15.Funky Broadway
16.Going back to Chicago
17.The blues is killin’ me
18.River blue (part 1)
19.Don’t be so evil
20.This feeling
21.Letter home
22.I want to know Het was even doortypen, maar is het niet een aardige collectie geworden? Inderdaad, ‘Reconsider, baby” is echt te genieten, maar er staat meer moois op deze cd. Luister eens naar bijv. “Lonely hours”, “That’s all right”, “Blues around midnight”, “I’ve been mistreated” en vooral “The blues is killin’ me”. In handen van iemand als Robbie Williams zou “The blues is killin’ me” zo maar een hit op You Tube nu kunnen worden.

Ander onderwerp: wat is “pleinvrees”, “engtevrees”, “vrees voor spinnen” in het Spaans? Het is allemaal “fobia” uiteraard, geen “miedo”, angst, want dat is te algemeen. Het Spaanse “agorafobia” had ik zelf kunnen bedenken, “claustrofobia” ook en zo waar ligt me ook het woord “arachnofobia” voor op de tong. In Maastricht maakt Peixia graag korte metten met mijn spinnenwebben, als die zich op mijn terras onder de balkonrand aandienen. “Telarañas” noemen ze die dingen hier.
Om mij niet opgehelderde reden denk ik de laatste dagen wel eens aan hoogtevrees. Ik zie mezelf staan op bijna het randje van een hoge flat, zonder omheining, en dan bedenk ik: dat ene stapje dichter bij de afgrond kan ik maar beter niet zetten. Men zegt wel eens: als mensen te dicht bij de rand gaan staan, hebben ze de neiging om maar naar beneden te springen, dan is de spanning tenminste voorbij. Met mijn laptop en mijn woordenboeken voor me vraag ik me serieus af wat “hoogtevrees” in het Spaans is. Dat wordt opzoeken: “miedo a las alturas” komt er voor mij het dichtste erbij, maar was “miedo” niet meer een algemeen angstgevoel? Op een hoger stijlniveau, alyhans volgens “d’n dictionair”, met “fobia” erin, zeg je “acrofobia”. Dat woord is nieuw voor mij!

Op zondagmiddag ben ik Lowell Fulson alweer moe en ga op zoek naar een nieuwe muziekmaker. Jullie weten dat Taj Mahal een mooie cd heeft gemaakt samen met Ry Cooder. Hun samenwerking heeft geleid tot “Rising sons” in 1992. Ik zet die cd graag in het rijtje waarmee Ry als producer furore heeft gemaakt. Dezelfde Taj Mahal is op mijn computerschijf goed voor meer blues. Ik heb een verzamel-cd uit 1996, genaamd “Phantom blues” em weten jullie dat Taj Mahal met de Hula Blues Band een live dubbel-cd op zijn naam heeft staan, uitgebracht in 2015, als ik het wel heb?
En dan kom ik na deze aanloop eindelijk bij het album dat ik jullie hier wil presenteren: “The Best Of The Private Years” uit 2000. Ik heb hem niet compleet; helaas pindakaas ontbreekt nummertje 5 op mijn versie. Is dit een Unvollendete van Rocky? Hoe dan ook, het ontbrekende nummer is “Señor blues”, dat jullie het maar weten, Taj Mahal, geboren in New York (Harlem) in 1942, is nog steeds alive and kicking. Hier zijn de twaalf nummers van “The Best Of The Private Years” die ik heb:
01.Blues ain’t nothing
02.Here in the dark
03.Mind your own business
04.Lovin’ in my baby’s eyes
05.Señor blues (niet dus)
06.Ooh poo pah doo
07.The hoochi coochi coo
08.Mr. Pitiful
09.Need your lovin’
10.I’m ready
11.Sophisticated mama
12.Mockingbird
13.That’s how strong my love is
Er zit de nodige muziek tussen die ik al van anderen ken, zoals Mr. Pitiful en “That’s how strong my love is” van Otis Redding en “I’m ready” van o.a. Fats Domino. Maar kennen jullie “Ooh poo pah doo” als nummer van Ike & Tina Turner? Als je toch bezig bent, luister dan ook eens op deze cd naar bijv. “Need your lovin’” (kekke tekst), “Mockingbird” en zeker ook “Mind your own business”.

In Maastricht vroeger kreeg je bij je doopsel een peetvader en peetmoeder toegewezen, een “peter” en “paat”. In mijn geval was mijn ”peter” mijn opa Zjeira (“sjrijf ziech dat zoe?”), met officieel dezelfde naam als ik: Paul Gerard. Mijn “paat” was de zus van mijn moeder, “tant Jès”. Dezelfde “tant Jès” was ook de “paat” van mijn nicht Annemie, dochter van mijn moeders jongere broer Väös en zijn vrouw Ria. Annemie, ex-wiskundelerares, loop ik nog ieder jaar met carnaval tegen het lijf. Ik vind haar best aardig.
Vandaag op haar verjaardag, 12 december, moet ik “tant Jès” maar eens met terugwerkende kracht in de schijnwerper zetten. Als jonge vrouw had ze lang gewerkt in Luik en ze sprak vloeiend Waals. Als meisje van Sint Pieter trouwde met Maastrichtenaar Ee (“noonk Eduard”). Kinderloos als ze waren (had “tant Jès” vroeger een niet helemaal succesrijk afgebroken abortus gehad?) begonnen ze samen een winkel in bonbons en vlaai aan het Kemenadeplein in de Maastrichtse wijk Nazareth. Dat was in samenspraak met eenzelfde banketbakkerij in de Spilstraat, genaamd Duchateau. De mensen in de Spilstraat gingen over de vlaai en “noonk Eduard” over de chocolade. In de ruimte ernaast verkochten “tant Jès” en “noonk Eduard” ook nog eens drank. Ze werkten bij mijn weten keihard en de nering legde hun bepaald geen windeieren. In de familie deed het verhaal de ronde dat ze heel rijk waren (hoewel de peetkinderen Annemie en ik daarvan niks terugzagen bij hun overlijden). “Tant Jès” overleed als eerste van de twee aan een beroerte, en “noonk Eduard” eindigde al voor zijn 65ste op Klevarie vanwege zijn Alzheimer.
Ik heb nog een detail voor het nageslacht. Toen Eva geboren werd begin 1977, kregen we van hen een zilveren lepeltje met Eva’s naam erop. Een apart cadeau!

We zijn intussen alweer een generatie verder dan Eva. Ik heb een nieuwtje over mijn zesjarige kleindochter Lux. Via een heuse e-mail van haarzelf liet ze o.a. mij weten dat haar A-diploma zwemmen “in the pocket” is. Eva maakte een foto van de trotse zwemster in roze badpak bij de uitreiking en die komt uiteraard op mijn prikbord te hangen. Perfisia, Lux, good gedoon!
En zoals dat gaat, Trudie geeft weer eens hoog op van haar kleinzoon Yves. Ze wil een kerstboom in huis gaan halen, met kribbe, en in zo’n boom horen kerstballen. Heeft ze Yves net geleerd wat spierballen zijn en nou wil het ventje ook zijn spierballen graag in de boom hebben hangen.

Maandagavond bij het bibliotheekje aan Las Canteras keek ik eens wat de loting die middag had opgeleverd tussen de zestien overgebleven voetbalclubs in de Champions League. Hebben jullie het al lang en breed gehoord op een van de vele sportuitzendingen op de tv? Dan mag je de rest van dit bericht overslaan. Hier zijn de acht wedstrijden op papier:
14 februari & 8 maart: Paris SG – Barcelona
Benfica Lissabon – Dortmund
15 februari & 7 maart: Real Madrid – Napoli
Bayern München – Arsenal Londen
21 februari & 15 maart: Leverkusen – Atletico Madrid
Manchester City – Monaco
22 februari & 14 maart: Sevilla – Leicester
Oporto – Juventus Turijn
De wedstrijden beginnen steeds om kwart voor 9 voor jullie en in Las Palmas een uur eerder. De heenwedstrijden van Barcelona en Real Madrid kan ik hier nog bekijken, mocht ik daar zin in hebben, in de week voordat ik voor mijn carnaval naar Maastricht kom. De wedstrijden de week erop, op 21 en 22 februari, zijn voor mij en jullie om kwart voor 9 Nederlandse tijd. Voor het bekijken van de terugwedstrijden, altijd spannender dan de heenwedstrijden, ben ik weer op Las Palmas aangewezen.

Ik kreeg op de computer van de bieb de tip om weer eens aanwezig te zijn bij het kerstconcert van de Banda Municipal van de stad. Al vele jaren ben ik een beetje een fan van de symfonische harmonie van een mannetje of 25 à 30, die dezer dagen klassieke muziek afwisselt met kerstnummers. Het concert is deze winter op de plaza Santa Ana, bij de kathedraal, op dinsdag 20 december ‘s avonds om 8 uur. Ik denk dat ik daar volgende week maar eens mijn gezicht ga laten zien. Een mens, zeker een man alleen op leeftijd, moet toch wat. Heb ik wellicht tevens een aardig verhaaltje voor mijn volgende weblogbrief.

Op de dinsdagmorgen kijk ik eens over de balkonrand, als de kinderen in blauw-wit net weer afgetaaid zijn naar de katholieke school rechts van mij. Ik zie een drietal oplettende toeschouwers bij café voorheen El Escudo staan, terwijl een kennelijke slotenmaker de deur uit zijn hengsels probeert te lichten. Even later voegt de vader van mijn Vader & Zoon overburen zich bij hen, terwijl hij enigszins opgewonden over de deur ernaast praat. De voorzitter van het bewonerscomité van het flatgebouw wil zijn gezag laten gelden. Hoe dan ook, de oude ingang van het café wordt onklaar gemaakt en er wordt een nieuwe deur ingezet. Binnen wordt er intussen druk geschilderd.
Ik ga even terug in de tijd. Toen ik begin november hier weer kwam, heb ik een paar keer last gehad van al te luidruchtige nachtelijke bankgesprekken voor de deur van de zaak. En opeens was de zaak weer dicht. Niet voor eeuwig, denk ik nu, als ik er later die ochtend langs loop. Er hangt nu een nieuw bord boven de nieuwe deur. De nering heeft de nieuwe naam “Way Out”, twee woorden, en er is volgens de ondertitel nu een Shisha Bar gevestigd.
Shisha, dat zoeken we op. Het woord “shish kebab”, ook wel (Turks) sis kebab genoemd, ken ik wel; dat zijn stukjes geroosterd vlees aan een pen met enige groente ertussen. Daarna zit ik in mijn woordenboek al bij “shit”. Wat heeft de nieuwe zaak voor mij in petto? Op de woensdagmiddag staan in ieder geval twee tafeltje met stoelen buiten onder een Tropical-parasol. Dezelfde woensdagavond zie ik enkele zwarte Afrikaanse dames op het terrasje, die zich de “comida Africana” (Sji Sha) goed laten smaken.

Terug naar de dinsdagmorgen. Nu ik toch op straat ben, kan ik net zo goed doorlopen naar de Mercado Central om een nieuwe voorraad koffie in te slaan. Ik erheen, tien minuten op je gemak lopen en op de markt koop ik naast twee kilo koffie tevens – bij een viszaak – grote diepvriespakken tuinbonen (“dikke boene”), sperzieboontjes alsmede erwtjes & worteltjes. Bij een winkel gespecialiseerd in boterhambeleg, die met een van mijn favoriete winkeljuffrouwen achter de toonbank, sla ik een flink stuk overjarige kaas in. “Bonisima” wordt mij door haar toegevoegd (ik zou zelf “bonisimo” gezegd hebben, maar wie ben ik?). In hapklare brokken gesneden is de smaak ervan echt of er een engeltje op je tong piest. Volgens mijn internist zit er een hoop zout in, maar wie maalt daarom, als hij op 3000 km van het azM zit.
Trots als een pauw loop ik met mijn spullen, allemaal keurig in plastic zakjes, huiswaarts. Even later zit ik in de keuken aan een copieuze maaltijd.

Hier zijn behalve El Corte Inglés vooral twee winkelketens in iedere buurt actief voor de dagelijkse boodschappen: die van de Hiperdino en van de Spar. Ik ben zelf meer van de Spar dan de Hiperdino. Misschien komt dat mede, omdat ik de mensen van die winkels, zeker die in de Alfredo Jones, behulpzamer vind en daarbij, DE SPAR is immers van oorsprong Nederlands. Voor de gewone slagers, visboeren en (andere) winkels voor de (min of meer) dagelijkse boodschappen ben je hier vooral op een van de drie overdekte markten aangewezen. Ik heb jullie al verteld dat er de laatste jaren in de stad een opleving is van nieuwe groentewinkels en ook wel bakkerijen. Laat ik daar hier aan toevoegen dat ik nu ook meer Marokkaanse slagers zie, met “halal”-vlees.
In Maastricht is de situatie slechter dan hier voor mensen die hun boodschappen graag doen in buurtwinkels en bij de kleine middenstand. Als ik met Eva als kind vroeger “kemissies” ging doen op de zaterdagochtend, had ze thuis gekomen al een of meer plakjes worst achter de kiezen plus een “pistoleke” en wellicht ook nog een banaan of appel. Nu zijn er aan de goede kant van de Maas haast geen andere winkels meer dan Albert Heijn en de Lidl, en vooruit, ook C1000, en een paar waar ik echt zelden of nooit kom. Natuurlijk, er zijn de laatste jaren wel weer acceptabele bakkers in het straatbeeld (“omdat AH er weinig van bakt”, woordgrapje), maar qua groenteboeren, kaaswinkels, viszaken en zelfs slagers is en blijft het behelpen. In mijn vroege jeugd in Wieck waren er alleen al in de Rechtstraat zo’n twintig slagers.
Langs deze mij onsympathieke weg meld ik jullie de ondergang van slagerij Jos (& Monique) Dreesen. Ton vertelde me per e-mail dat de zaak bij mij om de hoek, aan de Scharnerweg, dichtgaat per 1 januari a.s. Zo oud (als ik) zijn Jos en Monique nog niet. Echter, de nering moest het al langer grotendeels hebben van de verkoop aan bejaardenhuis de Koepelhof, terwijl het aantal losse klanten zoals ik, als ik in Maastricht verkeer, steeds spaarzamer werd, helaas. En na het ongeluk van eerst Monique en vlak daarop ook Jos vorig jaar, toen de slagerij een tijdje dicht moest, werd het er alleen maar minder op. Ik dacht al, toen Monique me deze zomer vertelde dat de winkel voortaan niet alleen op maandag, maar ook op dinsdag dicht bleef: is dit niet het begin van het einde? De sluiting gaat me echt “aon mien prij”.
(“Prij”, dames en heren, is in goed Maastrichts met een lange ij. En de Hollandse prei is in mijn dialect “poor”. Dat brengt me vanzelf bij een Maastrichts woord, waarmee ik maar geen vrede kan krijgen: het Nederlandse goed, als bijvoeglijk naamwoord. Ik heb de voortdurende neiging om daarvan in het Maastrichts “gooi” en “gooie” of “goje” te maken. Het is evenwel “gooj” en “gooje” met dubbele o en een j, zoals in “’n gooj blöts” en “’ne gooje roetsj”.)
Ik hoop Jos en Monique nog eens in Maastricht of wie weet waar elders tegen te komen. Vanaf 2017 ben ik voor mijn fijne vleeswaren nog meer dan vroeger aangewezen op enkele slagerijen verder weg, in het Wittevrouwenveld Huyts (van de gehaktballen) of in Wieck Schuurman. Permanent terugvallen op Albert Heijn is mij niet gegeven.

Van het een komt het ander en dus mag ik op de woensdagmiddag een nieuwe muzikant kiezen om jullie en mij te amuseren. Dit is mijn bluesweek, lijkt het wel, dus kies ik nu maar eens voor Jody Williams. Ik heb zijn muziek van Peter, neem ik aan, want er zit ook een registratie bij van een concert dat Jody Williams gaf in Heerlen in 2003. Wie kent niet zijn cd “You Left Me In The Dark” uit 2004, ik niet dus. Echter, zijn “Return Of A Legend” uit 2001 (of is het 2002?) bevalt me prima. Voor de statistiek: Jody is een zwarte man, geboren in 1935, dus intussen al 81 jaar jong. Kennelijk was hij eerder een bluesbekendheid, had hij daarna zijn terugval, maar kwam hij als herboren vlak na het millennium weer opnieuw opzetten. Hier zijn de dertien nummers van “Return Of A Legend”:
01.Lucky Lou
02.Come over to my house
03.Lifelong lover
04.You may
05.Moanin’ for molasses
06.Monkey business
07.I’m coming back in again
08.She found a fool and bumped his head
09.Jive spot
10.Brown eyes and big thighs
11.Wham bam thank you ma’am
12.What you gonna do
13.Henpecked and happy
Laat ik eerlijk toegeven dat de man (in 2001 was hij 66 jaar) op de plaat best nog een volle stem heeft. Zet maar eens “I’m coming back again” of “Wham bam thank you ma’am” op. Tegelijkertijd is hij, zoals zo vele oude bluesartiesten, ook een begenadigde gitarist. Zijn drie instrumentale nummers op de cd: “Lucky Lou”, “Moanin’ for molasses” (molasses is stroop) en “Jive spot” getuigen daarvan.
De Verenigde Staten, het geboorteland van de blues, heeft, hoe kan het anders, veel meer interessante blues artiesten dan het handje mensen dat je steeds opnieuw op verzamelplaten tegenkomt. Daar hoort m.i. ook Jody Williams bij.

Op de donderdagmiddag doe ik weer eens net of ik een liefhebber van moderne kunst ben. In het Centro de Arte La Regenta bij Santa Catalina bekijk ik een twintigtal schilderijen van ene Félix Juan Bordes. De man is behalve schilder ook architect, zelfs professor architectuur aan de universiteit hier. Zijn schilderstukken zijn groot en abstract, met veel kleuren. Af en toe doen ze me denken aan wat je bij een zeer behoorlijke vergroting onder een microscoop tegenkomt. Aardig, ja, vind ik zijn “Todo lo que fluye” tentoonstelling, kleurrijk ook, maar echt mooi, dat niet.
Even verderop in de richting van El Corte Inglés kom ik voorbij een winkel, waar de “conguitos” de baas spelen. Het zijn kleine bruine poppetjes, eetbaar?, die bekend zouden zijn van facebook. Veel verder met mijn informatie kom ik niet, want met facebook heb ik niks. In kapitalen zie ik in de etalage staan: SOMOS LOS CONGUITOS, Y ESTAMOS REQUETEBUENOS...” Requetebuenos? Het lijkt op het Nederlandse woord “retegoed” met een snufje “retteketet”.
Aan de gevels van El Corte Inglés hangen zoals steeds in december de bekende wit uitgeslagen vriestekeningen plus een beperkt aantal kerstballen. En dan bespeur ik ook hun “75”, om aan te geven dat de keten intussen 75 jaar bestaat. Even terugtellen, dan opende men zijn winkels in 1941, overduidelijk in het begin van de Franco-tijd. Mocht dat toendertijd wel: El Corte Inglés, de Engelse snit? Anno nu zijn er buiten, tussen de twee winkels, wel prachtige banken met straatverlichting, om je boek te lezen of de winkelende mensen uit te kijken.

En daarmee is het alweer op voor deze volle week. Ik ga ervan uit dat Jozef en Maria intussen op pad zijn, om zich vanuit Nazareth naar Bethlehem te begeven om zich daar bij de burgerlijke stand te gaan melden. Dat is best een onderneming, zeker als je te voet bent en Maria ook nog hoogzwanger is. Dan doe je daar meer dan een week over. Uit mijn volgende brief zal blijken dat er in Bethlehem geen slaapplaats meer te krijgen is, dat alleen nog een stal in de buurt beschikbaar is. Daar gaat Maria volgende week zondag dan voor de zoveelste keer bevallen voor de mensen die haar en het kindeke Jezus een goed hart toedragen. Maar zo ver is het nog niet. Na mijn brief van vandaag heb ik eerst nog een nieuwe brief voor jullie in petto vóór de kerst, op 22 december, volgende week donderdag.
Zet intussen rustig eens een boom op. En vergeet niet om op enige afstand van de stal alvast een stoet met drie koningen in gereedheid te brengen, want laten we de glorieuze nasleep, op 6 januari, niet vergeten. Het ga jullie goed in het kikkerlandje, ook nu al, en tot ziens maar weer, hasta luego, PaulK.

BOEKBIJLAGE

Ton stuurt me af en toe een verhaaltje over hoe Maastricht erbij staat. Van hem heb ik bijv. een stukje over het onlangs omkappen van alle bomen op het Oranjeplein. Het is daar nu één kale vlakte, als ik de torenflat niet meereken. Ik ben bang dat zelfs de spreeuwen eind augustus hun gezicht niet meer laten zien.
Soms verrast dezelfde Ton me met een thrillerschrijver die mij onbekend is en die ik per se eens moet gaan lezen volgens hem. Deze week maakt hij mij attent op de Zweedse auteur Kjell Genberg, wiens werk uiteraard in het Centre Ceramique te leen is. Ton heeft alle vier de boeken van Genberg in tien dagen tijd uitgelezen, ook nog eens in de juiste volgorde. Misschien ga ik er in mei ook eens aan beginnen. Het eerste van de vier heet “Retour Stockholm”.

Zo gaat dat wel vaker. Op zijn tijd krijg ik via mijn familie en vrienden dan wel via een boeken”site” (zoals bijv. de VN thrillergids) te horen dat ik een bepaalde thrillerauteur die ik nog niet ken of een moordboek dat mij nog vreemd is, nodig eens moet gaan lezen. Zo’n schrijver of boek krijgt dan een plekje in mijn BOEKENVERLANGLIJST.
Deze week heb ik voor jullie een thriller van Kevin Guilfoile. Hij heet “Cast Of Shadows” en is uit 2005. Wie mij het boek heeft aanbevolen, ben ik kwijt. Het verhaal speelt zich af in Chicago en omgeving.
In het boek wordt als vanzelf aangenomen dat ik ermee bekend ben wat verstaan wordt onder mensen klonen. Je maakt uit één lichaamscel een embryo, dat je in het laboratorium verder kweekt en dan implanteert bij een vrouw die uiteindelijk van een kind gaat bevallen. In het boek van Guilfoile lopen er al heel wat klonen rond en is er ook een anti-klonenclub (“Hands of God”) die daar te vuur en te zwaard tegen strijdt.
In “Cast Of Shadows” kom ik nog een tweede euvel tegen. Een groot deel van de mensen is (in het boek) niet alleen actief in het echte leven, maar ook in een getrouwe computerkopie daarvan, genaamd “Shadow World”. Het spel is heel erg populair en sommige, vooral jonge mensen zijn al zo ver dat ze net zo lang in hun “schaduwwereld” zitten als in hun echte leven. In die wereld kun je je hetzelfde gedragen als in het echt, maar bijv. ook meer risico’s nemen, met alle goede en kwalijke gevolgen van dien.
Dokter Davis Moore, gespecialiseerd in klonen, wordt belaagd door Micky The Gerund, een moordenaar in dienst van de “Hands of God”. Hij overleeft een aanslag van Mickey maar ternauwernood. Anderhalf jaar later wordt Moore’s dochter Anna Kat aangerand en vermoord. De kloondokter doet vervolgens iets waar hij nog spijt van gaat krijgen: hij gebruikt het DNA van de aanrander om een nieuwe kloon te maken en die te implanteren bij Martha Finn die geen kinderen kan krijgen en met de wens om een kloon bij hem komt. Uiteraard is het klonen van nog levende personen officieel verboden.
Ik sla een stukje van het verhaal over en vertel jullie dat haar zoon en kloon Justin opgroeit tot een hyperintelligente jongen. Davis Moore laat hem niet helemaal los en kan zien hoe de jongen er op verschillende leeftijden uitziet. Met diens profiel voor ogen hoopt hij de oudere echte moordenaar op te sporen en te ontmaskeren. Justin raakt bevriend met journaliste Sally Barwick van de Chicago Tribune, eerst via “Shadow World”, maar later ook in het echt. Ook hij en Sally proberen de moordenaar van Anna Kat bij de kladden te grijpen. Een en nader leidt tot de bizarre achtervolging van een man die sprekend op Justin lijkt. Enz., enz.
Er zijn boeken die zo bijzonder zijn dat je ze maar moeilijk kunt opzij leggen. Dit is er zo een. Ik heb de diverse aanprijzingen niet nodig om er mijn uitgesproken waardering voor uit te spreken. Jullie willen toch externe meningen? De New York Post schrijft: “Guilfoile’s debut novel is truly haunting – a cautionary tale about scientific hubris, vengefulness and extremism in all its forms”. De Chicago Tribune voegt eraan toe: “Suspenceful… Ingenious… The plot twists more quickly than you can say desoxyribonucleic acid”. Ik ben het deze keer roerend met de recensenten van de kranten eens: het is een debuut zoals je dat jezelf als beginnende schrijver zou willen toewensen. Ik beloon “Cast Of Shadows” van Kevin Guilfoile zo maar met en 8½ als recensiecijfer. Wat een verhaal; het lijkt wel Stephen King in zijn beste jaren! Ik neem aan dat hij na zijn eersteling in 2005 nog wel weer thrillers zal hebben geschreven. Bij dezen zeg ik jullie toe dat hij als schrijver en jullie als recensielezers nog niet van me af zijn.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten