donderdag 22 december 2016

Weblogbrief 12.09, 22 december 2016

Weblogbrief 12.09, 22 december 2016

Queridos amiguitos y familia, we gaan nu echt op de feestdagen aan. Over twee dagen, op de 24ste ’s avonds, is het hier aanzitten aan de jaarlijkse kerstmaaltijd in ieder zich respecterende familie. Ik doe het deze winter zonder en hoop maar dat ik niet overvallen ga worden door heimwee. Ik dacht van niet!

Gelukkig heeft zich de afgelopen week hier best weer het nodige afgespeeld. Dat begon al, toen ik in de bus naar de faculteit zat de afgelopen vrijdag. Laat ik overstappen op de tegenwoordige tijd. Tegenover mij op de bank gaat een vrouw van middelbare leeftijd zitten die echt snipverkouden is. Dat ze een loopneus heeft en haar ogen rood zien, kan ik nog billijken, maar haar aanhoudende, zeer productief hoest is mij wat veel van het goede. Er wordt nog wel een papieren zakdoek uit een handtas gehaald, of is het een stuk keukenrol. Of zo’n papiertje voor je mond houden kan voorkómen dat een hele bus de dupe wordt, betwijfel ik zeer.
Verkoudheidsvirussen verspreiden zich simpeltjes via de luchtweg. Als ik het specifieke virus van mijn medepassagier nog niet verwerkt heb, krijg ik het zeker voor mijn kiezen. En dat terwijl ik net zo blij ben dat ik eigen mijn eerdere nachtelijke hoestpartijen “vorüber” zijn. Het mens kan het misschien niet helpen, maar zou ik in haar plaats niet in bus 12 gaan zitten, nee dus. Opstaan plaats vergaan is niet wat ik normaliter doe, maar deze keer zoek ik in bus 12 een ander plekje op.

Op de faculteit is Lluis – ik zou bijna zeggen: uiteraard – niet present. Volgens Jorge zit hij in Washington DC, bepaald niet naast de deur. Vanaf een uur of 3 ben ik bijna alleen op de afdeling; alleen Adriana komt later even langs, op weg naar de uitgang, om mij een prettig weekend te wensen.
Heb ik nog een aardigheidje? In het grote gebouw staat een kerstboompje van helemaal niks, met nauwelijks enige aankleding. Als er al ballen zijn, zijn het zeker geen spierballen, Yves. Op de bodem van het minigeval zie ik een paar rode ballen liggen waarvoor kennelijk geen plaats aan de boompje zelf is toegedacht. Ik stop er eentje in mijn colbertje; heb ik thuis ook kerstmis “met die daog”. Hij hangt intussen aan mijn prikbord, maar ik zeg jullie bij dezen toe dat ik hem op 26 december, geen dag later, alweer zal elimineren.

Op de terugweg naar de bewoonde wereld begint het te regenen, niet de moeite waard, maar voldoende om mij op de banken in het Castillo de la Luz-park een nat pak te bezorgen. Toch stap ik daar pas uit. Ik wil met mijn eigen ogen nog eens zien dat het dansen voor bejaarden in het gebouw ernaast definitief op zijn retour is.
Levende muziek is er in ieder geval wel nog, de “Grupo As de Copas”. (Trudie, vraag jij maar eens aan je Spaanse lerares Trudy Kraft, waar dat “as de copas” voor staat. Ik kom er niet uit.) Het gaat om een duo: een man achter een keyboard met een vrouw voor de zang. Veel stelt het helaas niet voor. De bar - eens het trotse centrum van de danszaal – is nog steeds dicht, zelfs dichtgespijkerd en het aantal aanwezigen is minder dan de helft van vroeger, ver beneden de honderd. Een aantal habitués, die al jaren de dienst uitmaken, zie ik nog steeds met de beentjes van de vloer, zoals de “broers” met hun zonnebrillen, het Tanzmarietchen met de brede kont en een partner van niet veel meer dan 1 meter 50, het “Zweedse” echtpaar met zijn draaien, de blinde man met zijn Indische vrouw. Ook ben ik nog steeds onder de indruk van de man met het grote voorhoofd, die er vooral is om een praatje met deze en gene te maken. Niettemin, de sjeu van de zaak is er echt vanaf. Dit is een plek, waar ik niet meer hoef heen te gaan. Ik ben een blij mens, als ik zo’n drie kwartier later het pand verlaat.

De dag erop, op zaterdagochtend, vraag ik mij af wat er van Fred Eaglesmith geworden is. Foutje, bedankt! Ik verwar hem met Specs Hildebrand, een enigszins miskende muzikant die in Volendam woont (net als de Cats, van o.a. “Sure he’s a cat”, “Lea”, “Why” en “One way wind” uit de periode 1967-1971, maar dat terzijde). Johan Derksen is degene die mij vorig jaar op Specs Hildebrand attendeerde.
Fred Eaglesmith aan de andere kant, hoewel hij wortels heeft in Nederland – zijn familie heet oorspronkelijk Eigersma, is iemand totaal anders. Hij is van 1957, komt uit Ontario in Canada en is een country & westernzanger en -gitarist. Hij heeft volgens de Wikipedia zo’n twintig albums op zijn naam staan. In Canada zal Fred Eaglesmith best wel een bekendheid zijn of in ieder geval geweest zijn. Weten jullie dat bijv. Mary Gauthier met hem gewerkt heeft op “Between the daylight and dark”, uit 2007? Toch is hij voor mij nog min of meer onontgonnen terrein. Ik heb maar één solo cd van hem paraat: “Lipstick, Lies & Gasoline” uit 1997. Hier zijn de 13 nummers van die cd:
01.Seven shells
02.105
03.Thinking
04.Bell
05.Drinking too much
06.Pontiac
07.Spookin’ the horses
08.Time to get a gun
09.Bell (reprise)
10.Alcohol & pills
11.Angel of the lord
12.Seven shells (crash)
13.Water in the fuel
Wat een interessante plaat! Denk je dat je de bekende C&W-artiesten wel kent, komt er ineens een nieuwigheid voorbij die alle kenmerken van een ster heeft. Ik had dat eerder bij een nummer voor een goed doel dat Harry me liet horen. Daarop mochten wel twintig country-artiesten een of meer regeltjes zingen. Ik kende niemand van die mensen, maar wat zat er een vuurwerk tussen.
Op “Lipstick, Lies & Gasoline”, als jullie het album ooit te pakken krijgen, mogen jullie voor mij eens speciaal luisteren naar uiteraard “Seven shells” en “Bell”. Echter, ook andere nummers zoals bijv. “Spookin’ the horses” en “Alcohol & pills” vind ik zeer te pruimen.

Op dezelfde zaterdag zie ik in alle vroegte een aantal busjes mijn straat in komen rijden. Kennelijk is er weer een markt gepland van zoals dat heet “regionale” producten, vanzelf ambachtelijk in elkaar gezet. De tafels en stoelen van Carlos en De Francesco staan al buiten, anders zou daar wellicht geen plaats meer voor zijn. In totaal tel ik later op de dag zo’n 25 kramen met echt van alles dat ik niet graag in huis zou halen. Niettemin, het trekt wel volk aan, zo’n markt. Het aardigste vind ik persoonlijk nog een echtpaar dat zelf gefabriceerde waaiers aan de man brengt. Echter, willen jullie me met carnaval met zo’n waaier in de Tribunal zien staan?
Voor de stemmingmakerij verschijnt er om zeg 12 uur een harmonie in de Luis Morote, van het soort zonder koper- en dergelijke instrumenten, alleen een veertiental trommelaars. Is dit de Braziliaanse toevoeging aan de feestvreugde? Als het dan toch van louter boem-boem-boem moet gaan, geef ik eerlijk gezegd heel erg de voorkeur aan de namaak Braziliaanse groepen in Maastricht zoals Segura!
Wanneer wordt Las Palmas eens verrijkt met een of meer echte “zaate hermeniekes” in de stijl van “Laat en zaat” dan wel “Vreug en neuchter”, “De bok z’n kloete” of “Greun en sjerrep”?

Mijn dagen hier gaan voorbij zonder dat ik me verveel, integendeel. En toch, met mijn ochtenden, middagen en vroege avonden heb ik meer dan met de late avonden. Dat komt mede, omdat ik solo als ik ben dan meestal aan mijn balkon of slaapkamer gekluisterd ben en er geen televisiefilm en/of actualiteitenprogramma zoals “Pauw” op me wacht. Zelfs de dvd-speler op mijn computer reageert sinds een jaar niet meer op de films die ik er braafjes aan de zijkant (de D-schijf) in doe. Hoe kan dat, vraagt deze jongen zich af. Als Trudie over een aantal weken arriveert, ga ik het haar toch eens vragen. En, als iemand anders zoals John, Marcel of Maarten nu al een idee heeft, hoor ik dat graag, bijv. via mijn e-mail.
Intussen gebruik ik de zondag vooral om vaart te maken in mijn tweede boek van deze week. In de loop van de middag begint het een beetje te waaien. Daarvan merk ik niks op mijn balkon, maar ik zie de grote bladeren van de palmbomen in de straat wel meegeven. Als ik om half 7 mijn ommetje ga maken, blijkt het op Las Canteras niet echt te stormen, maar laat ik voor de zekerheid wel mijn colbertje dichtknopen. De meeste terrasstoelen zijn onbemand en voor zo ver er al mensen op de stoelen zitten, is dat alleen vlak voor of zelfs achter de ramen van de zaken. De temperatuur is navenant. Voor het eerst sinds ik hier weer ben, is het zo vroeg op de avond beneden de 20 graden: een magere 19.
Op de halfronde bank van zo’n 20 meter bij calle Ferreras ben ik de enige. Haast iedere voorbijganger heeft een vest, jasje of regenjas aan en dan is het moeilijk om interessante opschriften op truien op te pikken. Ik heb er eentje. Een meisje dat voorbij komt, heeft op haar zwarte trui staan: SAVE THE MERMAIDS, red de zeemeerminnen. Dat is weer eens wat anders dan red de walvis. Bij gebrek aan beter doe ik er voor jullie de Spaanse namen bij. Een walvis is in het Spaans een “ballena” en een zeemeernin is een “sirena”.
Als ik om even voor 8 terug naar mijn flat ga, zie ik dat mijn Barça net begonnen is aan de stadsderby tegen Español. Even blijf ik staan kijken, maar er zijn maar weinig supporters op het terras. De bal komt bij Iniesta en die geeft een lange pass op Suárez. Dat laat de man uit Uruguay zich geen twee keer zeggen: 1-0.
Ik besluit om thuis eens naar wat YouTube filmpjes te gaan kijken, die ik destijds van Harry gekregen heb. Als ik anderhalf uur later Kees van Kooten “O o Den Haag” heb horen zingen, wat leuk, geef ik er de brui aan en kruip onder de wol. Zondagavonden zijn hier net als in Maastricht en Amsterdam: behalve op de tv is er weinig te beleven. Het heeft iets van wachten tot het weer maandagochtend is geworden.
(Voor alle zekerheid kijk ik het maandag nog even na. Barcelona wint inderdaad van Español, met 4-1. Lionel Messi zou in de tweede helft van wereldklasse geweest zijn. In de krant waarin ik het verslag lees, Canarias7, zie ik trouwens een mooie aanprijzing van een vleesschotel uit Uruguay. Eetzaak “El novillo precoz”, de vroegrijpe jonge stier, prijst hem aan. Voor details, vervoeg je in dat restaurant in calle Portugal 9.)

Dan blijkt op dezelfde maandag mijn elektrische tandenborstel kuren te vertonen. Wat ik ook probeer, ik krijg het opzetstukje niet meer aan het ronddraaien zoals dat bij het apparaat hoort: als een wervelwind. Ik haal het eraf en zet er een nieuw op, maar ook dat geeft geen sjoege.
Goede raad is dan duur. Je kunt nu eerst een dagje gaan mijmeren, maar wie schiet daar iets mee op? Ik neem een ferm besluit en begeef me een van de buurtwinkels om een nieuwe tandenborstel aan te schaffen. Ter plekke kies ik voor een paarswitte Oral B Braun van 30 euro. Thuis gekomen haal ik hem uit zijn verpakking en hij blijkt het voortreffelijk te doen. En dan komt het: ik probeer het opzetstukje van de nieuwe op de oude tandenborstel en nu doet die het wel weer. Vervolgens blijkt ook mijn vorige opzetstukje toch weer te werken. Heb ik 30 euro voor niks gespendeerd of – voor wie een positiever verhaal wil – nu heb ik twee elektrische tandenborstels in huis, een blauwwitte en een paarswitte.
De kersverse paarswitte elektrische tandenborstel gaat in een van mijn lades en nou maar hopen dat mijn oude tandenborstel binnenkort toch echt opnieuw de geest geeft. Tant pis!
Op maandagmiddag vind ik het tijd om weer eens van muziek wisselen. Morgen, 20 december, is Damaris jarig. Vorig jaar had ze, toen ze bij mij op bezoek was, in de top tien van haar favoriete nummers er eentje van Stromae staan: Papaoutai. Voor wie nog niet met hem bekend is: Stromae is een jonge gast uit België – eigenlijk heet hij Paul van Haver en hij is van 1985 – die enkele jaren terug als rapper bij de zuiderburen furore heeft gemaakt. Zijn vader is uit Rwanda. Stromae heeft hem niet of nauwelijks gekend; hij ging dood in 1994. (Papaoutai, is dat papa, ecoutez?) Echter, zijn moeder is een rasechte Waalse. De eerste cd van Stromae, “Cheese”, is uit 2010. Met de opvolger daarvan, “Racine carrée”, vierkantswortel, uit 2013 brak de rapper definitief door. (Voor de leken onder jullie: een vierkantswortel is het tegenovergestelde van een kwadraat. De vierkantswortel van 9 is 3 en van 9,86 pi.) Hij heeft best een aardige stem en begeleidt zichzelf op een elektrische piano, zegt de Wikipedia. Het nummer “Ta fête” werd het officiële lijflied van het Belgische voetbalteam, de Rode Duivels, op weg naar en in Brazilië in 2014.
Van de zomer heb ik uiteraard een kopietje getrokken van de cd van Damaris, waarop “Papaoutai” te horen is. Daar gaan we:
01.Ta fête
02.Papaoutai
03.Bâtard
04.Avec Cesaria
05.Tous les mêmes
06.Formidable
07.Moules frites
08.Carmen
09.Humain à l’eau
10.Quand c’est
11.Sommeil
12.Merci
13.Avf
En ik op mijn balkon maar piekeren wat “avf” is. De afkorting “IVF” is mij niet onbekend, maar “avf”? Misschien kan Damaris me behulpzaam zijn of wie weet Yves, die zich als tweejarige al een heel aardig mondje Waals heeft eigen gemaakt. De cd van Stromae valt me wat je noemt “niet tegen”. Natuurlijk ben ik, behalve van “Papaoutai” en “Ta fête”, ook gecharmeerd van “Formidable”, maar de liefhebbers verwijs ik met plezier ook naar bijv. “Sommeil”, het instrumentale “Merci” en niet te vergeten “Moules frites”. Voor het eten van dat laatste gerecht kan ik L’Autobus in Visé aanbevelen, met bier erbij.

Dit is de tijd van het jaar dat er allerlei instellingen als kapers op de kust zijn om te proberen ons geld afhandig te maken. Ik heb er de vorige keer al eentje in een kwaad daglicht gezet en hier – om het af te leren – is er nog eentje.
“Ahora puedes verlo”, vandaag kun je het zien. “A veces, solo acercándonos somos capaces de entender mejor las cosas”, soms, alleen al om ons dichtbij te brengen zijn we in staat om beter naar de dingen te luisteren. “Entra y descúbrelo”. Kom binnen en ontdek het. Bij een uiterst wervende foto van enkele zielige kinderen staat waar je moet zijn om de vluchtelingorganisaties ONHCR dan wel ACNUR een of meer handjes te helpen. Mag ik het daarbij laten? “¡Escándolo!” “¡Escándalo!”

Dinsdag op het einde van de middag zat ik in bus 1 naar Triana. Een mens is niet van steen (maar volgens Thei Dols van mergel), dus stap ik al uit op San Telmo en begin mijn uitje met de kerststal daar onder de loep te noemen. Ik ben bepaald geen fan van kerststallen kijken, maar deze ziet er ieder jaar vrij acceptabel uit. Het is een groot geval in de rondte, met allerlei taferelen rond de geboorte van het kindeke Jezus. Kom ik bij het onderdeel met de drie koningen, de zwarte Balthazar als laatste, blijken die niet op kamelen (“camellos”), maar op dromedarissen (“dromedarios”) te zitten. Lieve mensen, dromedarissen hebben één bult en kamelen twee. Of is het zo dat kameel ook een “pars pro toto” is voor de hele bups woestijnreuzen met bult of bulten. Op een pakje sigaretten van “Camel” staat immers ook een beest met maar één bult. Vooralsnog houd ik het er toch op dat de zoveelste slordigheid in de taal is ingeslopen.
Ik loop vervolgens de calle mayor de Triana en zie al bij McDonald’s vooraan een aardigheidje. Gelukkige Kerstmis is in het Spaans “Feliz Navidad”, maar McDonald’s wenst mij ook een “Feliz Novedad”, een gelukkig nieuwigheidje. Voor de gelegenheid zijn er dubbele hamburgers met geitenkaas dan wel met o.a. champignonsaus te koop. Zelf ligt mijn hart meer bij een andere nieuwigheid: “Camembert crujiente en salsa de arándanos”, knapperige camembert in een sausje van bosbessen. Daar laat ik zelfs de “McFlurry turron”, een noga-ijsje voor schieten.
Is het nou calle Triana, calle de Triana of calle mayor de Triana? Als ik dichter Tomas Morales mag geloven, honderd jaar terug, is het calle de Triana. Hij is de man van de dichtregel: “La calle de Triana es la copiosa vision de su esplendor continental ancha, moderna, rica y laboriosa arteria aorta de la capital.” Een dichtregel laat zich meestal niet goed vertalen, dus blijft de voorgaande zin Spaans voor mij (en jullie). Dezelfde Tomas Morales heeft overigens aan zijn gedichten nog een heuse Palmese straatnaam overgehouden.
Om kwart over 7 ga ik eens plassen bij McCarthy’s in de kelder en daarna loop ik monter naar waarvoor ik eigenlijk gekomen ben die avond: het concert van de Banda Municipal de Música van Las Palmas op Santa Ana, voor de kathedraal. Het is vanavond mooi weer en het zal wel druk worden, denk ik. Echter, als ik – te vroeg – op het plein aankom, ben ik nagenoeg de enige. Een Banda, zoals ik die ken, zie ik niet, wel een clubje muzikanten met gitaren en dergelijke, een man op een verhoging met een cello en enkele slagwerkers. Ervóór is een legertje mensen van LFSOUND in de weer om het geluid in orde te maken. Achter een paneel zitten twee mensen die kennelijk over het licht en de film op enkele schermen gaan.
Tot zo ver is er geen probleem, maar steeds als er mensen op Santa Ana verschijnen om de smaak van een kerstconcert te proeven, krijgen die nul op het rekest en zie ik ze weer vertrekken. Ik houd het ietsje langer vol, op een bank opzij, maar om kwart over 8 ben ook ik het beu. Als er al iets staat te gebeuren, is dat in ieder geval veel later. Met enige teleurstelling op mijn gezicht daal ik de trappen af, langs de twee keer vieren honden, en dan naar links in de richting van de Plaza de las Ranas. Ik heb het toch echt goed gelezen, vorige week op de computer, daar ligt het niet aan. Om 9 uur ben ik weer op mijn honk.

Op woensdagmorgen, de eerste dag van de echte winter, kan ik mijn limpiadora Etel al vóór 9 verwachten. Dus moet ik op tijd op, mijn pillen pakken, koffie zetten, naar de wc gaan en me nog douchen ook. Deze morgen heb ik al weer een aantal bladzijden in mijn volgende boek gelezen en heb ik zelfs al een deel van mijn stukje weblogbrief van gisteren neergepend, als de verlossende bel gaat en ze even later voor mijn neus staat. We wisselen onze beleefdheden uit en dan gaat ze aan de slag. Ik heb nu alle tijd om mijn “dinsdag” af te maken en kan zelfs aan deze alinea beginnen. Om even vóór half 12 is het leed weer geleden, de flat blinkt als een spiegel en ik besluit om eerst nog een stukje te gaan lezen, voordat ik aan mijn “almuerzo” ga beginnen.

In het Nederlands hebben we voor consumptie-ijs en ijsblokjes-ijs hetzelfde woord “ijs”. In het Spaans is dat anders. Het ijs van Venezia in Maastricht heet “helado” en dat van café de Poort in je glas Ricard “hielo”. Tot zover is het gemakkelijk bij te houden. Dan komt een vrachtwagen langs met daarop aan de achterkant: “hielo picado”. Wat is dat nou weer? Dat zoek ik op. Het is ijs dat in minimale stukjes is fijngehakt, de mini-variant van ijsblokjes. Gruis is geloof ik het juiste woord of ijssnippers.
Vooruit, hier is er nog eentje: “cuídate”, met de klemtoon op de eerste lettergreep, dat jullie het niet vergeten. Het is echt een stopwoordje hier, iets als “gedraag je”, “kijk uit”, “let op”. Het komt van het wederkerige werkwoord “cuidarse”, dat meer dan een betekenis heeft, ik kan het ook niet helpen. Het betekent zowel “let op” als “hoed je” als “bemoei je”. “Cuidate de las imitaciones”, als voorbeeld, staat voor “hoed je voor namaak” en “Cuidate de sus propias asuntas” bemoei je met je eigen zaken (het Latijnse propria cures).

Als ik ‘s avonds naar Las Arenas ga, vooral om bij de Carrefour enkele eetwaren te kopen die de Spar niet heeft, kom ik op de Guanarteme vanzelf langs de SuperCor. Dat is een zusje van de eetkelder van El Corte Inglés. In de etalage daar zie ik een aanbeveling hangen, waaraan je kunt herkennen of de vis wel vers is. Bij de aankoop van verse vis dien ik volgens de SuperCor te moeten letten op de kieuwen, het vel, de ingewanden (die niet mogen stinken) en het vlees. Laat ik de ogen niet vergeten; die moeten helder, uitspringend en rond zijn, met een zwarte, blinkende pupil.
Jullie weten het misschien al: ik eet tegenwoordig vaak vis, uit blik en diepvries, maar bijv. in restaurants ook vers. Wie weet is vis wel heel gezond en zo niet, lekker blijft-ie.BR>
En met dit welgemeende advies ben ik aan het einde van mijn brief. Vanavond op de donderdag is de trekking van “El Bote”, de kerstloterij waarvoor tout España loten in huis heeft. Ik heb het flauwe vermoeden dat ik de enige (of vooruit, bijna de enige) hier in de flat ben die niet met een compleet lot aan de buis gaat zitten. Spanje is vanavond in rep en roer. Wie de “jackpot” binnenhaalt, is in één klap een van de rijkste mensen van het land, staat in de top 10 van Quote hier.
Misschien wil iemand van jullie nog weten of er hierna in dit jaar nog een nieuwe brief komt. Die heb ik inderdaad in de planning zitten, voor ergens halverwege volgende week. Voorwaarde: ik dien de gelegenheid te krijgen om hem ergens, op de universiteit of elders, te versturen.
Laat ik eindigen met een goede raad aan jullie: eet alvast eens een kerstkransje. Ze hangen nu aan de boom te verpieteren en dat kan de bedoeling niet zijn. En drink er eens een advocaatje bij. Kennen jullie dat wel, jullie jongeren? Het is van dat stroperige gelige spul dat mijn oma zaliger vroeger wel in huis had.
Daar laat ik het bij. “Feliz Navidad” en dat de drie koningen niet te lang op zich laten wachten. Tot ziens, hasta luego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Vorig jaar las ik een boek van Michael Koryta (Envy the night) en dacht: die is nog niet van mij af. Toen ik Trudie de vorige week al over “The Silent Hour” schreef, maakte ik een tikfout. Het is niet Kortyra, maar Koryta. Zoals in Rita Corita (“Koffie, koffie, lekker bakkie koffie, wat knapt een mens daarvan op!”). Het boek is uit 2009 en speelt in Cleveland. Voor de onwetenden, dat ligt in Ohio aan lake Erie, op de grens met Canada, in het noordoosten van de Verenigde Staten.
Hoofdpersoon in het boek is ex-politieman, nu Personal Investigator Lincoln Perry. Hij raakt betrokken bij de verdwijning van ene Alexandra Cantrell. Ze woonde vroeger met haar man Joshua in een min of meer ondergrondse villa, “Whisper Ridge” in de prairie, maar ze vertrokken plotseling, dertien jaar terug, naar iets onbekends. Vorig jaar, dus twaalf jaar later, blijkt Joshua destijds vermoord te zijn. De laatste jaren hadden ze in “Whisper Ridge” inwonende ex-zware criminelen, die met hun hulp er bovenop leken te komen. Eén daarvan, Parker Harrison, met Shawnee indianenbloed, is degene die Lincoln Perry nu inhuurt om het uit te zoeken, Alexandra voor hem op te sporen.
Terzijde, Alexandra is de nette zus van een echte boef, Dominic Sanabria. In ieder geval vroeger was hij een echt maffiabaas. Lincoln Perry krijgt bij zijn gespeur hulp van een andere P.I., Ken Merriman uit Pittsburg in buurstaat Pensylvania, totdat die vermoord wordt. Bij de moord op Joshua en anderen zijn ook enkele FBI-mensen betrokken: al heel lang de intussen gepensioneerde John Dunbar en in het heden, alweer uit Pensylvania, Quinn Graham. Er zijn al eerder doden gevallen, maar daar komen de nodige bij, voordat het verhaal aan zijn afloop mag beginnen.
Tussendoor: wat is een “epitaph”? Ik kon de betekenis uit de context eenvoudig opmaken, maar heb er voor de volledigheid toch ook een woordenboek bijgehaald. Een epitaph is een duur woord voor een grafschrift. (Terzijde, niet alleen in het Engels, ook in het Spaans.) Hebben jullie al voor jezelf besloten wat er later op je grafsteen of urn moet komen? Of willen jullie net als ik gewoon met rust gelaten worden, als het zo ver is?
Wat ga ik eens van “The silent hour” van Michael Koryta vinden? In zijn dankwoord noemt hij diverse collega's (Michael Connelley, Dennis Lehane, Laura Lippman en George Pelecanos) die hem bij het schrijven van deze, zijn vijfde thriller geholpen zouden hebben. Ik krijg geen speciale vermelding en dat geeft me hier extra reden om te zeggen dat ik het boek best aardig, maar wel te uitgesponnen vind. Ook heb ik best enige moeite met de uiteindelijk clou. Om die redenen kom ik voor mijn recensiecijfer niet verder dan een 7, vooruit een 7+, maar meer zit er niet in. Ik ga Michael Koryta later wel nog een nieuwe kans geven.

Er is maar één Josephine Tey of eigenlijk heet deze Engelse auteur Elisabeth Macintosh. Ze is geboren in 1896, maar oud is ze niet geworden: ze was pas 56 jaar, toe ze in 1952 doodging. Maar wat een schrijfster! Waarom Pan Books in “Miss Pym disposes” al haar boeken opsomt en ook aanprijst, maar “The daughter of time“ vergeet, begrijp ik niet. (Dat is voor mij een van de beste thrillers uit de vorige eeuw.) Echter, boeken zoals bijv. Brat Farrar kunnen er natuurlijk ook zeer mee door. In het afgelopen weekend met een uitloop naar de maandag heb ik echt geboeid in “Miss Pym disposes” zitten lezen. Het boek is uit 1946, mijn geboortejaar.
“Miss Pym disposes”? Dat disposes, wat is dat ook alweer? Er bestaat een uitdrukking: “Man proposes, God disposes”, de mens wikt, God beschikt. Josephine Tey zet die uitdrukking naar haar hand, of liever gezegd naar die van Miss Pym. Ik vind het best een aparte titel. Het boek speelt op een Engels college voor meisjes, op het Engelse platteland, Leys (in de buurt van Plymouth?). De leerstof van de school zou vooral betrekking hebben op Physical Training, iets in de sfeer van gymnastiek en fysiotherapie.
Miss Lucy Pym is een bekendheid vanwege haar boek over psychologie (“The Book”), hoewel ze zelf meer op heeft met Frans en zeker nog eens onder pseudoniem een boek over gezichtsherkenning wil schrijven. Een vroegere kennis, Henriëtta Hodge, is nu het hoofd van de Physical Training kostschool en nodigt haar uit om een lezing te komen geven over haar ideeën over psychologie. Haar bezoek van een dag wordt uiteindelijk twee weken. Lucy Pym maakt in die periode uitgebreid kennis met stafleden als (allemaal dames) Lux, Wragg, madame Lefevre, Fröken en Desterro (de Nut Tart). Bij de studentes trekt ze vooral op met de bijna afgestudeerden, die eindexamen gaan doen: Beau Nash, Mary Innes, Barbara Rouse en diverse anderen zoals Morris, Dakers, O’Donnell, Hasselt en de Campbells. Dan ziet Lucy Pym, als ze bij het pathologie-eindexamen surveilleert, dat een meisje de kluit belazert, waardoor ze – blijkt kater – een onterecht hoog cijfer haalt. Dat is waarschijnlijk ook bij andere theorie-examens het geval. Henriëtta Hodge heeft intussen net dat meisje uitgekozen voor een belangrijke baan als lerares na het examen, terwijl een ander meisje die functie veel meer toekomt. Wie ben ik of nog meer te verklappen? Maar ik ben er nog steeds niet helemaal wat nou precies een “boom” in een gymzaal is en welke pin onder de “boom”, waarbij ook een touw gebruikt wordt, los kan gaan zitten.
“Miss Pym disposes” heeft m.i. alles wat er in een thriller hoort te zitten. Het boek is spannend, het taalgebruik is meesterlijk en wat maakt het mij uit dat het maar om één zogenaamd ongeluk gaat, op bladzijde 145, en niet om een seriemoordenaar of zo. Het wordt echt “beschikken” voor Miss Pym. Mijn recensiecifer: voor minder dan een volle 8 doe ik het niet; Josephine Tey scoort bij voor de zoveelste keer in de hoogste regionen. “The singing sands” heb ik als enige nog liggen, maar dan is het oeuvre van Josephine Tey op. In de Wikipedia lees ik dat ze onder de schuilnaam Gordon Daviot nog enkele niet-detectives geschreven heeft. Daar moet ik dan ook maar eens achteraan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten