dinsdag 27 maart 2012

Weblogbrief 7.25, 27 maart 2012

Weblogbrief 7.25, 27 maart 2012

         ¡Que bueno! denken jullie ongetwijfeld, nu er alweer een brief uit Las Palmas op je laptopje verschijnt. Dat is nog eens wat anders dan alle ellende die de Maastrichtse, Nederlandse en andere pers tegenwoordig over ons uitstrooit. Ik heb de eer jullie weer lastig te mogen vallen met mijn muziek, mijn boek(en) en enkele wetenswaardigheden.
         Hoe was het overigens zondag, toen jullie doorhadden dat je een heel uur te kort gekomen was? Al te gemakkelijk is het misschien om aldus je avonden met een uur verlengen, gewoon door de klok een uur vooruit te zetten. Aan de andere kant, ik vind het ook wel iets hebben, zo’n uurtje extra ’s avonds. Je ziet het ook aan de gezichten van de mensen af; in Las Palmas is er nu iets meer animo, denk ik, om er het beste van te maken. Het blijft hier nu licht ’s avonds tot ongeveer half 9. Daarentegen is het in de morgen donker, niet licht genoeg, tot zeg 8 uur. Dat is wel weer eventjes wennen voor iemand als ik die niet in het donker wil opstaan.  

         Ik begin mijn muziek vandaag met niemand minder dan The Boss. Jullie denken natuurlijk: Bruce Springsteen met zijn E-Street Band, dat wordt het onvermijdelijke hoogtepunt van Pinkpop dit jaar. Op Pinkstermaandag 28 mei zal de man, met zijn fantastische recente cd “Wrecking ball” en alle muziek daarvóór (op mijn LaCie), het feestterrein in Kerkrade op zijn kop zetten. Gelijk hebben jullie, dat gaat ook gebeuren. Maar Bruce Springsteen is dan wel al een aantal weken aan zijn (zoveelste) wereldtour bezig. Op 15 mei, twee weken voordat hij bij Jan Smeets op de planken staat, kunnen we hier in Las Palmas al van hem en zijn E-Street Band genieten in het Estadio Gran Canaria. Op de aankondiging van het concert hier staat dat de verkoop van kaartjes intussen begonnen is: entradas ya a la venta. Wie te laat is voor kaartjes op Pinkpop, kan misschien hier nog terecht. En helaas, ik zit vanaf 27 april in Nederland en kan er hier dus niet bij zijn.

         Gaan we naar mijn echte muziek. Deze keer heb ik twee platen/artiesten  voor jullie. De eerste plaat is van 2011, heel recent dus, en staat op naam van Wynton Marsalis en Eric Clapton. De cd heeft de titel “Play the blues” meegekregen, met als ondertitel “Live from jazz at Lincoln Center”. En jongens en meisjes, dat Lincoln Center is uiteraard gesitueerd in New York.
         Van trompettist Marsalis had ik nog niks op schijf. Heeft hij na een officieel optreden in Maastricht niet nog eens bij café de Poort gespeeld, of was het café Servaas; ik ga het Rocky vragen. Eerlijk gezegd ben ik geen echte fan van hem, hoewel: swingen doet zijn muziek best wel. Misschien dien ik mijn oordeel over de man te herzien. Van gitaarvirtuoos Eric Clapton daarentegen heb ik god weet ik hoeveel cd’s al in mp3. Op sommige speelt hij met anderen, zoals met John Mayall, Keith Ricahrd, Buddy Guy en zijn maatjes van Cream, terwijl hij op diverse andere als solist genoteerd staat. In totaal kom ik tot 17 cd’s in mijn collectie plus dan nu zijn duet met Wynton Marsalis.
         Hier zijn de elf nummers van “Play the blues”, bij elkaar goed voor net geen 80 minuten muziek, het hangt erom:
01.     Ice Cream
02.     Forty-four
03.     Joe Turner’s Blues
04.     The Last Time
05.     Careless Love
06.     Kidman Blues
07.     Layla
08.     Joliet Bound
09.     Just A Closer Walk With Thee
10.     Corrine, Corrina
11.     Stagger Lee
         Wynton Marsalis & Eric Clapton, het is op de cd best genieten, en dan heb ik het ook over de diverse andere muzikanten. Ik vat het voor jullie samen als een ouderwetse jazzorkestregistratie, met Wynton en Eric op de voorgrond, blijkens de hoes allebei netjes met een stropdas om. Veel is een jazzherhaling van mij overbekende nummers, zoals “Ice Cream”, “Layla” en “Just A Closer Walk With Thee”; heel aardig. En “Corrine, Corrina” sprinkt er voor mij uit. Hoe vaak heb ik dat wel niet? Even opzoeken op mijn computer: het staat er al 12 keer op, van Big Joe Turner, Bob Dylan, Dean Martin, Floyd Cramer, Merle Haggard, Jimmy Whitherspoon, John Lennon, Lonnie Donegan, Mance Lipscomb, Marianne Faithfull, Ray Peterson en tenslotte het duo Taj Mahal & Ry Cooder. De beste versie vind ik nog altijd die van Ray Peterson, honingzoet, maar wat was het destijds een wereldhit.
         Bij nader inzien blijken niet alle nummers hetzelfde liedje te zijn, helaas. Dat gezegd hebbend, voeg ik “Corrine, Corrina” en de andere nummers van de beroemde trompettist en idem dito gitarist met hun gelegenheidsorkest toch met plezier toe aan mijn verzameling. En ik draai de cd voor jullie nog eens een keer extra.
        
         Gaan we voor mijn tweede muziekje, van zo’n vijftig jaar terug. Dat betreft een dame die ik begin jaren 60 hoog had zitten: Darlene Love. Kennen jullie haar überhaupt? Zij was de schoonheid die in 1962 “He’s a rebel” van The Crystals tot een wereldhit maakte. En voor de complete barbaren onder jullie, The Crystals zijn de meisjes van ook “Do Doo Ron Ron (when he walked me home)” en “And then he kissed me” in het jaar erna. Het nummer “He’s a rebel” en de latere hits van The Crystals werden geproduceerd door Phil Spector, nu al weer een tijdje in de gevangenis, maar wie kent hem niet? Ik heb één plaat van hem die hij zelf vol zingt met zijn Teddy Bears: “To know him is to love him” uit 1959.
         Dezelfde Darlene Love was in die tijd (1963-1966) goed voor een beperkt aantal nummers als soloartieste. Die ga ik hier eens braaf voor jullie opnoemen:
A fine, fine boy
Chapel of love
Long way to be happy
Strange love
Stumble and fall
(Today I met) The boy I’m gonna marry
Wait ‘til my Bobby gets home
         Ik tel er zeven op mijn 3 cd’s compilatie van Phil Spector’s “Back to mono”, eentje meer dan Allmusic me voorschotelt. Daarnaast zingt ze ook nog vier liedjes op een kerstcd van Phil Spector bij elkaar. Best leuk allemaal! Vooral “(Today I met) The boy I’m gonna marry” staat mij nog levendig bij.
         En ik heb nog een nagekomen verrassing: Darlene Love was ook de frontvrouw op “Zip-A-Dee-Doo-Dah” van Bob B. Soxx uit 1962. (Destijds dacht ik dat het Bobby Soxx was; een mens is nooit te oud om bij te leren.) Laat ik ter completering die Bob B. Soxx & The Blue Jeans, idem dito een kloon van Phil Spector, hier ook nog maar eens even naar voren halen. De groep van Soxx heeft verder, naast twee kerstliedjes, nog twee nummers op Phil Spector’s “Back to mono” staan: het uitgelaten nummer “Why do lovers break each other’s heart” uit 1962 en “Not too young to get married” uit 1966.
          
         Het gebeurt me niet iedere week, maar op zijn tijd maak ik de gang naar de kiosk op parque Santa Catania hier om een “bono”, tienrittenkaart te kopen. Ik doe dat doorgaans, als ik zo ongeveer halverwege mijn oude kaart ben. Afgelopen vrijdag was mijn recentste “bono” echter nog maagdelijk, maar nu al eentje erbij kopen kon geen kwaad. Dat bleek een goed idee te zijn, want vanaf maandag gaat de ritprijs van een buskaartje omhoog; dat is een paar weken terug besloten. Hier is het verhaaltje dat ik daarover op een aanplakbiljet in de bus las. El lunes 26 de marzo de 2012 entrarán en vigor las nuevas tarifas de guaguas municipales para los siguientes títulos de viaje: pago directo 1.30 euro, bono de 10 viajes 7.50. Volgt er nog een stukje tekst van niks, waarna de aankondiging eindigt met het gebruikelijke Disculpen las molestias. Hoe zo “sorry”? “Ze” van het busbedrijf doen een volle euro op de ritprijs van mijn “bono”, een verhoging met 15%. Dan laat je het bezinken en denkt: tien ritten voor 7.50 euro, het blijft te geef. Vanaf mijn volgende bono cross ik kriskras door Las Palmas voor 75 cent.

         Aanstaande donderdag, 29 maart,  gaan we hier weer eens staken en de straat op, contra las reformas laborales. Het is niet anders, de werkloosheid is hier helaas vele malen hoger dan in Nederland. Trouwens, veel te makken heeft de werkende arbeider en de ambtenaar hier vandaag de dag ook niet meer. En wie zijn schuld is dat potverdomme? Volgens mijn eenvoudige geest moeten we daarvoor bij een beperkt clubje rijkaards zijn, dat aan het graaien sloeg en nog steeds aan het graaien is. Die mensen en niemand anders hebben de armere medemens zijn brood en beleg langzaamaan afgenomen. Op een aankondiging van de staking staan twee van die rijke mannen in pak. De een zegt: “¡Que me echen más crisis como esta! ¡Estoy ganado más dinero que nunca!“.Waarop de ander hem bijvalt met: “¡Yo he matado a 3 pájaros de un tiro: he hecho un ere, he duplicado la jornada laboral, y he consequido acojonar a todod mis trabajadores!Zo kun je er natuurlijk ook tegenaan kijken: de zogenaamde “crisis” afwentelen op de hele bevolking, terwijl je zelf de kassa laat rinkelen. Foei!
         Ik schaar me zonder pardon in de grote club van de minder rijken, ook al heb ik niet echt een probleem. Hun acties ondersteun ik graag, ook die van donderdag. Wie weet, loop ik zelfs wel mee. Quieren acabar con los dereches laborales y sociales. Zij, de rijken, willen ons onze fundamentele rechten afnemen. Dat pikken we natuurlijk niet, ik ook niet. Dus: HUELGA GENERAL.
         Terzijde: nu begrijp ik ook beter, waarom het hier op het strand zo druk is, ook door de week. Als je in groten getale geen werk meer hebt, kan een zonnetje op je lijf geen kwaad. Een mens moet wat.

         Soms sta je versteld en denk je zelfs bij een bekend Engels woord: wat is met mij aan de hand, dat ik daarover bij een woordenboek te rade moet gaan? Ik heb (of liever: had, want het nu over) dat met bijv. het woord “surname”. Een vóórnaam is in het Engels: “first name”, “given name” of desnoods “christian name”. Het woord “surname”, hoewel het wel iets heeft van “vóórnaam”, is  perse niet vóórnaam. Voor achternaam gebruikt het Engelstalige volksdeel graag de woorden “second name”, “last name” of “family name”, maar dus wel ook het woord “surname”. Laat daar vanaf nu geen misverstand meer over bestaan!
         (Veel mensen hebben ook een “middle name”; de mijne is “Gerard’, omdat mijn opa van vaderskant, tevens mijn peetvader, zo heette. “Sjeira” Knipschild was zijn vóórnaam in goed Maastrichts, ik herinner me hem als een heel aardige man, die op niet al te oude leeftijd overleden is, in 1956. En voor alle duidelijkheid: “middle name” en “second name”, dat zijn dus ook verschillende namen.)
         (En, voor wie er prijs op stelt dat te weten, in het Spaans is het “nombre” en “apellido” of, als het een dubbele achternaam betreft, “apellido compuesto”. “Nombre” is eigenlijk “nombre de pila” en voor achternaam zeg je ook wel “nombre de familia”. Volgens mijn groot Nederlands-Spaans woordenboek hebben Spanjaarden geen middennaam; ik heb er in ieder geval geen woord voor kunnen vinden.)

         Vroeger, toen ik nog jong was, hield ik mijn vrienden en familie wel eens voor dat ik niet ouder wilde worden dan 65 jaar. Die leeftijd leek mij een uitgelezen moment om de geest te geven. Het gedoe van bejaard zijn en achter de geraniums zitten, met allerlei kwalen, ook dat nog, dat zag ik toen en zie ik nog steeds niet zitten. Mijn moeder overleed in 1985, toen ze 64 was en mijn vader in 1987 op 67- of 68-jarige leeftijd. (Zeker van de jaartallen ben ik niet meer, maar ik zit er voor allebei hoogstens een jaar naast.) Dus daar moest ik me maar aan confirmeren en ook niet te oud worden.
         Ik ben intussen al een half jaar een 65-jarige, heb zelfs met Sjaak en Toussaint een feestje gegeven, toen het zo ver was. Wordt het dan nu niet tijd dat ik jullie ga verlaten, het tijdelijke voor het eeuwige ga verruilen? Ik heb daarover een verhaaltje van niks: het bevalt me eigenlijk best om nog wat jaren als pensionado door het leven te gaan. Tachtig of zo zie ik mezelf niet worden, wil ik waarschijnlijk geeneens, maar eerlijk is eerlijk, nog een jaartje of vijf à tien rondlopen in redelijke gezondheid, daar is niks mee, vind ik tegenwoordig. Is het niet meer dan het bijstellen van een idee, als het zo ver is? Dat zij dan maar zo. Ik hoop overigens oprecht dat ik niet in een verpleeghuis of zo beland, dan maak ik er, hopelijk met jullie goedvinden, een einde aan. Maar zoals ik nu functioneer, wil ik graag nog even door.

         En met deze verzuchting ga ik naar mijn Spaans lesje, zoals het hoort op het einde van mijn brief. Eten en drinken, dat zijn dingen die je als AOW’er goed moet blijven doen, zeker op feestdagen. Ik kondig het vast aan: volgende week, vlak voor Pasen, krijgen jullie van mij het recept van “konijn op zijn Canarisch”, weer eens wat anders dan “knien in ’t zoer met e sjijfke peperkook vaan Franssen”. Waarom zouden jullie de Canarische variant niet eens op tafel zetten op de dag dat Jezus voor de zoveelste keer uit den dode herrijst? En voordat de “batse knien” op tafel komen, word ik verondersteld eerst met een acceptabel voorgerecht te komen. Op zijn Canarisch schotel ik jullie vandaag al “Potaje de berros” voor, waterkerssoep, een delicatesse, waar ik hier geregeld voor val.

Ingredientes:
¼ kilo de berros
4 papas medianas
¼ kilo de judías veteadas
2 piñas tiernas
1 tomate mediano
1 cebolla entera
3 dientes de ajo
½ tacita de aceita de oliva
Sal y agua

Preparación:
1.      Se ponen las judías de remojo la noche anterior para que se ablandan.
2.      En un caldero se ponen los ajos y la cebolla picadas. Se sofríen hasta que doren y se añaden las judías, la zanahoria, la calabaza, el calabacín y las habichuelas previamente traceados, el tomate, las piñas. Se le añanden tres litros de agua y se cocina a fuego lento durante unos 25 minutos.
3.      A media cocción le añadimos las papas y por último los berros, la sal y el aceite.
4.      Se deja al fuego medio hasta que esté totalmente guisado.
Se suele comer con queso tierno y gofio.
        
         Doen jullie het daarvoor, inclusief de jonge kaas en de gofio? (Als je niet weet wat gofio is, zoek er maar naar op de computer.) Ik zit zelf nog een beetje in mijn maag met dat “judías veteadas” bij de ingrediënten? Bedoelt de schrijver van het soeprecept daarmee dat er ook een wortel, een pompoen, een courgette en sperziebonen bij de ingrediënten horen te staan? Of heeft hij of zij dat gewoon vergeten? Voor mij is “veteada” trouwens geaderd, maar wat zijn geaderde bonen? Eens met een apart gerecht op tafel komen, het blijft een crime.

         Hoe dan ook, ik ga me nu in andere bezigheden storten (storten?) dan jullie nog weer van alles door te brieven. Het ga jullie goed de komende dagen en vergeet niet om iemand te vragen een palmtakje mee te nemen a.s. zondag voor achter het kruisbeeld. Of gaan jullie zelf nog ter kerke? In dat geval horen jullie een dezer dagen wel ook te gaan biechten. Voor nu, tot ziens maar weer, hasta luego, over een week laat ik graag opnieuw van me horen, PaulK (de goede moordenaar).

BOEKBIJLAGE

         Vandaag heb ik de eer om jullie in mijn bijlage voor te stellen aan Craig Russell. De man komt uit Schotland, dus zijn Schots Engels, en wie weet ook Gaelic, zal wel in orde zijn. Daarnaast spreekt hij vloeiend Duits, is me op het internet verteld. Voordat hij als thrillerschrijver naam maakte, was hij o.a. een tijdje politieman, maar sommig bloed kruipt nou eenmaal waar het niet gaan kan. Craig Russell is dus heden ten dage de auteur van een hele serie politieromans, die ofwel in Glasgow spelen dan wel in de buurt van Hamburg. Zijn Hamburge boeken hebben zonder uitzondering ene Jan Fabel in de ikrol, een Kriminalhauptkommissar. Ik las de afgelopen dagen zijn “Blood eagle”, gepubliceerd in 2005.
         In Engelstalige boeken ben je al heel wat, als je Detective Sergeant bent, laat staan Chief Constable. Hier wordt een Hauptkommissar geflankeerd door twee Oberkommissare, Maria Klee en Werner Meyer, terwijl ik naar de aanspreektitel van Anna Wollf en Paul Lindemann mag raden, maar voor minder dan gewoon Kommissar doen die het volgens mij ook niet. Taalvervuiling noemden we dat vroeger, toch?
         Het vijftal, en ook een beetje Jan Fabel’s nieuwe vriendin, psychologe Susanne Eckhardt,  neemt het op tegen verscheidene bendes, een uiterst rechtse club in de stad met o.a. vader en zoon Eitel, een zootje ongeregeld afkomstig uit de Ukraine, met ene Vasyl Vitrenko aan het hoofd, en een sekte die er vooral op uit is om het gedachtegoed van de oude Vikingen in ere te houden. Mag ik John MacSwain tot de laatste groep rekenen? Als Fabel en zijn team dan ook nog wordt tegengewerkt door kopstukken van de drugspolitie, zijn de rapen gaar. Er vallen legio doden en gewonden: een advocate, een hoertje (?), een bekende journaliste, een Turkse mafiabaas, een undercoveragent, een heroïnejunkie, andere dames en heren, noem maar op. En steeds kan Holger Braumer van de Hamburgse politie komen opdraven om op de plek van het delict naar aanwijzingen te zoeken. Worden de Eitels afgevoerd, verdwijnt Vasyl Vitrenko voorgoed achter de tralies en wat doen we met bijv. Björn Janssen en zijn aanbidding van Odin, Asatru? Na 468 bladzijden zijn jullie helemaal bijgepraat.
         Craig Russell valt me als auteur best mee. Ik had nog nooit van hem gehoord, maar kan intussen begrijpen dat zijn partijtje meeblaast in thrillerland. Achteraf vraag ik me af of hij dat niet beter in het Duits had kunnen doen, zo Duits vind ik zijn royaal uitgemeten boek. Spannend vind ik zijn “Blood eagle” (Blut Adler) ook wel, maar op het einde zakt het verhaal m.i. een beetje in, helaas. Toch heb ik me er met plezier doorheen gewerkt en dat beloon ik hier graag met een 7½. Met deze proeve van bekwaamheid uit een onverwachte hoek heb ik wel wat.    

vrijdag 23 maart 2012

Weblogbrief 7.24, 23 maart 2012

Weblogbrief 7.24, 23 maart 2012

    Estimada clientela, hier is mijn weblogbrief 7.24, mijn zoveelste geschenk uit de hemel. Ik heb de afgelopen dagen echt mijn best moeten doen om voldoende spraakwater te krijgen om hem wat inhoud te geven. Haastige spoed is zelden goed, wordt gezegd, maar deze vrijdagmiddag ben ik dan toch weer spekkoning. 

    Laat ik niet beginnen met albóndigas, gehaktballetjes, toe te voegen aan mijn lijstje van tapas in mijn vorige brief, ze zijn me hier te klein. Een gehaktbal hoort, naast bijzonder smakelijk te zijn, ook een zekere substantie te hebben, een zeker volume, vind ik. En daarom is er tot dusver voor mij nog altijd maar één adres om ze aan te schaffen: bij mijn slager op het Voltaplein in Maastricht. Hij is de man die mijn ballen in de aanbieding heeft, gemaakt volgens het aloude recept van voormalige slager Huijdts op de Frankenstraat.
   
    Ik wou het hier als intro over een andere tekortkoming hebben in mijn vorige brief. In het verlengde van St. Patrick’s Day bracht ik afgelopen dinsdag Mary Black als artieste van de week. Lag ik in bed dinsdagnacht, dacht na over welke Ierse muziek ik allemaal had en kwam ook op The Chieftains uit. En  ineens schoot me te binnen dat ik van die folkgroep een cd heb die nota bene San Patricio (St. Patrick) heet, uit 2010. Daar moest ik woensdagmorgen bij mijn pot koffie het mijne van weten.
    Het volgende blijkt. Een paar jaar terug hebben The Chieftains een rondreis door Mexico gemaakt (net als Trudie en ik). De muziekopnames die ze daar toen  maakten, zijn samengebracht op een pracht van een plaat, San Patricio, 19 wunderschöne Lieder. De groep wordt per een of twee nummers door steeds andere artiesten vergezeld. Hier zijn ze, de Mexicanen en anderen die mee mochten doen: Lila Downs, Los Folkloristas, Linda Ronstadt, Los Cenzontles, Los Tigros Del Norte, Marachi Santa Fe De Jesus (Chuy) Guzman, La Negra Graciana, Carlos Nunez, Moya Brennan, Chavela Vargas, Camperos De Valles en uiteraard, zou ik zeggen, ook La Banda De Gaita De Batallón De San Patrico. De artiesten die ik al ken, heb ik voor jullie maar eens cursief gezet. Heel mooie muziek allemaal!

    En ik heb een artiest eventjes achtergehouden, maar hier komt hij dan toch. Op de cd staan ook twee nummers van The Chieftains samen met Ry Cooder. De titels van die nummers zijn: “The Sands Of Mexico” en “(Intro) Canción Mixteca”. Daarnaast is Ry Cooder prominent present als lid van de Banda De Gaita De Batallón De San Patricio, dat spreekt. De man doet het nog altijd, begrijp ik, andere, ondergewaardeerde artiesten een handje helpen. Wie herinnert zich niet, hoe hij de Buena Vista Social Club uit de vergetelheid heeft gerukt, hoe hij van Manuel Galbán opeens een fenomeen maakte, hoe hij de Rising Sons met Taj Mahal een hart onder de riem stak.
    In dat kader was Ry Cooder bijna twintig jaar terug eveneens actief als compagnon van Ali Farka Touré. Ali en nog wat, inmiddels 72 jaar, is uit Mali, ten oosten van Mauretanië, niet eens zo ver hiervandaan en is een gitarist van het zuiverste water. Reden voor Ry Cooder om met hem in 1994 de cd “Talking Timbuktu” te maken, werkelijk een beauty van een plaat, met zang en vooral gitaarmuziek om je vingers bij af te likken. Hier zijn alle tien nummers van het album:
01.    Bonde
02.    Soukora
03.    Gomni
04.    Sega
05.    Amandrai
06.    Lasidan
07.    Kelto
08.    Banga
09.    Ai Du
10.    Diaraby
    Ik zal jullie eerlijk bekennen: als iemand mij had gezegd dat het allerlei Afrikaanse tapas zijn, die titels, had ik het zo geloofd. Maar wat een mooie muziek! Luister eens met mij naar bijv. “Soukora”, “Amandrai” , “Lazidan” of “Ai Du”, je weet niet wat je hoort, zo bijzonder. Ik hoop oprecht nog de nodige andere muziek van Ali Farka Touré te kunnen bemachtigen.
    (En wisten jullie al dat hij zijn LP’s en CD’s jarenlang steeds weer dezelfde titel meegaf: Ali Farka Touré? Ik heb zes verschillende platen met die titel gevonden op Wikipedia, allemaal uit de periode 1976-1988. Pas na 1988 komen er andere namen in beeld.)

    Over een maand of wat, waarschijnlijk wordt het dinsdag 24 april om 5 uur, betreed ik hier het strijdperk met als mijn opponent Almudena (Sanchez), UHD bij het voedingsonderzoek hier. Wij tweeën gaan ons dan op gepaste wijze “vrijgele” over de vraag of/ hoe erg vet eten de kans op het krijgen van een hartvaatziekte bevordert. Dat zal gebeuren in het kader van (ik citeer uit de e-mail van Luis): The Canarian-Dutch Nutrition Research Group Entertainment. De voertaal is Spanglish; we zijn allebei veroordeeld om Engels te praten, mensen in het gehoor die daar niet zo goed in zijn ten spijt, maar desgevraagd kan een Spaans woordje of zin tussendoor geen kwaad. Hollands praten is mij is mij uitdrukkelijk verboden en Maastrichts mag ook niet.
    Almudena is klein en tenger, dus het zal jullie niet verbazen dat zij een aanhanger is van de vetarme pot. Ik daarentegen ben gevraagd om het standpunt te verdedigen dat een vette hap op zijn tijd geen kwaad kan. En ik weet het, etiologisch onderzoek en zeker voeding is al lang niet meer mijn favoriete onderwerp van studie, maar een openbare discussie over eetgewoontes en gezondheid, liefst met het aardappelschilmesje op tafel, is volgens mij nooit weg. Er wordt vooraf geloot wie mag beginnen en vervolgens krijgen Almudena en ik allebei 20 minuten om ons standpunt te presenteren. Daarna worden wij verondersteld om elkaar te ondervragen, te interrumperen en in alle vriendelijkheid met de grond gelijk te maken. Ik ben in het nadeel tussen de voedingsfreaks ter plekke, vrees ook dat Almudena ook nog terug kan vallen op enige hulp uit de zaal. Maar wat geeft het? Een paar dagen later kan ik jullie in Nederland vertellen dat ik probleemloos als winnaar uit de bus gekomen ben.

    Hoe bereid ik me op zo’n onderwerp voor? Ik ga het mezelf niet overdreven moeilijk maken, maar twee boeken over het onderwerp heb ik al uit. Allereerst is er Uffe Ravnskov’s boek “Feiten en fabels over cholesterol en cholesterolverlagende medicijnen” uit 2011, een vertaling van “The cholesterol myths”. Het tweede, uit 2008, dat ik al eerder las, is van Malcolm Kendrick en heeft als Nederlandse titel “De cholesterolhype” meegekregen; het is een vertaling van “The great cholesterol con”. Vooral het boek van Kendrick bevalt mij zeer. Beide auteurs zijn  overigens actief in THINCS, The International Network Of Cholesterol Skeptics.
    Toch kan ik niet zo maar op de twee boeken terugvallen, want die heeft hier niemand onder zijn pet. Ik ga dus nog wat relevante wetenschappelijke stukjes downloaden om aan mijn visie een mouw te breien. En later voeg ik dan nog wat grappen en klinkslagen toe om de zaak te completeren. Als jullie het leuk vinden, kom ik over een aantal weken erop terug, met een serieus probeersel van mijn presentatie.

    Het is wat met zo’n lezing van niks. Er gaat heel wat door je hoofd, althans het mijne, voordat ik bereid ben om bepaalde puntige uitspraken te doen. En één van de zaken waarover ik het wil hebben, is nou eens niet mijn precieze standpunt, maar het verschil tussen etiologie en voorlichting/opvoeding. Er is nog maar bitter weinig bekend over bepaalde voeding en het ontstaan van hartvaatziekte, onzekerheid is troef, dat wil ik in mijn voordracht graag benadrukken. Aan de andere kant, iets weten we wel, met een behoorlijke marge van onwaarschijnlijkheid. Het punt is dan, op welk moment je bereid bent, als ontvanger van de boodschap, er al rekening mee te houden.
    Ik beperk me hier tot één voorbeeld. Het lijkt erop dat bakken met olijfolie goed is voor de gezondheid, beter dan bakken met boter, margarine (transvet!) of andere olie. Maar moet ik nou bijv. de zonnebloemolie helemaal gaan afzweren en alleen nog maagdelijkste olijfolie gebruiken? Gelukkig heeft Luis me hier uit de brand geholpen door me enkele keren al, gratis en voor niks, een vijfliterfles van de superieurste olijfolie, van de Madrileense firma Vitólina, cadeau te doen. Hij krijgt daarvan hele schepen binnen in het kader van zijn bijdrage aan het onderzoek naar het nut van het mediterrane dieet. Dus die gebruik ik in mijn keuken al tijden onder het motto: of het wat voorstelt, weet ik nie, maar kwaad kan het ook niet.
    Algemener: of ik bereid ben het merendeel van mijn vet in mijn dieet te vervangen door suiker of (meer ter zake) onverzadigd vet en eiwit, dat hangt m.i. minstens zo veel af van wat ik lekker vind dan van het op peil houden van mijn gezondheid. Mijn motto: liever niet ouder dan 65 of 70 jaar worden met lol en goed van eten en drinken dan 75 of 80 met een ranzige smaak in de mond.

    In de flats aan de overkant op Luis Morote 19 gebeurt van alles. Wie ben ik om jullie met allerlei onsmakelijke details over de bewoners lastig te vallen, maar er zijn minstens twee wisselingen van de wacht, die ik niet ongepasseerd kan laten. Op vijf hoog links is het echtpaar vertrokken,  dat eerder zijn herdershond de deur uit moest doen, omdat die teveel herrie schopte, als ze werken waren. Vooral hem vond ik wel leuk, net als ik een fan van F.C. Barcelona. Echter, plotseling was hij foetsie (een nieuwe vriendin?) en iets later vertrok ook zij. Nu wordt er daar druk geboord en geklopt en zie ik een jong stel uit het raam hangen.
    Gaan we naar een hoog rechts, van mij uit gezien dan. Die “piso” heeft meer dan een jaar leeg gestaan, maar er zit nu beweging in. Het affiche met “te koop”, “se vende”, is van de ruit gehaald en zo waar heeft iemand, ik moet nog uitzoeken hoe en wat, al voorzichtig staan hakken in de zijmuur van de woonkamer. Ik ga er van uit dat er binnenkort verhuiswagens voor de deur staan, nog voor de pasen.
    Over de flat op een hoog rechts heb ik geen nieuws. Hij is kennelijk verhuurd (of verkocht) aan een dertiger die er alleen op zaterdag/zondag wel eens verblijft. Soms is zijn zoontje dan op het balkon en hij heeft ook een vriendin die af en toe opduikt. Hij is een echte poetser, loopt, als hij er is, graag met een bezem rond. Zelfs het net zo minuscule balkon als bij mij moet eraan geloven. Zij is meer van uitslapen en dan koffie en sigaretten. Door de week heb ik nog nooit iemand in die flat gezien.

    En dan wou ik nu even de uitdrukking “en profil” met jullie doornemen. “En profil”, dat is Frans voor wat precies? Een profiel is volgens mijn woordenboek een omtrek, een verzameling kenmerken, voor mijn part ook het loopvlak van een schoen). Maar “en profil”? Dat vind ik een beetje een rare uitdrukking: het is een zijaanzicht, bijv. van een gezicht op een foto, zegt mijn dictionnaire. ““En profil” gaat het nog wel, maar als je haar goed bekijkt, wat is die vrouw lelijk.”, lijkt me geen verkeerde zin.
    Is het in het Spaans ook “en perfil”? Nee, dus, wij hier hebben het over “de perfil”, als we een zijaanzicht bedoelen. “De perfil parezco más joven que lo que soy.”. Van opzij stel ik nog wel wat voor...

    Alsof ik een hond moet uitlaten, maak ik dagelijks meestal hetzelfde rondje om een uur of 6, op mijn gemak. Ik loop eerst naar hotel Reina Isabel, ga daar rechtsaf de boulevard op en eindig na een kwartier of zo op een bankje voorbij La Puntilla voor een stukje leeswerk. En terugkomen doe ik ook, heb maar geen angst.
    Halverwege, net voor de calle Tenerife wordt op dit moment druk geluchttennist. Je hebt volleyballen, je hebt tennissen, voor mijn part heb je ook nog squash, maar hier in het zand is er dit weekend een tenniscompetitie met echte harde batjes, waarbij het net min of meer op volleybalhoogte gespannen is. Meestal is het twee tegen twee. Echter, daar is het me niet om te doen nu. Ik wijs jullie op het driehoekige plein aan de boulevard ter hoogte van het luchttennis. Dat is genoemd naar een overleden dichter uit Telde, en Telde is zoals jullie behoren te weten, een plaatsje op een half uurtje ten zuiden van Las Palmas, met zo’n 20.000 inwoners. De naam van de poëet is Saulo Torón. Allé, omdat jullie zo blijven  aandringen, wijd ik vandaag mijn Spaans minilesje aan hem.
    La plaza de Saulo Torón constituye uno de los rincones con más sabor propio del largo paseo que bordea la playa. Restaurado convenientemente, se ha dedicado a este gran poeta teldense (1885-1974), que vivió y trabajó durante muchas décadas en esta zona de la ciudad, y cantó al Atlantico con versos tan íntimos, llenos de ineludibles querencias, como aquellos en los que nos dice como “De tanto mirar al mar/ voy creendo sólo en él/ y olvidando lo demás”.
    Entre sus obras destaca “Las monedas de cobre” (1919), con un poema inicial del poeta Pedro Salinas, “El caracol encantado” (1926)  y “Canciones de la orilla” (1932), con versos que tanto evocan esta Playa de las Canteras.”     Rest mij nog een opmerking. Drie bundeltjes in dertien jaar tijd, tussen 1919 en 1932, dat houdt niet over, maar wie ben ik om daarover te kankeren. Mijn vraag is wat de beroemde  woordkunstenaar daarna deed. Had hij daarnaast een baan, zoals wij allen? Of heeft hij al die jaren na 1932, het zijn er nog 42, vooral uit zijn neus zitten eten en verder niks? Het minste wat je van een uitgedichte dichter mag verwachten, is dat hij daarna heeft meegeholpen om het Plaza de Saulo Torón aan te leggen en schoon te houden? En vooruit, vanaf 1950, als hij 65 wordt, sturen we hem met AOW. 

    Aan alles komt een eind, wordt wel gezegd, aan deze brief zeker. Ik vind hem voor een tussendoortje best aardig in elkaar steken. Zo niet, jullie moeten het er maar voor doen, ik houd er nu mee op en ga nog een nieuwe poging wagen om rond het filmfestival in Monopol een klein ruikertje bloemen buiten te zetten. Het weekend komt eraan!
    Voor nu, ik acht de tijd gekomen om van het mooie weer te gaan profiteren, hoewel, waaien doet het sinds gisteren wel en behoorlijk ook. Ik hoop maar dat het snel weer ophoudt. En dat bij jullie nu ook wat lenteriger wordt. Lenteriger, is dat geen goed Nederlands? Luister dan maar eens naar een van de mooiste nummers van Toon Hermans: Lente me, van zijn allerlaatste cd “Als de liefde”. Zo maken ze die niet meer, die liedjes, denk ik wel eens. Over een dag of vier, vijf horen jullie weer van me, als er intussen geen rare dingen gebeuren. Jullie krijgen de “compleminte” van me, deze keer speciaal Bölke, de poes van Trudie, en tot ziens maar weer, hasta luego, PaulK.

BOEKBIJLAGE

    Kennen jullie de thrillerschrijfster S.J. Rozan nog, Shira Judith in haar vriendenkring? Eerder besprak ik van deze van origine architecte in deze rubriek “No colder place”, dat 100 % in New York speelt, haar stad. Toen ze in 2001 met “Reflecting the sky” kwam, het boek dat hier aan de beurt is, was ze 50 jaar. Ze won eerder al mooie prijzen en met dit boek de prestigieuze Best Private Investigator medaille of zo van 2002. De setting van het boek is wonderwel niet in The Big Apple, maar Hong Kong vandaag de dag. De beetje vreemde titel verwijst naar een van de vele ondoorgrondelijke spreuken in het boek: “Swiftly running water does not reflect the sky”.
    Ik heb nog een aardigheidje vooraf. In het eerder boek van S.J. Rozan dat ik las, was Bill Smith de ikfiguur, met zijn partner Lydia Chin in een bijrol. Hier is het omgekeerde het geval. Lydia, Ling Wan-Ju is het Kantonees, uit het New Yorkse Chinatown gaat in dit boek voor de glansrol. Ze wordt gevraagd om namens opa Gao de begrafenis te bezoeken van Wei Yao-Shi in Hong Kong en vooruit, Bill mag wel meekomen.
    De familie met de achternaam Wei domineert het verhaal. Yao-Shi hield er bij zijn leven in New York een vrouw op na en een zoon genaamd Frank (Fu-Ran), terwijl hij in Hong Kong ook een vrouw had zitten, ook met een zoon, Steven (Di-Fen). Steven op zijn beurt heeft ook weer een zoon Harry (Hao-Han) die nu zeven jaar is en in het begin van het boek al spoorloos is. Heeft de broer van Yao-Shi, genaamd Wei Ang-Ran, iets met de kidnapping van doen? Andere figuren ten huize van Steven zijn diens zwangere vrouw Li-Ling, zijn advocate Zhu Nai-Qian (Natalie) en niet te vergeten Maria Quezon. De laatste is afkomstig uit de naburige Philippijnen, ze is dus Filipina, waar ken ik dat woord ook alweer van, dames? Maria is de au pair, de amah van Harry en geeft net als Harry niet thuis tot op het einde van het boek. En Lydia Chin werkt in het boek intensief samen met detective sergeant Mark Quen (Quan Mai) van de Hong Kong politie, die zelfs nog een oogje op haar laat vallen, in het nette dan.     Jullie willen ook namen van boeven, mannen van de triade Strength And Harmony, die het import/exportbedrijf van Wei Ang-Ran gebruikt om de mooiste spullen uit China te smokkelen en te verkopen in Hong Kong of New York? Dan kan ik niet heen om namen als Iron Fist Chang, Tony Siu en Big John Chou? Echt slim zijn ze niet, zeker Tony en John moeten het vooral van hun spierbundels hebben, maar hun baas, antiekhandelaar Lee Lao Li is dat des te meer. Gelukkig, alles komt uiteindelijk wel op zijn pootjes terecht, als ik een enkele  dode hier en daar niet mee hoef te rekenen. Een veredelde bloedneus, dat is wat Bill eraan overhoudt en Lydia zelfs wat kleren.
    En mag ik dan nu naar mijn oordeel? Ik vind “Reflecting the sky” een heel aardig boek, best te pruimen en op zijn tijd ook wel geestig. Ook komt er genoeg eten voorbij om mij het water in de mond te laten lopen en zelfs genoeg sigaretjes en alcoholische drank, vooral als Bill “hot damn” Smith in beeld is. Echter, het verhaal duurt mij een beetje al te lang, als ik eerlijk moet zijn. Er zijn net iets te veel vragen naar mijn zin met bijbehorende antwoorden, waar ik me doorheen moet worstelen en dus was ik ook wel een blij mens, toen ik de laatste bladzijde 351 uit had. Dat vinden jullie terug in mijn recensiecijfer van “Reflecting the sky”. Ik geef S.J. Rozan een dikke 7 voor haar boek, maar meer zit er helaas niet in.  
       

dinsdag 20 maart 2012

Weblogbrief 7.23, 20 maart 2012

Weblogbrief 7.23, 20 maart 2012

    Buenos días, los de casa, laat ik er vandaag maar eens direct inkomen. Na mijn vorige bezoek aan de universiteit hier, op vrijdagmiddag laat. nam ik vanaf het oude faculteitsgebouw bus 12 naar de oude stad, Vegueta/Triana, nauwkeuriger gezegd naar het (nieuwe) theater daar. Vervolgens begaf ik mij opwaarts naar mijn Plaza De Las Ranas, in de verwachting dat het bij filmzaal Monopol al wel razend druk zou zijn om de filmfans te bedienen. Immers, het alweer dertiende filmfestival van Las Palmas begon op vrijdag 16 maart (t/m 24). Echter, helemaal niks was er nog te zien en te beleven, misschien was ik te vroeg. Dus verlegde ik mijn route naar het Cairascoplein met het mooie witte gebouw en opzij daarvan hotel Madrid. Daar was het gelukkig wel al te doen. Op het royale terras was geen tafeltje meer vrij, zodat ik mijn weekend noodzakelijkerwijs moest beginnen met op een bankje daar plaats te nemen.
    Op de terugweg keek ik nog eens opnieuw bij Monopol en nu was er tenminste een tafel bij de ingang geposteerd met daarachter enige behulpzame dames. De aankondigingen van wat er deze week allemaal te doen zal zijn, lieten nog even op zich wachten. Dus liep ik maar weer omlaag naar de winkelstraat, calle mayor de Triana. Op nummertje 41 bevindt zich daar pub McCarthy’s, Ierser kan niet. Het grote café, best groot, is permanent opgesierd met allerlei beroemde Guinness reclames, tot in de toiletten toe, terwijl de buitengevel opgesierd is met een ouderwetse, alweer Guinness, klok. En jullie weten het: zo’n half litertje Guinnessbier sla ik niet af, als iemand van jullie mij daarop eens wil tracteren (bijv. in Wieck in die Ierse tent aon de aw Maosbrögk). En wat hing in de enige etalage van McCarthy’s? Een Ierse vlag in de bekende kleuren groen, wit, oranje, met in het witte deel het woord St. Patrick’s Day. Immers, de dag erop, afgelopen zaterdag, was het zo ver: dan mocht alles wat Iers is, weer eens uit zijn dak gaan, ook in Las Palmas.
   
    Wat mij vanzelf bij mijn eerste muziek brengt, de stemmige stem van Mary Black. Voor de liefhebbers, de Ierse dame is van 1955 en inmiddels 56 jaar oud. Kennen jullie haar al/nog? Vele jaren terug heb ik eens een verzamelcd van haar bemachtigd, ik geloof via Centere Ceramique, met de foute titel “The collection”. Die cd heb ik daarna ik weet niet hoe vaak gedraaid in Maastricht. En waarom niet, hier zijn alle veertien nummers van die cd:
01.    The moon and St Christopher
02.    No frontiers
03.    Babes in the wood
04.    Carolina Rua
05.    Katie
06.    Columbus
07.    Adam at the window
08.    Ellis Island
09.    Bright blue rose
10.    Past the point of rescue
11.    Only a woman’s heart
12.    Roisin
13.    Tearing up the town
14.    There’s a train that leaves tonight
    Zo’n nummers als “Columbus”, “Ellis Island” en nog meer “The moon and St. Christopher”, daar kun je toch mee thuiskomen.
    Veel en veel later, was het afgelopen zomer of eerder, kon ik ineens (haast) alle andere platen van Mary Black op de kop tikken. Blijkens mijn LaCie is mijn “coup” van juni 2010, bijna twee jaar geleden dus. In mijn herinnering komt de hele bups van Henk van Berkel, waarvoor mijn hartelijke dank, Henk. Wat zal ik nog van Mary Black zeggen? Ze kweelt als een engeltje dat op je tong piest, foute vergelijking, en past haar muziek niet prima bij 17 maart, St. Patrick’s Day? Hier is mijn Mary Black collectie, tien studio-albums plus nog twee andere compilaties, naast “The collection” uit 2000:
(1983) Mary Black
(1985) Without the fanfare
(1987) By the time it gets dark
(1989) No frontiers
(1991) Babes in the wood
(1993) The holy ground
(1995) Circus
(1997) Shine
(2000) Speaking with the angel
(2005) Full Tide
(C1988) Collected
(C1995) Looking back
    Blijkt dat ik alleen de allerlaatste originele cd nog mis, “Stories from the sleepless” uit 2012. En, eerlijk is eerlijk, Mary Black lijkt meer op te hebben met St. Chrispher dan met St. Patrick. St. Christopher, be my guide, hoor ik haar roepen op het nummer “The moon and St. Christopher”.
    En jullie vragen je natuurlijk af, waar dat hele idee van St. Patrick’s Day dan wel vandaan komt. Laat ik de “Eyewitness Travel” van Dublin nou hier bij de hand hebben, omdat ik begin mei met Trudie en Marij een lang weekend naar Dublin ga. Dus kan ik de nieuwsgierigen onder jullie op hun wenken bedienen. De heilige Patrick, dat is de man die de Kelten gekerstend heeft, in 432 Anno Domini en daarna. Rond 450 was hij druk doende om al die Ieren te dopen, volgens het verhaal op de plek waar later, in de twaalfde eeuw, de St. Patrick’s Cathedral is gebouwd. Vandaag de dag is St. Patrick’s Day op 17 maart (en de dagen ervoor) het moment waarop de traditionele Ierse muziek in het zonnetje wordt gezet, vooral in de buurt van de Dublinse wijk Temple Bar. En daar moet op gedronken worden, hi ha ho! St. Patrick’s Day, het is een gelegenheid bij uitstek om de nalatenschap van Arthur Guinness van stal te halen. Hij begon in 1759 een brouwerijtje in Dublin en daarvandaan stamt zijn “black ale called porter” (voor details, zie mijn reisgids). Die drank, Dublins enige echte Guinness, een “stout”, maar dat mag je in Dublin niet zeggen, beschouw ik als een van de smakelijkste dranken die ik ken. Prosit!

    En wat bak ik ervan, muzikalerwijs in de nadagen van St. Patrick’s Day? Ik kon jullie moeilijk tot aan vandaag, dinsdag, met alleen maar de muziek van Mary Black lastig vallen, alles heeft zijn tijd en plaats. Dus heb ik mezelf vanaf maandagmorgen maar eens getrakteerd op iets nieuws van Canadese grijsaard Leonard Cohen. Ik heb de man van “Susanne”, “Sisers of mercy” en “So long, Marianne”, maar die nummers zijn echt van heel, heel lang geleden, nagenoeg compleet op mijn externe schijf, maar op zijn uitgestelde sterfbed, hij is intussen 77 jaar, verrast hij me toch nog weer een keer. Zijn uiterst recente, nieuwe cd heet “Old ideas”. Hij betaalt zijn bijdrage aan het bejaardenhuis door af en toe nog op te treden samen met een aimabel dameskoortje. Hier zijn de tien nummers van “Old ideas”, Leonard Cohen’s nieuwste gedachtegoed:
01.    Going home
02.    Amen
03.    Show me the place
04.    Darkness
05.    Anyhow
06.    Crazy to love you
07.    Come healing
08.    Banjo
09.    Lullaby
10.    Different sides
    Jullie hebben geen tijd om ze allemaal een paar keer af te luisteren? Dan beveel ik er een paar aan, omdat ze m.i. boven het maaiveld uitsteken: “Going home”, “Amen”, “Darkness” en “Banjo”. Vooral “Amen” kan er meer dan mee door. Met dank aan Jorge, die voor mij graag ook nog maar eens “Philip Glass: book of longing” uit 2007 en “Songs from the road” uit 2010 uit zijn hoge hoed moet toveren. 

    En dan acht ik de tijd rijp om jullie even bij te praten over de Nederlandse politiek. De rol van het christelijke midden, een hoofdrol zelfs tot/met van Agt met ook nog eens Balkenendse oprisping erna, is nu toch wel definitief uitgespeeld, denk ik. Nog even en wat rest, is een handje conservatievelingen met de Here in hun vaandel, voor wie het afwachten is of ze nog in de hemel komen. In mijn perceptie gaan de christenen zich nog eens verenigen met de groeiende groep aanhangers van Allah en Mohammed, om aldus een nieuw achtsblok te vormen.
    Rechts heeft onlangs zijn positie royaal verstevigd; hoe is het mogelijk, vraag ik mij in arren moede af, zo vlak na “de financiële crisis”. De broekriem moet toch niet een of meer gaatjes strakker, omdat de bouwvakker, de vuilnisman  en de onderwijzer het hebben laten afweten? De huidige impasse heeft toch vooral van doen met het steeds akeliger graaien van de rijken en de grote bedrijven? Hoe dan ook, Marc Rutte, jong en dan wil je wel eens wat, zit in het Catshuis te glunderen, na zijn verkiezing boven Rita Verdonk in de VVD een aantal jaren terug. En rechts van rechts heeft de club rond Geert Wilders een tweede partij van betekenis geformeerd.
    Hoe zit het aan de linkerkant? Daar zijn me al vele jaren iets teveel partijen actief, de Christenunie en de partij voor de Dieren niet meegerekend. Het gaat om het viertal Democraten 66, de Partij van de Arbeid, de Socialistische Partij en Groen Links. Kan het niet wat minder, jongens en meisjes, zou een linkse club of vooruit twee niet meer zin hebben? Ik vind sowieso dat de PvdA en de SP al veel eerder een groot socialistisch blok hadden moeten vormen. Onder Jan Marijnisse en Wouter Bos was dat misschien niet zo eenvoudig, ervan uitgaande dat twee kapiteins op één schip er een te veel is (wat ik niet vind). De recente periode daarna liet een Job Cohen zien die er als fractievoorzitter echt helemaal niks van terecht bracht. En, vooruit na Agnes Kant, daar kwam Emiel Roemer uit het niets die zich wel in tijd van niks tot een geschikte partijleider ontpopte. Wat had er dan meer voor de hand gelegen dan dat de PvdA en de SP zich zouden hebben samengevoegd tot een nieuwe partij?
    Nee dus, terwijl de SP groeit als kool, moest onlangs een verkiezing binnen de PvdA gaan beslissen wie van de fractieleden - ook dat nog, dat sluit een aantal interessante mensen uit - Cohen zou opvolgen, om voor te gaan bij het bestrijden van het gedachtegoed van vooral de SP in plaats van dat van rechts. Al direct dacht ik: als het dan maar Ronald Plasterk wordt, dat is tenminste nog een aardige man met kennis van zaken en daarbij acht ik hem er niet te beroerd voor om te proberen er links wat van te gaan maken. Helaas, pindakaas, sinds vrijdagmiddag weten we dat hij met 32% van de stemmen van de leden genoegen moest nemen, terwijl een van zijn medekandidaten, Diederik Samson, goed was voor 54%. Dus is de man die Greenpeace als opstapje gebruikte om de Nederlandse politiek met zijn gezicht te verrijken, de kersverse nieuwe leider van de PvdA. Uit zijn nek praten kan hij wel, die Samson, maar hoeveel linkse bagage heeft hij nou eigenlijk? Iemand als Emiel Roemer en ook mensen als Rutte en Wilders ter rechterzijde maken in tijd van niks gehakt van hem, denk ik. De PvdA met Diederik Samson aan het hoofd heeft voor mij als socialistische partij definitief afgedaan. Wie gelooft serieus dat we na de rechtse meute Rutte, Verhagen & Wilders rijp zijn voor minister-president Samson en zijn kabinet, binnenkort op de bordestrappen met koning Willem IV? Een werkelijk belachelijk idee!

    Zaterdagavond was ik hier te gast bij bankmedewerker August. Met ondergetekende waren daar eveneens mijn compaan Noé en zijn nieuw verworven vriendin Shiva. Het meisje met een Indische naam is scheikundige en werkt in Santa Cruz de Tenerefe voor Coca Cola. Wat waren we gevieren blij, toen het jazzgezelschapje voor La Guarida eindelijk uitgebonjourd was. Het bracht er niet echt iets van terecht, was mijn mening. Even later waren we toeschouwer bij het optreden van een aanmerkelijk betere rockband aan het basketbalveld langs de boulevard, maar daar liet het geluid het na enkele prachtnummers definitief afweten. Dus werd het tijd voor de warme maaltijd. We belandden op bijna het einde van de Guanarteme eerst bij een Hypercorwinkel (van El Corte Inglés) die mij nog onbekend was en daarna mochten we ons bij August op zijn krukken nestelen.
    Eten is hier meestal wat anders dan bij ons, ik denk veel relaxter en ook vanzelfsprekender. Om ongeveer half 9 werd in August zijn flat de eerste drank ingeschonken, ik bier en de anderen rode wijn. Daarna werd met het hoofdgerecht bereiden begonnen en kwamen daarvóór al snel drie soorten tapas op tafel: chorizoworst met stokbrood, groene asperges en champignons met een sausje. Om te vervolgen met  grote biefstukken en vers in de olie gebakken frieten. Het nagerecht bestond uit sterke drank (tequila, whisky), als kleine glaasjes, chupitos, dan wel aangelengd met Firgas, Coca Cola en 7-up, met voor de liefhebber nog allerlei mierenzoete baklava en zo. De weg terug naar mijn flat viel me zaterdagavond laat niet gemakkelijk. Om even voor 1 kroop ik onder de wol, nou ja, mijn katoenen dekentje dan.

    Had ik jullie vorige week niet beloofd dat ik ter afwisseling eens iets zou vertellen over rapmuziek? Dan moest ik daar nu maar eens gevolg aan geven. Met name de mensen van mijn leeftijd zullen mij voor een “sissy” uitmaken, maar op zijn tijd kan ik een stukje hiphop, rap best waarderen. Goed rapmuziek bemachtigen is weer een ander chapiter. Bijv. Jorge hier is oprecht van mening dat er na “Rapper’s delight” van de Sugarhill Gang, een nummer uit 1980, geen ruimte meer was voor nog meer van die “trash”. En dus, jongens en meisjes, kon hij mij niet terwille zijn, toen ik hem de afgelopen jaren, een paar keer zelfs, vroeg om mij eens een en ander “van die hiphop” te downloaden. Hij gaf eenvoudigweg niet thuis, zelfs niet, toen ik op de proppen kwam met het onvergetelijke “Jam” van Michael Jackson, afkomstig van de cd Dangerous uit 1991. En ook de prachtcd “The Eminem show” uit 2002  kon hem niet vermurwen. Zonder ook maar iets van mijn gading te bemachtigen moest ik mijn flat hier weer opzoeken.
    Maar het erbij laten zitten is niet mijn ding. Dus ben ik afgelopen zomer Centre Ceramique in Maastricht maar eens gaan frequenteren om mijn collectie hiphop enigszins op peil te brengen. Een eerste begin is intussen gemaakt; ik heb enige muziek van de volgende, bijna zonder uitzondering zwarte artiesten:
50 Cent
Beasty Boys
Dr Dre
Eminem
Gorillaz
Ice Cube
Jay-Z
Kayne West
Michael Jackson
Puff Daddy & The Family
Snoop Dogg
Sugarhill Gang
Timbaland
    Het beste van allemaal bevalt mij nog steeds Eminem, Slim Shady, van wie ik vijf cd’s heb. In de zwarte wereld van de rap is hij misschien wel de enige blanke die er mee door kan. Volgens mij dan, voor bijv. de Marokkaanse Ali B uit ons eigen kikkerland kom ik niet mijn bed uit, zet ik zelfs mijn kussen niet rechtop.
    En nou komt een aanbeveling van mij: de verschillende rappers zijn het meest presentabel, vind ik, als ik er een stukje video bij krijg. Het huidige medium voor de videoclip is vanzelfsprekend MTV en dus presenteer ik jullie trots de 25 nummers van de EMINEM MTV Collection. De DVD heeft geloof ik als ondertitel ”music hour”, maar bevat, zonder onderbreking, nummers van Eminem, vaak samen met anderen, over een totale tijdsduur van 1 uur 57 minuten. Waarom kopiëren jullie hem niet ook even van de bibliotheek, net als ik? Prachtig, al die clips van Eminem, what a jam:
Not afraid
Love the way you lie (ft. Rihanna)
Beautiful
Not afraid & Love the way you lie   
Forever
Fight music
Forget about Dre
Just lose it
Like toy soldiers
Just don’t give a shit
Lose yourself
Purple pills
My name is
Ass like that
Crack a bottle
Don’t approach me
Cleaning out my closet
Gatman & Robbin
Git up
Mockingbird
Mosh
My band
Guilty conscience
How come
3 AM
    Jorge met zijn softe gedoe kan me gestolen worden. Een middagje Eminem en verkocht en verknocht ben ik. En niet alleen met Eminem kan ik een feestje in mijn hoofd bouwen; ook sommige andere hiphop op mijn schijf is daartoe in staat. Nou jullie nog...

    Waar blijft mijn Spaanse lesje? Mijn pot Ybarra mayonaise heeft een deksel met daarop aan de zijkant: “Nueva tapa con botón de seguridad”. Mooi, hè? Bovendien staat bovenop de deksel (of moet ik spreken van het deksel?): “Cerrado al vacio. Debe hacer “clic” al abrir”. Ik heb de mayonaisepot al de nodige keren open en dicht gedaan, maar “clic”, ho maar. Gelukkig is de inhoud nog steeds prima te gebruiken als dressing, o.a. bij het uitserveren van tapas.
    Tapa, het woord komt ook van zo’n dekseltje. Men deed een dekseltje op zijn glas om de vliegen weg te houden; voor de aardigheid deed het café er een minihapje op en zo is de trend geboren. Vandaag de dag zijn er allerlei soorten tapas te koop in cafés. Zelfs zijn er restaurants die gespecialiseerd zijn in tapas. En dan heb ik het niet alleen over cacahuetes, of iets breder frutas secas, ook niet over alleen olivas of pimientos. De keuze is meestal veel ruimer. Hier zijn wat voorbeelden: chopitos, puntitos, pinchos de tortilla, champiñones con ajo, pedazos de chorizo, jamon  iberico, gambanitas, sardines, camarones, ropa vieja, quezo azul, anguila. De weet ik hoeveel soorten bocadillos in de aanbieding en de verscheidene comidas combinados laat ik dan maar even voor wat ze zijn.

    ¡Ya es primavera! Met die slagzin probeert El Corte Inglés mij al jarenlang te verleiden tot voorjaarsaankopen rond deze tijd van het jaar. Ik zag de aankondiging dit weekend ook weer staan, maar is dat niet een beetje voorbarig? De enige echte lente begint morgen pas, de 21ste en geen dag eerder, wat mij betreft. Dus vandaag, dinsdag, mogen jullie nog knus bij de kachel zitten, als vanaf morgen de ramen en deuren maar open gaan en de voorjaarsschoonmaak begint. Aanstaand weekend mag de klok zelfs weer verzet worden; hebben we ’s avonds weer een uur langer licht, maar in de vroege morgen moeten even de lampen aan. Het zij zo, verhelpen kan ik het in ieder geval niet. Maak er wat van, zou ik zeggen.
    En met deze opwekkende woorden brei ik een einde aan mijn alweer blog nummertje 7.23. Het duur waarschijnlijk een week, voordat ik jullie opnieuw mag lastig vallen. Voor de tussentijd is mijn advies: een zwaluw maakt nog geen zomer, maar wat moet een mens met een zwaluw? Tot ziens maar weer, hasta luego, van jullie hondstrouwe kanarie PaulK.
     
BOEKBIJLAGE

    Nu dien ik natuurlijk een Iers leesboek te kiezen, in stijl passend bij St. Patrick’s Day, Día de San Patricio, om het eens op zijn Spaans te zeggen. Echter, volgens mij is het enige boek uit Ierland dat ik heb, Ulysses van James Joyce en daar is, laat ik het maar toegeven, werkelijk geen doorkomen aan.  Na lezing van de eerste 150 bladzijden, van de 850, dacht ik: nu is de tijd gekomen om een pauze in te lassen, misschien wel een heel lange. Dus ben ik vrijdag noodzakelijkerwijs uitgeweken naar Schotland, dat in mijn simpele hoofd het dichtst bij Ierland in de buurt komt.
    Dit tweede deel van mijn halfmaartse blog moet het doen met alweer maar één boek, wel een Schots boek. Het heet “Resurrection men”, is uit 2001 en geschreven door thrillerkampioen Ian Rankin. Het speelt uiteraard in Edinburgh, zoals alle boeken van Ian Rankin, maar ook de steden Dundee, Glasgow en politieschool Tulliallan, halverwege tussen Edinburgh en Glasgow, komen aan bod. Om te bewijzen dat ik het helemaal uit heb gelezen, kom ik met een citaat bijna helemaal op het eind, op bladzijde 464. Daar zegt een van de meedoeners, McCullough: “I think some tombstones are best left undisturbed.” En dan denkt Rebus: “He is referring to resurrection.” De titel van het boek verwijst naar grafschenners, mensen die er lol in scheppen om op een kerkhof overledenen weer uit de grond te halen (en daarnaast wordt er ook minnetjes gerefereerd aan De Dag Des Oordeels, voor de gelovigen onder jullie).
    Hoofdpersoon in het boek is uiteraard John Rebus, detective inspector in Edinburgh. Als hij tijdens een ochtendsessie een kop thee naar het hoofd van zijn bazin Gill Templer gooit, moet hij voor straf op cursus in Tulliallan, “the last chance saloon” vóór zijn eventueel definitieve ontslag. Daar treft hij de andere vijf mensen van “the wild bunch”, met wie hij moet gaan werken aan een oude zaak, de moord op Rico Lomax zes jaar eerder, onder leiding van hoge politiepiet Archie Tennant. De andere vijf politiemensen met als gezamenlijk kenmerk dat ze net als Jihn Rebus met gezag niet veel ophebben, zijn: Allan Ward, Francis Gray, Jazz McCullough, Stu Sutherland en Tam Barclay. Die weten niet dat John Rebus een dubbele agenda heeft. In opdracht van een nog hogere politieman dan Tennant, Chief Constable David Strathern, moet hij ter plekke bekijken hoe corrupt sommige van de andere vijf wel zijn.
    Terwijl John Rebus met zijn coollega’s “the dead case” bestudeert, is zijn maatje Siobhan (dat is Gaelic voor “Shiv”) Clarke, detective sergeant, doende om, nu zonder hem, de moord op kunsthandelaar Eddie Marber op te lossen. Daarbij krijgt ze hulp van o.a. jonkie Davie Hynds en computerfanaat Eric Bain. Plus uiteraard toch weer van John Rebus, die het niet kan laten om zich tussendoor toch weer met het thuisfront te bemoeien. Siobhan komt uiteindelijk bij kunstenaar Malcolm Neilson als dader terecht, maar eerlijk gezegd gelooft ze niet echt dat hij de moord op zijn geweten heeft. Eddie Marber ging op zijn laatste “rit” per taxi naar huis, een taxi van het bedrijf MG Cabs. Is dat niet genoemd naar de favoriete auto, MG, van superboef Cafferty? De bazin van het bedrijf is ene Ellen Dempsey en laat die nou wat hebben met een van de mensen van “the wild bunch”. Vallen de twee zaken, die van Rico Lomax en van Eddie Marber dan in elkaar?
    “Resurrection men” heeft een vracht aan spelers in interessante bijrollen. Om er een stuk op wat te noemen, lees het boek en jullie weten meer van bijv. Bernie Johns, Dickie Diamond, Laura Stafford, “the Weasel” en ga zo maar door. Zelfs gaan jullie dan misschien (ik niet) begrijpen waarom Siobhan Clarke eindigt op de bank bij counseller Andre Thomson. Ik voorspel jullie trouwens: die Siobhan en John Rebus eindigen nog eens, over een boek of wat, in elkaars armen.
    Al het vorige gezegd hebbend, doe ik mede om jullie rijp te maken voor mijn oordeel. Ik vind “Resurrection men” een heel spannend boek en het feit dat hoofdrolspelers als John Rebus en Siobhan Clarke zich af en toe te buiten gaan, hij aan drank en zij aan zoetigheid, maakt mijn interesse er niet minder om, integendeel. Ian Rankin heeft met dit boek een echte klassieker afgeleverd en beloon hem daar graag voor met een 8½. Een ietsje meer humor en “resurrection men” was met een 9 terug de kast in gegaan. Wat kan de man goed schrijven! 

vrijdag 16 maart 2012

Weblogbrief 7.22, 16 maart 2012

Weblogbrief 7.22, 16 maart 2012

         Queridos heridos, daar ben ik weer, ietsje vroeger dan jullie gedacht hadden. Het weekend, ook dat van mij, gaat zo beginnen. Vanochtend heeft Bety mij weer eens met een bezoekje vereerd en na de poetsbeurt ziet mijn flat er weer spic & span uit. Al zou ik op mijn kop gaan staan, dan nog zou ik dat niet zo voor elkaar kunnen krijgen. Ieder zijn vak en schoonmaken, dat hoort bij dames als mijn Argentijnse Bety. Ik ben meer van het weblogbrieven schrijven en recalcitrante lezingen geven. Daarnaast bezit ik uiteraard nog diverse andere kunnens, maar daar laat ik jullie vandaag naar raden.

         Muziek! Van Jorge kreeg ik afgelopen dinsdag, of het niks is, de nieuwe CD van Serrat & Sabina overhandigd. Hij zei erbij dat hij hem zelf niet de moeite waard vond om te bewaren. Ik wel en niet zo’n beetje ook. Joan Manuel en Joaquín, als ik ze eens met hun voornaam mag aanspreken, het zijn  twee mannen in de herfst van hun leven, net als ondergetekende, maar wat kunnen ze het vuurtje nog opstoken. Mijn laatste aanwinst, net uit en in de winkel, heet “La orquesta del Titanic”, het orkest van de Titanic. Zien jullie het clubje nog voor je, bijv. op de Titanic film met Kate Winslet en Leonardo di Caprio? Hier zijn de elf nummers:
01.     La orquesta del Titanic
02.     Después de los despueses
03.     Idiotas, palizas y calientabraguetas
04.     Canción de Navidad
05.     Quinze o veinte copas
06.     Acuérdate de mi
07,     Hoy por ti, mañana por mi
08.     Dolent de mena (malo por naturaleza)
09.     Martínez
10.     Cuenta conmigo
11.     Maldito blues
         Wat een mooie plaat, voor de zoveelste keer! Jullie weten het, ik ben al vele jaren fan van Joaquín Sabina, ik heb hem zelfs al eens voor de Spaanse Bob Dylan uitgemaakt. Zijn maatje Joan Manuel Serrat (had hij geen longkanker?) zie ik als een goede tweede (of derde, als ik Maria Dolores Pradera meetel). Op “La orqeusta del Titaniv” doet het tweetal alle nummers, stuk voor stuk schoonheden, min of meer samen. En het is deze keer niet vooral om en om, zoals op “Dos pájaros de un tiro” uit 2007. Ik ga voor jullie geen keuze maken welke nummers ik weer net even beter van dan andere. Het zijn zonder uitzondering schoonheden die ik een voor een op mijn bordje krijg.  

        

         Gaan we naar een tweede muziekje. Maar voordat ik dat doe, maak ik jullie er nog op attent dat mijn Tom Waits collectie alweer is aangevuld met drie nieuwe cd’s,  “Alice” uit 2002. “Blood Money”, ook uit 2002, en het mij door Jorge al eerder beloofde “Bad As Me” uit 2011. Plus met nog wat aanvullende liedjes van cd’s die ik al had. Wat blijft er nog over om te rippen “as far as Tom Waits is concerned”? Ik heb “hem” nu bijna compleet nu en hij is en sommige van zijn nummers, ook op “Bad as me”, zijn en blijven de moeite waard, al zeg ik het zelf.

         Maar hier en nu wou ik jullie confronteren met een andere plaat, de allernieuwste van Bruce (door Jorge steevast uitgesproken als Broesie) Springsteen. Ook die cd is net uit; ze heeft de naam “Wrecking Ball” meegekregen. Ken ik die naam niet van Neil Young en Emmylou Harris? Even opzoeken... Neil Young kwam ermee op zijn album Freedom uit 1989 en de (pracht)plaat, een hele CD, van Emmylou Harris dateert van 1995.
         De hoes van die van Bruce Springsteen vind ik een beetje gedateerd. Het heeft mij te veel van een graffiti muurschildering, geen goed begin. Echter, het is natuurlijk boven al de inhoud die telt. Ook van deze plaat geef ik hier alle nummers op een rijtje, 13 stuks:
01.     We take care of our own
02.     Easy money
03.     Shackled and drawn
04.     Jack of all trades
05.     Death of my hometown
06.     This depression
07.     Wrecking ball
08.     You’ve got it
09.     Rocky ground
10.     Land of hope and dreams
11.     We are alive
12.     Swallowed up (in the belly of the whale)
13.     American land
         Jullie willen mijn mening? Ik heb de CD intussen een aantal keren afgedraaid en mijns inziens is het een cd van jewelste, met echt van alles wat. Voor de patriotten onder ons is er ”We take care of our own” en “Death of my home town”, de oude rock ‘n’ rollers kunnen hun hart ophalen aan nummers zoals “Wrecking ball” en “Last of hope and dreams” en, last but not least, mensen met een hele hoop gevoel in hun donder zullen wegzwijmelen bij “Swalowed up” en nog meer bij “Jack of all trades”. Dat laatste nummer is voor mij de druppel die de emmer doet overlopen. Hierbij verklaar ik mezelf officieel tot aficinado van The Boss.


         Rechts van mijn woning, net voorbij de Veintinueve de Abril, ligt een katholieke school, oorspronkelijk van de nonnen, met een bijbehorend kerkje. Je kunt op de hoek ook naar links gaan, de Veintinueve de Abril af richting El Corte Inglés. Dan kom je minder dan 100 meter, net voorbij de Ripoche, aan de linkerkant nog zo’n kerkje van niks tegen. Dat is daar gesitueerd ter memorie van “apóstol San Pablo”. (Katholiek vraagje: was Paulus wel een echte apostel? Was hij er bijv. bij tijdens de wonderbare broodvermenigvuldiging of in de Hof van Olijven op Witte Donderdag?) De parochie van de naar mij genoemde heilige geeft op de zondagen vanaf 5 februari t/m aanstaande zondag, zeven keer dus, ruim baan voor de enige echte voedstervader van Jezus, niemand minder dan “San José” (in Sittard Sint Joep genoemd). Hier is de speciale aanbeveling in het halletje van de kerk: “Acompanálo en sus dolores y gozos”.  Vraag, primair aan mezelf: “Gozos”, wat zijn dat nou weer? Heeft het woord iets met het Amsterdamse woord gozers te maken, nee toch? “Gozos”, zegt mijn onvolprezen woordenboek, is Spaans voor “lol” en voor de mensen onder jullie die het naadje van de kous willen weten, het staat ook voor lofliederen. “Es un gozo para los ojos” is in goed Nederlands: “het is een lust voor het oog”.
         En waarom houdt de aanbidding van Jozef aanstaande zondag op? Ik denk mede omdat hij de dag erop, maandag, jarig is, dan wordt hij weer een jaartje ouder. Tevens vieren we hier dan, anders dan in Nederland, het hoogfeest van VADERDAG, “el día del padre”. In zo wat alle winkels in de stad hangt wel een aankondiging daarvan. Mijn Topaz winkel heeft zelfs een groot affiche tegen de buitenruit aangeplakt: “feliz día de padre”, met een foto van een kind in aanbidding erbij. Eva, als je me maandag wilt e-mailen dat ik het zo hondsberoerd nog niet gedaan heb de afgelopen decennia, krijgt ze van mij de zegen (van boven).

         Ik heb er best over nagedacht: hoe loopt het af, of beter, is het al afgelopen met mijn overbuurman van kleding- en schoenenwinkel NEGONZA (mooie naam trouwens), een man van mijn leeftijd en met een pracht van een herdershond, wolf, of hoe heet zo’n beest, aan zijn zij. Vorig jaar mei, toen ik naar Maastricht vertrok, liep de man nog gewoon rond, misschien een beetje moeizaam, dat wel, en met een honkbalpet op, omdat eerder de (linker?) helft van zijn haar was weggeschoren. Ik vreesde toen wel al dat er iets zeer akeligs onder zijn pet zat; zelfs heb ik jullie daarvan kond gedaan.
         Hoe was de situatie in oktober, toen ik weer terug in Las Palmas was na mijn zomer in Maastricht en omgeving? Eerlijk gezegd heb ik de baas van NEGONZA na mei niet meer gezien, geen enkele keer. Omdat zijn magere zoon, niet de dikke, in het najaar zo veel in huis was, boven de winkel, ook ’s ochtends vroeg en ’s avonds laat, dacht ik toen: Zou de man ernstig ziek zijn, maar wel nog boven de winkel wonen en door zijn zoon verzorgd worden? Wie weet, zou hij dan nog wel weer eens boven water komen, al was het maar tijdelijk. Echter, helaas pindakaas, dat is niet meer gebeurd. Nu woont de zoon boven de winkel, met zijn diverse plantjes, zijn eigen zwarte mormel en ook de hond van zijn vader.
         Deze week hangt een advertentietje op de winkelruit dat een deel van de etage boven, 40 vierkante meter, te huur was. Ook is er beneden sinds kort een aparte woningingang, op de plek waar eerst een extra etalage was. En de zoon doet tegenwoordig bijna alleen nog in schoenen. Ik vrees, beste toehoorders, dat mijn overbuurman van NEGONZA of in een verpleeghuis zit, dan wel, wat ik waarschijnlijker acht, niet meer is. Ik heb hem al die jaren dat ik hier ben, een heel aardige man gevonden, maar goed: er is voor iedereen een tijd om te gaan.

         Ander onderwerp: maakt het wat uit of Trudie in Nederland zit, op ruim 3000 km, of hier op Lanzarote, op slechts een paar honderd km af van Las Palmas? Mijn antwoord is: niet veel, maar een beetje wel. Geef me een zeilboot, met schipper graag, en ik zou er zo naar haar toe hebben kunnen varen, een van de afgelopen dagen. Of haar geocache- en wandelmaatje, voormalige echtgenoot Math, dat zo’n prima idee zou hebben gevonden, is weer wat anders. “Gelukkig” gaat Trudie morgen weer Maastrichtwaarts. En zoals het er nu uitziet, zal ik met mijn volgend rendez-vous met Trudie moeten wachten tot over zes weken, tot 27 april ’s avonds laat.
         Bovenstaande alinea heb ik mede neergetypt als intro voor een foto die sinds kort op mijn prikbord hier hangt, een heuse portretfoto van Trudie. Het is er een uit de koker van amateurfotograaf Rim. Wat kan die man veel doen met een cameraatje, dat in alle ernst niet duurder is dan het mijne. Eerder maakte hij bijv. een kopfoto van mij, die ik nog steeds koester. Ik denk dat die in Las Palmas genomen is, toen Rim, Désirée en Tristan bij mij op bezoek waren, ruim twee jaar terug. Het zou zo maar de geschikte foto kunnen zijn om mijn overlijdensadvertentie mee te verlevendigen t.z.t.
         Toen we in de Pastoor Habetsstraat op bezoek waren, de week na carnaval, maakte Rim een mooie foto van hem samen met mij, blauw bijgekleurd door een gadget in zijn fototoestelletje. Maar de foto van de avond toen was toch die van Trudie, afgedrukt in het geelbruin. Erg sjiek, Rim! 
        
         Ook op de Canarische eilanden, “sjus wie bij us”, is het steeds weer een hele kunst om voldoende zakken bloed te krijgen om die vervolgens te verstrekken aan mensen die het nodig hebben. La Red Transfusional Canarias zit niet “veur de bok z’n kloete” op Facebook, op Twitter en zelfs op YouTube. Dat is (mede) in het kader van “Gracias por compartir una parte de ti. Muchas felicidades.” Op weg naar buiten in het oude faculteitsgebouw dinsdag zag ik op het immense uithangbord daar een brief van ichhcanarias hangen, enigszins gedateerd, maar ik wil hem jullie niet onthouden. Dus heb ik hem dinsdag stiekem mee naar buiten gesmokkeld om hem hier te presenteren, maar vanmiddag krijgt hij weer zijn plaatsje aan de muur daar terug. Daar gaan we, in het Spanjools, zodat hij ook als Spaans lesje dienst kan doen:
         Estimado/a donante: Un año más llega al final y con él muchos de nuestros deseos e ilusiones. Y no un año cualquiera sino un periodo de muchos sobresaltos y preocupaciones para todos. Nosotros, que recorremos las islas, cada día, así lo hemos percibido. Es por ello que estas líneas que compartimos con usted como en cada Navidad, quieren contener no sólo nuestro agradecimiento sino nuestro apoyo y reconocimiento por habemos ayudado a conseguir que la generosidad siga brillando en nuestras islas y continúe al servicio del bienestar de nuestra sociedad.
         Donar sangre es entregar algo de nosotros mismos, un acto del más alto nivel social y sanitario, que nos permite atender las demandas de personas que la necesitan para seguir viviendo o para mejorar su calidad de vida. Es también la representación que nos permite asegurar que todos formamos parte de una sociedad, donde todos nos nececitamos y donde dar es una forma de altruismo que sirve para enseñarnos el vínculo que existe entre un “De mi para ti”.
         Por último, le deseo en nombre del personal de la Red Transfusional Canaria (Hospital Universitario de Canarias, Hospital Universitario Nuestra Señora de la Candelaria, Hospital Dr. Negrín, Hospital Insular, Hospital Materno Infantil, Hospital General de Lanzarote, Hospital General de La Palma, Hospital General de Fuerteventura, Hospital Nuestra Señora de Guadalupe, Hospital Nuestra Señora de los Reyes, Clínica San Juan de Dios y Red Hospitén) y en el mío propio, que esta Navidad sea la más entrañable y que la unión con los suyos colabore a dar autenticidad a esta fiesta, donde la paz y prosperidad llegue a todos los hogares.”
         Is getekend: Manuel Jesús Herrera, presidentye del ICHH. Je moet vandaag de dag kennelijk heel wat “kattepokkele” uithalen om je medemens nog warm te laten lopen voor iets simpels als een half litertje bloed afstaan op zijn tijd. Ik zeg jullie hier: als ik niet allerlei, veel te veel, pillen slikte, zou ik me deze week opnieuw opgeven bij de bloedtransfusiedienst. Daarvoor zou een beduidend minder lange aanbevelingsbrief - simpelweg: kom bloed geven! - voldoende zijn. Jullie doen toch wel mee?   

         En daar laat ik het bij. Morgenmiddag zie ik Noé weer eens, bij het steeds weer aardige terras van La Guarida aan de boulevard, met zo veel blues in zijn vaandel. Wie weet heeft hij zelfs Sheeba bij zich, zijn nieuw verworven “leefste”, “novia”. Jullie horen ongetwijfeld weer van mij na het weekend, wanneer precies staat echter nog in de sterren geschreven. Pik dezer dagen eens een terrasje, is mijn advies aan jullie, we gaan immers op het voorjaar aan. Hier is alles rustig op het moment, de echte uitspattingen laten op zich wachten. En wat kan ik anders doen dan jullie opnieuw uit te zwaaien? Tot ziens maar weer, hasta luego, met de compleminte van de apóstol San Pablo van het kerkje in de Vientinueve de Avril, santón Pablo.

BOEKBIJLAGETJE

         Wie maar een paar dagen heeft voordat hij zijn volgende blog mag uitsturen, kan zich er moeilijk op beroepen dat hij een heel rijtje boeken net uit zou hebben. Ik word verondersteld wel normaal te blijven doen. Dus heb ik de moed en de eer om hier slechts één enkel boek naar voren te halen: “The death and life of Bobby Z” uit 1997. (Die Z spreek je uit als zie, zoals in Broesie.) Eigenlijk is het geeneens een echte roman, meer een novelle, keurig opgesplitst in 79 stukjes. Het is er wel eentje van Don Winslow, een van mijn favoriete thrillerschrijvers. En zoals dat bij hem betaamt, speelt het boek in Zuid-Californië, aan de grens met Mexico.
         Als introotje kom ik met een paar woordjes, twee Engelse, “roach” en “boo”, en drie Spaanse, “chollo”, “frijol” en “chucha”. Een “roach”, jongens en meisjes, is niet alleen een “cockroach”, cucaracha, kakkerlak, maar ook bijv. een stickie. En “boo” is niet alleen (wat zegt de koe?) boe, maar ook marihuana. Gaan we naar de Spaanse woordjes. Een “chollo” is een baantje, ook wel een avontuurtje, een “frijol” is een bonenschotel (in het meervoud), maar kan ook lafaard en poen betekenen, en tenslotte “chucha”, dat is zo’n woord dat van alles kan betekenen, van kut tot vriendin, van buidelrat tot “ga liggen” (tegen de hond van mijn overbuurman).
         Voor wie dat al mocht denken, het boek van Don Winslow gaat niet over Bobby Z, Z staat voor Zacharias, want die is al bij het begin van het boek dood. Alleen, dat weten een heleboel mensen niet, zowel onder the good guys als onder the bad guys. Als vervanger voor Bobby Z krijgen we ene Tim Kearney voorgeschoteld, een driedubbele looser, zeker nadat hij in de gevangenis een Hell’s Angel heeft gekild met de nummerplaat van een auto. Dan haalt Tad Gruzsa van de DEA hem uit de lik om hem als would-be Bobby Z om te gaan ruilen voor iemand anders, die in handen is van drugsbaas Don Huertero. Zo ongeveer alles gaat daarbij fout en wie is Tim anders dan iemand die zich even later een vrolijk leventje laat welgevallen op de ranch van Brian Cervier, waar ook de zesjarige Kit en Elisabeth zijn. Als hij kopje onder dreigt te gaan, verdwijnt hij met Kit vervolgens de woestijn in, Elisabeth voegt zich later bij hen. Wie ze daar in de woestijn allemaal van zich af moeten slaan, willen jullie niet weten. En daarna in San Diego en de omgeving van Laguna krijgen ze nogmaals een meute smeerlappen achter zich aan. Ik noem hier Rojas, Monk, Boom-Boom, maar dat is maar een handje van de vele “asesinos” in spe.
         Gaan we naar de finale, als Tim Kearney, of is het Bobby Z, oog in oog komt te staan met Don Huertero, diens kleinzoon Kit, want dat is het, Death From Nowhere Cruz en andere overgeblevenen. “The winner takes it all”, zou ABBA dan toepasselijk hebben kunnen zingen.
         Don Winslow is niet voor niks een van mijn favoriete schrijvers. Na lezing van boeken zoals “California life and fire”, “The winter of Frankie Machine” en “The power of the dog” kan hij bij mij eigenlijk niet stuk. Zijn “The death and life of Bobby Z” past min of meer naadloos in dat rijtje. Het is een spannend boek, niet echt dik, en het is met veel humor geschreven. Daar hoort een passend recensiecijfer bij, een 8. Vooruit, het is van Don Winslow, ik maak er een 8+ van. En ik kijk ernaar uit dat ik nog weer andere boeken van de man in mijn handen krijg.  

dinsdag 13 maart 2012

Weblogbrief 7.21, 13 maart 2012


 Weblogbrief 7.21, 13 maart 2012

         Muy buenas caballeras, het tijdstip om een nieuwe brief door het internet jullie kant op te jagen is aangebroken, hier ben ik met mijn allernieuwste strapatsen, “mis locuras”, over de afgelopen week. Ga er maar goed voor zitten, want met één enkel velletje of zo komen jullie niet weg. Het wordt voor de zoveelste keer zo’n brief waar je extra postzegels op moet plakken. ¡A trabajar!

         Vooraf, wie gelijk heeft, krijgt het van mij ook. Trudie’s broer John, een geregelde Oostenrijkganger, wees mij er in een e-mail op dat het, zoals het trouwens op de fles staat, marillenlikeur is, met een a, en niet morillenlikeur, zoals ik in mijn vorige brief opperde. Marillen, weet hij mij haarfijn uit te leggen, zijn een soort abrikozen. Beste John, mijn volgende fles Tiroler Schnapps drink ik samen met jou op.

         Gaan we naar mijn muziek! Al op 31 januari, als ik het wel heb, vertelde Jorge me trots dat hij de laatste Tom Waits CD binnen had, “Bad As Me” uit 2011, en ook dat hij een kopietje voor mij bij zich had. Dat bleek vervolgens een misser te zijn, kan gebeuren, maar nu, half maart, begin ik me af te vragen waar hij met zijn muziek blijft. Wie weet, zie ik hem zo meteen op de faculteit. Dat zou me sowieso lief zijn, omdat Noé geen baan meer heeft op de afdeling en bovendien een nieuwe vriendin in Santa Cruz de Tenerife heeft, Sheeba. En voor zijn werk moet Noé ook al drie dagen per week in Santa Cruz zijn. Als ik Jorge nou ook nog maar zelden te zien krijg, wordt mijn wekelijkse gang naar de universiteit echt een solotour.
         Tom Waits! Jullie zijn toch wel bekend met Tom Waits, de outcast, singer-songwriter en filmacteur uit Zuid-Californië, geboren in 1949. Hij heeft het tegenovergestelde van wat een zangpedagoge een volle stem zou noemen. Volgens Allmusic is zijn stem “raspy, gravelly”, maar dat vind ik nog te netjes uitgedrukt. Mijn vader zou zeggen: “Of je een paar zakken kolen in de kelder stort, zo’n geluid”. De blanke evenknie van een zingende Louis Armstrong lijkt me een gepastere typering of een afgedankte, naar de lommerd gebrachte contrabas. Het keelgeluid van de man, de laatste verzuchting van een kapot gerookte whiskystem, is echt hopeloos en dus voor de kenners daarom weer de moeite waard.
         Geloof het of niet, maar ik heb het muzikale oeuvre van Tom Waits redelijk compleet in mijn bezit. Hoe ik zijn vele muziek bij elkaar gezeumerd heb in de afgelopen jaren, is mij worst en hopelijk jullie ook. Wat doet dat er nog toe, alleen het resultaat telt uiteindelijk. En deze keer ga ik zijn nummers niet een voor een uitserveren, kijk zelf maar op wikipedia of dergelijke. Daar staan alle CD’s van Tom Waits, nummer voor nummer. Hier noem ik alleen de albums die nog ontbreken; te weten:
(1992)         Night On Earth
(1993)         The Early Years 2
(1999)         Bunny
(2002)         Alice
(2002)         Blood Money
(2004)         Real Gone
(2004)         Glitter And Doom Live
(2011)         Bad As Me 
         Misschien overdrijven de deskundigen zelfs wel een beetje en kan ik van bovenstaand lijstje er ook nog een of meer wegstrepen. Hoe dan ook, alle andere, hoeveel zijn het er, ruim 20 studioplaten, te beginnen met Closing Time uit 1973 en The Heart Of Saturday Night uit 1974, plus een aantal compilaties, waaronder “Drunk On The Moon” uit 2002, heb ik inmiddels braaf geordend als MP3tjes op mijn LaCie geparkeerd. Ik ben me zelfs bewust van zijn muziekloze periode tussen 1993 tot 1998, toen de man kennelijk andere zaken aan zijn hoofd had.
         Ik ga hier ook niet een top 10, 20, 30 of 40 van Tom Waits presenteren. Zijn muziek bevalt me, en daar moeten jullie het maar voor doen; hoewel: er zit ook het nodige pulp tussen. Voor een recent overzicht van zijn kunnen verwijs ik naar de drie CD’s van “Orphans: Brawlers, Bawlers & Bastards”. In goed Nederlands staat dit voor Wezen: Vechtersbazen, Schreeuwlelijks & Smeerlappen. Het is de man ten voeten uit.
        
         Jullie weten wat een saldo is, maar waren jullie er al mee bekend dat het in het Spaans ook “uitverkoop” betekent? Het voorjaar komt eraan, we zijn hier in de laatste dagen van de uitverkoop. In goed Spaans zie je dan staan: “rebajas”, eventueel “liquidación”, maar ook “saldos” wordt gebruikt. Het bijbehorende werkwoord is “saldar”, dat zowel afbetalen als uitverkopen betekent. En vertaal je het woord uitverkocht dan met “saldado”? Nee, als bijv. de bioskoopkaartjes op zijn, schrijft de Spanjool naast het loket “agotado”, uitgeput.

         Donderdagochtend werd ik min of meer uit mijn bed geSMSt. Om 9 voor 7 ‘s morgens, in Nederland is het dan 9 voor 8, gaf mijn mobieltje een akelig geluid, dat zich vervolgens met grote regelmaat om de 2½ minuut herhaalde. Ik sliep er wel nog doorheen, maar 100% is anders. Nadat ik het om 8 uur tijd vond om mij te verheffen, mijn kleren aan te trekken en de balkondeur royaal open te doen, dacht ik: “Laat ik dan nu maar eens kijken naar het hoe en wat van het vermaledijde  SMSje.” Bleek het er een van Trudie te zijn, die babysit altijd op donderdag in Eindhoven en vertrekt daarvoor meestal al op woensdagavond naar die stad, zodat ze al bij het donderdagochtendgloren kan worden ingezet. De tekst van haar SMsje was als volgt (voor één keer maak ik hem openbaar): “Ha Pojl, Renske spaolt noe met diene Colorino! Ze vint ut hiel leuk. Al die kleurkes! Poen, Trudie.”
         Jullie en ik, we gaan even terug naar zaterdagmiddag 25 februari, toen ik met Trudie en Lènie bij Susanne, Peter, Renske & Anoek op bezoek ging in Eindhoven. Ik had een cadeautje voor de zeven weken oude Anoek bij me; wat precies, is me helaas ontschoten, maar of Anoek het wel heeft meegekregen, betwijfel ik zeer. En vanwege de beoogde symmetrie was er uiteraard ook een aardigheidje voor Renske: Colorino. Ook wat dat in detail voorstelt, ben ik kwijt, maar om maar eens uit “De Avonden” van Gerard (van ‘t) Reve te citeren: “Het is niet onopgemerkt gebleven.”
         Terzijde: zo’n SMSje in de te vroege ochtend, is dat het nieuwste middel om je dierbare anderen onder de duim te houden? Dan wordt het tijd dat ik Trudie, bijv. deze week, als ze met Math op Lanzarote aan de wandel is, eens in een van de kleine uurtjes een berichtje stuur. Zo van: “Is het op Lanzarote ook zo donker midden in de nacht? En zie je die ster of planeer links van Venus; waar staat die voor?”
         Toch heeft het ook wel wat, dat SMS gedoe! Trudie, ik kijk uit naar je volgende SMS, bij voorkeur op een iets christelijker tijdstip.

         Gaan we naar mijn zondagochtend. Ik ben Tom Waits beu, heb de dagen ervoor genoeg van zijn klaagliederen moeten aanhoren en besluit dat de tijd is gekomen voor een nieuw gezicht. En wie staat er in mijn sectie: pop, rock net boven Tom Waits, geordend naar voornaam, zoals dat gebruikelijk is in Spanje? Tom Petty & The Heartbreakers? Nee, ik heb nog één andere Tom tussen Petty en Waits staan, Tom Rush. Voor velen van jullie zal hij een vraagteken zijn; wat krijgen we nou, wie is in Godsnaam Tom Rush? Een enkeling zal hem kennen van de fantastische YouTube clip van “The Remember Song”, geschreven door  Steven Walters, die al meer dan vier miljoen keer afgespeeld is? Hits heet dat in goed Amerikaans, een clip die een must is voor iedereen boven de vijftig. En dat gezegd hebbend, zijn er, behalve ik, nog meer fans van de intussen al 71-jarige bard uit New Hampshire en Boston met zijn acoustische gitaar?
         Ik ben de gelukkige eigenaar van maar liefst tien CD’s van Tom Rush. Hier zijn ze, chronologisch:
(1963)         Blues, Songs & Ballads
(1965)         Tom Rush (Elekrtra)
(1966)         Take A Little Walk With Me
(1968)         The Circle Game
(1970)         Tom Rush (Columbia)
(1970)         Wrong End Of The Rainbow
(1972)         Merrymack County
(1974)         Ladies Love Outlaws
(L2001)       Live At Symphony Hall Boston
(2009)         What I Know
         Op de keeper beschouwd is hij welbekend als folk blues enz. speler in de periode 1961 t/m 1974 en daarna heeft hij het compleet laten afweten, lijkt het, tot zeer onlangs. Behalve van “The Remember Song” is hij natuurlijk ook de man van “No Regrets” van zijn LP van 1968, “The Circle Game”. Hier zijn enkele CD’s die helaas nog ontbreken:
(1962)         Tom Rush At The Unicorn?
(1963)         Got A Mind To Ramble?
(1982)         New Year
(1984)         Late Night Radio
(2003)         Trolling For Owls
(2011)         The Fish Story Song & Readings
         Ik denk dat ik de eerste twee van dit rijtje trouwens al heb, verzameld als Blues, Songs & Ballads. De rest komt nog wel een keer, “es God bleef”. En mag ik jullie nog speciaal wijzen op een instrumentaal nummer op “The Circle Game” uit 1968. Het nummer heet “Rockport Sunday” en ik vind het echt van een bijzondere schoonheid.
         (En ik beloof jullie in een moeite door dat mijn voorkeur niet alleen bij intussen bejaarde of overleden muzikanten ligt. Zal ik jullie de volgende keer eens verrassen met een keur van rapartiesten op mijn computer? Dat moet zo maar ook een keer kunnen.)  

                   En dan nu weer een tussendoortje, over honden. Katten geeft het haast niet in Las Palmas, behalve in het wild, maar je valt bijna letterlijk over de hondenbezitters met hun honden hier, vooral keffertjes, bolletjes wol dan wel boksers of buldogs, zo’n beesten met een verkeerde kop. Op straat slaan ze geen boom over; overal moet aan geroken en gesnuffeld worden, en als het even kan, ook tegen geplast. En nou komt mijn vraag: laten we even aannemen dat ongeveer de helft van de mormels van de vrouwelijke kunne is, hoe markeren die dan hun aanwezigheid bij een boom? Zijn er vrouwtjes die een poot optillen of is dat louter en alleen voor mannetjes weggelegd? Misschien kan een hondenkenner onder jullie mij daar eens over bijpraten...
        
         In mijn vorige weblogbrief had ik het o.a. ook over de te grote invloed van televisie op in ieder geval mijn dagelijkse leven. Minder moet kunnen, dat is een van de redenen dat ik mijn winters tegenwoordig in Las Palmas doorbreng en daar de tv de tv laat. In de vroege zaterdagavond liep ik weer eens richting La Guarida en trof daar tussen de vele met mij gelijkgestemden een man die zijn felrode T-shirt verrijkt had met een groot televisietoestel met op het scherm gegraveerd: “Arma De Manipulación Massiva”, wapen van grootschalige manipulatie. Horen jullie het eens van een ander! Het leek mij trouwens een aardige gast.

         Ik heb het er, geloof ik, al eens over gehad. Op zeg een kilometer afstand van mijn flat ligt een alleraardigst parkje, dat van het Castillo de la Luz”, waar ik graag zit te lezen en de mensen uit te kijken. Er is een speeltuin en een terras bij en voor de liefhebbers ook een acceptabel standbeeld, van een cambullonero, een zwendelaar, en een ouderwetse houten boot van zo’n tien meter van kop tot staart. Het kasteel, dat als startpunt dient voor diverse activiteiten hier zoals de carnavalsoptocht, wil maar niet gerestaureerd zijn. Al voor het zevende jaar hier denk ik: “Wanneer is het nou eindelijk eens zo ver dat de omheining eromheen weg kan?” “We” moeten helaas nog eventjes geduld hebben; “men” is er nog even mee bezig, tot in de eeuwigheid.
         Sinds een aantal maanden staat in het parkje, voor het kasteel, een grote steen, zo’n meter breed bij anderhalve meter hoog. Hier is (het bovenste deel van) de tekst die er met grote letters opstaat. En memoria del pueblo de Gran Canaria, su artillería y sus milicias, bajo la advocación de Nuestra Señora de la Luz y al mando del gobernador Alonso de Alvarado, obtuvieron sobre la poderosa escuadra de Sir Francis Drake el 6 de obtubre de 1595. Hoy conocido como El Naval.
         “Obtuvieron”? Hoort daar niet het woord “victoria” bij? Niettemin, nou begrijp ik beter waarom een straat vlakbij La Naval heet. Die verwijst niet alleen naar de scheepsbouw vlakbij, maar ook naar de verpletterende overwinning, “la victoria aplastante”, van Spanje op Engeland ruim 400 jaar terug daar ter plekke.

         En nou ik toch bezig ben, kan ik de van overheidswege verstrekte informatie over het kasteel ook best als Spaans lesje gebruiken. Bij de hoofdingang van het park staat een bord over de geschiedenis. Daar gaan we.
         La Bahia de las Isletas se convirtió, desde la misma fundación de la ciudad, en punto neurálgico para su defensa, por lo que muy pronto se decidió la construcción de una forlaleza que guarantizara la seguridad de aquel puerto natural. La obra se comenzó en 1494, por orden del gobernador Alfonso Fajardo en las inmediaciones de la pequeña torre de vigilancia que habían leventado las fuerzas de Juan Rejón tras su desembarc o en junio de 1478. Sus gruesos muros se ubicaron sobre un arrecife a la orilla misma del mar, por lo que, con la pleamar, quedaba aisladoa de su acceso a tierra. Contaba con dos plantas, más una azotea o patio de armas, donde se emplazaba la artillería. El mando estaba en comendado a un alcaide, que disponía de seis artilleros y un grueso de tropa de hasta cincuenta soldados.
         Esta fortaleza, que su frio ampliaciones y mejoras a lo largo de los siglos XVI y XVII, y cuyos planos de conocen gracias a los dibujos que de su planta realizaran Leonardo Torriani en 1590, Próspero Cassola en 1595, o Pedro Agustín del Castillo en 1686, entró en combate en muchas ocasiones, como cuando las ataques de corsarios franceses Jean Fleury y Jean Alfonse De Santoigne, que tomó la fortaleza por sorpresa, el del inglés Francis Drake, que rechazó, o el del holandés Van der Does, al que detieron rendirse.
         Hoy, tras restaurarlo convenientemente en 1981 el Excmo. Ayuntamiento, la fortaleza se ha convertido en un importante centro cultural en la vida de la ciudad y, como ya se propuso, en la época del pintor Nestor Martín Fernández de la Torre , está llamado a ser sede de un futuro Museo Naval de Canarias.
         “Ze” zijn dus kennelijk al ruim dertig jaar bezig om er een museum van te maken. Sommige wielen draaien langzaam.

         En daarmee kom ik aan het reguliere einde van mijn brief; volgt nog mijn boekenbijlage, altijd leuk om eens door te lopen. Ik heb erop geploeterd, deze brief en zijn bijlage en houd dat maar eens in je achterhoofd bij je bestudering. Trouwens, hij, de brief, heeft, nu ik hem nog eens overlees, toch wel wat.
         Voor nu, het is pas half maart, ik zou mijn jas nog maar aan doen, als jullie je op straat begeven. Het ga jullie goed genoeg om ook de laatste winterse dagen te kunnen doorstaan. Tot over een week of zo, als ik weer van me mag laten horen, tot ziens maar weer, hasta luego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE   

         Mijn eerste boek is er een dat mij speciaal is aanbevolen door Jos van Cann, voorlichter van het azM en daarbij expert als we het over thrillers hebben. Hij schreef er zelfs een mooi boek over. We hebben het over een boek van de Zweedse auteur Jan Guillou, uit 1944, van wie ik eerder al een moordboek hier ophemelde. Het boek dat ik de afgelopen week las, heet zowel in het Zweeds als het Nederlands Vendetta en is uit 1991. Het speelt voornamelijk in en om Palermo en dat ligt niet in de buurt van Stockholm, maar op Sicilië.
         Daar zijn twee mensen van een Zweedse firma gekidnapt, later komen daar nog twee anderen bij. Om ze vrij te krijgen wordt niemand minder dan Carl Hamilton erop af gestuurd, van de geheime dienst van Defensie, samen met zijn rechterhand Joar Lundvall. Ze krijgen 10 miljoen mee als onderhandelingsgeld. Vervolgens blijkt dat het de mafia ter plaatse helemaal niet te doen is om enig losgeld, men wil Zweedse wapens, bedoeld voor Italië, doorsluizen naar Khadaffi en diens kornuiten, ter waarde van misschien wel een miljard.
         Als vervolgens Joar Lundvall vermoord wordt, begint de Zweedse klopjacht op de mafia pas goed. Carl Hamilton maakt een tweede rondje Palermo, nu met zijn medewerkers Ǻke Stålhandse en Luigi Bertoni Svensson. Met zijn drieën maken ze vervolgens korte metten met zo ongeveer iedereen die hun in de weg staat. Om te bewijzen dat ik het boek helemaal gelezen heb, geef ik hier ook nog wat namen van Italianen op het strijdtoneel: don Tommaso, diens kleindochter Giulietta, kolonel Da Piemonte, mafioso Geatano Mazzara, generaal Guiseppe Cortini, en dan laat ik o.a. de nodige picciotti maar weg. Ik heb ook wel wat met journalist Ǻke Malm, die meer dan zijn collega’s op de juiste plek is, als er iets gebeurt. Loopt het allemaal goed af? Vanzelfsprekend!
         Jan Guillou, zijn naam klinkt niet bepaald Zweeds, is een bovenste beste thrillerauteur, dat kan ik Jos van Cann bij dezen alweer bevestigen. Zijn “Vendetta”, toch 600 bladzijden, heb ik in minder dan drie dagen uitgelezen. Het boek is zo spannend en onderhoudend dat ik zo waar de zon en andere geneugten van Las Palmas trotseerde om steeds weer een paar nieuwe hoofdstukken te kunnen lezen. En nu weet ik ook zeker dat ik de andere “Coq Rouge” boeken van Jan Guillou ga proberen te bemachtigen, als ik ze tenminste in een voor mij begrijpelijke taal (Nederlands, Engels) kan bemachtigen. “Vendetta” gaat met een 8½ als recensiecijfer terug de kast in. De thrillerlezers onder jullie mogen het van me lenen, mits jullie beloven dat ik het in ongeschonden staat terugkrijg.

         Gaan we naar boek 2. Dat is niet “Ulysses” van James Joyce, omdat ik dat boek inmiddels terzijde heb gelegd; of het voorgoed is, weet ik nog niet. Ik ben op ongeveer bladzijde 150 in dit lijvige werk (850 bladzijden) en wat vind ik het een draak van een boek. Moet het nou echt zo zijn dat de minst leesbare boeken steeds weer de hoogste cijfers van de deskundigen krijgen? In dat geval twijfel ik zeer aan de expertise van diezelfde mensen. Een mooi boek, dat is toch vanzelfsprekend een boek dat zeer leesbaar is.
         Mijn tweede boek is dus iets heel anders. Ik heb eerder hier al eens de loftrompet gestoken voor Harlan Coben en de Amerikaanse thrillerschrijver kan het nog steeds, loop ik op mijn oordeel vooruit. Het afgelopen weekend was ik druk in de weer met zijn “Long Lost” uit 2009. Het speelt in Parijs, Londen en tenslotte in New York en New Jersey.
         Hoofdpersoon is Myron Bolitar, een agent van bekende sportlui, die al snel in het boek afscheid neemt van zijn vriendin Ali Wilder en haar kinderen; zoon Jack blijft in mijn gedachte. Hij vertrekt naar Parijs, naar een oude vlam, Terese Collins, en dan blijkt die haar ex-man Rick daar net vermoord te zijn. Myron wordt verhoord door ene Berleand, waaraan hij trouwens een langduriger kameraadschap overhoudt. Verplaatst het verhaal zich naar Londen, waar dezelfde Myron, met zijn onafscheidelijke vriend Win Lock Horne, de moordenaar van Rick, ene Mohammad Matar, aka Dr Jiménez van CryoHope, afschiet en tevens Matar’s kameraden. En daarna verplaatst het verhaal zich naar New York, met worstelaars Esperanza Diaz en Big Cyndi op Myron’s kantoor. De huidige vrouw van Rick, Karen Tower, en Rick’s rechterhand Mario Contuzzi worden helaas ook vermoord en Myron, Beleand en Wil rusten niet voordat ze echt de onderste steen hebben omgekeerd. Op de achtergrond krijgen we een inkijkje in de erfelijkheid van de ziekte van Huntington en kinderen van Terese en Rick, te weten Myriam en Carrie. En in een terroristische Arabische organisatie, die in de VS actief is onder de naam Save The Angels, met interesse in het voorkómen van abortus. Het boek eindigt ergens in Angola met de verzuchting van Terese dat nature het altijd van nurture zal winnen, ook als het om het karakter van kinderen gaat.
         Ik heb iets met Harlan Coben en welbeschouwd vind ik “Long Lost” een allerzins acceptabel. De spanning houdt niet over, maar er valt genoeg te genieten. Ik zie iets te veel toevalligheden, maar toch: ik heb me geen moment verveeld. “Long Lost” mag het dus doen met een best redelijk recensiecijfer, een 7½. Daarmee gooit Harlan Coben geen heel hoge ogen, maar doet hij wel nog royaal mee.
        
         En met de haven in zicht ben ik nog net in staat geweest om mijn derde boek uit te lezen en er hier kond van te doen. Daarvoor moeten jullie je met mij verplaatsen in de Zuid-Californische wereld van Joseph Wambaugh. In 1985 kwam hij met “The Secrets Of Harry Bright” en hoewel Harry Bright maar een marginale rol in het boek heeft met zijn status in het verpleeghuis na een beroerte en hartinfarct, valt er best een en andere te genieten.
         De twee hoofdpersonen van het boek zijn twee politiedetectives Sidney Blackpool en Otto Stinger uit Hollywood, allebei rond de 40 en in voor een uitje tussen de rijkaards. Ene Victor Watson vraagt hen om te onderzoeken hoe en waarom zijn zoon Jack 17 maanden eerder vermoord is. Vooral Sidney toont belangstelling, omdat hij zelf ook een zoon verloren heeft, Tommy. In later blijkt ook dat ook Harry Bright iets dergelijks aan de hand heeft gehad met zijn zoon Danny.
         Het boek is bepaald niet alleen een moordverhaal; ik dien me ook door de achtergrond van alle politiemensen van het plaatsje Mineral Springs te worstelen, met veel plezier overigens. De locale sheriff heet Paco Pedrosa, zijn twee sergeanten Harry Bricks, bijna dood, en Coy Brickman, en als ondergeschikten fungeren in het boek Ruth, O.A. Jones, Wingnut, Frank, Choo Choo Chester, Nathan Hale en Maynard. De allerbeste politiemensen zijn het niet, ook niet secretaresse Anemic Annie, maar we moeten het er maar voor doen. In de bijrollen tref ik eveneens de nodige types aan die er maar net mee door kunnen, zoals J. Edar Gomez van het locale café, woestijnrat Beavertail, amateur-detective Harlan, halfmens Oleg, de schone Portia en een handje Cobra’s, een soort Hell’s Angels. Voor wat duisterder zaken gaan we naar bijv. ene Terry, terwijl dames als Fiona en Patsy (Trish) zelfs Otto verslaan, als het om alcohol consumeren gaat. Tussen het verwerken van enorme bergen eten, vooral door Otto, en drinken, door iedereen, wordt er ook nog een golfballetje geslagen en zo waar komt er zelfs een zangstem voorbij, begeleid door een ukelele. Ten slotte, na een week, krijgt Victor Watson het verhaal hoe zijn zoon aan zijn jammerlijke einde is gekomen en who done it. Wat hij daar vervolgens van maakt, is weer een ander verhaal.
         Het is even wennen, Joseph Wambaugh’s boek over de moord in een uithoek in de buurt van Palm Springs. De Watsons met hun oppasser hebben zelfs een woning in Las Palmas, is dat niet wonderbaar? En toch, ik ben alle bladzijden bij de les gebleven, zou jullie nu de gekste verhalen kunnen vertellen over bijv. Prankster Frank of Outta Ammo Jones. Of over de chili van J. Edgar Gomez dan wel de Elvisimitatie van Oleg. En gaandeweg gebeurt het dan toch: vooral Sidney Blackpool, black Sid, ziet de lijken en de daders steeds meer op zich afkomen. Dus lijkt me “The Secrets Of Harry Bright” best een boek om met enige voorrang onder jullie aandacht te brengen. Ik zet het voorzichtig terug op zijn plaats in de boekenkast met een 8+ als recensiecijfer.