dinsdag 13 maart 2012

Weblogbrief 7.21, 13 maart 2012


 Weblogbrief 7.21, 13 maart 2012

         Muy buenas caballeras, het tijdstip om een nieuwe brief door het internet jullie kant op te jagen is aangebroken, hier ben ik met mijn allernieuwste strapatsen, “mis locuras”, over de afgelopen week. Ga er maar goed voor zitten, want met één enkel velletje of zo komen jullie niet weg. Het wordt voor de zoveelste keer zo’n brief waar je extra postzegels op moet plakken. ¡A trabajar!

         Vooraf, wie gelijk heeft, krijgt het van mij ook. Trudie’s broer John, een geregelde Oostenrijkganger, wees mij er in een e-mail op dat het, zoals het trouwens op de fles staat, marillenlikeur is, met een a, en niet morillenlikeur, zoals ik in mijn vorige brief opperde. Marillen, weet hij mij haarfijn uit te leggen, zijn een soort abrikozen. Beste John, mijn volgende fles Tiroler Schnapps drink ik samen met jou op.

         Gaan we naar mijn muziek! Al op 31 januari, als ik het wel heb, vertelde Jorge me trots dat hij de laatste Tom Waits CD binnen had, “Bad As Me” uit 2011, en ook dat hij een kopietje voor mij bij zich had. Dat bleek vervolgens een misser te zijn, kan gebeuren, maar nu, half maart, begin ik me af te vragen waar hij met zijn muziek blijft. Wie weet, zie ik hem zo meteen op de faculteit. Dat zou me sowieso lief zijn, omdat Noé geen baan meer heeft op de afdeling en bovendien een nieuwe vriendin in Santa Cruz de Tenerife heeft, Sheeba. En voor zijn werk moet Noé ook al drie dagen per week in Santa Cruz zijn. Als ik Jorge nou ook nog maar zelden te zien krijg, wordt mijn wekelijkse gang naar de universiteit echt een solotour.
         Tom Waits! Jullie zijn toch wel bekend met Tom Waits, de outcast, singer-songwriter en filmacteur uit Zuid-Californië, geboren in 1949. Hij heeft het tegenovergestelde van wat een zangpedagoge een volle stem zou noemen. Volgens Allmusic is zijn stem “raspy, gravelly”, maar dat vind ik nog te netjes uitgedrukt. Mijn vader zou zeggen: “Of je een paar zakken kolen in de kelder stort, zo’n geluid”. De blanke evenknie van een zingende Louis Armstrong lijkt me een gepastere typering of een afgedankte, naar de lommerd gebrachte contrabas. Het keelgeluid van de man, de laatste verzuchting van een kapot gerookte whiskystem, is echt hopeloos en dus voor de kenners daarom weer de moeite waard.
         Geloof het of niet, maar ik heb het muzikale oeuvre van Tom Waits redelijk compleet in mijn bezit. Hoe ik zijn vele muziek bij elkaar gezeumerd heb in de afgelopen jaren, is mij worst en hopelijk jullie ook. Wat doet dat er nog toe, alleen het resultaat telt uiteindelijk. En deze keer ga ik zijn nummers niet een voor een uitserveren, kijk zelf maar op wikipedia of dergelijke. Daar staan alle CD’s van Tom Waits, nummer voor nummer. Hier noem ik alleen de albums die nog ontbreken; te weten:
(1992)         Night On Earth
(1993)         The Early Years 2
(1999)         Bunny
(2002)         Alice
(2002)         Blood Money
(2004)         Real Gone
(2004)         Glitter And Doom Live
(2011)         Bad As Me 
         Misschien overdrijven de deskundigen zelfs wel een beetje en kan ik van bovenstaand lijstje er ook nog een of meer wegstrepen. Hoe dan ook, alle andere, hoeveel zijn het er, ruim 20 studioplaten, te beginnen met Closing Time uit 1973 en The Heart Of Saturday Night uit 1974, plus een aantal compilaties, waaronder “Drunk On The Moon” uit 2002, heb ik inmiddels braaf geordend als MP3tjes op mijn LaCie geparkeerd. Ik ben me zelfs bewust van zijn muziekloze periode tussen 1993 tot 1998, toen de man kennelijk andere zaken aan zijn hoofd had.
         Ik ga hier ook niet een top 10, 20, 30 of 40 van Tom Waits presenteren. Zijn muziek bevalt me, en daar moeten jullie het maar voor doen; hoewel: er zit ook het nodige pulp tussen. Voor een recent overzicht van zijn kunnen verwijs ik naar de drie CD’s van “Orphans: Brawlers, Bawlers & Bastards”. In goed Nederlands staat dit voor Wezen: Vechtersbazen, Schreeuwlelijks & Smeerlappen. Het is de man ten voeten uit.
        
         Jullie weten wat een saldo is, maar waren jullie er al mee bekend dat het in het Spaans ook “uitverkoop” betekent? Het voorjaar komt eraan, we zijn hier in de laatste dagen van de uitverkoop. In goed Spaans zie je dan staan: “rebajas”, eventueel “liquidación”, maar ook “saldos” wordt gebruikt. Het bijbehorende werkwoord is “saldar”, dat zowel afbetalen als uitverkopen betekent. En vertaal je het woord uitverkocht dan met “saldado”? Nee, als bijv. de bioskoopkaartjes op zijn, schrijft de Spanjool naast het loket “agotado”, uitgeput.

         Donderdagochtend werd ik min of meer uit mijn bed geSMSt. Om 9 voor 7 ‘s morgens, in Nederland is het dan 9 voor 8, gaf mijn mobieltje een akelig geluid, dat zich vervolgens met grote regelmaat om de 2½ minuut herhaalde. Ik sliep er wel nog doorheen, maar 100% is anders. Nadat ik het om 8 uur tijd vond om mij te verheffen, mijn kleren aan te trekken en de balkondeur royaal open te doen, dacht ik: “Laat ik dan nu maar eens kijken naar het hoe en wat van het vermaledijde  SMSje.” Bleek het er een van Trudie te zijn, die babysit altijd op donderdag in Eindhoven en vertrekt daarvoor meestal al op woensdagavond naar die stad, zodat ze al bij het donderdagochtendgloren kan worden ingezet. De tekst van haar SMsje was als volgt (voor één keer maak ik hem openbaar): “Ha Pojl, Renske spaolt noe met diene Colorino! Ze vint ut hiel leuk. Al die kleurkes! Poen, Trudie.”
         Jullie en ik, we gaan even terug naar zaterdagmiddag 25 februari, toen ik met Trudie en Lènie bij Susanne, Peter, Renske & Anoek op bezoek ging in Eindhoven. Ik had een cadeautje voor de zeven weken oude Anoek bij me; wat precies, is me helaas ontschoten, maar of Anoek het wel heeft meegekregen, betwijfel ik zeer. En vanwege de beoogde symmetrie was er uiteraard ook een aardigheidje voor Renske: Colorino. Ook wat dat in detail voorstelt, ben ik kwijt, maar om maar eens uit “De Avonden” van Gerard (van ‘t) Reve te citeren: “Het is niet onopgemerkt gebleven.”
         Terzijde: zo’n SMSje in de te vroege ochtend, is dat het nieuwste middel om je dierbare anderen onder de duim te houden? Dan wordt het tijd dat ik Trudie, bijv. deze week, als ze met Math op Lanzarote aan de wandel is, eens in een van de kleine uurtjes een berichtje stuur. Zo van: “Is het op Lanzarote ook zo donker midden in de nacht? En zie je die ster of planeer links van Venus; waar staat die voor?”
         Toch heeft het ook wel wat, dat SMS gedoe! Trudie, ik kijk uit naar je volgende SMS, bij voorkeur op een iets christelijker tijdstip.

         Gaan we naar mijn zondagochtend. Ik ben Tom Waits beu, heb de dagen ervoor genoeg van zijn klaagliederen moeten aanhoren en besluit dat de tijd is gekomen voor een nieuw gezicht. En wie staat er in mijn sectie: pop, rock net boven Tom Waits, geordend naar voornaam, zoals dat gebruikelijk is in Spanje? Tom Petty & The Heartbreakers? Nee, ik heb nog één andere Tom tussen Petty en Waits staan, Tom Rush. Voor velen van jullie zal hij een vraagteken zijn; wat krijgen we nou, wie is in Godsnaam Tom Rush? Een enkeling zal hem kennen van de fantastische YouTube clip van “The Remember Song”, geschreven door  Steven Walters, die al meer dan vier miljoen keer afgespeeld is? Hits heet dat in goed Amerikaans, een clip die een must is voor iedereen boven de vijftig. En dat gezegd hebbend, zijn er, behalve ik, nog meer fans van de intussen al 71-jarige bard uit New Hampshire en Boston met zijn acoustische gitaar?
         Ik ben de gelukkige eigenaar van maar liefst tien CD’s van Tom Rush. Hier zijn ze, chronologisch:
(1963)         Blues, Songs & Ballads
(1965)         Tom Rush (Elekrtra)
(1966)         Take A Little Walk With Me
(1968)         The Circle Game
(1970)         Tom Rush (Columbia)
(1970)         Wrong End Of The Rainbow
(1972)         Merrymack County
(1974)         Ladies Love Outlaws
(L2001)       Live At Symphony Hall Boston
(2009)         What I Know
         Op de keeper beschouwd is hij welbekend als folk blues enz. speler in de periode 1961 t/m 1974 en daarna heeft hij het compleet laten afweten, lijkt het, tot zeer onlangs. Behalve van “The Remember Song” is hij natuurlijk ook de man van “No Regrets” van zijn LP van 1968, “The Circle Game”. Hier zijn enkele CD’s die helaas nog ontbreken:
(1962)         Tom Rush At The Unicorn?
(1963)         Got A Mind To Ramble?
(1982)         New Year
(1984)         Late Night Radio
(2003)         Trolling For Owls
(2011)         The Fish Story Song & Readings
         Ik denk dat ik de eerste twee van dit rijtje trouwens al heb, verzameld als Blues, Songs & Ballads. De rest komt nog wel een keer, “es God bleef”. En mag ik jullie nog speciaal wijzen op een instrumentaal nummer op “The Circle Game” uit 1968. Het nummer heet “Rockport Sunday” en ik vind het echt van een bijzondere schoonheid.
         (En ik beloof jullie in een moeite door dat mijn voorkeur niet alleen bij intussen bejaarde of overleden muzikanten ligt. Zal ik jullie de volgende keer eens verrassen met een keur van rapartiesten op mijn computer? Dat moet zo maar ook een keer kunnen.)  

                   En dan nu weer een tussendoortje, over honden. Katten geeft het haast niet in Las Palmas, behalve in het wild, maar je valt bijna letterlijk over de hondenbezitters met hun honden hier, vooral keffertjes, bolletjes wol dan wel boksers of buldogs, zo’n beesten met een verkeerde kop. Op straat slaan ze geen boom over; overal moet aan geroken en gesnuffeld worden, en als het even kan, ook tegen geplast. En nou komt mijn vraag: laten we even aannemen dat ongeveer de helft van de mormels van de vrouwelijke kunne is, hoe markeren die dan hun aanwezigheid bij een boom? Zijn er vrouwtjes die een poot optillen of is dat louter en alleen voor mannetjes weggelegd? Misschien kan een hondenkenner onder jullie mij daar eens over bijpraten...
        
         In mijn vorige weblogbrief had ik het o.a. ook over de te grote invloed van televisie op in ieder geval mijn dagelijkse leven. Minder moet kunnen, dat is een van de redenen dat ik mijn winters tegenwoordig in Las Palmas doorbreng en daar de tv de tv laat. In de vroege zaterdagavond liep ik weer eens richting La Guarida en trof daar tussen de vele met mij gelijkgestemden een man die zijn felrode T-shirt verrijkt had met een groot televisietoestel met op het scherm gegraveerd: “Arma De Manipulación Massiva”, wapen van grootschalige manipulatie. Horen jullie het eens van een ander! Het leek mij trouwens een aardige gast.

         Ik heb het er, geloof ik, al eens over gehad. Op zeg een kilometer afstand van mijn flat ligt een alleraardigst parkje, dat van het Castillo de la Luz”, waar ik graag zit te lezen en de mensen uit te kijken. Er is een speeltuin en een terras bij en voor de liefhebbers ook een acceptabel standbeeld, van een cambullonero, een zwendelaar, en een ouderwetse houten boot van zo’n tien meter van kop tot staart. Het kasteel, dat als startpunt dient voor diverse activiteiten hier zoals de carnavalsoptocht, wil maar niet gerestaureerd zijn. Al voor het zevende jaar hier denk ik: “Wanneer is het nou eindelijk eens zo ver dat de omheining eromheen weg kan?” “We” moeten helaas nog eventjes geduld hebben; “men” is er nog even mee bezig, tot in de eeuwigheid.
         Sinds een aantal maanden staat in het parkje, voor het kasteel, een grote steen, zo’n meter breed bij anderhalve meter hoog. Hier is (het bovenste deel van) de tekst die er met grote letters opstaat. En memoria del pueblo de Gran Canaria, su artillería y sus milicias, bajo la advocación de Nuestra Señora de la Luz y al mando del gobernador Alonso de Alvarado, obtuvieron sobre la poderosa escuadra de Sir Francis Drake el 6 de obtubre de 1595. Hoy conocido como El Naval.
         “Obtuvieron”? Hoort daar niet het woord “victoria” bij? Niettemin, nou begrijp ik beter waarom een straat vlakbij La Naval heet. Die verwijst niet alleen naar de scheepsbouw vlakbij, maar ook naar de verpletterende overwinning, “la victoria aplastante”, van Spanje op Engeland ruim 400 jaar terug daar ter plekke.

         En nou ik toch bezig ben, kan ik de van overheidswege verstrekte informatie over het kasteel ook best als Spaans lesje gebruiken. Bij de hoofdingang van het park staat een bord over de geschiedenis. Daar gaan we.
         La Bahia de las Isletas se convirtió, desde la misma fundación de la ciudad, en punto neurálgico para su defensa, por lo que muy pronto se decidió la construcción de una forlaleza que guarantizara la seguridad de aquel puerto natural. La obra se comenzó en 1494, por orden del gobernador Alfonso Fajardo en las inmediaciones de la pequeña torre de vigilancia que habían leventado las fuerzas de Juan Rejón tras su desembarc o en junio de 1478. Sus gruesos muros se ubicaron sobre un arrecife a la orilla misma del mar, por lo que, con la pleamar, quedaba aisladoa de su acceso a tierra. Contaba con dos plantas, más una azotea o patio de armas, donde se emplazaba la artillería. El mando estaba en comendado a un alcaide, que disponía de seis artilleros y un grueso de tropa de hasta cincuenta soldados.
         Esta fortaleza, que su frio ampliaciones y mejoras a lo largo de los siglos XVI y XVII, y cuyos planos de conocen gracias a los dibujos que de su planta realizaran Leonardo Torriani en 1590, Próspero Cassola en 1595, o Pedro Agustín del Castillo en 1686, entró en combate en muchas ocasiones, como cuando las ataques de corsarios franceses Jean Fleury y Jean Alfonse De Santoigne, que tomó la fortaleza por sorpresa, el del inglés Francis Drake, que rechazó, o el del holandés Van der Does, al que detieron rendirse.
         Hoy, tras restaurarlo convenientemente en 1981 el Excmo. Ayuntamiento, la fortaleza se ha convertido en un importante centro cultural en la vida de la ciudad y, como ya se propuso, en la época del pintor Nestor Martín Fernández de la Torre , está llamado a ser sede de un futuro Museo Naval de Canarias.
         “Ze” zijn dus kennelijk al ruim dertig jaar bezig om er een museum van te maken. Sommige wielen draaien langzaam.

         En daarmee kom ik aan het reguliere einde van mijn brief; volgt nog mijn boekenbijlage, altijd leuk om eens door te lopen. Ik heb erop geploeterd, deze brief en zijn bijlage en houd dat maar eens in je achterhoofd bij je bestudering. Trouwens, hij, de brief, heeft, nu ik hem nog eens overlees, toch wel wat.
         Voor nu, het is pas half maart, ik zou mijn jas nog maar aan doen, als jullie je op straat begeven. Het ga jullie goed genoeg om ook de laatste winterse dagen te kunnen doorstaan. Tot over een week of zo, als ik weer van me mag laten horen, tot ziens maar weer, hasta luego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE   

         Mijn eerste boek is er een dat mij speciaal is aanbevolen door Jos van Cann, voorlichter van het azM en daarbij expert als we het over thrillers hebben. Hij schreef er zelfs een mooi boek over. We hebben het over een boek van de Zweedse auteur Jan Guillou, uit 1944, van wie ik eerder al een moordboek hier ophemelde. Het boek dat ik de afgelopen week las, heet zowel in het Zweeds als het Nederlands Vendetta en is uit 1991. Het speelt voornamelijk in en om Palermo en dat ligt niet in de buurt van Stockholm, maar op Sicilië.
         Daar zijn twee mensen van een Zweedse firma gekidnapt, later komen daar nog twee anderen bij. Om ze vrij te krijgen wordt niemand minder dan Carl Hamilton erop af gestuurd, van de geheime dienst van Defensie, samen met zijn rechterhand Joar Lundvall. Ze krijgen 10 miljoen mee als onderhandelingsgeld. Vervolgens blijkt dat het de mafia ter plaatse helemaal niet te doen is om enig losgeld, men wil Zweedse wapens, bedoeld voor Italië, doorsluizen naar Khadaffi en diens kornuiten, ter waarde van misschien wel een miljard.
         Als vervolgens Joar Lundvall vermoord wordt, begint de Zweedse klopjacht op de mafia pas goed. Carl Hamilton maakt een tweede rondje Palermo, nu met zijn medewerkers Ǻke Stålhandse en Luigi Bertoni Svensson. Met zijn drieën maken ze vervolgens korte metten met zo ongeveer iedereen die hun in de weg staat. Om te bewijzen dat ik het boek helemaal gelezen heb, geef ik hier ook nog wat namen van Italianen op het strijdtoneel: don Tommaso, diens kleindochter Giulietta, kolonel Da Piemonte, mafioso Geatano Mazzara, generaal Guiseppe Cortini, en dan laat ik o.a. de nodige picciotti maar weg. Ik heb ook wel wat met journalist Ǻke Malm, die meer dan zijn collega’s op de juiste plek is, als er iets gebeurt. Loopt het allemaal goed af? Vanzelfsprekend!
         Jan Guillou, zijn naam klinkt niet bepaald Zweeds, is een bovenste beste thrillerauteur, dat kan ik Jos van Cann bij dezen alweer bevestigen. Zijn “Vendetta”, toch 600 bladzijden, heb ik in minder dan drie dagen uitgelezen. Het boek is zo spannend en onderhoudend dat ik zo waar de zon en andere geneugten van Las Palmas trotseerde om steeds weer een paar nieuwe hoofdstukken te kunnen lezen. En nu weet ik ook zeker dat ik de andere “Coq Rouge” boeken van Jan Guillou ga proberen te bemachtigen, als ik ze tenminste in een voor mij begrijpelijke taal (Nederlands, Engels) kan bemachtigen. “Vendetta” gaat met een 8½ als recensiecijfer terug de kast in. De thrillerlezers onder jullie mogen het van me lenen, mits jullie beloven dat ik het in ongeschonden staat terugkrijg.

         Gaan we naar boek 2. Dat is niet “Ulysses” van James Joyce, omdat ik dat boek inmiddels terzijde heb gelegd; of het voorgoed is, weet ik nog niet. Ik ben op ongeveer bladzijde 150 in dit lijvige werk (850 bladzijden) en wat vind ik het een draak van een boek. Moet het nou echt zo zijn dat de minst leesbare boeken steeds weer de hoogste cijfers van de deskundigen krijgen? In dat geval twijfel ik zeer aan de expertise van diezelfde mensen. Een mooi boek, dat is toch vanzelfsprekend een boek dat zeer leesbaar is.
         Mijn tweede boek is dus iets heel anders. Ik heb eerder hier al eens de loftrompet gestoken voor Harlan Coben en de Amerikaanse thrillerschrijver kan het nog steeds, loop ik op mijn oordeel vooruit. Het afgelopen weekend was ik druk in de weer met zijn “Long Lost” uit 2009. Het speelt in Parijs, Londen en tenslotte in New York en New Jersey.
         Hoofdpersoon is Myron Bolitar, een agent van bekende sportlui, die al snel in het boek afscheid neemt van zijn vriendin Ali Wilder en haar kinderen; zoon Jack blijft in mijn gedachte. Hij vertrekt naar Parijs, naar een oude vlam, Terese Collins, en dan blijkt die haar ex-man Rick daar net vermoord te zijn. Myron wordt verhoord door ene Berleand, waaraan hij trouwens een langduriger kameraadschap overhoudt. Verplaatst het verhaal zich naar Londen, waar dezelfde Myron, met zijn onafscheidelijke vriend Win Lock Horne, de moordenaar van Rick, ene Mohammad Matar, aka Dr Jiménez van CryoHope, afschiet en tevens Matar’s kameraden. En daarna verplaatst het verhaal zich naar New York, met worstelaars Esperanza Diaz en Big Cyndi op Myron’s kantoor. De huidige vrouw van Rick, Karen Tower, en Rick’s rechterhand Mario Contuzzi worden helaas ook vermoord en Myron, Beleand en Wil rusten niet voordat ze echt de onderste steen hebben omgekeerd. Op de achtergrond krijgen we een inkijkje in de erfelijkheid van de ziekte van Huntington en kinderen van Terese en Rick, te weten Myriam en Carrie. En in een terroristische Arabische organisatie, die in de VS actief is onder de naam Save The Angels, met interesse in het voorkómen van abortus. Het boek eindigt ergens in Angola met de verzuchting van Terese dat nature het altijd van nurture zal winnen, ook als het om het karakter van kinderen gaat.
         Ik heb iets met Harlan Coben en welbeschouwd vind ik “Long Lost” een allerzins acceptabel. De spanning houdt niet over, maar er valt genoeg te genieten. Ik zie iets te veel toevalligheden, maar toch: ik heb me geen moment verveeld. “Long Lost” mag het dus doen met een best redelijk recensiecijfer, een 7½. Daarmee gooit Harlan Coben geen heel hoge ogen, maar doet hij wel nog royaal mee.
        
         En met de haven in zicht ben ik nog net in staat geweest om mijn derde boek uit te lezen en er hier kond van te doen. Daarvoor moeten jullie je met mij verplaatsen in de Zuid-Californische wereld van Joseph Wambaugh. In 1985 kwam hij met “The Secrets Of Harry Bright” en hoewel Harry Bright maar een marginale rol in het boek heeft met zijn status in het verpleeghuis na een beroerte en hartinfarct, valt er best een en andere te genieten.
         De twee hoofdpersonen van het boek zijn twee politiedetectives Sidney Blackpool en Otto Stinger uit Hollywood, allebei rond de 40 en in voor een uitje tussen de rijkaards. Ene Victor Watson vraagt hen om te onderzoeken hoe en waarom zijn zoon Jack 17 maanden eerder vermoord is. Vooral Sidney toont belangstelling, omdat hij zelf ook een zoon verloren heeft, Tommy. In later blijkt ook dat ook Harry Bright iets dergelijks aan de hand heeft gehad met zijn zoon Danny.
         Het boek is bepaald niet alleen een moordverhaal; ik dien me ook door de achtergrond van alle politiemensen van het plaatsje Mineral Springs te worstelen, met veel plezier overigens. De locale sheriff heet Paco Pedrosa, zijn twee sergeanten Harry Bricks, bijna dood, en Coy Brickman, en als ondergeschikten fungeren in het boek Ruth, O.A. Jones, Wingnut, Frank, Choo Choo Chester, Nathan Hale en Maynard. De allerbeste politiemensen zijn het niet, ook niet secretaresse Anemic Annie, maar we moeten het er maar voor doen. In de bijrollen tref ik eveneens de nodige types aan die er maar net mee door kunnen, zoals J. Edar Gomez van het locale café, woestijnrat Beavertail, amateur-detective Harlan, halfmens Oleg, de schone Portia en een handje Cobra’s, een soort Hell’s Angels. Voor wat duisterder zaken gaan we naar bijv. ene Terry, terwijl dames als Fiona en Patsy (Trish) zelfs Otto verslaan, als het om alcohol consumeren gaat. Tussen het verwerken van enorme bergen eten, vooral door Otto, en drinken, door iedereen, wordt er ook nog een golfballetje geslagen en zo waar komt er zelfs een zangstem voorbij, begeleid door een ukelele. Ten slotte, na een week, krijgt Victor Watson het verhaal hoe zijn zoon aan zijn jammerlijke einde is gekomen en who done it. Wat hij daar vervolgens van maakt, is weer een ander verhaal.
         Het is even wennen, Joseph Wambaugh’s boek over de moord in een uithoek in de buurt van Palm Springs. De Watsons met hun oppasser hebben zelfs een woning in Las Palmas, is dat niet wonderbaar? En toch, ik ben alle bladzijden bij de les gebleven, zou jullie nu de gekste verhalen kunnen vertellen over bijv. Prankster Frank of Outta Ammo Jones. Of over de chili van J. Edgar Gomez dan wel de Elvisimitatie van Oleg. En gaandeweg gebeurt het dan toch: vooral Sidney Blackpool, black Sid, ziet de lijken en de daders steeds meer op zich afkomen. Dus lijkt me “The Secrets Of Harry Bright” best een boek om met enige voorrang onder jullie aandacht te brengen. Ik zet het voorzichtig terug op zijn plaats in de boekenkast met een 8+ als recensiecijfer.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten