woensdag 27 maart 2013

Weblogbrief 8.24, 27 maart 2013


Weblogbrief 8.24, 27 maart 2013

         ¡Hola! Holandeses errantes, had ik jullie nog een brief toegezegd vóór de Pasen? Nee? Maar hier is-ie “desalniettegenstaande”, dit is mijn brief 8.24 op woensdag vóór Pasen, vóór “Pascua”, “Día de la Resurrección”. De eerste helft van de Semana Santa na “el domingo de ramas” zit erop en eerlijk gezegd is er nog weinig heiligs te beleven in Jeruzalem. Het lijkt wel of de schrijvers van het Nieuwe Testament even inhouden, het rustig aan doen. Maar morgen, op de donderdag, gaat de here Jezus met zijn apostelen naar de “hof van olijven”, waar ze plotsklaps geconfronteerd worden met de (niet zoete) inval van de politie. Wie heeft me dat geflikt, roept hij nog, als de zoon Gods wordt afgevoerd om de nacht door te brengen in het gevang. Hoe het Hem de middag erop zal vergaan, moge zelfs bij de grootste atheïsten onder jullie bekend zijn.

         Maar goed, laat ik niet op de echte “Santa”-dagen vooruit lopen; die komen vanzelf aan bod in mijn aanstaande paasboodschap. In plaats daarvan ga ik jullie nog even bijpraten over de afgelopen dagen. Daar hoort gezang bij, voor alleen instrumentaal werk vind ik het geen week. Ik val terug op een Cd die ik een keer van Toussaint & Tonnie geleend heb en daarna aangevuld heb met een paar albums uit Centre Ceramique van dezelfde persoon. Ik heb het over Lila Downs. Ze is geboren in 1968 in Oaxaca, volgens mij de mooiste stad van Mexico, in het zuiden van het land. Trudie en ik liepen er een jaar of vier geleden met veel animo rond op een rondreis door het land. Zelfs zijn we er toen in een eersteklas museum geweest.
         In mijn uitgebreide Spaanstalige muziekcollectie zitten drie Cd’s van Lila Downs, die ze alledrie na 2000 maakte. Had ik er trouwens geen vier? Even opzoeken, nee, het zijn er drie, niet meer, plus een vijftal losse nummers:
(2001) La línea
(2004) Una sangre
(2008) La cantina.
         De losse nummers zijn van Putumayo-platen en van de Cd “San Patricio” van de Chieftains met Lila Downs. Wat zal ik er verder eens van zeggen? De dame moge misschien niet ieders eerste keuze zijn, maar ik persoonlijk ben best wel van haar gecharmeerd. Natuurlijk, tegen schuinsmarcheerder Chavela Vargas kan ze niet op, maar (1) wie kan dat wel? en (2) wie weet, wat niet is, kan nog komen, toch? Lila Downs is anno 2013 pas op de helft van de leeftijd die Chavela Vargas met haar 90 toch maar mooi gehaald heeft.
         Tot slot, voor de mensen die namen van liedjes willen, heb ik er een aantal voor jullie opgeschreven, nadat ik alle muziek van haar een paar keer beluisterd heb. Leen je oor eens voor “Corazoncito tirano” en “La llorona” op “La línea” dan wel “Dignificado”, “Tinneni tsitsiki” en “Paloma negra” op “Una sangre”. De beste Cd van de drie die ik heb, vind ik “La cantina” met daarop Lila Downs op haar best in o.a. “El corrido de Tacha - La Teibolera”, “Pa’todo el año”, “La cumbra del mole” en “Amarga Navidad”. Van de losse nummers beveel ik hier als afsluiting “Icnocuicati” aan. Lila Downs, weer eens wat anders!

         Dan mag ik nu terug naar het alledaagse leven. Voor de zaterdagmiddag was ik uitgenodigd bij Noé op zijn dakterras. Agu 1 zou er een paella maken. Ik denk dan: er komt misschien nog wel iemand anders, maar laat ik maar inhaken voor een paar uurtjes. Bleek er een complete bus mensen te zijn uitgenodigd, zo’n 25 gasten. De paella was dik en in doorsnee een klein metertje, met allerlei “mariscos y pescados” en vanzelf ook “verduras incluido ajo”. Hij was bedoeld als hoofdgerecht, in afwachting ervan waren er echt legio voorgerechten, die allerlei mensen hadden meegebracht, één groot lopend buffet werd. Als drank was er, naast de spa, coca cola, bier en wijn, deze keer vermout, rum en, niet te versmaden, champagne met citroen. Zo’n “almuerzo” in Las Palmas, dat is weer eens iets heel anders dan een verjaardagsfeestje in Maastricht of Amsterdam, met eerst koffie en vlaai, waarna het tijd is voor een enkel glaasje.
         Om even voor 5 moest ik mij helaas losmaken uit het feestgedruis, want Trudie en Marij zouden om kwart voor 6 arriveren op Santa Catalina. Ze waren er inderdaad precies op het aangegeven moment! Namen we net plaats op het terras van Café Santa Catalina, bleek Marij een van haar tassen in de bus te hebben laten staan. Dus moesten we terug om hem alsnog te confisceren, maar daarna konden we met zijn drieën, ik opnieuw, aan de drank. Om de avond met verve voort te zetten in mijn flat, voor mijn soep met ballen. “Lof! Veel Lof!”, sisten de dames mij toe, terwijl ze hun soepkom voor de zoveelste keer omhoog hielden voor nog “nen tleur”. Daarna was het snel met ze afgelopen. Het was nog geen 10 uur locale tijd, in Maastricht is het dan toch al 11 uur, toen ze allebei met een boek op hun buik op één oor lagen, Marij in de zijkamer en Trudie in mijn tweepersoons bed.

         Er is geen beter vermaak dan leedvermaak. Ik had zaterdagavond al gehoord dat de dames ’s ochtends door Math in de sneeuw naar vliegveld Charlerloi - we noemen het Brussel-Zuid, dan klinkt het in ieder geval dichterbij - waren gereden. Hoe dan ook, op de zondagochtend was het pas echt behelpen in Nederland, of in ieder geval Maastricht. Daar lag een pak sneeuw van wel 5 à 10 cm dikte, afhankelijk van wiens e-mail wij het meeste wensten te geloven. Wat kan ik daar tegenover zetten? Wij zaten hier aan de koffie en de thee op mijn balkonnetje, te genieten van het goede dat LPGC te bieden heeft.

         I “hartje” Spar, heb ik jullie vorige keer al voorgeschoteld, met op de plaats van het hartje een aardbei. Daar voeg ik alsnog aan toe dat een twee kilo kistje aardbeien bij de Spar voor een prijs van 5.40 euro aan de man gebracht wordt.
         Echter, deze week wil ik het over een andere I “hartje” hebben. Vaak gaat het dan om een stad, zoals I “hartje” NY of I “hartje” Barça. Op de boulevard zondagmiddag liep ik een meisje tegen het lijf, met een “camiseta” met daarop de woorden: “I “hartje” mierdosos”. Hoort daar ook al een vertaling bij? Mierdoso is het Spaanse equivalent van smeerlap. Het meisje zag er inderdaad uit of ze een rendez-voustje met een of meer smeerlappen wel zag zitten.

         Net als in Maastricht, Amsterdam en noem maar een stad op in het “vrije westen” is het hier maar behelpen met andere winkels dan van de bekende ketens. Speciaalzaken zijn helaas steeds meer met een lamp te zoeken. In de calle mayor de Triana, in de oude stad, om eens een winkelstraat te noemen, is het winkelaanbod nauwelijks verschillend van wat de combinatie Grote Staat met Entre-Deux in Maastricht te bieden hebben dan wel de Kalverstraat met Leidsestraat in Amsterdam. Gelukkig zijn er nog uitzonderingen, neringdoenden die al heel, heel lang in de inmiddels omgeturnd winkelstraat een zaak hebben en daar geen afstand van willen doen.
         Zo’n zaak hier in de calle mayor de Triana is Oriente. Misschien heb ik hem al eens vermeld in een brief, maar dan doe ik dat bij dezen nog maar eens. Ik ben er een paar keer binnen geweest om een kijkje te nemen, nogal aparte spullen, dat moet gezegd. Deze keer ga ik over de twee etalages aan de straatkant hebben, links en rechts. Laat ik met de rechter uitstalling beginnen. Die is vooral gevuld met hoeden, originele hoeden, geen dertien in een dozijn. De meeste zijn gemaakt van een taai soort wit riet en hebben tussen de brede rand en het klassieke bovenstuk een band van leer. Een annonce tegen de zijkant van de etalage kondigt mij aan dat het hier vooral om Panamahoeden gaat, in de prijsklasse 50 tot 135 euro’s. Bloeden moet je kennelijk wel, als je jezelf een dergelijke hoed wilt aanschaffen. En toch, als ik ooit nog eens met een hoofddeksel op wil gaan rondlopen, anders dan met carnaval, door het jaar zogezegd, is dit de plek waar ik mijn hoofddeksel op maat ga kopen.
         In mijn ijver om de hoeden van Oriente aan de man te brengen vergeet ik haast dat er ook nog een linker “kiekoet” is. Die is minstens zo bijzonder; er ligt o.a. een keur van waaiers uitgestald in alle kleuren van de regenboog, soms met nog weer figuren erop getekend. Ik heb het vanzelf niet over het foeilelijke spul dat je tegenwoordig voor een paar centen uit een toeristenzaakje meeneemt, maar over het echte vak- en handwerk! In het Spaans is het gangbare woord voor “waaien” “soplar”; “el viento sopla del norte”, er staat een noordenwind. Maar wat, jongens en meisjes, is een waaier in het Algemeen Beschaafd Spaans? Het woord “soplar” doet hier geen dienst; jullie denken in alle ernst toch niet dat een fraai gevormd geval, uitgevouwen is het een halve cirkel, “soplador” of zo heet. Een “soplador” is een ordinaire ventilator en die lijkt in de verste verte niet op een gracieuze waaier. Nogal wat dames hier hebben niets minder dan een “abanico” in hun “bolso” en ze weten niet hoe snel ze ermee moeten gaan wapperen, als er gebrek aan verkoeling dreigt. In de etalage van Oriente links liggen ze, die “abanicos”, vanaf een eurotje of 15. De duurste die ik zag, was te koop voor de somma van 35 euro.
         Voor wie van jullie zal ik eens een Panamahoed met waaier meeslepen in het vliegtuig naar Nederland over een maand? Misschien moet ik dan wel betaling vooraf vragen, want goedkoop is anders. Mijn oma zou er wel bij zeggen: “Maar dan heb je ook wat”.

         Wat hadden we het rustig op zowel maandag als dinsdag, eigenlijk zo rustig dat ik hier niet echt iets te melden heb. Truide en Marij zijn beide dagen naar het strand geweest en hun roodbruin verbrande huid begint enigszins bruin op te trekken. ’s Middags is er op beide dagen brood met beleg gegeten, maar dat zullen jullie in Nederland ook wel gedaan hebben. Maandagavond kwamen ze aanzetten met royale stukken zalm, met daarbij rijst en een eigen salade. Dinsdagavond was de zalm ingeruild voor een pan goulash en verder was er geen verschil. We hebben alledrie aardig wat afgelezen, ik heb dinsdagmiddag mijn tweede boek uitgelezen.
         Vandaag zijn ze met de bus naar Maspalomas om daar een rijtje caches op te rapen. Ik zet nu mijn laatste hand aan deze brief en ga hem vanmiddag in het faculteitsgebouw op de elektronische bus doen. Wel heb ik ze toegezegd dat ik eten voor vanavond in huis haal; ze zijn tevreden met een behoorlijke portie tonijn uit blik, wat groente en vers stokbrood. Bij nader inzien hoef ik het stokbrood niet te kopen, dat nemen Trudie en Marij liever vers mee van de bakker vanavond. Een rustig dagje, heb ik vandaag (althans overdag).

         Mijn keuken staat en ligt intussen wel vol met ander beleg dat ik mezelf niet zo snel  zou aanschaffen. Marij rust niet voordat ze haar Phildelphia met stukjes zalm mag eten. Trudie zweert iedere ochtend bij haar crackers met bosbessenjam. Gemeenschappelijk aan het tweetal is dat ze bij hun brood graag een glaasje melk drinken. In mijn ijskast staan sinds kort pakken met Leche Pascual (paasmelk?), uiteraard ”desnatada”, met maar een spoortje verzadigd vet erin (per liter 2.1 gram). Je, dan ben ik dus, vraagt je intussen af waarom je dan nog melk zou drinken. Maar dat is, staat op de verpakking: “en linea con tu salud”. De melkfabrikant uit de omgeving van Burgos geeft mij, als Spaans lesje, maar liefst “quatro razones de calidad”:
(1)     TE CUIDA. Porque sólo con vascas bien alimentadas y cuidadas por expertos se mantienen los beneficios de la leche.
(2)     TE ALIMENTA. Porque sólo recogiendo la leche a diario y procesándola a las pocas horas conserva sus nutrientes.
(3)     TE GUSTA. Porque mediante el suave proceso de operación de Pascual se cuida el sabor de la leche.
(4)     TE DA CONFIANZA. Porque garantaramos un control total de la leche de principio a fin.
         Wat kan ik daar nog aan toevoegen? Het witte goedje van Pascual is volgens de verpakking van “sabor superior” en is daarvoor in 2012 zelfs “premado por chefs y sumilleres”. En toch, als het al over melkproducten moet gaan in mijn brief, blijft mijn persoonlijke voorkeur uitgaan naar de onvolprezen Kalise yogur natural.

         En daarmee neem ik afscheid van jullie, tot volgende week dinsdag, als de dames weer huiswaarts keren. Wel krijgen we de komende dagen, tot zaterdag, Marc en Floor in Las Palmas te verduren, ze logeren in hotel Concorde bij mij om de hoek, voordat die voor de tweede helft van hun vakantieweek naar het zuiden afreizen. Dat wordt zeker ook bier drinken, voorspel ik jullie nu al.
         De komende dagen wil ik verder graag eens uitgezocht zien, hoe de kruisweg precies loopt door het centrum van Oud-Jeruzalem. Peter en Marianne, jullie hebben toch in die stad rondgemarcheerd? Kan een van jullie mij niet eens bijpraten over het hoe en wat? En als ik dan toch op de geografische tour ben, hoop ik tevens van een van jullie de precieze hoogte van de Calvarieberg te vernemen. Kan de Sint-Pietersberg er tegenop of is dat een pukkel van niks vergeleken met het Klevarie-gebergte?
         Maak er een heidens feest van, de komende dagen, met een diep bord vol gekleurde eieren op de zondagochtend en voor ’s middags de nodige chocolade paashaas. En neem het er ook tweede paasdag van; wij van Las Palmas zijn dan weer braaf aan het werk. Voor nu: “Van je hela, hola, houd er de moed maar in! En dat gaat naar Den Bosch toe, lieve, zoete, gerretjes!” Gerretjes? Zijn ze daar helemaal van God los? Ik hoop jullie a.s. dinsdagmiddag weer aan je computer gekluisterd te zien voor mijn volgende epos, tot ziens maar weer, hasta luego, Paul van de eiersalade.
        
BOEKENBIJLAGE

         “Where are you, little star? Twinkle, twinkle, little star etc.” Harry kan zich het nummer van wie ook al weer ongetwijfeld nog voor de geest kunnen halen. Mag ik aannemen dat de titel van Len Deighton’s boek uit 1976 een variant is op dat liedje? Of bestaat de uitdrukking “Twinkle, twinkle, little spy” ook op zichzelf? Hoe dan ook, ergens, maar ik weet niet meer waar, las ik dat het boek minstens zo goed was als Deighton’s debuut “The Ipcress file”. En als je het dan voor een prikkie ziet staan in een tweedehands boekenzaak, kun je het niet over je hart verkrijgen om het ongelezen te laten, zelfs als je “The Ipcress file” maar matigjes hebt gevonden. (terzijde, ik las het in het Engels; in de Lage Landen heet het “Spion aan de hemel”.)
         De ikpersoon in het boek is een limey (Brit) met de naam Frederick Anthony. Hij is samen met CIA major Mickey Mann in Afrika, ergens in het grensgebied tussen Algerije en Mali, om professor Andrei Bekuv daar op te halen. Een man van de streek, Peter Dempsey, helpt hen een handje. Bekuv is een vooraanstaande elektrotechnicus, die blij is om Rusland te verlaten. Terzijde, hij blijkt een ware passie te hebben voor buitenaardse signalen. Toch is hij de norsheid zelve, als hij in New York zit; zijn vrouw Katinka zou daar toch ook zijn? Gelukkig is ze een paar dagen later wel van de partij en kan zijn debriefing en Amerikaanse werk beginnen. Tegelijkertijd komt ook ene Red Bancroft in beeld, die al te graag het bed in duikt met Frederick Anthony. En dan hebben we ook nog senator Harvey Greenwood; diens rechterhand Gerry Hart doet er alles aan om hogerop te komen, lijkt het wel. Het toneel verplaatst zich dan naar Frankrijk om CIA-man Hank Dean te ontmaskeren als spion voor de Russen, de KGB, maar die rol blijkt later beter te passen bij diens ex-vrouw Marjorie en nog meer bij haar man Douglas Reid-Kennedy. Terug in de VS, nu in de staat Virginia, komen de verschillende apen uit de mouw, waarna er een finale volgt in de Sahara.
         Wat vind ik van “Twinkle, twinkle, little star”? Len Deighton maakt er best een onderhoudend boek van, op zijn tijd is het ook vrij spannend. En toch, mij is het ietsje teveel een vechtboek en zie ik net ietsje te weinig onderkoelde spionage. Maar goed, je kunt niet altijd alles hebben. Ik leg het boek in mijn thrillerkast terug met een 7 als recensiecijfer, wel aardig, maar niet meer dan dat.

         Het duurde even, maar ik heb - fanatieke lezer als ik ben - nog een tweede boek dat terug in de koffer of doos voor de post kan: “Blood Hunt” van ene Jack Harvey. Dat is dus niet John Harvey, maar een andere thrillerschrijver, een pseudoniem voor Ian Rankin. Jullie kennen die Rankin wel, van zijn Rebusboeken, die zonder uitzondering in Edinburgh spelen. Een keer of drie wou hij in het verleden wel eens iets anders en aldus kwam hij in 1995 met Blood Hunt op de proppen. Het speelt vooral in San Diego, maar daarnaast ook in o.a. Londen en Limoges (in Frankrijk) om wel weer voor de kust van Schotland te eindigen.
         De held van het boek is ene Gordon Reeve, die in een uithoek van Schotland woont met zijn vrouw Joan en zoontje Allan. Gordon pakt het vliegtuig naar San Diego, als zijn broer Jim (James), freelance journalist, daar is overleden. Bij nadere inspectie blijkt Jim misschien vermoord te zijn, in diens poging om een zwendel met pesticiden te achterhalen. Die zwendel zou afkomstig zijn van multinational Co-World Chemicals, CWC, met een vestiging in San Diego, met ene Kosigin aan het hoofd en ene Jay als zijn rechterhand. Jay en Gordon Reeve hebben nog een appeltje met elkaar te schillen uit de tijd dat ze beiden als SAS-mensen in Argentinië zaten ten tijde van de Falklands-crisis. Kosigin van CWC heeft Private Eye-bureau Alliance investigative van Jeffrey Allerdyce en Alfred Dulwater (spreek uit: Doo-latter) ingeschakeld om Jim Reeve onschadelijk te maken, met de onmiskenbare politiehulp van Mike McClusky.
          Wat wil ik verder nog kwijt? Mijn favoriete chauffeur in het boek is een drankorgel uit San Diego, genaamd Eddie Cantona, en voor het Franse uitje verwijs ik naar Marie Villambard. Het vervalste onderzoek van CWC met de pesticiden, komt uit de koker van, twee keer met dr. voor hun naam, Killin en Preece. Er is inderdaad een heleboel mis met die pesticiden, ze hebben als bijwerking een aantal neurologische aandoeningen. Een rare zijstap in het boek vind ik dat zowel Allerdyce als Killin een dagje de waarheid etaleren, als ze door Gordon Reeve worden bepoteld met het stofje “burundanga”. Op het einde van “Blood Hunt” komt het tot een confrontatie tussen de Gordon Reeve en zijn SAS-vijand Jay. De laatste heeft wel nog een negental  mensen bij zich om hem een handje te helpen. Slaat Gordon Reeve zich er doorheen?
         Het moge bekend zijn bij jullie: ik ben al vele jaren een fan van Ian Rankin en zijn politie-optredens in Edinburgh. Sta ik hem toe om onder schuilnaam met “Blood Hunt” af te wijken van de gangbare lijn? Eerlijk is eerlijk, ik vind af en toe dat het geweld best wat minder had gekund bij “Jack Harvey”, maar het is en blijft een spannend boek, zo veel is zeker. Ik heb de ruim 400 bladzijden zonder probleem in een dag of drie uitgelezen. Dus zit ook “Jack Harvey” weer in de hogere recensieregionen met dit boek. Ik kom uit op een 8, niet meer en niet minder, daarmee wel aangevend dat Ian Rankin-fans zoals ik deze “Blood Hunt” beslist niet mogen missen. Ik denk dat de andere detectivelezers onder jullie er ook best goed doorheen zullen komen. 

vrijdag 22 maart 2013

Weblogbrief 8.23, 22 maart 2013

Weblogbrief 8.23, 22 maart 2013

         Daar ben ik weer, banda de inútiles, met brief 8.23. Als ik de dertig wil volmaken, ik heb het over het aantal brieven deze winter, mag ik nog wel eens extra mijn best gaan doen. ¡Adelante! Gisteren is de lente begonnen, laat ik dat als intro vermelden, met als toevoeging het liedje van Toon Hermans waarvoor ik echt smelt: Lenteme (zomerme, septemberme en winterme, want ik heb je onophoudelijk lief). Het staat op zijn allerlaatste Cd “Als de liefde” en is een zwanenzang aan zijn overleden vrouw; Rietje heette ze, geloof ik.
         Hoe dan ook, de periode van de voorjaarsklassiekers is nakende of is het wielervolkje dat niet zonder doping kan, alweer druk doende met zijn rijtje wedstrijden? De ware liefhebber neemt dezer dagen graag weer op de tv-bank plaats voor klassiekers als de ronde van Vlaanderen, Luik-Bastenaken-Luik en onze eigen Amstel Gold race. En daarna komt de tijd van de ene na de andere epidemie van fruit, van “wiemele” en “kroonsele” tot “keerse” en “proeme”. In Nederland begint het fruitseizoen steevast met “erebeize”, maar bij mijn weten staan de eerste uit eigen land pas over een maand of nog later op de rol. Hier groeit en bloeit alles al volop, ik kan het ook niet helpen. De “zomerkoninkjes” waren vele weken geleden hier al in overmaat te krijgen. De afgelopen week adverteerde DE SPAR ermee, met als smaakmaker: I “hartje” Spar, met een aardbei op de plek waar jullie en ik dat hartje zouden verwachten. Ze liggen in mijn winkel voor 1.89 het pond. Bij El Corte Inglés zijn ze zelfs in de speciale aanbieding: 6.95 euro voor twee kilo aardbeien in een houten doos; daar kun je ze eigenlijk niet voor laten liggen. Is zo’n kistje aardbeien iets om mijn aanstaande gasten, Trudie en Marij, mee te verrassen? Of als ook nog Marc en Floor a.s. woensdag de stad voor een paar dagen onveilig komen maken?
         De komende week is het Semana Santa is, maar welke naam zullen we dan aan de afgelopen week geven? Ik opteer voor Semana Casi Santa, de bijna heilige week, maar als iemand met iets beters komt, neem ik het zo over. Het is weer tijd voor een acceptabel exemplaar van een brief, deze keer betreffende de Semana Casi Santa. Ga er maar eens goed voor gaat zitten, er zit zelfs een stukje wetenschap in, ik ga iets verderop een mooi artikel van een Canadese confrère in de zwartgalligheid ophemelen.

         Maar laat ik beginnen met mijn muziek van deze korte week. Kennen jullie Kris Kristofferson? De man is geboren in Brownsville, helemaal in het zuiden van Texas, in 1936. Dat is in hetzelfde jaar als de nieuwe paus en dus is ook hij met zijn 76 jaar overrijp voor de slacht, vrees ik. Maar goed, ik ga de man hier niet in het zonnetje zetten als overgrootvader in ruste, maar vanwege andere kwaliteiten. Vóór alles wens ik te zeggen dat Kris K. misschien meer filmacteur was dan zanger. Hij had (en heeft nog steeds) rollen in tientallen mooie films. Bij voorbeeld, met Sam Peckinpah als regisseur speelde hij in o.a. “Pat Garrett and Billy the Kid” (met schitterende muziek van Bob Dylan) en “Bring me the head of Alfredo Garcia”. En wie stond er bijv. naast Barbra Streisand te pronken in “A star is born” uit 1978? Dat was toch diezelfde Kris Kristofferson?
         Gaan we naar de muzikant, want daarvoor heb ik hem hier opgevoerd. De man is bij de insiders, zeker van country en westernmuziek, welbekend als de vertolker van diverse evergreens, die hij NB zelf geschreven heeft. In totaal was hij volgens internetsite allmusic.com goed voor zeventien studioalbums, het eerste in 1970. Vooral in de zeventiger jaren was hij met negen solo-Lp’s productief. Daarnaast zijn er twee Cd’s van live optredens plus vijf platen met andere artiesten, o.a. Full Moon uit 1973, dat hij samen met zijn tweede vrouw Rita Coolidge maakte. En last but not least was hij een van de vier “outlaws”, tegendraadse C&W vertolkers, die zich samen de Highwaymen noemden: Johnny Cash, Waylon Jennings, Willie Nelson en Kris Kristofferson dus. Met die drie maakte hij drie Cd’s, waarvan vooral de eerste uit 1985 bovenmaats is. Jullie willen bekende nummers van mijn vriend Kris K.? Ik ben persoonlijk zeer gecharmeerd van zijn eigen versie van “Lovin’ her was easier (than anything I’ll ever do again)”, “Sunday mornin’ comin’ down”, “A moment of forever” en uiteraard “Help me make it through the night”, om eens te citeren uit zijn verzamel-cd Superhits. Daarnaast heb ik nog een paar andere Cd’s van de man, die ik koester als waren het mijn kleinkinderen.
         Echter, echter, ik ga hier jullie aandacht vragen voor een CD, niet van zanger, maar van songwriter Kris Kristofferson. De nummers daarop worden nou eens niet door hemzelf gespeeld worden, maar dat heeft hij op de Cd uitbesteed aan anderen, die dat bepaald geen windeieren heeft gelegd. Hier zijn de negentien liedjes van Kris Kristofferson Songwriter:
01.    Dave Dudley
         Vietnam blues
02.    Roy Drusky
         Jody and the kid
03.    Walker Billy
         From the bottle of the bottom
04.    Johnny Cash
         Sunday mornin’ comin’ down
05.    Roger Miller
         Me and Bobby McGee
06.    Waylon Jennings
         The taker
07.    Ray Price
         For the good times
08.    Sammi Smith
         Help me make it through the night
09.    Jerry Lee Lewis
         Once more with feeling
10.    Bobby Bare
         Come sundown
11.    Ray Price
         I’d rather be sorry
12.    Brenda Lee
         Nobody wins
13.    Ronnie Milsap
         Please don’t tell me how the story ends
14.    Johnny Duncan
         Stranger
15.    Willie Nelson
         Help me make it through the night
16.    Tompall and the Glazer brothers
         Loving het was easier (than anything I’ll ever do again)
17.    Hank Williams Jr
         If you don’t like Hank Williams
18.    Janis Joplin
         Me and Bobby McGee
19.    Bob Dylan and the children’s choir
         They killed him
         Is dat een mooi setje of niet? Het ene nummer klinkt nog melodieuzer dan het andere en er komt echt een keur van jongens en een paar meisjes langs. Voor wie er niet genoeg van kan krijgen, luister bijv. eens naar “The taker” van Waylon Jennings, “Come sundown” van Bobby Bare, “For the good times” van Ray Price en “Nobody wins” van Brenda Lee. Zelfs de posthume hit van Janis Joplin uit 1971, “Me and Bobby McGee”, zit erbij. Daar kun je als liedjesschrijver mee thuiskomen, toch?
         In tegenstelling tot zijne heiligheid Franciscus I weet Kris Kristofferson verrekte goed dat hij anno 2013 met één been in het graf staat. Op zijn graf wil hij graag een paar regels van “Bird on a wire” van Leonard Cohen afgedrukt zien:
LIKE A BIRD ON A WIRE
LIKE A DRUNK IN A MIDNIGHT CHOIR
I HAVE TRIED IN MY WAY TO BE FREE.

         Het leven hier gaat zijn gangetje. Ook de afgelopen dagen heb ik hier mijn einde-van-de-middagwandelingetjes gemaakt langs de boulevard en op andere plaatsen, links en rechts speurend naar aardigheidjes om dapper aan jullie door te geven. Maandagavond al liep ik op Las Canteras een jongeman tegen het vege lijf, die onmiskenbaar Spaans was, want hij bezigde die taal tegen zijn vrienden stukken rapper dan ik ooit zal kunnen volgen, laat staan spreken. En nou komt het: hij had een mooi effen groengrijs T-shirt aan, “camiseta” heet dat hier, met daarop in grote gele letters, in het Engels: GAME OVER. Over zo’n ontboezeming kan ik dan een hele tijd zitten mijmeren. Bedoelt hij dat hij welgemoed zijn vriendin heeft verlaten, zoals Noé onlangs? Overweegt hij misschien serieus om zijn leven voortijdig aan de wilg te hangen? Heeft hij net zijn schoolperiode afgesloten met een klinkend diploma (en een zoen van de juffrouw)? Of was het gewoon een koopje op de zondagmorgenmarkt dat hij niet kon laten liggen? Ik heb geen idee, maar dat GAME OVER, het heeft wel wat.

         Aan dezelfde waterkant zijn intussen enkele kunstenaars maar weer eens begonnen aan nieuwe bouwwerken van zand, deze keer voor de paasdagen. Er moet brood en liefst iets meer op de plank komen, dat geldt voor iedereen die niet van een pensioen kan leven. Dus zijn er mensen die hun geld hier verdienen met zandsculpturen te fabriceren; gelukkig regenen ze hier niet in een mum van tijd weg. Het bekendste zandkasteel van Las Palmas is de “belen de arena” met kerstmis, maar met het geld dat de overheid daar vandaag de dag voor overheeft, kun je als meedoener bepaald geen jaar sinterklaas spelen.
         Ook in de weken rond de Semana Santa dienen dus de handen uit de mouwen gestoken worden. Onder de zandartiesten, die hier actief zijn, gaat mijn voorkeur al een tijdje uit naar een meisje met blond haar, ik schat niet uit een flesje, maar wie weet dat nog zeker vandaag de dag met al die “nieuwerwetse” dingen. Ze hoort tot het rokersgilde en kijkt graag onder het boetseren, best een klus, olijk om zich heen en dus ook in mijn richting. Wie ben ik om daar ongevoelig voor te zijn? Dan trek ik op zijn tijd mijn portemonnee om haar met wat muntjes, “monedas”, te belonen voor haar inspanning.
         Dit jaar is ze denk ik bezig aan haar interpretatie van het Laatste Avondmaal, met Jezus tussen zijn twaalf apostelen, haar variant van Leonardo da Vinci’s schilderij in de kathedraal van Milaan. Ze heeft er intussen al een stuk of zeven in het zand gebamzaaid en als ik gelijk heb, volgen er dus nog vijf, ook Maria Magdalena?, plus uiteraard de plaatsvervanger van de paus in de hemel. Wat let me om komende week met Trudie en Marij te gaan kijken of ik gelijk heb?

         En dan is het nu weer eens tijd voor iets wetenschappelijks. Ik kreeg een mailtje van Patty, een oud-collega van epidemiologie, met daarbij gevoegd een artikel waarvan ik jullie de essentie niet wil onthouden. Vanuit allerlei medische disciplines kun je een lans breken voor goed wetenschappelijk onderzoek, bijv. op het terrein van de effectiviteit en veiligheid van geneesmiddelen, En allerlei andere gebieden dan geneesmiddelen, haast ik me daaraan toe te voegen. Om wat namen van bekendheden op dit terrein te noemen, Miettinen is een halve cardioloog, Rothman een tandarts, Feinstein een internist, Chalmers een verloskundige (en zelf kom ik uit de exacte hoek binnen de sociale geneeskunde).
         Over de rol van de farmaceutische industrie bij geneesmiddelonderzoek weten we intussen het een en ander. Hier is het onderliggende, economische idee: de industrie zal het bewijs van de werkzaamheid en veiligheid van haar middel altijd in haar voordeel willen vertekenen, zolang als de baat de kosten overstijgt. Vorig jaar verscheen een pracht van een artikel hierover van ene Joel Lexchin uit Toronto? Is hij een huisarts, een sociaalgeneeskundige, iets anders? In ieder geval werd zijn artikel gepubliceerd in een blad over ethiek, Sci Eng Ethics, voor de details zie (2012) 18: 247-261. Het Geneesmiddelenbulletin in Nederland vond het zo’n mooi stuk dat ze het in vertaling integraal afdrukte voor de dokterswereld. Het artikel van Joel Lexchin heeft als titel, en daarmee verraadt hij zijn standpunt, maar waarom ook niet: “Those who have the gold make the evidence: how the pharmaceutical industry biases the outcomes of clinical trials of medications.” Daar is geen woord Frans bij.
         Het moge bekend zijn: als geneesmiddelen niet effectief blijken te zijn dan wel onveilig, is de markt in snel tempo weg. Voorbeeld: hoe drastisch is niet de verkoop hiervan gedaald, nadat duidelijk werd dat vrouwelijke hormonen niet blijken te beschermen tegen hart- en vaatziekten, zelfs borstkanker kunnen veroorzaken. De industrie betaalt het grote merendeel van de klinische experimenten en wil dan wel graag positieve resultaten zien. Anders gezegd, uit onafhankelijke studies, zonder grote sponsoring van de industrie, komen minder veel minder vaak klinkende resultaten. Dat komt overigens niet primair, omdat industriegeïnitieerde trials meer deelnemers zouden hebben of slechtere methodische kwaliteit zouden zijn. Als er al een methodisch probleem is, is dat veel moeilijker te meten dan met een gangbare score.
         Andere dingen zijn veel belangrijker, als het om vertekening gaat in de voor de industrie goede richting. Allereerst is er het probleem van de optimale dosis. Als je een vrij hoge dosering van het nieuwe middel vergelijkt met een (te) lage dosis van het bestaande, zie je eerder een positief resultaat. En als je het bestaande middel (veel) te hoog doseert, zie je daarbij eerder nadelige bijwerkingen. Lexchin illustreert zijn punt met mooie voorbeelden.
         Een volgend onderwerp betreft het selectief publiceren. Trials die de effectiviteit van het nieuwe middel moeten bewijzen, worden in de conclusie soms al te gemakkelijk positief bevonden en worden nogal eens meer dan eens gepubliceerd. Men schroomt niet om tegelijkertijd minder fraaie uitkomsten van ander onderzoek onder de tafel te werken. Uitbreiden van het indicatiegebied zonder onderliggende trials gebeurt vaak te gemakkelijk. Er blijkt soms een grote discrepantie te zijn tussen wat in sommige tijdschriften en rapporten te berde wordt gebracht en wat daadwerkelijk aan literatuur ter beoordeling ligt bij de officiële instanties die de toelating van een nieuw middel moeten goedkeuren. De antidepressiva zijn hier in allerlei opzicht een mooi voorbeeld. Volgens de literatuur is 94% van de trials positief, terwijl dat in de analyse van de (Amerikaanse autoriteit) FDA 51% is.
         Er is nog meer aan vertekening. Conclusies van artikelen zijn vaak mooier dan op grond van de resultaten verantwoord is. Als auteurs een relatie hebben met, betaald of anderszins beloond worden door de industrie, blijkt het middel van die industrie effectiever te zijn en minder onaangename bijwerkingen te hebben. Conflict of interest (COI) heet dat met een mooi woord. Lexchin geeft ook hier prachtvoorbeelden uit de wereld van de NSAID’s, antihypertensiva, te inhaleren corticosteroïden, huidsziekten, psychiatrie en oncologie.
         Het toppunt is natuurlijk “ghostwriting”. Het conceptartikel wordt dan geschreven door de industrie of mensen die de industrie aanwijst en daarvoor in de plaats verschijnen in de literatuur de namen van de academische onderzoekers. Het merendeel van de trials met een SSRI van een firma blijken langs deze weg tot stand te zijn gekomen. Met een ander middel, rofecoxib (Vioxx) is hetzelfde aan de hand. Het middel van ghostwriting wordt eveneens ingezet om onwelvoeglijke uitkomsten van ander onderzoek omlaag te halen.
         En ten slotte zijn er nog “seeding trials”, louter en alleen bedoeld om ervoor te zorgen dat het nieuwe middel op ruime schaal door praktiserende dokters wordt voorgeschreven. Ook hier geldt Vioxx als een recent voorbeeld.
         Schrijver Joel Lexchin eindigt zijn artikel met mogelijkheden om al deze misleiding van de industrie de kop in te drukken. Er is de laatste jaren meer aandacht besteed aan “conflict of interest”. De meeste tijdschriften vragen tegenwoordig aan auteurs om hun eventuele belang te noemen. Ook hebben we sinds een aantal jaren een registratie van klinische trials. De belangrijkste medische tijdschriften verlangen dat een studie vooraf is aangemeld, voordat ze gepubliceerd kan worden. Maar of het veel helpt allemaal? Volgens Lexchin is een drastischer aanpak nodig, waarbij de industrie wel meebetaalt aan studies, maar over de gegevens geen zeggenschap heeft. Zonder paradigmaverandering,
Waarbij winst niet de eerste beweegreden is om je met trials bezig te houden, ziet de auteur van het mooie artikel het somber in.

         Heb ik daarmee, voorlopig in ieder geval, genoeg gemopperd? Dan heb ik nu iets dat jullie zonder uitzondering interessant zullen vinden. Geloof het of niet, maar hier in Las Palmas weet echt iedereen dat Nederland binnenkort een nieuwe koningin rijk is. Als ik mensen voorzichtig vraag hoe de huidige majesteit heet, krijg ik enig gekuch, maar geen antwoord op mijn vraag. En op mijn bede om mij de naam van de kroonprins te noemen blijven eveneens heel Las Palmas het antwoord schuldig. Kroonprins, hoe zo. waar heb ik het over? Echter, voor iedereen hier is de komst van de nieuwe koningin een heuse gebeurtenis, bijna net zo groot als in Nederland. Máxima Zorregieta, haar faam is intussen niet alleen tot in de uithoeken van het koninkrijk der Nederlanden doorgedrongen, maar heeft zonder pardon ook de terrassen van mijn tweede woonplaats bereikt. Die Máxima gaat het helemaal maken!
         Nou is het ook een verademing, als je een tijdje naar de kop van Willem Alexander of het kapsel van zijn moeder hebt moeten kijken, maar toch? Een Argentijnse die ons land overneemt, wie had dat gedacht? Daar krijgen Marc Rutte en zijn maten nog wat mee te stellen, let op mijn woorden. Die schoonheid laat zich niet de kaas van het brood eten, no way! Dat wordt voor de premier iedere maandagmiddag opzitten, met Alex om de thee te serveren en de kersverse koningin met beide handen strak aan de touwtjes. Krijgt het volk niet wat het verdient? Nou dan!

         Intussen heb ik nog een nagekomen mededeling over de veranderingen van de “guagua”, door de ongeletterde wel stadsbus genoemd. Er zijn inderdaad meer nachtbussen volgens de dienstregeling, met name in het weekend, maar in de praktijk is het wel eens behelpen. De buschauffeurs zitten graag eens aan de koffie, voordat ze aan een rit beginnen. Afgelopen vrijdag heb ik op San Telmo van even over 11 tot bijna middernacht moeten wachten, voordat ik in nachtbus L1 kon stappen. Die was stamp- en stampvol met mensen die naar huis of naar een nachtgelegenheid bij mij in de buurt wilden.
         Enne... in maart, nu dus, zijn er ook de nodige wijzigingen in de dienstregeling. Mijn bus 12 (Puerto-Hoya de la Plata) naar het oude faculteitsgebouw doet nou ook de markt van Vegueta aan en gaat bij mijn uitstaphalte, Alicante, omhoog naar rechts en dan naar links over de Blas Cabrera Felipe naar o.a. het nieuwe faculteitsgebouw. Prima, aan de andere kant begint bus 13 tegenwoordig pas bij de al genoemde Markt van Vegueta. Die valt voor mij, als ik niet wil overstappen, dus definitief af. Vanaf nu moet ik, als ik naar mijn plekje tegenover Cristina op de afdeling wil, volstaan met bus 12. Die gaat door de week overdag om de 8½ minuten vanaf Santa Catalina, dus niet getreurd, amigos.

         Jullie willen tot slot nog een Spaans lesje? Een kleintje dan. Jaren geleden wou Marc perse met mij door alle etages van El Corte Inglés lopen om zich een beeld van de winkel op de Mesa y López te vormen. Nou bestaat de winkel niet uit één, maar uit uit twee omvangrijke gebouwen, eentje op nummer 15 en de andere er tegenover op nummer 18. Hier is, in het Spaans, wat er per etage zoal te doen is. Ik begin onderaan op nummer 15:
S3:
Zona de Aparcamiento
S2:
Zona de Aparcamiento
S1:
Electrónica, Imagen y Sonido, Informática, Fotografía, Seguros
PB:
Papelería, Cine y Música, Librería, Prensa, Souvenirs, Parafarmacia
P1:
Regalos Hogar
P2:
Menaje de Mesa y Cocina
P3:
Electrodomésticos, Cocinas, Baños, Ferretería, Automóvil, Mascotas
P4:
Texil Hogar, Decoración
P5:
Muebles
P6:
Rincón de las Oportunidades
P7:
Ambito Cultural, División Cmercial, IECISA, Dpto Personal.

         En omdat Marc er destijds maar geen genoeg van kon krijgen, heb ik hier ook de diverse bezigheden op nummer 18 voor jullie. Daar gaan we, ten tweeden male:
S4:
Zona de Aparcamiento
S3:
Zona de Aparcamiento
S2:
Zona de Aparcamiento
S1:
Supermercado, Limpieza, Flores y Plantes, Perfumería Popular, Pastelería, Rincón de Café, Golosinas, Club de Gourmet, Cajero Parking, Cajero Automático
PB:
Complementos de Moda, Relojería, Zapatería, Perfumería, Joyería, Gafas, Optica 2000, Estanco
P1:
Moda Mujer, Complementos, Lencería, Corsetería, Futura Mama, Pronovias
P2:
Moda Hombre, Complementos, Articulos de Viaje, Agencia de Viajes, Cajero Parking
P3:
Moda Niños, Moda Niñas, Complementos Juguetes, Cajero Parking
P4:
Moda Joven, Territorio Vacuero, Complementos, Cajero Parking
P5:
Deportes, Zapatería deportiva, Motos y Accesorios, S.A.P., Cajero Parking
P6:
Oportunidades, Tejidos Y Mercería, Peluquerías, Tintorería, Oficina de Correos, Agencia de Viajes, Servicio al Cliente, Carta de Compras, Taller de Relojería, Arreglos de Confección
P7:
Cafetería, Restaurante, Sala de Lactancia.
         Hebben jullie het allemaal onder de pet, alle etages? Jij ook, Floor? Dan mag Marc je nu wijzen waar de WC’s zijn, want die staan in bovenstaand overzicht niet vermeld. Je kunt er met een van de roltrappen en liften heen. Ook daarvoor kun je Marc het beste raadplegen; die is sinds jaar en dag echt ingewijde.

         Ik ben net even op de “waog” gaan staan en weeg nu 98 kilo. Op mijn wangen verschijnen al een paar rimpels; het lijkt wel of ik links zelfs het begin van een kuiltje krijg. Het wordt hoog tijd om even een pas op de plaats te maken. De rest van mijn overgewicht moet er maar een latere keer af, vanaf heden, vrijdagmorgen, mag ik weer even normaal doen.
         Zo meteen ga ik met mijn gele bus 12 naar de faculteit om jullie als palmpasencadeau geen palmtakje, maar deze brief te geven. Daarna is het louter en alleen “vivelevinke” van mij tot morgenmiddag laat, als Trudie en Marij hun opwachting komen maken. Of er in de anderhalve week daarna iets van brieven aan jullie schrijven komt, ik vrees het ergste. Ongetwijfeld ga ik voor de nodige van hun karretjes gespannen worden. En Marc en Floor, die hier in de straat een aantal dagen een hotel hebben in de “gooi week”, zullen het er alleen maar moeilijker voor mij op maken; die willen eveneens hun deel in de feestvreugde.
         Ga er dus van uit dat mijn volgende brief aan jullie pas na de Pasen verzonden gaat worden, maar wie weet. Voor nu, eet alvast eens een ei, liefst een zelf gekleurd ei, en zet de paashaas een tijdje in het zuur met laurierbladen en kruidnagels, dan is het beest over een week extra mals. Ik wens het jullie, tot later, hasta más tarde, a luego, van de man die aanstaande zondag best op een ezel Jeruzalem binnen wil trekken, ik dank jullie hartelijk. En dan staat hier mijn handtekening.

BOEKENBIJLAGE

         Omdat ik erg gecharmeerd ben van latere boeken van Don Winslow, heb ik ook maar eens wat van de man aangeschaft van iets eerder. In zijn boek “A long walk up the water slide” uit 1994 is op de binnenachterkaft een foto van de schrijver afgedrukt. Veel camera-ervaring heeft hij dan nog niet: hij staat er enigszins bezopen op, vind ik. Don Winslow heeft als student een serie boeken geschreven met ene Neal Carey als speurder. Zijn “Water slide”, letterlijk waterglijbaan, is daarvan het vierde. Volgens de uitgeverij stijgt hij daarmee uit boven het gangbare mysteriegenre, is hij nog komisch ook, waarvan acte.
         Neal Carey zit met zijn liefje Karen Hawley in hun huisje in Austin, Nevada, als zijn vader en eenarmige bandiet Joe Graham hem met een bezoek komt vereren. Hij heeft een cadeautje bij zich heeft in de vorm van suikertaart Polly Paget, die een tijdje verstopt moet worden. Daarbij wordt aan Neal gevraagd om haar Amerikaans een beetje op te poetsen, want ze gaat wis en waarachtig haar oude baas Jack Landis voor het gerecht slepen, omdat die haar zou hebben aangerand. Dat ze al een tijdje met hem het bed deelt, doet daar niks aan af; hij moet nu financieel bloeden, vindt Polly. En wie is Jack Landis? Dat is een beroemdheid, met een restaurantketen en tv-show, samen met zijn vrouw Candy, die dagelijks de huiskamers van heel Amerika binnendringt via hun Family Cable Network. In het programma ontvangen ze getweeën foute gasten, geeft Candy haar eetrecepten en maken ze aan één stuk door reclame voor hun pretpark Candyland in aanbouw.
         Natuurlijk gaan allerlei figuren zich met Polly Paget bemoeien, zeker als die zelf ook een duit in het zakje doet door de verkeerde mensen te bellen. In een mum van tijd staan bijv. “hitman” Overtime, smeerlap Joey “Beans” Foglio en de door Candy ingehuurde Chuck Whiting voor de deur. Hun motieven om Polly te spreken te krijgen zijn niet allemaal even positief. Gelukkig bieden naast Neal en Joe nog andere mensen Polly een helpende hand, zoals PI Walter Withers namens Top Drawer Magazine, café-eigenaar Brogan met zijn hond Brezhnev en het bankduo Ethan Kitteridge & Ed Livine. Het toneel verplaatst zich vervolgens naar Las Vegas en San Antonio, voor de finale zijn we allemaal uitgenodigd in het pretpark Candyland, waar ingenieur Musashi Watanabe gereed zit om zijn majestueuze waterglijbaan te demonstreren.
         Ik geef hier als tussendoortje een aardig voorbeeld van de humor in het boek. Joe Graham laat Joey “Beans” Foglio zien dat het hem ernst is door een groot gekarteld barbecuemes tegen zijn kloten te zetten en hem mede te delen: “Did you ever want to sing in the Vienna Boys’ Choir? Or wait on the nice ladies in a Turkish harem? Or change your name to Joey No Balls?”
         En toch, echt blij kan Don Winslow mij met “A long walk up the water slide” niet maken. Met enige goede wil kan ik het boek best een thriller noemen, er vallen immers genoeg doden, maar het lijkt wel of niemand in het boek dat echt deert. Het Neal Carey mysterie, dat ik voorgeschoteld krijg, is voor mij meer om te lachen dan spannend. Om heel eerlijk te zijn vind ik het helemaal niet spannend en zit ik een recensie te schrijven over een boek dat het vooral van de moppen en grollen moet hebben. Helaas, Don Winslow, ben ik meer van de bloedstolling dan van de dijenkletser en dus geef ik je voor “A long walk up the water slide” niet meer dan een 6, vooruit een 6+, maar daar laat ik het bij.

         Vind ik mijn tweede boek van dit weekje dan veel beter? Dat staat te bezien. Ik deed deze week zo maar eens een blinde greep in een van mijn twee boekladen en waarmee kwam ik op de proppen? Een ouwetje van Ellery Queen. Voor de kenners: ook Ellery Queen is, net als bijv. Roslund en Hellström, een duo mannelijke thrillerschrijvers. Frederic Dannay & Manfred B. Lee, twee neven. Met meer dan vijftig boeken hebben ze in het verleden hun sporen wel verdiend. Een van hun beste, heb ik ergens gelezen, is “And on the eighth day” uit 1964. Bij Het Spectrum verscheen het in 1969 als Prismadetective onder de titel “En op de achtste dag”. En nou heb ik het in mijn hand, meer dan vijftig jaar later. Het speelt in het voorjaar van 1944 ergens op de grens van Californië en Nevada.
         Ellery Queen is de hoofdpersoon in zijn eigen boek. Hij zit min of meer vast in de Amerikaanse Sahara, als hij uit het niets bij een ouderwetse kruidenierswinkel komt, waar echt alles te koop is. De nering heet “Het einde van de wereld” en ene Otto Schmidt zwaait er de scepter. Ellery Queen treft er de stokoude meester (Willy) en magazijnmeester Storicai. De meester, ook wel patriarch genoemd, is bijzonder van hem gecharmeerd, zijn naam Ellery, Elroï staat borg voor geestelijk succes. Dus wordt hij meegetroond naar een bij de heuvel van Crucible gelegen dorpje Quenan, dat niemand kent en waar 203 mensen heel ver van de bewoonde wereld hun domicilie hebben. Ze zouden er al zitten sinds de jaren 70 van de negentiende eeuw, zeventig jaar dus
         In het dorpje heeft al vijftig jaar geen misdaad meer plaatsgevonden. Maar net als Ellery Queen zijn opwachting maakt, gaat het ineens gloeiend mis. Storicai wordt vermoord, een van de andere elf van de kroonraad of iemand van het drietal meester, opvolger en toezichthouder moet het op zijn geweten hebben. Ellery Queen doet waarvoor hij is gevraagd te komen en ontrafelt de misdaad; daarvoor zijn wel twee stappen nodig.
         Gezegend zij het Woord, met een hoofdletter. De meester grijpt graag terug op het boek Mk’h, maar daar kan Ellery Queen niks mee. Wat vind ik ervan? Voor een boek dat zeer gedateerd is, valt het me alleszins mee. Ellery Queen weet er gaandeweg zowaar echt een puntje aan te zuigen, aan zijn “En op de achtste dag”. Dat beloon ik hier, hij (ze) krijgt van mij een volle 8 als recensiecijfer voor het boek. Wie zei er dat ik eigenlijk geen boeken van vóór 1980 meer zou moeten lezen? Heb ik dat zelf bedacht? Nou, daar moest ik dan maar eens van terugkomen.

maandag 18 maart 2013

Weblogbrief 8.22, 18 maart 2013


Weblogbrief 8.22, 18 maart 2013

         “Maart roert zijn staart”, buenos samaritanos. Als ik Trudie en Ton mag geloven, en waarom zou ik ze niet geloven, hobbelt het weer bij jullie in Nederland echt van diep treurig naar hosanna en weer terug. Het ene moment wijst de thermometer bijna 20 graden aan en een paar dagen later is het, zeker ’s nachts, onder het vriespunt. Ik heb berichten van jullie gekregen dat het zelfs min 10 was. Als mijn verwarming het maar niet begeeft, denk ik dan.
         Maart roert zijn staart! Hoe zou je dat in het Spaans zeggen? Mijn woordenboek laat me wonderwel in de steek, dus moeten jullie het doen met een probeersel van mij: “marzo mueve su cola”, maar slaat dat ergens op? Nee, ni pega ni con cola, als een tang op een varken. Met april heb ik het gemakkelijker. “April doet wat hij wil” is volgens mijn diksjionair “Abril aguas mil”, april geeft een hoop regen. Er is zelfs ook een uitdrukking tot half mei: “hasta el cuarenta de mayo no te quites el sayo”, tot 14 mei kun je een jas best verdragen.

         Het vreemdste verhaal van de afgelopen week is natuurlijk het verschijnen van ene Jorge Mario Bergoglio als volgende opvolger van God op aarde. Joseph Ratzinger (bij zijn beminde gelovigen bekend als Benedictus XVI) is nog niet helemaal vertrokken, “wegens gezondheidsredenen”, of zijn opvolger, trouwens al een kanshebber in 2005, staat al in de startblokken. De jezuïet - aan vrouwen wordt niet gedacht - zal door zijn verdere leven gaan als Franciscus I, Paquito primero, heb ik hier al horen roepen. Hij is de eerste Zuid-Amerikaanse paus ooit, uit Buenos Aires. Daarbij is hij in de gezegende leeftijd van 76 jaar, toe aan een aanleunwoning denk ik dan, hij heeft ademproblemen en nog maar één long en wat is hij weer conservatief.
         Afgelopen woensdagavond, niet meer dan een dag, nadat een colonne van 115 kardinalen weer eens de Sixtijnse kapel mochten bezichtigen, kwam hij als glorieuze winnaar naar buiten. En begon naar de gelovigen toe met een Onze Vader en een Ave Maria, gevolgd door uiteraard het pauselijke Urbi et Orbi. De Día de Papá is voor één keer ook Día del Papa; morgen kunnen jullie, als je dat wilt, er getuige van hoe hij zijn inaugurale mis consecreert. De interesse van de man voor de tango en het Argentijnse voetbal zal hij dan eventjes voor zich moeten houden.
         Hoe komen ze erop, houd ik vol, die bejaarde kardinalen die alweer met een overjarige patiënt, een bijna lijk aan komen zetten. Ik ben nu 66, misschien maak ik over tien jaar nog een kansje om hem op te volgen. Maar nee, want ik weet bijna zeker dat hij de 86 niet gaat halen, van zijn leven niet. Intussen vraag ik mij in arren moede af of en wanneer dat Vaticaanse, maffiose kliekje met zijn eigen bank nou eens eindelijk en definitief het veld gaat ruimen.

         Vorige week had ik voor jullie een Spaans lesje dat bol stond van de aanbevelingen om de stadsbus te nemen. Overstappen op een andere bus konden we vanaf 4 maart gratis en de bus is al zo goedkoop hier. Ik las er ook een van dezelfde “guagua amarilla”, gele bus, dat je vanaf nu ’s nachts in het weekend maar het beste de bus kon nemen. “Tres nuevas lineas nocturnas conectan LPGC, cada 25’ los fines de semana. Servicio durante toda la noche.” Die advertentie was bovendien voorzien van een alleraardigste slagzin: “La noche sin tu coche”, rijmt dat of niet?
         De stadsbus is dezer weken met een reclameactie begonnen die mijn zegen helemaal heeft; alleen vind ik de bijbehorende foto uit de oude doos ietsje minder geslaagd. Het motto is en blijft: “Te regalamos el tiempo”, wij schenken je de tijd. Er zijn nu ook meer bussen naar de universiteit en er zijn zes extra snelle lijnen toegevoegd aan het arsenaal. Eerlijk is eerlijk, fietsen is hier nogal moeilijk tussen alle automobilisten die niet weten wat aan hen is, maar met de stadsbus kom ik echt overal voor een prikje. Je zou er bijna voor de lol in gaan zitten, zo knus ga je hier met de bus van A naar B (en als je dat wit, daarna naar C).

         En dan is het nu tijd om mijn muziekvrienden onder jullie tevreden te stellen. Het is een beetje een kunst van mij om iedere brief weer met een heel andere deuntje te komen. De afgelopen maand heb ik jullie Duitse, Franse en Italiaanse muziek voorgeschoteld, de vorige week was het tijd voor onvervalste Amerikaanse blues. Wordt het dan nu niet tijd voor een schoolvoorbeeld van country & western? Ik heb de eer om jullie aan mijn MP3 cd-tjes van Trisha Yearwood voor te stellen, een C&W grootheid in het Amerikaanse Georgia, van intussen 48 jaar. Als kind was ze een echte Elvis-fan. Ze is in haar leven drie keer getrouwd, de laatste keer in 2005 met een andere C&W-ster, Garth Brooks, met wie ze al vanaf 1989 muzikaal in de weer was. Hier is wat ik Trisha Yearwood in mijn bezit heb, op jaartal gesorteerd (en ik laat het beetje kerstmuziek dat ik heb, maar voor wat het is):
1991 Trisha Yearwood
1992 Hearts In Armor
1993 The Song Remembers When
1994 The Sweetest Gift
1995 Thinkin’ About You
1996 Everybody Knows
2000 Real Live Woman
2001 Inside Out
2004 Where The Road Leads
2005 Jasper County
C1997        Songbook
C2007        Greatest Hits
C2008        Love Songs
         Bij elkaar is het een hele doos, bijna 10 uur C&W van de bovenste plank. Trisha Yearwood’s solocarrière begint in 1991, vrij laat, met nummers als “She’s in love with the boy”, “Like we never had a broken heart” en “The woman before me”. Het jaar erop vind ik op “Hearts in armor” ook weer de nodige damesdramatiek: “Wrong side of Memphis”, “Walkaway Joe”, “You say you will” en “Down on my knees”. Trisha’s naam is daarmee definitief gevestigd, om niet meer te verdwijnen. Of het niet opkan, komt ze later met nummers als “The song remembers when” van de gelijknamige CD en van de CD “Thinkin’ about you” alweer het titelnummer en “XXX’s and OOO’s, an American girl”. Een van mijn persoonlijke favorieten is het prachtige “That ain’t the way I heard it” van de CD “Where the road leads” uit 2004.
         Laat ik gaan samenvatten; ik heb van Trisha Yearwood alle studio-CD’s, een voor een, behalve de laatste: “Heaven, heartache & the power of love” uit 2007. Een mooie collectie van een invloedrijke dame! Als afsluiting geef ik jullie een duetnummer dat ze samen met Garth Brooks zingt. Het staat op “Songbook” uit 1997 en het heet “In another’s eyes”. Vooruit, ik doe er nog eentje bij van het sterrenduo: het titellied van “Where the road leads”.

         Mijn rubriek “Klein leed” heeft al een tijdje geen “hits” meer gehad. Komt het, omdat het hier zo goed met me gaat? Zelfs heb ik deze week het omgekeerde van “Klein leed” voor jullie, dat ik hier gemakshalve “Klein gelukje” zal dopen. De afgelopen weken dacht ik steeds vaker, als mijn koekenpan eieren stond te bakken: als dat maar goed gaat. Het midden van de pan kwam steeds meer omhoog en ik begon me af te vragen in hoeverre ik het half aangebakken ei in het midden nog wel weg kon schrapen. Alleen aan de buitenkant rondom bleven er overduidelijke sporen van gebakken eiwit en eigeel te bekennen. Dan, jongens en meisjes, is het voor mij onvermijdelijke moment aangebroken dat je de koekenpan maar het liefste kunt wegkiepen en een nieuwe gaat halen.
         Afgelopen dinsdagavond was het zo ver. Bij mij voor lag de oude of het niks kost in een container en toen was het tijd om naar Casa, een concurrent van Rocasa, op te trekken om een nieuwe aan te schaffen. De keuze in de kelder daar, om de hoek bij El Corte Inglés, viel op een koekenpan, tevens hapjespan, van een bedrijf uit Itegem in België. (Terzijde, het “fabricado en China” laat ik verder maar voor wat het is.) Uit een drietal kleuren: groen, grijs en paars, koos ik na ampel beraad de paarse, met een doorsnee van 28 cm. Wat zal ik er verder van zeggen? Ze is “apio para todo tipo de placa”, geschikt voor ieder type kookplaat en “con capa antiadherente”, met antiaanbaklaag (een cryptogramwoord voor wie veel a’s heeft).
         Inmiddels heeft de pan al een paar keer haar werk moeten doen en het is een “Klein gelukje”, zonder meer.

         Bij mij voor de deur hoef je maar over te steken om de calle Secretario Artiles in te lopen. Even verder bij de calle Ripoche links is een winkel die zich gespecialiseerd heeft in snuisterijen van het eiland. Voor een ophangbord met daarop een grottekening of een T-shirt met een Gran Canaria-hond erop is dit de plek waar je zijn moet. “Artesanía Santa Catalina” is de naam van de nering.
         Afgelopen week was de zaak een paar dagen dicht. Op de neergelaten blinden voor de ramen stond met computerletters gedrukt: “Cerrado por duelo”. Duelo? Heeft de eigenaar ruzie met de huurder en waren ze het de afgelopen dagen aan het uitknokken? Dus heb ik het woord maar eens opgezocht in mijn woordenboek. “Duelo” staat niet alleen voor “duel, strijd”, maar ook voor “rouw, begrafenis”. Ik denk dat het personeel naar een begrafenis was. In de winkel zie ik intussen dezelfde mensen lopen, dus er is geen man of vrouw overboord.

         Ik heb nog zo’n gedateerde mededeling. El día de las mujeres staat tegenwoordig geboekt voor 8 maart. wereldvrouwendag. Is het de zoveelste gelegenheid voor de middenstand om een extraatje mee te pakken, een doos aloe vera of bonbons? Er zit kennelijk ook een serieuzere kant aan de dag. Op de universiteit dinsdag hing, nog steeds, een groot affiche van de vrouwenbeweging met daarop in woordenboektaal geschreven: igualdad, un bien en primera necesidad. Komt er ook nog een mannendag, denk ik dan, een derde wereldweekend, of een avond waarop mensen uit India in het zonnetje worden gezet. Ik hoop van niet. Wereldvrouwendag, dat hoeft voor mij niet, daar ben ik te “igual” voor.

         Om me heen in Nederland hoor ik mezelf geregeld aanspreken met “pensionado”. Daar moeten jullie van af. Een gepensioneerde is in goed Spaans een “jubilado” of een “pensionista”. Onthoud dat nou eens. Ik heb begrepen dat er hier zelfs een “asociación de pensionistas jubilados” bestaat.



         Parque Santa Catalina, bij mij om de hoek, is, vind ik, veel meer een plein dan een park. Er zijn nog maar twee stukjes groen over, het grootste deel van het plein is betegeld. Daarvan is de plek aan de kant van de terrassen en naast de plek waar de politie zijn koffie drinkt, ingeruimd voor spelletjes voor ouderen, bejaarden. Je kunt er terecht om te dominoën, te kaarten en te schaken. Alles bij elkaar gaat het om meer dan tien tafeltjes op een ruimte van zeg 25 bij 25 meter. Zo iets zou in de zomer op het Vrijthof niet misstaan, met een uitspanning erbij voor de inwendige mens.
         Sinds een jaar of zo is er ook de mogelijkheid voor een spelletje poker met kaarten of liever: was er. Er gingen steeds wildere inzetten over de tafel, is mijn indruk, en er kwamen meer louche figuren op af. Een en ander leidde tot spanningen, ruzies en wie weet zelfs enig handgemeen; de politie heeft een paar keer moeten ingrijpen. denk ik. Er is op het spelletjesterrein een groot bord neergezet met de tekst: “zona de juegas sin apuestas”, gebied voor spelletjes maar zonder geld. Het pokeren is verboden en terecht. Het houdt het gespuis weg van het plein en wie weet, kun je met dominoën ook voor het nodige geld het schip in gaan, maar daar heeft Hermandad nog geen klachten over.

         Nou ik het over parken heb, ik vind parque de San Telmo wel nog iets van een park hebben, niet zo mooi als parque Doramas bij het casino, maar toch veel meer park dan parque Santa Catalina. Ik was er vrijdagmiddag laat, in afwachting van mijn eerste toneelstuk in teatro Cuyás in Triana. Wat mij boven alles opvalt, is het grote aantal jongeren daar, in ieder geval op dat tijdstip, en met gelukkig maar een paar skateboarders. Om ter plekke de sfeer te verhogen is er vanuit enkele luidsprekers in de kiosk popmuziek te beluisteren, tot veler genoegen.
         Het middenstuk tussen de kiosk en de taxi’s is een groot grasveld met bomen, waar legio mensen, alweer veel jongeren, hun hond uitlaten. Blijkens een bordje in het gras is dat ook toegestaan: “Se permite la entrada de perros”. Sommige baasjes lopen er ook rond, maar de meeste zitten aan de kant van de kiosk op de rand. Een leuk gezicht vind ik het, vanaf mijn bank ernaast. Zo’n hondenuitlaatgebied is meer dan een “pipican”, op andere plekken zoals opzij bij Santa Catalina en in de “jardines Alonso Quesada” bij het Metropol-zwembad kunnen de viervoeters zelfs door buizen lopen, als ze daar behoefte aan hebben. Maar toch, het is op San Telmo goed toeven.
         Om de feestvreugde te verhogen ben ik ook nog getuige geweest van het optreden van een indrukwekkende groep trommelaars, Braziliaans aandoend, maar duidelijk van het eiland zelf. Ze kwamen om half 7 vrijdagavond het park op en hielden ons aardig van onze bezigheid. Op de T-shirts stond onmiskenbaar “Juvemcad”, het ging om een goeie 20 drummers, jongens en meisjes, met voorop een jongeman met een fluitje en daar weer voor drie uiterst buigzame danseressen. En uiteraard waren onder de toeschouwers ook een heleboel jongeren met een Juvemcad-truitje aan, waar dat ook voor moge staan. Een aantal hield een spandoek omhoog met de tekst: “Juvemcad deja huella”, in het A.B.N. Juvemcad laat zijn spoor na. Dat mag je wel zeggen, een spektakel was het.

         Ik liep vervolgens, op de vroege vrijdagavond, de calle mayor de Triana in om me bij het Ierse café McCarthy op een bank te vlijen, in afwachting van mijn bezoek aan het knusse theatertje in de calle Viera y Clavija, direct ten westen van de hoofdstraat. Zo kreeg ik nog mee dat het afgelopen zondag 17 maart weer eens St. Patrick’s day was, de dag dat het Guinness bier en de Jameson whisky extra goed smaken. (Dus heb ik me zaterdag nog een paar blikken Guinness aangeschaft. Dat waren prima dorstlessers op mijn balkon zondagavond, met een bakje chips.)
         Om even voor 8, het was net helemaal donker, was het tijd voor mijn afspraak met Noé in teatro Cuyás. Zoals hij mij al gemaild had, kwam hij niet in zijn eentje; even later stond ik temidden van een heel clubje bekenden van hem. Eentje, wiskundige Agu 1, die jullie van eerdere brieven horen te kennen, wees mij in het programmaboekje op een foto van zijn nicht, zijn “prima” Lioba, die een van de zes spelers was van het toneelstuk “La punta del Iceberg”, het topje van de ijsberg, waar we heen gingen. (Dat iceberg in het Spaans spreek je uit als ieseberg. Zelfs in het Engels is het iceberg en niet iets met mountain.)
         Kon ik het helemaal volgen? Nee dus! Een beetje dan misschien? Als ik eerlijk ben, ook niet helemaal. Misschien had ik vooraf een uitgebreide samenvatting van het stuk moeten kezen of me in ieder geval laten bijpraten door mensen als Noé of Agu 1. Ik heb in alle ernst vrijdagavond anderhalf uur lang zitten staren naar een podium, met daarop zes mensen rap van tong en met enige tafels, stoelen en een doorzichtige achterwand als decor, zonder dat ik er veel wijzer van werd. Als goedmakertje geef ik jullie hieronder dus maar de samenvatting van “La punta del iceberg” uit het programmaboekje, als Spaans lesje van deze week.
         Ik vond het overigens best wel aardig om eens aanwezig te zijn bij een klassiek (ouderwets) toneelstuk, in een mooie ruimte met zo’n 700 stoelen over twee etages verdeeld, maar druk was het niet, integendeel. Pas bij de “cañas” na afloop samen met de anderen en met Lioba in café La Gamba om de hoek kon ik mijn ei, deze week de nieuwe paus, weer kwijt.
         “La punta del iceberg” is van ene Antonio Tavares, die er ook al een paar mooie prijzen voor in de wacht heeft gesleept. Hier is de samenvatting:
         Una gran empresa multinacional se ve sacudida por la muerte de tres de sus empleados. Sofía Cuevas, directiva de la compañía, es la encargada de llevar a cabo una investigación interna que trata de aclarar lo sucedido. En sus encuentros  con los trabajadores va descubriendo un ambiente laboral enfermizo: una forma patógena de gestión donde el individuo queda relegado a un papel insignificante y la única prioridad es la cuenta de resultados. Pero, ¿hay algo más? ¿Cuáles son las verdaderas razones que llevan a un hombre a quitarse la vida en su puesto de trabajo? Una obra sobre el deterioro de las relaciones humanas en un entorno laboral competitivo y hostil.
         Nou, zo begrijp ik tenminste waar ik vrijdagavond over heb lopen dubben. Ik heb kennelijk iets gemist en kan alleen maar met terugwerkende kracht roepen dat ik best gecharmeerd was van Lioba, het andere “vrouwmes” en de vier “manslui”. In zijn recensie maakt ene Amelio Rodríguez Concepción er het volgende van:
         Se trata de un magnífico texto teatral para que el espectador sea quien se tome la libertad de reflexionar a fondo sobre un tema universal y de actualidad… Despliega un complejo muestrario de flaquezas humanas, desde la sensación de soledad y la tristeza provocadas por las frustraciones cotidianas… la tensión que se vive en un ambiente laboral marcado por la incomunicación y la dependencia enfermiza de la productividad, los resultados concretos, las cifras estadísticas...
         Horen jullie het ook eens van een ander!
             
         En daarmee is het weer op voor deze week. In verstuur deze brief nu al, op maandagmiddag, en dan is het maar vijf dagen wachten op de volgende, aanstaande vrijdag. Vervolgens kan ik mij opmaken voor de glorieuze intocht van Trudie en Marij, waarover ik in latere berichten ongetwijfeld zal uitwijden. Intussen is het hier onverminderd zomer; de mussen, als ze er zouden zijn, maar die zitten in het zuiden van het eiland, vallen van het dak. Ik neem zo meteen de bus naar de faculteit om jullie ter wille te zijn met dit epistel en om de mensen die mij gemaild hebben, van repliek te dienen. Houzee, roep ik van aan de oceaan, tot over vijf dagen, en tot ziens maar weer, hasta luego. Met de welgemeende compleminte van neppaus Paulus de Boskabouter.
        
BOEKENBIJLAGE

         Tot mijn vaste onderdelen van een winter in Las Palmas hoort het nieuwste boek lezen van John Harvey. Gelukkigerwijs heb ik alles wat hij vanaf de Resnick-serie geschreven heeft, in mijn bezit behalve zijn twee dichtbundels. Dat is dus inclusief zijn laatste boek, uit 2012, getiteld “Good bait”, goed aas. Het speelt in Engeland, vooral in Londen en omgeving.
         Hoofdpersoon van het boek is de zwarte “detective chef inspector” Karin Shields. Als ze een jongeman onder het ijs ziet liggen in Hampsteadt Heath en die vermoord blijkt te zijn, komt ze – tussen de andere bedrijven door – in beweging, om zich vast te bijten en niet meer los te laten. Het slachtoffer blijkt afkomstig te zijn uit Moldova, Moldavië, dat is toch een van de nieuwe staatjes in Oost-Europa, boven Roemenië en onder Ukraine? Hulp krijgt Karin van haar mederechercheur Mike Ramsden en jonge kracht Tim Costello, en dan laat ik allerlei andere politiemensen onbenoemd; zelfs de grote baas Anthony Burcher bemoeit zich ermee. In beeld als dader komen in eerste instantie de vader van Sasha Martin, vriendinnetje van het slachtoffer, terwijl de vader van een vriend het wel erg hogerop zoekt. Dan is er een dubbele afrekening voor de deur van een jazzcafé en even daarna een ware slachtpartij in een loods met nog eens drie lijken. Steeds meer komt de onderwereld van Ukraine in beeld, die in Engeland zijn partijtje wil meeblazen. En Karin en haar twee mensen laten niet los, zeker niet met de extra hulp van hoge politiemensen.
         Tegelijkertijd is er in het boek nog een tweede verhaallijn. Een heroïnehoer, Maxine Carlin, is op zoek naar haar dochter Rose (Letitia) en haar zoontje van 3, als ze onder een metrotrein terecht komt. Een politieman uit Cornwell, Trevor Cordon, en met hem privé-detective Jack Kiley willen dat zaakje tot de bodem uitgezocht hebben, Trevor misschien ook, omdat hij voor dezelfde Rose warme gevoelens koestert. Het kind blijkt van Anton Kosach te zijn, een superboef uit de Ukraine, die - zie hiervoor - bovenaan de zoeklijst van Karen Shields en haar omgeving staat. De twee verhalen komen op het einde samen en hoe loopt het af?
         Mag ik dan nu naar mijn commentaar? Boven alles: wat kan die John Harvey goed schrijven; op iedere bladzijde kom ik wel iets tegen dat ik helaas zelf nooit zou kunnen bedenken! Hij steekt steeds meer boven het maaiveld uit, wat zijn dictie betreft, en voor wie mij niet op mijn woord wil geloven, is hier een citaat van thrillercoryfee John Connolly, geplukt van de achterflap van het boek: “John Harvey is not just a fine crime novelist but a fine writer and an adornment to his chosen genre”. Misschien is het voorliggende boek van de man wel meer een roman dan een verzameling moorden met bijbehorende daders, omstanders en slachtoffers. Uiteraard, wie op zijn tijd een thriller wil lezen, kan bij John Harvey nog steeds terecht, maar ik betrap me erop dat hij naar mijn mening het genre is aan het overstijgen. Als recenciecijfer geef ik dit boek een 8+, “Good bait” is alweer een lust voor mijn oog.

         Terzijde, ik vind “Good bait” ook een aparte titel. John Harvey noemt zijn boeken graag naar bekende jazznummers. Hij heeft daarbij voor deze titel hulp gekregen van Mark Gardner van Jazz Journal, die hem letterlijk bombardeerde met opgenomen versies van het nummer, geschreven door Tadd Dameron, wie dat ook zijn mag. In het boek somt John Harvey er de nodige op en als ik hem goed versta, vindt hij de versie van Nina Simone misschien wel de beste. Laat ik die nou gewoon netjes op mijn Verbatim hebben staan. Hier is mijn muzikale intermezzo uit 1958, Nina Simone’s instrumentale “Good bait”, ik hoor alleen een piano, geplukt van de plaat “Jazz as played in an exclusive side street club”.

         Zoals het op één been maar moeilijk staan is, is het op één boek per week maar moeilijk lezen. Dus heb ik naast de 346 bladzijden van John Harvey’s zoveelste wapenfeit nog een tweede boek gelezen, helemaal uitgelezen, van nog eens 573 bladzijden. Bij elkaar zijn dat meer dan 900 bladzijden, een stuk of 150 per dag. Ik kom de tijd wel door, vrienden, als het niet met bijv. de boulevard verkennen is, deze brief in elkaar flansen of bijbehorende muziek voor jullie uitkiezen, dan toch zeker met bivakkeren op mijn balkonnetje met een boek.
         Mijn tweede van deze week is het vijfde van het Zweedse schrijversduo (Anders) Roslund & (Börge) Hellström. Het heet “Drie seconden” en is uitgekomen in 2009, in het Nederlands een jaar later. Het speelt een klein beetje in de Verenigde Staten en in Polen, maar bovenal in Stockholm en omgeving. En laat ik hier eens enkele Oost-Europese woordjes toevoegen, die ik in “Drie seconden” tegenkwam. Proost is in het Pools “na zdrowie” en een verklikker is in het Russisch een “stukatj”.
         Natuurlijk is de hoofdrol voor de zoveelste keer weggelegd voor Ewert Grens, hoofdrechercheur en nog niet helemaal bekomen         van het vroegere ongeluk en het vorig jaar overlijden van zijn Anni. Hij wordt, zoals dat hoort, bijgestaan door Sven Sundkvist, Mariana Hermansson en norse sporenzoeker Nils Krantz. Zo waar krijgt de afkerige houding van Grens ten opzichte van officier van justitie Lars Ågestam een nieuwe dimensie.
         Wie spelen er verder allemaal mee? Allereerst is daar Piet Hoffmann, in bepaalde dossiers Paula geheten, een infiltrant van Erik Wilson, een collega van Grens, die ingezet wordt om een Pools amfetaminenetwerk in Zweden op te rollen. Met name zou Paula de verkoop van het spul in gevangenissen, een gigantische markt, moeten blokkeren, nadat hij zich er eerst van binnenuit meester van gemaakt heeft. Het verhaal begint er overigens mee dat dezelfde man als zogenaamde helper van een Pools bedrijf betrokken is bij een grote drugsdeal, 81 kilo amfetamine, waarbij een politiecollega van hem doodgeschoten wordt.
         Daarbij spelen nogal wat bladzijden zich af in en om de gevangenis van Aspsås, een plaatsje vlak boven Stockholm. Directeur Lennart Oscarsson en diens rechterhand Martin Jacobson van de inrichting komen in grote moeilijkheden door de gang van zaken. Een militaire scherpschutter mag het voor Piet Hoffmann het dodelijke schot lossen, op anderhalve kilometer ofwel drie seconden van de gevangenis. En bij wie ligt de verantwoording voor de moord op Piet Hoffmann? Niet bij Ewert Grens, maar naast Erik Wilson vooral bij enkele hoogwaardigheidsbekleders, de baas van Grens, Fredrik Göransson, een topfunctionaris van justitie genaamd Pål Larson en bij de staatssecretaris van justitie.
         Jullie begrijpen het waarschijnlijk al: ik vind “Drie seconden” een heel mooi boek. Natuurlijk, geregeld is het verhaal mij een beetje te uitgesponnen, ik zie ook wat veel herhalingen van wat ik net al gelezen heb en daarbij ben ik nou eenmaal geen fan van veel geweld; ik heb het liever wat onderkoeld. Een fout vind ik persoonlijk wat ik te lezen krijg op blz. 548 en volgende; op de toevoeging op die bladzijden zat en zit ik eerlijk gezegd niet te wachten. En toch, zo veel klinkende schrijversduo’s ken ik niet en naast bijv. Sjöwall & Wahlöö en NicciFench is het nogal rauwe tweetal Roslund & Hellström een enorme aanwinst voor het thrillergenre. Zij maken van “Drie seconden” voor de zoveelste keer een happening, waarvoor ik mijn recensieportemonnee trek. Ik geef ze met plezier voor “Drie seconden” een 8½, een “meer dan goed”. Ga zo door, jongens!

         In het boek “Drie seconden” komen de woordjes “zoel” en “zwoel” nogal eens voor. Voor de fijnslijpers onder jullie, er is een verschil tussen die twee. “Zoel” is volgens mijn woordenboek zowel “zacht” als “drukkend”. “Zwoel” is een ander woord voor “drukkend”, maar daarnaast betekent het “erotisch”. Naar een zoele vrouw is het lang zoeken.