Weblogbrief
8.24, 27 maart 2013
¡Hola! Holandeses
errantes, had ik jullie nog een brief toegezegd vóór de Pasen? Nee? Maar hier is-ie
“desalniettegenstaande”, dit is mijn brief 8.24 op woensdag vóór Pasen, vóór “Pascua”,
“Día de la Resurrección”. De eerste helft van de Semana Santa na “el domingo
de ramas” zit erop en eerlijk gezegd is er nog weinig heiligs te beleven in Jeruzalem.
Het lijkt wel of de schrijvers van het Nieuwe Testament even inhouden, het
rustig aan doen. Maar morgen, op de donderdag, gaat de here Jezus met zijn apostelen
naar de “hof van olijven”, waar ze plotsklaps geconfronteerd worden met de
(niet zoete) inval van de politie. Wie heeft me dat geflikt, roept hij nog, als
de zoon Gods wordt afgevoerd om de nacht door te brengen in het gevang. Hoe het
Hem de middag erop zal vergaan, moge zelfs bij de grootste atheïsten onder jullie
bekend zijn.
Maar
goed, laat ik niet op de echte “Santa”-dagen vooruit lopen; die komen vanzelf
aan bod in mijn aanstaande paasboodschap. In plaats daarvan ga ik jullie nog even
bijpraten over de afgelopen dagen. Daar hoort gezang bij, voor alleen
instrumentaal werk vind ik het geen week. Ik val terug op een Cd die ik een
keer van Toussaint & Tonnie geleend heb en daarna aangevuld heb met een
paar albums uit Centre Ceramique van dezelfde persoon. Ik heb het over Lila
Downs. Ze is geboren in 1968
in Oaxaca, volgens mij de mooiste stad van Mexico, in
het zuiden van het land. Trudie en ik liepen er een jaar of vier geleden met
veel animo rond op een rondreis door het land. Zelfs zijn we er toen in een
eersteklas museum geweest.
In
mijn uitgebreide Spaanstalige muziekcollectie zitten drie Cd’s van Lila Downs,
die ze alledrie na 2000 maakte. Had ik er trouwens geen vier? Even opzoeken,
nee, het zijn er drie, niet meer, plus een vijftal losse nummers:
(2001) La línea
(2004) Una sangre
(2008) La cantina.
De
losse nummers zijn van Putumayo-platen en van de Cd “San Patricio” van de
Chieftains met Lila Downs. Wat zal ik er verder eens van zeggen? De dame moge
misschien niet ieders eerste keuze zijn, maar ik persoonlijk ben best wel van
haar gecharmeerd. Natuurlijk, tegen schuinsmarcheerder Chavela Vargas kan ze
niet op, maar (1) wie kan dat wel? en (2) wie weet, wat niet is, kan nog komen,
toch? Lila Downs is anno 2013 pas op de helft van de leeftijd die Chavela
Vargas met haar 90 toch maar mooi gehaald heeft.
Tot
slot, voor de mensen die namen van liedjes willen, heb ik er een aantal voor
jullie opgeschreven, nadat ik alle muziek van haar een paar keer beluisterd heb.
Leen je oor eens voor “Corazoncito
tirano” en “La llorona” op “La línea” dan wel “Dignificado”, “Tinneni tsitsiki”
en “Paloma negra” op “Una sangre”. De beste Cd van de drie die ik heb, vind ik
“La cantina” met daarop Lila Downs op haar best in o.a. “El corrido de Tacha - La Teibolera ”, “Pa’todo el
año”, “La cumbra del mole” en “Amarga Navidad”. Van de
losse nummers beveel ik hier als afsluiting “Icnocuicati” aan. Lila Downs, weer
eens wat anders!
Dan
mag ik nu terug naar het alledaagse leven. Voor de zaterdagmiddag was ik
uitgenodigd bij Noé op zijn dakterras. Agu 1 zou er een paella maken. Ik denk
dan: er komt misschien nog wel iemand anders, maar laat ik maar inhaken voor
een paar uurtjes. Bleek er een complete bus mensen te zijn uitgenodigd, zo’n 25
gasten. De paella was dik en in doorsnee een klein metertje, met allerlei
“mariscos y pescados” en vanzelf ook “verduras incluido ajo”. Hij was bedoeld
als hoofdgerecht, in afwachting ervan waren er echt legio voorgerechten, die
allerlei mensen hadden meegebracht, één groot lopend buffet werd. Als drank was
er, naast de spa, coca cola, bier en wijn, deze keer vermout, rum en, niet te
versmaden, champagne met citroen. Zo’n “almuerzo” in Las Palmas, dat is weer
eens iets heel anders dan een verjaardagsfeestje in Maastricht of Amsterdam,
met eerst koffie en vlaai, waarna het tijd is voor een enkel glaasje.
Om
even voor 5 moest ik mij helaas losmaken uit het feestgedruis, want Trudie en
Marij zouden om kwart voor 6 arriveren op Santa Catalina. Ze waren er inderdaad
precies op het aangegeven moment! Namen we net plaats op het terras van Café
Santa Catalina, bleek Marij een van haar tassen in de bus te hebben laten
staan. Dus moesten we terug om hem alsnog te confisceren, maar daarna konden we
met zijn drieën, ik opnieuw, aan de drank. Om de avond met verve voort te
zetten in mijn flat, voor mijn soep met ballen. “Lof! Veel Lof!”, sisten de
dames mij toe, terwijl ze hun soepkom voor de zoveelste keer omhoog hielden voor
nog “nen tleur”. Daarna was het snel met ze afgelopen. Het was nog geen 10 uur locale
tijd, in Maastricht is het dan toch al 11 uur, toen ze allebei met een boek op
hun buik op één oor lagen, Marij in de zijkamer en Trudie in mijn tweepersoons
bed.
Er
is geen beter vermaak dan leedvermaak. Ik had zaterdagavond al gehoord dat de
dames ’s ochtends door Math in de sneeuw naar vliegveld Charlerloi - we noemen
het Brussel-Zuid, dan klinkt het in ieder geval dichterbij - waren gereden. Hoe
dan ook, op de zondagochtend was het pas echt behelpen in Nederland, of in
ieder geval Maastricht. Daar lag een pak sneeuw van wel 5 à 10 cm dikte, afhankelijk van
wiens e-mail wij het meeste wensten te geloven. Wat kan ik daar tegenover zetten?
Wij zaten hier aan de koffie en de thee op mijn balkonnetje, te genieten van het
goede dat LPGC te bieden heeft.
I
“hartje” Spar, heb ik jullie vorige keer al voorgeschoteld, met op de plaats
van het hartje een aardbei. Daar voeg ik alsnog aan toe dat een twee kilo
kistje aardbeien bij de Spar voor een prijs van 5.40 euro aan de man gebracht
wordt.
Echter,
deze week wil ik het over een andere I “hartje” hebben. Vaak gaat het dan om
een stad, zoals I “hartje” NY of I “hartje” Barça. Op de boulevard zondagmiddag
liep ik een meisje tegen het lijf, met een “camiseta” met daarop de woorden: “I
“hartje” mierdosos”. Hoort daar ook al een vertaling bij? Mierdoso is het
Spaanse equivalent van smeerlap. Het meisje zag er inderdaad uit of ze een
rendez-voustje met een of meer smeerlappen wel zag zitten.
Net
als in Maastricht, Amsterdam en noem maar een stad op in het “vrije westen” is
het hier maar behelpen met andere winkels dan van de bekende ketens.
Speciaalzaken zijn helaas steeds meer met een lamp te zoeken. In de calle mayor
de Triana, in de oude stad, om eens een winkelstraat te noemen, is het
winkelaanbod nauwelijks verschillend van wat de combinatie Grote Staat met Entre-Deux
in Maastricht te bieden hebben dan wel de Kalverstraat met Leidsestraat in Amsterdam.
Gelukkig zijn er nog uitzonderingen, neringdoenden die al heel, heel lang in de
inmiddels omgeturnd winkelstraat een zaak hebben en daar geen afstand van
willen doen.
Zo’n
zaak hier in de calle mayor de Triana is Oriente. Misschien heb ik hem al eens
vermeld in een brief, maar dan doe ik dat bij dezen nog maar eens. Ik ben er
een paar keer binnen geweest om een kijkje te nemen, nogal aparte spullen, dat
moet gezegd. Deze keer ga ik over de twee etalages aan de straatkant hebben,
links en rechts. Laat ik met de rechter uitstalling beginnen. Die is vooral
gevuld met hoeden, originele hoeden, geen dertien in een dozijn. De meeste zijn
gemaakt van een taai soort wit riet en hebben tussen de brede rand en het klassieke
bovenstuk een band van leer. Een annonce tegen de zijkant van de etalage
kondigt mij aan dat het hier vooral om Panamahoeden gaat, in de prijsklasse 50
tot 135 euro’s. Bloeden moet je kennelijk wel, als je jezelf een dergelijke hoed
wilt aanschaffen. En toch, als ik ooit nog eens met een hoofddeksel op wil gaan
rondlopen, anders dan met carnaval, door het jaar zogezegd, is dit de plek waar
ik mijn hoofddeksel op maat ga kopen.
In
mijn ijver om de hoeden van Oriente aan de man te brengen vergeet ik haast dat
er ook nog een linker “kiekoet” is. Die is minstens zo bijzonder; er ligt o.a. een
keur van waaiers uitgestald in alle kleuren van de regenboog, soms met nog weer
figuren erop getekend. Ik heb het vanzelf niet over het foeilelijke spul dat je
tegenwoordig voor een paar centen uit een toeristenzaakje meeneemt, maar over
het echte vak- en handwerk! In het Spaans is het gangbare woord voor “waaien”
“soplar”; “el viento sopla del norte”, er staat een noordenwind. Maar wat,
jongens en meisjes, is een waaier in het Algemeen Beschaafd Spaans? Het woord
“soplar” doet hier geen dienst; jullie denken in alle ernst toch niet dat een fraai
gevormd geval, uitgevouwen is het een halve cirkel, “soplador” of zo heet. Een
“soplador” is een ordinaire ventilator en die lijkt in de verste verte niet op
een gracieuze waaier. Nogal wat dames hier hebben niets minder dan een
“abanico” in hun “bolso” en ze weten niet hoe snel ze ermee moeten gaan wapperen,
als er gebrek aan verkoeling dreigt. In de etalage van Oriente links liggen ze,
die “abanicos”, vanaf een eurotje of 15. De duurste die ik zag, was te koop
voor de somma van 35 euro.
Voor
wie van jullie zal ik eens een Panamahoed met waaier meeslepen in het vliegtuig
naar Nederland over een maand? Misschien moet ik dan wel betaling vooraf
vragen, want goedkoop is anders. Mijn oma zou er wel bij zeggen: “Maar dan heb
je ook wat”.
Wat
hadden we het rustig op zowel maandag als dinsdag, eigenlijk zo rustig dat ik
hier niet echt iets te melden heb. Truide en Marij zijn beide dagen naar het
strand geweest en hun roodbruin verbrande huid begint enigszins bruin op te
trekken. ’s Middags is er op beide dagen brood met beleg gegeten, maar dat
zullen jullie in Nederland ook wel gedaan hebben. Maandagavond kwamen ze
aanzetten met royale stukken zalm, met daarbij rijst en een eigen salade.
Dinsdagavond was de zalm ingeruild voor een pan goulash en verder was er geen
verschil. We hebben alledrie aardig wat afgelezen, ik heb dinsdagmiddag mijn
tweede boek uitgelezen.
Vandaag
zijn ze met de bus naar Maspalomas om daar een rijtje caches op te rapen. Ik
zet nu mijn laatste hand aan deze brief en ga hem vanmiddag in het
faculteitsgebouw op de elektronische bus doen. Wel heb ik ze toegezegd dat ik
eten voor vanavond in huis haal; ze zijn tevreden met een behoorlijke portie
tonijn uit blik, wat groente en vers stokbrood. Bij nader inzien hoef ik het stokbrood
niet te kopen, dat nemen Trudie en Marij liever vers mee van de bakker
vanavond. Een rustig dagje, heb ik vandaag (althans overdag).
Mijn
keuken staat en ligt intussen wel vol met ander beleg dat ik mezelf niet zo
snel zou aanschaffen. Marij rust niet voordat
ze haar Phildelphia met stukjes zalm mag eten. Trudie zweert iedere ochtend bij
haar crackers met bosbessenjam. Gemeenschappelijk aan het tweetal is dat ze bij
hun brood graag een glaasje melk drinken. In mijn ijskast staan sinds kort
pakken met Leche Pascual (paasmelk?), uiteraard ”desnatada”, met maar een
spoortje verzadigd vet erin (per liter 2.1 gram ). Je, dan ben ik dus, vraagt je
intussen af waarom je dan nog melk zou drinken. Maar dat is, staat op de
verpakking: “en linea con tu salud”.
De melkfabrikant uit de omgeving van Burgos geeft mij, als Spaans lesje, maar
liefst “quatro razones de calidad”:
(1) TE
CUIDA. Porque sólo con vascas bien alimentadas y cuidadas por expertos se
mantienen los beneficios de la leche.
(2) TE
ALIMENTA. Porque sólo recogiendo la leche a diario y procesándola a las pocas
horas conserva sus nutrientes.
(3) TE
GUSTA. Porque mediante el suave proceso de operación de Pascual se cuida el
sabor de la leche.
(4) TE DA
CONFIANZA. Porque garantaramos un control total de la leche de principio a fin.
Wat kan ik daar nog aan toevoegen? Het
witte goedje van Pascual is volgens de verpakking van “sabor superior” en is daarvoor in 2012 zelfs “premado por chefs y sumilleres”. En toch, als het al over
melkproducten moet gaan in mijn brief, blijft mijn persoonlijke voorkeur
uitgaan naar de onvolprezen Kalise yogur natural.
En
daarmee neem ik afscheid van jullie, tot volgende week dinsdag, als de dames
weer huiswaarts keren. Wel krijgen we de komende dagen, tot zaterdag, Marc en
Floor in Las Palmas te verduren, ze logeren in hotel Concorde bij mij om de
hoek, voordat die voor de tweede helft van hun vakantieweek naar het zuiden
afreizen. Dat wordt zeker ook bier drinken, voorspel ik jullie nu al.
De
komende dagen wil ik verder graag eens uitgezocht zien, hoe de kruisweg precies
loopt door het centrum van Oud-Jeruzalem. Peter en Marianne, jullie hebben toch
in die stad rondgemarcheerd? Kan een van jullie mij niet eens bijpraten over
het hoe en wat? En als ik dan toch op de geografische tour ben, hoop ik tevens
van een van jullie de precieze hoogte van de Calvarieberg te vernemen. Kan de
Sint-Pietersberg er tegenop of is dat een pukkel van niks vergeleken met het Klevarie-gebergte?
Maak
er een heidens feest van, de komende dagen, met een diep bord vol gekleurde eieren
op de zondagochtend en voor ’s middags de nodige chocolade paashaas. En neem
het er ook tweede paasdag van; wij van Las Palmas zijn dan weer braaf aan het
werk. Voor nu: “Van je hela, hola, houd er de moed maar in! En dat gaat naar
Den Bosch toe, lieve, zoete, gerretjes!” Gerretjes? Zijn ze daar helemaal van
God los? Ik hoop jullie a.s. dinsdagmiddag weer aan je computer gekluisterd te
zien voor mijn volgende epos, tot ziens maar weer, hasta luego, Paul van de eiersalade.
BOEKENBIJLAGE
“Where
are you, little star? Twinkle, twinkle, little star etc.” Harry kan zich het
nummer van wie ook al weer ongetwijfeld nog voor de geest kunnen halen. Mag ik
aannemen dat de titel van Len Deighton’s boek uit 1976 een variant is op dat
liedje? Of bestaat de uitdrukking “Twinkle, twinkle, little spy” ook op
zichzelf? Hoe dan ook, ergens, maar ik weet niet meer waar, las ik dat het boek
minstens zo goed was als Deighton’s debuut “The Ipcress file”. En als je het
dan voor een prikkie ziet staan in een tweedehands boekenzaak, kun je het niet
over je hart verkrijgen om het ongelezen te laten, zelfs als je “The Ipcress
file” maar matigjes hebt gevonden. (terzijde, ik las het in het Engels; in de
Lage Landen heet het “Spion aan de hemel”.)
De
ikpersoon in het boek is een limey (Brit) met de naam Frederick Anthony. Hij is
samen met CIA major Mickey Mann in Afrika, ergens in het grensgebied tussen Algerije
en Mali, om professor Andrei Bekuv daar op te halen. Een man van de streek,
Peter Dempsey, helpt hen een handje. Bekuv is een vooraanstaande elektrotechnicus,
die blij is om Rusland te verlaten. Terzijde, hij blijkt een ware passie te
hebben voor buitenaardse signalen. Toch is hij de norsheid zelve, als hij in
New York zit; zijn vrouw Katinka zou daar toch ook zijn? Gelukkig is ze een
paar dagen later wel van de partij en kan zijn debriefing en Amerikaanse werk beginnen.
Tegelijkertijd komt ook ene Red Bancroft in beeld, die al te graag het bed in
duikt met Frederick Anthony. En dan hebben we ook nog senator Harvey Greenwood;
diens rechterhand Gerry Hart doet er alles aan om hogerop te komen, lijkt het
wel. Het toneel verplaatst zich dan naar Frankrijk om CIA-man Hank Dean te
ontmaskeren als spion voor de Russen, de KGB, maar die rol blijkt later beter
te passen bij diens ex-vrouw Marjorie en nog meer bij haar man Douglas
Reid-Kennedy. Terug in de VS, nu in de staat Virginia, komen de verschillende apen
uit de mouw, waarna er een finale volgt in de Sahara.
Wat
vind ik van “Twinkle, twinkle, little star”? Len Deighton maakt er best een
onderhoudend boek van, op zijn tijd is het ook vrij spannend. En toch, mij is
het ietsje teveel een vechtboek en zie ik net ietsje te weinig onderkoelde
spionage. Maar goed, je kunt niet altijd alles hebben. Ik leg het boek in mijn
thrillerkast terug met een 7 als recensiecijfer, wel aardig, maar niet meer dan
dat.
Het
duurde even, maar ik heb - fanatieke lezer als ik ben - nog een tweede boek dat
terug in de koffer of doos voor de post kan: “Blood Hunt” van ene Jack Harvey.
Dat is dus niet John Harvey, maar een andere thrillerschrijver, een pseudoniem
voor Ian Rankin. Jullie kennen die Rankin wel, van zijn Rebusboeken, die zonder
uitzondering in Edinburgh spelen. Een keer of drie wou hij in het verleden wel
eens iets anders en aldus kwam hij in 1995 met Blood Hunt op de proppen. Het
speelt vooral in San Diego, maar daarnaast ook in o.a. Londen en Limoges (in
Frankrijk) om wel weer voor de kust van Schotland te eindigen.
De
held van het boek is ene Gordon Reeve, die in een uithoek van Schotland woont
met zijn vrouw Joan en zoontje Allan. Gordon pakt het vliegtuig naar San Diego,
als zijn broer Jim (James), freelance journalist, daar is overleden. Bij nadere
inspectie blijkt Jim misschien vermoord te zijn, in diens poging om een zwendel
met pesticiden te achterhalen. Die zwendel zou afkomstig zijn van multinational
Co-World Chemicals, CWC, met een vestiging in San Diego, met ene Kosigin aan
het hoofd en ene Jay als zijn rechterhand. Jay en Gordon Reeve hebben nog een
appeltje met elkaar te schillen uit de tijd dat ze beiden als SAS-mensen in
Argentinië zaten ten tijde van de Falklands-crisis. Kosigin van CWC heeft Private
Eye-bureau Alliance investigative van Jeffrey Allerdyce en Alfred Dulwater
(spreek uit: Doo-latter) ingeschakeld om Jim Reeve onschadelijk te maken, met de
onmiskenbare politiehulp van Mike McClusky.
Wat wil ik verder nog kwijt? Mijn favoriete
chauffeur in het boek is een drankorgel uit San Diego, genaamd Eddie Cantona, en
voor het Franse uitje verwijs ik naar Marie Villambard. Het vervalste onderzoek
van CWC met de pesticiden, komt uit de koker van, twee keer met dr. voor hun
naam, Killin en Preece. Er is inderdaad een heleboel mis met die pesticiden, ze
hebben als bijwerking een aantal neurologische aandoeningen. Een rare zijstap in
het boek vind ik dat zowel Allerdyce als Killin een dagje de waarheid etaleren,
als ze door Gordon Reeve worden bepoteld met het stofje “burundanga”. Op het
einde van “Blood Hunt” komt het tot een confrontatie tussen de Gordon Reeve en
zijn SAS-vijand Jay. De laatste heeft wel nog een negental mensen bij zich om hem een handje te helpen.
Slaat Gordon Reeve zich er doorheen?
Het
moge bekend zijn bij jullie: ik ben al vele jaren een fan van Ian Rankin en
zijn politie-optredens in Edinburgh. Sta ik hem toe om onder schuilnaam met
“Blood Hunt” af te wijken van de gangbare lijn? Eerlijk is eerlijk, ik vind af
en toe dat het geweld best wat minder had gekund bij “Jack Harvey”, maar het is
en blijft een spannend boek, zo veel is zeker. Ik heb de ruim 400 bladzijden
zonder probleem in een dag of drie uitgelezen. Dus zit ook “Jack Harvey” weer
in de hogere recensieregionen met dit boek. Ik kom uit op een 8, niet meer en
niet minder, daarmee wel aangevend dat Ian Rankin-fans zoals ik deze “Blood
Hunt” beslist niet mogen missen. Ik denk dat de andere detectivelezers onder jullie
er ook best goed doorheen zullen komen.