maandag 18 maart 2013

Weblogbrief 8.22, 18 maart 2013


Weblogbrief 8.22, 18 maart 2013

         “Maart roert zijn staart”, buenos samaritanos. Als ik Trudie en Ton mag geloven, en waarom zou ik ze niet geloven, hobbelt het weer bij jullie in Nederland echt van diep treurig naar hosanna en weer terug. Het ene moment wijst de thermometer bijna 20 graden aan en een paar dagen later is het, zeker ’s nachts, onder het vriespunt. Ik heb berichten van jullie gekregen dat het zelfs min 10 was. Als mijn verwarming het maar niet begeeft, denk ik dan.
         Maart roert zijn staart! Hoe zou je dat in het Spaans zeggen? Mijn woordenboek laat me wonderwel in de steek, dus moeten jullie het doen met een probeersel van mij: “marzo mueve su cola”, maar slaat dat ergens op? Nee, ni pega ni con cola, als een tang op een varken. Met april heb ik het gemakkelijker. “April doet wat hij wil” is volgens mijn diksjionair “Abril aguas mil”, april geeft een hoop regen. Er is zelfs ook een uitdrukking tot half mei: “hasta el cuarenta de mayo no te quites el sayo”, tot 14 mei kun je een jas best verdragen.

         Het vreemdste verhaal van de afgelopen week is natuurlijk het verschijnen van ene Jorge Mario Bergoglio als volgende opvolger van God op aarde. Joseph Ratzinger (bij zijn beminde gelovigen bekend als Benedictus XVI) is nog niet helemaal vertrokken, “wegens gezondheidsredenen”, of zijn opvolger, trouwens al een kanshebber in 2005, staat al in de startblokken. De jezuïet - aan vrouwen wordt niet gedacht - zal door zijn verdere leven gaan als Franciscus I, Paquito primero, heb ik hier al horen roepen. Hij is de eerste Zuid-Amerikaanse paus ooit, uit Buenos Aires. Daarbij is hij in de gezegende leeftijd van 76 jaar, toe aan een aanleunwoning denk ik dan, hij heeft ademproblemen en nog maar één long en wat is hij weer conservatief.
         Afgelopen woensdagavond, niet meer dan een dag, nadat een colonne van 115 kardinalen weer eens de Sixtijnse kapel mochten bezichtigen, kwam hij als glorieuze winnaar naar buiten. En begon naar de gelovigen toe met een Onze Vader en een Ave Maria, gevolgd door uiteraard het pauselijke Urbi et Orbi. De Día de Papá is voor één keer ook Día del Papa; morgen kunnen jullie, als je dat wilt, er getuige van hoe hij zijn inaugurale mis consecreert. De interesse van de man voor de tango en het Argentijnse voetbal zal hij dan eventjes voor zich moeten houden.
         Hoe komen ze erop, houd ik vol, die bejaarde kardinalen die alweer met een overjarige patiënt, een bijna lijk aan komen zetten. Ik ben nu 66, misschien maak ik over tien jaar nog een kansje om hem op te volgen. Maar nee, want ik weet bijna zeker dat hij de 86 niet gaat halen, van zijn leven niet. Intussen vraag ik mij in arren moede af of en wanneer dat Vaticaanse, maffiose kliekje met zijn eigen bank nou eens eindelijk en definitief het veld gaat ruimen.

         Vorige week had ik voor jullie een Spaans lesje dat bol stond van de aanbevelingen om de stadsbus te nemen. Overstappen op een andere bus konden we vanaf 4 maart gratis en de bus is al zo goedkoop hier. Ik las er ook een van dezelfde “guagua amarilla”, gele bus, dat je vanaf nu ’s nachts in het weekend maar het beste de bus kon nemen. “Tres nuevas lineas nocturnas conectan LPGC, cada 25’ los fines de semana. Servicio durante toda la noche.” Die advertentie was bovendien voorzien van een alleraardigste slagzin: “La noche sin tu coche”, rijmt dat of niet?
         De stadsbus is dezer weken met een reclameactie begonnen die mijn zegen helemaal heeft; alleen vind ik de bijbehorende foto uit de oude doos ietsje minder geslaagd. Het motto is en blijft: “Te regalamos el tiempo”, wij schenken je de tijd. Er zijn nu ook meer bussen naar de universiteit en er zijn zes extra snelle lijnen toegevoegd aan het arsenaal. Eerlijk is eerlijk, fietsen is hier nogal moeilijk tussen alle automobilisten die niet weten wat aan hen is, maar met de stadsbus kom ik echt overal voor een prikje. Je zou er bijna voor de lol in gaan zitten, zo knus ga je hier met de bus van A naar B (en als je dat wit, daarna naar C).

         En dan is het nu tijd om mijn muziekvrienden onder jullie tevreden te stellen. Het is een beetje een kunst van mij om iedere brief weer met een heel andere deuntje te komen. De afgelopen maand heb ik jullie Duitse, Franse en Italiaanse muziek voorgeschoteld, de vorige week was het tijd voor onvervalste Amerikaanse blues. Wordt het dan nu niet tijd voor een schoolvoorbeeld van country & western? Ik heb de eer om jullie aan mijn MP3 cd-tjes van Trisha Yearwood voor te stellen, een C&W grootheid in het Amerikaanse Georgia, van intussen 48 jaar. Als kind was ze een echte Elvis-fan. Ze is in haar leven drie keer getrouwd, de laatste keer in 2005 met een andere C&W-ster, Garth Brooks, met wie ze al vanaf 1989 muzikaal in de weer was. Hier is wat ik Trisha Yearwood in mijn bezit heb, op jaartal gesorteerd (en ik laat het beetje kerstmuziek dat ik heb, maar voor wat het is):
1991 Trisha Yearwood
1992 Hearts In Armor
1993 The Song Remembers When
1994 The Sweetest Gift
1995 Thinkin’ About You
1996 Everybody Knows
2000 Real Live Woman
2001 Inside Out
2004 Where The Road Leads
2005 Jasper County
C1997        Songbook
C2007        Greatest Hits
C2008        Love Songs
         Bij elkaar is het een hele doos, bijna 10 uur C&W van de bovenste plank. Trisha Yearwood’s solocarrière begint in 1991, vrij laat, met nummers als “She’s in love with the boy”, “Like we never had a broken heart” en “The woman before me”. Het jaar erop vind ik op “Hearts in armor” ook weer de nodige damesdramatiek: “Wrong side of Memphis”, “Walkaway Joe”, “You say you will” en “Down on my knees”. Trisha’s naam is daarmee definitief gevestigd, om niet meer te verdwijnen. Of het niet opkan, komt ze later met nummers als “The song remembers when” van de gelijknamige CD en van de CD “Thinkin’ about you” alweer het titelnummer en “XXX’s and OOO’s, an American girl”. Een van mijn persoonlijke favorieten is het prachtige “That ain’t the way I heard it” van de CD “Where the road leads” uit 2004.
         Laat ik gaan samenvatten; ik heb van Trisha Yearwood alle studio-CD’s, een voor een, behalve de laatste: “Heaven, heartache & the power of love” uit 2007. Een mooie collectie van een invloedrijke dame! Als afsluiting geef ik jullie een duetnummer dat ze samen met Garth Brooks zingt. Het staat op “Songbook” uit 1997 en het heet “In another’s eyes”. Vooruit, ik doe er nog eentje bij van het sterrenduo: het titellied van “Where the road leads”.

         Mijn rubriek “Klein leed” heeft al een tijdje geen “hits” meer gehad. Komt het, omdat het hier zo goed met me gaat? Zelfs heb ik deze week het omgekeerde van “Klein leed” voor jullie, dat ik hier gemakshalve “Klein gelukje” zal dopen. De afgelopen weken dacht ik steeds vaker, als mijn koekenpan eieren stond te bakken: als dat maar goed gaat. Het midden van de pan kwam steeds meer omhoog en ik begon me af te vragen in hoeverre ik het half aangebakken ei in het midden nog wel weg kon schrapen. Alleen aan de buitenkant rondom bleven er overduidelijke sporen van gebakken eiwit en eigeel te bekennen. Dan, jongens en meisjes, is het voor mij onvermijdelijke moment aangebroken dat je de koekenpan maar het liefste kunt wegkiepen en een nieuwe gaat halen.
         Afgelopen dinsdagavond was het zo ver. Bij mij voor lag de oude of het niks kost in een container en toen was het tijd om naar Casa, een concurrent van Rocasa, op te trekken om een nieuwe aan te schaffen. De keuze in de kelder daar, om de hoek bij El Corte Inglés, viel op een koekenpan, tevens hapjespan, van een bedrijf uit Itegem in België. (Terzijde, het “fabricado en China” laat ik verder maar voor wat het is.) Uit een drietal kleuren: groen, grijs en paars, koos ik na ampel beraad de paarse, met een doorsnee van 28 cm. Wat zal ik er verder van zeggen? Ze is “apio para todo tipo de placa”, geschikt voor ieder type kookplaat en “con capa antiadherente”, met antiaanbaklaag (een cryptogramwoord voor wie veel a’s heeft).
         Inmiddels heeft de pan al een paar keer haar werk moeten doen en het is een “Klein gelukje”, zonder meer.

         Bij mij voor de deur hoef je maar over te steken om de calle Secretario Artiles in te lopen. Even verder bij de calle Ripoche links is een winkel die zich gespecialiseerd heeft in snuisterijen van het eiland. Voor een ophangbord met daarop een grottekening of een T-shirt met een Gran Canaria-hond erop is dit de plek waar je zijn moet. “Artesanía Santa Catalina” is de naam van de nering.
         Afgelopen week was de zaak een paar dagen dicht. Op de neergelaten blinden voor de ramen stond met computerletters gedrukt: “Cerrado por duelo”. Duelo? Heeft de eigenaar ruzie met de huurder en waren ze het de afgelopen dagen aan het uitknokken? Dus heb ik het woord maar eens opgezocht in mijn woordenboek. “Duelo” staat niet alleen voor “duel, strijd”, maar ook voor “rouw, begrafenis”. Ik denk dat het personeel naar een begrafenis was. In de winkel zie ik intussen dezelfde mensen lopen, dus er is geen man of vrouw overboord.

         Ik heb nog zo’n gedateerde mededeling. El día de las mujeres staat tegenwoordig geboekt voor 8 maart. wereldvrouwendag. Is het de zoveelste gelegenheid voor de middenstand om een extraatje mee te pakken, een doos aloe vera of bonbons? Er zit kennelijk ook een serieuzere kant aan de dag. Op de universiteit dinsdag hing, nog steeds, een groot affiche van de vrouwenbeweging met daarop in woordenboektaal geschreven: igualdad, un bien en primera necesidad. Komt er ook nog een mannendag, denk ik dan, een derde wereldweekend, of een avond waarop mensen uit India in het zonnetje worden gezet. Ik hoop van niet. Wereldvrouwendag, dat hoeft voor mij niet, daar ben ik te “igual” voor.

         Om me heen in Nederland hoor ik mezelf geregeld aanspreken met “pensionado”. Daar moeten jullie van af. Een gepensioneerde is in goed Spaans een “jubilado” of een “pensionista”. Onthoud dat nou eens. Ik heb begrepen dat er hier zelfs een “asociación de pensionistas jubilados” bestaat.



         Parque Santa Catalina, bij mij om de hoek, is, vind ik, veel meer een plein dan een park. Er zijn nog maar twee stukjes groen over, het grootste deel van het plein is betegeld. Daarvan is de plek aan de kant van de terrassen en naast de plek waar de politie zijn koffie drinkt, ingeruimd voor spelletjes voor ouderen, bejaarden. Je kunt er terecht om te dominoën, te kaarten en te schaken. Alles bij elkaar gaat het om meer dan tien tafeltjes op een ruimte van zeg 25 bij 25 meter. Zo iets zou in de zomer op het Vrijthof niet misstaan, met een uitspanning erbij voor de inwendige mens.
         Sinds een jaar of zo is er ook de mogelijkheid voor een spelletje poker met kaarten of liever: was er. Er gingen steeds wildere inzetten over de tafel, is mijn indruk, en er kwamen meer louche figuren op af. Een en ander leidde tot spanningen, ruzies en wie weet zelfs enig handgemeen; de politie heeft een paar keer moeten ingrijpen. denk ik. Er is op het spelletjesterrein een groot bord neergezet met de tekst: “zona de juegas sin apuestas”, gebied voor spelletjes maar zonder geld. Het pokeren is verboden en terecht. Het houdt het gespuis weg van het plein en wie weet, kun je met dominoën ook voor het nodige geld het schip in gaan, maar daar heeft Hermandad nog geen klachten over.

         Nou ik het over parken heb, ik vind parque de San Telmo wel nog iets van een park hebben, niet zo mooi als parque Doramas bij het casino, maar toch veel meer park dan parque Santa Catalina. Ik was er vrijdagmiddag laat, in afwachting van mijn eerste toneelstuk in teatro Cuyás in Triana. Wat mij boven alles opvalt, is het grote aantal jongeren daar, in ieder geval op dat tijdstip, en met gelukkig maar een paar skateboarders. Om ter plekke de sfeer te verhogen is er vanuit enkele luidsprekers in de kiosk popmuziek te beluisteren, tot veler genoegen.
         Het middenstuk tussen de kiosk en de taxi’s is een groot grasveld met bomen, waar legio mensen, alweer veel jongeren, hun hond uitlaten. Blijkens een bordje in het gras is dat ook toegestaan: “Se permite la entrada de perros”. Sommige baasjes lopen er ook rond, maar de meeste zitten aan de kant van de kiosk op de rand. Een leuk gezicht vind ik het, vanaf mijn bank ernaast. Zo’n hondenuitlaatgebied is meer dan een “pipican”, op andere plekken zoals opzij bij Santa Catalina en in de “jardines Alonso Quesada” bij het Metropol-zwembad kunnen de viervoeters zelfs door buizen lopen, als ze daar behoefte aan hebben. Maar toch, het is op San Telmo goed toeven.
         Om de feestvreugde te verhogen ben ik ook nog getuige geweest van het optreden van een indrukwekkende groep trommelaars, Braziliaans aandoend, maar duidelijk van het eiland zelf. Ze kwamen om half 7 vrijdagavond het park op en hielden ons aardig van onze bezigheid. Op de T-shirts stond onmiskenbaar “Juvemcad”, het ging om een goeie 20 drummers, jongens en meisjes, met voorop een jongeman met een fluitje en daar weer voor drie uiterst buigzame danseressen. En uiteraard waren onder de toeschouwers ook een heleboel jongeren met een Juvemcad-truitje aan, waar dat ook voor moge staan. Een aantal hield een spandoek omhoog met de tekst: “Juvemcad deja huella”, in het A.B.N. Juvemcad laat zijn spoor na. Dat mag je wel zeggen, een spektakel was het.

         Ik liep vervolgens, op de vroege vrijdagavond, de calle mayor de Triana in om me bij het Ierse café McCarthy op een bank te vlijen, in afwachting van mijn bezoek aan het knusse theatertje in de calle Viera y Clavija, direct ten westen van de hoofdstraat. Zo kreeg ik nog mee dat het afgelopen zondag 17 maart weer eens St. Patrick’s day was, de dag dat het Guinness bier en de Jameson whisky extra goed smaken. (Dus heb ik me zaterdag nog een paar blikken Guinness aangeschaft. Dat waren prima dorstlessers op mijn balkon zondagavond, met een bakje chips.)
         Om even voor 8, het was net helemaal donker, was het tijd voor mijn afspraak met Noé in teatro Cuyás. Zoals hij mij al gemaild had, kwam hij niet in zijn eentje; even later stond ik temidden van een heel clubje bekenden van hem. Eentje, wiskundige Agu 1, die jullie van eerdere brieven horen te kennen, wees mij in het programmaboekje op een foto van zijn nicht, zijn “prima” Lioba, die een van de zes spelers was van het toneelstuk “La punta del Iceberg”, het topje van de ijsberg, waar we heen gingen. (Dat iceberg in het Spaans spreek je uit als ieseberg. Zelfs in het Engels is het iceberg en niet iets met mountain.)
         Kon ik het helemaal volgen? Nee dus! Een beetje dan misschien? Als ik eerlijk ben, ook niet helemaal. Misschien had ik vooraf een uitgebreide samenvatting van het stuk moeten kezen of me in ieder geval laten bijpraten door mensen als Noé of Agu 1. Ik heb in alle ernst vrijdagavond anderhalf uur lang zitten staren naar een podium, met daarop zes mensen rap van tong en met enige tafels, stoelen en een doorzichtige achterwand als decor, zonder dat ik er veel wijzer van werd. Als goedmakertje geef ik jullie hieronder dus maar de samenvatting van “La punta del iceberg” uit het programmaboekje, als Spaans lesje van deze week.
         Ik vond het overigens best wel aardig om eens aanwezig te zijn bij een klassiek (ouderwets) toneelstuk, in een mooie ruimte met zo’n 700 stoelen over twee etages verdeeld, maar druk was het niet, integendeel. Pas bij de “cañas” na afloop samen met de anderen en met Lioba in café La Gamba om de hoek kon ik mijn ei, deze week de nieuwe paus, weer kwijt.
         “La punta del iceberg” is van ene Antonio Tavares, die er ook al een paar mooie prijzen voor in de wacht heeft gesleept. Hier is de samenvatting:
         Una gran empresa multinacional se ve sacudida por la muerte de tres de sus empleados. Sofía Cuevas, directiva de la compañía, es la encargada de llevar a cabo una investigación interna que trata de aclarar lo sucedido. En sus encuentros  con los trabajadores va descubriendo un ambiente laboral enfermizo: una forma patógena de gestión donde el individuo queda relegado a un papel insignificante y la única prioridad es la cuenta de resultados. Pero, ¿hay algo más? ¿Cuáles son las verdaderas razones que llevan a un hombre a quitarse la vida en su puesto de trabajo? Una obra sobre el deterioro de las relaciones humanas en un entorno laboral competitivo y hostil.
         Nou, zo begrijp ik tenminste waar ik vrijdagavond over heb lopen dubben. Ik heb kennelijk iets gemist en kan alleen maar met terugwerkende kracht roepen dat ik best gecharmeerd was van Lioba, het andere “vrouwmes” en de vier “manslui”. In zijn recensie maakt ene Amelio Rodríguez Concepción er het volgende van:
         Se trata de un magnífico texto teatral para que el espectador sea quien se tome la libertad de reflexionar a fondo sobre un tema universal y de actualidad… Despliega un complejo muestrario de flaquezas humanas, desde la sensación de soledad y la tristeza provocadas por las frustraciones cotidianas… la tensión que se vive en un ambiente laboral marcado por la incomunicación y la dependencia enfermiza de la productividad, los resultados concretos, las cifras estadísticas...
         Horen jullie het ook eens van een ander!
             
         En daarmee is het weer op voor deze week. In verstuur deze brief nu al, op maandagmiddag, en dan is het maar vijf dagen wachten op de volgende, aanstaande vrijdag. Vervolgens kan ik mij opmaken voor de glorieuze intocht van Trudie en Marij, waarover ik in latere berichten ongetwijfeld zal uitwijden. Intussen is het hier onverminderd zomer; de mussen, als ze er zouden zijn, maar die zitten in het zuiden van het eiland, vallen van het dak. Ik neem zo meteen de bus naar de faculteit om jullie ter wille te zijn met dit epistel en om de mensen die mij gemaild hebben, van repliek te dienen. Houzee, roep ik van aan de oceaan, tot over vijf dagen, en tot ziens maar weer, hasta luego. Met de welgemeende compleminte van neppaus Paulus de Boskabouter.
        
BOEKENBIJLAGE

         Tot mijn vaste onderdelen van een winter in Las Palmas hoort het nieuwste boek lezen van John Harvey. Gelukkigerwijs heb ik alles wat hij vanaf de Resnick-serie geschreven heeft, in mijn bezit behalve zijn twee dichtbundels. Dat is dus inclusief zijn laatste boek, uit 2012, getiteld “Good bait”, goed aas. Het speelt in Engeland, vooral in Londen en omgeving.
         Hoofdpersoon van het boek is de zwarte “detective chef inspector” Karin Shields. Als ze een jongeman onder het ijs ziet liggen in Hampsteadt Heath en die vermoord blijkt te zijn, komt ze – tussen de andere bedrijven door – in beweging, om zich vast te bijten en niet meer los te laten. Het slachtoffer blijkt afkomstig te zijn uit Moldova, Moldavië, dat is toch een van de nieuwe staatjes in Oost-Europa, boven Roemenië en onder Ukraine? Hulp krijgt Karin van haar mederechercheur Mike Ramsden en jonge kracht Tim Costello, en dan laat ik allerlei andere politiemensen onbenoemd; zelfs de grote baas Anthony Burcher bemoeit zich ermee. In beeld als dader komen in eerste instantie de vader van Sasha Martin, vriendinnetje van het slachtoffer, terwijl de vader van een vriend het wel erg hogerop zoekt. Dan is er een dubbele afrekening voor de deur van een jazzcafé en even daarna een ware slachtpartij in een loods met nog eens drie lijken. Steeds meer komt de onderwereld van Ukraine in beeld, die in Engeland zijn partijtje wil meeblazen. En Karin en haar twee mensen laten niet los, zeker niet met de extra hulp van hoge politiemensen.
         Tegelijkertijd is er in het boek nog een tweede verhaallijn. Een heroïnehoer, Maxine Carlin, is op zoek naar haar dochter Rose (Letitia) en haar zoontje van 3, als ze onder een metrotrein terecht komt. Een politieman uit Cornwell, Trevor Cordon, en met hem privé-detective Jack Kiley willen dat zaakje tot de bodem uitgezocht hebben, Trevor misschien ook, omdat hij voor dezelfde Rose warme gevoelens koestert. Het kind blijkt van Anton Kosach te zijn, een superboef uit de Ukraine, die - zie hiervoor - bovenaan de zoeklijst van Karen Shields en haar omgeving staat. De twee verhalen komen op het einde samen en hoe loopt het af?
         Mag ik dan nu naar mijn commentaar? Boven alles: wat kan die John Harvey goed schrijven; op iedere bladzijde kom ik wel iets tegen dat ik helaas zelf nooit zou kunnen bedenken! Hij steekt steeds meer boven het maaiveld uit, wat zijn dictie betreft, en voor wie mij niet op mijn woord wil geloven, is hier een citaat van thrillercoryfee John Connolly, geplukt van de achterflap van het boek: “John Harvey is not just a fine crime novelist but a fine writer and an adornment to his chosen genre”. Misschien is het voorliggende boek van de man wel meer een roman dan een verzameling moorden met bijbehorende daders, omstanders en slachtoffers. Uiteraard, wie op zijn tijd een thriller wil lezen, kan bij John Harvey nog steeds terecht, maar ik betrap me erop dat hij naar mijn mening het genre is aan het overstijgen. Als recenciecijfer geef ik dit boek een 8+, “Good bait” is alweer een lust voor mijn oog.

         Terzijde, ik vind “Good bait” ook een aparte titel. John Harvey noemt zijn boeken graag naar bekende jazznummers. Hij heeft daarbij voor deze titel hulp gekregen van Mark Gardner van Jazz Journal, die hem letterlijk bombardeerde met opgenomen versies van het nummer, geschreven door Tadd Dameron, wie dat ook zijn mag. In het boek somt John Harvey er de nodige op en als ik hem goed versta, vindt hij de versie van Nina Simone misschien wel de beste. Laat ik die nou gewoon netjes op mijn Verbatim hebben staan. Hier is mijn muzikale intermezzo uit 1958, Nina Simone’s instrumentale “Good bait”, ik hoor alleen een piano, geplukt van de plaat “Jazz as played in an exclusive side street club”.

         Zoals het op één been maar moeilijk staan is, is het op één boek per week maar moeilijk lezen. Dus heb ik naast de 346 bladzijden van John Harvey’s zoveelste wapenfeit nog een tweede boek gelezen, helemaal uitgelezen, van nog eens 573 bladzijden. Bij elkaar zijn dat meer dan 900 bladzijden, een stuk of 150 per dag. Ik kom de tijd wel door, vrienden, als het niet met bijv. de boulevard verkennen is, deze brief in elkaar flansen of bijbehorende muziek voor jullie uitkiezen, dan toch zeker met bivakkeren op mijn balkonnetje met een boek.
         Mijn tweede van deze week is het vijfde van het Zweedse schrijversduo (Anders) Roslund & (Börge) Hellström. Het heet “Drie seconden” en is uitgekomen in 2009, in het Nederlands een jaar later. Het speelt een klein beetje in de Verenigde Staten en in Polen, maar bovenal in Stockholm en omgeving. En laat ik hier eens enkele Oost-Europese woordjes toevoegen, die ik in “Drie seconden” tegenkwam. Proost is in het Pools “na zdrowie” en een verklikker is in het Russisch een “stukatj”.
         Natuurlijk is de hoofdrol voor de zoveelste keer weggelegd voor Ewert Grens, hoofdrechercheur en nog niet helemaal bekomen         van het vroegere ongeluk en het vorig jaar overlijden van zijn Anni. Hij wordt, zoals dat hoort, bijgestaan door Sven Sundkvist, Mariana Hermansson en norse sporenzoeker Nils Krantz. Zo waar krijgt de afkerige houding van Grens ten opzichte van officier van justitie Lars Ågestam een nieuwe dimensie.
         Wie spelen er verder allemaal mee? Allereerst is daar Piet Hoffmann, in bepaalde dossiers Paula geheten, een infiltrant van Erik Wilson, een collega van Grens, die ingezet wordt om een Pools amfetaminenetwerk in Zweden op te rollen. Met name zou Paula de verkoop van het spul in gevangenissen, een gigantische markt, moeten blokkeren, nadat hij zich er eerst van binnenuit meester van gemaakt heeft. Het verhaal begint er overigens mee dat dezelfde man als zogenaamde helper van een Pools bedrijf betrokken is bij een grote drugsdeal, 81 kilo amfetamine, waarbij een politiecollega van hem doodgeschoten wordt.
         Daarbij spelen nogal wat bladzijden zich af in en om de gevangenis van Aspsås, een plaatsje vlak boven Stockholm. Directeur Lennart Oscarsson en diens rechterhand Martin Jacobson van de inrichting komen in grote moeilijkheden door de gang van zaken. Een militaire scherpschutter mag het voor Piet Hoffmann het dodelijke schot lossen, op anderhalve kilometer ofwel drie seconden van de gevangenis. En bij wie ligt de verantwoording voor de moord op Piet Hoffmann? Niet bij Ewert Grens, maar naast Erik Wilson vooral bij enkele hoogwaardigheidsbekleders, de baas van Grens, Fredrik Göransson, een topfunctionaris van justitie genaamd Pål Larson en bij de staatssecretaris van justitie.
         Jullie begrijpen het waarschijnlijk al: ik vind “Drie seconden” een heel mooi boek. Natuurlijk, geregeld is het verhaal mij een beetje te uitgesponnen, ik zie ook wat veel herhalingen van wat ik net al gelezen heb en daarbij ben ik nou eenmaal geen fan van veel geweld; ik heb het liever wat onderkoeld. Een fout vind ik persoonlijk wat ik te lezen krijg op blz. 548 en volgende; op de toevoeging op die bladzijden zat en zit ik eerlijk gezegd niet te wachten. En toch, zo veel klinkende schrijversduo’s ken ik niet en naast bijv. Sjöwall & Wahlöö en NicciFench is het nogal rauwe tweetal Roslund & Hellström een enorme aanwinst voor het thrillergenre. Zij maken van “Drie seconden” voor de zoveelste keer een happening, waarvoor ik mijn recensieportemonnee trek. Ik geef ze met plezier voor “Drie seconden” een 8½, een “meer dan goed”. Ga zo door, jongens!

         In het boek “Drie seconden” komen de woordjes “zoel” en “zwoel” nogal eens voor. Voor de fijnslijpers onder jullie, er is een verschil tussen die twee. “Zoel” is volgens mijn woordenboek zowel “zacht” als “drukkend”. “Zwoel” is een ander woord voor “drukkend”, maar daarnaast betekent het “erotisch”. Naar een zoele vrouw is het lang zoeken. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten