Weblogbrief
8.22, 18 maart 2013
“Maart roert zijn staart”,
buenos samaritanos. Als ik Trudie en Ton mag geloven, en waarom zou ik ze niet
geloven, hobbelt het weer bij jullie in Nederland echt van diep treurig naar hosanna
en weer terug. Het ene moment wijst de thermometer bijna 20 graden aan en een
paar dagen later is het, zeker ’s nachts, onder het vriespunt. Ik heb berichten
van jullie gekregen dat het zelfs min 10 was. Als mijn verwarming het maar niet
begeeft, denk ik dan.
Maart
roert zijn staart! Hoe zou je dat in het Spaans zeggen? Mijn woordenboek laat
me wonderwel in de steek, dus moeten jullie het doen met een probeersel van mij:
“marzo mueve su cola”, maar slaat dat ergens op? Nee, ni pega ni con cola, als
een tang op een varken. Met april heb ik het gemakkelijker. “April doet wat hij
wil” is volgens mijn diksjionair “Abril aguas mil”, april geeft een hoop regen.
Er is zelfs ook een uitdrukking tot half mei: “hasta el cuarenta de mayo no te
quites el sayo”, tot 14 mei kun je een jas best verdragen.
Het
vreemdste verhaal van de afgelopen week is natuurlijk het verschijnen van ene
Jorge Mario Bergoglio als volgende opvolger van God op aarde. Joseph Ratzinger
(bij zijn beminde gelovigen bekend als Benedictus XVI) is nog niet helemaal vertrokken,
“wegens gezondheidsredenen”, of zijn opvolger, trouwens al een kanshebber in
2005, staat al in de startblokken. De jezuïet - aan vrouwen wordt niet gedacht -
zal door zijn verdere leven gaan als Franciscus I, Paquito primero, heb ik hier
al horen roepen. Hij is de eerste Zuid-Amerikaanse paus ooit, uit Buenos Aires.
Daarbij is hij in de gezegende leeftijd van 76 jaar, toe aan een aanleunwoning
denk ik dan, hij heeft ademproblemen en nog maar één long en wat is hij weer conservatief.
Afgelopen
woensdagavond, niet meer dan een dag, nadat een colonne van 115 kardinalen weer
eens de Sixtijnse kapel mochten bezichtigen, kwam hij als glorieuze winnaar
naar buiten. En begon naar de gelovigen toe met een Onze Vader en een Ave
Maria, gevolgd door uiteraard het pauselijke Urbi et Orbi. De Día de Papá is
voor één keer ook Día del Papa; morgen kunnen jullie, als je dat wilt, er getuige
van hoe hij zijn inaugurale mis consecreert. De interesse van de man voor de
tango en het Argentijnse voetbal zal hij dan eventjes voor zich moeten houden.
Hoe
komen ze erop, houd ik vol, die bejaarde kardinalen die alweer met een overjarige
patiënt, een bijna lijk aan komen zetten. Ik ben nu 66, misschien maak ik over
tien jaar nog een kansje om hem op te volgen. Maar nee, want ik weet bijna
zeker dat hij de 86 niet gaat halen, van zijn leven niet. Intussen vraag ik mij
in arren moede af of en wanneer dat Vaticaanse, maffiose kliekje met zijn eigen
bank nou eens eindelijk en definitief het veld gaat ruimen.
Vorige
week had ik voor jullie een Spaans lesje dat bol stond van de aanbevelingen om
de stadsbus te nemen. Overstappen op een andere bus konden we vanaf 4 maart gratis
en de bus is al zo goedkoop hier. Ik las er ook een van dezelfde “guagua amarilla”,
gele bus, dat je vanaf nu ’s nachts in het weekend maar het beste de bus kon
nemen. “Tres nuevas lineas nocturnas
conectan LPGC, cada 25’
los fines de semana. Servicio durante toda la noche.” Die
advertentie was bovendien voorzien van een alleraardigste slagzin: “La noche
sin tu coche”, rijmt dat of niet?
De
stadsbus is dezer weken met een reclameactie begonnen die mijn zegen helemaal heeft;
alleen vind ik de bijbehorende foto uit de oude doos ietsje minder geslaagd.
Het motto is en blijft: “Te regalamos el tiempo”, wij schenken je de tijd. Er
zijn nu ook meer bussen naar de universiteit en er zijn zes extra snelle lijnen
toegevoegd aan het arsenaal. Eerlijk is eerlijk, fietsen is hier nogal moeilijk
tussen alle automobilisten die niet weten wat aan hen is, maar met de stadsbus
kom ik echt overal voor een prikje. Je zou er bijna voor de lol in gaan zitten,
zo knus ga je hier met de bus van A naar B (en als je dat wit, daarna naar C).
En
dan is het nu tijd om mijn muziekvrienden onder jullie tevreden te stellen. Het
is een beetje een kunst van mij om iedere brief weer met een heel andere deuntje
te komen. De afgelopen maand heb ik jullie Duitse, Franse en Italiaanse muziek
voorgeschoteld, de vorige week was het tijd voor onvervalste Amerikaanse blues.
Wordt het dan nu niet tijd voor een schoolvoorbeeld van country & western?
Ik heb de eer om jullie aan mijn MP3 cd-tjes van Trisha Yearwood voor te
stellen, een C&W grootheid in het Amerikaanse Georgia, van intussen 48
jaar. Als kind was ze een echte Elvis-fan. Ze is in haar leven drie keer getrouwd,
de laatste keer in 2005 met een andere C&W-ster, Garth Brooks, met wie ze
al vanaf 1989 muzikaal in de weer was. Hier is wat ik Trisha Yearwood in mijn
bezit heb, op jaartal gesorteerd (en ik laat het beetje kerstmuziek dat ik heb,
maar voor wat het is):
1991 Trisha
Yearwood
1992 Hearts
In Armor
1993 The Song Remembers When
1994 The Sweetest Gift
1995 Thinkin’
About You
1996 Everybody
Knows
2000 Real
Live Woman
2001 Inside
Out
2004 Where
The Road Leads
2005 Jasper
County
C1997 Songbook
C2007 Greatest Hits
C2008 Love Songs
Bij elkaar is het een
hele doos, bijna 10 uur C&W van de bovenste plank. Trisha Yearwood’s solocarrière begint in 1991, vrij
laat, met nummers als “She’s in love with the boy”, “Like we never had a broken
heart” en “The woman before me”. Het jaar erop vind ik op “Hearts
in armor” ook weer de nodige damesdramatiek: “Wrong side of Memphis”, “Walkaway
Joe”, “You say you will” en “Down on my knees”. Trisha’s naam is daarmee definitief
gevestigd, om niet meer te verdwijnen. Of het niet opkan, komt ze later met
nummers als “The song remembers when” van de gelijknamige CD en van de CD
“Thinkin’ about you” alweer het titelnummer en “XXX’s and OOO’s, an American
girl”. Een van mijn persoonlijke favorieten is het prachtige “That ain’t the
way I heard it” van de CD “Where the road leads” uit 2004.
Laat
ik gaan samenvatten; ik heb van Trisha Yearwood alle studio-CD’s, een voor een,
behalve de laatste: “Heaven, heartache & the power of love” uit 2007. Een
mooie collectie van een invloedrijke dame! Als afsluiting geef ik jullie een
duetnummer dat ze samen met Garth Brooks zingt. Het staat op “Songbook” uit
1997 en het heet “In another’s eyes”. Vooruit, ik doe er nog eentje bij van het
sterrenduo: het titellied van “Where the road leads”.
Mijn
rubriek “Klein leed” heeft al een tijdje geen “hits” meer gehad. Komt het,
omdat het hier zo goed met me gaat? Zelfs heb ik deze week het omgekeerde van
“Klein leed” voor jullie, dat ik hier gemakshalve “Klein gelukje” zal dopen. De
afgelopen weken dacht ik steeds vaker, als mijn koekenpan eieren stond te
bakken: als dat maar goed gaat. Het midden van de pan kwam steeds meer omhoog
en ik begon me af te vragen in hoeverre ik het half aangebakken ei in het
midden nog wel weg kon schrapen. Alleen aan de buitenkant rondom bleven er
overduidelijke sporen van gebakken eiwit en eigeel te bekennen. Dan, jongens en
meisjes, is het voor mij onvermijdelijke moment aangebroken dat je de koekenpan
maar het liefste kunt wegkiepen en een nieuwe gaat halen.
Afgelopen
dinsdagavond was het zo ver. Bij mij voor lag de oude of het niks kost in een
container en toen was het tijd om naar Casa, een concurrent van Rocasa, op te
trekken om een nieuwe aan te schaffen. De keuze in de kelder daar, om de hoek
bij El Corte Inglés, viel op een koekenpan, tevens hapjespan, van een bedrijf
uit Itegem in België. (Terzijde, het “fabricado en China” laat ik verder maar
voor wat het is.) Uit een drietal kleuren: groen, grijs en paars, koos ik na
ampel beraad de paarse, met een doorsnee van 28 cm . Wat zal ik er verder
van zeggen? Ze is “apio para todo tipo de placa”, geschikt voor ieder type
kookplaat en “con capa antiadherente”, met antiaanbaklaag (een cryptogramwoord
voor wie veel a’s heeft).
Inmiddels
heeft de pan al een paar keer haar werk moeten doen en het is een “Klein
gelukje”, zonder meer.
Bij
mij voor de deur hoef je maar over te steken om de calle Secretario Artiles in
te lopen. Even verder bij de calle Ripoche links is een winkel die zich gespecialiseerd
heeft in snuisterijen van het eiland. Voor een ophangbord met daarop een
grottekening of een T-shirt met een Gran Canaria-hond erop is dit de plek waar
je zijn moet. “Artesanía Santa Catalina” is de naam van de nering.
Afgelopen
week was de zaak een paar dagen dicht. Op de neergelaten blinden voor de ramen
stond met computerletters gedrukt: “Cerrado por duelo”. Duelo? Heeft de
eigenaar ruzie met de huurder en waren ze het de afgelopen dagen aan het
uitknokken? Dus heb ik het woord maar eens opgezocht in mijn woordenboek.
“Duelo” staat niet alleen voor “duel, strijd”, maar ook voor “rouw, begrafenis”.
Ik denk dat het personeel naar een begrafenis was. In de winkel zie ik intussen
dezelfde mensen lopen, dus er is geen man of vrouw overboord.
Ik
heb nog zo’n gedateerde mededeling. El día de las mujeres staat tegenwoordig
geboekt voor 8 maart. wereldvrouwendag. Is het de zoveelste gelegenheid voor de
middenstand om een extraatje mee te pakken, een doos aloe vera of bonbons? Er
zit kennelijk ook een serieuzere kant aan de dag. Op de universiteit dinsdag
hing, nog steeds, een groot affiche van de vrouwenbeweging met daarop in
woordenboektaal geschreven: igualdad, un bien en primera necesidad. Komt er ook
nog een mannendag, denk ik dan, een derde wereldweekend, of een avond waarop
mensen uit India in het zonnetje worden gezet. Ik hoop van niet. Wereldvrouwendag,
dat hoeft voor mij niet, daar ben ik te “igual” voor.
Om
me heen in Nederland hoor ik mezelf geregeld aanspreken met “pensionado”. Daar
moeten jullie van af. Een gepensioneerde is in goed Spaans een “jubilado” of
een “pensionista”. Onthoud dat nou eens. Ik heb begrepen dat er hier zelfs een
“asociación de pensionistas jubilados” bestaat.
Parque
Santa Catalina, bij mij om de hoek, is, vind ik, veel meer een plein dan een
park. Er zijn nog maar twee stukjes groen over, het grootste deel van het plein
is betegeld. Daarvan is de plek aan de kant van de terrassen en naast de plek
waar de politie zijn koffie drinkt, ingeruimd voor spelletjes voor ouderen, bejaarden.
Je kunt er terecht om te dominoën, te kaarten en te schaken. Alles bij elkaar
gaat het om meer dan tien tafeltjes op een ruimte van zeg 25 bij 25 meter . Zo iets zou in
de zomer op het Vrijthof niet misstaan, met een uitspanning erbij voor de
inwendige mens.
Sinds
een jaar of zo is er ook de mogelijkheid voor een spelletje poker met kaarten of
liever: was er. Er gingen steeds wildere inzetten over de tafel, is mijn indruk,
en er kwamen meer louche figuren op af. Een en ander leidde tot spanningen,
ruzies en wie weet zelfs enig handgemeen; de politie heeft een paar keer moeten
ingrijpen. denk ik. Er is op het spelletjesterrein een groot bord neergezet met
de tekst: “zona de juegas sin apuestas”, gebied voor spelletjes maar zonder
geld. Het pokeren is verboden en terecht. Het houdt het gespuis weg van het
plein en wie weet, kun je met dominoën ook voor het nodige geld het schip in
gaan, maar daar heeft Hermandad nog geen klachten over.
Nou
ik het over parken heb, ik vind parque de San Telmo wel nog iets van een park
hebben, niet zo mooi als parque Doramas bij het casino, maar toch veel meer park
dan parque Santa Catalina. Ik was er vrijdagmiddag laat, in afwachting van mijn
eerste toneelstuk in teatro Cuyás in Triana. Wat mij boven alles opvalt, is het
grote aantal jongeren daar, in ieder geval op dat tijdstip, en met gelukkig
maar een paar skateboarders. Om ter plekke de sfeer te verhogen is er vanuit
enkele luidsprekers in de kiosk popmuziek te beluisteren, tot veler genoegen.
Het
middenstuk tussen de kiosk en de taxi’s is een groot grasveld met bomen, waar
legio mensen, alweer veel jongeren, hun hond uitlaten. Blijkens een bordje in
het gras is dat ook toegestaan: “Se permite la entrada de perros”. Sommige baasjes
lopen er ook rond, maar de meeste zitten aan de kant van de kiosk op de rand. Een
leuk gezicht vind ik het, vanaf mijn bank ernaast. Zo’n hondenuitlaatgebied is
meer dan een “pipican”, op andere plekken zoals opzij bij Santa Catalina en in
de “jardines Alonso Quesada” bij het Metropol-zwembad kunnen de viervoeters
zelfs door buizen lopen, als ze daar behoefte aan hebben. Maar toch, het is op
San Telmo goed toeven.
Om
de feestvreugde te verhogen ben ik ook nog getuige geweest van het optreden van
een indrukwekkende groep trommelaars, Braziliaans aandoend, maar duidelijk van
het eiland zelf. Ze kwamen om half 7 vrijdagavond het park op en hielden ons
aardig van onze bezigheid. Op de T-shirts stond onmiskenbaar “Juvemcad”, het
ging om een goeie 20 drummers, jongens en meisjes, met voorop een jongeman met
een fluitje en daar weer voor drie uiterst buigzame danseressen. En uiteraard
waren onder de toeschouwers ook een heleboel jongeren met een Juvemcad-truitje
aan, waar dat ook voor moge staan. Een aantal hield een spandoek omhoog met de
tekst: “Juvemcad deja huella”, in het A.B.N. Juvemcad laat zijn spoor na. Dat
mag je wel zeggen, een spektakel was het.
Ik
liep vervolgens, op de vroege vrijdagavond, de calle mayor de Triana in om me
bij het Ierse café McCarthy op een bank te vlijen, in afwachting van mijn
bezoek aan het knusse theatertje in de calle Viera y Clavija, direct ten westen
van de hoofdstraat. Zo kreeg ik nog mee dat het afgelopen zondag 17 maart weer
eens St. Patrick’s day was, de dag dat het Guinness bier en de Jameson whisky extra
goed smaken. (Dus heb ik me zaterdag nog een paar blikken Guinness aangeschaft.
Dat waren prima dorstlessers op mijn balkon zondagavond, met een bakje chips.)
Om
even voor 8, het was net helemaal donker, was het tijd voor mijn afspraak met
Noé in teatro Cuyás. Zoals hij mij al gemaild had, kwam hij niet in zijn eentje;
even later stond ik temidden van een heel clubje bekenden van hem. Eentje,
wiskundige Agu 1, die jullie van eerdere brieven horen te kennen, wees mij in
het programmaboekje op een foto van zijn nicht, zijn “prima” Lioba, die een van
de zes spelers was van het toneelstuk “La punta del Iceberg”, het topje van de
ijsberg, waar we heen gingen. (Dat iceberg in het Spaans spreek je uit als
ieseberg. Zelfs in het Engels is het iceberg en niet iets met mountain.)
Kon
ik het helemaal volgen? Nee dus! Een beetje dan misschien? Als ik eerlijk ben,
ook niet helemaal. Misschien had ik vooraf een uitgebreide samenvatting van het
stuk moeten kezen of me in ieder geval laten bijpraten door mensen als Noé of
Agu 1. Ik heb in alle ernst vrijdagavond anderhalf uur lang zitten staren naar een
podium, met daarop zes mensen rap van tong en met enige tafels, stoelen en een
doorzichtige achterwand als decor, zonder dat ik er veel wijzer van werd. Als
goedmakertje geef ik jullie hieronder dus maar de samenvatting van “La punta
del iceberg” uit het programmaboekje, als Spaans lesje van deze week.
Ik
vond het overigens best wel aardig om eens aanwezig te zijn bij een klassiek
(ouderwets) toneelstuk, in een mooie ruimte met zo’n 700 stoelen over twee
etages verdeeld, maar druk was het niet, integendeel. Pas bij de “cañas” na
afloop samen met de anderen en met Lioba in café La Gamba om de hoek kon ik mijn
ei, deze week de nieuwe paus, weer kwijt.
“La
punta del iceberg” is van ene Antonio Tavares, die er ook al een paar mooie
prijzen voor in de wacht heeft gesleept. Hier is de samenvatting:
Una gran
empresa multinacional se ve sacudida por la muerte de tres de sus empleados.
Sofía Cuevas, directiva de la compañía, es la encargada de llevar a cabo una
investigación interna que trata de aclarar lo sucedido. En sus encuentros con los trabajadores va descubriendo un ambiente
laboral enfermizo: una forma patógena de gestión donde el individuo queda
relegado a un papel insignificante y la única prioridad es la cuenta de
resultados. Pero, ¿hay algo más? ¿Cuáles son las verdaderas razones que llevan
a un hombre a quitarse la vida en su puesto de trabajo? Una obra sobre el
deterioro de las relaciones humanas en un entorno laboral competitivo y hostil.
Nou, zo begrijp ik tenminste waar ik
vrijdagavond over heb lopen dubben. Ik heb kennelijk iets gemist en kan alleen
maar met terugwerkende kracht roepen dat ik best gecharmeerd was van Lioba, het
andere “vrouwmes” en de vier “manslui”. In zijn recensie maakt ene Amelio
Rodríguez Concepción er het volgende van:
Se trata
de un magnífico texto teatral para que el espectador sea quien se tome la
libertad de reflexionar a fondo sobre un tema universal y de actualidad…
Despliega un complejo muestrario de flaquezas humanas, desde la sensación de
soledad y la tristeza provocadas por las frustraciones cotidianas… la tensión
que se vive en un ambiente laboral marcado por la incomunicación y la
dependencia enfermiza de la productividad, los resultados concretos, las cifras
estadísticas...
Horen jullie het ook eens van een
ander!
En
daarmee is het weer op voor deze week. In verstuur deze brief nu al, op
maandagmiddag, en dan is het maar vijf dagen wachten op de volgende, aanstaande
vrijdag. Vervolgens kan ik mij opmaken voor de glorieuze intocht van Trudie en
Marij, waarover ik in latere berichten ongetwijfeld zal uitwijden. Intussen is
het hier onverminderd zomer; de mussen, als ze er zouden zijn, maar die zitten
in het zuiden van het eiland, vallen van het dak. Ik neem zo meteen de bus naar
de faculteit om jullie ter wille te zijn met dit epistel en om de mensen die
mij gemaild hebben, van repliek te dienen. Houzee, roep ik van aan de oceaan,
tot over vijf dagen, en tot ziens maar weer, hasta luego. Met de welgemeende compleminte
van neppaus Paulus de Boskabouter.
BOEKENBIJLAGE
Tot mijn vaste onderdelen van een winter in Las Palmas hoort het nieuwste boek lezen van John Harvey.
Gelukkigerwijs heb ik alles wat hij vanaf de Resnick-serie geschreven heeft, in
mijn bezit behalve zijn twee dichtbundels. Dat is dus inclusief zijn laatste boek,
uit 2012, getiteld “Good bait”, goed aas. Het speelt in Engeland, vooral in
Londen en omgeving.
Hoofdpersoon
van het boek is de zwarte “detective chef inspector” Karin Shields. Als ze een
jongeman onder het ijs ziet liggen in Hampsteadt Heath en die vermoord blijkt
te zijn, komt ze – tussen de andere bedrijven door – in beweging, om zich vast
te bijten en niet meer los te laten. Het slachtoffer blijkt afkomstig te zijn
uit Moldova, Moldavië, dat is toch een van de nieuwe staatjes in Oost-Europa, boven
Roemenië en onder Ukraine? Hulp krijgt Karin van haar mederechercheur Mike
Ramsden en jonge kracht Tim Costello, en dan laat ik allerlei andere
politiemensen onbenoemd; zelfs de grote baas Anthony Burcher bemoeit zich ermee.
In beeld als dader komen in eerste instantie de vader van Sasha Martin, vriendinnetje
van het slachtoffer, terwijl de vader van een vriend het wel erg hogerop zoekt.
Dan is er een dubbele afrekening voor de deur van een jazzcafé en even daarna
een ware slachtpartij in een loods met nog eens drie lijken. Steeds meer komt de
onderwereld van Ukraine in beeld, die in Engeland zijn partijtje wil meeblazen.
En Karin en haar twee mensen laten niet los, zeker niet met de extra hulp van
hoge politiemensen.
Tegelijkertijd
is er in het boek nog een tweede verhaallijn. Een heroïnehoer, Maxine Carlin,
is op zoek naar haar dochter Rose (Letitia) en haar zoontje van 3, als ze onder
een metrotrein terecht komt. Een politieman uit Cornwell, Trevor Cordon, en met
hem privé-detective Jack Kiley willen dat zaakje tot de bodem uitgezocht
hebben, Trevor misschien ook, omdat hij voor dezelfde Rose warme gevoelens
koestert. Het kind blijkt van Anton Kosach te zijn, een superboef uit de
Ukraine, die - zie hiervoor - bovenaan de zoeklijst van Karen Shields en haar
omgeving staat. De twee verhalen komen op het einde samen en hoe loopt het af?
Mag
ik dan nu naar mijn commentaar? Boven alles: wat kan die John Harvey goed
schrijven; op iedere bladzijde kom ik wel iets tegen dat ik helaas zelf nooit zou
kunnen bedenken! Hij steekt steeds meer boven het maaiveld uit, wat zijn dictie
betreft, en voor wie mij niet op mijn woord wil geloven, is hier een citaat van
thrillercoryfee John Connolly, geplukt van de achterflap van het boek: “John
Harvey is not just a fine crime novelist but a fine writer and an adornment to
his chosen genre”. Misschien is het voorliggende boek van de man wel meer een
roman dan een verzameling moorden met bijbehorende daders, omstanders en
slachtoffers. Uiteraard, wie op zijn tijd een thriller wil lezen, kan bij John
Harvey nog steeds terecht, maar ik betrap me erop dat hij naar mijn mening het
genre is aan het overstijgen. Als recenciecijfer geef ik dit boek een 8+, “Good
bait” is alweer een lust voor mijn oog.
Terzijde,
ik vind “Good bait” ook een aparte titel. John Harvey noemt zijn boeken graag
naar bekende jazznummers. Hij heeft daarbij voor deze titel hulp gekregen van
Mark Gardner van Jazz Journal, die hem letterlijk bombardeerde met opgenomen
versies van het nummer, geschreven door Tadd Dameron, wie dat ook zijn mag. In
het boek somt John Harvey er de nodige op en als ik hem goed versta, vindt hij
de versie van Nina Simone misschien wel de beste. Laat ik die nou gewoon netjes
op mijn Verbatim hebben staan. Hier is mijn muzikale intermezzo uit 1958, Nina
Simone’s instrumentale “Good bait”, ik hoor alleen een piano, geplukt van de
plaat “Jazz as played in an exclusive side street club”.
Zoals
het op één been maar moeilijk staan is, is het op één boek per week maar
moeilijk lezen. Dus heb ik naast de 346 bladzijden van John Harvey’s zoveelste
wapenfeit nog een tweede boek gelezen, helemaal uitgelezen, van nog eens 573
bladzijden. Bij elkaar zijn dat meer dan 900 bladzijden, een stuk of 150 per
dag. Ik kom de tijd wel door, vrienden, als het niet met bijv. de boulevard
verkennen is, deze brief in elkaar flansen of bijbehorende muziek voor jullie
uitkiezen, dan toch zeker met bivakkeren op mijn balkonnetje met een boek.
Mijn
tweede van deze week is het vijfde van het Zweedse schrijversduo (Anders)
Roslund & (Börge) Hellström. Het heet “Drie seconden” en is uitgekomen in 2009, in het Nederlands
een jaar later. Het speelt een klein beetje in de Verenigde Staten en in Polen,
maar bovenal in Stockholm en omgeving. En laat ik hier eens enkele Oost-Europese
woordjes toevoegen, die ik in “Drie seconden” tegenkwam. Proost is in het Pools
“na zdrowie” en een verklikker is in het Russisch een “stukatj”.
Natuurlijk
is de hoofdrol voor de zoveelste keer weggelegd voor Ewert Grens,
hoofdrechercheur en nog niet helemaal bekomen van
het vroegere ongeluk en het vorig jaar overlijden van zijn Anni. Hij wordt,
zoals dat hoort, bijgestaan door Sven Sundkvist, Mariana Hermansson en norse
sporenzoeker Nils Krantz. Zo waar krijgt de afkerige houding van Grens ten opzichte
van officier van justitie Lars Ågestam een nieuwe dimensie.
Wie
spelen er verder allemaal mee? Allereerst is daar Piet Hoffmann, in bepaalde
dossiers Paula geheten, een infiltrant van Erik Wilson, een collega van Grens,
die ingezet wordt om een Pools amfetaminenetwerk in Zweden op te rollen. Met
name zou Paula de verkoop van het spul in gevangenissen, een gigantische markt,
moeten blokkeren, nadat hij zich er eerst van binnenuit meester van gemaakt
heeft. Het verhaal begint er overigens mee dat dezelfde man als zogenaamde
helper van een Pools bedrijf betrokken is bij een grote drugsdeal, 81 kilo
amfetamine, waarbij een politiecollega van hem doodgeschoten wordt.
Daarbij
spelen nogal wat bladzijden zich af in en om de gevangenis van Aspsås, een
plaatsje vlak boven Stockholm. Directeur Lennart Oscarsson en diens rechterhand
Martin Jacobson van de inrichting komen in grote moeilijkheden door de gang van
zaken. Een militaire scherpschutter mag het voor Piet Hoffmann het dodelijke
schot lossen, op anderhalve kilometer ofwel drie seconden van de gevangenis. En
bij wie ligt de verantwoording voor de moord op Piet Hoffmann? Niet bij Ewert
Grens, maar naast Erik Wilson vooral bij enkele hoogwaardigheidsbekleders, de
baas van Grens, Fredrik Göransson, een topfunctionaris van justitie genaamd Pål
Larson en bij de staatssecretaris van justitie.
Jullie
begrijpen het waarschijnlijk al: ik vind “Drie seconden” een heel mooi boek.
Natuurlijk, geregeld is het verhaal mij een beetje te uitgesponnen, ik zie ook
wat veel herhalingen van wat ik net al gelezen heb en daarbij ben ik nou
eenmaal geen fan van veel geweld; ik heb het liever wat onderkoeld. Een fout
vind ik persoonlijk wat ik te lezen krijg op blz. 548 en volgende; op de
toevoeging op die bladzijden zat en zit ik eerlijk gezegd niet te wachten. En
toch, zo veel klinkende schrijversduo’s ken ik niet en naast bijv. Sjöwall
& Wahlöö en NicciFench is het nogal rauwe tweetal Roslund & Hellström
een enorme aanwinst voor het thrillergenre. Zij maken van “Drie seconden” voor
de zoveelste keer een happening, waarvoor ik mijn recensieportemonnee trek. Ik
geef ze met plezier voor “Drie seconden” een 8½, een “meer dan goed”. Ga zo
door, jongens!
In
het boek “Drie seconden” komen de woordjes “zoel” en “zwoel” nogal eens voor. Voor
de fijnslijpers onder jullie, er is een verschil tussen die twee. “Zoel” is
volgens mijn woordenboek zowel “zacht” als “drukkend”. “Zwoel” is een ander
woord voor “drukkend”, maar daarnaast betekent het “erotisch”. Naar een zoele
vrouw is het lang zoeken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten