dinsdag 12 maart 2013

Weblogbrief 8.21, 12 maart 2013



Weblogbrief 8.21, 12 maart 2013

         Soms, queridos amiguitos, doe je iets te laat, had je iets eerder moeten doen. Vorig weekend was het hier aan het waaien, dat houden jullie niet voor mogelijk, zo erg. Het begon bij mijn weten op zaterdagavond, overdag op zondag ging het wel, maar zondagavond was het woord “storm” op zijn plaats. En ik ben niet iemand die dergelijke woorden gemakkelijk uit mijn mond laat komen.
         Aan het begin van de zondagavond liep ik over de boulevard, als een van de zeer weinigen, bleek, in de richting van La Puntilla. Op bijna alle plaatsen waren de terrasstoelen weggehaald. Vlak voor de kiosk van het toeristenbureau zijn vijf terrassen op een rijtje vandaag de dag. Alleen Chinees Hong Kong had nog een paar stoelen en tafeltjes tegen de muur van de zaak staan. Daar zaten de mensen pal tegen de muur die uit waren op een verzetje dan wel binnen geen plek meer hadden kunnen krijgen. Ik liep, wat zeg ik, snelde haast vanzelf langs Las Canteras. In een van de eetzaakjes vlakbij calle Ferreras stonden wel nog enkele tafeltjes en stoelen buiten, maar die schoven onder mijn neus in de richting van het strand.
         Over de terugweg naar mijn flat zal ik het maar niet echt hebben. Toen kwam ik ineens nauwelijks vooruit en kreeg al het zand tegen me aan dat met het onheil meekwam. Thuis op mijn balkon, loggia eigenlijk, was het even later moeilijk uit te houden vanwege een plotselinge felle regenbui, die mij deed opschrikken, terwijl enkele grote palmtakken tot ver op mijn balkon zwiepten. Dan ga je maar naar binnen, toch, om met een muziekje op de achtergrond in een boek te gaan neuzen.
         Gelukkig was de storm maandag een stuk minder heftig en regende het haast niet meer. Dinsdagmorgen, toen ik opstond, waaide het nog wel, maar niet echt meer, een briesje. Ik had die dinsdag om 1 uur een afspraak met Lluis op de faculteit, over mijn flat en het werk. Dus dacht ik: laat ik hem eerst maar eens vragen hoe het precies zit, voordat ik bij jullie met de vreemdste verhalen kom aanzetten. En zo waar, al op weg naar mijn bus op Santa Catalina was er veel minder wind en bij het oude faculteitsgebouw aangekomen leek het wel of de “sorocco” (zo heet dat hier?) de geest had gegeven, definitief of in ieder geval tijdelijk. Van enige stormwind heb ik sindsdien inderdaad niet de minste last meer gehad.
         Vorige week maandag was in Madrid de persconferentie van het grote, voormalige onderzoeksproject Predimed. Er zou gebleken zijn, tot mijn verrassing, dat het mediterrane dieet mensen beschermt tegen het ontstaan van hart- en vaatziekten. Als ik het wel heb, is het verhaal intussen de hele wereld over gegaan. Lluis en onze afdeling waren verantwoordelijk voor het Gran Canarische deel van de multicenter studie en dus liet Lluis zich graag een aantal interviews welgevallen, samen met Jacqueline en Helena, de twee onderzoeksassistentes, Daar was hij tot in het weekend mee bezig geweest, maar ook hem had de storm rond 3 maart verrast. Echter, op dinsdagmiddag vertelde hij mij onomwonden dat alles vanaf nu weer zou zijn zoals wij van Las Palmas dat kennen: lekker weer, af en toe wat bewolking en nauwelijks of geen wind.
         Dat lijkt me een passend einde van mijn weerpraatje, maar hier is nog een staartje. Voor mij is Palmzondag de dag om de takken van mijn palmboom, die al te dichtbij komen, te snoeien. Ze horen immers niet bij al een vleugje wind over mijn balkon te gaan zwiepen. Was het dus wachten tot 24 maart, Palmzondag, voordat ik in actie mocht komen? Nee dus, wat moet gebeuren, moet gebeuren. Dus heb ik afgelopen woensdag alvast een grote palmtak drastisch gekortwiekt. Zijn uiteinde zit nou, bij mooi en windloos weer, op een kleine meter van mijn balkon. Zo doe ik dat, korte metten maak ik met al dat groen, als het niet anders kan!

         Een belangrijke gebeurtenis van de afgelopen week, misschien wel de belangrijkste, is het overlijden van Hugo Chávez, de president van Venezuela op 5 maart jongstleden. De uiterst charismatische man van linkse signatuur met een hang naar klinkend mediaoptreden is niet ouder dan 58 jaar geworden. Hij zou overleden zijn aan een “kanker van de onderbuik” volgens NU.NL, nadat hij daar al twee jaar onder gebukt ging en er in het land van zijn vriend Fidel Castro al vier keer aan geopereerd was. In de regeerperiode van Chávez, vanaf 1998, 1999, heeft hij nogal wat buitenlandse bedrijven genationaliseerd, vooral die met een overmatige belangstelling voor olie. Dat werd hem door nogal wat mensen niet in dank afgenomen, George W. Bush en hij waren bijv. niet echt elkaars vrienden.
         Op de uitvaart afgelopen vrijdag in Caracas was er niettemin een hele serie hoogwaardigheidsbekleders, vooral die met linkse ideeën. Tot mij verrassing was ook filmacteur Sean Penn present, wat ik voor hem vind pleiten. Binnen een maand, de verkiezing is op 14 april, moet er nu een opvolger komen voor Hugo Chávez en in afwachting daarvan past vice-president Nicolás Maduro op het huis. Het zal me benieuwen of de VS met zijn overlijden een nieuwe kans krijgen om het land in de greep te krijgen. Immers, het stikt er van de olie en wie wil die niet? En daarbij, wordt het niet tijd voor de VS “om het land eindelijk van zijn communistisch verleden te verlossen”? Aan de andere kant, wat is er tegen een door het eigen volk gewenst communisme, waarbij de bodemschatten nou eens niet voor een habbekrats naar elders worden verscheept, zoals in bijv. Nigeria? Misschien moet die Nicolás Maduro de aanstaande verkiezing maar winnen, waarom niet?

         Gaan we naar mijn muziek van deze week. Kennen jullie ene Magic Slim? En iemand met dezelfde artiestenvoornaam, Magic Sam? Of, een iets gemakkelijker raadseltje, iemand met dezelfde artiestenachternaam, Memphis Slim? Ik laat jullie hier met hen kennismaken dan wel hernieuwd kennismaken. Gemeenschappelijk aan de drie is dat het bluesknakkers uit de oude doos zijn en dat er een cd van hen is in de uitgebreide (meer dan 90 stuks) serie The Blues Collection.
         De CD van Magic Slim, om met hem te beginnen, is nummertje 67 in de serie en heeft als titel “Grand Slam”. Ik kom op de man, omdat hij onlangs overleden is, nog geen drie weken terug. Zijn echte naam is Morris Holt, hij is van 1937, 75 jaar oud geworden, en voor de insiders: wat is hij een begenadigde zanger en vooral gitaarspeler, uit de bekende Chicago blues scène. Zijn eerste plaatje dateert van 1966, de Beatles waren toen met het opnemen van Sergeant Pepper bezig, hij schreef het zelf en het heet “Scuffing”. Zijn “Grand Slam” bevat 14 nummers, waarvan er naast “Scuffing” nog vier andere door hemzelf geschreven zijn, de instrumentale nummers “Slamming”,“1823 South Michigan Avenue” “Teardrop” en natuurlijk het mooie “Early every morning”. De andere negen nummers op zijn overzichtscd mogen er eveneens “zijn”, zoals dat heet, bijv. “Walking the dog”, een hit van schrijver Rufus Thomas, en “Fanny Mae”, geschreven door ene Buster Brown. Zowaar staat op het album ook een nummer dat mede door Magic Sam is geschreven, “She belongs to me”.
         Dat nummer is dan maar mijn overgang naar muzikant nummertje 2, Magic Sam. Diens overzichtsplaat is de 21ste in The Blues Collection serie en ze heet “All your love”, genoemd naar zijn debuutplaatje. Magic Sam heet van achteren Magett en ik vind hem iets minder een gitarist en iets meer een zanger dan Magic Slim. Ook hij is uit het Chicago blues circuit, eveneens geboren in 1937, maar helaas is maar 32 jaar geworden. Vlak na zijn definitieve doorbraak op een blues festival in 1969 ging hij definitief voor ons verloren. Postuum zijn de nodige Cd’s van hem uitgekomen, maar ik doe het voor zijn tot ADD opgepimpte verzamel-cd. Daarop staan achttien nummers van de man, waarvan het merendeel eigen nummers betreft, o.a. “Everything gonna be alright”, “Easy baby”, “Out of bad luck”, “Mr. Charlie” en het instrumentale “Magic rocker”. Het verbaast me dat het bekende “Feelin’ good (We’re gonna boogie)” niet op zijn verzamelalbum te vinden is. Zijn debuutplaat “All your love” uit 1957 is overigens niet door hemzelf geschreven, maar door Otis Rush. Ook met Magic Sam is het goed kersen eten.
          Zoals eerder beloofd kom ik dan nu bij artiest 3, Memphis Slim. Ik neem aan dat velen van jullie van die man wel eens gehoord hebben. Hij heet eigenlijk John Len (of Peter) Chatman en is geboren in 1917, dat is nog voordat mijn vader het levenslicht zag, en de man heeft het 72 jaar volgehouden. Hij was niet van Chicago of omgeving, maar een jongen uit Memphis, Tennessee. En wat was hij tijdens zijn leven en daarna een zeer bekende bluespianist en zanger, daarbij ook een bekende schrijver van bluesnummers. Zijn “ding” zou de jump blues zijn, wat dat ook zijn mag. Memphis Slim maakte zijn eerste platen begin jaren 40, o.a. Beer drinking woman” en “Grinder man blues” en werkte in die tijd al samen met latere blueslegendes zoals Big Bill Broonzy en Sonny Boy Williamson. Later in de jaren 40 schreef hij legio bekende bluesnummers zoals “Nobody loves me (Everyday I have the blues)” en was hij ook actief voor Alan Lomax, die al die oude bluesnummers graag “aan de vergetelheid ontrukte”. In 1960 tourde hij met o.a. Willie Dixon door Europa en vanaf 1962 tot aan zijn dood in 1988 hield hij domicilie in Parijs.
         Zijn verzamel-cd in de serie The Blues Collection is nummertje 13 en heet naar zijn debuutplaatje “Beer drinking woman”. Maar daarmee is mijn collectie Memphis Slim niet op; ik heb nog drie andere platen van de man: “The ultimate jazz collection 4.1” met 24 nummers, samen met Willie Dixon “Willie’s blues” nog eens 12 en tot overmaat ook nog eens 21 op “The folk years 1959-1973”. Bij elkaar is hij op mijn externe harde schijf goed voor 3,8 uur muziek oftewel 71 nummers, ik tel ik de dubbele dan wel gewoon mee.
         De man kan misschien ook een beetje overweg met andere muziekinstrumenten zoals een bluesgitaar, mondharmonica of bas, maar zijn instrument van voorkeur is en blijft de piano. Daar is overigens niets mis mee, zeker als hij ook nog zijn pakkende stem erbij opzet. Heel af en toe komt een orgeltje als ondersteuning erbij, in “The Gimmick” op zijn The Folkway years 1959-1973. En zonder zijn zang mag hij er eveneens zijn, luister bijv. maar eens naar zijn piano zonder franje in “Stewball”. Niettemin, al was het maar om in stijl te blijven met Magic Slim en Magic Sam, geef ik hier extra aandacht aan de veertien nummers van The Blues Collection 13, Beer Drinkin’ woman:
01.    Late afternoon blues
02.    I believe I’ll settle down
03.    Born with the blues
04.    Bad luck and troubles
05.    Memphis Slim U.S.A.
06.    Just let me be
07.    Rockin’ chair blues
08.    I feel so good
09.    Slow blues
10.    Frisco bay
11.    Beer drinkin’ woman
12.    Blues for Bertha May
13.    In the evening
14.    If you see Kay
         De man boogie-woogiet nu op volle sterkte mijn complete flatje uit zijn grondvesten, niet meer normaal! Ik krijg nog last met mijn buren, als het zo doorgaat, maar heel af en toe moet het eens even kunnen, good old  Memphis Slim op oorlogssterkte met “Old Taylor”, gevolgd door “Diggin’ My Potatoes No. 2”, allebei uit The Ultimate Jazz Archive 14.1. En om het af te leren doe ik er “Built for comfort” met Willie Dixon bij.

         Ik heb jullie al verteld dat een aantal warme bakkers hier een greep naar de broodmacht aan het doen is, net zoals dat in Nederland een paar jaar terug het geval was. Eenzelfde fenomeen doet zich hier het laatste jaar voor met de groente- en fruitmarkt. Op allerlei plaatsen verschijnt uit het niets een winkel die betere waar tegen een lagere prijs aan zijn klanten belooft. Geturfd heb ik het niet, maar alleen in mijn buurtje tel ik meer dan tien groente- en fruitzaken.
         Laat ik er hier eens eentje uitlichten als pars pro toto. Op de Secretario Artiles om de hoek bij Ripoche is een “supermercado” verrezen met de naam Chonita Puerto. Wat Chonito is, weet ik niet, een voornaam van iemand?, maar Puerto staat in ieder geval voor haven, wat niet zo’n raar idee is, als je een winkel vlak bij de haven hebt. De zaak is gespecialiseerd, zegt een bord, in “frutas y verduras”, fruit en groente, maar je kunt er ook “pan y mucho más”, brood en nog veel meer, krijgen aan een “mejor precio”, aan een beste prijs. Naast de ingang staat in grote letters een aanbeveling die ik niet zou bedacht hebben, maar jullie toch niet wil onthouden. “Chacha, con estos precios yo me quedo Boba.” Mag ik die zin onvertaald laten? Vooruit, een tipje van de sluier licht ik op: een boba is een domme gans.

         Terzijde, ik heb de onbedwingbare neiging om de Spaanse woorden “puerro” en “apio” met elkaar te verwarren. Daarom heb ik ze nog maar eens opgezocht en hier zijn ze. Jullie mogen meegenieten, of je het nu leuk vindt of niet. “Puerro” is prei, in het Maastrichts “poor”, en “apio” staat voor selderij. In mijn groentesoep met ballen nemen ze een belangrijke plaats in, naast rode uien, paprika, tomaten en knoflook, cebollas rojas, pimiento, tomates y ajo. Een bijzonderheid is boor mij dat bijv. “apio” met de toevoeging “de montaña” het Spaanse woord is voor peterselie, althans hondspeterselie, wat dat ook zijn moge. Het gangbare, alledaagse woord voor peterselie is uiteraard “perejil”.

         Wat me vanzelf bij mijn eetgasten van vrijdagmiddag brengt. Om klokslag 2 uur plus een minuut ging de bel en daar kwamen ze naar boven: Noé op nog een enkele kruk na zijn operatie anderhalve week eerder, Argentijnse Lorena ofwel Lolly, net bekomen van haar thuisdialyse en haar vriend Cucu, de man van Arucas die geen woord Engels spreekt, maar wel altijd in is voor een Canarische grap. Voor wie dat wil weten, Cucu heet eigenlijk Jesús, het is zijn bijnaam, de afkorting van “cucurucho”, ijshoorntje. Mijn maaltijdsoep kwam op tafel en ik weet niet hoe vaak ze me een voor een gecomplimenteerd hebben. Het “muy bien” was niet van de lucht. En vervolgens was er een grote schaal aardbeien met een soort slagroom, die Lorena voor de gelegenheid had vervaardigd.
         Tot overmaat werd ik vervolgens uitgenodigd voor een Argentijnse barbecue, “asador”, de dag erop op de “finca” in de prairie bij Cucu thuis. Dus zat ik zaterdagmiddag om half twee met Noé en Agustín in de auto op weg naar Arucas of liever een dorpje, Cardones, bij een ander dorpje, Santidad, vlakbij Arucas. Agustín is een (tweede) vriend van Noé met die naam en hij is ontegenzeggelijk van Argentinië. Om 2 uur waren we ter plekke in Cardones, inderdaad een negorij. De ouders van Agustín 2, Ana en Frederico, waren al druk in de weer met de barbecue, de salades en als hapjes vooraf stonden er al twee soorten kaas en worst op de grote tafel buiten. Cucu zorgde voor de drank, fris en rode wijn, en de omlijsting werd verzorgd door een hondje genaamd Chinijo, jongetje in het taaltje van Lanzarote. Even later arriveerde nog een echtpaar vrienden van Cucu met hun dochtertje en ten slotte ook Lorena op haar brommer. Daarmee was de tijd aangebroken voor een wel zeer copieuze maaltijd. Naast een gebakken Italiaanse kaas, provoleta, stonden diverse soorten licht geblakerd vlees op het menu, van spek en worst, ook bloedworst, tot ribjes,  biefstukken en solomillo, een lendenstuk, dat Noé en ik hadden meegebracht. Zoals gezegd waren er bovendien allerlei salades, gewone sla en van vers geplukte tomaten, een bak rauw wortelen en ingewikkelde salademixen. Uit de kunst! Tussen alle Spaanse verhalen door vertelde ik nog maar eens in mijn Spanglish hoe royaal ik destijds in Buenos Aires in een asador had gegeten, erbij memorerend dat de huidige barbecue daar bepaald niet voor onder deed. Dat werd me in dank afgenomen, terwijl de drank nog eens de ronde deed en de zoveelste stukken vlees vanaf een schaal werden geserveerd.
         Na de maaltijd was er “mate”, een Argentijnse kruidenthee in een speciaal kopje met rietje, en voor wie dat liever wilde, zoals ik, lekkere koffie, aangevuld met wat whisky, “carajillo”. Genoeglijk zaten we daarna op het terras tot een uur of 6. Toen was het tijd om naar de carnavalsoptocht te kijken, die of het zo moest zijn, op dat moment naast het huis voorbij kwam. Cucu moest zich zo waar inhouden om niet achter de meute “verkleijders” aan te gaan. Het was intussen wel een stuk frisser geworden, dat heb je zo in het binnenland van Gran Canaria. Om 7 uur, half 8 aanvaardden Agustín, Noé en ondergetekende de terugtocht, nadat Cucu mij eerst op mijn donder had gegeven met pingpongen. Ik ben mijn routine daarin helemaal kwijt en moet er echt iets aan gaan doen. Om 8 uur zat ik weer op mijn balkon in de grote stad.

         Ander onderwerp! De middenstand evenals de warenhuizen houden ervan om van de ene bijzondere gelegenheid naar de volgende te hobbelen. De kassa moet wel blijven rinkelen en dus is Valentijnsdag (14 februari) maar net voorbij of de volgende hoogtijdag wordt aangekondigd. “Voedstervader” Jozef is pas op 19 maart toe aan zijn verjaardag vieren, maar wat is erop tegen om zijn omgeving en die van alle andere vaders alvast warm te laten lopen voor een passend cadeau. “Día del padre” is het hier, in tegenstelling tot Nederland, over precies een week. El Corte Inglés meldt in afwachting daarvan: “Nadie le conoce como tú”, niemand kent hem zo goed als jij, met daarbij een foto met de nodige suggesties.

         In de etalage van een bekende boekwinkel hier zag ik een uit het Nederlands vertaald boek liggen van Jan Eilander. Het heet El joven Cruyff, jongeman Cruyff. Ligt het in de Dominikanerkerk in stapels te koop? En staat het in Nederland in de boekentop 10?

         Met Noé en Agustín 1 zat ik vlakbij zijn flat op een bank op vrijdag 1 maart, anderhalve week terug. O.a. hadden we een hele discussie over de trots van de boulevard, de nieuwe lantaarnpalen daar. Ik vond ze vanaf het begin al mooi, toen ze enkele jaren terug verrezen, maar mijn gezelschap moest er aan wennen. Nu zijn we het er over eens dat ze echt een verrijking zijn over de hele lengte van Las Canteras, van El Auditorio tot aan La Puntilla. Ik denk overigens dat ze met de huidige economische crisis niet meer zouden zijn aangeschaft.
         En dan komt nu mijn vraag: hoeveel van die zilverkleurige kaarsrechte lantaarnpalen met een krom aanhangsel met een aantal lampen, ze hebben wel ieis van een groot windzeil, staan er langs de boulevard? Een lantaarnpaal heet in het Spaans een “farola” (en in het Engels een “streetlight”, “lamppost” voor als je met die taal moet behelpen). Noé schatte het aantal “farolas” uit zijn blote hoofd op een dikke honderd, desgevraagd kwam hij tot 110 om een preciezer getal te geven, over een lengte van 3,8 kilometer. Wiskundige Agus mat eerst met zijn ogen zo nauwkeurig mogelijk de afstand tussen twee “farolas”, zo’n 30 meter schatte hij, en deelde vervolgens de totale lengte van de boulevard, volgens hem zo’n 3 km, door die afstand. Ik kom tot 100, was zijn einduitspraak. Mijn bijdrage aan de discussie bestond eruit dat het er volgens mij een stuk minder waren, maar dat ik als epidemioloog van de oude stempel uiteraard bereid was om ze een keer voor hen te tellen. Zo veel werk is dat niet, minder dan een uur, en ik heb het intussen, bij mooi weer na de stormperiode, ook gedaan. Van El Auditorio tot aan La Guarida staan 30 lantaarnpalen, tussen La Guarida en de banken aan het eind van de Tomas Miller kom ik tot 21 en op het stuk vanaf de Tomas Miller tot het einde bij La Puntilla tel ik er nog eens 24. Het totale aantal “farolas” nieuwe stijl is dus, als ik mij geen lantaarnpaal vergist heb, op de kop af  75. Waarvan acte!

         Op de afgelopen vrijdag vroeg in de avond liep ik voor de variatie eens naar Santa Catalina en vervolgens in de richting van het streekbusstation. Daar was een uitgebreide markt gaande, met wel 20, 30 kraampjes, die allemaal betrekking hadden op activiteiten aan de zee. Ik zag er diverse clubs om te leren duiken (“bucear” heet dat hier) met bijbehorende duikerspakken, allerlei activiteiten van het leger en de marine (“armada española, un mar de posibilitades”), een aantal, dat boten en motors aan de man probeerden te brengen, cursusmateriaal om meer van de kustbodem te weten te komen, enkele scholen om te leren watersurfen, windsurfen of zelfs luchtsurfen, het nodige visgereedschap met videopresentatie, zelfs spullen om te kanoën (in het Spaans piraguïsmo), noem maar op. Terzijde was een behoorlijk grote ruimte voor lezingen en op een andere plek was de volksmuziekschool actief met optredens van mensen die het m.i. nog niet helemaal onder de knie hadden. En laten we het niet vergeten, waren diverse zeilscholen in the running om ons te verleiden tot beginnende dan wel gevorderde zeilactiviteiten. Een daarvan was gevestigd in de Real Club Victoria, voor de mensen die hier de weg een beetje weten, dat ligt aan de boulevard in La Puntilla, bij mijn favoriete bankzitplaats aan calle Ferreras. De “escula de vela” had als motto: “navega con nosotros”, vaar met ons, het lijkt wel een kerkgenootschap. Maar vooruit, ik zal jullie hier kond doen van wat men in een folder aan activiteiten te bieden heeft, in het Spaans, zodat het tevens als Spaans lesje kan dienen. En avant.
         “El REAL VICTORIA a lo largo de su historia, siempre ha desarrollado múltiples actividades relacionadas con el mar el la playa de Las Canteras. Actualmente cuenta con todos los medios técnicos, humanos y de seguridad para la práctica de los deportes náuticos en un marco incomparable y accesible para todos como son las instalaciones de la Escuela de Vela situado en la Plaza de la Puntilla. Acondicionado para llevar a cabo diferentes actividades náuticas durante todo el año como bautismos de mar, cursos, campus de verano, campamentos, etc…., tiene la capacidad de acoger a 28 alumnos con todas las comodidades necesarias para su aprendizaje (dormitorios, comedor, aula de clases, sala tv, vestuarios, varadero y rampa de acceso al mar.)
         Cada actividad cuenta con los correspondientes monitores, altamente cualificados y acostumbrados a dirigir grupos, así como con un sistema operativo de seguridad para velar por el buen desarrollo de la actividad. Cada alumno matriculado en cualquiera de los cursos dispondrá de su seguro obligatorio para salir al mar, así como de un diploma acreditativo de la participación en el curso.
         Destinado a todas aquellas personas que deseen tener su primera toma de contacto con el mar. Se realizan en un día y las actividades son las siguientes:
1.      Curso de optimist
2.      Curso de vela ligera
3.      Curso de windsurfing
4.      Curso de kayak de mar
5.      Curso de barquillo
6.      Curso de submarinismo
         Bij al deze cursussen staan ook weer stukjes, zo is de “curso de optimist” met name voor kinderen interessant en is de “curso de vela ligera” echt iets voor alle leeftijden. En daarbij, op diverse plekken is de folder verluchtigd met de alleraardigste plaatjes. Vraag er eens een aan, zou ik zeggen, bij de Escuela De Vela Real Club Victoria, calle Alonso Ojeda 1, 35008 Las Palmas de Gran Canaria. De moeite waard!
        
         Doen jullie het hiervoor? Of zal ik nog een velletje of zo doorgaan? Liever niet? Dan kom ik hiermee aan het einde van mijn brief nummertje 21 van dit jaar. Ik ben eigenlijk wel blij dat hij af is, dan kan ik hem vanmiddag op de faculteit zonder pardon aan het internet prijsgeven. Nog een luttel minuutje en dan staat hij op mijn memory stick om vervolgens afgevoerd te worden.
         En daarmee ben ik tevens toe aan mijn raadgeving van deze week. Die is simpelweg: maak je niet te dik, dun is de mode. Ik bedoel dat overdrachtelijk, want wat maakt het uit of je een kilootje meer of minder weegt. Als het van boven nog maar goed zit.
         Over een dag of zeven komt mijn volgende leesvoer eraan. In afwachting daarvan moeten jullie het doen met “hasta luego”, tot ziens maar weer, vanuit een Canarische stad in het voorjaar, wat zeg ik, zomer. Adie, met de compleminte vaan Pablo.

BOEKENBIJLAGE

         In Engelstalige boeken word ik anno 2013 nog steeds geconfronteerd met andere lengtematen dan de mij bekende meters. Is jullie bekend dat een meter (of beter 99 cm) in Engeland geboekt staat als 3 feet 3 inch? En dat ik in de Verenigde Staten niet 1 meter 78 ben, maar 5 feet 10 oftewel 5 keer 0.3048 plus 10 keer 0.0254 meter? Genoeg daarover, het wordt tijd dat ze daarmee stoppen. En in een moeite door moesten “ze” ook maar eens een eind maken aan hun gedoe met het lichaamsgewicht in stone (6.35 kilo). Ik hoop met mijn afvallen onder de 15 stone te komen, in normaal jargon 95 kilo.

         Vorige week presenteerde ik jullie met enige schroom, maar verder op met de nodige animo, een nieuwe, ook nog vrouwelijke schrijver van rechtbankcrime, Jillane Hoffman. Haar boek Retribution vond ik zo goed dat ik me a.s. zomer zeker nog eens aan haar ga wagen. Voor wie van dat soort boeken houdt, heb ik er deze week nog een, in 2008 vertaald in het Nederlands: “Verdiende straf”. Het is er een van intussen al acht rechtbankboeken van de Amerikaanse auteur William Lashner, geboren in 1959. In het Engels heet het boek “Fatal flaw”, het is van 2003 en speelt voornamelijk in Philadelphia, de stad waar Lashner ook woont. En waar ligt Philadelphia precies? Het juiste antwoord is: ergens halverwege tussen New York en Washington, in de staat Pennsylvania.
         De ikpersoon in het boek is ene Victor Carl, eind dertiger en advocaat, bevriend met een andere advocaat Guy Forrest. Die wordt ervan beschuldigd zijn nieuwe vriendin Hailey Prouix te hebben doodgeschoten. Hoe kan dat, als hij zo smoorverliefd op haar is? Bij diens verdediging wordt Victor Carl bijgestaan door zijn collega Beth Derringer en later ook detective Phil Skink, mijn type. Tot de tegenpartij reken ik niet Guy’s ex-vrouw Leila, die blijft van hem houden, ondanks alles. Aan de andere kant, haar vader, Jonah Peale, ziet hem al in een dodencel zitten. Andere tegenstanders van Guy Forrest zijn bijv. openbare aanklager Troy Jefferson en het politieduo Breger & Stone, zonder voornaam.
         Op de achtergrond spelen enkele affaires van vroeger, in het plaatsje Pierce in West-Virginia, waar Hailey vandaan komt. Eentje betreft de rol van de familie van Hailey destijds, met name haar oom Larry Cutlip (en zijn huidige helper Bobo) en van haar tweelingzus Roylynn. De andere zaak heeft te maken met een aantal jongens in Hailey’s tienertijd en een pokerclubje van destijds, waaraan dezelfde Larry Cutlip een aardige cent aan bijverdiende. En om het nog ietsje ingewikkelder te maken, maar dan houd ik ook op: wat moesten Guy Forrest en Hailey Prouix met de mislukte prostaatoperatie van ene Juan Gonzalez?
         Het klinkt allemaal nogal gewoontjes, maar William Lashner brengt het verhaal met echt veel schwung. Wat weet hij Victor Carl, die terzijde zelf ook met Hailey het bed in duikt, goed neer te zetten evenals zijn cliënt Guy Forrest. Die laat hij bijna nog voor de moord op Hailey opdraaien. En wat blijkt die Larry Cutlip een oorverdovend mispunt te zijn met zijn maniertjes, hoe hij de tweeling destijds toch maar gered heeft met zijn harde hand. De prijs voor de beste bijrol gaat zonder meer voor Phil Skink, die intussen wel op zijn cholesterol moet letten. Het boek heeft een aparte stijl en boven alles vind ik het woordgebruik, met dank aan vertaalster Riek Borgers-Hoving, heel bijzonder. Daar hoort een hoog recensiecijfer bij, een 8½, welverdiend. Ook William Lashner is met zijn “Fatal flaw” nog niet van me af; van hem ga ik met plezier meer thrillers lezen.

         Hier is mijn thrillerintermezzo. In het boek “Fatal flaw” somt Phil Skink op welke aardappelgerechten er in een restaurant, waar hij samen met Victor Carl gaat eten, allemaal op de kaart staan. Hier zijn ze:
1.      Aardappelkoekjes
2.      Aardappels Dauphinoise
3.      Aardappelpuree
4.      Geroosterde aardappelschijfjes
5.      Pommes Duchesse
6.      Pommes Parisienne
7.      Franse frietjes
8.      Aardappelkroketjes
9.      Gepofte aardappels met zure room.
         Victor Carl voegt er daar moeiteloos eentje aan toe: de klassieke gebakken aardappels. En, denk ik dan, waar zijn de gewone tot semiprak gekookte gevallen, die zo prima bij de Hollandse pot passen?
        
         Op één been kun je niet goed staan, dus is hier mijn tweede boek, “Fallen” van Karin Slaughter uit 2011. En in welke stad is het te doen? Atlanta natuurlijk, de hoofdstad van Georgia die vanwege Coca Cola in het jaar 2000 bijna uit het niets de Olympische Spelen mocht organiseren.
         Er is meer dan een hoofdpersoon in het boek. Ik begin met Faith Mitchell, 34 jaar, van het Georgia Bureau of Investigations, het GBI, de tegenhanger van de stadspolitie. Zij komt terug van een computercursus om haar babydochtertje op te halen bij oma, de iets te vroeg gepensioneerd politievrouw Evelyn Mitchell. Blijkt die gekidnapt te zijn en met Faith aan de trekker zijn er al snel drie doden in het huis te betreuren, vier zelfs. Op de achtergrond speelt de corruptie van zes van de ondergeschikten van Evelyn in het verleden.
         De andere hoofdpersoon is de partner van Faith Mitchell, Will Trent, ook 34, die er samen met GBI-baas Amanda (Mandy) Wagner eveneens achteraan gaat. Terzijde begint Will zijn relatie met Angie af te bouwen en schoorvoetend in de armen te vallen van kinderarts Sara Linton, bij lezers van schrijfster Slaughter welbekend. Will en Amanda komen o.a. terecht bij zus en broer Ling van The Yellow. Daarnaast is er bijv. Ignatio Ortiz van The Brown, hoofd van Los Texicanos en neef van Evelyns vriend Hector Ortiz. Hoe loopt het af, voor jullie een vraag, voor mij een weet.
         Een bijrol van betekenis kan ik de bejaarde Roz Levy, buurvrouw van Evelyn, niet ontzeggen, maar eerlijk is eerlijk, er gaat niks boven een directe stoot in de maag of onder de gordel van Evelyns vroegere partner Amanda. Ik beperk me hier tot twee van de vele voorbeelden. Op blz. 359 zit Sara Linton’s haar zit helemaal door elkaar; het staat bovendien rechtop. Zegt Amanda tegen haar: “I’ve loved what you’ve done to your hair”. En op blz. 385 lees ik over Amanda en Will: “If Amanda told him that that she called the old gal at the White House and borrowed the nuclear codes, he would just nod”.
         Met Karin Slaughter kan ik moeiteloos door één deur. Steeds weer opnieuw weet ze hoe ze mij in haar greep moet krijgen en het boek “Fallen” is daarop geen uitzondering, integendeel. Het staat bol van de spanning en wat weet ze er weer een meesterwerkje van te brouwen. Met, zoals ik net zei, af en toe een grap of uitspatting die ik graag wil bewaren voor slechtere tijden. Gelukkig maakte ze deze keer op het einde een misser, m.i., door op blz. 417 van de 463 met nog een nieuwe complicatie en naam te komen. Dat weerhield me ervan om haar voor “Fallen’ een 9 te geven, maar met een 8½ zal ze ook best content zijn. Ik ga haar nieuwe boeken “Nature” en Criminal” uit 2012 en “Unseen” uit 2013 zeker ook lezen.

         Het kan niet op, ik heb ook nog een boek van Ruth Rendell voor jullie uitgelezen, “Live flesh” uit 1986, in 2004 in Nederlandse vertaling bij Bruna verschenen met de leuke vertaaltitel “Een tweede huid”. Het boek speelt in de omgeving van Londen op het iets plattere land zogezegd en Ruth Rendell, dat moge toch wel bij jullie bekend zijn, is de “gran dama” van de Engelse thrillerwereld met haar inmiddels 83 jaar. Toen ze het schreef, was ze in de vijftig.
         Haar verhaal gaat over iemand die mijn oma Mai vroeger een rare genoemd zou hebben, een man genaamd Victor Jenner. Hij is ervan bezeten om op zijn tijd dames lastig te vallen, te verkrachten, en bovendien is hij gezegend met een af en toe oncontroleerbare woede. Fobieën zijn hem evenmin vreemd, vooral schildpadden kunnen hem panisch maken. Als Victor voor de zoveelste keer een meisje lastig gevallen heeft, onverrichter zake deze keer en “men” achter hem aan gaat, verschuilt zich in een huis. Daar moet dan een ander meisje, Rosemary, het bijna ontgelden. Met haar als zijn schild probeert Victor vervolgens een toegesnelde politieagent te ontlopen, hoofdagent David Fleetwood, die maar niet geloven kan, lijkt het, dat Victor’s pistool echt is. De agent krijgt ter plekke een kogel in zijn onderrug en dan draait onze rare voor ruim tien jaar de bak in.
         Als 38-jarige mag Victor Jenner weer de straat op en dan gaat hij op zoek naar zijn opponent van vroeger “om het eens uit te praten”. David Fleetwood is sinds de “moordpoging”, volgens de rechtbank, zwaar invalide. Hij zit in een rolstoel en woont nu met een vriendin Clare Conway in een mooi huis, Sans Souci genaamd, in de buurt van Londen, randgemeente Theydon Bois. Victor weet zich steeds meer aan David en ook Clare op te dringen, en als Clare dan ook nog een keer met hem vreemdgaat - David kan door zijn verlamming ook niet meer vrijen - gaan bij Victor de knoppen steeds meer op rood staan. Intussen heeft hij geen werk, maar weet wel hopen geld te stelen van zijn tante Muriel. En hoe eindigt het verhaal? David ziet de verschijningsdatum van zijn boek over zijn carrière voor en na de “moordpoging” naderen, tante Muriel staat intussen in vlam voor meubelopkoper Joe Jupp en wat doet Victor? Die rijdt nu ook in een rolstoel rond, voor de show, als het volgende meisje dat hij wil aanranden, hem een grote snijwond in zijn borst bezorgt. En wil Clare hem nog wel ontmoeten, laat staan hem in bed uitnodigen, nu hij al te opdringerig tegen zijn omgeving begin t e worden?
         “Een tweede huid” vind ik het zoveelste best aardige boek van Ruth Rendell. Mooi geschreven en daarbij gelardeerd met interessante beschrijvingen van flora en fauna. Echt spannend is anders, voor mij staat het verhaal dichter bij een psychiatrische gevalbeschrijving, Rendell kan dat als geen ander, zo’n verwrongen leven schetsen en dus is het boek er voor mij eentje waar ik probleemloos doorheen kom. Ik twijfel over mijn cijfer, maar als ik moet, kom ik op een 7½ voor “Live flesh”.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten