Weblogbrief
8.21, 12 maart 2013
Soms, queridos amiguitos,
doe je iets te laat, had je iets eerder moeten doen. Vorig weekend was het hier
aan het waaien, dat houden jullie niet voor mogelijk, zo erg. Het begon bij
mijn weten op zaterdagavond, overdag op zondag ging het wel, maar zondagavond
was het woord “storm” op zijn plaats. En ik ben niet iemand die dergelijke
woorden gemakkelijk uit mijn mond laat komen.
Aan
het begin van de zondagavond liep ik over de boulevard, als een van de zeer weinigen,
bleek, in de richting van La Puntilla. Op bijna alle plaatsen waren de
terrasstoelen weggehaald. Vlak voor de kiosk van het toeristenbureau zijn vijf
terrassen op een rijtje vandaag de dag. Alleen Chinees Hong Kong had nog een
paar stoelen en tafeltjes tegen de muur van de zaak staan. Daar zaten de mensen
pal tegen de muur die uit waren op een verzetje dan wel binnen geen plek meer
hadden kunnen krijgen. Ik liep, wat zeg ik, snelde haast vanzelf langs Las
Canteras. In een van de eetzaakjes vlakbij calle Ferreras stonden wel nog
enkele tafeltjes en stoelen buiten, maar die schoven onder mijn neus in de
richting van het strand.
Over
de terugweg naar mijn flat zal ik het maar niet echt hebben. Toen kwam ik ineens
nauwelijks vooruit en kreeg al het zand tegen me aan dat met het onheil meekwam.
Thuis op mijn balkon, loggia eigenlijk, was het even later moeilijk uit te
houden vanwege een plotselinge felle regenbui, die mij deed opschrikken,
terwijl enkele grote palmtakken tot ver op mijn balkon zwiepten. Dan ga je maar
naar binnen, toch, om met een muziekje op de achtergrond in een boek te gaan
neuzen.
Gelukkig
was de storm maandag een stuk minder heftig en regende het haast niet meer. Dinsdagmorgen,
toen ik opstond, waaide het nog wel, maar niet echt meer, een briesje. Ik had
die dinsdag om 1 uur een afspraak met Lluis op de faculteit, over mijn flat en
het werk. Dus dacht ik: laat ik hem eerst maar eens vragen hoe het precies zit,
voordat ik bij jullie met de vreemdste verhalen kom aanzetten. En zo waar, al op
weg naar mijn bus op Santa Catalina was er veel minder wind en bij het oude
faculteitsgebouw aangekomen leek het wel of de “sorocco” (zo heet dat hier?) de
geest had gegeven, definitief of in ieder geval tijdelijk. Van enige stormwind
heb ik sindsdien inderdaad niet de minste last meer gehad.
Vorige
week maandag was in Madrid de persconferentie van het grote, voormalige
onderzoeksproject Predimed. Er zou gebleken zijn, tot mijn verrassing, dat het
mediterrane dieet mensen beschermt tegen het ontstaan van hart- en vaatziekten.
Als ik het wel heb, is het verhaal intussen de hele wereld over gegaan. Lluis
en onze afdeling waren verantwoordelijk voor het Gran Canarische deel van de
multicenter studie en dus liet Lluis zich graag een aantal interviews welgevallen,
samen met Jacqueline en Helena, de twee onderzoeksassistentes, Daar was hij tot
in het weekend mee bezig geweest, maar ook hem had de storm rond 3 maart
verrast. Echter, op dinsdagmiddag vertelde hij mij onomwonden dat alles vanaf
nu weer zou zijn zoals wij van Las Palmas dat kennen: lekker weer, af en toe
wat bewolking en nauwelijks of geen wind.
Dat
lijkt me een passend einde van mijn weerpraatje, maar hier is nog een staartje.
Voor mij is Palmzondag de dag om de takken van mijn palmboom, die al te
dichtbij komen, te snoeien. Ze horen immers niet bij al een vleugje wind over mijn
balkon te gaan zwiepen. Was het dus wachten tot 24 maart, Palmzondag, voordat
ik in actie mocht komen? Nee dus, wat moet gebeuren, moet gebeuren. Dus heb ik
afgelopen woensdag alvast een grote palmtak drastisch gekortwiekt. Zijn
uiteinde zit nou, bij mooi en windloos weer, op een kleine meter van mijn
balkon. Zo doe ik dat, korte metten maak ik met al dat groen, als het niet
anders kan!
Een
belangrijke gebeurtenis van de afgelopen week, misschien wel de belangrijkste, is
het overlijden van Hugo Chávez, de president van Venezuela op 5 maart jongstleden.
De uiterst charismatische man van linkse signatuur met een hang naar klinkend mediaoptreden
is niet ouder dan 58 jaar geworden. Hij zou overleden zijn aan een “kanker van
de onderbuik” volgens NU.NL, nadat hij daar al twee jaar onder gebukt ging en
er in het land van zijn vriend Fidel Castro al vier keer aan geopereerd was. In
de regeerperiode van Chávez, vanaf 1998, 1999, heeft hij nogal wat buitenlandse
bedrijven genationaliseerd, vooral die met een overmatige belangstelling voor
olie. Dat werd hem door nogal wat mensen niet in dank afgenomen, George W. Bush
en hij waren bijv. niet echt elkaars vrienden.
Op
de uitvaart afgelopen vrijdag in Caracas was er niettemin een hele serie
hoogwaardigheidsbekleders, vooral die met linkse ideeën. Tot mij verrassing was
ook filmacteur Sean Penn present, wat ik voor hem vind pleiten. Binnen een
maand, de verkiezing is op 14 april, moet er nu een opvolger komen voor Hugo
Chávez en in afwachting daarvan past vice-president Nicolás Maduro op het huis.
Het zal me benieuwen of de VS met zijn overlijden een nieuwe kans krijgen om
het land in de greep te krijgen. Immers, het stikt er van de olie en wie wil die
niet? En daarbij, wordt het niet tijd voor de VS “om het land eindelijk van
zijn communistisch verleden te verlossen”? Aan de andere kant, wat is er tegen
een door het eigen volk gewenst communisme, waarbij de bodemschatten nou eens niet
voor een habbekrats naar elders worden verscheept, zoals in bijv. Nigeria?
Misschien moet die Nicolás Maduro de aanstaande verkiezing maar winnen, waarom
niet?
Gaan
we naar mijn muziek van deze week. Kennen jullie ene Magic Slim? En iemand met
dezelfde artiestenvoornaam, Magic Sam? Of, een iets gemakkelijker raadseltje,
iemand met dezelfde artiestenachternaam, Memphis Slim? Ik laat jullie hier met
hen kennismaken dan wel hernieuwd kennismaken. Gemeenschappelijk aan de drie is
dat het bluesknakkers uit de oude doos zijn en dat er een cd van hen is in de uitgebreide
(meer dan 90 stuks) serie The Blues Collection.
De
CD van Magic Slim, om met hem te beginnen, is nummertje 67 in de serie en heeft
als titel “Grand Slam”. Ik kom op de man, omdat hij onlangs overleden is, nog geen
drie weken terug. Zijn echte naam is Morris Holt, hij is van 1937, 75 jaar oud geworden,
en voor de insiders: wat is hij een begenadigde zanger en vooral gitaarspeler,
uit de bekende Chicago blues scène. Zijn eerste plaatje dateert van 1966, de
Beatles waren toen met het opnemen van Sergeant Pepper bezig, hij schreef het
zelf en het heet “Scuffing”. Zijn “Grand Slam” bevat 14 nummers, waarvan er
naast “Scuffing” nog vier andere door hemzelf geschreven zijn, de instrumentale
nummers “Slamming”,“1823 South Michigan Avenue” “Teardrop” en natuurlijk het
mooie “Early every morning”. De andere negen nummers op zijn overzichtscd mogen
er eveneens “zijn”, zoals dat heet, bijv. “Walking the dog”, een hit van
schrijver Rufus Thomas, en “Fanny Mae”, geschreven door ene Buster Brown.
Zowaar staat op het album ook een nummer dat mede door Magic Sam is geschreven,
“She belongs to me”.
Dat
nummer is dan maar mijn overgang naar muzikant nummertje 2, Magic Sam. Diens overzichtsplaat
is de 21ste in The Blues Collection serie en ze heet “All your love”, genoemd
naar zijn debuutplaatje. Magic Sam heet van achteren Magett en ik vind hem iets
minder een gitarist en iets meer een zanger dan Magic Slim. Ook hij is uit het
Chicago blues circuit, eveneens geboren in 1937, maar helaas is maar 32 jaar
geworden. Vlak na zijn definitieve doorbraak op een blues festival in 1969 ging
hij definitief voor ons verloren. Postuum zijn de nodige Cd’s van hem
uitgekomen, maar ik doe het voor zijn tot ADD opgepimpte verzamel-cd. Daarop staan
achttien nummers van de man, waarvan het merendeel eigen nummers betreft, o.a. “Everything
gonna be alright”, “Easy baby”, “Out of bad luck”, “Mr. Charlie” en het
instrumentale “Magic rocker”. Het verbaast me dat het bekende “Feelin’ good
(We’re gonna boogie)” niet op zijn verzamelalbum te vinden is. Zijn debuutplaat
“All your love” uit 1957 is overigens niet door hemzelf geschreven, maar door
Otis Rush. Ook met Magic Sam is het goed kersen eten.
Zoals eerder beloofd kom ik dan nu bij artiest
3, Memphis Slim. Ik neem aan dat velen van jullie van die man wel eens gehoord
hebben. Hij heet eigenlijk John Len (of Peter) Chatman en is geboren in 1917, dat
is nog voordat mijn vader het levenslicht zag, en de man heeft het 72 jaar
volgehouden. Hij was niet van Chicago of omgeving, maar een jongen uit Memphis,
Tennessee. En wat was hij tijdens zijn leven en daarna een zeer bekende
bluespianist en zanger, daarbij ook een bekende schrijver van bluesnummers.
Zijn “ding” zou de jump blues zijn, wat dat ook zijn mag. Memphis Slim maakte
zijn eerste platen begin jaren 40, o.a. Beer drinking woman” en “Grinder man
blues” en werkte in die tijd al samen met latere blueslegendes zoals Big Bill
Broonzy en Sonny Boy Williamson. Later in de jaren 40 schreef hij legio bekende
bluesnummers zoals “Nobody loves me (Everyday I have the blues)” en was hij ook
actief voor Alan Lomax, die al die oude bluesnummers graag “aan de vergetelheid
ontrukte”. In 1960 tourde hij met o.a. Willie Dixon door Europa en vanaf 1962
tot aan zijn dood in 1988 hield hij domicilie in Parijs.
Zijn
verzamel-cd in de serie The Blues Collection is nummertje 13 en heet naar zijn
debuutplaatje “Beer drinking woman”. Maar daarmee is mijn collectie Memphis
Slim niet op; ik heb nog drie andere platen van de man: “The ultimate jazz
collection 4.1” met 24 nummers, samen met Willie Dixon “Willie’s blues” nog
eens 12 en tot overmaat ook nog eens 21 op “The folk years 1959-1973”. Bij
elkaar is hij op mijn externe harde schijf goed voor 3,8 uur muziek oftewel 71
nummers, ik tel ik de dubbele dan wel gewoon mee.
De
man kan misschien ook een beetje overweg met andere muziekinstrumenten zoals
een bluesgitaar, mondharmonica of bas, maar zijn instrument van voorkeur is en
blijft de piano. Daar is overigens niets mis mee, zeker als hij ook nog zijn pakkende
stem erbij opzet. Heel af en toe komt een orgeltje als ondersteuning erbij, in
“The Gimmick” op zijn The Folkway years 1959-1973. En zonder zijn zang mag hij
er eveneens zijn, luister bijv. maar eens naar zijn piano zonder franje in “Stewball”.
Niettemin, al was het maar om in stijl te blijven met Magic Slim en Magic Sam,
geef ik hier extra aandacht aan de veertien nummers van The Blues Collection
13, Beer Drinkin’ woman:
01. Late
afternoon blues
02. I
believe I’ll settle down
03. Born
with the blues
04. Bad
luck and troubles
05. Memphis Slim U.S.A.
06. Just
let me be
07. Rockin’
chair blues
08. I
feel so good
09. Slow
blues
10. Frisco
bay
11. Beer
drinkin’ woman
12. Blues
for Bertha May
13. In
the evening
14. If
you see Kay
De
man boogie-woogiet nu op volle sterkte mijn complete flatje uit zijn
grondvesten, niet meer normaal! Ik krijg nog last met mijn buren, als het zo
doorgaat, maar heel af en toe moet het eens even kunnen, good old Memphis Slim op oorlogssterkte met “Old Taylor”,
gevolgd door “Diggin’ My Potatoes No. 2”, allebei uit The Ultimate Jazz Archive
14.1. En om het af te leren doe ik er “Built for comfort” met Willie Dixon bij.
Ik
heb jullie al verteld dat een aantal warme bakkers hier een greep naar de
broodmacht aan het doen is, net zoals dat in Nederland een paar jaar terug het
geval was. Eenzelfde fenomeen doet zich hier het laatste jaar voor met de
groente- en fruitmarkt. Op allerlei plaatsen verschijnt uit het niets een
winkel die betere waar tegen een lagere prijs aan zijn klanten belooft. Geturfd
heb ik het niet, maar alleen in mijn buurtje tel ik meer dan tien groente- en
fruitzaken.
Laat
ik er hier eens eentje uitlichten als pars pro toto. Op de Secretario Artiles
om de hoek bij Ripoche is een “supermercado” verrezen met de naam Chonita
Puerto. Wat Chonito is, weet ik niet, een voornaam van iemand?, maar Puerto
staat in ieder geval voor haven, wat niet zo’n raar idee is, als je een winkel vlak
bij de haven hebt. De zaak is gespecialiseerd, zegt een bord, in “frutas y
verduras”, fruit en groente, maar je kunt er ook “pan y mucho más”, brood en
nog veel meer, krijgen aan een “mejor precio”, aan een beste prijs. Naast de
ingang staat in grote letters een aanbeveling die ik niet zou bedacht hebben,
maar jullie toch niet wil onthouden. “Chacha, con estos precios yo me quedo
Boba.” Mag ik die zin onvertaald laten? Vooruit, een tipje van de sluier licht
ik op: een boba is een domme gans.
Terzijde,
ik heb de onbedwingbare neiging om de Spaanse woorden “puerro” en “apio” met
elkaar te verwarren. Daarom heb ik ze nog maar eens opgezocht en hier zijn ze.
Jullie mogen meegenieten, of je het nu leuk vindt of niet. “Puerro” is prei, in
het Maastrichts “poor”, en “apio” staat voor selderij. In mijn groentesoep met
ballen nemen ze een belangrijke plaats in, naast rode uien, paprika, tomaten en
knoflook, cebollas rojas, pimiento, tomates y ajo. Een bijzonderheid is boor
mij dat bijv. “apio” met de toevoeging “de montaña” het Spaanse woord is voor
peterselie, althans hondspeterselie, wat dat ook zijn moge. Het gangbare,
alledaagse woord voor peterselie is uiteraard “perejil”.
Wat
me vanzelf bij mijn eetgasten van vrijdagmiddag brengt. Om klokslag 2 uur plus
een minuut ging de bel en daar kwamen ze naar boven: Noé op nog een enkele kruk
na zijn operatie anderhalve week eerder, Argentijnse Lorena ofwel Lolly, net
bekomen van haar thuisdialyse en haar vriend Cucu, de man van Arucas die geen woord
Engels spreekt, maar wel altijd in is voor een Canarische grap. Voor wie dat
wil weten, Cucu heet eigenlijk Jesús, het is zijn bijnaam, de afkorting van
“cucurucho”, ijshoorntje. Mijn maaltijdsoep kwam op tafel en ik weet niet hoe
vaak ze me een voor een gecomplimenteerd hebben. Het “muy bien” was niet van de
lucht. En vervolgens was er een grote schaal aardbeien met een soort slagroom,
die Lorena voor de gelegenheid had vervaardigd.
Tot
overmaat werd ik vervolgens uitgenodigd voor een Argentijnse barbecue,
“asador”, de dag erop op de “finca” in de prairie bij Cucu thuis. Dus zat ik
zaterdagmiddag om half twee met Noé en Agustín in de auto op weg naar Arucas of
liever een dorpje, Cardones, bij een ander dorpje, Santidad, vlakbij Arucas.
Agustín is een (tweede) vriend van Noé met die naam en hij is ontegenzeggelijk van
Argentinië. Om 2 uur waren we ter plekke in Cardones, inderdaad een negorij. De
ouders van Agustín 2, Ana en Frederico, waren al druk in de weer met de
barbecue, de salades en als hapjes vooraf stonden er al twee soorten kaas en
worst op de grote tafel buiten. Cucu zorgde voor de drank, fris en rode wijn,
en de omlijsting werd verzorgd door een hondje genaamd Chinijo, jongetje in het
taaltje van Lanzarote. Even later arriveerde nog een echtpaar vrienden van Cucu
met hun dochtertje en ten slotte ook Lorena op haar brommer. Daarmee was de
tijd aangebroken voor een wel zeer copieuze maaltijd. Naast een gebakken Italiaanse
kaas, provoleta, stonden diverse soorten licht geblakerd vlees op het menu, van
spek en worst, ook bloedworst, tot ribjes,
biefstukken en solomillo, een lendenstuk, dat Noé en ik hadden meegebracht.
Zoals gezegd waren er bovendien allerlei salades, gewone sla en van vers
geplukte tomaten, een bak rauw wortelen en ingewikkelde salademixen. Uit de
kunst! Tussen alle Spaanse verhalen door vertelde ik nog maar eens in mijn
Spanglish hoe royaal ik destijds in Buenos Aires in een asador had gegeten,
erbij memorerend dat de huidige barbecue daar bepaald niet voor onder deed. Dat
werd me in dank afgenomen, terwijl de drank nog eens de ronde deed en de
zoveelste stukken vlees vanaf een schaal werden geserveerd.
Na
de maaltijd was er “mate”, een Argentijnse kruidenthee in een speciaal kopje
met rietje, en voor wie dat liever wilde, zoals ik, lekkere koffie, aangevuld
met wat whisky, “carajillo”. Genoeglijk zaten we daarna op het terras tot een
uur of 6. Toen was het tijd om naar de carnavalsoptocht te kijken, die of het
zo moest zijn, op dat moment naast het huis voorbij kwam. Cucu moest zich zo
waar inhouden om niet achter de meute “verkleijders” aan te gaan. Het was
intussen wel een stuk frisser geworden, dat heb je zo in het binnenland van
Gran Canaria. Om 7 uur, half 8 aanvaardden Agustín, Noé en ondergetekende de
terugtocht, nadat Cucu mij eerst op mijn donder had gegeven met pingpongen. Ik
ben mijn routine daarin helemaal kwijt en moet er echt iets aan gaan doen. Om 8
uur zat ik weer op mijn balkon in de grote stad.
Ander
onderwerp! De middenstand evenals de warenhuizen houden ervan om van de ene
bijzondere gelegenheid naar de volgende te hobbelen. De kassa moet wel blijven
rinkelen en dus is Valentijnsdag (14 februari) maar net voorbij of de volgende
hoogtijdag wordt aangekondigd. “Voedstervader” Jozef is pas op 19 maart toe aan
zijn verjaardag vieren, maar wat is erop tegen om zijn omgeving en die van alle
andere vaders alvast warm te laten lopen voor een passend cadeau. “Día del
padre” is het hier, in tegenstelling tot Nederland, over precies een week. El
Corte Inglés meldt in afwachting daarvan: “Nadie le conoce como tú”, niemand
kent hem zo goed als jij, met daarbij een foto met de nodige suggesties.
In
de etalage van een bekende boekwinkel hier zag ik een uit het Nederlands
vertaald boek liggen van Jan Eilander. Het heet El joven Cruyff, jongeman
Cruyff. Ligt het in de Dominikanerkerk in stapels te koop? En staat het in
Nederland in de boekentop 10?
Met
Noé en Agustín 1 zat ik vlakbij zijn flat op een bank op vrijdag 1 maart,
anderhalve week terug. O.a. hadden we een hele discussie over de trots van de
boulevard, de nieuwe lantaarnpalen daar. Ik vond ze vanaf het begin al mooi,
toen ze enkele jaren terug verrezen, maar mijn gezelschap moest er aan wennen.
Nu zijn we het er over eens dat ze echt een verrijking zijn over de hele lengte
van Las Canteras, van El Auditorio tot aan La Puntilla. Ik denk overigens dat ze
met de huidige economische crisis niet meer zouden zijn aangeschaft.
En
dan komt nu mijn vraag: hoeveel van die zilverkleurige kaarsrechte
lantaarnpalen met een krom aanhangsel met een aantal lampen, ze hebben wel ieis
van een groot windzeil, staan er langs de boulevard? Een lantaarnpaal heet in
het Spaans een “farola” (en in het Engels een “streetlight”, “lamppost” voor
als je met die taal moet behelpen). Noé schatte het aantal “farolas” uit zijn
blote hoofd op een dikke honderd, desgevraagd kwam hij tot 110 om een preciezer
getal te geven, over een lengte van 3,8 kilometer. Wiskundige Agus mat eerst met
zijn ogen zo nauwkeurig mogelijk de afstand tussen twee “farolas”, zo’n 30
meter schatte hij, en deelde vervolgens de totale lengte van de boulevard, volgens
hem zo’n 3 km, door die afstand. Ik kom tot 100, was zijn einduitspraak. Mijn
bijdrage aan de discussie bestond eruit dat het er volgens mij een stuk minder waren,
maar dat ik als epidemioloog van de oude stempel uiteraard bereid was om ze een
keer voor hen te tellen. Zo veel werk is dat niet, minder dan een uur, en ik heb
het intussen, bij mooi weer na de stormperiode, ook gedaan. Van El Auditorio
tot aan La Guarida staan 30 lantaarnpalen, tussen La Guarida en de banken aan
het eind van de Tomas Miller kom ik tot 21 en op het stuk vanaf de Tomas Miller
tot het einde bij La Puntilla tel ik er nog eens 24. Het totale aantal
“farolas” nieuwe stijl is dus, als ik mij geen lantaarnpaal vergist heb, op de
kop af 75. Waarvan acte!
Op
de afgelopen vrijdag vroeg in de avond liep ik voor de variatie eens naar Santa
Catalina en vervolgens in de richting van het streekbusstation. Daar was een
uitgebreide markt gaande, met wel 20, 30 kraampjes, die allemaal betrekking
hadden op activiteiten aan de zee. Ik zag er diverse clubs om te leren duiken
(“bucear” heet dat hier) met bijbehorende duikerspakken, allerlei activiteiten
van het leger en de marine (“armada española, un mar de posibilitades”), een aantal,
dat boten en motors aan de man probeerden te brengen, cursusmateriaal om meer
van de kustbodem te weten te komen, enkele scholen om te leren watersurfen,
windsurfen of zelfs luchtsurfen, het nodige visgereedschap met
videopresentatie, zelfs spullen om te kanoën (in het Spaans piraguïsmo), noem
maar op. Terzijde was een behoorlijk grote ruimte voor lezingen en op een
andere plek was de volksmuziekschool actief met optredens van mensen die het
m.i. nog niet helemaal onder de knie hadden. En laten we het niet vergeten,
waren diverse zeilscholen in the running om ons te verleiden tot beginnende dan
wel gevorderde zeilactiviteiten. Een daarvan was gevestigd in de Real Club
Victoria, voor de mensen die hier de weg een beetje weten, dat ligt aan de
boulevard in La Puntilla, bij mijn favoriete bankzitplaats aan calle Ferreras. De
“escula de vela” had als motto: “navega con nosotros”, vaar met ons, het lijkt
wel een kerkgenootschap. Maar vooruit, ik zal jullie hier kond doen van wat men
in een folder aan activiteiten te bieden heeft, in het Spaans, zodat het tevens
als Spaans lesje kan dienen. En avant.
“El REAL VICTORIA a lo largo de su
historia, siempre ha desarrollado múltiples actividades relacionadas con el mar
el la playa de Las Canteras. Actualmente cuenta con todos los medios técnicos,
humanos y de seguridad para la práctica de los deportes náuticos en un marco
incomparable y accesible para todos como son las instalaciones de la Escuela de
Vela situado en la Plaza de la Puntilla. Acondicionado para llevar a cabo
diferentes actividades náuticas durante todo el año como bautismos de mar,
cursos, campus de verano, campamentos, etc…., tiene la capacidad de acoger a 28
alumnos con todas las comodidades necesarias para su aprendizaje (dormitorios,
comedor, aula de clases, sala tv, vestuarios, varadero y rampa de acceso al mar.)
Cada
actividad cuenta con los correspondientes monitores, altamente cualificados y
acostumbrados a dirigir grupos, así como con un sistema operativo de seguridad
para velar por el buen desarrollo de la actividad. Cada alumno matriculado en
cualquiera de los cursos dispondrá de su seguro obligatorio para salir al mar,
así como de un diploma acreditativo de la participación en el curso.
Destinado
a todas aquellas personas que deseen tener su primera toma de contacto con el
mar. Se realizan en un día y las actividades son las siguientes:
1. Curso de optimist
2. Curso de vela ligera
3. Curso de windsurfing
4. Curso de kayak de mar
5. Curso de barquillo
6. Curso de submarinismo
Bij
al deze cursussen staan ook weer stukjes, zo is de “curso de optimist” met name voor kinderen interessant en is de “curso de vela ligera” echt iets voor
alle leeftijden. En daarbij, op diverse plekken is de folder verluchtigd met de
alleraardigste plaatjes. Vraag er eens een aan, zou ik zeggen, bij de Escuela
De Vela Real Club Victoria, calle Alonso Ojeda 1, 35008 Las Palmas de Gran
Canaria. De moeite waard!
Doen
jullie het hiervoor? Of zal ik nog een velletje of zo doorgaan? Liever niet?
Dan kom ik hiermee aan het einde van mijn brief nummertje 21 van dit jaar. Ik
ben eigenlijk wel blij dat hij af is, dan kan ik hem vanmiddag op de faculteit
zonder pardon aan het internet prijsgeven. Nog een luttel minuutje en dan staat
hij op mijn memory stick om vervolgens afgevoerd te worden.
En
daarmee ben ik tevens toe aan mijn raadgeving van deze week. Die is simpelweg:
maak je niet te dik, dun is de mode. Ik bedoel dat overdrachtelijk, want wat
maakt het uit of je een kilootje meer of minder weegt. Als het van boven nog
maar goed zit.
Over
een dag of zeven komt mijn volgende leesvoer eraan. In afwachting daarvan
moeten jullie het doen met “hasta luego”, tot ziens maar weer, vanuit een
Canarische stad in het voorjaar, wat zeg ik, zomer. Adie, met de compleminte vaan
Pablo.
BOEKENBIJLAGE
In
Engelstalige boeken word ik anno 2013 nog steeds geconfronteerd met andere
lengtematen dan de mij bekende meters. Is jullie bekend dat een meter (of beter
99 cm) in Engeland geboekt staat als 3 feet 3 inch? En dat ik in de Verenigde
Staten niet 1 meter 78 ben, maar 5 feet 10 oftewel 5 keer 0.3048 plus 10 keer
0.0254 meter? Genoeg daarover, het wordt tijd dat ze daarmee stoppen. En in een
moeite door moesten “ze” ook maar eens een eind maken aan hun gedoe met het
lichaamsgewicht in stone (6.35 kilo). Ik hoop met mijn afvallen onder de 15
stone te komen, in normaal jargon 95 kilo.
Vorige
week presenteerde ik jullie met enige schroom, maar verder op met de nodige animo,
een nieuwe, ook nog vrouwelijke schrijver van rechtbankcrime, Jillane Hoffman.
Haar boek Retribution vond ik zo goed dat ik me a.s. zomer zeker nog eens aan
haar ga wagen. Voor wie van dat soort boeken houdt, heb ik er deze week nog
een, in 2008 vertaald in het Nederlands: “Verdiende straf”. Het is er een van
intussen al acht rechtbankboeken van de Amerikaanse auteur William Lashner, geboren
in 1959. In het Engels heet het boek “Fatal flaw”, het is van 2003 en speelt
voornamelijk in Philadelphia, de stad waar Lashner ook woont. En waar ligt
Philadelphia precies? Het juiste antwoord is: ergens halverwege tussen New York
en Washington, in de staat Pennsylvania.
De
ikpersoon in het boek is ene Victor Carl, eind dertiger en advocaat, bevriend
met een andere advocaat Guy Forrest. Die wordt ervan beschuldigd zijn nieuwe
vriendin Hailey Prouix te hebben doodgeschoten. Hoe kan dat, als hij zo smoorverliefd
op haar is? Bij diens verdediging wordt Victor Carl bijgestaan door zijn
collega Beth Derringer en later ook detective Phil Skink, mijn type. Tot de
tegenpartij reken ik niet Guy’s ex-vrouw Leila, die blijft van hem houden,
ondanks alles. Aan de andere kant, haar vader, Jonah Peale, ziet hem al in een
dodencel zitten. Andere tegenstanders van Guy Forrest zijn bijv. openbare
aanklager Troy Jefferson en het politieduo Breger & Stone, zonder voornaam.
Op
de achtergrond spelen enkele affaires van vroeger, in het plaatsje Pierce in
West-Virginia, waar Hailey vandaan komt. Eentje betreft de rol van de familie
van Hailey destijds, met name haar oom Larry Cutlip (en zijn huidige helper
Bobo) en van haar tweelingzus Roylynn. De andere zaak heeft te maken met een
aantal jongens in Hailey’s tienertijd en een pokerclubje van destijds, waaraan
dezelfde Larry Cutlip een aardige cent aan bijverdiende. En om het nog ietsje
ingewikkelder te maken, maar dan houd ik ook op: wat moesten Guy Forrest en
Hailey Prouix met de mislukte prostaatoperatie van ene Juan Gonzalez?
Het
klinkt allemaal nogal gewoontjes, maar William Lashner brengt het verhaal met echt
veel schwung. Wat weet hij Victor Carl, die terzijde zelf ook met Hailey het
bed in duikt, goed neer te zetten evenals zijn cliënt Guy Forrest. Die laat hij
bijna nog voor de moord op Hailey opdraaien. En wat blijkt die Larry Cutlip een
oorverdovend mispunt te zijn met zijn maniertjes, hoe hij de tweeling destijds
toch maar gered heeft met zijn harde hand. De prijs voor de beste bijrol gaat zonder
meer voor Phil Skink, die intussen wel op zijn cholesterol moet letten. Het
boek heeft een aparte stijl en boven alles vind ik het woordgebruik, met dank
aan vertaalster Riek Borgers-Hoving, heel bijzonder. Daar hoort een hoog
recensiecijfer bij, een 8½, welverdiend. Ook William Lashner is met zijn “Fatal
flaw” nog niet van me af; van hem ga ik met plezier meer thrillers lezen.
Hier
is mijn thrillerintermezzo. In het boek “Fatal flaw” somt Phil Skink op welke
aardappelgerechten er in een restaurant, waar hij samen met Victor Carl gaat
eten, allemaal op de kaart staan. Hier zijn ze:
1. Aardappelkoekjes
2. Aardappels
Dauphinoise
3. Aardappelpuree
4. Geroosterde
aardappelschijfjes
5. Pommes
Duchesse
6. Pommes
Parisienne
7. Franse
frietjes
8. Aardappelkroketjes
9. Gepofte
aardappels met zure room.
Victor
Carl voegt er daar moeiteloos eentje aan toe: de klassieke gebakken aardappels.
En, denk ik dan, waar zijn de gewone tot semiprak gekookte gevallen, die zo prima
bij de Hollandse pot passen?
Op
één been kun je niet goed staan, dus is hier mijn tweede boek, “Fallen” van
Karin Slaughter uit 2011. En in welke stad is het te doen? Atlanta natuurlijk,
de hoofdstad van Georgia die vanwege Coca Cola in het jaar 2000 bijna uit het
niets de Olympische Spelen mocht organiseren.
Er
is meer dan een hoofdpersoon in het boek. Ik begin met Faith Mitchell, 34 jaar,
van het Georgia Bureau of Investigations, het GBI, de tegenhanger van de
stadspolitie. Zij komt terug van een computercursus om haar babydochtertje op
te halen bij oma, de iets te vroeg gepensioneerd politievrouw Evelyn Mitchell.
Blijkt die gekidnapt te zijn en met Faith aan de trekker zijn er al snel drie
doden in het huis te betreuren, vier zelfs. Op de achtergrond speelt de corruptie
van zes van de ondergeschikten van Evelyn in het verleden.
De
andere hoofdpersoon is de partner van Faith Mitchell, Will Trent, ook 34, die
er samen met GBI-baas Amanda (Mandy) Wagner eveneens achteraan gaat. Terzijde
begint Will zijn relatie met Angie af te bouwen en schoorvoetend in de armen te
vallen van kinderarts Sara Linton, bij lezers van schrijfster Slaughter
welbekend. Will en Amanda komen o.a. terecht bij zus en broer Ling van The
Yellow. Daarnaast is er bijv. Ignatio Ortiz van The Brown, hoofd van Los
Texicanos en neef van Evelyns vriend Hector Ortiz. Hoe loopt het af, voor
jullie een vraag, voor mij een weet.
Een
bijrol van betekenis kan ik de bejaarde Roz Levy, buurvrouw van Evelyn, niet
ontzeggen, maar eerlijk is eerlijk, er gaat niks boven een directe stoot in de
maag of onder de gordel van Evelyns vroegere partner Amanda. Ik beperk me hier
tot twee van de vele voorbeelden. Op blz. 359 zit Sara Linton’s haar zit
helemaal door elkaar; het staat bovendien rechtop. Zegt Amanda tegen haar: “I’ve loved what you’ve
done to your hair”. En op blz. 385 lees ik over Amanda en Will: “If Amanda told
him that that she called the old gal at the White House and borrowed the
nuclear codes, he would just nod”.
Met Karin
Slaughter kan ik moeiteloos door één deur. Steeds weer opnieuw weet ze hoe ze
mij in haar greep moet krijgen en het boek “Fallen” is daarop geen
uitzondering, integendeel. Het staat bol van de spanning en wat weet ze er weer
een meesterwerkje van te brouwen. Met, zoals ik net zei, af en toe een grap of
uitspatting die ik graag wil bewaren voor slechtere tijden. Gelukkig maakte ze
deze keer op het einde een misser, m.i., door op blz. 417 van de 463 met nog
een nieuwe complicatie en naam te komen. Dat weerhield me ervan om haar voor
“Fallen’ een 9 te geven, maar met een 8½ zal ze ook best content zijn. Ik ga
haar nieuwe boeken “Nature” en Criminal” uit 2012 en “Unseen” uit 2013 zeker
ook lezen.
Het
kan niet op, ik heb ook nog een boek van Ruth Rendell voor jullie uitgelezen,
“Live flesh” uit 1986, in 2004 in Nederlandse vertaling bij Bruna verschenen met
de leuke vertaaltitel “Een tweede huid”. Het boek speelt in de omgeving van
Londen op het iets plattere land zogezegd en Ruth Rendell, dat moge toch wel
bij jullie bekend zijn, is de “gran dama” van de Engelse thrillerwereld met
haar inmiddels 83 jaar. Toen ze het schreef, was ze in de vijftig.
Haar
verhaal gaat over iemand die mijn oma Mai vroeger een rare genoemd zou hebben,
een man genaamd Victor Jenner. Hij is ervan bezeten om op zijn tijd dames lastig
te vallen, te verkrachten, en bovendien is hij gezegend met een af en toe oncontroleerbare
woede. Fobieën zijn hem evenmin vreemd, vooral schildpadden kunnen hem panisch maken.
Als Victor voor de zoveelste keer een meisje lastig gevallen heeft,
onverrichter zake deze keer en “men” achter hem aan gaat, verschuilt zich in
een huis. Daar moet dan een ander meisje, Rosemary, het bijna ontgelden. Met
haar als zijn schild probeert Victor vervolgens een toegesnelde politieagent te
ontlopen, hoofdagent David Fleetwood, die maar niet geloven kan, lijkt het, dat
Victor’s pistool echt is. De agent krijgt ter plekke een kogel in zijn onderrug
en dan draait onze rare voor ruim tien jaar de bak in.
Als
38-jarige mag Victor Jenner weer de straat op en dan gaat hij op zoek naar zijn
opponent van vroeger “om het eens uit te praten”. David Fleetwood is sinds de “moordpoging”,
volgens de rechtbank, zwaar invalide. Hij zit in een rolstoel en woont nu met een
vriendin Clare Conway in een mooi huis, Sans Souci genaamd, in de buurt van Londen,
randgemeente Theydon Bois. Victor weet zich steeds meer aan David en ook Clare
op te dringen, en als Clare dan ook nog een keer met hem vreemdgaat - David kan
door zijn verlamming ook niet meer vrijen - gaan bij Victor de knoppen steeds
meer op rood staan. Intussen heeft hij geen werk, maar weet wel hopen geld te
stelen van zijn tante Muriel. En hoe eindigt het verhaal? David ziet de
verschijningsdatum van zijn boek over zijn carrière voor en na de “moordpoging”
naderen, tante Muriel staat intussen in vlam voor meubelopkoper Joe Jupp en wat
doet Victor? Die rijdt nu ook in een rolstoel rond, voor de show, als het
volgende meisje dat hij wil aanranden, hem een grote snijwond in zijn borst
bezorgt. En wil Clare hem nog wel ontmoeten, laat staan hem in bed uitnodigen,
nu hij al te opdringerig tegen zijn omgeving begin t e worden?
“Een
tweede huid” vind ik het zoveelste best aardige boek van Ruth Rendell. Mooi
geschreven en daarbij gelardeerd met interessante beschrijvingen van flora en
fauna. Echt spannend is anders, voor mij staat het verhaal dichter bij een psychiatrische
gevalbeschrijving, Rendell kan dat als geen ander, zo’n verwrongen leven
schetsen en dus is het boek er voor mij eentje waar ik probleemloos doorheen
kom. Ik twijfel over mijn cijfer, maar als ik moet, kom ik op een 7½ voor “Live
flesh”.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten