vrijdag 22 maart 2013

Weblogbrief 8.23, 22 maart 2013

Weblogbrief 8.23, 22 maart 2013

         Daar ben ik weer, banda de inútiles, met brief 8.23. Als ik de dertig wil volmaken, ik heb het over het aantal brieven deze winter, mag ik nog wel eens extra mijn best gaan doen. ¡Adelante! Gisteren is de lente begonnen, laat ik dat als intro vermelden, met als toevoeging het liedje van Toon Hermans waarvoor ik echt smelt: Lenteme (zomerme, septemberme en winterme, want ik heb je onophoudelijk lief). Het staat op zijn allerlaatste Cd “Als de liefde” en is een zwanenzang aan zijn overleden vrouw; Rietje heette ze, geloof ik.
         Hoe dan ook, de periode van de voorjaarsklassiekers is nakende of is het wielervolkje dat niet zonder doping kan, alweer druk doende met zijn rijtje wedstrijden? De ware liefhebber neemt dezer dagen graag weer op de tv-bank plaats voor klassiekers als de ronde van Vlaanderen, Luik-Bastenaken-Luik en onze eigen Amstel Gold race. En daarna komt de tijd van de ene na de andere epidemie van fruit, van “wiemele” en “kroonsele” tot “keerse” en “proeme”. In Nederland begint het fruitseizoen steevast met “erebeize”, maar bij mijn weten staan de eerste uit eigen land pas over een maand of nog later op de rol. Hier groeit en bloeit alles al volop, ik kan het ook niet helpen. De “zomerkoninkjes” waren vele weken geleden hier al in overmaat te krijgen. De afgelopen week adverteerde DE SPAR ermee, met als smaakmaker: I “hartje” Spar, met een aardbei op de plek waar jullie en ik dat hartje zouden verwachten. Ze liggen in mijn winkel voor 1.89 het pond. Bij El Corte Inglés zijn ze zelfs in de speciale aanbieding: 6.95 euro voor twee kilo aardbeien in een houten doos; daar kun je ze eigenlijk niet voor laten liggen. Is zo’n kistje aardbeien iets om mijn aanstaande gasten, Trudie en Marij, mee te verrassen? Of als ook nog Marc en Floor a.s. woensdag de stad voor een paar dagen onveilig komen maken?
         De komende week is het Semana Santa is, maar welke naam zullen we dan aan de afgelopen week geven? Ik opteer voor Semana Casi Santa, de bijna heilige week, maar als iemand met iets beters komt, neem ik het zo over. Het is weer tijd voor een acceptabel exemplaar van een brief, deze keer betreffende de Semana Casi Santa. Ga er maar eens goed voor gaat zitten, er zit zelfs een stukje wetenschap in, ik ga iets verderop een mooi artikel van een Canadese confrère in de zwartgalligheid ophemelen.

         Maar laat ik beginnen met mijn muziek van deze korte week. Kennen jullie Kris Kristofferson? De man is geboren in Brownsville, helemaal in het zuiden van Texas, in 1936. Dat is in hetzelfde jaar als de nieuwe paus en dus is ook hij met zijn 76 jaar overrijp voor de slacht, vrees ik. Maar goed, ik ga de man hier niet in het zonnetje zetten als overgrootvader in ruste, maar vanwege andere kwaliteiten. Vóór alles wens ik te zeggen dat Kris K. misschien meer filmacteur was dan zanger. Hij had (en heeft nog steeds) rollen in tientallen mooie films. Bij voorbeeld, met Sam Peckinpah als regisseur speelde hij in o.a. “Pat Garrett and Billy the Kid” (met schitterende muziek van Bob Dylan) en “Bring me the head of Alfredo Garcia”. En wie stond er bijv. naast Barbra Streisand te pronken in “A star is born” uit 1978? Dat was toch diezelfde Kris Kristofferson?
         Gaan we naar de muzikant, want daarvoor heb ik hem hier opgevoerd. De man is bij de insiders, zeker van country en westernmuziek, welbekend als de vertolker van diverse evergreens, die hij NB zelf geschreven heeft. In totaal was hij volgens internetsite allmusic.com goed voor zeventien studioalbums, het eerste in 1970. Vooral in de zeventiger jaren was hij met negen solo-Lp’s productief. Daarnaast zijn er twee Cd’s van live optredens plus vijf platen met andere artiesten, o.a. Full Moon uit 1973, dat hij samen met zijn tweede vrouw Rita Coolidge maakte. En last but not least was hij een van de vier “outlaws”, tegendraadse C&W vertolkers, die zich samen de Highwaymen noemden: Johnny Cash, Waylon Jennings, Willie Nelson en Kris Kristofferson dus. Met die drie maakte hij drie Cd’s, waarvan vooral de eerste uit 1985 bovenmaats is. Jullie willen bekende nummers van mijn vriend Kris K.? Ik ben persoonlijk zeer gecharmeerd van zijn eigen versie van “Lovin’ her was easier (than anything I’ll ever do again)”, “Sunday mornin’ comin’ down”, “A moment of forever” en uiteraard “Help me make it through the night”, om eens te citeren uit zijn verzamel-cd Superhits. Daarnaast heb ik nog een paar andere Cd’s van de man, die ik koester als waren het mijn kleinkinderen.
         Echter, echter, ik ga hier jullie aandacht vragen voor een CD, niet van zanger, maar van songwriter Kris Kristofferson. De nummers daarop worden nou eens niet door hemzelf gespeeld worden, maar dat heeft hij op de Cd uitbesteed aan anderen, die dat bepaald geen windeieren heeft gelegd. Hier zijn de negentien liedjes van Kris Kristofferson Songwriter:
01.    Dave Dudley
         Vietnam blues
02.    Roy Drusky
         Jody and the kid
03.    Walker Billy
         From the bottle of the bottom
04.    Johnny Cash
         Sunday mornin’ comin’ down
05.    Roger Miller
         Me and Bobby McGee
06.    Waylon Jennings
         The taker
07.    Ray Price
         For the good times
08.    Sammi Smith
         Help me make it through the night
09.    Jerry Lee Lewis
         Once more with feeling
10.    Bobby Bare
         Come sundown
11.    Ray Price
         I’d rather be sorry
12.    Brenda Lee
         Nobody wins
13.    Ronnie Milsap
         Please don’t tell me how the story ends
14.    Johnny Duncan
         Stranger
15.    Willie Nelson
         Help me make it through the night
16.    Tompall and the Glazer brothers
         Loving het was easier (than anything I’ll ever do again)
17.    Hank Williams Jr
         If you don’t like Hank Williams
18.    Janis Joplin
         Me and Bobby McGee
19.    Bob Dylan and the children’s choir
         They killed him
         Is dat een mooi setje of niet? Het ene nummer klinkt nog melodieuzer dan het andere en er komt echt een keur van jongens en een paar meisjes langs. Voor wie er niet genoeg van kan krijgen, luister bijv. eens naar “The taker” van Waylon Jennings, “Come sundown” van Bobby Bare, “For the good times” van Ray Price en “Nobody wins” van Brenda Lee. Zelfs de posthume hit van Janis Joplin uit 1971, “Me and Bobby McGee”, zit erbij. Daar kun je als liedjesschrijver mee thuiskomen, toch?
         In tegenstelling tot zijne heiligheid Franciscus I weet Kris Kristofferson verrekte goed dat hij anno 2013 met één been in het graf staat. Op zijn graf wil hij graag een paar regels van “Bird on a wire” van Leonard Cohen afgedrukt zien:
LIKE A BIRD ON A WIRE
LIKE A DRUNK IN A MIDNIGHT CHOIR
I HAVE TRIED IN MY WAY TO BE FREE.

         Het leven hier gaat zijn gangetje. Ook de afgelopen dagen heb ik hier mijn einde-van-de-middagwandelingetjes gemaakt langs de boulevard en op andere plaatsen, links en rechts speurend naar aardigheidjes om dapper aan jullie door te geven. Maandagavond al liep ik op Las Canteras een jongeman tegen het vege lijf, die onmiskenbaar Spaans was, want hij bezigde die taal tegen zijn vrienden stukken rapper dan ik ooit zal kunnen volgen, laat staan spreken. En nou komt het: hij had een mooi effen groengrijs T-shirt aan, “camiseta” heet dat hier, met daarop in grote gele letters, in het Engels: GAME OVER. Over zo’n ontboezeming kan ik dan een hele tijd zitten mijmeren. Bedoelt hij dat hij welgemoed zijn vriendin heeft verlaten, zoals Noé onlangs? Overweegt hij misschien serieus om zijn leven voortijdig aan de wilg te hangen? Heeft hij net zijn schoolperiode afgesloten met een klinkend diploma (en een zoen van de juffrouw)? Of was het gewoon een koopje op de zondagmorgenmarkt dat hij niet kon laten liggen? Ik heb geen idee, maar dat GAME OVER, het heeft wel wat.

         Aan dezelfde waterkant zijn intussen enkele kunstenaars maar weer eens begonnen aan nieuwe bouwwerken van zand, deze keer voor de paasdagen. Er moet brood en liefst iets meer op de plank komen, dat geldt voor iedereen die niet van een pensioen kan leven. Dus zijn er mensen die hun geld hier verdienen met zandsculpturen te fabriceren; gelukkig regenen ze hier niet in een mum van tijd weg. Het bekendste zandkasteel van Las Palmas is de “belen de arena” met kerstmis, maar met het geld dat de overheid daar vandaag de dag voor overheeft, kun je als meedoener bepaald geen jaar sinterklaas spelen.
         Ook in de weken rond de Semana Santa dienen dus de handen uit de mouwen gestoken worden. Onder de zandartiesten, die hier actief zijn, gaat mijn voorkeur al een tijdje uit naar een meisje met blond haar, ik schat niet uit een flesje, maar wie weet dat nog zeker vandaag de dag met al die “nieuwerwetse” dingen. Ze hoort tot het rokersgilde en kijkt graag onder het boetseren, best een klus, olijk om zich heen en dus ook in mijn richting. Wie ben ik om daar ongevoelig voor te zijn? Dan trek ik op zijn tijd mijn portemonnee om haar met wat muntjes, “monedas”, te belonen voor haar inspanning.
         Dit jaar is ze denk ik bezig aan haar interpretatie van het Laatste Avondmaal, met Jezus tussen zijn twaalf apostelen, haar variant van Leonardo da Vinci’s schilderij in de kathedraal van Milaan. Ze heeft er intussen al een stuk of zeven in het zand gebamzaaid en als ik gelijk heb, volgen er dus nog vijf, ook Maria Magdalena?, plus uiteraard de plaatsvervanger van de paus in de hemel. Wat let me om komende week met Trudie en Marij te gaan kijken of ik gelijk heb?

         En dan is het nu weer eens tijd voor iets wetenschappelijks. Ik kreeg een mailtje van Patty, een oud-collega van epidemiologie, met daarbij gevoegd een artikel waarvan ik jullie de essentie niet wil onthouden. Vanuit allerlei medische disciplines kun je een lans breken voor goed wetenschappelijk onderzoek, bijv. op het terrein van de effectiviteit en veiligheid van geneesmiddelen, En allerlei andere gebieden dan geneesmiddelen, haast ik me daaraan toe te voegen. Om wat namen van bekendheden op dit terrein te noemen, Miettinen is een halve cardioloog, Rothman een tandarts, Feinstein een internist, Chalmers een verloskundige (en zelf kom ik uit de exacte hoek binnen de sociale geneeskunde).
         Over de rol van de farmaceutische industrie bij geneesmiddelonderzoek weten we intussen het een en ander. Hier is het onderliggende, economische idee: de industrie zal het bewijs van de werkzaamheid en veiligheid van haar middel altijd in haar voordeel willen vertekenen, zolang als de baat de kosten overstijgt. Vorig jaar verscheen een pracht van een artikel hierover van ene Joel Lexchin uit Toronto? Is hij een huisarts, een sociaalgeneeskundige, iets anders? In ieder geval werd zijn artikel gepubliceerd in een blad over ethiek, Sci Eng Ethics, voor de details zie (2012) 18: 247-261. Het Geneesmiddelenbulletin in Nederland vond het zo’n mooi stuk dat ze het in vertaling integraal afdrukte voor de dokterswereld. Het artikel van Joel Lexchin heeft als titel, en daarmee verraadt hij zijn standpunt, maar waarom ook niet: “Those who have the gold make the evidence: how the pharmaceutical industry biases the outcomes of clinical trials of medications.” Daar is geen woord Frans bij.
         Het moge bekend zijn: als geneesmiddelen niet effectief blijken te zijn dan wel onveilig, is de markt in snel tempo weg. Voorbeeld: hoe drastisch is niet de verkoop hiervan gedaald, nadat duidelijk werd dat vrouwelijke hormonen niet blijken te beschermen tegen hart- en vaatziekten, zelfs borstkanker kunnen veroorzaken. De industrie betaalt het grote merendeel van de klinische experimenten en wil dan wel graag positieve resultaten zien. Anders gezegd, uit onafhankelijke studies, zonder grote sponsoring van de industrie, komen minder veel minder vaak klinkende resultaten. Dat komt overigens niet primair, omdat industriegeïnitieerde trials meer deelnemers zouden hebben of slechtere methodische kwaliteit zouden zijn. Als er al een methodisch probleem is, is dat veel moeilijker te meten dan met een gangbare score.
         Andere dingen zijn veel belangrijker, als het om vertekening gaat in de voor de industrie goede richting. Allereerst is er het probleem van de optimale dosis. Als je een vrij hoge dosering van het nieuwe middel vergelijkt met een (te) lage dosis van het bestaande, zie je eerder een positief resultaat. En als je het bestaande middel (veel) te hoog doseert, zie je daarbij eerder nadelige bijwerkingen. Lexchin illustreert zijn punt met mooie voorbeelden.
         Een volgend onderwerp betreft het selectief publiceren. Trials die de effectiviteit van het nieuwe middel moeten bewijzen, worden in de conclusie soms al te gemakkelijk positief bevonden en worden nogal eens meer dan eens gepubliceerd. Men schroomt niet om tegelijkertijd minder fraaie uitkomsten van ander onderzoek onder de tafel te werken. Uitbreiden van het indicatiegebied zonder onderliggende trials gebeurt vaak te gemakkelijk. Er blijkt soms een grote discrepantie te zijn tussen wat in sommige tijdschriften en rapporten te berde wordt gebracht en wat daadwerkelijk aan literatuur ter beoordeling ligt bij de officiële instanties die de toelating van een nieuw middel moeten goedkeuren. De antidepressiva zijn hier in allerlei opzicht een mooi voorbeeld. Volgens de literatuur is 94% van de trials positief, terwijl dat in de analyse van de (Amerikaanse autoriteit) FDA 51% is.
         Er is nog meer aan vertekening. Conclusies van artikelen zijn vaak mooier dan op grond van de resultaten verantwoord is. Als auteurs een relatie hebben met, betaald of anderszins beloond worden door de industrie, blijkt het middel van die industrie effectiever te zijn en minder onaangename bijwerkingen te hebben. Conflict of interest (COI) heet dat met een mooi woord. Lexchin geeft ook hier prachtvoorbeelden uit de wereld van de NSAID’s, antihypertensiva, te inhaleren corticosteroïden, huidsziekten, psychiatrie en oncologie.
         Het toppunt is natuurlijk “ghostwriting”. Het conceptartikel wordt dan geschreven door de industrie of mensen die de industrie aanwijst en daarvoor in de plaats verschijnen in de literatuur de namen van de academische onderzoekers. Het merendeel van de trials met een SSRI van een firma blijken langs deze weg tot stand te zijn gekomen. Met een ander middel, rofecoxib (Vioxx) is hetzelfde aan de hand. Het middel van ghostwriting wordt eveneens ingezet om onwelvoeglijke uitkomsten van ander onderzoek omlaag te halen.
         En ten slotte zijn er nog “seeding trials”, louter en alleen bedoeld om ervoor te zorgen dat het nieuwe middel op ruime schaal door praktiserende dokters wordt voorgeschreven. Ook hier geldt Vioxx als een recent voorbeeld.
         Schrijver Joel Lexchin eindigt zijn artikel met mogelijkheden om al deze misleiding van de industrie de kop in te drukken. Er is de laatste jaren meer aandacht besteed aan “conflict of interest”. De meeste tijdschriften vragen tegenwoordig aan auteurs om hun eventuele belang te noemen. Ook hebben we sinds een aantal jaren een registratie van klinische trials. De belangrijkste medische tijdschriften verlangen dat een studie vooraf is aangemeld, voordat ze gepubliceerd kan worden. Maar of het veel helpt allemaal? Volgens Lexchin is een drastischer aanpak nodig, waarbij de industrie wel meebetaalt aan studies, maar over de gegevens geen zeggenschap heeft. Zonder paradigmaverandering,
Waarbij winst niet de eerste beweegreden is om je met trials bezig te houden, ziet de auteur van het mooie artikel het somber in.

         Heb ik daarmee, voorlopig in ieder geval, genoeg gemopperd? Dan heb ik nu iets dat jullie zonder uitzondering interessant zullen vinden. Geloof het of niet, maar hier in Las Palmas weet echt iedereen dat Nederland binnenkort een nieuwe koningin rijk is. Als ik mensen voorzichtig vraag hoe de huidige majesteit heet, krijg ik enig gekuch, maar geen antwoord op mijn vraag. En op mijn bede om mij de naam van de kroonprins te noemen blijven eveneens heel Las Palmas het antwoord schuldig. Kroonprins, hoe zo. waar heb ik het over? Echter, voor iedereen hier is de komst van de nieuwe koningin een heuse gebeurtenis, bijna net zo groot als in Nederland. Máxima Zorregieta, haar faam is intussen niet alleen tot in de uithoeken van het koninkrijk der Nederlanden doorgedrongen, maar heeft zonder pardon ook de terrassen van mijn tweede woonplaats bereikt. Die Máxima gaat het helemaal maken!
         Nou is het ook een verademing, als je een tijdje naar de kop van Willem Alexander of het kapsel van zijn moeder hebt moeten kijken, maar toch? Een Argentijnse die ons land overneemt, wie had dat gedacht? Daar krijgen Marc Rutte en zijn maten nog wat mee te stellen, let op mijn woorden. Die schoonheid laat zich niet de kaas van het brood eten, no way! Dat wordt voor de premier iedere maandagmiddag opzitten, met Alex om de thee te serveren en de kersverse koningin met beide handen strak aan de touwtjes. Krijgt het volk niet wat het verdient? Nou dan!

         Intussen heb ik nog een nagekomen mededeling over de veranderingen van de “guagua”, door de ongeletterde wel stadsbus genoemd. Er zijn inderdaad meer nachtbussen volgens de dienstregeling, met name in het weekend, maar in de praktijk is het wel eens behelpen. De buschauffeurs zitten graag eens aan de koffie, voordat ze aan een rit beginnen. Afgelopen vrijdag heb ik op San Telmo van even over 11 tot bijna middernacht moeten wachten, voordat ik in nachtbus L1 kon stappen. Die was stamp- en stampvol met mensen die naar huis of naar een nachtgelegenheid bij mij in de buurt wilden.
         Enne... in maart, nu dus, zijn er ook de nodige wijzigingen in de dienstregeling. Mijn bus 12 (Puerto-Hoya de la Plata) naar het oude faculteitsgebouw doet nou ook de markt van Vegueta aan en gaat bij mijn uitstaphalte, Alicante, omhoog naar rechts en dan naar links over de Blas Cabrera Felipe naar o.a. het nieuwe faculteitsgebouw. Prima, aan de andere kant begint bus 13 tegenwoordig pas bij de al genoemde Markt van Vegueta. Die valt voor mij, als ik niet wil overstappen, dus definitief af. Vanaf nu moet ik, als ik naar mijn plekje tegenover Cristina op de afdeling wil, volstaan met bus 12. Die gaat door de week overdag om de 8½ minuten vanaf Santa Catalina, dus niet getreurd, amigos.

         Jullie willen tot slot nog een Spaans lesje? Een kleintje dan. Jaren geleden wou Marc perse met mij door alle etages van El Corte Inglés lopen om zich een beeld van de winkel op de Mesa y López te vormen. Nou bestaat de winkel niet uit één, maar uit uit twee omvangrijke gebouwen, eentje op nummer 15 en de andere er tegenover op nummer 18. Hier is, in het Spaans, wat er per etage zoal te doen is. Ik begin onderaan op nummer 15:
S3:
Zona de Aparcamiento
S2:
Zona de Aparcamiento
S1:
Electrónica, Imagen y Sonido, Informática, Fotografía, Seguros
PB:
Papelería, Cine y Música, Librería, Prensa, Souvenirs, Parafarmacia
P1:
Regalos Hogar
P2:
Menaje de Mesa y Cocina
P3:
Electrodomésticos, Cocinas, Baños, Ferretería, Automóvil, Mascotas
P4:
Texil Hogar, Decoración
P5:
Muebles
P6:
Rincón de las Oportunidades
P7:
Ambito Cultural, División Cmercial, IECISA, Dpto Personal.

         En omdat Marc er destijds maar geen genoeg van kon krijgen, heb ik hier ook de diverse bezigheden op nummer 18 voor jullie. Daar gaan we, ten tweeden male:
S4:
Zona de Aparcamiento
S3:
Zona de Aparcamiento
S2:
Zona de Aparcamiento
S1:
Supermercado, Limpieza, Flores y Plantes, Perfumería Popular, Pastelería, Rincón de Café, Golosinas, Club de Gourmet, Cajero Parking, Cajero Automático
PB:
Complementos de Moda, Relojería, Zapatería, Perfumería, Joyería, Gafas, Optica 2000, Estanco
P1:
Moda Mujer, Complementos, Lencería, Corsetería, Futura Mama, Pronovias
P2:
Moda Hombre, Complementos, Articulos de Viaje, Agencia de Viajes, Cajero Parking
P3:
Moda Niños, Moda Niñas, Complementos Juguetes, Cajero Parking
P4:
Moda Joven, Territorio Vacuero, Complementos, Cajero Parking
P5:
Deportes, Zapatería deportiva, Motos y Accesorios, S.A.P., Cajero Parking
P6:
Oportunidades, Tejidos Y Mercería, Peluquerías, Tintorería, Oficina de Correos, Agencia de Viajes, Servicio al Cliente, Carta de Compras, Taller de Relojería, Arreglos de Confección
P7:
Cafetería, Restaurante, Sala de Lactancia.
         Hebben jullie het allemaal onder de pet, alle etages? Jij ook, Floor? Dan mag Marc je nu wijzen waar de WC’s zijn, want die staan in bovenstaand overzicht niet vermeld. Je kunt er met een van de roltrappen en liften heen. Ook daarvoor kun je Marc het beste raadplegen; die is sinds jaar en dag echt ingewijde.

         Ik ben net even op de “waog” gaan staan en weeg nu 98 kilo. Op mijn wangen verschijnen al een paar rimpels; het lijkt wel of ik links zelfs het begin van een kuiltje krijg. Het wordt hoog tijd om even een pas op de plaats te maken. De rest van mijn overgewicht moet er maar een latere keer af, vanaf heden, vrijdagmorgen, mag ik weer even normaal doen.
         Zo meteen ga ik met mijn gele bus 12 naar de faculteit om jullie als palmpasencadeau geen palmtakje, maar deze brief te geven. Daarna is het louter en alleen “vivelevinke” van mij tot morgenmiddag laat, als Trudie en Marij hun opwachting komen maken. Of er in de anderhalve week daarna iets van brieven aan jullie schrijven komt, ik vrees het ergste. Ongetwijfeld ga ik voor de nodige van hun karretjes gespannen worden. En Marc en Floor, die hier in de straat een aantal dagen een hotel hebben in de “gooi week”, zullen het er alleen maar moeilijker voor mij op maken; die willen eveneens hun deel in de feestvreugde.
         Ga er dus van uit dat mijn volgende brief aan jullie pas na de Pasen verzonden gaat worden, maar wie weet. Voor nu, eet alvast eens een ei, liefst een zelf gekleurd ei, en zet de paashaas een tijdje in het zuur met laurierbladen en kruidnagels, dan is het beest over een week extra mals. Ik wens het jullie, tot later, hasta más tarde, a luego, van de man die aanstaande zondag best op een ezel Jeruzalem binnen wil trekken, ik dank jullie hartelijk. En dan staat hier mijn handtekening.

BOEKENBIJLAGE

         Omdat ik erg gecharmeerd ben van latere boeken van Don Winslow, heb ik ook maar eens wat van de man aangeschaft van iets eerder. In zijn boek “A long walk up the water slide” uit 1994 is op de binnenachterkaft een foto van de schrijver afgedrukt. Veel camera-ervaring heeft hij dan nog niet: hij staat er enigszins bezopen op, vind ik. Don Winslow heeft als student een serie boeken geschreven met ene Neal Carey als speurder. Zijn “Water slide”, letterlijk waterglijbaan, is daarvan het vierde. Volgens de uitgeverij stijgt hij daarmee uit boven het gangbare mysteriegenre, is hij nog komisch ook, waarvan acte.
         Neal Carey zit met zijn liefje Karen Hawley in hun huisje in Austin, Nevada, als zijn vader en eenarmige bandiet Joe Graham hem met een bezoek komt vereren. Hij heeft een cadeautje bij zich heeft in de vorm van suikertaart Polly Paget, die een tijdje verstopt moet worden. Daarbij wordt aan Neal gevraagd om haar Amerikaans een beetje op te poetsen, want ze gaat wis en waarachtig haar oude baas Jack Landis voor het gerecht slepen, omdat die haar zou hebben aangerand. Dat ze al een tijdje met hem het bed deelt, doet daar niks aan af; hij moet nu financieel bloeden, vindt Polly. En wie is Jack Landis? Dat is een beroemdheid, met een restaurantketen en tv-show, samen met zijn vrouw Candy, die dagelijks de huiskamers van heel Amerika binnendringt via hun Family Cable Network. In het programma ontvangen ze getweeën foute gasten, geeft Candy haar eetrecepten en maken ze aan één stuk door reclame voor hun pretpark Candyland in aanbouw.
         Natuurlijk gaan allerlei figuren zich met Polly Paget bemoeien, zeker als die zelf ook een duit in het zakje doet door de verkeerde mensen te bellen. In een mum van tijd staan bijv. “hitman” Overtime, smeerlap Joey “Beans” Foglio en de door Candy ingehuurde Chuck Whiting voor de deur. Hun motieven om Polly te spreken te krijgen zijn niet allemaal even positief. Gelukkig bieden naast Neal en Joe nog andere mensen Polly een helpende hand, zoals PI Walter Withers namens Top Drawer Magazine, café-eigenaar Brogan met zijn hond Brezhnev en het bankduo Ethan Kitteridge & Ed Livine. Het toneel verplaatst zich vervolgens naar Las Vegas en San Antonio, voor de finale zijn we allemaal uitgenodigd in het pretpark Candyland, waar ingenieur Musashi Watanabe gereed zit om zijn majestueuze waterglijbaan te demonstreren.
         Ik geef hier als tussendoortje een aardig voorbeeld van de humor in het boek. Joe Graham laat Joey “Beans” Foglio zien dat het hem ernst is door een groot gekarteld barbecuemes tegen zijn kloten te zetten en hem mede te delen: “Did you ever want to sing in the Vienna Boys’ Choir? Or wait on the nice ladies in a Turkish harem? Or change your name to Joey No Balls?”
         En toch, echt blij kan Don Winslow mij met “A long walk up the water slide” niet maken. Met enige goede wil kan ik het boek best een thriller noemen, er vallen immers genoeg doden, maar het lijkt wel of niemand in het boek dat echt deert. Het Neal Carey mysterie, dat ik voorgeschoteld krijg, is voor mij meer om te lachen dan spannend. Om heel eerlijk te zijn vind ik het helemaal niet spannend en zit ik een recensie te schrijven over een boek dat het vooral van de moppen en grollen moet hebben. Helaas, Don Winslow, ben ik meer van de bloedstolling dan van de dijenkletser en dus geef ik je voor “A long walk up the water slide” niet meer dan een 6, vooruit een 6+, maar daar laat ik het bij.

         Vind ik mijn tweede boek van dit weekje dan veel beter? Dat staat te bezien. Ik deed deze week zo maar eens een blinde greep in een van mijn twee boekladen en waarmee kwam ik op de proppen? Een ouwetje van Ellery Queen. Voor de kenners: ook Ellery Queen is, net als bijv. Roslund en Hellström, een duo mannelijke thrillerschrijvers. Frederic Dannay & Manfred B. Lee, twee neven. Met meer dan vijftig boeken hebben ze in het verleden hun sporen wel verdiend. Een van hun beste, heb ik ergens gelezen, is “And on the eighth day” uit 1964. Bij Het Spectrum verscheen het in 1969 als Prismadetective onder de titel “En op de achtste dag”. En nou heb ik het in mijn hand, meer dan vijftig jaar later. Het speelt in het voorjaar van 1944 ergens op de grens van Californië en Nevada.
         Ellery Queen is de hoofdpersoon in zijn eigen boek. Hij zit min of meer vast in de Amerikaanse Sahara, als hij uit het niets bij een ouderwetse kruidenierswinkel komt, waar echt alles te koop is. De nering heet “Het einde van de wereld” en ene Otto Schmidt zwaait er de scepter. Ellery Queen treft er de stokoude meester (Willy) en magazijnmeester Storicai. De meester, ook wel patriarch genoemd, is bijzonder van hem gecharmeerd, zijn naam Ellery, Elroï staat borg voor geestelijk succes. Dus wordt hij meegetroond naar een bij de heuvel van Crucible gelegen dorpje Quenan, dat niemand kent en waar 203 mensen heel ver van de bewoonde wereld hun domicilie hebben. Ze zouden er al zitten sinds de jaren 70 van de negentiende eeuw, zeventig jaar dus
         In het dorpje heeft al vijftig jaar geen misdaad meer plaatsgevonden. Maar net als Ellery Queen zijn opwachting maakt, gaat het ineens gloeiend mis. Storicai wordt vermoord, een van de andere elf van de kroonraad of iemand van het drietal meester, opvolger en toezichthouder moet het op zijn geweten hebben. Ellery Queen doet waarvoor hij is gevraagd te komen en ontrafelt de misdaad; daarvoor zijn wel twee stappen nodig.
         Gezegend zij het Woord, met een hoofdletter. De meester grijpt graag terug op het boek Mk’h, maar daar kan Ellery Queen niks mee. Wat vind ik ervan? Voor een boek dat zeer gedateerd is, valt het me alleszins mee. Ellery Queen weet er gaandeweg zowaar echt een puntje aan te zuigen, aan zijn “En op de achtste dag”. Dat beloon ik hier, hij (ze) krijgt van mij een volle 8 als recensiecijfer voor het boek. Wie zei er dat ik eigenlijk geen boeken van vóór 1980 meer zou moeten lezen? Heb ik dat zelf bedacht? Nou, daar moest ik dan maar eens van terugkomen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten