donderdag 28 december 2017

Weblogbrief 13.08, 28 december 2017

Weblogbrief 13.08, 28 december 2017

Querid@s amig@s y familia, zoals aangekondigd is hier brief nummertje 8, nog vóór het einde der tijden, zelfs vóór 2018. Laat ik er maar het beste van maken.
‘s Ochtends al is me iets opgevallen dat vermelding verdient. Om een uur of 12 gaat de bel doordeweeks (op meer etages) iedere dag. Als ik in de buurt ben, neem ik als eerste de telefoon van de buitendeur aan. Dan hoor ik een onmiskenbare dame roepen: “Cartero”. Zou dat niet “cartera” moeten zijn, als het een dame betreft? Of is postbode een min of meer onzijdig beroep, zoals in het Nederlands bij bijv. dokter en buschauffeur het geval is. Is een “cartera” alleen een portefeuille of een tas?

Als ik afgelopen vrijdagmiddag om half 2 op de universiteit kom, is er op Adriana na, echt niemand meer te bekennen. Op haar “¿Que tal?” zei ik maar weer eens “Muy bien”, wat me als een tweede zinnetje “Me alegra” oplevert. Ik had het slechter kunnen treffen dan met deze voluptueuze collega.
Terug op mijn kamer op de universiteit vrijdag heb ik uiteraard eerst mijn vorige brief aan jullie verstuurd – dat kan maar gebeurd zijn – en daarna mijn mailtjes gelezen en eventueel beantwoord.
Vervolgens was Noam Chomsky aan de beurt. Ik heb geboeid naar een recente lezing van hem zitten kijken en luisteren. Ze duurde een 40 minuten met daarna wat vragen. De bekende “pensionista” had het over de belangrijkste bedreigingen van de mensheid, het gevaar van een nucleaire oorlog voorop. Wisten jullie dat het met name in 1983, onder Reagan in de V.S., bijna helemaal mis ging, omdat het land een aanval op de U.S.S.R. aan het uitproberen was? Ook de klimaatcrisis kwam in Chomsky’s verhaal voorbij, met de nu al gigantische aanslag op het voortbestaan van allerlei dieren en planten. In hoeverre die veroorzaakt wordt/is doordat wij als mensen er een rotzooitje van aan het maken zijn dan wel omdat we heel langzaam naar een nieuwe ijstijd gaan, blijft een onderwerp van discussie, vind ik. Noam Chomsky had het daarna ook over de malafide rol van de NAVO, zelfs nadat in 1989 de U.S.S.R. uit elkaar viel. Wat is er toch gaande met al die oefeningen van de NAVO op een steenworp afstand van de Russische grens en het idee om Oekraïne te laten toetreden?

“Geheel verkwikt” stap ik om ongeveer 5 uur in bus 12 terug naar het centrum. Onderweg zie ik een advertentie van een nieuwe film, “Ferdinand”, die vanaf vandaag in de bioscoop draait. De stier krijgt als motto mee: “Bravo por fuera, tierno por dentro”, dapper van buiten, zacht van binnen. Het lijkt wel een goed doorbakken pizza. Ik neem aan dat kinderen zoals Lux & Dalí hem niet ongezien zullen laten. Niet ongezien? Dan heb ik hier een citaat van Hendrik Groen: is knap knapper dan niet onknap?
Uitstappen doe ik, zoals meestal, pas voor het parkje bij het Lichtkasteel, Castillo de la Luz. Laat ik dat vandaag eens anders benoemen: het parkje met het beeld van de “cambullonero”. Tussen al het groen en de bloemen in bloei staat een knappe zwarthandelaar, met een zak op zijn rug vol met onduidelijke spullen. Mijn woordenboek heeft het woord niet, wel “cambullon” dat staat voor zwendel, oplichterij. Een zwarthandelaar, smokkelaar staat genoteerd als een “estraperlista”.
“El cambullonero”, zo heette – als ik het wel heb – het café van de aardige Hamburgse vrouw aan de boulevard onder restaurant Casa Carmelo. Op het terras van de zaak dronk ik met Noé vroeger af en toe mijn Paulaner bier, soms met op de achtergrond “levende muziek”? Nu heet het café “Ginger”; het is verworden tot een foute zaak, helaas, met een bar uit het jaar nul. De klandizie is er overigens niet minder om.

Deze zaterdag is om 12 uur Canarische tijd de voetbalwedstrijd Real Madrid-Barcelona, de wedstrijd der wedstrijden, “el clásico”. Als om kwart over 11 uur de volkszangers bij het standbeeld van Lolita Pluma mij het leven beginnen zuur te maken, acht ik de tijd rijp om deze brief even deze brief te laten en mij elders, dus niet op dat stukje Santa Catalina, een plekje voor een buis te verwerven.
Het wordt deze keer plaza Farray, op zeg 10, 15 minuten lopen van mijn Luis Morote. Ik bemachtig een mooi plaatsje bij de Salmón Sushi Bar, in het midden op de tweede rij, met prima zicht op het grote beeld iets hoger. Het is nog even aftellen tot het 12 uur is, maar een klok op de tv zorgt daarvoor, met zicht op het grasveld van het “stadio Santiago Bernabéu” in Madrid. Het moet in het stadion intussen een leven als een oordeel zijn, met alle geklets en aanmoedigingen uit honderdduizend kelen, maar daarvan krijg ik op het terras hier niks mee. Ik moet het met een pracht beeld doen, maar zonder geluid. Dat zie je hier wel meer, helaas.
De obers van Salmón op plaza Farray serveren intussen naast koffie en spa ook emmers met flesjes bier op ijs uit, Estrella Galicia, of het niks kost. (Is dat niet ook iets voor de Poort met zijn flesjes Jupiler, nu het Brand bier steeds neutraler gaat smaken?) Ook de Duitse Paulaner doet het goed op de zaterdagmorgen of is het intussen al lunchtijd. Vooraf gok ik dat 1-1 de einduitslag zal worden.

Dan is het aftrappen geblazen. Al direct in de wedstrijd blijkt dat ik ingeklemd zit tussen bijna alleen Realsupporters. Als Cristiano Rolando met zijn pas gesoigneerde kop in minuut 2 een evident buitenspeldoelpunt maakt, veert het terras als één man op. “Dat was toch een zuiver doelpunt”, hoor ik overal om mij heen. Niettemin, in de eerste helft heeft Real Madrid het meer voor het zeggen dan Barcelona. Ronaldo lost een paar prima schoten op doel, maar maait ook een keer in zeer kansrijpe positie finaal over “la pelota” heen. Een mooie kopbal van Benzema belandt op de buitenkant van de paal. Daartegenover zet ik twee mislukte pogingen van nieuwkomer Paulinho van Barcelona. Mijn Lionel Messi, die wel voortdurend de lakens uitdeelt, wordt aanhoudend gedekt door twee à drie man van Real. Het is aan de andere Barcelona-spelers om daarvan eventueel te profiteren.
In de rust, “el descanso”, mogen wij net als de spelers even op adem komen. Dan begint deel 2 met een waar offensief van Barça, dat nog succes heeft ook. Eerst schiet in minuut 53 Luis Suárez raak na een prima combinatie van Rakitic naar Messi en van diens voet naar de Uruguayaan. Dan, in minuut 62, gaat het finaal mis met Real. Een bal voor en in het doelgebied klutst echt alle kanten op, komt ook op de paal, en wordt dan met de hand van de doellijn geslagen; door wie, ben ik kwijt. In ieder geval is het voor die persoon “fuera”, een rode kaart. Lionel Messi benut daarop de penalty – wat een poeier van een schot – en de wedstrijd is definitief gespeeld. Zelfs Gareth Bale, die op halve kracht nog invalt, kan daar iets aan veranderen. Dat invaller Vidal van Barcelona er in blessuretijd nog 0-3 van maakt, is vooral interessant voor de statistiek.
Zelfs als wereldkampioen Real Madrid zijn inhaalwedstrijd wint, staat Barcelona nog steeds 11 (elf) punten voor op de eeuwige concurrent. Luis Suárez mag dan voor de Real-aanhangers op mijn terras een “peligrorero” zijn, iemand die zich te graag laat vallen, en Lionel Messi maar een “miseria” van speler van het jaar Cristiano Ronaldo, alles bij elkaar genomen vind ik de overwinning van Barcelona wel verdiend.

Op het terras naast Salmón wordt na afloop wel druk gejuicht. Ik loop door naar mijn favoriete kippenboer om de hoek daar, voor een hele “kip aan het spit” met bijbehorende “papas”, opgebakken aardappeltjes. Om kwart over 2 ben ik weer op het honk, doe er mijn ensalada Americana bij en begin aan een eetslag. Ensalada Americana, jongens en meisjes, is een mengsel van enkele soorten koolsalade met mayonaise. Ik heb die wel vaker als groente op het menu staan. De schijf van vijf is aan mij besteed. Voor Marij voeg ik hier aan mijn maaltijd toe dat het vel van de kip ook deze keer knappend lekker is.

Dan is het intussen al kwart voor 4 en hoog tijd om John Prine bij jullie te introduceren, als jullie hem nog niet kennen. Hij is maar luttele weken jonger dan ik, van 10 oktober 1946 volgens de Wikipedia. Bij leven en welzijn heeft John Prine tot dusver al ruim 20 lp’s en cd’s op zijn naam staan. Ik heb drie studio-albums van hem plus – ongetwijfeld van Peter gekregen – cd’s van drie live optredens. Mijn studio-cd’s zijn van 1999 “In Spite Of Ourselves (met enkele dames), van 2000 “Souvenirs”, en van 2005 “Fair & Square”. Op de laatste staat het nummer “Glory of true love” of moet ik “Crazy as a loon” de voorkeur geven. Het bijzondere is dat het twee nummers zijn, direct na elkaar op de plaat, die een totaal verschillende tekst hebben op een en dezelfde melodie. Normaliter kom ik niet verder dan een nieuwe tekst in een andere taal, bijv. in het Nederlands, van een buitenlands nummer met dezelfde melodie of een min of meer plagiaatversie van een nummer dat anderen dan de tweede auteur eigenlijk niet horen te kennen. John Prine is de man die weer eens met iets nieuws op de proppen komt.
Toch kies ik hier voor de cd “Souvernirs”. Daar staat op het einde zijn hit “Hello in there” op en daar kan ik niet omheen. In volgorde zijn de nummers:
01.Souvenirs
02.Fish and whistle
03.Far from me
04.Angel from Montgomery
05.Donald & Lydia
06.Christmas in prison
07.Storm windows
08.Grandpa was a carpenter
09.The late John Garfield blues
10.Blue umbrella
11.Six o’clock news
12.People puttin’ people down
13.Sam Stone
14.Please don’t bury me
15.Hello in there
Met een overmaat aan goede wil kan ik van “Souvenirs” een kerstplaat van maken, maar laat ik het hier op een pre-kerstplaat houden. Naast uiteraard “Hello in there” komen voor een bijzondere vermelding van mij in aanmerking: “Souvenirs”, “Angel from Montgomery”, “Donald & Lydia”, “Storm windows”, “The late John Garfield blues”, “Blue Umbrella” en “Sam Stone”. Dat zijn er een heleboel.

‘s Avonds kijk ik “Braveheart” af. Ik had vrijdagavond al een stukje bekeken, maar op zaterdag moet het overblijvende merendeel er ook aan geloven, van de volle 2 uur en 50 minuten. Dus krijgt de film uit 1995 nu pas zijn plek in deze brief. Regisseur is Mel Gibson die zich ook de hoofdrol toeëigent, die van William Wallace. De film krijgt vijf Oscars, waaronder die van de beste film van het jaar.
Aan de orde is de beginnende vrijheidsstrijd van de Schotse bevolking in de dertiende eeuw tegenover het Engeland van koning Edward I de Longsharks en zijn edelen. Gewone jongen William Wallace ziet als kind eerst zijn vader en broer vermoord worden en daarna als jongeman de mooie Murron, met wie hij net stiekem getrouwd is (om te vermijden dat een edele het recht van eerste nacht opeist). Hij gaat zich met hand en tand verzetten en zich inzetten voor de vrijheid van de bevolking van zijn Schotland. Zijn boerenleger – met als zijn rechterhand Hamish – wint tot eigen verrassing en die van Edward I enkele grote veldslagen, in Schotland en in het Noord-Engelse York. Dan gaat het fout, mede omdat de Schotse edelen met hun soldaten zich niet bij William willen aansluiten, zich laten omkopen door Edward I en hem in de steek laten. William Wallace wordt gevangen genomen en in het openbaar terechtgesteld. (Dat kan niet voorkómen dat Schotland onder Robert The Bruce toch losser komt te staan van Engeland en later zijn onafhankelijkheid claimt.)
Ik had persoonlijk voor de rol van William Wallace liever een andere acteur gekozen dan Mel Gibson zelf; ik vind diens kop niet goed passen bij zijn schelmenrol. Niettemin, regisseur Mel Gibson doet William Wallace en de vrijheidsstrijd wel eer aan. Het is voor de zoveelste keer dat ik de film zie, maar “Braveheart” blijft mooi, vooral heel indrukwekkende ouderwetse slagvelden. De soms melige tussenstukken, die ik alweer uit mijn hoofd gebannen had, zijn de regisseur daarmee vergeven. Dit is een “largometraje” om te bewaren.

Vanmorgen op zondagmorgen heb ik mijn vorige brief nog eens nagelezen en wat me opvalt is hoe positief ik de ene na de andere alinea geformuleerd heb. Dat geldt eerlijk gezegd voor al mijn brieven. Ik zit mezelf niet voortdurend in te houden, omdat ik dat zelf wil, maar omdat ik anders bij iedere oneffenheid wel door iemand van jullie op de vingers kan worden getikt. Voorbeelden daarvan zal ik niet geven, maar het vooral luchtig houden is mij kennelijk geraden. Anders zwaait er wat!

Dan is het tijd om mij in een nieuw trui te hijsen. Ik bedoel echt ‘nieuw”, de aan mijzelf uitgereikte kerstsurprise van Benetton: een dunne, witte polo. Ik moet wel uitkijken bij het koffie drinken en eten, want anders kan hij zo weer in mijn wasmand, met een paar lelijke vlekken hier en daar. Op kleuren als donkerblauw en zwart zie je een stuk minder ongerechtigheid.
Trots loop ik om 11 uur naar de “rastro” met de intentie om mijn voorraadje film-dvd’s verder op peil te brengen. Zowaar zie ik een cd liggen van Los Gofiones. Ik heb er al eentje in huis van de groep samen met Mary Sanchez, maar – voor een eurootje ben je nooit bekocht – komt daar nu “Canarias Canta” bij, uit 1999. Ik weet niet of mijn Palmese buurman toen al bij Los Gofiones was; op de foto kan ik hem in ieder geval niet eenvoudig ontdekken, maar dat kan aan mijn kippigheid liggen. Natuurlijk zal ik jullie t.z.t. laten weten wat ik van de cd vind.

‘s Avonds op de 24ste is het hier voor een “soltero” echt behelpen. Om 7 uur zijn alle vier cafés in mijn stukje straat dicht en ik zie steeds minder mensen voorbijkomen. Wel was het vanmiddag extra druk in de parfumeriezaken hier, zondag of niet. Het is inmiddels “Nochebuena” en dan worden hele families verondersteld om bij elkaar te kruipen voor een goed glas en een copieuze maaltijd. Voor religieuze gedachten is er in Las Palmas absoluut geen tijd meer.
Bij Arkay bij mij tegenover is het nu feestvieren. Iedereen van het personeel heeft een feestmuts op of loopt met elandhorentjes op zijn hoofd rond. Het is echt innemen geblazen. De vrolijke baas van de zaak, met zijn rode puntmuts op, is niet te beroerd om met de dames een voor een een dansje te maken op de stoep. Enkele buren, zoals de man op één hoog boven de zaak, van de katten, nu nog maar één, komen ook een glaasje wegwerken. Ik bekijk het allemaal het liefste vanaf mijn balkon. Helaas, om een uur of 8 is het zelfs bij Arkay finito.
Wat mij van later op de avond vooral nog bijstaat, is dat ik voor het eerst met bommetjes in de straat geconfronteerd word. “Desgraciadamente”, zou Paco mij op het Spaanse schooltje nagebouwd hebben. Ik heb er absoluut geen toestemming voor gegeven, maar heb ermee te “dealen”. Wat staat mij morgen, op “Navidad”, en de week erop nog te wachten?

‘s Nachts wordt ik een paar keer wakker van lawaai op straat. Met name vóór het nachtcafé, dat nu “369” heet, staat een hele trits mensen te paffen en een boom op te zetten. Dat mag binnen kennelijk niet. Gelukkig ben ik een prima slaper en “maak” ik – met minimale tussenstops – toch gemakkelijk mijn negen uur.
Als ik maandag, Eerste Kerstdag, om kwart over 8 op het balkon kom, zie ik heel wat mensen bij de bank tegenover mij, zittend en staand. Ik moet toch eens naar binnen bij “369”, al was het maar om eens goed af te schatten hoe groot de zaak is. Immers, in de vroege morgen zie ik er echt tientallen mensen – uitgefeest, uitgedronken, zijn de pillen op? – naar buiten komen. Aan de deur staat een gitzwarte portier vrolijk te doen, meer een in- dan een uitsmijter. Maar de drukte is wel min of meer voorbij, als de kennelijke baas, een zwarte man in de rolstoel, later op de ochtend poolshoogte komt nemen.

Papá Noel is in het land; daar hoort een levensechte kerstplaat bij. Van Gretchen Peters, geen Duitse, maar een begenadigde Amerikaanse country-zangeres van mijn leeftijd, heb ik alle platen. Ik reken haar tot mijn favoriete muzikanten. De enige nog ontbrekende cd van haar is mij in oktober door Rocky aangereikt: “Northern Lights” uit 2008.
Hoe het mogelijk is, weet ik niet, maar dat is een 100% kerstplaat. Op de hoes zie ik een staartster die twee kanten op wijst. De Here Jezus, met zijn uitgetelde moeder en voedstervader, ligt in zijn krib en je ziet hem denken: “Vrede op aarde voor de mensen van goede wil”. ALs jullie het aan niemand doorvertellen, geef ik hier de elf nummers van Gretchen Peters’ kerstplaat:
01.Angels
02.Careful how you go
03.Christmas time is here
04.Coventry carol
05.December child
06.I wonder as I wander
07.In the bleak midwinter
08.Northern lights
09.Silent night
10.Song for a winter’s night
11.Waitin’ on Mary
Vind ik dat Gretchen Peters deze cd nooit van haar leven had mogen maken? Eigenlijk wel! Christ, the savior is born, zo kan die wel. Ik geef het album één dagje, maar dan moet het afgelopen zijn. Al haar andere cd’s zijn stukken beter.

Kunnen jullie je van vroeger herinneren dat stamppot die over was en een van de dagen erop opnieuw werd “opgebakken”, dat die dan minstens zo lekker smaakte als de eerste keer? Op Eerste Kerstdag (een tweede is hier niet) haal ik een pan uit de ijskast met een mengsel van kip – een halve kip in stukjes, over van zaterdag – en overgebleven aardappelen. Het mengsel gaat met wat olie in de koekenpan en vijf minuten later zit ik aan mijn enige, echte kerstmaal. Het is weer eens wat anders dan het standaard varkenshaasje of een bekende rollade met suf gekookte aardappels en idem doppertjes. Ik geniet echt, zeker als ik mezelf er ook nog een (alweer) ensalada Americana bij kan serveren. Als toetje – dat hoort erbij met Kerstmis – heb ik een halve liter chocoladevla van Remy Picot, “listo para tomar”, klaar om te nemen. Je kunt hem opwarmen, maar ik prefereer de “frio”-versie. Dat is nog eens andere “koek” dan de nieuwe, “extra rijke” chocoladevla die Albert Heijn met veel poeha verkoopt.

Als ik ‘s middags op mijn balkon zit te lezen, zie ik in mijn straat een stokoude man voorbij lopen, “muy viejo”. Het is meer op en neer lopen, want op het einde van mijn stukje straat draait hij om en komt terug langs mijn woning en daarna herhaalt hij het de nodige keren. Hij is in het zwart, met een zwart hoedje op, maar of hij nog helemaal bij de pinken is, betwijfel ik. Hij heeft een cd-speler in de hand, waarop op volle sterkte Spaanse muziek speelt, best mooi, maar niet voor een hele middag. Ik ben dan ook blij, als hij eindelijk de brui eraan geeft en naar elders verdwijnt.
‘s Avonds is het aan de boulevard een drukte van jewelste. Iedereen wil zijn of haar gezicht laten zien. Bakkerij Granier, sinds een paar jaar royaal vertegenwoordigd in het straatbeeld, heeft een chocolade cake - of is het taart - in de reclame. Als aanprijzing staat er op de aankondiging: “La tentación hecha con cacao”, de verleiding gemaakt met cacao. Ik heb persoonlijk meer met het lekkers van Remy Picot, zie boven.
Vandaag zou ik de kerststal van zand voor jullie aandoen, maar daar is het zo druk dat ik dapper doorloop. Er staat nu met kerstmis een rij wachtenden van echt vele tientallen meters lang, met zelfs een bocht erin. Ik kom erop terug bij jullie, als ik wel mijn gezicht daar heb laten zien.
“Hace frio”, het is koud, volgens mijn buren op de bank bij het NH Imperial hotel, met aan de overkant een nieuwe nering, genaamd “Carpe Diem”. Vlak voor mijn neus komen mensen voorbij in echt alle soorten outfit, van alleen een T-shirt aan tot een winterjas met sjaal en muts.
Een man die iets lijkt te hebben met sterrenkunde, komt twee telescopen neerzetten om ons een compleet beeld van de maan te geven en wie weet, ook nog eens van Venus of dergelijke. Wie door zijn apparaten wil kijken, mag daar wel een euro voor neertellen. Dat lijkt me een goed moment om eens op te stappen en mijn “piso” op te zoeken.

Daar zoek ik een film uit die verondersteld wordt de kerstsfeer goed weer te geven, niet te akelig. Het wordt “Mona Lisa Smile” van regisseur Mike Newell uit 2003. De hoofdrol is vergeven aan niemand minder dan “sjaatsmoul” Julia Roberts (de vrouw die bij Topaz bij mij op de hoek het uithangbord is van “La vie est belle”, een parfum van Lancôme).
De Amerikaanse film speelt in het schooljaar 1953-54. De jaren zestig, als de jeugd de macht gaat overnemen van het establishment, zijn nog net niet in beeld. Een jonge vrouw, afgestudeerd in de kunstgeschiedenis, Katherine Watson (Julia Roberts), gaat les geven op “Wellesley college” in New England. Dat blijkt een aartsconservatieve instelling voor meisjes te zijn. Eigenlijk worden die er vooral voorbereid op zo snel mogelijk goed trouwen en huismoeder worden met een stelletje kinderen, terwijl de echtgenoten voor het geld zorgen. Een collega die in hetzelfde huis als Katherine woont, de lesbische Amanda, wordt in het begin van de film ontslagen, als ze als verpleegkundige condooms uitdeelt. De “alumni”, aan wie Katherine lesgeeft, leren het stencil kunstgeschiedenis van de vorige leraar al vooraf uit het hoofd en sommige van hen vinden Katherine “subversief”, als die hen ook wil leren om zelf na te denken en zich dan pas een mening te vormen. Gaandeweg komt er mondjesmaat wel enige beweging in de groep: Joan, Connie, Giselle, Nancy en anderen gaan zich toch enigszins losmaken van de al te conformistische mores op de school. Alleen Betty – die ook het schoolblad runt – blijft heel lang vasthouden aan de traditie, trouwt nu ook al met haar vriend Spencer en zet Katherine te kijk in het blad in een “editorial”. Terzijde gaat het in de lerarenkamer evenmin van een leien dakje, met mensen zoals schoolhoofd Jocelyn Carr en leraar Italiaans Bill Dunbar.
Mooi tussenstukje, een advertentie van een merk stofzuiger: “Christmas morning, she’ll be happier with a Hoover”. Is er nog iemand die de Hoover herkent als een apparaat van de jaren vijftig?
Julia Roberts, met de aparte glimlach net als op het schilderij van de Mona Lisa, speelt in de film de sterren van de hemel, vind ik. Het thema – enige rebellie op een traditionele school – is bepaald niet bijzonder origineel. Ik heb vaker soortgelijke films gezien. Toch verbaast het me zeer dat deze film niet heel bekend is geworden (in ieder geval niet bij mij). Het had zo maar een kaskraker kunnen zijn zoals “Notting Hill” met dezelfde Julia Roberts. Ik neem de dvd mee terug naar Maastricht en als iemand hem wil zien, kan hij of zij hem van me lenen. Wel na afloop teruggeven graag voor een volgende.

En dan is het al weer “dia de San Esteban” of hoe heet Tweede Kerstdag in het Spaans. Ik ben blij dat ik weer een andere cd mag opzetten, eentje die met de weeën van Maria en geboorte van de Zoon Van God niks uitstaande heeft. Ik heb eerder al eens kort aandacht besteed aan de Rooftop Singers: Erik, Bill & Lynne, maar hier zijn ze op reprise, met een complete cd: “1962-1968, The Best (Vanguard Years)”. Het is er eentje met maar liefst 27 nummers. Ik zet ze voor jullie in twee rijtjes naast elkaar:
01.Walk right in
15.Wild morning thyme
02.Dip your fingers
16.Sn Francisco bay blues
03.You don’t know
17.Hey boy
04.I’m just have to get my baby out of jail
05.Shoes
18.Old Joe Clark
06.Houston special
19.R.C.Frog
07.Tom Cat
20.Swing down sweet chariot
08.Cool water
21.Those brown eyes
09.Hail John
22.Mama don’t allow
10.It don’t mean a thing
23.I’m on the way
11.Rissety, rossety
24.Ha ha thisaway
12.Waiting on the railroad
25.Brandy leave me alone
13.Somebody came home
26.Twelve string
14.Eighteen, nineteen
27.Good time!
Ik weet het: nogal wat mensen zien weinig brood in jaren 50-60 folk muziek van blanken huize, laat staan dat ze het muziek van de bovenste plank vinden. Niettemin, ik vind het wat en daar gaat het hier om. En is het niet een schande dat de groep na wereldhit “Walk right in” uit 1963 de mist in is gegaan, omdat de opvolger “Tom cat” niet netjes genoeg gevonden wordt door een aantal zeer conservatieve Amerikaanse smaakmakers. Dan ben je van het ene op het andere moment “uit”, zelfs als er op het nummer niets , maar dan ook niets aan te merken is. Voor mij klinken de Rooftop Singers net zo goed als bijv. Peter, Paul & Mary, de Big 3 of zelfs het Kingston Trio.
Favoriete liedjes voor jullie uitzoeken, het blijft iets heel subjectiefs hebben. Op deze compilatie kies ik, althans deze week, naast “Walk right in” en Tom cat” voor “I’ve got to get my baby out of jail”, “Cool water”, “It don’t mean a thing”, “Somebody came home”, “San Francisco bay blues”, “Those brown eyes”, “Mama don’t allow”.en vanzelf “Brandy leave me alone”.

Op mijn avondwandeling op “Boxer’s day” ga ik de “belén de arena” toch maar bezoeken. Op die dag, wel in de feestweek, moet het maar lukken. Een rij bij de ingang bespeur ik niet, maar als ik langs de “staties” loop, word ik wel getempteerd door het voortdurende geklik van fototoestellen. Voor en achter me wordt er aanhoudend halt gehouden en geposeerd: men wil al te graag later thuis aan familie en bekenden laten zien dat men er geweest is. Mij zint het niet, dat op de achtergrond van tientallen kiekjes en filmpjes van kinderen staan.
Het is intussen alweer het twaalfde jaar dat ik hier met kerstmis door het Las Canteras zand banjer. Achtereenvolgens ben ik dit jaar goed voor: (1) een pyramide met de aankondiging van de “belén de arena”, (2) het paleis van Herodes, (3) olifanten bij een tempel met opschrift: Tempus est in manus harenae, (4) de boreling met zijn ouders en de os en de ezel, (5) herders met hun schapen, (6) de drie wijzen uit het oosten en hun giften, (7) de kindermoord in opdracht van Herodes, (8) de vlucht van Jezus, Maria en Jozef naar Egypte. In minder dan vijftien minuten heb ik de hele statieweg afgelopen, inclusief de diverse onderbrekingen, en ook maar een beetje onder de indruk zijn, dat kan ik er helaas niet van maken.
Wordt het misschien tijd voor iets anders, iets nieuws, verzucht ik maar weer eens, om de “felices fiestas” in te kleuren? En als het per se weer een kerstkleur moet hebben, waarom niet eens voor de variatie een serie taferelen rond één enkel thema, bijv. alleen over de staartster of uit den treure plaatjes van de kindermoord?

We gaan naar de woensdag, die ik begin met te vertellen dat “we” nog niet af zijn van de grijsaard met cd speler. Al om 9 uur, als ik goed en wel mijn tweede boek zit uit te lezen, mag ik zijn luide Spaanse muziek weer aanhoren. Carlos en een van de dames van Franceso kijken er met vertedering naar, ook als hij op herhaling gaat. Wie ben ik dan om de politie erop af te sturen.

Het is jammer dat de bibliotheekjes nog een paar weken dicht zijn. Daardoor ben ik teveel op de boulevard aangewezen. Vanavond krijg ik een folder in mijn handen gestopt, waarin staat waar ik het beste mijn “articulos pirotécnicos”, vuurwerk dus, voor de jaarwisseling kan gaan kopen. Dan heb ik het over bijv. “cohetes”, “voladores”, “petardos” en “tracas”, oftewel raketten, vuurpijlen, bommetjes en rotjes. In één moeite kan ik dan ook nog een aantal “fuentes” en “volvanes” bemachtigen, maar wat dat precies zijn, vertelt mijn Spaans-Nederlandse woordenboek niet. Jullie weten het: ik moet er echt niks van hebben.

Verder gebeurt er weinig, als ik niet in herhaling wil vallen. Het kan niet alle dagen feest zijn, roep ik maar eens voor me uit. Bij de Superdino koop ik wel een nieuwe pot pindakaas, nu van de firma Bongo. Die wordt mij aangeprezen als “smeuig” dan wel “smooth”. Bongo, het merk is mij volkomen vreemd, maar wie niet waagt, die niet wint.
Is pindakaas een beleg dat vooral in Nederlandse en Engelse streken zijn liefhebbers kent, en dan nog eens bij voorkeur de kinderen? Je zult, denk ik, een Kanariepiet of een Spanjool van de “Peninsula“ niet gemakkelijk met een toastje met pindakaas voor zich zien zitten.

Een appje van Noé kondigt zijn a.s. bezoek aan de stad aan, komend weekend. Ik heb hem terug-geappt, in het Engels, dat ik alle dagen “available” ben.
Mijn quizvraag voor nu is: merken jullie er iets van dat de dagen alweer aan het lengen zijn? Of ben ik te voorbarig? Hier merk ik er ‘s ochtends nog niks van, dan blijft het donker tot zeg kwart voor 8. In de avond doe ik er wel al een kwartiertje bij en zie de lantaarns pas om kwart voor 7 gaan branden.

En hiermee komt een einde aan mijn achtste brief. Vanmiddag hoop ik hem op de universiteit aan jullie te kunnen versturen. Als het aan de portier ligt die mij daarover afgelopen vrijdag te woord stond, gaat dat zonder meer lukken. De aankomende week, die met oudejaarsavond op zondag en de intocht van de drie koningen op vrijdag, is het faculteitsgebouw dicht, dus dan ga ik voor mezelf ook noodzakelijkerwijs een briefpauze inlassen. Heel misschien laat ik in de eerste week van 2018 toch nog van me horen op de woensdag, op de verjaardag van Greetje (die dan wel met Harry in Extremadura zit, in Spanje aan de Portugese grens). Mijn volgende brief aan jullie heb ik pas in gedachte voor 8 of 9 januari, 2019 wel; te verstaan.
Ik ga er deze keer uit met een “próspero nuevo año”, gelukkig nieuwjaar. Neem het er maar eens van en tot ziens, hasta luego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Ik sluit niet uit dat jullie de Ierse schrijver Roddy Doyle al lang kennen. Hij komt lang geleden al voor de dag met boeken als The Commitments, The Snapper en The Van. Daarvan zijn ook heel mooie films gemaakt. Zijn meesterwerk is wellicht “Paddy Clarke Ha Ha Ha”, dat Piet en Tonnie me nog eens cadeau hebben willen doen (maar ik had het al, ha ha). Ook “The woman who walkes into doors” mag er zijn. “Oh, play that thing” ken ik nog niet, maar als ik afgelopen zomer Penguin “A star called Henry” in een Ierse rommelzaak zie liggen, gaat het mee. Waarom er twee schoenen op de kaft staan en ook waar dat “star” vandaan komt, is me niet 100% duidelijk.
Met boksen of dergelijke heeft het boek niks uitstaande. Het is de beschrijving van de eerste ongeveer 24 jaar van het leven van Henry Smart, van 1897 tot 2022. Hij groeit in armoede op in Dublin. Zijn vader, met een houten been, heeft een baantje als portier van een hoerenkast. Als die van het toneel verdwijnt, laat hij Henry en broertje Victor (tot die doodgaat) achter. Henry sleept de rest van het boek het houten gevaarte met zich mee.
Op jonge leeftijd maakt Henry voor het eerst kennis met de tien jaar oudere onderwijzeres Miss O’Shea, geen voornaam. Later blijken ze beiden actief te zijn in het Irish Revolutionary Army, de I.R.A.. In 1916 komt het tot een eerste grote confrontatie met het Engelse leger, waarna de I.R.A.--leiders een voor een worden vermoord. Henry treft dan zijn Miss O’Shea, geen voornaam, ten tweeden male. Er komen nieuwe leiders van de I.R.A., zoals Michael Collins, en Henry maakt nieuwe vrienden zoals Piano Annie, Jack Dalton, David & Maria Climanis en Ivan Reynolds. In 1919 trouwt hij met Miss O’Shea en enkele jaren houdt hij het voor gezien, als de Engelsen steeds agressiever de dienst uitmaken in Ierland en sommige Ieren daar ook wel brood in zien.
Enkele Gaelic woorden voeg ik toe voor de enkeling die dat net als ik leuk vindt. “Anseo” betekent hier, “tar istigh” kom binnen en voor “maithú maithú” moeten jullie maar zelf in het boek kijken. Al in zijn jeugd wordt Henry Smart bekend vanwege het liedje dat begint met: “He fought like a lion with an Irishman’s heart, The pride of all Gaels was young Henry Smart.”
“A star called Henry” is uiteraard best een aardig boek, af en toe zelfs heel aardig. Toch valt niet alles op zijn plaats, vind ik, en soms raak ik licht geïrriteerd, omdat ik niet krijg waarvoor ik zit te lezen: een ooggetuige-verslag van de jaren 10 en 20 van de vorige eeuw in Ierland. Een recensiecijfer 7, meer zit er voor Roddy Doyle’s boek “A star called Henry” niet in.

Eerder heb ik jullie mijn mening gegeven over Jo Nesbo’s boeken “The Redbreast” en “Nemesis”. Jullie is een drieluik voorgehouden en hier is mijn bespreking van het derde deel: “The Devil’s Star”. Dat is overigens een diamant in een vijfpuntige ster. Het boek dat alweer speelt in Oslo, is van 2004.
Harry Hole – wie kent hem niet? – is betrokken bij het opsporen van de “koerier moordenaar”, een persoon die gaandeweg het verhaal de nodige slachtoffers op zijn conto heeft staan. Samenhangend met de moorden, of niet, is er sprake van een uitgebreide wapenhandel met mensen uit het Oostblok. Belangrijke collega’s van Harry Hole in dit boek zijn zijn baas Bjarne Møller, de jonge Beate Lønn, en niet te vergeten Tom Waaler, met wie Harry nog een appeltje te schillen heeft. Tegenspelers zijn verder o.a. Vibeke Knutsen en haar suffe man Anders Nygård, theaterproducer Wilhelm Barli met zijn nieuwe Doolittle ToyA, de orthodoxe pater Nicolai Loeb, André Clausen, al was het maar vanwege hond Truls, de bejaarde Olaug Sivertsen en haar huurder Ina, haar zoon Sven Sivertsen die in Praag hoort te wonen en ga maar door. De uiteindelijke confrontatie tussen Harry Hole en de boosdoener(s) vindt plaats in een penthouse en in een ouderwetse lift.
De boeken van Jo Nesbo heb je uit voordat je het goed en wel in de gaten hebt. De ruim 500 bladzijden van “The Devil’s Star” gaan er bij mij in een paar leesdagen moeiteloos doorheen. Andere bezigheden worden uitgesteld, zelfs afgesteld, omdat ik per se wil weten welk muisje nog een staartje krijgt. Aan de andere kant, zoals bij de eerdere boeken die ik van Jo Nesbo gelezen heb, is de plot ook deze keer wel gekunsteld, mij zelfs ietsje te gekunsteld. Om die reden kom ik voor “The Devil’s Star” wel tot een hoog recensiecijfer, een 8, maar niet hoger. Jullie hebben er nog een aantal van Jo Nesbo te gaan.

vrijdag 22 december 2017

Weblogbrief 13.07, 22 december 2017

Weblogbrief 13.07, 22 december 2017

Querid@s amig@s y familia, en dat is zeven, op de eerste winterdag, als ik gisteren, 21 december, nog als een aanloop zie. Overhouden doet het niet. Met veel pijn en moeite kan ik er dagen van maken, waarop heel af en toe een buitje van niks voorbij trekt. Ik houd het op een graad of 20 op het balkon, als ik daar ‘s ochtends op plaatsneem.
Met de feestdagen voor de boeg weet je het niet zeker of je het gebouw van de gezondheidsfaculteit wel binnen komt. Hoe dan ook, afgelopen vrijdag op de universiteit zie ik eindelijk Cristina weer eens. Ze is erop vooruitgegaan, zal ik eerlijk bekennen. Meestal is make-up bij dames (laat staan heren) niet aan mij besteed, maar er zijn dames die profiteren van een minimum toevoeging van make-up. Of heeft mijn voormalige buurvrouw in het oude gebouw een lichtbruin kleurtje gekregen van de zon? Ook Jacqueline, Adriana en Patricia komen mij deze keer gedag zeggen en Lluis heeft even tijd voor me. Het meisje dat voordat ik op 16 november mijn woning gepoetst heeft, is toen met mijn lakens naar huis gegaan om ze te wassen, zegt hij nu. A.s. maandag, als Laura trouwens ook weer van de partij is, komt de andere poetsvrouw ze brengen.
Met Jorge heb ik nog een heel gesprek gevoerd in de gang. Blijkt dat zijn vader, 89 jaar, intussen zo dement is dat hij – tegen zijn zin? – moet worden opgenomen in een verpleeghuis. Wat een afloop van een goed leven. Jorge heeft allerlei gerechtelijke papieren onder zijn arm om te gaan fotokopiëren. Die zijn nodig om de stap naar het laatste oord van zijn vader voordat hij de geest geeft, in de juiste baan te leiden. Zo loopt het kennelijk met je af, als je niet tijdig, nog enigszins bij de les, je euthanasiepillen kunt kopen en uit het nachtkastje kunt halen voor bij een laatste glas van je favoriete alcoholische drank.

In de bus terug naar de bewoonde wereld hoor ik iemand, al te luid, maar dat kan aan mij liggen, bij herhaling “Vamos a ver” zeggen in zijn telefoon. En dan bedenk ik dat de veel gebruikte uitroep “A ver” naar alle waarschijnlijkheid een verkorting is van dat mini-zinnetje.
In mijn bibliotheekje bij het Lichtkasteel lees ik in dagblad “La Provincia” over de loting van de murgas met carnaval. Dit jaar doen er 21 mee, een half uur per murga, te verdelen in drie avonden van zeven: op 29, 30 en 31 januari. De grandioze finale – ik kan er dit jaar weer bij zijn – is op zaterdagavond 3 februari, als de beste acht van de voorrondes het tegen elkaar gaan opnemen. Willen jullie ook namen? Misschien kan ik die beter bewaren voor als het zo ver is, maar vooruit, eentje dan. De winnaars van vorig jaar, Los Nietos de Sary Mánchez, zijn nummertje 7 op de maandagavond. Ik vrees dat we al royaal in de kleine uurtjes zitten, als ze hun half uur carnavalesk gekweel gaan beëindigen.

Het is op de zaterdagmorgen 11 uur geweest, als ik – hoe kan het anders – weer vergast ga worden op een groep van het eiland die mij van mijn balkon drijft. De deur naar het balkon gaat een uur dicht en binnen zet ik de computer aan om deze brief op te starten. Dan word ik vanzelf geprest om mijn eigen muziek op te zetten. Vooruit, ik neem jullie weer eens mee naar Ierland, waar ik na mijn rondreis met Trudie in augustus nog steeds aangenaam aan terugdenk. Laat ik eens iets draaien van de Chieftains, een al vele tientallen niet meer weg te denken Ierse folkgroep. Ik heb intussen al twaalf cd’s van ze in huis plus ook nog een compilatie. De eerste die ik heb, is van 1973 en mijn laatste staat geboekt als van 2012. “El ultimo” gaat bij dezen op mijn i-Tunes: “Voice Of Ages”, vijftien mooie nummers van de Chieftains samen met allerlei andere artiesten. Hier komen ze:
01.Chieftains + Imelda May/Reed/Ladies Pastalettes: Caroline Rau
02.Chieftains + Pistol Annies: Love all ye fair and tender ladies
03.Chieftains + Carolina Chocolate Drops: Pretty little girl
04.Chieftains + Bon Iver: Down in the willow garden
05.Chieftains + Civil Wars: Lily love
06.Chieftains + Punch Brothers: The last of the clean air
07.Chieftains + Lisa Hannigan: My Lagan love
08.Chieftains + Decemberists: When the ship comes in
09.Chieftains + Low Anthem: School days over
10.Chieftains + Punch Brothers: The frost is all over
11.Chieftains + Secret Sisters: Peggy Gordon
12.Chieftains + Paolo Nuttini: Hard times come again no more
13.The Chieftains Reunion
14.Chieftains + Cady Coleman: The Chieftains in orbit
15.Chieftains + Carlos Núñez: Lundu
Het is een mooie plaat, al zeg ik het zelf. Laat ik hier aftrappen met de Decemberists een veer in hun kont te steken met hun versie van Bob Dylan’s “When the ship comes in”, met de Chieftains in twee mooie, instrumentale stukken. Ook de Secret Sisters krijgen een pluim voor hun “Peggie Gordon”, hoewel ik de voorkeur blijf geven aan de stem van van Paddy Reilly. Verder zie ik op de cd vooral een aantal langzame nummers helemaal zitten: “Come all ye fair and tender ladies”, met de Pistol Annies, “Down in the willow garden”, met Bon Iver, “My Lagan love” met Lisa Hannigan en “School days over” met de Low Anthem.
Na 65 minuten is de volksgroep van hier eindelijk klaar om te vertrekken en dan houdt mijn cd van de Chieftains met allerlei extra artiesten er ook mee op.

Het Spaanse woord “banda” heeft verscheidene betekenissen. Het staat niet alleen voor bende, groep, maar ook voor lint en zijkant. “Banda adhesiva” is plakband en op een boot heb je een “banda de babor” en “banda de estribor”, bakboord en stuurboord. Voor wie het dan nog niet weet: bakboord is links en stuurboord is rechts.
Terug naar de eerste betekenis van “banda”: bende, ook een orkest. Zaterdagmiddag al kijk ik uit naar het optreden van de “banda municipal de Las Palmas”, zelfs als de hemel een paar keer betrekt en ook nog als er om 7 uur een buitje is en de paraplu’s het straatbeeld gaan bepalen. “Tussen de buien is het droog”, is een van mijn favoriete uitspraken over het weer. Maar toch, als ik om half 8 richting plaza Saúla Torón aan de “playa” ga om op tijd een interessante zitplaats te bemachtigen heb ik wel mijn leren schoenen aan en niet een stoffen geval. Voordat je het weet, trap je in een plas en dan is het soppen geblazen.
Ik had het natuurlijk eerder kunnen weten: het concert blijkt afgelast te zijn, helaas, pindakaas. Bij de “belén de arena” staat, hoewel het zaterdagavond is, geen rij wachtenden om beneden een kijkje te mogen nemen. Bij NH hotel Imperial ben ik bijna de enige bankzitter. Van Tristan (en familie) heb ik voor mijn verjaardag een donkerblauwe trui gekregen met lange mouwen en een capuchon. Misschien had ik die beter kunnen aantrekken dan mijn colbertje, met de capuchon op mijn kop. Dat er in grote letters “Scotland” op staat, ziet toch niemand bij dit weer. Om mij heen op de boulevard is de capuchon deze avond helemaal in, lijkt het wel.

Terug in de Luis Morote zoek ik een alternatief. Dat vind ik in het bekijken van de film “1492” van regisseur Ridley Scott (ook van “Gladiator”), uit 2003. De ondertitel van de film is: “Conquest of paradise” en uiteraard gaat hij over Christoffel Columbus (Tóbalo Colón) en diens ontdekking van Amerika. Hoofdrolspelers zijn o.a. Gérard Depardieu in de rol van Columbus en Sigourney Weaver als Reina Isabel, de Spaanse koningin Isabella. De soundtrack is van Vangelis, ook niet mis.
Eerst gaat de film vooral over de pogingen van de 39-jarige Columbus om geld en schepen voor zijn reis te krijgen, naar de oost via het westen. Dan mogen de drie schepen (Pinta, Niña en Santa Maria) eindelijk uitvaren. Na 48 minuten van de bijna 2½ uur durende film komt land in zicht, maar – dat weten we nu – dat is niet China of India, maar het grote werelddeel dat later ten onrechte genoemd is naar Amerigo Vespucci, die na Columbus een duit in het zakje doet. Columbus heeft het beste voor met de inlanders (“indianen”), maar in het Spanje van die tijd is men vooral uit op goud, specerijen en dergelijke plus het brengen van de katholieke boodschap. Er wordt bij aankomst eerst een levensgrote kerk gebouw en later pas ook een fort. Terwijl de verwachte nieuwe rijkdom enigszins uitblijft, komt er intussen ook “mot” in de gelederen (met ene Moxica als belangrijke tegenspeler van Columbus). De vredelievende benadering van Columbus komt aan zijn eind en zelfs gaat hij in 1501 nog even een Spaanse gevangenis in. Anderen zoals Francisco de Lobadilla nemen rond de eeuwwisseling het roer in het nieuwe werelddeel over.
Ik vind vooral Sigourney Weaver heel goed spelen. Voor Gérard Depardieu heb ik iets minder bewondering, maar hij brengt zijn rol wel met verve. De muziek van Vangelis, maar die kende ik al, valt mij eerlijk gezegd een beetje tegen. Op het verhaal van de ontdekking van Amerika is natuurlijk weinig af te dingen. Hoe kan het anders; het is een van de belangrijkste gebeurtenissen uit de wereldgeschiedenis. Tegelijkertijd hoeven voor mij de oorlogszuchtige schermutselingen daar niet tot in detail uitgeserveerd te worden. De rol van het Spaanse establishment en de Inquisitie zou best wat meer “in the picture” mogen staan.
Ik zou zeggen: als “1942” op de televisie komt – ik had de film nog niet gezien – zouden jullie er best eens naar mogen kijken.

Als ik op zondagmorgen een was draai (hoe zo: draai), vraag ik me serieus af of ik hem wel buiten mag hangen op mijn tussenruimte. Ik doe het toch, maar mag constateren dat al om half 12 opnieuw spetters regen vallen. “Drizzle” is geloof ik het Engelse woord voor motregen en hoe heet het in het Frans? Je kunt “crachiner” zeggen of “pleu” met iets erachter (viner, voter, vasser), maar het meest gangbare woord schijnt “bruiner” te zijn, met u-i en niet ui. Dat motregen in het Frans “bruine” is , wist ik nog niet.
Zal ik het wasgoed binnenhalen? Het “gefiezel” in het Maastrichts, “miezel” in het Hollands, is alweer opgehouden. Als ik hem ‘s avonds laat van zijn wasknijpers ontdoe, is hij weer helemaal droog, op mijn grote badhanddoek na. Die gun ik voor de zekerheid nog een nachtje in de tussenkamer.

Op de maandag is het wachten op Laura, die komt “pótse”. Vooruitziend als ik dan ben, sta ik uiteraard op tijd op en onder de douche vóór 9 uur. Daarna is het van mijn pot koffie genieten (vier bekers), een beetje lezen en vanaf even over half 10 in de (slaap-)kamer wachten tot de bel gaat. Dat doe ik door aan deze brief weer enige alinea’s toe te voegen. Ik hoor de bel gaan om 1 minuut over 10, maar dan zit ik alweer met een nieuwe plaat in mijn maag.

Op Bob Dylan als componist is nog steeds niks aan te merken. Wat heeft de man, nu zo’n 75 jaar oud, mooie nummers geschreven, zowel tekst als muziek. Hij is een van de weinige mensen bij wie ik af en toe denk: dat zou ik niet kunnen. Als performer vond ik hem heel vroeger ook heel goed, vooral in de jaren 60 en 70, maar zijn stem heeft het intussen wel begeven. Naar een optreden – er staan er deze zomer zes op de rol in Spanje – zou ik vandaag de dag van zijn leven niet gaan, nog even los van de prijs. Toch houd ik uiteraard bij wat er nog van hem uitkomt. Zijn bootlegs 9 t/m 12 heb ik me afgelopen zomer definitief eigen gemaakt en nummertje 13, net uit, een dubbel-cd over de periode 1979-1981, “Trouble No More” ga ik zeker ook nog confisqueren. (Volgens mijn Van Dale is dat met que, terwijl bijv. confiscabel met een c is; vreemd!)
Of het niks kost, brengt Bob Dylan elk jaar ook een cd uit met nieuwe nummers. Die kunnen van hemzelf zijn, vanzelfsprekend, maar de man heeft zich de laatste jaren ook op het repertoire van anderen gestort. Daar zal hij de Nobelprijs literatuur niet mee verdiend hebben. In 2017 komt een drieluik uit, “Triplicate”, met drie keer tien nummers die mij geregeld al bekend voorkomen van anderen, zoals met de zoetgevooisde (zo zeg je dat) stem van Frank Sinatra. Als iets uit de oude doos is, zou ik er per LP twaalf nummers van maken, maar zo zijn we niet getrouwd bij Robert Zimmerman. Hier zijn ze alle dertig, vanaf de platen “The Sun Goes Down”, “Devil Dolls” en ‘Comin’ Home Late”:
1.01.I guess I’ll have to change my plans
1.02.September of my years
1.03.I could have told you
1.04.Once upon a time
1.05.Stormy weather
1.06.This nearly was mine
1.07.That old feeling
1.08.It gets lonely early
1.09.My one and only love
1.10.Trade winds
2.01.Braggin’
2.02.As time goes by
2.03.Imagination
2.04.How deep is the ocean
2.05.P.S. I love you
2.06.The best is yet to come
2.07.But beautiful
2.08.Here’s that rainy day
2.09.Where is the one
2.10.That’s a flaw in my flue
3.01.Day in, day out
3.02.I couldn’t sleep a wink last night
3.03.Sentimental journey
3.04.Something along the way
3.05.When the world was Young
3.06.These foolish things
3.07.You go to my head
3.08.Stardust
3.09.It’s funny to everyone but me
3.10.Why was I born
Wat zal ik eens van vinden? Als ik zo maar zes minder voor de hand liggende liedjes kies, van iedere cd twee, blijk ik een drietal, de helft, bij Frank Sinatra terug te kunnen vinden, de andere drie niet. Dat kan komen, omdat ik de muziek van Frank Sinatra niet compleet heb – daarvoor moeten jullie bij Frank van Dun uit Gent zijn, maar ook omdat er ook nummers van andere artiesten door Bob Dylan gekozen kunnen zijn om zelf ook eens door de studio te schallen. Wie weet? Mijn eerste gedachte: heeft hij “Triplicate” misschien gemaakt om de schare fans, onder wie ik, een rad voor de ogen te draaien? Dat heeft hij eerder geflikt met “Shadows In The Night” in 2015, tien nummers van Frank Sinatra, Bobby, de godvergeten boef.
Met alle respect voor Bob Dylan, hij mag wat mij betreft nu acuut ophouden met zingen, zeker als het ook nog eens nummers van andere componisten dan hijzelf betreft. Klassiekers zoals “As time goes by”, “Sentimental journey” en “Stormy weather” hoort hij al helemaal te vermijden. “Stardust” van Bob Dylan, dat is echt 2½ minuut afzien. Anno 2017 komt de man het beste tot zijn recht, denk ik, als hij zich beperkt tot – bij tijden nog steeds magistraal – componeren. Daar heeft hij terecht de Nobelprijs voor gekregen, niet voor zijn intussen verroeste stem.
Bob Dylan’s “Triplicate” bewaar ik op mijn muziekschijf alleen als souvenir, omdat ik zijn muziek compleet wil hebben en houden, en bepaald niet om enthousiast en bij herhaling te gaan luisteren naar dit album met dertig krom getrokken liedjes.

Eigenlijk vind ik die hele Bob Dylan maar een iel mannetje. Dan heb ik liever mezelf, met wat vlees op de botten. Omdat het aan de andere kant ook weer niet uit de hand mag lopen, hoop ik in mijn Canarische halve jaar altijd weer de kilo’s af te vallen die ik in de zomer ben bijgekomen. Op een gewicht komen dat de goegemeente “gezond” vindt, zit er in dit aardse leven geloof ik niet meer in. Daarvoor zou ik naast veel minder eten ook geregeld aan gymnastiek moeten doen, bijv. drie keer per week een stuk joggen langs Las Canteras. Ik vrees dat ik dan solliciteer naar een hartverzakking.
Te veel afvallen in korte tijd lijkt me ook om een andere reden niet goed. Dan moet ik mijn omgeving gaan uitleggen dat ik geen akelige kanker onder de leden heb.

Als ik maandagavond besluit om de voetbalverslagen van hier plus nog wat wetenswaardigheden in de kranten te gaan bekijken op mijn bibliotheekje bij het Lichtkasteel, blijkt het gebouw gesloten te zijn. Ik had het kunnen weten. Eerder heb ik in het bibliotheekje bij het basketbalveld aan de boulevard al een aankondiging zien hangen dat men van nu tot na Driekoningen niet thuis geeft. Dat wordt behelpen voor mij, met name op de dagen dat ik niet op de universiteit terecht kan. Uit minder goed ingelichte bronnen heb ik intussen vernomen dat “die tent” alleen in de eerste week van januari dicht is, wel potdicht, “cerrado a cal y canto”.

Ik had “hem” voor mijn volgende brief willen bewaren, maar kan niet langer wachten. Mijn Sparwinkels hebben als embleem een driehoekig boompje dat sprekend op een kerstboom lijkt, met een rondje erom heen. Hoe heet zo’n spar in het Spaans? Mijn woordenboek komt met twee varianten. Eentje heeft het over een naaldboom, genaamd “picea” en de andere over een zilverspar, genaamd “abeto”. Is een kerstboom, een “arból de Navidad”, nou de ene of de andere? Vooralsnog ga ik zowel wat betreft een echte boom als eentje van plastic voor het woordje “picea”, maar als iemand van jullie het beter weet, mag hij of zij mij dat inseinen. (Terzijde, een dennenboom, zelfs een heel bos van die helemaal foute kerstbomen, heet hier een “pinar”.)

Op dinsdagmorgen krijg ik het “Kom laten we hem aanbidden”, maar dan in het Spaans, al vroeg te horen. Carlos, die nog steeds solo het café beneden runt – wat maakt die man een hoop uren, ziet er intussen een beetje bescheten uit, excusez le mot, maar de eerder door hem aangeschafte geluidsinstallatie draait op volle toeren. Dat hij dezer dagen al ‘s morgens vroeg een cd opzet, is hem een beetje vergeven. De luidsprekers staan binnen in de zaak, maar deuren zijn er niet, dus is de muziek buiten ook een beetje te horen, vooral in het verlengde van de nering. Gelukkig ben ik, twee etages hoger, een toehoorder op afstand.
“Gloria in excelsis, Deo”, met hoofdletter, doet het prima bij het kringetje dames dat van zijn “cortado” zit te genieten, nu de kinderen op school zijn afgeleverd. Ook mijn persoonlijke favoriet, het nogal profane “Jingle bells”, komt voorbij en “The first Noël”, in het Engels, “born is the king of Israël”. Waarom worden mij jaar in jaar uit dezelfde toppers voorgehouden? “O dennenboom”, terwijl er geen dennenboom in de kamer te bekennen is? Eigenlijk is er na “(I’m dreaming of a) White Christmus” en hier “Feliz Navidad” maar bitter weinig gebeurd op het kerstliedjes-front.
Het moet toch mogelijk zijn om op zijn tijd met nieuwe nummers te komen. Is het niet tijd voor een nieuwe hit na het versleten “Stille nacht, heilige nacht”, zo nodig met een compleet Latijns refrein, dat we allemaal uit volle borst meezingen? Een echte opvolger van “Noche de paz, noche d’amor”? Waar blijven de vervolgen op “De herdertjes lagen bij na-a-achte” en “Er is een kindeke geboren op aard’”?
Misschien is het tijd voor een prijsvraag: wie maakt het meest aansprekende nieuwe kerstliedje? Dat nummer, met clip, wordt in de dagen vóór en met de kerstdagen ieder uur op radio en tv gedraaid. Rampampampampam rampampampampam!

Om half 11 is het hoog tijd om te gaan douchen, want de koffie is bijna op en ik zal nieuwe moeten gaan halen bij “mijn mannetje” in de Mercado Central. Om 11 uur ben ik er en bestel doodleuk zes kwart kilo’s, vier uit Kenia en twee uit Colombia. Om Trudie een lol te doen neem ik ook alvast een doos theezakjes mee. Haar merk thee hier is de “té” van de firma Ship uit Novelda (bij Alicante).
Verderop bij viszaak Ardiles koop ik deze keer ingevroren spinazie en sperziebonen en in de ruimte achter op begane grond een halve kilo (het woord pond bestaat niet in het Spaans) huzarensalade, “saillanten rus”, en ook nog eens met mayonaise aangemaakte wortel- en koolsla. Als de wiedeweerga loop ik daarna huiswaarts om het er eens goed van te nemen.

Wie veel alleen is, is genoodzaakt om zich in zijn eentje te vermaken. Als ik dinsdagavond uitgelezen ben, zet ik maar weer eens een film op: “It's complicated” met in de hoofdrollen Meryl Streep, een van mijn favoriete actrices, Alec Baldwin en Steve Martin. De vrouwelijke regisseur is ene Nancy Meyers. Hij is uit 2009 en duurt bijna twee uur.
Jane (La Streep), die een betere broodzaak runt, is alweer een aantal jaren gescheiden van haar man en advocaat Jake (Alec Baldwin). Ze treffen elkaar weer eens, als een van de drie kinderen zijn eindexamen middelbare school gaat vieren. Dan belanden ze toch weer in bed samen. Jake wil de draad best weer oppakken, ondanks dat hij intussen opnieuw getrouwd is met een jonger iemand. Jane aan de andere kant is iets kalmer en begint ook sympathie te krijgen voor de architect, Adam (Steve Martin), die haar huis komt moderniseren. Langzaam, maar zeker wordt het verhaal vervolgens steeds hilarischer, maar ook dramatischer.
Films met mijn Meryl Streep kunnen niet stuk. Dus kan ik deze “rolprent” zeker bij jullie aanbevelen, om af te draaien op een avond dat het buiten vriest dat het kraakt (en binnen de centrale verwarming staat te snorren).

Op de woensdagmorgen moet ik er even uit om beneden op de bank tegenover Cafetaria Nuevo Murias Damaris te feliciteren. Wie 35 wordt, een rond getal als je in een vijftallig stelsel opgroeit, krijgt mijn speciale aandacht.
Voordat ik dat doe, ga ik wel eerst onder de douche. Er is enige haast bij en dan blijk ik, als ik me na gedane arbeid wil afdrogen, mijn badhanddoek vergeten te zijn. Die ligt nog in de tussenkamer op de bank. Dat wordt een loopje in mijn blote kont naar de bank en weer terug. Ik neem maar aan dat niet net iemand buiten bij de trap stond en het gezien heeft. Enkele seconden – niet méér – later sta ik alweer in de badkamer, met mijn badhanddoek in de aanslag.

Ik heb nog een verhaaltje over afgelopen nacht. Met een schok (zeg je dat zo?) werd ik om 2 uur ineens wakker. Ik was haast zeker dat iemand aan mijn deur had gerammeld en de woning binnen was gekomen. Even ben je dan echt muisje stil, maar dan sta je toch maar op om eens poolshoogte te nemen. Blijkt er helemaal niemand in mijn woning te zijn en ook niet voor de buitendeur te staan.
Ik neem maar aan dat mijn buurman van twee hoog vóór aan de rechterkant, een van de gitaristen van Los Gofiones, wat laat zijn bed is gaan opzoeken. Liep de repetitie voor het kerstconcert op plaza Santa Ana uit? Zelf ben ik, nou ik toch onder de levenden ben, maar eens gaan plassen,. Enne, enkele minuten later verkeer ik, neem ik maar aan, weer compleet in dromenland.

Mijn middag begin ik met Blaudzun weer eens op te zetten op de laptop. De man uit Arnhem verdient bepaald niet de schoonheidsprijs – je zou bijna een ooglijke naäper willen inzetten op de tv om hem te playbacken. Tegelijkertijd denk ik oprecht dat hij op muziekgebied een van de weinige revelaties is van het laatste decennium. Hier zijn alle cd’s:
(2008) Blaudzun
(2010) Seadrift Soundmachine
(2012) Heavy Flowers
(2014) Promises Of No Man’s Land
(2016) High As The Sun (Haty Haty, & David Douglas)
(2016) Jupiter 1
(2016) Power Blue
(2017) Jupiter 2
Het zijn er al acht, in minder dan tien jaar. Alleen “Power Blue” moet ik nog eens zien te bemachtigen; de rest heb ik onder mijn pet.
Welke zal ik jullie vandaag eens voorschotelen? Met “Jupiter 2” op mijn mobieltje heb ik jullie onlangs al bestookt – heel mooi. Laat ik dan nu maar eens Jupiter 1 presenteren. Hier zijn de negen nummers:
01.Everything stops
02.Between a kiss and a sorry goodbye
03.Jupiter
04.Out of mind (hand it over)
05.Alarmalarma
06.Here’s to now
07.Echo heartache
08.Don’t waste the shadow
09.Rotterdam
Blaudzun, zijn muziek heeft wel wat, een klein beetje, van die van David Bowie en zijn stem doet in de verte denken aan die van Bryan (met een Y) Ferry. (Die laatste moet trouwens ook weer eens een beurt krijgen.) Zijn “Jupiter 1” is over de hele breedte prachtig en moet ik dan wel uitschieters noemen, ook nog maar maximaal vijf stuks? Nou, vooruit, dan kies ik voor “Everything stops”, “Jupiter”, “Out of mind (hand it over)”, “Echo heartache” en “Don’t waste the shadow”. Ik vind Blaudzun echt een uit-de-kunst artiest, een Nederlandse verademing. Voor wie van jullie hem nog steeds niet kent, eigen je acuut eens een paar cd’s van de man toe, bezoek hem eens op YouTube en/of laat hem eens via je Spotify de kamer in knallen.

‘s Avonds doe ik noodgedwongen de tweedehands CD- en DVD-zaak Daily Price in de Tomas Miller aan, want ik ben na “1492” en “It’s complicated” door mijn nieuwe voorraadje, nou ja, twee stuks, films heen. Zuinig als ik ben kijk ik alleen in het rek met “ofertas”, bij de films van 1 euro 95. Voor mijn keuze laat ik meewegen dat ondertiteling in het Engels gewenst is.
Allereerst gaat “Braveheart” mijn gele tasje in, met Mel Gibson, omdat ik dat zo’n prachtfilm vind dat ik hem (voor de zoveelste keer) nog wel eens wil bekijken. Andere koopjes van die avond zijn “The Fury” met Kirk Douglas en John Cassavetes, “The Joy Of Life” met Diane Keaton en Sarah Jessica Parker, en “The Smile of Mona Lisa” met Julia Roberts. Als uitsmijter doe ik er ook nog “Strange lives” bij, met Angelina Jolie, misschien mede omdat die film ook Nederlands ondertiteld is.
Ik kan weer even vooruit.

Op donderdagmorgen zie ik dat de schoolkinderen voor mijn deur niet in hun schoolkleren zijn. Er wordt gevoetbald en gekletst in spijkerbroeken en truien. Is dat omdat het 21 december is, het begin van de winter? Of omdat het de laatste schooldag van 2017 is? Dat laatste is zeker niet waar. Op de vrijdagmorgen is de hele bups weer present voor mijn deur, wel vandaag in regionale klederdracht.
Later op donderdag, om half 1, hoor ik op het schoolplein verder op de hele jeugd als één man (en als één vrouw) “¡Joder, joder!” brullen. Kan dat wel, ook nog op een katholiek nonnenschooltje? Het werkwoord “joder” heeft meer betekenissen, allemaal nogal laag bij de gronds. Als uitroep betekent het volgens mijn woordenboek: sodeju. Heeft het intussen zijn negatieve klank en beetje verloren, zoals ook met bijv. “coño” en “gilipollas” het geval is?

“Maître d’”, dat is nou nog eens een woordje van de bijzondere soort. Misschien bestaat het best in het Frans en/of in het Spaans, maar in mijn best dikke computerwoordenboeken kom ik het niet tegen. In het Nederlands zou ik er ook niet mee aankomen zetten, hoewel: de grote Van Dale het heeft met als synoniem intendant, hoofd van de huishouding. Mijn Engelse woordenboek kent het ook: “maître d’” is de verkorte versie van ”maître d’hotêl”, eerste ober.
Weten jullie al dat het in het Engels voluit ook voor kruidenboter staat? Met een droog toastje in de hand kijk je tijdens een diner je overbuurman over de tafel aan en zegt: “Can you, please, pass me the maître d’hotêl?”

‘s Avonds valt me echt op hoeveel mongolen er op Las Canteras lopen. Zou er een complete bus trisomieërs 21 met begeleiders afgeleverd zijn bij de kerststal? Ik zie trouwens ook de nodige ouders met een geestelijk gehandicapte zoon of dochter de boulevard ronden. Is het vandaag, 21 december, misschien wereldmongolendag?
Ik ben er geen man naar om mijn misdeelde medemensen te gaan beoordelen op de emblemen op hun trui of jas. Dat heeft geen pas. Bovendien is er met veel veronderstelde normalen ook het nodige mis, vrees ik. Ik geef hier twee voorbeelden. Naast me op de bank ploft een meisje neer dat echt aan alle kanten te dik is. Op haar overdreven borstpartij heeft ze met grote letters staan: FLAWLESS, in goed Nederlands: vlekkeloos, onberispelijk. Er passeert me bij de zee ook een echte spriet van een jongedame – het woord anorectisch ligt me in de mond. Die heeft op haar schamele voorgevel staan: ME? SARCASTIC? NEVER!
Zo kan die wel weer voor deze brief.

Dan is het alweer vrijdagochtend en wijs ik mezelf erop dat ik onder de rubriek EXTRA toe ben aan een controle van de spelling en grammatica. Doen we… Als ik daarna ook nog de nodige
’s heb gezet om de diverse alinea’s vrolijk van elkaar te scheiden, kan ik hem gaan posten op de “universidad”. Zeggen de studenten hier ook “uni” tegen de universiteit? Als ik straks op de “uni” ben, zal ik Lluis trouwens nog eens aan zijn jasje moeten trekken over het niet terugbrengen van de verdwenen lakens. Ik heb de hele week geen “sabanas” zien komen, niet op maandag, niet in de rest van de week, ook geen pótsvrow van Lluis met een verontschuldiging en zelfs geen mailtje of appje waarin mij om vergeving wordt gevraagd vanwege het uitstel.
Mijn volgende brief mogen jullie, als de boreling geen spaak in het wiel steekt, van mij verwachten op 28 of 29 december, nog vóór San Silvestre. Daarvoor heb ik wel de medewerking nodig van minimaal één persoon van de gezondheidsfaculteit die mij dan wil binnenlaten in het gebouw op de zuidpunt van de stad. Ik ga er vooralsnog van uit dat ik jullie pas in mijn volgende brief een “próspero año” hoef te wensen.
Voor nu, eet de komende dagen eens een heel bordje kerstkransjes weg, liefst puur. Er mogen er, wat mij betreft, ook best een paar tussen zitten met een boterlettervulling. Daarbij: geef de os en de ezel alvast een badje, want die horen a.s. maandag wel, op gepaste afstand van de Here Jezus, te gloreren. Ik wens jullie het beste en tot kijk maar weer, hasta luego, Paul:-).

BOEKENBIJLAGE

Wie me heeft geattendeerd op het boek “The Accident” van Chris Pavone, weet ik niet meer. De auteur is uit NYC, New York City, waar ik nodig weer eens heen moet. Eerder, staat bij een fotootje van hem op de kaft, is hem een Edgar award in de schoot geworpen voor “The Expats”. Dat moet ik dan ook maar eens tot me gaan nemen. Dit boek is uit 2014 en speelt vooral in Manhattan.
Hoofdpersoon is Isabel Reed, een literair agent. Ze krijgt een manuscript in handen, eigenlijk een biografie, over het leven van televisie-bekendheid Charlie Wolfe. Die biografie is heel belastend voor Wolfe. Hij zou o.a. als jongeman een meisje hebben overreden, terwijl hij zelf ladderzat achter het stuur zat. Zijn vriend Dave Miller en zijn vader Preston Wolfe hebben hem toen geholpen om het lijk te laten verdwijnen. Laat ik hier maar verklappen dat Dave later getrouwd en gescheiden is van Isabel Reed en dat dezelfde Dave de schrijver van de biografie is.
Dave stuurt het manuscript anoniem naar Isabel, die er een bestseller in ziet. Ze geeft een kopie aan haar assistente Alexis ter lezing en gaat dan naar haar vriend en redacteur Jeff Fielder, zodat ook die er kennis van kan nemen. Vervolgens komt uitgever Brad McNally in beeld, die zit te springen om eindelijk weer eens een boek met een mega-omzet op de markt te kunnen brengen. Intussen is Camilla Glyndon-Browning, die over de auteursrechten op de zaak gaat, met een stiekeme kopie van de biografie naar Los Angeles afgereisd om het daar als script te gaan verkopen aan filmproducer Stan Balzer (en zijn charmante secretaresse Jessica).
Zo zie je wat er kan gebeuren, als je echt iets goeds bij de hand hebt. Maar ik ben er nog niet. Charlie Wolfe huurt niemand minder dan CIA-agent Hayden Gray in om (de aan terminale kanker lijdende) Dave Miller op te sporen en een kopje kleiner te maken. Als dat niet lukt, worden Hayden en zijn vazallen ingehuurd om alle kopieën van het manuscript te verdonkeremanen en zo nodig de bezitters daarvan om te brengen, Isabel en Jeff voorop.
“The Accident”, het is best een lap papier, bijna 500 bladzijden in mijn pocket, maar voor niks gaat de zon op. Ik heb het boek van Chris Pavone met veel goesting zitten lezen en spannend dat het is, van het begin tot het eind. Voor de moordboekenfanaten onder jullie: er wordt in ruime mate afgerekend met mensen die in een kopie van het manuscript hebben geneusd. Chris Pavone gaat met een 8 als recensiecijfer terug naar zijn bureau om aan volgende boeken te werken. Zijn eerdere “The Expats” is intussen getransporteerd naar mijn boekenverlanglijst.

Vorige maand las ik de bestseller van Hendrik Groen, die hij in een bejaardenhuis in Amsterdam-Noord schreef in 2013, toen hij 83, later 84 was. Het boek is in afleveringen nu ook op de televisie te zien. Het is zo’n overdonderend succes geworden, in Nederland en zelfs wereldwijd, dat Hendrik Groen wel haast vanzelf aan een opvolger moest beginnen. Het nieuwe dagboekjaar is 2015 geworden. Eefje is dood en Grietje zit op de gesloten afdeling, maar bejaardenclub Omanido (Oud maar niet dood) bestaat nog steeds en hoe. Met Hendrik zelf, Evert, Edward, Graeme, Leonie, Geert en de nieuwelingen Antoine & Ria. Op het einde komen Okkie en Lia in beeld om de club te versterken.
Het verbaast me zeer dat de auteur nergens ook maar een woord wijdt aan zijn verworven roemstatus. In de afgelopen week, vooral ‘s avonds - want zo’n dagboek doornemen kun je het beste in stukjes en beetjes - heb ik zijn nieuwe boek “(Lang leve de geit!) Zo lang er leven is...” zitten lezen. Brengt de voormalige hoofdonderwijzer, bovenmeester, nu 85 en 86, het er weer zo goed vanaf?
Laat ik zijn tweede dagboek eens samenvatten in een aantal citaten, twee per maand:
”Zorg dat je rood staat, als je dood gaat.” (Die kon van Trudie zijn.) Moet er niet een workshop grafstenen beschilderen komen? (januari)
Is het niet tijd voor een uitburgeringscursus? Mensen, ook hoogbejaarden, liegen zo’n 15 keer per dag gemiddeld. (februari)
In het bejaardenhuis wordt echt terugverlangd naar een defilé zoals vroeger bij paleis Soestdijk (met een ontbijtkoek van vijf meter voor de vorstin). Het teennagel knippen lukt niet meer goed en zorgt voor gaten in sokken. Een snoeischaar voor de kalknagels lijkt me op zijn plaats. (maart)
De sanseveria’s zijn niet kapot te krijgen; zelfs niet met ketjap. Het is een echt karavaan rollend materieel, al die scootmobiels achter elkaar. (april)
Van al dat roeren in de kaasbrij krijgt de kok een fondue-arm. Het bezoek aan het patatmuseum in Brugge valt helaas tegen, maar dat wordt meer dan goedgemaakt met de frietkraam op de Grote Markt. (mei)
Wat is een bubbelwolk? (Die heeft iets van een golvende zee.) Dieptepunt in de muziekkeuze bij de uitvaart: Waarheen leidt mijn weg, van Mieke Telkamp. (juni)
Bootvluchtelingen, we eten er geen speculaasje minder om. Ramptoerisme aan de buis: omvallende hijskranen in Alphen aan de Rijn. (juli)
Het is zo’n dag dat je het leven als een zak zand achter je aansleept. Er is een verdachte bak aardappelsalade bij de Jumbo aangetroffen. (augustus)
Bij de troonrede voor de buis zitten veel bewoners met een apart hoedje op. Vraag aan de knutselclub: Gaan we nu al in september kerstkaarten maken? (september)
Bejaardenzorg: stilstand is vooruitgang. In Saudi-Arabië krijgt een Britse bejaarde een jaar celstraf plus 350 stokslagen voor het maken van wijn. Gelukkig blijkt de straf later herzien te zijn. (oktober)
Evert gaat dood; komt er iemand bij Hendrik op bezoek met “geestelijke kwakzalverij”. De koning van Saudi-Arabië neemt voor de g20 in een Turkse badplaats 546 kamers in een hotel en ook laat hij 16 vrachtwagens met spullen bezorgen. (november)
Als Hendrik tekenen van osteoporose lijkt te hebben: “Ik laat het kickboksen even voor wat het is”. Tenslotte het nieuwe (aspirant-)lid Lia over haar grote boezem tijdens het soep eten bij het kerstdiner: “Ik weet precies waar ze uithangen”. (december)
Wat kan ik er nog meer over zeggen? He did it again! Hendrik Groen heeft ten tweeden make een wereldhit van een boek afgeleverd. Laat ik daar maar eens als recensiecijfer een volle 9 tegenaan gooien: fantastisch gedaan. Aan dit boek kan de overmaat aan Nederlandse auteurs en columnisten een puntje zuigen.

vrijdag 15 december 2017

weblogbrief 13.06, 15 december 2017

Weblogbrief 13.06, 15 december 2017

Querid@s amig@s y familia, deze keer komt er niks tussen: hier is mijn zesde brief, keurig op de vooraf aangekondigde dag. Ik ben nu een maand op mijn eiland in de zon (Harry Belafonte) en houd vol dat het hier goed toeven is, ook qua weer. Hoewel, gisteravond begon het om 8 uur ineens te plenzen, zo erg dat ik de diverse Spaanse woordjes voor regenen nog maar eens heb opgezocht. Motregenen is “lloviznar”, regenen is “llover” en stortregenen “llover a torrentes” (dan wel “a cántaros”). Welnu, bij gisteravond heb ik het over “llover torrencialmente”, het kwam echt met bakken uit de lucht en dan niet heel even, maar urenlang aan een stuk door. Dan weet je niet hoe snel je je woning in komt. Pas op mijn (overdekte) loggia vind ik rust.

Piet en Tonnie zadelden mij eerder op met een documentaire die ik echt eens moest bekijken: “Beerput Nederland”, uitgezonden door de KRO-NCRV op 4 december. Dat heb ik maandagmiddag op de universiteit gedaan en ik heb wat afgemopperd. De film van anderhalf uur begint met een lading van 30 miljoen liter giftig afvalwater van de olie-industrie in Angola. Wat kun je er beter mee doen dan de hele handel naar Nederland te verschepen en er daar schoon schip mee maken. Nederland, Oranje boven, is, als ik de documentaire mag geloven en dat doe ik, al decennia lang een afvalputje voor chemisch afval, met alle ruimte voor malafide verwerkingsbedrijven als International Slop Disposal, ATM, Main, Wubben, Bos Holding, North Refinery en Odfjell. Ze zitten in de Rijnmond, bij Amsterdam, in Moerdijk, Delfzijl e.d. Was er vroeger een overheid met allerlei ambtenaren, die streng controleerden of alles wel netjes gebeurde, in het kader van de “modernisering”, de terugtredende overheid, zijn het nu de bedrijven zelf die de zorg voor een hygiënische lozing op zich moeten nemen en vervolgens uiteraard alleen maar voor de financiële winst gaan. In de woorden van de man die nu onze minister-president is: “Ze zorgen wél voor werk en mag er dan misschien ook wat verdiend worden?” Heel fikse boetes uitdelen door de overheid is er al helemaal niet meer bij. Het is intussen al zo ver gekomen dat de afval verwerkende jongens op het ministerie voor milieu aan tafel zitten en daar de lakens aan het uitdelen zijn.

In mijn bus 12 terug naar de bewoonde wereld zie ik weer een advertentie die ik jullie wil doorgeven. Met op de achtergrond een huiselijk tafereel lees ik: “Estamos más cerca de lo que creemos”, we zijn weer dichter bij waar we in geloven. Is het een reclame voor een tentoonstelling in het Bonnefantenmuseum in Maastricht of voor een optreden van het symfonie-orkest van hier? Nee, ik zie op alle reclames ouderwetse flesjes Coca Cola in beeld komen. Apart, maar waar krijg je die flesjes nog?

Dan kom ik nu bij mijn muzikale bijdrage. Neef Peter van Marij is en blijft fan van Dave & Phil Alvin. De “blues brothers” zijn een tijd uit elkaar geweest, maar in 2014 gaan ze samen toch weer de studie in om een cd op te nemen. Dat wordt “Common Ground”. Hier zijn de twaalf nummers:
01.All by myself
02.I feel so good
03.How you want it done?
04.Southern flood blues
05.Big Bill blues
06.Key to the highway
07.Tomorrow
08.Just a dream
09.You’ve changed
10.Stuff they call money
11.Truckin’ little woman
12.Saturday night rub
Ineens begint me iets te dagen. Heb ik een en ander niet al van een bluesgrootheid van vroeger: Big Bill Broonzy? Van die heb ik maar liefst acht cd’s. Dan blijkt dat de eerste acht nummers op de cd terug te vinden zijn bij mister BBB. De cd “Common Ground” heeft als ondertitel: “Dave Alvin & Phil Alvin play and sing the songs of Big Bill Broonzy”. Ben ik eindelijk weer thuis. Een nummer als “Stuff they call money” vind ik alleen al vanwege de titel te pruimen en mijns inziens is er weinig of niets in te brengen tegen het instrumentale “Saturday night rub”. En toch: de mooiste nummers op “Common Ground” vind ik “All by myself”, “How you want it done?”, “Big Bill blues” en “Key to the highway”.

“Doe maar gewoon, dan doe je gek genoeg!” Is er een typischer Nederlandse uitdrukking te bedenken? Ik heb er wel wat mee. Dus vind ik het best een aardige gedachte dat er een nieuwe voedingsfirma op de Nederlandse markt is die “g’woon” heet, in kleine letters en met een ‘ na de g, in plaats van een e. Vervolgens zie ik helaas “g’woon” producten bij zaken als Albert Heijn niet in de schappen liggen. Ik heb best glazen van een pittige sterkte in mijn bril, maar als ik hem opheb, heb ik best een redelijk scherpte. Heb ik een en ander weer eens over het hoofd gezien, toen ik in het najaar enkele winkels bemonsterde?
Hier in Las Palmas doe ik graag en geregeld boodschappen bij De Spar. Daarvan zijn er hier legio. Het zijn franchise-winkels. Volgens mijn woordenboek verleent de centrale onderneming (oorspronkelijk een Nederlandse) aan particuliere ondernemers het recht om de naam van het bedrijf te voeren om zo het afzetgebied van producten te verhogen. Naast allerlei locale eet- en drinkwaren mogen dat ook best originele Sparproducten uit Nederland zijn. Dus ben ik niet compleet “verpópzak”, als ik hier zoetzure bommen met een Nederlands etiket op de pot aantref. Zelf ben ik er een voorstander van om af en toe als nagerecht pindakaas op een toastje te eten. Blijkt mijn Canarische Spar hier in de Alfredo Jones pindakaas in huis te hebben van de firma “g’woon”. “Smeuïg en lekker” staat er bij op het etiket, dat hoef ik voor jullie niet te vertalen. De samenstelling is: 86% pinda, zonnebloemolie, geheel gehard palmvet, zout. De fameuze pindakaas van Calvé heeft zijn evenknie gevonden.

Op woensdagochtend zit ik geënerveerd aan mijn tweede boek te peuteren, als ik denk: dat lijkt me ook een onderwerp om jullie kort over te vertellen. Mijn boek heeft als uniek ISBN-nummer 978-1-4072-4311-5 en dat weet ik, omdat ik met veel pijn en moeite een plakkertje dat erboven op zit, heb weten weg te halen. Ook zie ik nu ineens een piepkleine foto van de schrijfster, van 1 bij 2 cm, die eerst onzichtbaar was.
Meer algemeen: dat gedoe met extra stickers, waarmee de oorspronkelijke kaft van een boek, zowel voorkant als achterkant, soms gebombardeerd wordt, kan mijn zegen absoluut niet krijgen. Ik vind het twee keer niks en rust eerlijk gezegd bij ieder nieuw boek dat ik in mijn handen heb, niet, voordat ik het in zijn echte status heb teruggebracht. Zelfs toegevoegde plakkertjes van niks om de Nederlandse prijs van een Engels boek aan te geven vind ik uit den boze. Dat doe je als verkoper eventueel maar stiekem aan de lege binnenkant. Het moet maar eens afgelopen zijn (net als met dat geëmmer van al die malafide chemisch afvalverwerkende bedrijven).

Al weer een aantal jaren terug was ik met Trudie in Brussel. In de buurt van Manneke Pis was een gebouwtje aan een plein, waarin een Jacques Brel museum was gevestigd. Wij erheen. Veel bezoekers waren er niet. We keken wel onze ogen uit.
De artiest werd geboren in 1929 en verliet het aardse tranendal alweer in 1978. Laat ik als een postume hommage weer eens een cd van hem opzetten. Uit 2008 heb ik “Tribute to Jacquel Brel”, waarop vijftien bewonderaars, onder wie Ann Watts, Dalida, Juliette Gréco, Nina Simone en Yannick Rieu (ik noem maar een zijstraat) een lied van hem zingen en spelen. Ik zie de cd liggen bij Centre Ceramique en als ik hem in huis haal om te kopiëren, blijkt er nog een tweede cd van Jacques Brel zelf aan toegevoegd te zijn. Ze heet simpelweg “16 chansons”, bijna allemaal liedjes waar ik zo vlug niet op zou komen. als je Jacquel Brel op de draaitafel legt (ik heb alles van hem). Hier zijn ze:
01.Quand on a que l’amour
02.Grand Jacques
03.Saint Pierre
04.Le diable (ça va!)
05.La Bastille
06.Pardons
07.La bourée du célibataire
08.Qu’avons-nous fait, bonnes gens
09.La foire
10.Il nous fait regarder
11.Les pieds dans le ruisseau
12.S’il te faut
13.Les blés
14.Sur la place
15.La haine
16.L’accordéon de la vie
Bij nader inzien blijk ik allemaal nummers van de cd “Grand Jacques” in mijn handen te hebben, uit de periode 1955-58, als hij net bekend begint te worden. Alleen het slotaccoord: “L’accordéon de la vie” kan ik nergens plaatsen. Wat zijn ze apart, de Waalse klanken van de nog jonge gast.
“La foire”, met trekzak, moet wel haast het favoriete Jacques Brel liedje van Trudie zijn. Ik zie haar nog eens in het centrum van Luik vragen waar de kermis is: “Où est le foir?” Totdat een echte Liègoise het helemaal door heeft en antwoordt: bedoel je misschien “La foire”? Andere voor mij mooie nummers op de cd zijn bijv. “Quand on a que l’amour”, “Le diable (ça va!)”, “Pardons”, “Ik nous fait regarder” en “Sur la place”.

Eem mens moet wat, dus laat ik woensdagavond mijn gezicht maar weer eens zien in het bibliotheekje aan de boulevard. Op de achtergrond hoor ik de basketballers hun ballen gooien.
Voor mij is het nieuws van de dag in de regionale kranten de ontdekte aanwezigheid van de Aedes aegypti in Fuerteventura. Dat is de mug die dengue en andere virale aandoeningen (zoals zika) kan overbrengen. Het beestje is kleiner en donkerder dan de gangbare hier, met wit op zijn pootjes. Het zou behoorlijke prikwondjes op de huid kunnen achterlaten. Mij staat vaag bij uit een boek va vroeger dat de Aedes aegypti mug ook anders tegen de muur op staat dan het gangbare spul. Of is dat alleen bij de malariamug?
Enkele exemplaren, ook hembras (vrouwtjes), zijn onlangs gesignaleerd bij Puerto del Rosario op het naburige eiland. Nou is het, als ik de deskundigen mag geloven, godsonmogelijk dat de muggen er anders zijn terecht gekomen dan via een vliegtuig of boot; gewoon door de lucht is te ver weg. Het dengue en zo virus is ook nergens op het eiland te bespeuren, niet bij de mug, laat staan dat er diverse menselijke ziektegevallen zijn. In de woorden van een Canarische expert: “El riesgo de transmisión es cero”, de kans op transmissie is nul. (Maar zeggen de autoriteiten dat niet altijd, als ergens onraad dreigt? roep ik dan. Later blijkt het meestal erger te zien dan men oorspronkelijk dacht.) Uitroeien willen ze het Aedes aegypti ongedierte intussen wel.
Heb ik nog meer bijzonders? Nou vooruit, per 1 januari 2018 moeten de cafés en restaurants hier gaan betalen voor het gebruik van de openbare ruimte voor hun terrassen. Dat is in Nederland al heel lang het geval. Gaan ze de rekening doorgeven aan de klant? Wordt het bier bij Carlos en bij Francesco beneden duurder dan drie euro voor een halve liter?
Ik heb er nog eentje uit El Mundo, een cartoon. We zien het oppervlak van de maan met daarop enkele vreemdsoortige wezens. Eentje belt met de aarde: “Houston, we have a problem!” In zijn hand heeft zijn buurman een krantenknipsel met het idee van Donald Trump om weer eens de maan aan te gaan doen.

In mijn tweede boek, zie verder beneden, kom ik allerlei typisch Schotse woordjes en uitdrukkingen tegen. Eentje blijft mij echt bij: de uitroep “ya mug”. Is dat het equivalent van het Limburgse “aw mögk”. Ik heb nooit begrepen waar die best vaak gebruikte uitroep, ook in het Maastrichts, vandaan komt. Van het Schotse “ay mug” vind ik geen vertaling in mijn woordenboek. Het raadsel blijft bestaan.

Veel aanspraak heb ik hier niet. “Op het werk” is iedereen vaak al vertrokken, als hij of zij al present is geweest, voordat ik meestal om een uur of twee kom aanzetten. Mijn contacten in de straat en op de boulevard zijn sporadisch en nodigen niet gemakkelijk uit tot langdurige gesprekken. En Noé zit nog steeds in Santa Cruz de Tenerife. Per e-mail belooft hij mij dat hij – eindelijk – direct na Kerstmis de oversteek naar mijn eiland zal maken. Dan wordt het misschien toch nog een beetje feest hier. Interessant detail: onder zijn mail zitten drie blokken met tekst, naast elkaar: “Looking forward to see you!”, “Great!” en “That would be lovely!” Is dat weer iets nieuws?
Eva stuurt me (o.a.) een foto van Lux & Dalí die met twee andere kinderen voor de deur sneeuwpoppen hebben gemaakt. Leuk! Tonnie van Piet vertelt me dat mijn waterkoker in Maastricht naar de filistijnen is. Hij lekt van onderen en als je niet oppast, komt zelfs de hele keuken blank te staan. Kortsluiting behoort ook tot de mogelijkheden volgens haar. Julien, helemaal uit Haarlem, als jij met de kerst in mijn huis bent, kun je dan je pap of mam eens vragen om hem, de waterkoker, op te ruimen?

Daar laat ik het bij, al was het maar om deze brief niet oeverloos lang te maken. Mijn volgende kunnen jullie pas over een week tegemoet zien, op 22 december. De dag ervóór is de winter echt begonnen en de dag erop staat Real Madrid – Barcelona op de voetbalrol. Morgenavond staat mijn bezoek aan een kerstconcert van de symfonische harmonie van Las Palmas op het programma.
Voor nu: van je hela, hola, houd er de moed maar in. Hier zie ik nu steeds vaker al mensen die elkaar alvast “felices fiestas” wensen. Dat lijkt me zachtjes gezegd nog aan de zeer overbodige kant; 1 januari laat nog meer dan twee weken op zich wachten. Gedraag je, maar niet te en tot kijk maar weer, hasta luego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Eerder heb ik jullie geconfronteerd met een mooi boek van Jo Nesbo, “Het roodborstje”. Deze keer heb ik vervolg in de aanbieding: “Nemesis” uit 2002. Voor wie het niet weet of kwijt is (zoals ik): Nemesis is de godin van de wraak. Zoals steeds bij Jo Nesbo gebeurt een en ander vooral in Oslo.
De excentrieke, maar overijverige politie-inspecteur Harry Hole, en zijn helpers Halvorsen (zonder voornaam) en Beate Lønn, krijgt met twee zaken te maken. Eentje betreft een aantal bankovervallen, met name van de flappentappen (ATMs), steeds vlak nadat die net zijn bijgevuld. Bij de eerste kraak wordt zelfs een medewerkster – Stine Grette – vermoord, als haar baas niet snel genoeg is om de cassettes met geld aan de overvaller te overhandigen. Tegelijkertijd krijgt Harry Hole van doen met de dood van, of is het moord op, een vroegere vriendin, Anna Bethsen, met zigeunerbloed in haar aderen. Jo Nesbo haalt een heleboel uit de kast, met steeds andere verdachten, om de zaak te klaren. Bij de bankovervallen gaat het in het begin om een bekende overvaller, de broer van de man van Stine, waarbij een meester bankrover, Raskol Baxhet, vanuit de gevangenis zijn steentje bijdraagt. Harry’s vriendin Anna zou de hand aan zichzelf geslagen hebben of moet ik in haar geval eerder denken aan mensen als Arne Albu, Alf Gunnerud en – volgens zijn collega Tom Waaler – Harry Hole zelf.
Ik heb de bijna 700 bladzijden ademloos zitten lezen. Jo Nesbo houdt me niet alleen bij de les, hij maakt er zelfs een complete show van. Op het einde vraag ik mij wel af of het niet allemaal een beetje te veel van het goede is. Niettemin heb ik een prachtig recensiecijfer voor Jo Nesbo in petto. Voor zijn “Nemesis” krijgt hij van mij een 8+. Deel 3 van de trilogie, “The Devil’s Star” gaat er binnenkort, in ieder geval nog vóór mijn carnavalsreces ook aan geloven.

Er is nog een boek 2 en dat is van een schrijfster die compleet nieuw voor me is: Denise Mina. Haar boek dat ik lees, is uit 2005 en heet: “The field of blood”. Het speelt in Glasgow.
We zitten in 1981. Een driejarig jongetje, Brian Wilcox, is vermoord en ik zie de opsporing van de dader(s) door de bril van een aankomend journaliste, eigenlijk nog 18-jarig hulpje bij de Scottish Daily News: Paddy (Patricia) Meehan. Ze heeft het maar matig naar haar zin thuis en met haar vriendje Sean gaat het ook niet van een leien dakje. Daarbij: een van de twee jonge daders (10, 11 jaar) zou een neefje van Sean zijn. Paddy vindt uit dat de moord veel overeenkomst vertoont met een eerdere, precies acht jaar eerder, toen peuter Thomas Dempsie het slachtoffer was. De vader van Thomas, Alfred, die ervoor werd veroordeeld, heeft later nog zelfmoord gepleegd. Studente bij de krant Heather Allen zet Paddy’s verhaal over het neefje in de krant, wordt dan weggebonjourd en even later ook vermoord. Wie is of zijn de dader(s)? Is het een van de mensen van de Daily News, een van de moeders of misschien een ijsverkoper dan wel een SRV-man die – soms met zijn zoon erbij – vanuit een bus een kruidenierswinkel runt in de omgeving van waar de slachtoffers wonen?
Gaandeweg maak ik in het boek kennis met diverse journalisten en aanverwanten, ook in café The Press Bar, tegenover de krant. Voor twee unieke bijrollen noem ik hier Dr Pete, van origine theoloog, maar nu journalist bij de krant, bijna in ruste, en een andere Paddy (Patrick) Meegan die in de jaren 60 jarenlang ten onrechte is vastgezet voor een moord die hij niet begaan heeft. Aan diens verhaal, van de echte Paddy Meehan, wijdt Denise Mina nog een achteraf stukje in het boek.
En dan nu mijn mening over het boek. Ik vind “The field of blood”, in navolging van bijv. recensenten Ian Rankin en Val McDermid, erg spannend. Dit is zo’n boek dat je niet een dagje weg kunt leggen, een “pageturner”, een “unputdownable”. Je rust pas , als je de 400 bladzijden tekst compleet achter je kiezen hebt. Ik heb er als recensiecijfer een 8+ voor over, alweer, en ga zeker kijken of ik nog ander werk van Denise Mina te pakken kan krijgen.

maandag 11 december 2017

Weblogbrief 13.05, 11 december 2017

Weblogbrief 13.05, 11 december 2017

Querid@s amig@s y familia, hier ben ik alweer, drie dagen over tijd, maar wel met mijn vijfde brief. Die had ik jullie afgelopen vrijdag moeten sturen, maar toen bleek de universiteit dicht te zijn vanwege Maria onbevlekte ontvangenis, “la inmaculada concepción”. Ze moeten het niet gekker gaan maken.
Zal ik als intro nog weer iets over het bellen in de bus zeggen? Laat ik deze keer dan eens beginnen met een opmerking te maken over mensen die al te luidkeels aan anderen vertellen wat hun bezielt. Dat kan door de telefoon zijn of “skypentere” in de bus, maar al te luid opzichtig praten kan ook zonder telefoon een verzoeking zijn voor medereizigers zoals ondergetekende. Ander euvel, ook vervelend: je zit in de bus en de telefoon gaat, niet die van mij (want die gaat haast nooit, nog even los ervan dat ik hem soms niet opneem), maar een andere telefoon. Wat vervolgens gebeurt, is dat toch minstens vijf mensen in de buurt naar hun mobiel graaien, omdat ze denken dat zij gebeld worden. Dat kan best tot een komische situatie leiden.

Ik kom nog even terug op dat Tamaraceite in mijn vorige brief. Dat plaatsje van niks vlak onder Las Palmas wordt in allerlei reclamefolders aangeprezen als de plek waar je als kersverse bewoner de drukte van de stad kunt ontvluchten. Daar zou je permanent op vakantie zijn, met wel heel schone lucht. Extra attractie: er is sinds heel kort een supergroot winkelcentrum, Centro Comercial Alisios. Je kunt er vanuit de “stinkstad” met bus 91 heen (en weer terug, als je het daar te schoon vindt).
Ik ga jullie tenslotte in deze inleiding bijpraten over het voetbal hier. Het was me het weekendje wel. Zowel Barcelona als Real Madrid komen dit weekend niet verder dan een gelijk spel en Valencia verliest zelfs. De stand is nu: 1. Barcelona 36 (11 overwinningen en 3 gelijke spelen, 2. Valencia 31, 3. Atlético 30, 4. Real Madrid 28. En niet te vergeten: Las Palmas heeft eindelijk weer eens gewonnen, met 1-0 van Betis Sevilla. Signant detail: de vorige trainer van Las Palmas, Quique Setién is nu trainer van Betis; de laatste trainersaanwinst van Las Palmas heet Paquito Ortiz. Vraag: hoeveel invloed heeft de trainer op de prestaties van zijn elftal tijdens de wedstrijd? Ik denk: weinig.

Bij mij om de hoek in de Alfredo Jones (spreek uit: Chonez) ligt hotel Dña Luisa. Op de buitengevel staan volzinnen van bekende Canariërs. Ik citeer er eentje van Néstor Martín, die gedeclameerd zou hebben: “Hagamos de nuestra vida una obra de arte”, laten we van ons leven een kunstwerk maken. Daar zou ik zelf nou niet opgekomen zijn, denk ik dan.
Op een affiche van een telefoonmaatschappij, met alles erop en eraan, lees ik “pellízcate, es real”. Dit pellízcate komt van pellizcar, Spaans voor knijpen. Knijp jezelf maar eens, het is waar, wordt ons voorgehouden.

Dan is het nu op dinsdagmorgen tijd voor mijn eerste muziek. Laat ik eens iets Nederlands nemen, maar wel iets bijzonders. Portugal is het land van de fado, vooral Lissabon en Coimbra. Het heeft een bepaalde schwung die ik heel apart vind. Het verbaast mij dat artiesten uit andere landen zich er bij mijn weten nooit eens aan gewaagd hebben. En dan ontdek ik bij toeval dat onze eigen Lenny Kuhr in 2001 een fadoplaat heeft gemaakt, met enkele Portugese nummers vertaald, maar vooral ook nieuwe liedjes. Mij staat bij dat o.a. Herman Pieter de Boer daarvoor verantwoordelijk is geweest. Hier is ze dus, de cd “Fadista” uit 2001, van de vrouw die kennelijk meer in haar mars heeft dan nummers als “De troubadour” en “Visite”:
01.Fadista
02.Portugese lente
03.Triets in mij
04.Toevallig zo
05.Het diepste verlangen
06.Twijfelliedje
07.Zomernachtlied
08.Lange dagen
09.Ik en de vreemdeling
10.Ik zal altijd om je blijven geven
11.Waar is het huis
12.Hart van fado
Het kan niet missen: “Portugese lente” is de Nederlandse versie van “Uma casa Portuguesa” van Amália Rodrigues. Er is nog veel meer moois te bewonderen, waarmee ik Lenny Kuhr hier in het zonnetje wil zetten. Als het een LP was, zou ik jullie vooral kant A kunnen aanbevelen, met ook nummers als “Fadista”, “Triest in mij” en “Het diepste verlangen”. Van kant B heb ik het “Zomernachtlied” in de aanbieding. Lenny Kuhr kun je om een boodschap sturen.

Dan is het bijna half 11 en tijd voor mijn bezoek aan het trio Marja, Claar & Cintha (met een i). Ik ga eens plassen en rush dan naar de streekbuskelder van Santa Catalina. Om kwart voor 11 zit ik op de beste plek, vooraan, naast “el chófer” in Globalbus 30. Als ik betaald heb, verschijnt op een doosje de zin: “Por favor, retire su billete”. Je moet wel een kaartje kunnen laten zien, mocht de bus overvallen worden door enkele controleurs. Dat is mij geloof ik nog nooit gebeurd.
Op de zijkant van de bus staat een levensgrote advertentie van natuurpark “Palmitos Park”. Wie voor het eerst op Gran Canaria komt, moet er zeker eens heengaan, hoewel een toegangskaartje niet goedkoop is. Van toen ik er was, staan me vooral de papegaaien bij (Loro Park) en een onderkomen met onnoemelijk veel vlinders. Volgens de aankondiging nu is er ook een dolfijnenshow.
Wij van de bus passeren de borden van de twee tunnels, 1250 en 630 meter, alleen naar het zuiden toe, terwijl de weg terug tunnelvrij blijft. Voorbij Las Palmas mijmer ik een eind voor me uit, totdat de bus in het zuiden van het eiland na de karting, Garbo’s en weg naar Sioux city Maspalomas in rijdt. Zowel de wijken Bahia Feliz en San Agustín als Playa del Inglés en Meloneras lijken er nog precies zo bij te liggen als eerder. Veel veranderd is er niet.
Bij het busstation in Meloneras, waar ik door toeristen oponthoud een beetje aan de late kant ben, 10 over 12 – we hadden om 12 uur afgesproken, zie ik geen dame of meer dames die mij enthousiast zullen gaan “pune”. Tien minuten later besluit ik om dan maar zonder begeleiding omhoog naar het Club Hotel Riu te lopen, waar het drietal verondersteld wordt te zijn. Bij de hefboom die toegang moet geven tot het pleintje voor het hotel, krijg ik het aan de stok met de daar aanwezige portier. Hoe ik ook mijn best doe om mijn aanwezigheid te verklaren, hij blijft mij de toegang tot het hotel resoluut weigeren. Een “Drs. portierswetenschap”, zou Hans Philipsen van de U.M. er ongetwijfeld over gezegd hebben. En dan, uit het niets, komt Claar opdagen. Dat geeft hem genoeg bevrediging om mij – zij het met de nodige reserve – door te laten. Ze moet wel in zijn hokje, twee keer haar kamernummer doorgeven en hem plechtig beloven linea recta met mij naar de hotelbalie te gaan.

De rest van de dag is hedendaagse geschiedenis. Cintha, Claar & Marja pamperen mij de hele dag dat het een aard heeft en jullie willen natuurlijk weten wat ik bij mijn rode spa tussen 2 en 3 uur gegeten heb. Ik begin met (koude) gazpacho soep met uien, peterselie en dergelijke, heerlijk, dan “kaw sjotel” met haring in de mayonaise (yam, yam), grote sardines en gemengde groente, daarop als hoofdgerecht kip, tilapia en viskoekjes met erwten en royaal rode mojo (is dat niet al te pittig, hoor ik Marja zeggen). Er moet altijd plaats over zijn voor een toetje (heb ik van Greetje geleerd) en dus schep ik me op de valreep – het is al over 3uur – nog twee soorten ijs op en beleg die met vruchtjes en “schnitzel”.
De dames willen mij minder dan een uurtje later al weer koffie met gebak aanpraten, maar dat weiger ik resoluut. Enige moeite met het opstaan van mijn bedje heb ik om even voor 5 wel, maar daarna kunnen we op het hotelterras aan de drank. Bij de dames gaat er nu heel wat witte wijn en cava door. Voordat ik om 8 uur bergaf de weg naar de bus terug aanvaard, word ik getrakteerd, eerst op twee mojitos en daarna drie (of vier) Pernods met bronwater.
Mijn belangrijkste wapenfeit van de bus terug is dat het buiten in de lucht (nagenoeg?) volle maan is. Om half 10 zit ik weer in de Luis Morote met mijn boek, tonic zonder suiker en een bakje met stukjes brokkelkaas.

Op de woensdagmorgen van de “Día de la Constitución bedenk ik op het balkon een outfit voor de aankomende carnaval. Ik ben niet iemand van er uitgebreid werk van maken. Mijn gele jas blijft een attribuut, maar wat doe ik met mijn hoofd? Ik ga, denk ik, deze winter voor een honkbalpet met Las Palmas op, een geschminkt gezicht en – nou komt het – een bord voor met “Recién pintado”, pas geschilderd, met rood-witte linten van de gemeente eraan. Doen jullie het daarvoor?

Op de Spaanse feestdag weet je niet goed, of de winkels waar je heen wilt, open of dicht zijn. Op mijn stukje straat is bijv. Arkay vandaag gewoon in bedrijf, maar Topaz geeft niet thuis, terwijl het toch allebei “perfumerias” zijn. Als mijn jongere overbuurman het balkon op komt, steekt hij zijn hand op om me nog maar eens hartelijk te groeten. Zou hij wel weten dat ik een allochtoon ben?
‘s Avonds op Las Canteras valt me bovenal op hoe druk het bij de “belén de arena” is. Er is een rij van wel 25 meter, met meer mensen naast elkaar, schat ik in. Dit is dus kennelijk de dag dat mijn stadgenoten zich aan de sculptuur willen wagen. Bij La Oliva blijkt dat de accu van mijn telefoon leeg is. Ik zou Trudie nog appen, maar dat kan ik later pas doen.
Laat ik hier eens toegeven dat het in Las Palmas al “tierig wemelt” (wat een taalgebruik) van de kerstbomen, van mini tot meer dan manshoog, zoals op de gevel van Real Club Victoria. Waar ik ook kijk, zie ik ze schitteren, al dan niet van plastic, zo nodig met lampjes en andere versiering. Volgens hetzelfde stramien zijn ook de kerststerren al weer volop van de partij. Die hebben we hier in meer kleuren, maar de rode hebben toch ook hier de voorkeur. “Estrellas de Navidad” is hun naam in het Spaans, maar normaler is om “Flores de Pascua” te zeggen. Op de hoek van mijn Luis Morote met de Secretario Artiles staat een grote bak vol met rode kerststerren, negen lagen hoog. Rode puntmutsen bespeur ik nog wat minder, hoewel. Als ik net weer op mijn balkon zit om half 10, komt een groep van negen Japanse (of zo) dames beneden bij Carlos zingen, met allemaal zo’n gevaarte op hun hoofd. Ze doen een paar liedjes, in de verkorte versie en niet al te zuiver: “Feliz Navidad”, “Jingle bells” en dergelijke en taaien dan weer af naar een volgend etablissement.

Op de donderdagmorgen valt me in alle vroegte op dat er geen jongetjes zijn aan het voetballen en meisjes de honden aan het bepotelen bij mij in de straat (en op de vrijdag is dat ook het geval). Moeten ze niet zorgen dat ze om half 9 op de katholieke school om de hoek zijn? Dan bedenk ik iets dat ik me eerder in Nederland ook eigen heb moeten maken: de onderwijzers en juffen – tegenwoordig leraren geheten - hebben een dagje dat ze het zonder de leerlingen mogen stellen. Nu maar hopen dat ze druk aan het vergaderen zijn en er niet een dagje uit van maken.
Zijn jullie al uitgekeken op fadista Lenny Kuhr? Dan vertel ik jullie nu over nog een Nederlander die de fado een warm hart zou toedragen. Hij heet Eric Vloeimans, zingt en speelt trompet en is een fan van de Portugese artiest Fernando Lameirinhas. In 2013 is het zo ver; dan gaat Eric met Fernando Lameirinhas (en een paar nummers met ook Mafalda Arnauth) de studio in om een cd op te nemen. Hun gezamenlijke inspanning, de veertien nummers van “Pessao”, laat ik hier de revue passeren:
01.Realm of ease (mensagem)
02.O sino do minha Aldeia
03.O solitário
04.O mar fala de ti
05.Foi um momento
06.Valsa dos heterónimos
07.Calma tormenta
08.Corcunda
09.Melancolia
10.Nevoeiro
11.O fado e a alma portuguesa
12.Mar portugués
13.Pessoana
14.As ilhas afortunadas
Ik heb afgelopen zomer op de computer een cursus Portugees gedaan, via Duolingo. Na het nodige gedoe kon ik een paar maanden terug mijn mondje best een beetje roeren. Niettemin, nu ben ik geloof ik haast weer terug bij af. Als de titels van de liedjes nog eens nalees, past mij als vanouds al weer een uiterst bescheiden opstelling. Staat “Pessao” voor vis?
Bij nadere beschouwing valt de cd van Eric Vloeimans en Fernando Lameirinhas me een beetje tegen. Een enthousiaste collectie fado-moois kan ik er niet van maken, eerder vind ik “Pessao” een jazz-plaat en dan niet de beste. Het is niet anders. Voor wie toch nummers wil, beveel ik hier “O sino do minha Aldeia”, “O mar fala de ti”, “O fado e a alma portuguesa” en “Pessoana” aan.
Ik prefereer van Fernando Lameirinhas andere cd’s zoals “Alegría do triste” uit 2002 en “Anaïna” uit 2007, overigens evenmin fado-muziek. Vraagje: woont Fernando Lameirinhas misschien in Nederland? Hoe kan hij anders het nummer “Vondelpark” zingen, van het begin tot het einde in het Portugees.

En dan heb ik nog een verhaaltje over “poes”. Ik bedoel niet “poes” in de betekenis van kut en ook niet als troetelnaam voor een meisje, maar gewoon: een vrouwelijke kat. Bestaat het woord ook in het buitenlands? In het Spaanse taalgebied ken ik alleen “gata”, in het Frans”chatte” en in het Engels? Dan zie ik toch een woord verschijnen dat op onze “poes” lijkt: “puss”. Het is volgens mijn woordenboek wel een beetje kindertaal: “poes, poes” wordt puss, puss, pss, pss! Waar zou het woord vandaan komen, wat zou de etymologie zijn?
Zal ik ook nog een paar uitdrukkingen doen? “Niet voor de poes zijn” is in het Spaans “ser de armas tocar” en mispoes is “mala suerte”. In het Engels heb je voor een kater, een mannelijke kat, het woord “tomcat”, maar met onze tompoes, bij voorkeur van de Hema, heeft die niks uit te staan. In het Spaans is een tompoes een “milhojas”, duizend blaadjes; schuimgebakje staat in het Spaans-Nederlandse equivalent. Helaas heb ik ze hier nog nooit zien liggen.

En dan ben ik, zoals in mijn inleiding al aangekondigd, bij de vrijdag van de van “La inmaculada concepción”, de onbevlekte ontvangenis. Zouden er in alle oprechtheid nog mensen zijn die daarin geloven? Dat de Heilige Geest op 8 december of even daarvoor zijn heilzame werk heeft gedaan, verkleed als duif? En dat de maagd Maria enkele weken later al - of is het ruim een jaar - de tweede god (van de drie) heeft gebaard? Zelfs de nonnen van bij mij naast zie ik nu hun wenkbrauwen optrekken. Hoe dan ook, van de twee krantenkiosken op Santa Catalina is er een dicht en een open. Bij de bushalte en in de bus valt me op dat het bepaald niet druk is “voor een doordeweekse dag”. En dan volgt de klap op de vuurpijl: het gebouw van de gezondheidsfaculteit is zo dicht als maar kan.

Hoe maak je dan van de nood een deugd? Ik heb me al eerder voorgenomen om eens een kijkje te nemen in de Carrefour-winkel in het zuiden van de stad. Even lopen en ik ben er al na vijf minuten. Mij valt vooral op hoe hij in alle opzichten het evenbeeld is van zo’n zelfde Carrefour in Las Arenas, op het westeinde van Las Canteras. Laat ik maar niet gaan afwijken van wat ik daar meestal koop. Voor een tientje wordt ik de gelukkige bezitter van een doos camembert, een bakje sobrasado (salami-pasta), een behoorlijke pot krabsalade, vijf broodjes en last, but not least: een groot pak Madrileense callos. Keer ik toch als tevreden mens terug naar mijn woning.
In mijn derde boek, Michael Connelly’s “The Fifth Witness” ben ik nog pas op blz. 20, als ik zeker weet dat ik het boek uit 2011 als eens gelezen heb. Dus leg ik het terzijde en begin ik monter aan een nieuw verhaal. Dat is 700 bladzijden dik, dus mogen jullie het te goed houden voor mijn volgende brief.

Dan is het zaterdag. Op Santa Catalina bij mijn straat is men de microfoons op standaards al aan het neerzetten, als ik fris gewassen en op zijn ‘s zomers gekleed naar bus 80 richting Telde hobbel. Telde is de tweede stad, zeg maar stadje met zijn 40.000 inwoners, van Gran Canaria, als ik de plaatsen in het zuiden zonder toeristenstroom includeer. Op de zijweg naar rechts zie ik overal kruiken, drie per keer. Is dit het kruikenstadje van de Canarische eilanden? Als ik op parque Franchy Roca uit de bus stap, blijkt mijn favoriete slagerij, “Guillermo”, aan de overkant dicht te zijn, definitief. Zo zie je de kleine middenstand langzaam verpieteren. Het terras van “Habla de ti” bij het kerkje is nog evenmin open, maar binnen is een en ander al gaande. Ben ik, om 11 uur, te vroeg bij de les? De koperen schoenpoetser met krantenlezer doet gelukkig nog wel zijn werk. Als ik de Avenida de la Constitución afloop, zie ik wel al een aantal terrassen, waar het kennelijk goed toeven is. Beneden, in de Daily Price tweedehands platen- en dvd-winkel is geen enkele bezoeker, helaas.
Ik doe de rommelmarkt “in no time”; het is een en al Oost-Europese rommel. De “Mercado municipal de Telde” ligt me veel meer aan het hart. Vanuit de ingang links hangen aan de muur, op begane grond en één hoog, mooie affiches van allerlei soorten vissen en schelpdieren (als dat niet ook vissen zijn). Deze keer beperk ik me tot de tonijn. Zoals er diverse soorten mensen zijn, en binnen het Kaukasische ras weer Germanen, Russen, Middenlandse Zeeërs en dergelijke, heb je dat ook met bijv. tonijn. Het verzamelwoord is “Túnidos” en hier zijn tien verschillende soorten: Atún de aleta azul, Atún rojo, Bacoreta, Bonito, Bonito del mar, Listado, Melva, Patudo, Rabil en Tasarte. Zelfs mijn groot Spaans-Nederlnads woordenboek kent er maar een paar. Ik volsta hier met te zeggen dat ze verschillende kleuren hebben (“de aleta azul” bijv. is met een blauwe vin) en al dan niet gestreept zijn. De blikken tonijn die ik bij de Spar koop, zijn bij mijn weten meestal “bonitos del mar” uit Gallicië.
Op een bankje vóór de markt begin ik dapper aan mijn twee broodjes, verschillend, maar wel heel dik belegd met “queso curado”, oude kaas, van het eiland. Diverse mensen die naar de markt gaan of er net vandaan komen, knikken mij “¡que aproveche!” toe, smakelijk eten, het Spaanse equivalent van Jan Willem’s “enjoy”.
Om even over half 3 zit ik in bus 12 terug naar Las Palmas, San Telmo om precies te zijn. Daar zit ik de nodige uren op alweer een bankje te lezen. Als ik later bij McCarthy’s ga plassen, mag ik constateren dat er naast reclames van Guinness bier en van Jameson whisky de nodige ouderwetse borden hangen van Carlsberg Pilsner, zeker in de kelder. Waarom zou je je hele caféleven lang met dezelfde Guinness reclameborden moeten doen?

Op zondagmorgen besluit ik dat ik deze week wel met een echte fado-zangeres moet afsluiten, de enige, echte Mafalda Arnauth. Ze zingt op een paar nummers mee van Eric Vloeimans en Fernando Lameirinhas, maar ik heb ook één eigen cd van haar: “Fadas” uit 2010. Hier zijn de twaalf nummers:
01.Antigamente
02.Saudades da Júlia Mendes
03.Vou dar de beber a alegria
04.E se não for fado
05.Vira de minha rua
06.Tendinha
07.Só corre quem ama
08.Marujo português/Rosinha dos limões
09.Hortelã mourisca
10.Pomba branca
11.Fado madragoa
12.Invierno porteño
Eindelijk hoor ik weer een fado-muziek zoals die hoort te zijn, 44 minuten lang. Ik begin natuurlijk met het halve nummer “Rosinha dos limões” de hemel in te prijzen, de onvergetelijke hit van Max (Maximiano de Sousa). Wie meer wil, beveel ik hier ook “: Antigamente”, “Vou dar de beber a alegria”, “Vira de minha rua”, en “Hortelã mourisca” en Invierno porteño” aan. Mafalda Arnauth houdt een heleboel “Lisboa” in de lucht.

In het Nederlands kennen we legio namen die terug te leiden zijn op (ongehuwde moeder) Maria: Marie, Marian, Marion, Marja, Marij, Marjo, Mia en ga maar door. De meeste daarvan zie ik ook in het Maastrichts terug: MerIE (dat is e woonder), (oma) Mai en dergelijke. Opvallend is dat zowel bij het Nederlandse Marie als het Maastrichtse Merie de klemtoon op de tweede lettergreep valt: MarIE, MerIE (Hoewel, MErie ook wel voorkomt). In het Spaans en Canarisch valt de klemtoon bij mijn weten steevast op de eerste lettergreep. MAry is een veel voorkomende naam hier; neem bijv. Mary Sanchez, onze regionale volkszangeres, die ik het carnaval hier nog eens heb horen openen.
Met mama en papa is iets omgekeerds aan de hand. Het Nederlandse mAma is met de klemtoon op de eerste lettergreep, maar hier is het eerder mamA, met de klemtoon op de tweede lettergreep. Nog bonter maken ze het hier met het woord papa. In het Nederlands is het normaliter pApa, maar hier zegt men papA. Echter, als je de paus bedoelt, is het wel “PApa”, zoals bij de nieuwste: papa Francisco uit Buenos Aires. Die heeft me in mei nog de zegen gegeven op het plein vóór het Vaticaan.

En dat was hem dan toch, mijn vijfde brief van jaargang 13. Gisteren heb ik mogen lezen dat Ajax weer eens gewonnen heeft, van koploper PSV, en ‘s avonds heb ik met eigen tv-ogen kunnen zien dat Barcelona te sterk is voor ploegen als Villarreal: een reguliere 0-2 is de eindstand, met doelpunten van Suarez en Messi.
Vergeet niet je taai taai op te eten, hoe taai hij ook is. En kijk alvast eens op zolder of in het berghok of je niet een paar nieuwe drie koningen moet aanschaffen voor bij de stal. Vooral Baltasar is zijn kleur aan het verliezen, vrees ik. Ik wens jullie een prettige voortzetting van de donkere dagen voor Kerstmis. Na deze, mijn verlengde briefperiode mogen jullie mijn volgende schrijfsel a.s. vrijdag 15 december alweer tegemoet zien. Tot ziens maar weer, hasta luego, francotirador Pablocito.

BOEKENBIJLAGE

Is Ruth Rendell de “First Lady Of Crime”? Volgens de kenners maakt ze in ieder geval in de jaren zeventig aanspraak op die titel. Van haar zijn echt legio boeken verschenen; ik lees deze keer “Shake hands for ever” uit 1975. De titel van het moordboek is uit een gedicht: “Shake hands for ever, cancel all our vows. And if we meet at any time again, be it not seen in either of our brows that we one jot of former love retain.” In goed Nederlands: vrijheid is beter dan liefde proeven. Het verhaal speelt ergens in Sussex en in Londen.
Angela, de tweede vrouw van Bob Hathall, wordt dood aangetroffen in haar slaapkamer. Ze zou gewurgd zijn met een halsketting in de vorm van een slang. Niet alleen Bob is daarvan getuige, ook zijn moeder (die meer op heeft met Bob’s ex-vrouw Eileen). Hoofdinspecteur Reg Wexford en inspecteur Mike Burden gaan op zoek naar de moordenaar en komen – op hun gevoel – uit bij de echtgenoot, Bob dus. Bewijzen dat hij het gedaan heeft, met hulp van alweer een nieuwe vriendin, is veel moeilijker. Ook Reg’s neef, de hoge politieman Howard Fortune, gaat zich ermee bemoeien. Terzijde kom ik hun collega Brock Lorat tegen die op zoek is naar het lijk van Morag Grey. Andere deelnemers aan het moordverhaal zijn o.a. de bloedmooie Nancy Lake en de baas van een fabriekje waar plastic poppen in elkaar gezet worden. Heeft kennis van het Gaelic er iets mee te maken en van wie is het litteken op een vinger, waarvan de afdruk in de badkamer staat?
Als tussendoortje vertel ik jullie over een apart drankje. Wat is een Demon King? Het is een klein glas Guinness met daarin twee glazen Pernod.
Als fanatieke lezer van het boek denk ik heel lang dat Ruth Rendell mij en ook de politie, Reg Wexford voorop, compleet op het verkeerde been zet met “Shake hands for ever”. Heeft Bob Hathall wel iets met de moord van doen? Of vallen de stukjes van de puzzel vlak voor Kerstmis toch allemaal op hun plaats? Voor het inderdaad spannende verhaal geef ik Ruth Rendell een volle 8 als recensiecijfer en kom er daarmee niet onderuit om nog veel meer van haar te gaan lezen.

Ik kan nog een tweede boek op de gelezen stapel leggen, van schrijver Iain Pears. Hij is van zijn vak kunsthistoricus en woont in het Engelse Oxford. Beroemdheid wordt zijn deel vanwege zijn boek “An instance of the fingerprint”, dat eenzelfde verhaal vertelt door de bril van vier personen. Dat moeten jullie sowieso eens lezen! Ik ken hem ook van moordverhalen rond oude schilderijen. “The Last Judgement” uit 1993 had ik nog niet gelezen, maar dat heb ik de afgelopen dagen goedgemaakt. Het speelt vooral in wereldsteden zoals Rome, Parijs en Londen.
Hoofdonderzoekers zijn (ook) deze keer de Engelse kunstmakelaar Jonathan Argyll en zijn Romeinse vriendin Flavia di Stefano. Jonathan wordt gevraagd om een niet al te hoogwaardig schilderij vanuit Parijs naar Rome te brengen en af te leveren bij ene Arthur Muller. Het schilderij is uit 1787 en van Jean Floret: ‘The judgement and death of Socrates” (vertaalde Engelse titel). Het maakt deel uit van een viertal “last judgements”, de andere zijn met Jezus, Alexander en Salomon. Onderweg in de trein naar Rome wordt Jonathan bijna van het schilderij beroofd en in Rome blijkt dezelfde Muller er na er een eerste blik op geworpen te hebben, al geen belangstelling meer voor te hebben. Dan wordt dezelfde Muller vermoord en even later ook nog de Zwitserse Ellman, voorheen in WO2 als Duitser actief in Parijs. Er komt nu een best ingewikkeld spel op het bord dat van doen heeft met de ondergang van een verzetsgroep in Parijs in 1943, met o.a. Jean Rouxel en Henriette Richards, voorheen Hartung. Haar man destijds, Jules Hartung, die de vader van Arthur Muller zou zijn, zou de groep hebben aangegeven bij de Duitse overheid. Jules Hartung hangt zich op in 1948, in afwachting van zijn proces. Aan de Franse kant noem ik hier verder galeriehouder Jacques Delorme, Flavia’s collega Jean Janet, ministerieel ambtenaar Gérard Montaillou en kunstzwendelaar Jean-Luc Besson. Vooral Flavia di Stefano weet deze keer de puntjes op de i te zetten.
Ik heb iets met Iain Pears, mag ik misschien? De kaft van “The Last Judgement” (met de zelfmoord van Socrates) vind ik bovenmatig mooi. Ook de daarop volgende 340 leesbladzijden zijn m.i. zonder onderbreking spannend, van het begin tot het bijzondere einde toe. Ik kom er niet onderuit; ook voor “The Last Judgement” heb ik als recensiecijfer een 8 over, met een griffel.